F
inggzrata Mededeelingen
„Mij is de wrake".
HAARLEM
Baden.
GIFTEN.
INGEZONDEN.
a 60 cents per regel.
B A A R_
E D
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
SERIEWERK.:
KUNST EN KENNIS.
SPORT EM SPEL.
WATERSPORT.
SEBHEMSB KIEUWS.
HAMDEL EN NIJVERHEID.
1
EEN' DANKBETUIGING VAN DUITSCHE
OUDERS.
Op 7 Juli 1.1. hebben wij het vertreek gemeld
\:in 25 Duitsche kinderen, die weer naar hun
i leini.il" terugkeerden.
Onze stadgenoot, Notaris van Cranenburgh,
r nitvirrg van den ..landrat" van Neuss de vol
ronde dankbetuiging, die wij met genoegen
afdrukken, om de respectievelijke pleeg
ouders te laten zien, hoezeer hun mceitcvolle
zorgen cp prijs gesteld worden:
„Groote vreugde, aldus de brief, heerschte
t, toen de electrische tram met de uit Haar-
cm lerugkeerende kinderen aankwam. De
•loeders weenden van vreugde, dat zij hunne
jirvetiingen zoo bloeiend weerzagen. De kinde
ren hadden die lange, bezwaarlijke reis, on
danks de groole hitler goed doorgemaakt. De
ouders der kinderen zijn vol van dankbaar
heid, en liet is mij een groote vreugc dezen
dank aan U. hoogvereerde Heer van Cranen
burgh, over te brengen. Ik voel mij gedrongen
li nogmaals voor alles wat U in zoo'n on
baatzuchtige en zelfopofferende wij ze voor
onze kinderen gedaan heeft een oprecht ,.Go.:l
vrrgdde het U" toe te zeggen. Ook verzoek ik
nl degenen, die zich voor dit „menschen-
freundUchen werke" hebben opgeofferd en
medegeholpen, in het hijzonder ook die fami-
iirs. die onze kinderen in dezen liefde
vol verzorgd hebben, onzen hartelijken
dank over te brengen. Voor ons is het op
bet oogenblik zoo'n zware tijd, dat het ons
een weldoend gevoel verschaft, zulke offer-
vaordige mensehen te kennen, die wars van
politiek en eigenbelang, alleen harls- en
B'.enschelijkheidsgevoel kennen.
(v.-.g.) HaUER,
Landraad san Neuss.
F AMILI EVER M E ERDERING.
De dierenfamilie in den Hertenkamp is
F' iangrijk uitgebreid.
Zij is vermeerderd met drie jonge herten,
drie jorge kalkoenen, en, twee jonge pauwen.
De jonge herten vooral trekken door hun
vlugge sprongen veel belangstelling.
In de afgcloopen week zijn in het Dou-
rnebadhuis aan den Koutfenhorn 327, in dal
aan den Schotersingel 780, enaan het Lei li
ve lie plein 580 baden genomen.
Van N. N. te Lisse: f 2.50 voor de
iVeensche en 2.50 voor de Duitsche Pries
ters.
TAPVERBOD
Woensdag heeft de Raad met 1513 slem-
men aangenomen een mol ie, die was in
gediend door de heeren Reinalda. Poppe. De
Rraal. Cnstricu en mevr. MaarschalkKomin
en ais volst luidt:
De Raad. gehoord de besprekingen, spreekt
de wensclielijkheid uit dat op de(en) dag (en)
waarop het 25-jarig Rcgeeringsjubileum van
H. M. de Koningin feestelijk zal worden ge
vierd. de verkoop en aanbieding van sterke
wel. Dat is echter niet geheel juist. Tot voor
eenige maanden werden inderdaad verorde
ningen, zooals thans door den gemeenteraad
van Haarlem zal worden vastgesteld (waar
bij een tapverbod wordt ingesteld, maar de
cafe's en andere verlofslokaliteiten geopend
blijven) door de Kroon als in strijd met de
Drankwet, die alleen spreekt van het sluiten
van lokaliteiten, vernietigd. Sindsdien is
echter door ons hoogste rechtscollege, den
Hoogen Raad, de rechtsgeldigheid van der
gelijke gemeentelijke verordeningen vastge
steld. Door den Hoogen Raad worden zij
dus erkend. Waar dit het geval is, wordt
vermoed, dat ook de Raad van State zich
voortaan wel zal neerleggen bij deze opvat
tingen en dergelijke verordeningen niet zal
vernietigen.
TENTOONSTELLING VAN WERKEN
DOOR G. H. VAN STEENWIJK IN
F. H. SMITS KUNSTHANDEL.
Op tentoonstellingen van K. Z. O. D. en
elders, zagen wij meermalen eenig werk van
dezen, nog jongen kunstenaar. Waren het
veelal aquarellen, teekeningen of etsen,
de 1001-nachtvertellingen, ook sprak zijn
fantasie zich uit in voorstellingen van sprook-
jesachtigen aard. Oostersche pracht van
bouwwerken, kleedij en natuur bezitten blijk
baar voor Van Steenwijk een bijzondere
bekoring. Hij heeft ze nooit in werkelijkheid
aanschouwd en bedoelt ook niet de werke
lijkheid te geven. Dat hij zich, bijv. wat de
architectuur betreft, vrijheden veroorlooft,
is in dit soort werk dan ook verklaarbaar
en van weinig belang.
