HET VERBORGEN SCHILDERIJ
3 UIT DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER 5
TWEEDE JAARGANG 192.1;
^llllilillllllinMIIIIIIIIIIII"lilllllliinilllllllillllllllinill!l!ll!llllllllll!IIIIIIIMIili:iililflltll!llllllllillll!i;iIlltlllll(il!!llll!llllltl^
-
iiiiiiiiiiiiiiiiiiia'niiiiiigifiüiisiiiiiiiiigiiiiBüiiiisil
*p slechts kleinen afstand van de Zijne
gelegen was.
De eerste die hij op den hoenderhof
ontmoette was Laura,en dat scheen hem
blijkbaar niet te verwonderen. Zij zag er
bedroefd en verdrietig uit. Reinald was
wat teleurgesteld, toen hij haar zag. In
de eenvoudige kieeren van een pach
tersvrouw had hij het ontwikkelde en
beschaafde meisje zich niet kunnen den
ken, en verre van haar tegenwoordig
heid te zoeken, trachtte hij haar zooyeel
mogelijk te ontwijken.
Laura, dankbaar ais zij was voor de
liefderijke opname bij haar oom, deed
al haar best om de huishouding bij hem
geheel op zich te nemen en te leiden.
Dat was een ontspanning en een ware
afleiding voor het werkzame meisje, dat
reeds de huishouding van een groote
hoeve waargenomen had. Piano, lesse
naar, bityiotheek en teekenbenoodigd-
heden waren de cenige meubelen Jie
2ij naar de hoeve van haar oom had over
gebracht. Toen zij in het huis een eigen
kamer betrok zag men spoedig het ver
schil, dat er tusschen haar en de andere
pachtersvrouweu bestond. Vriendinnen
had zij niet, want zij was meende
men een geleerde vrouw, die het
beneden zich achtte met de meisjes van
het dorp om te gaan.
Laura gewende aan deze stille een
zaamheid. Daar zij voortdurend bezig
was kende zij geen verveling. De dagen
waren haar dikwij.'s te kort en de bezoe
ken van zoogenaamde vriendinnen zou
den haar ongelegen gekomen zijn.
Ondanks haar grooten eenvoud werd
gij herhaaldelijk door voorname stede
lingen ten huwelijk gevraagd. Behalve
haar goede hoedanigheden, die haar
op zichzelf reeds tot een waren schat in
haar huisgezin maken zouden, had zij
'een flink fortuin. De verkoop van de hoe
ve haars vaders had een ronde som op
gebracht en daar zij ook de eenige erf
gename van haar oom was, werd zij niet
ten onrechte voor de beste partij in den
omtrek gehouden.
Maar Laura wilde niet trouwen zij
wilde geen aanbidders en luisterde niet
naar de wijze raadgevingen van haar oom,
die haar gaarne gehuwd zag, voor zij
haar laatste bloedverwanten verliezen
Zou. Zij wilde echter de vrouw niet wor
den van een „mijnheer", zooals zij placht
te zeggen, die haar eer dacht aan te doen
met haar te huwen. Om van den anderen
kant een niet ontwikkeld man te nemen
die met haar talenten lachen zou, dat
scheen haar evenmin een benijdens
waardig lot.
Haar oom, een begaafd man, wien het
aan beschaving niet ontbrak, begreep de
overeenkomst tusschen zijn nicht en
Reinald, en het speet hem dat deze zijn
bezoeken gestaakt had. Nochtans had
Reinald niet het minste vermoeden van
de gedachten, die zijn vriend door het
hoofd speelden.
