F inggzrata Mededeelingen „Mij is de wrake". HAARLEM Baden. GIFTEN. INGEZONDEN. a 60 cents per regel. B A A R_ E D LANDBOUW EN VISSCHERIJ. SERIEWERK.: KUNST EN KENNIS. SPORT EM SPEL. WATERSPORT. SEBHEMSB KIEUWS. HAMDEL EN NIJVERHEID. 1 EEN' DANKBETUIGING VAN DUITSCHE OUDERS. Op 7 Juli 1.1. hebben wij het vertreek gemeld \:in 25 Duitsche kinderen, die weer naar hun i leini.il" terugkeerden. Onze stadgenoot, Notaris van Cranenburgh, r nitvirrg van den ..landrat" van Neuss de vol ronde dankbetuiging, die wij met genoegen afdrukken, om de respectievelijke pleeg ouders te laten zien, hoezeer hun mceitcvolle zorgen cp prijs gesteld worden: „Groote vreugde, aldus de brief, heerschte t, toen de electrische tram met de uit Haar- cm lerugkeerende kinderen aankwam. De •loeders weenden van vreugde, dat zij hunne jirvetiingen zoo bloeiend weerzagen. De kinde ren hadden die lange, bezwaarlijke reis, on danks de groole hitler goed doorgemaakt. De ouders der kinderen zijn vol van dankbaar heid, en liet is mij een groote vreugc dezen dank aan U. hoogvereerde Heer van Cranen burgh, over te brengen. Ik voel mij gedrongen li nogmaals voor alles wat U in zoo'n on baatzuchtige en zelfopofferende wij ze voor onze kinderen gedaan heeft een oprecht ,.Go.:l vrrgdde het U" toe te zeggen. Ook verzoek ik nl degenen, die zich voor dit „menschen- freundUchen werke" hebben opgeofferd en medegeholpen, in het hijzonder ook die fami- iirs. die onze kinderen in dezen liefde vol verzorgd hebben, onzen hartelijken dank over te brengen. Voor ons is het op bet oogenblik zoo'n zware tijd, dat het ons een weldoend gevoel verschaft, zulke offer- vaordige mensehen te kennen, die wars van politiek en eigenbelang, alleen harls- en B'.enschelijkheidsgevoel kennen. (v.-.g.) HaUER, Landraad san Neuss. F AMILI EVER M E ERDERING. De dierenfamilie in den Hertenkamp is F' iangrijk uitgebreid. Zij is vermeerderd met drie jonge herten, drie jorge kalkoenen, en, twee jonge pauwen. De jonge herten vooral trekken door hun vlugge sprongen veel belangstelling. In de afgcloopen week zijn in het Dou- rnebadhuis aan den Koutfenhorn 327, in dal aan den Schotersingel 780, enaan het Lei li ve lie plein 580 baden genomen. Van N. N. te Lisse: f 2.50 voor de iVeensche en 2.50 voor de Duitsche Pries ters. TAPVERBOD Woensdag heeft de Raad met 1513 slem- men aangenomen een mol ie, die was in gediend door de heeren Reinalda. Poppe. De Rraal. Cnstricu en mevr. MaarschalkKomin en ais volst luidt: De Raad. gehoord de besprekingen, spreekt de wensclielijkheid uit dat op de(en) dag (en) waarop het 25-jarig Rcgeeringsjubileum van H. M. de Koningin feestelijk zal worden ge vierd. de verkoop en aanbieding van sterke wel. Dat is echter niet geheel juist. Tot voor eenige maanden werden inderdaad verorde ningen, zooals thans door den gemeenteraad van Haarlem zal worden vastgesteld (waar bij een tapverbod wordt ingesteld, maar de cafe's en andere verlofslokaliteiten geopend blijven) door de Kroon als in strijd met de Drankwet, die alleen spreekt van het sluiten van lokaliteiten, vernietigd. Sindsdien is echter door ons hoogste rechtscollege, den Hoogen Raad, de rechtsgeldigheid van der gelijke gemeentelijke verordeningen vastge steld. Door den Hoogen Raad worden zij dus erkend. Waar dit het geval is, wordt vermoed, dat ook de Raad van State zich voortaan wel zal neerleggen bij deze opvat tingen en dergelijke verordeningen niet zal vernietigen. TENTOONSTELLING VAN WERKEN DOOR G. H. VAN STEENWIJK IN F. H. SMITS KUNSTHANDEL. Op tentoonstellingen van K. Z. O. D. en elders, zagen wij meermalen eenig werk van dezen, nog jongen kunstenaar. Waren het veelal aquarellen, teekeningen of etsen, de 1001-nachtvertellingen, ook sprak zijn fantasie zich uit in voorstellingen van sprook- jesachtigen aard. Oostersche pracht van bouwwerken, kleedij en natuur bezitten blijk baar voor Van Steenwijk een bijzondere bekoring. Hij heeft ze nooit in werkelijkheid aanschouwd en bedoelt ook niet de werke lijkheid te geven. Dat hij zich, bijv. wat de architectuur betreft, vrijheden veroorlooft, is in dit soort werk dan ook verklaarbaar en van weinig belang. De tentoonstelling wordt voor een groot deel gevormd door teekeningen, bedoeld als illustraties voor de „Rubaiyat of Omar Khayyam" en andere Oostersche vertellin gen. Van Steenwijk is hier dus in zijn ele ment en al blijkt het, dat zijn kunnen nog onvoldoende is (hoe kan het haast anders op zijn leeftijd), toch heeft hij wel ver dienstelijk werk geleverd. Door hun decora tief karakter en vaak mooie kleurcombinaties weten deze teekeningen ons te bekoren. We hebben waardeering voor de vindingrijkheid van den maker en voor zijn gemak en durf in zake compositie. De ruime