Derde Blad
18 Augustus 1923
Voor Ouders en Opvoeders,
organ.
1910
135
1911
135
1912
150
1913
158
1914
156
1915
146
1916
146
GE3I1EÉS® IIEUWS.
r—
KNOLLEN VOOR CITROENEN.
Het „Ned, Bedrijfsleven" bespreekt de
overwerkvergunning bij Wilton en het ver-
aeugt zich over de kentering die jaren te
voren is voorspeld en eindelijk is gekomen.
Erkend moet worden, dat de arbeidsvoor
waarden op weg zijn om slechter te worden;
ook de sociale zorg zal moeten worden
ingekrompen.
En het voorziet dat de tijd nog kan ko
men, dat er gewerkt moet worden tegen
elk loon en onder elke voor
waarde.
Het is geen kleurig perspectief dat het
blad ons meent te moeten openen. En on
willekeurig voelt men zich tot het stellen
van e«n paar luttele vragen geneigd.
Zoo zou men kunnen vragen waarop die
«ombete voorspelling berust, vooral nu we
de laatste jaren zoo vaak ondervonden heb
ben dat economische voorspellingen niet
steeds overeenstemden met hetgeen we
werkelijk te zien kregen.
En we zouden óók kunnen vragen hoe
men zich het verloop van een dergelijke
crisis indenkt. Moet dat werken voor èlk
Won en onder élke voorwaarde worden ver
kregen doordat men met de arbeidecsorga-
nlsatie's een zoo breed mogelijk
opgezet overleg pleegt, of moe
ten dergelijke voorwaarden maar zonder
meer worden opgelegd?
Natuurlijk zou ook het laatste geschieden
•n het welbegrepen belang van de arbeiders;
dat spreekt eigenlijk vanzelf. Alle terug
slagen zijn, als zijnde in het belang van de
arbeiders, ingevoerd althans als men de be
weringen dienaangaande wil gelooven.
Toch is het niet te voorzien, dat de ar
beiders geneigd zullen zijn, zonder nader
onderzoek dergelijke knollen als citroenen
te beschouwen. Zij zullen en kan men dat
nu heusch zoo vreemd vinden? er gaarne
iets méér van willen weten vóór ze hun
loowen zóóver laten besnoeien dat zij geen
bestaansmogelijkheid meer bieden; ze zul
len er misschien ook niet zonder meer hun
goedkeuring aan hechten, dat van onze so
cialen voorzorg, waaronder vaak ook sociale
wetten en verzekeringen zijn begrepen, zoo
maar afbraak wordt gemaakt.
In het kort: er dient rekening mee te wor
den gehouden, dat ondanks allen tegenslag
de arbeiders maar niet zonder meer gene
gen zullen zijn op gezag van anderen aan
te nemen, dat het zóó en niet anders moet,
zoolang men hen als minderwaardigen en
inmondigen behandelt.
Juist omdat de mogelijkheid aanwezig is,
dat ook wij hier een terugslag van de al-
gemeene verarming zullen ondervinden, zou
gezond verstand en wijs beleid, zelfs voor
hen die geen Christelijke gevoelens kennen,
toch nog vorderen dat men een zoo breed
mogelijk overleg met de arbeidersorganisa
tie^ zocht.
Dat zal in voorspoed niet schaden en bij
tegenslag een middel zijn om deze met ver
eende kracht te dragen.
Men ontkomt echter niet aan den indruk
dat bedoeld blad aan die samenwerking en
dat overleg niet zoo'n groote waarde toe
kent.
Veeleer is men geneigd te meenen dat het,
slechts lettend op het verkregen resultaat,
de innerlijke gesteldheid van anderen ge
heel over het hoofd ziet.
Met een naïviteit die aan het ongelooflijke
grenst ziet het in de boodschap door den
voorzitter van den Nederlandschen Metaal-
bewerkersbond gegeven en waarbij berust zal
worden in de arbeidstijdverlenging bij Wil
ton, dat men in die organisatie zou g e-
voelen dat er nood heerscht en dat het
»og heel wat erger kan worden.