Op zekeren dag dat hij de hoeve voor
bijging, kwam een arme vrouw, met twee
bleeke en armoedig gekleede knaapjes
bij hem, om een aalmoes vragen. Zonder
veel woorden strekte de ongelukkige
smeekend de hand uit en Reinald, die
nimmer de armen iets weigerde, haalde
ook nu zijn beurs weer te voorschijn en
legde een blinkend geldstuk in de ver
magerde hand van de bedelares. Op
hetzelfde oogenbiik kwam Laura naar
buiten. Aan de woorden die zij tot de
arme richtte bemerkte Reinald, dat zij
haar meer dan eens uit den nood gehol
pen had. Nauwlettend zag hij haar een
oogenbiik aan en was vol bewondering
voor de warme naastenliefde, waarvan
haar gelaat straalde. Bevailig en zonder
verlegenheid beantwoordde zij den groet
van den iongen man en zon toen blijk
baar op een middel om de vrouw voor
goed uit haar armoede te helpen. Rei
nald raadde haar gedachten en stelde
•de vrouw voor om met haar beide kin
deren op de hoeve te komen. Dit voor
stel scheen Laura zeer te bevallen en zij
dankte hem met zulk een vriendelijken
glimlach dat hij zich reeds rijkelijk voor
zijn goede daad beloond achtte.
Toen de bedelares zich verwijderd had,
wilde Laura na een vriendelijken groet
weer flaar binnen gaan.
„Pardon," zeide hij, zich herinnerend
dat hij haar oom over het aanleggen van
een kleinen wijngaard spreken moest.
Wik wilde uw oom even spreken. Is hij
misschien thuis
„Neen," gaf Laura ten antwoord,
„maar ik verwacht hem spoedig terug.
Wilt u misschien even wachten
Reinald dacht de beleefdheid te kort
doen, wanneer hij haar uitnoodiging
niet aannam, hij trad daarom de huis-
kamer binnen, waar haar oude tante
aan een handwerkje bezig was, Laura
nam haar plaats bij'Wet venster weer in.
Na eenige woorden met Laura's tante
gewisseld te hebben, ïaakte hij met het
meisje in gesprek en thans kon hij zich
van haar eenvoud maar ook van haar
geestesontwikkeling en gemoedsrijkdom
overtuigen. Zij had veel gelezen, veel
gestudeerd, hij merkte het. De tijd vloog
voor beiden en toen Paul binnenkwam,
kon zijn nicht den uitroep „Nu alweer
terug," niet onderdrukken. Het meisje
deelde haar oom het verlangen van den
jongen pachter mee en hij vroeg Reinald
hem naar een andere kamer te willen
volgen. Maar deze was in het drukke ge
sprek het eigenlijke doel van zijn bezoek
vergeten en vroeg opeens, ais kwamen de
woorden spontaan over zijn lippen, om
de hand van zijn nicht.
Paul wist niet of hij waakte of droom
de, toen hij deze vraag hoorde. Kon
Reinald, die zoo plotseling met zijn bezoe
ken opgehouden had, zonder nadenken
met vollen ernst om de hand van zijn
nicht vragen? Zonder liem te antwoor
den keek hij hem oplettend aan, als twij
felde hij er aan, dat de jonge pachter
Zijn volle verstand nog had. Maar Rei
nald raadde wat er in den geest van den
ander omging, bekende openhartig den
slechten indruk dien hij bij de eerste
ontmoeting van Laura gekregen had en
verklaarde, toen hoe hij beter over haar
had leeren oordeelen.
Vier jaren verliepen sindsdien. Laura
bestuurde met veel beleid de werkzaam
heden binnenshuis en de zaken van haar
echtgenoot liepen beter dan ooit. Waar
lijk, de regel en de werkzaamheid van
de vriendelijke pachtersvrouw schenen
wonderen van geluk voort tc brengen.
Spoedig was Reinald een van de rijkste
grondbezitters van het dorp.
Ferdinand, een tweejarig kind, werd
door zijn ouders als eenig zoontje niet
weinig verwend. Ondanks het voortdu
rend aangroeien van zijn fortuin vreesde
Reinald maar, dat hij niet rijk genoeg
zou zijn om zijn zoon op te voeden, zoo
als hij dat wilde. De gedachte daaraan
maakte hem gaandeweg zuiniger ja,
deed" hem een gierigaard worden. "Vroe
ger klopte een arme nooit tevergeefs aan
de deur van zijn kleine hoeve, nu be
waakten twee groote honden het erf van
de rijke pachterswoninghardvochtig
weigerde hij een arme de kruimels van
zijn tafel. Alle goedheid en naastenliefde
van Laura waren thans noodig om te
voorkomen dat haar echtgenoot evenzeer
veracht werd als vroeger bemind. Noch
tans kon de verandering, die iri Reinald
plaats gegrepen had, door de dorpelin
gen niet onopgemerkt blijven en met een
ernstig hoofdschudden meenden zij, dat
de rijke pachter eens voor zijn hardvoch
tigheid jegens de armen zwaar gestraft
zou worden.