aanwending van zwart, als vlak en contour, geeft aan dit werk dfe kracht, verhoogt den gloed der kleuren en schenkt het vaak het aanzien van gebrandschilderd glas in lood met den rijk dom, die daaraan eigen is. En toch, wanneer de eerste bewondering voorbij is, bemerken we, dat het werk van Van Steenwijk voor namelijk op effect berekend is en maar zel den een diepere beschouwing kan verdragen. Hij is niet geheel vrij te pleiten van ver- waarloozing van détails en zijn tekort aan teekenvaardigheid, wat betreft het figuur, zit hem in den weg. Waar hij talent heeft, lijkt het ons echter een kwestie van tijd en ernstig studeeren om deze tekortkomingen te overwinnen. Het is jammer voor Van Steenwijk, dat een Edmond Dulac hem is voorgegaan, anders had zijn genre wellicht een toekomst, nu vreezen we, dat hij het nog wel eens in een andere richting zal moe- tan zoeken. Vermelden we nog, dat we een verdienstelijk zelfportret van hem zagen en een paar fijne etsjes, die van een gevoelige en luchtige bedrevenheid in het hanteeren der etsnaald getuigen. Ons lijkt het werk van dezen kunstenaar niet zonder belofte en reeds nu van zooveel belang, dat het \ïlcr aandacht waardig is. M. v. d. W. PERSONALIA. Den heer Bern. J. Veldhuis is met ingang van 1 Augustus op zijn verzoeik, eervol ont- skig verleend, als directeur der N. V. Druk kerij voorheen de Erven Loosjes. Op de al- gemeene vergadering is de heer Veldhuis be noemd lot commissaris der Vennootschap. Tot directeur is met ingang van 1 Augus tus benoemd d'e heer Mr. A. M. Bos P.Azn. Voor het examen Mereurius Boekhouden raagde o.m. onze stadgenoot de heer J. C. Ronde, candidaat van den heer C. C. G. J. Ilezemans, leeraar alhier. FONDS „UITKEERING BIJ OVERLIJDEN" Donderdag 26 Juli hield het Fonds Uil- keering bij Overlijden", instelling van de Hanze in het Bisdom Haarlem, zijn 13e jaar vergadering te Haarlem in het Hanzegebouw. Van deze gelegenheid werd gebruik ge maakt om tevens od bescheiden wijze de 1 'herdenking te vieren van het 12-jarig be staan van het Fonds. Nadat des morgens door den Geest. Ad viseur der afd. Haarlem. Rector Kok, aan het Gilde-Altaar van de Hanze in de Ka thedraal de H. Mis was opgedragen tot in tentie van de overleden en levende leden van het fonds, werd des middags de offacieele jaarvergadering gehouden, onder presidium van den heer G. de Wolf. Het Hoofdbestuur van de Hanze, zoomede verschillende instellingen, hadden zich doen vertegenwoordigen of gelukwenschen gezon den. Naar aanleiding van een schrijven der fondsleden tc Delft, vestigde de voorzitter er nog eens nadrukkelijk de aandacht op, dat het bestuur bij het volledig it: werking tre den der Levensverzekeringswet de noodige maatregelen zal treffen, om aan de door de wet gevorderde formaliteiten te voldoen, en geenszins voornemens is het beheer van het fonds aan anderen over te dragen. Het be stuur heeft zelfs in beginsel besiolen, plan nen in studie te nemen tot stichting van een ovcr'ijdensfonds voor de kinderen van de Hanzeleden. waarover het in een volgende vergadering uitgebreider mcdedeelingen hoopt te kunnen doen. De vergadering kon volledige goedkeuring hechten aan de jaarverslagen van secretaris en penningmeester, waaruit o.a. bleek, dat in het afgeloopen jaar wederom zestig leden tot het fonds waren toegetreden, zoodat het ledental vermeerderde tot 1198. Verder dat dit jaar aan de reserve weder een bedrag van f 11.000 kon worden toegevoegd, waar door deze gestegen is tot 65.400. Commissarissen hadden maandelijks boe ken en bescheiden gecontroleerd en brach ten ter vergadering een onverdeeld gunstig rapport uit. Over de belegging van de reserve werden uit de vergadering eenige adviezen gegeven, welke liet bestuur verklaarde in overweging te zulleu nemen. De heer Chris. Jansen, directeur van het Centraal Hanze-Bureau, hield vervolgens de herdenkingsrede te r gelegenheid van het 12)4-jarig bestaan van liet fonds. In een geestige causerie memoreerde spr. de ver schillende sententies, welke de oprichters van het fonds hebben geleid, en toonde hij aan de hand der geschiedenis van het fonds, dat ondanks de uitbreiding en daardoor noodzakelijk geworden reorganisatie, de oor spronkelijke geest in het fonds besyoard bleef, zooclat hel nog is de mooie, charita tieve instelling die door de oprichters Is bedoeld. Hulde bracht spreker aan de mannen die het fonds hebben groot gemaakt en hun bes te zorgen daaraan besteed. Tot slot vroeg spr. eenige oogenblikken van stilte ter her denking van degenen, te wier opzichte het fonidu aan zijn doel beantwoord heeft, n.I. de 99 afgestorven leden en deelnemers. Ge zamenlijk baden de aanwezigen voor hun zielerust. De begrooting voor het nieuwe vereen!