De tentoonstelling wordt voor een groot
deel gevormd door teekeningen, bedoeld als
illustraties voor de „Rubaiyat of Omar
Khayyam" en andere Oostersche vertellin
gen. Van Steenwijk is hier dus in zijn ele
ment en al blijkt het, dat zijn kunnen nog
onvoldoende is (hoe kan het haast anders
op zijn leeftijd), toch heeft hij wel ver
dienstelijk werk geleverd. Door hun decora
tief karakter en vaak mooie kleurcombinaties
weten deze teekeningen ons te bekoren. We
hebben waardeering voor de vindingrijkheid
van den maker en voor zijn gemak en durf
in zake compositie. De ruime aanwending
van zwart, als vlak en contour, geeft aan
dit werk dfe kracht, verhoogt den gloed der
kleuren en schenkt het vaak het aanzien van
gebrandschilderd glas in lood met den rijk
dom, die daaraan eigen is. En toch, wanneer
de eerste bewondering voorbij is, bemerken
we, dat het werk van Van Steenwijk voor
namelijk op effect berekend is en maar zel
den een diepere beschouwing kan verdragen.
Hij is niet geheel vrij te pleiten van ver-
waarloozing van détails en zijn tekort aan
teekenvaardigheid, wat betreft het figuur,
zit hem in den weg. Waar hij talent heeft,
lijkt het ons echter een kwestie van tijd en
ernstig studeeren om deze tekortkomingen
te overwinnen. Het is jammer voor Van
Steenwijk, dat een Edmond Dulac hem is
voorgegaan, anders had zijn genre wellicht
een toekomst, nu vreezen we, dat hij het
nog wel eens in een andere richting zal moe-
tan zoeken. Vermelden we nog, dat we een
verdienstelijk zelfportret van hem zagen en
een paar fijne etsjes, die van een gevoelige
en luchtige bedrevenheid in het hanteeren
der etsnaald getuigen. Ons lijkt het werk
van dezen kunstenaar niet zonder belofte
en reeds nu van zooveel belang, dat het
\ïlcr aandacht waardig is.
M. v. d. W.
PERSONALIA.
Den heer Bern. J. Veldhuis is met ingang
van 1 Augustus op zijn verzoeik, eervol ont-
skig verleend, als directeur der N. V. Druk
kerij voorheen de Erven Loosjes. Op de al-
gemeene vergadering is de heer Veldhuis be
noemd lot commissaris der Vennootschap.
Tot directeur is met ingang van 1 Augus
tus benoemd d'e heer Mr. A. M. Bos P.Azn.
Voor het examen Mereurius Boekhouden
raagde o.m. onze stadgenoot de heer J. C.
Ronde, candidaat van den heer C. C. G. J.
Ilezemans, leeraar alhier.
FONDS „UITKEERING BIJ OVERLIJDEN"
Donderdag 26 Juli hield het Fonds Uil-
keering bij Overlijden", instelling van de
Hanze in het Bisdom Haarlem, zijn 13e jaar
vergadering te Haarlem in het Hanzegebouw.
Van deze gelegenheid werd gebruik ge
maakt om tevens od bescheiden wijze de
1 'herdenking te vieren van het 12-jarig be
staan van het Fonds.
Nadat des morgens door den Geest. Ad
viseur der afd. Haarlem. Rector Kok, aan
het Gilde-Altaar van de Hanze in de Ka
thedraal de H. Mis was opgedragen tot in
tentie van de overleden en levende leden van
het fonds, werd des middags de offacieele
jaarvergadering gehouden, onder presidium
van den heer G. de Wolf.
Het Hoofdbestuur van de Hanze, zoomede
verschillende instellingen, hadden zich doen
vertegenwoordigen of gelukwenschen gezon
den.
Naar aanleiding van een schrijven der
fondsleden tc Delft, vestigde de voorzitter er
nog eens nadrukkelijk de aandacht op, dat
het bestuur bij het volledig it: werking tre
den der Levensverzekeringswet de noodige
maatregelen zal treffen, om aan de door de
wet gevorderde formaliteiten te voldoen, en
geenszins voornemens is het beheer van het
fonds aan anderen over te dragen. Het be
stuur heeft zelfs in beginsel besiolen, plan
nen in studie te nemen tot stichting van een
ovcr'ijdensfonds voor de kinderen van de
Hanzeleden. waarover het in een volgende
vergadering uitgebreider mcdedeelingen
hoopt te kunnen doen.
De vergadering kon volledige goedkeuring
hechten aan de jaarverslagen van secretaris
en penningmeester, waaruit o.a. bleek, dat
in het afgeloopen jaar wederom zestig leden
tot het fonds waren toegetreden, zoodat het
ledental vermeerderde tot 1198. Verder dat
dit jaar aan de reserve weder een bedrag
van f 11.000 kon worden toegevoegd, waar
door deze gestegen is tot 65.400.
Commissarissen hadden maandelijks boe
ken en bescheiden gecontroleerd en brach
ten ter vergadering een onverdeeld gunstig
rapport uit.
Over de belegging van de reserve werden
uit de vergadering eenige adviezen gegeven,
welke liet bestuur verklaarde in overweging
te zulleu nemen.
De heer Chris. Jansen, directeur van het
Centraal Hanze-Bureau, hield vervolgens de
herdenkingsrede te r gelegenheid van het
12)4-jarig bestaan van liet fonds. In een
geestige causerie memoreerde spr. de ver
schillende sententies, welke de oprichters
van het fonds hebben geleid, en toonde hij
aan de hand der geschiedenis van het fonds,
dat ondanks de uitbreiding en daardoor
noodzakelijk geworden reorganisatie, de oor
spronkelijke geest in het fonds besyoard
bleef, zooclat hel nog is de mooie, charita
tieve instelling die door de oprichters Is
bedoeld.
Hulde bracht spreker aan de mannen die
het fonds hebben groot gemaakt en hun bes
te zorgen daaraan besteed. Tot slot vroeg
spr. eenige oogenblikken van stilte ter her
denking van degenen, te wier opzichte het
fonidu aan zijn doel beantwoord heeft, n.I.
de 99 afgestorven leden en deelnemers. Ge
zamenlijk baden de aanwezigen voor hun
zielerust.