II.
De toekomst zou de waarheid van deze
droeve voorspellingen bevestigen. De
kleine Ferdinand, die tot nu toe onder de
gezondste kinderen van het dorp gere
kend worden kon, verloor van lieverlede
zijn frissche kleur een kwijnende ziek
te deed zijn krachten afnemen en nam
de plaats in van de woelige vroolijkheid
die hem eertijds bezielde.
Laura was wanhopig. Zij wist niet hoe
zij het onbegrijpelijk kwaad, waartegen
alle geneeskundige hulp machteloos stond,
bestrijden kon. Reinald toonde zich niet
minder mistroostig de ongerustheid ver
bitterde zijn karakter, dat 'bij den dag
somberder en prikkelbaarder werd naar
mate de ziekte van zijn zoontje in hevig
heid toenam. Op een lagen ruststoel bij
het venster uitgestrekt, staarde de kleine
uren achtereen naar de azuren lucht.
Ondanks de droefheid van de arme
moeder en haar dubbeldrukke werkzaam
heden, had Laura altijd nog tijd genoeg
om de armen in hun lijden te hulp te
komen.
Maida, een weduwe en moeder van
een achtjarig knaapje, had als eenig
eigendom een koe, waarvan zij dage
lijks de melk verkocht. Malda was ern
stig ziek geworden, de kleine Pierre ver
zorgde haar zoo goed hij kon. Dagelijks
ging hij" nu met de melk door de dorps
straten om van de opbrengst zijn moeder
het noodige te kunnen verschaffen. Lau
ra kende den droeven toestand waarin de
arme vrouw zich bevond. Meermalen
had de kleine Pierre zijn handen met brood
en vleesch vol gekregen, maar steeds
moest de pachtersvrouw daarbij zeer op
haar hoede zijn. Wanneer haar echtge
noot haar vrijgevigheid bemerkte, wa
ren hevige verwijten het loon voor haar
goedheid.
(Wordt voortgezet-)
GEVAT.
Een bakker op zeker dorp woonde
naast het logement „De Os" en was in
de wandeling bekend als de ossenbakker.
Eens dat hij getuigenis moest afleggen
voor den kantonrechter, een zeer barsch
en driftig heer, vroeg deze hem kortaf
„Is u de ossenbakker
Geen antwoord.
„Ik vraag of u de ossenbakker is
De ondervraagde hield zich doof. De
rechter staat op, gaat naast hem staan
en herhaalt schreeuwende dezelfde vraag.
„Neen, mijnheer," luidt het antwoord,
„ik ben de bakker naast den os,"
NAÏEF.
Moeder (tot haar zoon, die voor de
eerste maal uit de school thuiskomt)
„Nou Davidje, hoe is 't bevallen in de
school
Davidje „Goed, mama."
Moeder „Hebben ze je ook gevraagd
of je een jood bent
,Davi.d t „Gevraagd heeft het mij maar
een, de anderen hebben 't me aangezien."
GEGROND MOTIEF.
Een jongen is bij een boer in de leer
gegaan, maar op een goeden dag komt
hij bij zijn vader en verklaart, dat hij niet
meer naar zijn baas terug wil.
„Heeft hij je dan geslagen?"
„Neen."
„Waarom wil je dan niet langer bij
hem wezen
„Verleden maand is er een varken
gestorven, de baas zoutte het en wij
moesten het opeten verleden week
ging er een kalf dood, de baas heeft het
weer gezouten en wij moesten het weer
opeten gisteren ging de grootmoeder
van den baas dood en toen ik hem weer
zout zag krijgen, ben ik weggeloopen."
ONMOGELIJK.