„Indien dat niet gevoeld werd door hen,
„die de arbeidersorganisatie in de metaal
industrie aanvoeren, zou nooit op den
„wensch van Wilton zijn ingegaan?"
„Het Ned. Bedrijfsleven" bedriegt zich
zelf als zij een dergelijke conclusie uit het
gebeurde bij Wilton meent te mogen trek
ken.
Waarheid is, dat de arbeidersorganisatie's
noodgedwongen hebben berust en de arbei
ders hebben dus met haat en wrok in de
ziel de opgedrongen verlenging moeten aan
vaarden.
Hoe men nu toch kan spreken als in
boven geciteerden zin, terwijl toch bekend
is dat wanneer de Metaalbond zich niet ach
ter Wilton's eischen had gesteld, niet on
waarschijnlijk een strijd verkozen was
boven aanvaarden.
Men zou er niet aan gedacht hebben ,den
eisch van Wilton in te willigen, als men
het oogenblik niet ongeschikt had geacht
om den strijd aan te binden.
De Ned. Metaalbewerkersbond heeft zich
nog achter de Christelijke en Katholieke
organisatie's moeten verschuilen om zelfs
die momentelijke onmacht nog voor zijn
leden weg te moffelen; zoodat hij het in die
kringen ibekende liedje zong: als de Kerke-
lijken maar ruggegraat hadden, dan zouden
we nog wel eens zien.
We kunnen die socialistische taktiek, die
au zoo zachtjes aan bij arbeiders die nog
denken kunnen wel op de juiste waarde
zal worden geschat, laten rusten, maar het
bewijst dan toch dat de arbeidersorganisa
tie's slechts door de moeilijkheden van het
moment gedwongen hebben berust en abso
luut niets gevoelen van alles wat men hen
wil toedichten.
Veeleer het tegendeel; juist omdat met
hen niet het minste overleg is gepleegd over
iets waarbij hun verlangens toch wel zeer
nauw betrokken waren. En het is niet zoo
onschuldig om te trachten anderen te doen
gelooven dat de menschen wel van de nood
zakelijkheid doordrongen zijn alleen om het
feit dat men zich daarbij noodgedwongen
heeft neergelegd.
Dat is den menschen knollen voor citroe
nen verkoopen.
Ik beoordeel niet of de maatregel al dan
niet noodzakelijk is maar wèl durf ik be
weren dat zij op de meest ontactische wijze
is ingevoerd. Als van dergelijke methoden
het behoud van ons economisch leven ver
wacht wordt dan is het te vreezen, dat
daarvan niets terecht komt. Want dan wordt
ar kunstmatig een mentaliteit gekweekt
waaruit nooit iets goeds kan geboren wor
den.
Het is een teekenend staaltje van kort
zichtigheid met wie weet welke ontzettende
gevolgen, dat men, nu uit alles blijkt, dat
we slechts met uiterste krachtsinspanning
het hoofd zullen kunnen bieden aan de moei
lijkheden in ons bedrijfsleven men zich niet
kan opwerken tot de hoogte waarop men
staan moet, om te erkennen dat de arbeiders
bij het productieproces een zoodanige po
sitie innemen, dat men bij de te nemen
maatregelen hen ook ten volle erkent en
minstens met de organisatie's een zoo breed
mogelijk overleg pleegt.
Zoo men nu handelt zet men ook de goed
willige arbeiders tegen de zaak op, erger
nog: maakt men het aan die organisatie's,
die naar samenwerking streven en den be-
drijfsvrede als een hoog te waardeeren goed
beschouwen uitermate moeilijk om de daar
voor vereischte stemming te kweeken.
Met het feit te constateeren dat in Neder
land door de „verdeeldheid" der arbeiders,
waarmede dan het georganiseerd zijn volgens
beginselen 'bedoeld wordt, de door dc socia
listen gevoerde klassenstrijd getemperd
wordt, komt men er niet.
Wie het werkelijk waardeeren wil, dat we
in Nederland Katholieke en Christelijke or
ganisatie's hebben, waardoor de klassenstrijd
der socialisten getemperd wordt, zal dan ook
de redelijke verlangens dier organisaties niet
onder den voet mogen loopen.