De begrooting voor het nieuwe vereen!-
ginigsjaar werd onveranderd goedgekeurd.
De beide periodiek aftredende bestuursle
den A. J. van Rest en L. van der Velde,
werden met groole meerderheid van slem-
men herkozen.
In de vacature van commissaris werd ge
kozen de heer J. H. Lembeck te Haarlem.
Bij de rondvraag werden verschillende
vragen gestéld, welke door den voorzitter lot
voldoening der sprekers werden toegelicht.
Nadat nog besiolen was een telegram van
hulde 1c zenden aan den oprichter en eersten
voorzitter van het fonds, 'dén heer Ant. Ros
se te Haarlem, werd de vergadering vroeg
tijdig gestolen.
Voor den inhoud van deze rubriek stelt
de Redactie zich niet aansprakelijk.
Mijnheer de Redacteur!
Naar aanleiding van het verslag „Het
Regeeringsjubileum" in het verslag van het
onderhoud met den secretaris van den Volks
bond, voorkomende in uw blad van Vrijdag
27 Juli, zou ik gaarne hier nog het een en
ander aan toevoegen.
M. de R. voor spontane deelname aan een
huldiging is geestdrift noodig.
Nu is het zeer zeker waar dat bij een
gedeelte van de bevolking eenige geest
drift is; velen zijn n.I. de meening toege
daan dat de afgeloopen 25 jaar, voor de
bevolking in zijn algemeenheid een weldaad
is geweest.
En wanneer dit ook werkelijk het geval
geweest ware, er zouden redenen aanwezig
zijn, om op zoo'n dag openlijk te mani
festeeren.
Wanneer er dan ook door zeer velen
een gereserveerde houding wordt aangeno
men, hetwelk is af te leiden uit den ge
weldigen drang die er uitgeoefend wordt
door het huldigingscomité om de menschen
bij elkaar te krijgen; dan teekent dit Het
feit, dat niet allen de afgeloopen jaren
beschouwen in hetzelfde daglicht.
En wanneer men dan de uitingen én van
den heer Govers én van den heer Keesen
samenvat, dan zijn er vele oorzaken waarom
de organisatie's een zoo algemeene huldiging
als door het comité opgezet overbodig ach
ten.
Dat wil nu niet zeggen dat onze ver-
eenigingen niet sympathiek staan tegenover
enze Koningin, maar wel dat de wijze waar
op de huldiging thans moet geschieden niet
docr hen wordt gedeeld-
Het is zeer eenvoudig voor een comité,
om op te wekken, met de vaandels naar
Amsterdam te trekken en daar de men
schen somtijds uren te laten staan, blootge
steld aan felle hitte of harde regenbuien
maar dat paradespelen is voor velen onzer
een dag van zeer groote vermoeienis en
ontbering.
Deze groote offers kunnen alleen ge
bracht worden, wanneer er geestdrift
hecrscht en M. d. R. uit de vele bespre
kingen die wij over deze aangelegenheid
gehoord hebben is tot ons de overtuiging
gekomen dat deze er absoluut niet is.
V/ij hopen ernstig, juist in verband met
den eilendigen toestand waarin een groot
gedeelte van ons volk verkeert, dat de
komende 25 jaren voor de bevolking in zijn
algemeenheid veel gunstiger mogen zijn.
Door den Minister is aan de verschillende
kerkgenootschappen een schrijven gericht om
op dien dag dankgebeden ten hemel te zen
den Mogen alle leden van den R. K. Volks
bond afd. Haarlem op dien dag èn door het
onthouden van die dranken die hunne men-
schc.lijke waardigheid zouden kunnen ont
sieren èn door een kostelijk gebed tot God
smeeken, dat H. M. de Koningin de noodige
kracht en voorlichting moge verkrijgen om
diegenen die in Haar naam regeeren, te
inspireeren op dat zij aan het volk in zijn
algemeenheid een gelukkige toekomst moge
geven.
Dan is mijn vaste overtuiging, dat bij een
volgend jubileum de geestdrift meer aan
wezig zal zijn dan thans het geval is.
J. PH. H. CASTRICUM,
Voorzitter R. K. Volksbond.
Naschrift. Het wil ons voorkomen, dat
de leiders der publieke meening, dus ook
onzer organisaties beter doen, wanneer zij in
dezen tijd den nadruk leggen op de ellendige
tijdsomstandigheden, op den economischen
chaos, welke buiten onze grenzen heerscht,
op de verschrikkingen, die elders door den
oorlog zijn geleden en daartegenover doen
uitkomen de zegeningen, welke wij in Ne
derland door Gods goedheid en een wijs
rcgeeringsbeleid hebben mogen genieten en
nog genieten. De groote massa kijkt meer
naar zich zelf en den dag van heden; ziet
toonen een zeer verschillend aspectsommi
ge zijn geheel doorgeziekt, andere staan er be
duidend gunstiger voor. Er zijn thans 73
hospitalen, 200 artsen, 100 verpleegsters, 100
hospitaalbeambten, 70 „fieldmatrons" in den
Indiaanschen medischen dienst werkzaam.
FABRIKAAT: A.H.J.W8JTENBURG
SIGARENFABRIEK LEIDEN
geen verleden en geen toekomst en is daar
om spoedig geneigd tot ontevredenheid. Aan
hen, die de massa voorgaan en voorlichten
daarom de taak de noodzakelijke geestdrift
en opgewektheid levendig te houden, zeker,
wanneer er zóóveel reden tot dankbaarheid
is als voor het Nederlandsche volk. Re
dactie.
VERZORGING DER KINDEROOGEN
Een oogarts in Engeland, dr. L. Webster.