- ginigsjaar werd onveranderd goedgekeurd. De beide periodiek aftredende bestuursle den A. J. van Rest en L. van der Velde, werden met groole meerderheid van slem- men herkozen. In de vacature van commissaris werd ge kozen de heer J. H. Lembeck te Haarlem. Bij de rondvraag werden verschillende vragen gestéld, welke door den voorzitter lot voldoening der sprekers werden toegelicht. Nadat nog besiolen was een telegram van hulde 1c zenden aan den oprichter en eersten voorzitter van het fonds, 'dén heer Ant. Ros se te Haarlem, werd de vergadering vroeg tijdig gestolen. Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. Mijnheer de Redacteur! Naar aanleiding van het verslag „Het Regeeringsjubileum" in het verslag van het onderhoud met den secretaris van den Volks bond, voorkomende in uw blad van Vrijdag 27 Juli, zou ik gaarne hier nog het een en ander aan toevoegen. M. de R. voor spontane deelname aan een huldiging is geestdrift noodig. Nu is het zeer zeker waar dat bij een gedeelte van de bevolking eenige geest drift is; velen zijn n.I. de meening toege daan dat de afgeloopen 25 jaar, voor de bevolking in zijn algemeenheid een weldaad is geweest. En wanneer dit ook werkelijk het geval geweest ware, er zouden redenen aanwezig zijn, om op zoo'n dag openlijk te mani festeeren. Wanneer er dan ook door zeer velen een gereserveerde houding wordt aangeno men, hetwelk is af te leiden uit den ge weldigen drang die er uitgeoefend wordt door het huldigingscomité om de menschen bij elkaar te krijgen; dan teekent dit Het feit, dat niet allen de afgeloopen jaren beschouwen in hetzelfde daglicht. En wanneer men dan de uitingen én van den heer Govers én van den heer Keesen samenvat, dan zijn er vele oorzaken waarom de organisatie's een zoo algemeene huldiging als door het comité opgezet overbodig ach ten. Dat wil nu niet zeggen dat onze ver- eenigingen niet sympathiek staan tegenover enze Koningin, maar wel dat de wijze waar op de huldiging thans moet geschieden niet docr hen wordt gedeeld- Het is zeer eenvoudig voor een comité, om op te wekken, met de vaandels naar Amsterdam te trekken en daar de men schen somtijds uren te laten staan, blootge steld aan felle hitte of harde regenbuien maar dat paradespelen is voor velen onzer een dag van zeer groote vermoeienis en ontbering. Deze groote offers kunnen alleen ge bracht worden, wanneer er geestdrift hecrscht en M. d. R. uit de vele bespre kingen die wij over deze aangelegenheid gehoord hebben is tot ons de overtuiging gekomen dat deze er absoluut niet is. V/ij hopen ernstig, juist in verband met den eilendigen toestand waarin een groot gedeelte van ons volk verkeert, dat de komende 25 jaren voor de bevolking in zijn algemeenheid veel gunstiger mogen zijn. Door den Minister is aan de verschillende kerkgenootschappen een schrijven gericht om op dien dag dankgebeden ten hemel te zen den Mogen alle leden van den R. K. Volks bond afd. Haarlem op dien dag èn door het onthouden van die dranken die hunne men- schc.lijke waardigheid zouden kunnen ont sieren èn door een kostelijk gebed tot God smeeken, dat H. M. de Koningin de noodige kracht en voorlichting moge verkrijgen om diegenen die in Haar naam regeeren, te inspireeren op dat zij aan het volk in zijn algemeenheid een gelukkige toekomst moge geven. Dan is mijn vaste overtuiging, dat bij een volgend jubileum de geestdrift meer aan wezig zal zijn dan thans het geval is. J. PH. H. CASTRICUM, Voorzitter R. K. Volksbond. Naschrift. Het wil ons voorkomen, dat de leiders der publieke meening, dus ook onzer organisaties beter doen, wanneer zij in dezen tijd den nadruk leggen op de ellendige tijdsomstandigheden, op den economischen chaos, welke buiten onze grenzen heerscht, op de verschrikkingen, die elders door den oorlog zijn geleden en daartegenover doen uitkomen de zegeningen, welke wij in Ne derland door Gods goedheid en een wijs rcgeeringsbeleid hebben mogen genieten en nog genieten. De groote massa kijkt meer naar zich zelf en den dag van heden; ziet toonen een zeer verschillend aspectsommi ge zijn geheel doorgeziekt, andere staan er be duidend gunstiger voor. Er zijn thans 73 hospitalen, 200 artsen, 100 verpleegsters, 100 hospitaalbeambten, 70 „fieldmatrons" in den Indiaanschen medischen dienst werkzaam. FABRIKAAT: A.H.J.W8JTENBURG SIGARENFABRIEK LEIDEN geen verleden en geen toekomst en is daar om spoedig geneigd tot ontevredenheid. Aan hen, die de massa voorgaan en voorlichten daarom de taak de noodzakelijke geestdrift en opgewektheid levendig te houden, zeker, wanneer er zóóveel reden tot dankbaarheid is als voor het Nederlandsche volk. Re dactie. VERZORGING DER KINDEROOGEN Een oogarts in Engeland, dr. L. Webster. Fox, geeft de volgende voorschriften