A. J. L.
TEGEN DE VLOOTWET.
Het N. V. V. en da S. D. A. P. zouden
samen demonstreeren op 23 September.Maar
het ontbrak hen aan klinkende leuzen. Want
de „bedrijfsdemokratie" hoezeer ook be
geerd door de massa der arbeiders is geen
onderwerp waarmede men de hartstochten
in beweging kan brengen.
De Regeering heeft hen zij het onge
wild aan een pakkende leuze geholpen.
De wrevel tegen militaire uitgaven, eigen
lijk tegen elke uiting van militairsme, zit ons
volk in 't bloed.
„Tegen de Vlootwet" is ongetwijfeld een
pakkende leuze. Wijnkoop heeft dat gevoeld
en gevraagd of hij met zijn „anderhalven man
en een paardekop" mee mocht doen.
Wijnkoop heeft begrepen, dat hij on
danks de zeer pakkende leuze een erbar
melijk figuur zou slaan, omdat hij nu een
maal alle organisatie heeft helpen versplin
teren en hij vraagt deemoedig mee te ma
gen doen met de „gele verrajers" en „ka
pitaalsknechten" zooals de S.D.A.P.'ers ge
woonlijk genoemd worden.
Of de mannen van het N. V, V, en de S. D.
A. P. er nog waarde aan zullen hechten om
samen te demonstreeren met dat handjevol
W. A. C. menschen en Communisten moet
worden afgewacht.
Vast staat dat Stenhuis, de voorzitter van
het N. V. V. er hegl wat meer waarde aan
zou hechten als hij voor deze actie ook de
Katholieke en Christelijke arbeiders warm
kon krijgen.
Zijn de berichten juist, dan heeft het R.K.
Vakbureau het eenigst mogelijke want
volmaakt logische standpunt ingenomen,
dat het aan geen agitatie tegen de Vlootwet
kan meedoen, zelfs geen bepaald standpunt
kan innemen, zoolang het niet weet welke
houding de regeering zal aannemen.
De R. K. arbeiders zijn alles-behalve-mili-
taristisch aangelegd; dét is voldoende be
kend, maar 't zou een dwaasheid zijn als
zij meededen aan een agitatie zonder te we
ten wat er precies aan de orde is; doch ook
al zou dat bekend zijn dan doen zij nog ver
standig het parool van eigen organisaties af
te wachten.
Laat Wijnkoop terwijl maar probeeren zijn
clubje onder te brengen bij de „gele verra
jers"; en laten deze laatsten zich maar ver
broederen met de sloopers van professie,
met de Russische cellenbouwers, er is voor
de R. K. arbeiders geenerlei aanleiding om
op dat terrein met hén mee te gaan.
Het politieke heibeltje spreekt te duide
lijk.
A. J. L.
LANDARBEIDERS NAAR FRANKRIJK.
We hebben op dit moment een teveel aan
arbeidskrachten in ons land» Vooral onder de
Landarbeiders zijn er een beduidend aantal
die geen geregeld emplooi kunnen vinden.
Dat v/as ook vroeger zoo, doch dan was er
een gestadige afstrooming naar industrie
plaatsen, naar Duitschland enz.
Niet alleen dat thans zulks niet meer mo
gelijk is maar de industrie zendt nog geregeld
krachten naar het land terug terwijl juist een
afstrooming noodzakelijk is.
In Frankrijk daarentegen is een voortdu
rend gebrek aan land-arbeiders het is dus
zeer te verklaren, dat de arbeiders die hier
geen werk kunnen krijgen, trachten aldaar
geplaatst te worden. En het is even verklaar
baar dat de Overheid dien trek aanmoedigt.
Maar dat aanmoedigen dient toch ook
weer met de noodige voorzichtigheid gepaard
te gaan zoodat niet noodeloos teleurstellingen
worden bereid aan hen die daarheen gaan.
En het is zeer de vraag of die voorzichtig
heid niet wat te veel uit het oog wordt ver
loren, wanneer we de verslagen lezen van wat
de Heer v. Lier, Referendaris aan het Dep.
van Arbeid hieromtrent mededeelt.