Fox, geeft de volgende voorschriften voor
een goede verzorging der kinderoogen.
Laat niet toe, dat slapende kinderen het
licht in de oogen valt.
Laat niet toe, dat kinderen te lang hun
oogen richten op één en hetzelfde onderwerp.
Veroorloof hun niet, bij kunstlicht veel
te lezen.
Veroorloof hun niet, klein gedrukte boe
ken te gebruiken.
Veroorloof hun niet in den spoortrein te
lezen. Schrijf hoofdpijn niet altijd toe aan
zwakte in de spijsvertering, de oogen kunnen
er aanleiding toe geven.
Neem nooit brillen van reizende kooplie
den, doch laat ze door een dokter voorschrij
ven.
Kinderen moeten voldoende beweging in
de open lucht hebben, en zoo mogelijk op
groene weiden of velden, omdat de kleur wel
dadig is voor de oogen.
Kinderen, die op tienjarigen leeftijd begin
nen te lezen, zullen kinderen, die op hun zes
de jaar begonnen, niet alleen inhalen, maar
zelfs voor raken.
VERSCHERPTE VERVOLGING VAN
DE KWAKZALVERIJ.
Het „Maandblad tegen de Kwakzalverij"
verheugt er zich over, dat veel meer dan vroe
ger rechtszaken tegen kwakzalvers voorko
men.
Reeds herhaalde malen hebben wij,
schrijft het blad, opgemerkt,dat de hier te lan
de bestaande wettelijke bepalingen tot be
teugeling van de kwakzalverij onvoldoende
en omslachtig zijn en niet zullen leiden tot
het beoogde doel het publiek voldoende be
schermen tegen de listen en lagen van geweten
looze bedriegers, die de ongesteldheden van
hun medeburgers aangrijpen als middel, om
onder valsche belofte van genezing, eigen
beurs te spekken. Dat doel, wij moeten het
tot ons leedwezen bekennen, zal nooit wor
den bereikt. Listig bedrog aan de eene zijde
en onwetendheid of lichtgeloovigheid aan de
andere zullen sterker blijken te zijn dan de
meest volledige wetgeving.Desnietteminfzal,
wanneer met kracht te werk wordt gegaan,
het kwaad tot de kleinst mogelijke uitge
breidheid kunnen worden teruggebracht
en zoo'n kracht zit niet in de bepalingen
die bij ons geldende zijn. Een wet tegen de
kwakzalverij, niet gekoppeld aan andere wet
ten, zooals tegenwoordig in hoofdzaak aan
de geneeskundige wetten, waarnaar onze
Vereeniging reeds ruim 40 jaar te vergeefs
vraagt is een eerste vereischte, wil men het
kwaad zoo goed mogelijk te keer gaan.
Intusschen willen we gaarne erkennen dat,
wil men de kwakzalverij bestrijden, het met
de sedert 1865 bestaande wetsbepalingen
toch wel mogelijk is de kwakzalvers in hun
heilloos optreden te bemoeilijken, al zij het
ook niet met dat succes, dat men er zoo gaar
ne van zou verwachten. Er bestaan wetsbe
palingen zooals gezegd, maar.zij werden
gedurende geruimen tijd al zeer weinig toe
gepast. Vermoedelijk was de omslachtigheid
van de procedure en ook dikwijls de onze
kerheid van het resultaat daarvan de oorzaak.
Hierin is in den laatsten tijd aanmerkelijke
verandering, noemenswaardige verbetering
gekomen. Met lofwaardigen ijver wordt door
de ambtenaren, belast rfiet het vervolgen van
overtredingen van de desbetreffende was
ti kelen, ingegrepen en menig kwakzalver kan
bij monde van kantonrechter iS hoogeren
rechter vernemen, dat het door hem uitge
oefend beroep als een gevaar voor de samen
leving wordt beschouwd. De geëischte en op
gelegde straffen zullen hem zoo hij het al niet
wist, overtuigd hebben, dat hij handelingen
verricht, die niet te gedoogen zijn.
WESPEN ALS NUTTIGE DIEREN.
Over het algemeen is men het er over
eens dat wespen zeer prikkelbare en kwaad
aardige diertjes zijn toch spelen zij in de
natuur soms nog een zeer nuttige rol. Velen
zullen ongetwijfeld wel eens hebben opge
merkt, dat soms een heele zwerm wespen
zich gonzend in de nabijheid van koeien
ophoudt. Bij nadere beschouwing zal blij
ken, dat zij zich bezig houden met het vangen
van vliegen. Even snel als haviken op vo
gels, vallen de wespen op de vliegen neer,
zoodra als zij zich op een uitgezocht plekje
van de koe zich gaan neerzetten. Witte koeien
trekken de meeste aandacht, omdat de vliegen
terstond op de huid zichtbaar zijn. Als een
wesp 'n vlieg vangt, bijt zij haar onmiddellijk
de vleugels af, of soms een paar pooten of
den kop.
Natuuronderzoekers zagen soms wespen
met een vlieg beladen reeds naar een andere
jagen zonder de eerste los te laten en dan met
beide weg vliegen.
De heer Barrington verhaalde, dat hij groo
te zwermen van wespen zag welke aanhou
dend vliegen wegvoerden, waarschijnlijk tot
voedsel voor hun larven. In ongeveer 20
minuten werden naar schatting 3 a 400 vliegen
weggevangen op twee koeien, Ook is het be
kend dat wespen op vlinders jagen. Kool
witjes bijv. worden door een wesp aangeval
len en op den grond geworpen, daar worden
zij van hun vleugels ontdaan en weggevoerd.
TUBERCULOSE ONDER DE INDIA
NEN VAN NOORD-AMERIKA.