Rechter„Gij wilt nog loochenen,
dat ge ia de omliggende dorpen gebe
deld hebtniettegenstaande men bij
uwe arrestatie drie en vijftig centen bij
u heeft gevonden
Vagebond „Maar, mijnheer de rech
ter, ik kan drie en vijftig centen toch
niet aan rijksdaalders bij mij dragen."
Kapitein „Waarom hebt gij mij niet
om 5 uur gewekt, zooals ik u had be
volen
Oppasser „Kapitein, toen ik u wilde
wekken, was u aan 't droomen u riep
Kellner, nog een karbonade Toen heb
ik nog een half uur gewacht om u den
tijd te geven het bestelde te verorberen."
OP 'T EXAMEN.
Professor „Noem mij de namen van
de schedelbeenderen."
Student„Ik heb ze alle in 't hoofd.
Professor, maar hunne namen willen mij
niet te binnen schieten."
VERSPROKEN.
Reiziger „Dat studenten-leven is zeer
aangenaam, ik wenschte dat ik ook had
gestudeerd."
Student„Ik ook."
CHINEESCHE OPVATTING.
Een Chinees beschreef eens een En-
gelsch rechtsgeding als volgt „Eén
man houdt zijn mond, een ander praat
al maar door, en twaalf lieden veroor-
deelen den man, die geen woord heeft
gezegd."
VERANDERING VAN LUCHT.
Dame (wier zoontje eigenzinnig en
ontembaar is, tot den aanwezigen arts)
„Ach, dokter, Kareltje is altijd zoo ze
nuwachtig en opgewonden, ik geloof
dat het kind verandering van lucht moet
hebben. Dunkt u ook niet?"
Geneesheer. Zéker, Mevrouwwerp
hem de kamer uit.
TE VEEL VERLANGD.
Anna „Voor morgen moeten wij het
gansche A, B. C. op de lei schrijven, ik
kan het zeer goed, alleen die x is zoo moei
lijk kunt gij mij leeren die letter te
schrijven
Betsy „Wat denk je wel ben ik dan
een professor?"
HET NOODLOTIGE VAN DE
ZAAK.
A.„Welnu, hoe bevalt het je in het
militaire leven?"
B. „Uitmuntend, als die verwenschte
dienst er maar niet was 1"
RESTITUTIE.
Een advocaat vermaakte 100,000 gul
den voor het oprichten van een inrich
ting voor krankzinnigen. „Ik heb," zoo
schreef hij iri zijn testament, „dit geld
aan die inrichting vermaakt, omdat ik
het van gekken héb verdiend, ik meen
dus nun restitutie te moeten geven.
OOK EEN HANDEL
„Wat
Student (tot den kleermaker),
kost dit pak?"
Kleermaker „A contant 60 gulden,
op drie maanden 70 gulden als ik nog
langer moet wachten 80 gulden en
Student „Goed, ik sta u 90 gulden
toe, pak het netjes in, dan kan ik het da
delijk medenemen."
HYPERBOLISCH.
Luitenant (tot een soldaat) „Zeg eens.
Raapsteel, op een anderen keer poets jij
je laarzen beter, zie je niet, dat er nog een
halve buitenplaats aan je hakken hangt,"
AANBEVELING.
(Advertentie). Een bekwaam en er
varen kassier zoekt een betrekking. Ter
aanbeveling strekke, dat hij op den rech
tervoet hinkt.
ENTHOUSIAST.
Dame (op den top van een berg) Welk
een prachtig panorama (tot haar echtge
noot, die naar iets zoekt) „Zoekt ge
iets
Heer „Zeker, waar is de panorama
restauratie
OP DE BEURS.
A. „Gij zendt uw zoon naar Amerika,
om zich daar in zijn vak verder te be
kwamen Waarom dat
B. „Waarom Als hij terugkomt
wordt hij kassier aan de Bank, en dan it
het goed, dat hij in Amerika bekend is."
NIEUW BEROEP.
Heer (tot een bedelaar) „Ge moest,
dunkt mij, liever werken inplaats van te
bedelen. Zoo'n krachtige kerel, schaam
je."
Bedelaar „Ik werk, mijnheer, maar
mijn zaak is wat erg problematisch."