Waarheid is, dat er groote gevaren van
Godsdientig zedelijken aard aan verbonden
zijn en als de Regeering „ook een open oog
(heeft) gehad voor de zedelijke en Godsdien
stige belangen der uit te zenden arbeiders'
dan is dat alleszins toe te juichen wijl anders
ondanks economische voordeelen het wer
ken in Frankrijk moeilijk kan worden aan
bevolen.
Waarheid is ook, dat zij, die in Frankrijk
gaan werken daar een behoorlijk loon kun
nen verdienen maar minst genomen wat
al te optimistisch beoordeeld is het wanneer
men het voorstelt alsof men er heel wat kan
overhouden om hier het gezin te onderhou
den.
Dat is onjuist en tevens een der groote
moeilijkheden aan het werken in Frankrijk
verbonden, dat men hier zijn gezin onver
zorgd moet achterlaten, zoodat men of met
het geheele gezin moet vertrekken, of aan
gehuwden het vertrek naar Frankrijk moet
ontraden.
Dat is de eenstemmige conclusie van hen
die daar voor de R. K. en Chr. organisaties
zijn geweest om een en ander te onderzoeken.
Naast het m. i. te rooskleurig getint ver
slag, hetwelk reeds in meerdere bladen voor
kwam zal men goed doen ook hiermede
rekening te hemden.
VREEMD BERICHT.
Dezer dagen kon men in de bladen lezen
„Naar de Ned. verneemt, heeft de Mi
nister van Arbeid bepaald, dat er in de
maand Augustus geen steun vanwege het
rijk verleend mag worden voor den bouw
van groote complexen woningen, in ver
band met de zeer hooge steenprijzen, die
in den laatsten tijd met ongeveer f 10.
per 1000 zijn opgeloopen. Dit besluit geldt
zoowel voor den bouw ingevolge de Wo-
ningwet als voor den premiebouw."
Een dergelijk bericht stemt tot nadenken.
Men herinnert zich, dat de Directeur-Gene
raal destijds uitspraak deed in het conflict in
de steenindustrie. De heer Zaalberg kan dus
op de hoogte zijn van den bedriiistoestajad
en hij heeft rekening nouöend met het be
drijf de loonen vastgesteld.
Is het bericht juist, dan kan worden aan
genomen dat men aan „Arbeid" de verhoo-
ging der steenprijzen als een ongemotiveerde
prijsopdrijving beschouwt. Een prijsopdrij
ving die den woningbouw ten zeerste be
lemmert.
Laat de Minister deze prijsopdrijving door
gaan die alleen of voor een groot deelkan
steunen op de nog steeds noodzakelijke wo
ningvoorziening waaraan met Rijkssteun
moet worden tegemoet gekomen, dan blij
ven we woningen houden met voor de ar
beiders onbetaalbare huren en als de Minister
voet bij stuk houdt krijgen we dus heelemaal
geen woningen.
Het is wel een fraaie wereld, waar de zucht
naar winst zoo diep is ingevreten, dat daar
aan de meest vitale volksbelangen worden
opgeofferd.
Van de bouwvakarbeiders vroeg men en
terecht dat zij rekening houden met de
belangen van andere groepen en toch waren
die loonen op geen stukkenjjna te vergelijken
met de winsten welke nu de steenfabrieken
op hun product willen.
Ik heb hier voor mij liggen een prijsopgaaf
voor kleine getallen waarbij de düurste
steenen voor woningbouw staan genoteerd
voor f 23.per 1000.
H Zoodat een verhooging van f 10.een
verhooging van ruim 40% beteekent op
de goedkoopere soorten is een verhooging
van f 10.een nog belangrijker stijging.
En dat terwijl nog zoo pas de geheele
steenindustrie in rep en roer is gebracht, om
toch maar loonsverlaging in te voeren.
Christelijke solidariteit is een mooi
woord en de beteekenis daarvan is nog mooier
maar het schijnt in de praktijk niet mee te
vallen om haar in toepassing te brengen.
Hoewel ieder die nadenkt kan inzien, dat
we zonder haar niet uit 't moeras kpmen.