voor een goede verzorging der kinderoogen. Laat niet toe, dat slapende kinderen het licht in de oogen valt. Laat niet toe, dat kinderen te lang hun oogen richten op één en hetzelfde onderwerp. Veroorloof hun niet, bij kunstlicht veel te lezen. Veroorloof hun niet, klein gedrukte boe ken te gebruiken. Veroorloof hun niet in den spoortrein te lezen. Schrijf hoofdpijn niet altijd toe aan zwakte in de spijsvertering, de oogen kunnen er aanleiding toe geven. Neem nooit brillen van reizende kooplie den, doch laat ze door een dokter voorschrij ven. Kinderen moeten voldoende beweging in de open lucht hebben, en zoo mogelijk op groene weiden of velden, omdat de kleur wel dadig is voor de oogen. Kinderen, die op tienjarigen leeftijd begin nen te lezen, zullen kinderen, die op hun zes de jaar begonnen, niet alleen inhalen, maar zelfs voor raken. VERSCHERPTE VERVOLGING VAN DE KWAKZALVERIJ. Het „Maandblad tegen de Kwakzalverij" verheugt er zich over, dat veel meer dan vroe ger rechtszaken tegen kwakzalvers voorko men. Reeds herhaalde malen hebben wij, schrijft het blad, opgemerkt,dat de hier te lan de bestaande wettelijke bepalingen tot be teugeling van de kwakzalverij onvoldoende en omslachtig zijn en niet zullen leiden tot het beoogde doel het publiek voldoende be schermen tegen de listen en lagen van geweten looze bedriegers, die de ongesteldheden van hun medeburgers aangrijpen als middel, om onder valsche belofte van genezing, eigen beurs te spekken. Dat doel, wij moeten het tot ons leedwezen bekennen, zal nooit wor den bereikt. Listig bedrog aan de eene zijde en onwetendheid of lichtgeloovigheid aan de andere zullen sterker blijken te zijn dan de meest volledige wetgeving.Desnietteminfzal, wanneer met kracht te werk wordt gegaan, het kwaad tot de kleinst mogelijke uitge breidheid kunnen worden teruggebracht en zoo'n kracht zit niet in de bepalingen die bij ons geldende zijn. Een wet tegen de kwakzalverij, niet gekoppeld aan andere wet ten, zooals tegenwoordig in hoofdzaak aan de geneeskundige wetten, waarnaar onze Vereeniging reeds ruim 40 jaar te vergeefs vraagt is een eerste vereischte, wil men het kwaad zoo goed mogelijk te keer gaan. Intusschen willen we gaarne erkennen dat, wil men de kwakzalverij bestrijden, het met de sedert 1865 bestaande wetsbepalingen toch wel mogelijk is de kwakzalvers in hun heilloos optreden te bemoeilijken, al zij het ook niet met dat succes, dat men er zoo gaar ne van zou verwachten. Er bestaan wetsbe palingen zooals gezegd, maar.zij werden gedurende geruimen tijd al zeer weinig toe gepast. Vermoedelijk was de omslachtigheid van de procedure en ook dikwijls de onze kerheid van het resultaat daarvan de oorzaak. Hierin is in den laatsten tijd aanmerkelijke verandering, noemenswaardige verbetering gekomen. Met lofwaardigen ijver wordt door de ambtenaren, belast rfiet het vervolgen van overtredingen van de desbetreffende was ti kelen, ingegrepen en menig kwakzalver kan bij monde van kantonrechter iS hoogeren rechter vernemen, dat het door hem uitge oefend beroep als een gevaar voor de samen leving wordt beschouwd. De geëischte en op gelegde straffen zullen hem zoo hij het al niet wist, overtuigd hebben, dat hij handelingen verricht, die niet te gedoogen zijn. WESPEN ALS NUTTIGE DIEREN. Over het algemeen is men het er over eens dat wespen zeer prikkelbare en kwaad aardige diertjes zijn toch spelen zij in de natuur soms nog een zeer nuttige rol. Velen zullen ongetwijfeld wel eens hebben opge merkt, dat soms een heele zwerm wespen zich gonzend in de nabijheid van koeien ophoudt. Bij nadere beschouwing zal blij ken, dat zij zich bezig houden met het vangen van vliegen. Even snel als haviken op vo gels, vallen de wespen op de vliegen neer, zoodra als zij zich op een uitgezocht plekje van de koe zich gaan neerzetten. Witte koeien trekken de meeste aandacht, omdat de vliegen terstond op de huid zichtbaar zijn. Als een wesp 'n vlieg vangt, bijt zij haar onmiddellijk de vleugels af, of soms een paar pooten of den kop. Natuuronderzoekers zagen soms wespen met een vlieg beladen reeds naar een andere jagen zonder de eerste los te laten en dan met beide weg vliegen. De heer Barrington verhaalde, dat hij groo te zwermen van wespen zag welke aanhou dend vliegen wegvoerden, waarschijnlijk tot voedsel voor hun larven. In ongeveer 20 minuten werden naar schatting 3 a 400 vliegen weggevangen op twee koeien, Ook is het be kend dat wespen op vlinders jagen. Kool witjes bijv. worden door een wesp aangeval len en op den grond geworpen, daar worden zij van hun vleugels ontdaan en weggevoerd. TUBERCULOSE ONDER DE INDIA NEN VAN NOORD-AMERIKA. Het „Journ. Amer Med. Ass." bevat het rapport eener commissie, die in 