Heer „Nu, wat doet ge dan eigen
lijk
Bedelaar „Ik ben remmer bij eene
luchtballon-maatschappij,"
GERECHTVAARDIGD.
A. Schaamt ge u niet, des Zondags met
een gescheurde jas te loopen
B. Waarom zou ik mij schamen de jas
hoort immers niet van mij»
NAAR GELANG.
„Hoe slaapt de dappere?" vraagt een
dichter.
„Dat hangt in de eerste plaats af van
het aantal katten in de buurt."
TELEURSTELLING.
....„Nu, toen is ons schip dan bij
New-Fouudland uit elkaar geslagen en
raakten wij allen te water. Maar denk je
dat een van die hooggeroemde honden
ons toen kwam redden Larie hoor 1"
TROEF.
Een geneesheer zei eens spottend tot
een stratenmaker, die bezig was, de kleine
openingen en spleten van de zooeven ge
legde straat met zand te vullen „Ja, ja,
slecht werk moet men'met zand bedek
ken."
„Zeker dokter," antwoordde de straten
maker, „juist als bij u."
IN DE RECHTSZAAL.
Rechter „Beschuldigde, gij schijnt
niet voor de eerste maal in deze zaal te
zijn. Als ik mij niet vergis, heb ik u hier
reeds in 't vorige jaar gezien."
Beschuldigde „Neen, mijnheer de
rechter, dat zal mijne zuster zijn geweest."
k
IBHH
«5
l I NAAR CHARLES GARV1CE DOOR A. T. I t
XIX.
R» De butler genoot van den indruk die
het kasteel op hem maakte.
„Zou mijnheer misschien ook de schil
derijen willen zien vroeg hij en hij
leidde hem langs de statige trap er heen
en wees hem met waardige bewegingen
de meesterstukken uit de collectie aan.
„Familie-portretten, mijnheer," zei hij,
eenige der namen opnoemend.
Hariing wandelde er langs, knikte nu
en dan en vond de verzameling blijkbaar
heel belangwekkend. Toen zij bij het laat
ste portret kwamen, dat van Lord Whar
ton, bleef hij staan en keek er naar, met
een vreemde uitdrukking op zijn ver
weerd gelaat.
„De Hooggeboren heer Algernon Ed
ward Vincent Gerald Wharton, graaf van
Wharton," dreunde de butler op met
piechtigen trots.
Hariing scheen zijn oogen met van het
schilderij te kunnen afwenden. Ten slotte
Zei hij op ingehouden toon
„Is dat het laatste van de reeks por
tretten
„Ja, mijnheer," zei de butler. „Lord
Wharton was de laatste graaf. Hij is nooit
getrouwd geweest, zoodat de titel nu met
meer bestaat."
„Z o o," zei Hariing. Hij keek om
Zich heen, alsof hij iets zocht en de butler
bleef beleefd staan wachten.
„Is er geen portret van juffrouw Sar-
toris
„Tot mijn spijt moet ik u zeggen, dat
het er niet is, mijnheer," zei de butler.
„Juffrouw Sartoris is een buitengewoon
mooie jonge dame, als ik zoo vrij mag we
zen, dat te zeggen mijnheer Wayre
weet dat ook wel en een portret van
haar zou een sieraad zijn voor de ga
lerij."
Gerald kleurde en wendde het gelaat
af, maar zei niets. Toen zij de trap af gin
gen, kwam de oude Sapley uit de biblio
theek en schuifelde door de gang.
„Wie is dat vroeg Hariing zacht.
„Mijnheer Sapley, de rentmeester,"
antwoordde Gerald, eveneens met zachte
stem..
Hariing wreef zich de kin en zei niets.
Zij kwamen bij de deur en hij keerde zich
om, om den butler te bedanken, toen juist
Mordaunt binnenkwam. Hij liep met ge
bogen hoofd, zoodat hij de heeren eerst
niet zag, en toen hij het hoofd ophief
schrikte hij. Gerald schrikte eveneens,
want het gelaat van den man dat hij
11 .i een oogenbiik zag zonder het masker
was bleek en verwrongen, alsof hij juist
slecht nieuv/s gehoord had. Het was de
dag na het bezoek van Jenks.