Het „Journ. Amer Med. Ass." bevat het
rapport eener commissie, die in 1921 werd
ingesteld om een onderzoek in te stellen naar
het voorkomen van tuberculose onder de In
dianen van Noord-Amerika. Hieruit blijkt
de hooge sterfte dezer roode volksstammen
aan de „bleeke pest." Het hoogste sterfte
cijfer kwam voor in 1913 en wel 32.24 per
1000. In 1920 was het geleidelijk gedaald tot
22.33 per 1000. Vroeger waren de Roodhui
den minder onderhevig aan tuberculose dan
de blanke rassen, doch thans is de verhouding
omgekeerd. De verschillende stammen ver-
DE TOESTAND IN HET HARING-
VISSCHER1JBEDRIJF.
Docr de Reedersvereeniging voor de Neder-
Jand-che Haringvisscherij zal a.s. Vrijdag in
Den Haag een vergadering worden gehouden
van haringreeders in de verschillende vis-
scherijplaalsen, in verband met den ernstigen
toestand in het haringvis,scherijbedrijf als gc.-
volg van dé ongekend lage prijzen, die den
taatsten lijd voor het artikel gelden, waar
door het bedrijf slechts onder groote ver-
Hezen kan worden uitgeoefend.
INVOER VAN AARDAPPELEN, TOMATEN
EN EIERPLANTEN IN BELGIë.
De directeur-generaal van den landbouw
brengt het volgende ter kennis-
Bij ministerieel besluit van 30 Juni j.l. is
bepaald, dat de invoer in België van aardap
pelen of aardappelplanten cn van vruchten
of andere deelen van tomaten- en eierplanten
slechts is toegestaan, indien de zendingen
vergezeld zijn van eene verklaring van den
plantenzieklenkunchigen dienst van het invoe
rend land, waaruit blijkt, dat die voortbreng
selen afkomstig zijn uit een niet door Colo
radokevers aangetast gewest.
SNELHEIDSWEDSTRIJDEN
K. N. M. C.
De Kon. Ned. Motorbootclub zal op
Zondag 12 Augustus a.s. snelheidswedstrij
den houden op de Westeinder Plas bij
Aalsmeer. Behalve de wedstrijd om net
kampioenschap van Nederland zal er zijn
een snelheidswedstrijd met voorgift voor
open booten en een wedstrijd met voorgift
voor 12-voets-jollen met buitenboord.moto-
ren. De inschrijving voor deze wedstrijden
sluit 8 Augustus.
R. D. Z. H. D. Z. en P. C. 52.
In de eerste klasse van de competitie
van den Ned. Zwembond heeft R. D. Z. Vrij-
dagavand in het Zwarte Plasje te Hille-
gersberg tegen H. D. Z. en P. C. een wed
strijd gespeeld. De Rotterdamsche dames
gaan onmiddellijk tot den aanval over,
maar het gewenschte resultaat blijft voor
alsnog uit, doordat enkele goede kansen
ongebruikt gelaten worden, en voorts om
dat mej. Van Leeuwen uitstekend haar doel
verdedigt. Wij krijgen een doorbraak van
de Haagsche dames te noteeren. waaruit mej.
Stam een fraai doelpunt maakt. De voor
sprong van de gasten is echter van korten
duur, want weldra geeft mej. Klapwijk den
bal goed over aan mej. Bikkers, die den
stand op gelijken voet brengt,
In de tweede helft zorgt R. D. Z. onmid
dellijk voor een goeden voorsprong, door
dat ze 2 maal doelpunt. Toch laat de H.D.Z.
en P. C. den moed niet zakken. Zij slaagt er
dan ook in wederom een tegenp'unt te ma
ken. De gelijkmaker, waarvoor de Haagsche
dames hard strijden, blijft echter uit. Mej.
Treffers maakt aan alle onzekerheid een
einde door 2 maal het vijandelijk doel te
doorboren.
DE INBREKER IN DE SLAAPKAMER.
Een inbreker die blijkbaar niet gauw te
vreden is, heeft Vrijdagnacht den Utrecht-
schen Weg (Klompweg) zoowel in de ge
meente Weesp als Weesperkarspel, tot ope
ratiebasis gekozen. De man we zullen hem
gemakshalve X noemen, vertelt de Tel.; hij
is trouwens nog een onbekende voor de po
litie, die ijverig naar hem speurt, begon
met een raampje te verwijderen van de wo
ning van den houtzaagmolenaar, den heer G.
J. Vorssclman, aan bovengenoemden weg
wonende, hetgeen hem pas gelukte nadat hij
den stijl van het raam doorboord had. Zoo
wist hij door inklimming binnenshuis te ko
nen, alwaar hij zich een portefeuille, inhou
dende eenig bankpapier en een portemon-
naie, eveneens met eenig geld toeeigende,
met een gezamenlijken inhoud van circa
200. De heer V., die om 1 uur 's nachts nog
in verband met het zware onweder was op
gestaan en voor het raam had gestaan, ont
dekte de inbraak eerst hedenochtend vroeg,
toen hij onmiddellijk de Weesperpolitie met
het geval in kennis stelde.
De inbreker was blijkbaar met zijn buit
nog niet tevreden; hij was nu toch eenmaal
op den Utrechtschen Weg, en ging daarom
een eind verder, op Weesperkarspelsch
grondgebied, even aan bij den heer B. Pronk,
waar hij het raam van de gelijkvloers gele
gen slaapkamer gemakkelijk kon openschui
ven. Van het daardoor veroorzaakte knar
sende geluid werd de heer P. wakker; op
hetzelfde oogenblik liet X. het licht van een
zaklantaarn in de kamer spelen. De heer Pr.
riep daarop; „Wat moet dat?," waarop X.
ijlings de vlucht nam. De heer Pr. sprong
onmiddellijk het bed uit en wekte zijn zoons,
doch intusschen had X. een goed heenkomen
gezocht en bracht even later een bezoek aan
der. heer A. Griffioen, eveneens aan den
Utrechtschen Weg wonende.