1921 werd ingesteld om een onderzoek in te stellen naar het voorkomen van tuberculose onder de In dianen van Noord-Amerika. Hieruit blijkt de hooge sterfte dezer roode volksstammen aan de „bleeke pest." Het hoogste sterfte cijfer kwam voor in 1913 en wel 32.24 per 1000. In 1920 was het geleidelijk gedaald tot 22.33 per 1000. Vroeger waren de Roodhui den minder onderhevig aan tuberculose dan de blanke rassen, doch thans is de verhouding omgekeerd. De verschillende stammen ver- DE TOESTAND IN HET HARING- VISSCHER1JBEDRIJF. Docr de Reedersvereeniging voor de Neder- Jand-che Haringvisscherij zal a.s. Vrijdag in Den Haag een vergadering worden gehouden van haringreeders in de verschillende vis- scherijplaalsen, in verband met den ernstigen toestand in het haringvis,scherijbedrijf als gc.- volg van dé ongekend lage prijzen, die den taatsten lijd voor het artikel gelden, waar door het bedrijf slechts onder groote ver- Hezen kan worden uitgeoefend. INVOER VAN AARDAPPELEN, TOMATEN EN EIERPLANTEN IN BELGIë. De directeur-generaal van den landbouw brengt het volgende ter kennis- Bij ministerieel besluit van 30 Juni j.l. is bepaald, dat de invoer in België van aardap pelen of aardappelplanten cn van vruchten of andere deelen van tomaten- en eierplanten slechts is toegestaan, indien de zendingen vergezeld zijn van eene verklaring van den plantenzieklenkunchigen dienst van het invoe rend land, waaruit blijkt, dat die voortbreng selen afkomstig zijn uit een niet door Colo radokevers aangetast gewest. SNELHEIDSWEDSTRIJDEN K. N. M. C. De Kon. Ned. Motorbootclub zal op Zondag 12 Augustus a.s. snelheidswedstrij den houden op de Westeinder Plas bij Aalsmeer. Behalve de wedstrijd om net kampioenschap van Nederland zal er zijn een snelheidswedstrijd met voorgift voor open booten en een wedstrijd met voorgift voor 12-voets-jollen met buitenboord.moto- ren. De inschrijving voor deze wedstrijden sluit 8 Augustus. R. D. Z. H. D. Z. en P. C. 52. In de eerste klasse van de competitie van den Ned. Zwembond heeft R. D. Z. Vrij- dagavand in het Zwarte Plasje te Hille- gersberg tegen H. D. Z. en P. C. een wed strijd gespeeld. De Rotterdamsche dames gaan onmiddellijk tot den aanval over, maar het gewenschte resultaat blijft voor alsnog uit, doordat enkele goede kansen ongebruikt gelaten worden, en voorts om dat mej. Van Leeuwen uitstekend haar doel verdedigt. Wij krijgen een doorbraak van de Haagsche dames te noteeren. waaruit mej. Stam een fraai doelpunt maakt. De voor sprong van de gasten is echter van korten duur, want weldra geeft mej. Klapwijk den bal goed over aan mej. Bikkers, die den stand op gelijken voet brengt, In de tweede helft zorgt R. D. Z. onmid dellijk voor een goeden voorsprong, door dat ze 2 maal doelpunt. Toch laat de H.D.Z. en P. C. den moed niet zakken. Zij slaagt er dan ook in wederom een tegenp'unt te ma ken. De gelijkmaker, waarvoor de Haagsche dames hard strijden, blijft echter uit. Mej. Treffers maakt aan alle onzekerheid een einde door 2 maal het vijandelijk doel te doorboren. DE INBREKER IN DE SLAAPKAMER. Een inbreker die blijkbaar niet gauw te vreden is, heeft Vrijdagnacht den Utrecht- schen Weg (Klompweg) zoowel in de ge meente Weesp als Weesperkarspel, tot ope ratiebasis gekozen. De man we zullen hem gemakshalve X noemen, vertelt de Tel.; hij is trouwens nog een onbekende voor de po litie, die ijverig naar hem speurt, begon met een raampje te verwijderen van de wo ning van den houtzaagmolenaar, den heer G. J. Vorssclman, aan bovengenoemden weg wonende, hetgeen hem pas gelukte nadat hij den stijl van het raam doorboord had. Zoo wist hij door inklimming binnenshuis te ko nen, alwaar hij zich een portefeuille, inhou dende eenig bankpapier en een portemon- naie, eveneens met eenig geld toeeigende, met een gezamenlijken inhoud van circa 200. De heer V., die om 1 uur 's nachts nog in verband met het zware onweder was op gestaan en voor het raam had gestaan, ont dekte de inbraak eerst hedenochtend vroeg, toen hij onmiddellijk de Weesperpolitie met het geval in kennis stelde. De inbreker was blijkbaar met zijn buit nog niet tevreden; hij was nu toch eenmaal op den Utrechtschen Weg, en ging daarom een eind verder, op Weesperkarspelsch grondgebied, even aan bij den heer B. Pronk, waar hij het raam van de gelijkvloers gele gen slaapkamer gemakkelijk kon openschui ven. Van het daardoor veroorzaakte knar sende geluid werd de heer P. wakker; op hetzelfde oogenblik liet X. het licht van een zaklantaarn in de kamer spelen. De heer Pr. riep daarop; „Wat moet dat?," waarop X. ijlings de vlucht nam. De heer Pr. sprong onmiddellijk het bed uit en wekte zijn zoons, doch intusschen had X. een goed heenkomen gezocht en bracht even later