„Mijn vriend, mijnheer Hariing, heeft
het kasteel en de schilderijen bezichtigd,"
zei Gerald. „Mag ik u even voorsteilen,
zei hij tot Hariing Mijnheer Mor
daunt Sapley."
Mordaunt had alweer zijn masker voor
en glimlachte vriendelijk.
„Dat zal mijn vader zeer aangenaam
zijn," zei hij. „U kunt uw vriend met ge
noegen door het park geleiden en hem
alles laten zien, wat hij verlangt."
„Dank u," zei Gerald.
Mordaunt Sapley boog en verdween
in de hall.
„Een heel beleefde man," zei Hariing
tot Gerald, toen Mordaunt hem niet meer
kon hooren. „Hij en zijn vader ik ver
onderstel ten minste, dat de oude man
die wij zagen, zijn vader is schijnen
zich volkomen thuis te gevoelen in het.
kasteel. Hij sprak, alsof het zijn eigendom
was."
„Ja," zei Gerald, de wenkbrauwen
samen trekkend. „Ik begrijp niet.,.."
Hij voleindigde den zin niet.
Hariing dankte het rijtuigje af Ge
rald had besloten naar Thraxton te loo
pen en liep op den westelijken vleugel
van het kasteel toe.
„Dat is de vleugel waaraan ik gewerkt
heb," zei Gerald spijtig, „laten we hier
vandaan gaan, als u genoeg gezien hebt
er zijn hier eenige onaangename herin
neringen voor mij aan verbonden."
„Laten we naar het logement terug-
keeren," zei Hariing.
Hij was onderweg buitengewoon stil
hij scheen over iets na te denken. Toen
ze aan tafel zaten, zei hij plotseling
„Wanneer komt juffrouw Sartoris te
rug
„Dat weet ik niet>" antwoordde Ge
rald. „Dat schijnt niemand te weten. Ik
wou u juist zeggen, dat er iets geheim
zinnigs is aan haar afwezigheid, maar ee
nig bewijs heb ik er niet voor, tenzij dan,
dat niemand haar adres weet, zelfs de
Sapley's niet."
Hariing schonk zich een glas bier in.
„Dat is zonderling," zei hij. „Tusschen
twee haakjes, is het ook niet zonderling,
dat er geen portret van haar op het kasteel
is Het spijt mij in elk geval. Ik zou wel
eens willen zien, hoe de meesteres van zulk
een kolossaal goed er uit ziet."
„Bent u daar erg nieuwsgierig naar?"
Zei Gerald aarzelend, terwijl hij zijn hand
in Zijn binnenzak stak.
„Ja, nogal," antwoordde Hariing be
slist.
„Hier hebt u haar dan zei Gerald,
de potloodschets van Claire vóór hem op
de tafel leggend. „Het is een schets, die
ik eens, een paar maanden geleden, van
haar maakte, zonder dat zij het wist. De
schets is wel heel onvolkomen, maar
toch is ze gelijkend in elk geval vol
doende, om u een idee te geven
Hemel pas op riep hij plotseling uit,
de schets weggrissende, want Hariing
had zijn glas bier uit de hand laten vallen.
„Neem me niet kwalijk zei hij. „Jour
gen, jongen, wat onhandig van mij Ik
hoop dat er niets op de teekening is ge
komen?" zei hij, het gemorste bier op
vegend. „Mag ik nog eens even zien?"
„Zeker!" zei Gerald. „Er is gelukkig
niets aan gebeurd. Ik hecht er een groote
waarde aan, veel grooter dan de schets
eigenlijk waard is. Wel, wat denkt u er
van
Hariing had natuurlijk de schooljuf
frouw van Streatham herkend. Hij wist
niet hoe hij het had van verbazing en riep,
zonder er bij na te denken uit
„Het lijkt sprekend
„Watriep Gerald uit, „en u hebt
haar nooit gezien
Hariing kleurde en stond op, om een
ander glas bier te vragen. „Ik bedoel, dat
ik er wel wat onder durf te verwedden,
dat het sprekend lijkt, maar jij bent te be
scheiden om het te zeggen, jongenlief,"
zei hij lachend.