Bij dezen ging X nog brutaler t£ werk. Na
door openschuiving van een der vensters bin
nengekomen te zijn, ging X. een smalle trap
op en betrad de kleine slaapkamer, waar het
echtpaar Griffioen rustig sliep. X, trok de
lade van den waschtafel open, doch daardoor
ontwaakte het echtpaar. De man aan de
waschtafel achtte toen het oogenblik geko
men, om de inventarisatie van de waschtafel-
lade niet voort te zetten, maar beenen te
maken. Hij rende dc trap af, kwam half te
vallen, waardoor een gouden horloge, dat hij
nog kans gezien had weg te kapen, tegen de
trap stootte en beschadigd werd. Toen de
heer G, een minuut later beneden kwam,
vond hij de stukken glas en ketting op de
trap liggen; het horloge werd bij de voordeur
teruggevonden.
Overigens werd niets anders vermist dan
een z.g. Japansch zakdoekendoosje, dat met
ansichten gevuld was.
De politie is den geheelen dag in de weer
geweest, om den inbreker op te sporen, tot
nu toe zonder resultaat.
asn stroo, is rlczer dagen te Delfzijl aange
komen 1.200.000 K.G. geperst stroo uit Zwe
den, om door onze carlonfabrieken verwerkt
te worden.
Een tweede zending is onderweg.
STROO-AANVOER.
Terwijl in Groningerland de stroo-carion-
f«Krieken stil worden gezet wegens gebrek
Diep over de oude zware eikenhouten
tafel gebogen, zit Matthijs, de eigenaar van
den Esschenhof, met het hoofd op zijn han
den geleund, in diep nadenken verzonken,
terwijl zijn heldere oogen onafgebroken op
een groot schrijven gericht zijn, dat voor
hem op tafel ligt.
Eindelijk heft hij zijn hoofd op en kijkt
hij naar de boerin, die als verpletterd in
een leuningstoe! bij de kachel haar rozen
krans door haar verdorde vingers laat
glijden.
Zoo vaak de boer haar aankijkt, worden
de rimpels op zijn door de zon verbrand
voorhoofd dieper, en eindelijk slaat hij met
zijn zware vuist op tafel, zoodat kopjes en
schoteltjes op het koffieblad rinkelen en
de tranen der boerin vlugger, schier zonder
ophouden op haar schoot beginnen te
vloeien.
„De drommel moge dien schoft bij
levenden lijve halen!" gooit de boer er
eindelijk uit, terwijl hij de eenvoudige kamer
met dreunende stappen op en neer gaat.
„Hier heeft Koen voor me gestaan, hier op
deze tafel heeft hij mij de vijfhonderd gul
den voorgeteld en nu zouden het er vijf
duizend zijn! Bij God,, ik kan het bij de
zaligheid mijner ziel bezweren, het waren
vijhonderd guldenen geen cent meer!"
„Je moet niet zweren, Frans!" ver
maant de boerin zachtjes, „Hij heeft toch
voor de schepenrechtbank onder eede ver
klaard, dat het er vijfduizend waren en het
staat toch ook op het papier. Hoe zou dat
dan allemaal valsch kunnen zijn? Zijn het
er dan beslist maar vijfhonderd geweest?"
„Wel allemachtig!" bulderde de boer,
doch een blik op de gebroken gestalte zijner
vrouw doet hem verstommen.
Hij zet zich kalm op de bank bij de
kachel neder en neemt hare verdorde han
den in de zijne.
„Vrouw," begint hij zachtjes en be
daard, „ik herinner me het nog zoo goed,
alsof het pas gisteren gebeurd was. Je was
destijds doodziek en ik had onze kleine
juist in de kamer hierboven gebracht. De
goede God had het engeltje tot Zich geno
men in den hemel, 's Morgens had ik al
met Koenraad gesproken over de verlegen
heid, waarin ik verkeerde, want ik moest
geld hebben voor de begrafenis van het
kind en de dokter en apotheker moesten
toch ook betaald worden en ik had geen
cent meer in huis. Bovendien verviel bin
nen acht dagen de interest van de oude
schuld, die nog op de hoeve rustte. Ik bracht
dus driehonderd gulden naar de stad, toen
je weer beter was en de rest werd door de
andere uitgaven verslonden. Tot dusverre
heb ik dat altijd voor je verzwegen, daar
ik die zorgen alleen wilde dragen, maar
nu moet je het toch weten. De rechtbank
heelt ten mijnen nadeele beslist en de val
sche schuldbekentenis op Koen's eed voor
echt erkend. Doch die eed was een mein
eed!"
Terwijl hij zijn hand op de rozenkrans
zijner vrouw legde, verzekerde hij op het
kruisje van den goeden dood, dat er aan
hing:
„Moeder, je kunt den vader van je
kinderen gerust gelooven; vijfhonderd gul
den heb ik buiten je weten gehuurd; geen
vijfduizend."
„Ik geloof je Frans," zeide de vrouw
eenvoudig. „Van nu aan moeten we ons
dubbel inspannen, om zoo'n groote schuld
nog tijdens ons leven te kunnen afbetalen
en tevens ijverig voor den ongelukkige bid
den, die zich uit hebzucht liet verleiden om
een valschen eed te doen!
„Neen, dat kan ik niet!" zei de boer
ernstig. „Voor zoo'n schoelje kan ik on
mogelijk bidden; daarvoor zijn de gevolgen
zijner daad veel te bezwarend voor ons.
De boerin keek hem bezorgd aan.