't Is toch eigenlijk een „vreemde" geschie
denis. A. J. L.
LEDENTAL VAN VAKVEREENIGIN-
GEN IN HET BUITENLAND.
Het Maandschrift voor de Statistiek geeft
de volgende cijfers omtrent buitenlandsche
vakvereenigingen
CANADA.
1921 1922
222.896 206.150
24.480 22.973
15.644 9.063
45.000 38.335
Internationale organis.
Nationale organisaties
Plaatselijke vakvereen.
Katholieke organisaties
Centrale Bond met In
dustrie arb. (Synd.)
Totaal 313.320 276.221
In 1919 was het ledental 378.048, waarna
het daalde tot eind 1922 op 373.842 leden.
5.300
100
Jaar Aantal
ENGELAND.
Leden Jaar Aantal Leden
organ.
703.091 1917 141 873.415
711.994 1918 143 1.032.849
884.291 1919 141 1.215.107
874.281 1910 134 1.480.108
967.257 1921 134 1.583.058
1.086.391 1922 126 1.371.634
1.076.634 1923 125 1.056.131
RUSLAND.
Blij kens^de Russische Jaarcijfers (1918-
1920) steeg het ledental der vakvereenigingen
van 653.560 op het eind van 1917 tot 2.309089
eind 1918, 3.706.779, midden 1919 en
6.856.940 eind 1920.
Het grootste aantal georganiseerden
werd eind 1920 aangetroffen onder het
spoorwegpersoneel (1.032.087). Daarop volg
den het personeel in dienst der sovjets
(882.489), ae metaalbewerkers (561.644), me
disch en sanitair personeel (482.396), per
soneel bij het openbaar onderwijs (433.646),
textielarbeiders (373.751) en mijnwerkers
(303.418).
De stijging van het aantal georganiseerden
heeft nog aangehouden tot het midden van
1921. Het Russische Vakverbond telde toen
blijkens zijn jaarverslag 8.400.000 leden.
Daarna trad een snelle daling in, welke in
hoofdzaak moet voorden toegeschreven aan
de afschaffing van het verplichte lidmaat
schap. In Augustus 1922 telde het Vakver
bond nog 5.100.000 leden.
TSJECHO-SLOWAKIJE.
In Tsjecho-Slowakije waren op 31 Decem
ber 1921, 1.976.923 georganiseerden, waar
van 1.501.732 in Tsjechische en 475.191 in
Duitsche organisaties. Er bestaan niet min
der dan 16 vakcentralen, n.l. 11 Tsjechische
en 5 Duitsche. De Tsjechische omvatten te
zamen 1.213.648 georganiseerden, de Duit
sche 4.60151. Van de beide op het standpunt
van het I.V.V. staande centralen telde de
Tsjechische 675.625 leden, de Duitsche
372.027.
Verdeeling der georganiseerden naar de
beroepsgroepen geeft de volgende cijfers
Industrie 1.161.593, Handel en Verkeer
346.839, Land-en Bosch'oouw 229.830 en
Openbare diensten 238.661. Totaal aantal
georganiseerden is 1.976.923.
ZIET EEN MISDADIGER TEGEN ZIJN
STRAF OP?
Wij lezen in het heden verschenen Maand
blad voor Berechting en Reclasseering van
Volwassenen en Kinderen:
Wil het succes der Reclasseering zoo hoog
mogelijk opgevoerd, dan zal deze gesteund
moeten worden door een goed werkend
strafstelsel.
Het is daarom van belang na te gaan of
het Nederlandsche strafstelsel is een goed
werkend stelsel.
In dit verband wil ik eenige indrukken
weergeven, door mij opgedaan als rijksveld
wachter met vele jaren dienst aan een groot
parket, bij het transportecren van een zeer
groot aantal gevangenen.
Cijfers kan ik niet geven, slechts cenige
algemeene indrukken.
In de eerste plaats dan, wil ik wijzen op
het zeer groote aantal recidivisten. Personen
met een 10-tal veroordeelingen zijn geen
zeldzaamheid, ja met 20 en meer veroordce-
lingen komt men er meermalen tegen.