ZEVENENTWINTIGSTE HOOFD
STUK.
Gerald nam de schets weer aan en keek
er een oogenbiik met een verliefden blik
Zwijgend naar. Toen zei hij, alsof hij plot
seling een besluit genomen had
„Kijk eens, mijnheer, het komt me
voor, dat ik het u zeggen moet u bent
zoo welwillend tegenover mij geweest,
alsof u de beste vriend was, die ik in de
wereld bezit en ik heb ook werkelijk
niemand anders wien ik het kan vertellen
en het drukt mij als een last. Deze dame,
juffrouw Sartoris, de meesteres van
Court Regina enfin, ik ben zoo krank
zinnig geweest, om verliefd op haar te wor
den."
Hariing had dit reeds half vermoed en
hij zuchtte, want hij dacht aan Grace en
haar hopelooze liefde en als vader voelde
hij nu een steek in het hart. Hij was ech
ter iemand met een goed hart en boven
dien, hij hield van Gerald, veel zelfs en
om meerdere dan die eene, op zichzelf
reeds voldoende reden, dat hij Grace
het leven had gered.
„Ga voort, beste, kerel," zei hij be
moedigend.
„Ik durf haast niet," zei Gerald, „want
het moet u zoo onzinnig toeschijnen. U
hebt Court Regina gezien u weet, hoe
rijk zij is hoe hoog zij staat en u weet
ook wat ik ben."
„Ja, ik weet wat je bent," zei Hariing
bedaard.
Gerald stak zijn pijp aan. „Een arme
avonturier," vervolgde hij „een niets
het was natuurlijk krankzinnig van mij,
maar ik kon er eenvoudig niets aan doen.
U heb er geen denkbeeld van, hoe zij
eigenlijk is."
„Niet Neen, dat zal .wel niet."
„Deze slechte schets geeft niet het
flauwste idee van haar. Zij is een van de
liefelijkste wezens op de wereld en even
goed als mooi. Ik heb haar toevallig ont
moet en kwam later alle dagen met haar
in aanraking, toen ik bezig was met de
restauratie vin den westelijken vléugei
van het kasteel geen mensch zou on
verschillig hebben kunnen blijven, als
hij haar zoo dikwijls had ontmoet als ik.!
Er gaat een onbeschrijfelijke bekoring
van haar uit, die alleen te begrijpen is
voor hem, die er door gevangen werd. Zij
is zeer trotsch, rnaar niet op een onaange
name wijze in sommige dingen is ze zelfs
zeer nederig en evenals u en juffrouw
Grace, hecht ze zeer weinig aan rijkdom.
En ik denk dat het daarom was en omdat
ze vriendelijk en goed voor mij was, dat
ik haar mijn liefde bekende."
„En wat zei ze vroeg Hariing met
groote belangstelling.
„Ze zei „Neen" zei Gerald een zucht
onderdrukkend en een paar krachtige
halen aan zijn pijp doende. „Den avond
te voren had ik het gewaagd, haar bij haar
naam te noemen en ik had afscheid van
haar genomen, met hoop in het hart
Den volgenden morgen werd echter die
hoop den bodem ingeslagenze zei
„Neen'en ik vertrok."
„Hield ze niet van je
„Ik denk van niet," zei Gerald, met een
droeven glimlach.
„Je zegt dat niet erg overtuigd."
Gerald kleurde.
„U moet me nu niet voor een ingebeel-
den dwaas aanzien, maar eerlijk gezegd,
ik had altijd een vage hoop gehad, dat
ik haar niet onverschillig was."
„En waarom begon Hariing.
„Dat kan ik niet zeggen. Ik dacht later
een oogenbiik, dat het was om het schan
daal met betrekking tot Lucy Hawker.
Maar dat kan het toch niet zijn, want
juffrouw Sartoris kon daarvan nog niets
gehoord hebben, toen zij mij afwees."
„En waarom heb je dan niet nog
maals met haar gesproken, jongen?"