„Ja zeker," ging Matthijs voort, „de
gevolgen daarvan zijn veel ernstiger dan je
inziet. Onze hoeve kan zoo'n groote som,
plus de schuld, die er nu nog op rust, on
mogelijk opbrengen. Dat gaat nu eenmaal
niet, al zouden we dan ook dag en nacht wer
ken en niets anders dan water en brood
nuttigen. Zooals de zaken nu staan, moeten
we uit ons huis vandaan en het geboorte
huis van mijn vader en grootvader eenvou
dig prijs geven".
De boer bedekte zijn gelaat met de han
den; hij was al te z^er ontdaan en snikte
als een kind.
„Moeten we vandaag of morgen al
weg?" vroeg de boerin met bevende stem.
Een dof gesteun was het eenige antwoord
en krachteloos viel de uitgeputte man naast
den leuningstoel neer op zijn knieën.
Het was doodstil in het vertrek.
Met haar heldhaftige ziel bad de boerin
zachtjes om kracht voor zich zelve en
voor dengene, die naast haar knielde.
„Frans," zeide zij zachtjes na een
poosje, „als het dan toch zoo moet zijn is
het vast en zeker Gods wil geweest. Hij
weet waarom Hij ons dat leed laat over
komen. Als knecht kan je overal je kost
verdienen voor je zeiven en voor mij en
de kinderen zijn gezond en sterk. Met Gods
hulp zullen die ook wel hun weg door het
leven vinden. Doch voor alles moeten we
allebei dengene vergiffenis schenken, die
ons door zijn valschen eed al dat ongeluk
berokkend heeft en moeten we voor hem
bidden. Laten we een vuri^ gebed voor hem
storten. Kom Frans," smeekte de boerin,
„laten we samen de handen vouwen en
voor hem bidden."
Doch de boer keek niet op. Bijna ruw
antwoordde hij:
„Ga weg! laat me met rust! Ik zou
zoo'n vervalscher en meineedige moeten
vergeven en dan nog voor hem moeten bid
den op den koop toe, voor hem, die mij
op eene lage manier van mijne hoeve ver-
'aaf5t'" e
Waren het engelenwoorden, die nu 'n het
stille tweegesprek aan de lippen der een
voudige vrouw ontvloeiden en die opgetee-
kend staan in het boek des levens?
Na geruimen tijd vnden we de echtgenoo-
ten in gemeenschappelijk gebed vereenigd,
„De Heer heeft gegeven, de Heer heeft ge
nomen, de Naam des Heeren zij gezegend",
sprak de boerin en de boer bad trouw na,
of knikte althans toestemmend met zijn
hoofd, toen beiden in het Onze Vader aan
de woorden kwamen: „Vergeef ons onze
schulden, gelijk ook wij vergeven onze
schuldenaren."
's Avonds laat gaat de daglooner Matthijs
na afloop van zijn dagtaak, eenzaam door
het donkere woud.
Zijn haar is grijs geworden en zijn rug
is gekromd onder den last der jaren en
van den arbeid.
De dag was zwoel en heet en nu strijkt
de avondwind zachtjes door de boometi.
Uitgeput zet de vermoeide wandelaar
zich op een boomstronk dicht bij den weg.
Het duurt niet lang, of de laatste twintig
jaar trekken aan zijn geestesoog voorbij.
Het komt hem voor alsof het pas gisteren
gebeurd is, dat de Esschenhoeve, de dier
bare woonplaats van hem en de zijnen,
onder den hamer kwam en Koen, de mein
eedige schriftvervalscher, deze in eigendom
kreeg.
Toen betrok Matthijs met zijn vrouw en
kinderen de kleinste hut van het dorp, of
schoon hij voor zich liever in den vreemde
was gegaan, Doch met het oog op zijn
trouwe echtgenoofe, die ziek en zwak <o»,
en haar woonplaats niet gaarne wilde ver
laten, besloot hij telkens opnieuw daar tf
blijven.
Wel kostte het hem, die nu daglooner
geworden was, menigen harden strijd,
menige overwinning op zichzelven, als hij
om werk moest smeeken bij degenen, die
vroeger zijn gelijken waren, Dikwijls stond
hij op het punt den moed te verliezen, doch
de weldadige invloed zijner vrouw, die zeer
vroom was, te, zamen met zijn eigen gods
vrucht en deugd, deden hem staande blijven,
door steeds de gedachte voor oogen te
houden, dat als met Gods wijze toelating
I geschiedde en dat het blijkbaar aldus Zijn
wil is.
Nu had hij reeds lang zijn trouwe levens
gezellin begraven, doch de kinderen waren
goed geplaatst en verdienden een redelijk
en eerlijk stuk brood in de wereld.
Dankbaar dacht hij aan al de vreugde, die
God hem, ondanks alle moelijkheden, hac'
doen smaken in zijn gezin: buitendien hac
zijn gezin niet geleden, al was dan ook
vaak, vooral bij wintertijd schraalhans keu
kenmeester geweest.
Zijn morgen- en avondgebed besloot
steeds met een bede tot God voor de be-
keering van hem, door wien hij uit huis en
hof verdreven was.
„God weet, waarom hij het zoo
schikte," zeide hij vaak, terwijl hij zijn blik
hemelwaarts sloeg. „Wie weet of de kinde
ren het wel zoo ver gebracht zouden heb
ben, zoo we op Esschenhoeve geblgver
waren, in plaats van naar die nederige hui
te verhuizen.
En terwijl Matthijs' gedachten zoo met
het verleden en het tegenwoordige bezig
waren, kwamen twee jonge kerels den weg
opgewandeld, zonder dat ze hem van
wege de duisternis zagen zitten.