En er tegen opzien weder gevangenisstraf
te moeten ondergaan? Geen sprake van.
Zelfs niet wanneer het betreft lange, zeer
lange straffen. Een zeldzaamheid als men
iemand ontmoet, die tegen zijn straf op ziet.
Tijdens het transport naar de gevangenis
worden vroegere heldendaden opgehaald
of de toekomst besproken, welke toekomst
dan gewoonlijk gedacht wordt als een voort
zetting van het verleden, "lypeerend is in dit
verband het volgend gezegde van iemand, die
naar Leeuwarden werd getransporteerd tct
het ondergaan van 14 (zegge veertien) jaar
gevangenisstraf, na reeds meerdere gevange
nisstraffen, waaronder van 5 jaren, te hebben
ondergaan. Hij zeide o.m.: „Als ik er uit kom,
zal ik oppassen, dat ze me niet weer zoo
gauw te pakken krijgen."
Zijn 14 jaar zijn thans om, en hij zet in eene
andere stad zijn vroeger beroep weder met
dezelfde handigheid voort.
Uit een en ander mag afgeleid worden, dat
ons strafstelsel niet dat karakter heeft, wat
een goed werkend stelsel behoort te hebben,
n.l. een afschrikkend karakter. Want al be
doelt straf op de eerste plaats vergelding
van aangedaan leed, zij moet den gestrafte
afschrikken voor een herhaling en den nog
niet gestrafte voor een mogelijke eerste
straf.
Rijst nu dc vraag: welke fout (of fouten)
kleeft (kleven) aan ons strafstelsel?
Hierop geven de gevangenen zelf antwoord".
Men is weliswaar van zijn vrijheid beroofd
en opgesloten in een cel, wat minder aange
naam is, doch dit ongemak wordt voor een
groot gedeelte vergoed door het gemakke
lijke leventje, dat men in de gevangenis leidt.
Je moet wel een bepaald gedeelte van den
'dag werken, doch dat is niet lang en hard
werken is geen vereischte, als je maar aan
den gang bent. En in dat gemakkelijke, luie
leventje moet dan ook de oorzaak gezocht
worden van het weinige afschrikkende der
celstraf. Dat dit werkelijk het geval is, kan
men hooren van personen, die gevangenis
straf in de Rijkswerkinrichting „Veenhuizen"
hebben ondergaan. Zij hebben er wel veel
meer vrijheid en voorrechten dan in de straf
gevangenis, lang werken is ook al geen ver
eischte, maar.... maar in de vcenploeg, in
de boschploeg, bij den boer, of waar dan
ook, is geregeld doorwerken de boodschap.
En daarvoor onderga je toch geen gevange
nisstraf. Neen, dan liever in de ccl, daar is
het gemakkelijker.
En zoo ziet men het meermalen gebeuren,
dat gevraagd wordt~om niet naar Veenhuizen
in de buitenlucht en met zijn tabak tejgaan,
maar naar de cel.
Dat dit makkelijke leven in de strafgevan
genis invloed en waarschijnlijk zeer grooten
invloed heeft op het werk der Reclasseering
zal niemand ontkennen.
Iemand, die geruimen tijd in de gevange
nis heeft doorgebracht, is het werken ont
wend en zal, wanneer hij niet spoedig een
werkkring geheel naar zijn zin krijgt, er niet
voor terugschrikken om zich aan de tucht
der Reclasseering te onttrekken en terug te
gaan naar de cel.
Hetzelfde geldt, hoewel in mindere mate,
voor hen, die nog gqen gevangenisstraf heb
ben ondergaan.
Uit een en ander blijkt, dat, wil het Ne
derlandsche strafstelsel een steun worden
voor de Reclasseering, het eene groote ver
andering zal moeten ondergaan.
HEVIGE BRAND TE RANSDAAL.
Drie boerderijen in vlammen opgegaan.
In het gehucht Ransdaal bij Klimmen (L.)
is Woensdag een groote boerderij, toebc-
hoorend aan de weduwe Eussen, door den
bliksem getroffen en in vlammen opgegaan.