een bezoek aan der. heer A. Griffioen, eveneens aan den Utrechtschen Weg wonende. Bij dezen ging X nog brutaler t£ werk. Na door openschuiving van een der vensters bin nengekomen te zijn, ging X. een smalle trap op en betrad de kleine slaapkamer, waar het echtpaar Griffioen rustig sliep. X, trok de lade van den waschtafel open, doch daardoor ontwaakte het echtpaar. De man aan de waschtafel achtte toen het oogenblik geko men, om de inventarisatie van de waschtafel- lade niet voort te zetten, maar beenen te maken. Hij rende dc trap af, kwam half te vallen, waardoor een gouden horloge, dat hij nog kans gezien had weg te kapen, tegen de trap stootte en beschadigd werd. Toen de heer G, een minuut later beneden kwam, vond hij de stukken glas en ketting op de trap liggen; het horloge werd bij de voordeur teruggevonden. Overigens werd niets anders vermist dan een z.g. Japansch zakdoekendoosje, dat met ansichten gevuld was. De politie is den geheelen dag in de weer geweest, om den inbreker op te sporen, tot nu toe zonder resultaat. asn stroo, is rlczer dagen te Delfzijl aange komen 1.200.000 K.G. geperst stroo uit Zwe den, om door onze carlonfabrieken verwerkt te worden. Een tweede zending is onderweg. STROO-AANVOER. Terwijl in Groningerland de stroo-carion- f«Krieken stil worden gezet wegens gebrek Diep over de oude zware eikenhouten tafel gebogen, zit Matthijs, de eigenaar van den Esschenhof, met het hoofd op zijn han den geleund, in diep nadenken verzonken, terwijl zijn heldere oogen onafgebroken op een groot schrijven gericht zijn, dat voor hem op tafel ligt. Eindelijk heft hij zijn hoofd op en kijkt hij naar de boerin, die als verpletterd in een leuningstoe! bij de kachel haar rozen krans door haar verdorde vingers laat glijden. Zoo vaak de boer haar aankijkt, worden de rimpels op zijn door de zon verbrand voorhoofd dieper, en eindelijk slaat hij met zijn zware vuist op tafel, zoodat kopjes en schoteltjes op het koffieblad rinkelen en de tranen der boerin vlugger, schier zonder ophouden op haar schoot beginnen te vloeien. „De drommel moge dien schoft bij levenden lijve halen!" gooit de boer er eindelijk uit, terwijl hij de eenvoudige kamer met dreunende stappen op en neer gaat. „Hier heeft Koen voor me gestaan, hier op deze tafel heeft hij mij de vijfhonderd gul den voorgeteld en nu zouden het er vijf duizend zijn! Bij God,, ik kan het bij de zaligheid mijner ziel bezweren, het waren vijhonderd guldenen geen cent meer!" „Je moet niet zweren, Frans!" ver maant de boerin zachtjes, „Hij heeft toch voor de schepenrechtbank onder eede ver klaard, dat het er vijfduizend waren en het staat toch ook op het papier. Hoe zou dat dan allemaal valsch kunnen zijn? Zijn het er dan beslist maar vijfhonderd geweest?" „Wel allemachtig!" bulderde de boer, doch een blik op de gebroken gestalte zijner vrouw doet hem verstommen. Hij zet zich kalm op de bank bij de kachel neder en neemt hare verdorde han den in de zijne. „Vrouw," begint hij zachtjes en be daard, „ik herinner me het nog zoo goed, alsof het pas gisteren gebeurd was. Je was destijds doodziek en ik had onze kleine juist in de kamer hierboven gebracht. De goede God had het engeltje tot Zich geno men in den hemel, 's Morgens had ik al met Koenraad gesproken over de verlegen heid, waarin ik verkeerde, want ik moest geld hebben voor de begrafenis van het kind en de dokter en apotheker moesten toch ook betaald worden en ik had geen cent meer in huis. Bovendien verviel bin nen acht dagen de interest van de oude schuld, die nog op de hoeve rustte. Ik bracht dus driehonderd gulden naar de stad, toen je weer beter was en de rest werd door de andere uitgaven verslonden. Tot dusverre heb ik dat altijd voor je verzwegen, daar ik die zorgen alleen wilde dragen, maar nu moet je het toch weten. De rechtbank heelt ten mijnen nadeele beslist en de val sche schuldbekentenis op Koen's eed voor echt erkend. Doch die eed was een mein eed!" Terwijl hij zijn hand op de rozenkrans zijner vrouw legde, verzekerde hij op het kruisje van den goeden dood, dat er aan hing: „Moeder, je kunt den vader van je kinderen gerust gelooven; vijfhonderd gul den heb ik buiten je weten gehuurd; geen vijfduizend." „Ik geloof je Frans," zeide de vrouw eenvoudig. „Van nu aan moeten we ons dubbel inspannen, om zoo'n groote schuld nog tijdens ons leven te kunnen afbetalen en tevens ijverig voor den ongelukkige bid den, die zich uit hebzucht liet verleiden om een valschen eed te doen! „Neen, dat kan ik niet!" zei de boer ernstig. „Voor zoo'n schoelje kan ik on mogelijk bidden; daarvoor zijn de gevolgen zijner daad veel te bezwarend voor ons. De boerin keek hem bezorgd aan. „Ja zeker," ging Matthijs voort, „de gevolgen daarvan