„Ik heb haar niet meer gezien. Ik ben
dadelijk hier vandaan gegaan." Hij ver
telde van zijn gebroken been. „Toen ik
terug kwam, was ze, zooals u weet, weg
en als ik nogmaals met haar gesproken
had, dan zou ze me, dat weet ik, hetzelfde
antwoord gegeven hebben. Ik weet, dat
er geen hoop voor me is zij is de eenige
vrouw, die ik ooit zal liefhebben er
gaat geen dag voorbij, dat ik niet aan haar
denk ik draag haar mee in mijn hart,
Zooals ik haar portret in mijn zak draag."
Hariing scheen iets te willen zeggen,
maar hield zich in. Even later sprak hij
„V/eet niemand waar zij is Dat komt
me toch heel vreemd voor. En nog zon
derlinger schijnt het me, dat de Sapley's
in haar kasteel wonen. Ik heb het niet aSj»
die twee mannen ik laat me niai c'ocr
den schijn leiden, maar tegen die twee
mannen heb ik een buitengewone anti
pathie. De oude, met zijn haviksgezicht,
lijkt mij tot alles in staat eit de zoon, al
ziet hij er ook niet zoo kwaad uit, bad een
alles behalve opgewekte uitdrukking op
het gelaat, het eerste oogenbiik dat we
hem zagen. Je je veronderstelt toch
geen schurkenstreek, Gerald
Gerald trok het voorhoofd in rimpels
en trok woedend aan zijn pijp.
„Wat voor een schurkenstreek zou dat
kunnen zijn vroeg hij. „U veronder
stelt toch niet, dat ze juffrouw Sartoris
uit den weg geruimd hebben Hij
lachte om het denkbeeld.
„Neen, dat niet," antwoordde Har
iing, „ofschoon, op mijn woord, vader
en zoon beiden lijken me er toe in staat."
Gerald lachte opnieuw.
„Dat zou ik niet denken," zei hij,
„maar ik wou dat ik wist waar ze was."
Hariing scheen andermaal iets te wil
len zeggen, maar hield zich weer in.
„Miss :hien komt ze wel spoedig terug/'
vervolgde Gerald, „en dan zal ik nog wel
hier zijn, want ik ga niet weg, dan mis
schien een paar dagen in het belang van
het onderzoek, voor ik het geheim van
Lucy's verdwijnen heb ontsluierd. Ik
Zal haar dan nogmaals te spreken vragen
en haar de papieren overhandigen, die ik
nog van haar heb en dan dan zal ik
het portret van juffrouw Grace afmaken
en opnieuw aan het zwerven gaan."
Hariing keek hem nieuwsgierig aan.
„Jij zal je fortuin nog wel maken, jon
gen," zei hij, „mannen als jij komen ten
slotte altijd goed terecht. Houd maar moed.
Hij leunde over de tafel en klopte Ge
rald op den schouder. „Alles kan nog best
terecht komen, wie weet
Gerald schudde net hoofd.
„Forttin zou voor mij, zonder haar,
weinig waarde hebben zei hij. Het ge
sprek had hem zenuwachtig gemaakt
en rusteloos liep hij de kaynsr op en neer,
„Ik moet naar Thraxton om die zaak van
Lucy Hawker. U neemt het me toch niet
kwalijk, als ik u alleen laat? U zult ge
noeg vinden wat u interesseert, als u hier
wat rondwandelt."
„Vooruit maar, jongen zei Hariing.
„O, ja, :ik zal zeker genoeg vinden wat
me kan interesseeren."
Nadat Gerald vertrokken was zat de
oude man, zijn kin wrijvend, in het haard
vuur te staren. Met een uitdrukking van
vastbeslotenheid op het gelaat sprong hij
even later plotseling op, trok zijn jas aan,
greep zijn hoed en begaf zich op weg naar
het kasteel. Nu en dan bleef hij staan,
turend op den grond, alsof hij ernstig
nadacht en nog niet volkomen zeker was
van hetgeen hij zou doen. Toen hij het
kasteel bereikte had vroeg hij naar mijn
heer Sapley den ouden asjeblieft."
Wordt voortgezet,