„Vannacht zal die Koen, die oude
gierigaard, nog wel eens aan ons denken!'
hoorde Matthijs den eenen zeggen. „Als we
eerst maar dien rooden haan op zijn dak
hebben doen kraaien en het aan alle vier
de hoeken tegelijk brandt, zal hij tussche/
zijn geldkisten kunnen stikken
Beiden lachten ruw weg.
„De moeite van het biusschen kunnen
ze wel sparen!" voegde de ander er op
lichtzinnigen toon aan toe; alles is uitste
kend en met de grootste zorgvuldigheid
voorbereid. Ook heb ik geen petroleum ge
spaard om hout en stroo maar gauw aan
't branden te krijgen...."
„Best!" antwoordde zijn gezet. „Aan
den zoom van het bosch zullen we den nacht
afwachten en morgen zijn we er van door.
Met deze woorden dropgen de kamera
den dieper 't bosch in, zoodat hun laatste
woorden in de verte verloren gingen.
Doch de onvrijwillige toehoorder hac
genoeg vernomen.
Zijn haren rezen ten berge van schrik,
doch hij begreep terstond, dat bet zijn plient
was zoo vlug mogelijk te handelen. Hi1
dacht er ternauwernood aan dat de be
dreigde zijn vijand was en dat hij nu ge
makkelijk zich wreken kon; daarvoor had
hij in 't verleden te dikwijls met zijn ge
liefde doode het woord der H. Schrift be
sproken: „Mij is de wrake, zegt de Heer.'
Reeds na enkele uren waren de brand
stichters gevangen genomen.
Daarna ging Matthijs met vaste schrecjfer
op zijn voormalige hoeve toe.
Hij trof er onmiddellijk den boer aan, die
hem uit zijn stal tegemoet kwam.
Kort en zakelijk deelde de daglooner hem
zijne waarschuwing mede.
In het begin luisterde de eigenaar der
hoeve naar hem, zonder geloof te slaan aan
hetgeen hij zeide, doch toen een onmiddel
lijk ingesteld onderzoek de waarheid daar
van bevestigde, sprak de boer niet zonder
verlegenheid.
„Waarachtig, Matthijs, dat heb ik niet
aan je verdiend. Als de twee schurken hun
voornemen ten uitvoer hadden kunnen
brengen, zonder dat ik er het leven b.v
ingeschoten had, zou ik toch armer geweest
zijn dan de armste daglooner van het gan-
sche dorp; want ik heb al mijn geld bover
op een kamer liggen en ik ben ook niet
tegen brandschade verzekerd. Het ging me
te zeer aan mijn hart, dat ik dat geld ieder
jaar aan de brandassurantie zou moeter
betalen."
„Dat wist ik maar al te goed en daar
om ben ik dubbel blij, dat ik ie heb kun-
nen waarschuwen," zei Matthijs zoo kaltr
mogelijk ten antwoord. Daarna keerde ni.
zich om, om heen te gaan.
„Wacht nog een oogenblik! sprak de
boer aarzelend „Ik wil het goed mqt je
maken," en met deze woorden greep hij in
zijn zak.
„Houdt je geld maar, Koen; met om
een aardsch loon ben ik naar ie toegeko
men en heb ik je gewaarschuwd. Trots aller
wat je me aangedaan hebt, ben ie toch mijn
naaste, dien ik volgens Gods bevel moet
liefhebben gelijk mij-zelven. Wanneer je me
echter een genoegen wilt doen, denk dan
eens na over je verleden en breng ic re
kening in orde met den goeden God; wc
zijn middelerwijl oud en grijs geworden. Ik
deed vandaag slechts mijn plicht tegenover
jou; doe jij nu ook jouw plicht tegenover
God."
Daarna verliet Matthijs de hoeve, als had
hij de eenvoudigste en natuurlijkste zaak te/
wereld gedaan.
Sindsdien had er bij Koen een groo__
verandering plaats gegrepen en wat in
geen tientallen van jaren gebeurd was, was
nu 't geval; hij had den weg naar de pastorie
en naar de kerk teruggevonden.
Eenige maanden later bracht een gebeur
tenis groote opschudding onder de dorpsbe
woners tc weeg.
Boer Koen stond uit eigen vrije beweging
de Esschenhoeve af aan den oudsten zoon
van den vroegeren bezitter. Waarom en op
welke manier, wisten de menschen niet. Wel
mompelde men even en uitte men vermoe
dens, doch niemand kon iets met zekerheid
zeggen.
De oude Matthijs bleef echter evenals
voordien in zijn nederige hut wonen tot aan
zijn sterfuur toe.
„Hier heb ik den vrede gevonden, var
hier wil ik ook in vrede scheiden als mijn
laatste uurtje slaat! had hij zijn kinderen
ten antwoord gegeven, toen deze er^bij hem
op aandrongen, dat hij bij hen op esschen
hoeve zijn intrek zou nemen.
Zijn edele liefde jegens zijn vijand en zijn
onwrikbare overgeving aan Gods H. Vi il
hadden hem reeds hier op aarde hun loon
meegebracht.
Het geheim echter, hoe hi, met zijn vpand
gehandeld had, wilde hij toi op zijn sterfbed
bewaren.
Tot dien tijd mocht het alleen aan God
en aan hem zeiven bekend zijn, aan God,
Die hem de genade geschonken had van zijn
wraakplan af te zien en Die in zijn plaats
wraak geoefend had.
Zoo was het ook voor allen het beste ge
weest. („Tijd.
Heb bet uitstakendste san te bieden dat
iemand wenschen kan, boe zal de wereld
het weten, indien gij niet adverteert.
JOHN P. ROCKEFELLER.
a—on—k—ar
De Heer en Mevrouw
RIKKERS-PROOT
geven met blijdschap kennis van de ge
boorte van hun Zoontje
RENÉ
0verveen4 28 Juli 1923.