zijn veel ernstiger dan je inziet. Onze hoeve kan zoo'n groote som, plus de schuld, die er nu nog op rust, on mogelijk opbrengen. Dat gaat nu eenmaal niet, al zouden we dan ook dag en nacht wer ken en niets anders dan water en brood nuttigen. Zooals de zaken nu staan, moeten we uit ons huis vandaan en het geboorte huis van mijn vader en grootvader eenvou dig prijs geven". De boer bedekte zijn gelaat met de han den; hij was al te z^er ontdaan en snikte als een kind. „Moeten we vandaag of morgen al weg?" vroeg de boerin met bevende stem. Een dof gesteun was het eenige antwoord en krachteloos viel de uitgeputte man naast den leuningstoel neer op zijn knieën. Het was doodstil in het vertrek. Met haar heldhaftige ziel bad de boerin zachtjes om kracht voor zich zelve en voor dengene, die naast haar knielde. „Frans," zeide zij zachtjes na een poosje, „als het dan toch zoo moet zijn is het vast en zeker Gods wil geweest. Hij weet waarom Hij ons dat leed laat over komen. Als knecht kan je overal je kost verdienen voor je zeiven en voor mij en de kinderen zijn gezond en sterk. Met Gods hulp zullen die ook wel hun weg door het leven vinden. Doch voor alles moeten we allebei dengene vergiffenis schenken, die ons door zijn valschen eed al dat ongeluk berokkend heeft en moeten we voor hem bidden. Laten we een vuri^ gebed voor hem storten. Kom Frans," smeekte de boerin, „laten we samen de handen vouwen en voor hem bidden." Doch de boer keek niet op. Bijna ruw antwoordde hij: „Ga weg! laat me met rust! Ik zou zoo'n vervalscher en meineedige moeten vergeven en dan nog voor hem moeten bid den op den koop toe, voor hem, die mij op eene lage manier van mijne hoeve ver- 'aaf5t'" e Waren het engelenwoorden, die nu 'n het stille tweegesprek aan de lippen der een voudige vrouw ontvloeiden en die opgetee- kend staan in het boek des levens? Na geruimen tijd vnden we de echtgenoo- ten in gemeenschappelijk gebed vereenigd, „De Heer heeft gegeven, de Heer heeft ge nomen, de Naam des Heeren zij gezegend", sprak de boerin en de boer bad trouw na, of knikte althans toestemmend met zijn hoofd, toen beiden in het Onze Vader aan de woorden kwamen: „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren." 's Avonds laat gaat de daglooner Matthijs na afloop van zijn dagtaak, eenzaam door het donkere woud. Zijn haar is grijs geworden en zijn rug is gekromd onder den last der jaren en van den arbeid. De dag was zwoel en heet en nu strijkt de avondwind zachtjes door de boometi. Uitgeput zet de vermoeide wandelaar zich op een boomstronk dicht bij den weg. Het duurt niet lang, of de laatste twintig jaar trekken aan zijn geestesoog voorbij. Het komt hem voor alsof het pas gisteren gebeurd is, dat de Esschenhoeve, de dier bare woonplaats van hem en de zijnen, onder den hamer kwam en Koen, de mein eedige schriftvervalscher, deze in eigendom kreeg. Toen betrok Matthijs met zijn vrouw en kinderen de kleinste hut van het dorp, of schoon hij voor zich liever in den vreemde was gegaan, Doch met het oog op zijn trouwe echtgenoofe, die ziek en zwak <o», en haar woonplaats niet gaarne wilde ver laten, besloot hij telkens opnieuw daar tf blijven. Wel kostte het hem, die nu daglooner geworden was, menigen harden strijd, menige overwinning op zichzelven, als hij om werk moest smeeken bij degenen, die vroeger zijn gelijken waren, Dikwijls stond hij op het punt den moed te verliezen, doch de weldadige invloed zijner vrouw, die zeer vroom was, te, zamen met zijn eigen gods vrucht en deugd, deden hem staande blijven, door steeds de gedachte voor oogen te houden, dat als met Gods wijze toelating I geschiedde en dat het blijkbaar aldus Zijn wil is. Nu had hij reeds lang zijn trouwe levens gezellin begraven, doch de kinderen waren goed geplaatst en verdienden een redelijk en eerlijk stuk brood in de wereld. Dankbaar dacht hij aan al de vreugde, die God hem, ondanks alle moelijkheden, hac' doen smaken in zijn gezin: buitendien hac zijn gezin niet geleden, al was dan ook vaak, vooral bij wintertijd schraalhans keu kenmeester geweest. Zijn morgen- en avondgebed besloot steeds met een bede tot God voor de be- keering van hem, door wien hij uit huis en hof verdreven was. „God weet, waarom hij het zoo schikte," zeide hij vaak, terwijl hij zijn blik hemelwaarts sloeg. „Wie weet of de kinde ren het wel zoo ver gebracht zouden heb ben, zoo we op Esschenhoeve geblgver waren, in plaats van naar die nederige hui te verhuizen. En terwijl Matthijs' gedachten zoo met het verleden en het tegenwoordige bezig waren, kwamen twee jonge kerels den weg opgewandeld, zonder dat ze hem van wege de duisternis zagen zitten. „Vannacht zal die Koen, die oude gierigaard, nog wel eens aan ons denken!' hoorde Matthijs den eenen zeggen. „Als we eerst maar dien rooden haan op zijn dak hebben doen kraaien en het aan alle vier de hoeken tegelijk brandt, zal hij tussche/ zijn geldkisten kunnen stikken Beiden lachten ruw weg. „De moeite van het biusschen kunnen ze wel sparen!" voegde de ander er op lichtzinnigen toon aan toe; alles is uitste kend en met de grootste zorgvuldigheid voorbereid. Ook heb ik geen petroleum ge spaard om hout en stroo maar gauw aan 't branden te krijgen...." „Best!" antwoordde zijn gezet. „Aan den zoom van het bosch zullen we den nacht afwachten en morgen zijn we er van door. Met deze woorden dropgen de kamera den dieper 't bosch in, zoodat hun laatste woorden in de verte verloren gingen. Doch de onvrijwillige toehoorder hac genoeg vernomen. Zijn haren rezen ten berge van schrik, doch hij begreep terstond, dat bet zijn plient was zoo vlug mogelijk te handelen. Hi1 dacht er ternauwernood aan dat de be dreigde zijn vijand was en dat hij nu ge makkelijk zich wreken kon; daarvoor had hij in 't verleden te dikwijls met zijn ge liefde doode het woord der H. Schrift be sproken: „Mij is de wrake, zegt de Heer.' Reeds na enkele uren waren de brand stichters gevangen genomen. Daarna ging Matthijs met vaste schrecjfer op zijn voormalige hoeve toe. Hij trof er onmiddellijk den boer aan, die hem uit zijn stal tegemoet kwam. Kort en zakelijk deelde de daglooner hem zijne waarschuwing mede. In het begin luisterde de eigenaar der hoeve naar hem, zonder geloof te slaan aan hetgeen hij zeide, doch toen een onmiddel lijk ingesteld onderzoek de waarheid daar van bevestigde, sprak de boer niet zonder verlegenheid. „Waarachtig, Matthijs, dat heb ik niet aan je verdiend. Als de twee schurken hun voornemen ten uitvoer hadden kunnen brengen, zonder dat ik er het leven b.v ingeschoten had, zou ik toch armer geweest zijn dan de armste daglooner van het gan- sche dorp; want ik heb al mijn geld bover op een kamer liggen en ik ben ook niet tegen brandschade verzekerd. Het ging me te zeer aan mijn hart, dat ik dat geld ieder jaar aan de brandassurantie zou moeter betalen." „Dat wist ik maar al te goed en daar om ben ik dubbel blij, dat ik ie heb kun- nen waarschuwen," zei Matthijs zoo kaltr mogelijk ten antwoord. Daarna keerde ni. zich om, om heen te gaan. „Wacht nog een oogenblik! sprak de boer aarzelend „Ik wil het goed mqt je maken," en met deze woorden greep hij in zijn zak. „Houdt je geld maar, Koen; met om een aardsch loon ben ik naar ie toegeko men en heb ik je gewaarschuwd. Trots aller wat je me aangedaan hebt, ben ie toch mijn naaste, dien ik volgens Gods bevel moet liefhebben gelijk mij-zelven. Wanneer je me echter een genoegen wilt doen, denk dan eens na over je verleden en breng ic re kening in orde met den goeden God; wc zijn middelerwijl oud en grijs geworden. Ik deed vandaag slechts mijn plicht tegenover jou; doe jij nu ook jouw plicht tegenover God." Daarna verliet Matthijs de hoeve, als had hij de eenvoudigste en natuurlijkste zaak te/ wereld gedaan. Sindsdien had er bij Koen een groo__ verandering plaats gegrepen en wat in geen tientallen van jaren gebeurd was, was nu 't geval; hij had den weg naar de pastorie en naar de kerk teruggevonden. Eenige maanden later bracht een gebeur tenis groote opschudding onder de dorpsbe woners tc weeg. Boer Koen stond uit eigen vrije beweging de Esschenhoeve af aan den oudsten zoon van den vroegeren bezitter. Waarom en op welke manier, wisten de menschen niet. Wel mompelde men even en uitte men vermoe dens, doch niemand kon iets met zekerheid zeggen. De oude Matthijs bleef echter evenals voordien in zijn nederige hut wonen tot aan zijn sterfuur toe. „Hier heb ik den vrede gevonden, var hier wil ik ook in vrede scheiden als mijn laatste uurtje slaat! had hij zijn kinderen ten antwoord gegeven, toen deze er^bij hem op aandrongen, dat hij bij hen op esschen hoeve zijn intrek zou nemen. Zijn edele liefde jegens zijn vijand en zijn onwrikbare overgeving aan Gods H. Vi il hadden hem reeds hier op aarde hun loon meegebracht. Het geheim echter, hoe hi, met zijn vpand gehandeld had, wilde hij toi op zijn sterfbed bewaren. Tot dien tijd mocht het alleen aan God en aan hem zeiven bekend zijn, aan God, Die hem de genade geschonken had van zijn wraakplan af te zien en Die in zijn plaats wraak geoefend had. Zoo was het ook voor allen het beste ge weest. („Tijd. Heb bet uitstakendste san te bieden dat iemand wenschen kan, boe zal de wereld het weten, indien gij niet adverteert. JOHN P. ROCKEFELLER. a—on—k—ar De Heer en Mevrouw RIKKERS-PROOT geven met blijdschap kennis van de ge boorte van hun Zoontje RENÉ 0verveen4 28 Juli 1923.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 2