Twee belendende boerderijen, waarvan een
kleine, toebehoorend aan Winthagen en be
woond door den landbouwer Vroomen en
een grootere, toebehoorend aan Leehuizen,
werden eveneens door het vuur aangetast.
Daar nergens in de omgeving brandbluSch-
materiaal beschikbaar was, kon het vuur
niet bestreden worden en verbrandden deze
woningen eveneens. Slechts een paar kale
muren bleven staan. Een paar paarden, die
zich in de schuur bevonden, konden gered
worden. Enkele varkens en wat klein vee,
kwam ook in de vlammen om. Het grootste
deel der meubels verbrandde. Een dochtertje
van de wed. Eussen, dat niet kan loopen,
kon zich met moeite redden door het huis
uit te kruipen.
De daklooze gezinnen zfjn in concertzalen
te Ransdaal ondergebracht.
BEZUINIGING EN AFSLUITBOOMEN.
Uit Obdam (N.-H.) wordt aan het „Hbld."
gemeld:
Kort geleden werd een man op een hooi-
hark gezeten bijna door den sneltrein Hoorn
Alkmaar gegrepen. Door krachtig remmen
van den machinist bleef hier een menschen-
leven gespaard.Uit bezuinigingsoverwegingeh
is voor cenigen tijd de bediening der afsluit-
boomen in de kom van het dorp overgegaan
naar het station. Oogenschijnlijk is alles vol
komen in orde, doch men kan het verkeer
op den weg uit het station niet gadeslaan,
terwijl de boomen meestal veel te snel da
len.... Dinsdagavond j.l. had wederom een
voorval zeer ernstige gevolgen kunnen heb
ben. Een goederentrein van de richting
Hoorn naderde, toen juist de geheel met
passagiers gevulde autobus AlkmaarOp
meer kwam aanrijden. Toen de chauffeur
zich tusschen de afsluitboomen bevond, vie
len deze en de bus was ingesloten. De trein
naderde met volle vaart en had juist ruimte
genoeg om rakelings langs het vehikel te
schuiven.
ONDERZOEK OMTRENT FRAUDULEUZE
HANDELINGEN.
Naar de „Tel." verneemt, heeft de Com
missie van Onderzoek benoemd in de jongste
vergadering van den Huizer gemeenteraad,
ten einde na te gaan, of en, zoo ja, in hoe
verre de burgemeester van Huizen zich
schuldig gemaakt heeft aan frauT'lcuze han
delingen, met name ftet onttrekktn van wa
ter buiten den meter om ten nadeele van
het Weesper waterleidingbedrijf, dezer dagen
ten gemeentehuize te Weesp een langdurige
conferentie gehad met het gemeentebestuur,
de leden van de Commissie voor de Bedrij
ven en den directeur van het gemeentelijk
waterleidingbedrijf, den heer P. van Asselt.
Laatstgenoemde had zorg gedragen, dat een
watermeter ter demonstratie aanwezig was.
Tijdens de besprekingen was het duidelijk,
merkbaar, dat de leden der onderzoekings-
commissic verdeeld waren in hun gevoelens
betreffende de goede trouw van den Huizer
burgemeester. Het bleek, dat de hardnekkig
volgehouden verklaring van laatstgenoemde
zoowel jegens de Weesper autoriteiten als
in den Huizer raad afgelegd dat de lood
gieter op zijn order een aftapkraantje had
moeten maken, omdat hij zoo vaak last van
bevriezen der waterleiding had gehad, maar
dat het hem niet bekend was geweest, dat
dit kraantje vóór den watermeter was aan
gebracht, bij enkelen een open oor had ge
vonden.
Zoowel van de zijde van het Wecsper ge
meentebestuur als van de bedrijvencommis-
sie werd in de conferentie de handeling van
den burgemeester zeer gelaakt. Wethouder
Luycx verklaarde o.a.: „Een kind had kun
nen begrijpen, dat zoo iets niet geoorloofd
Was."
De Huizer commissie nam nota van de ver
schillende inlichtingen, door de Weesper
autoriteiten verstrekt welke er niet toe
konden bijdragen de zaak voor den burge
meester in een gunstiger daglicht te stellen
en zij zou den loodgieter hooren, die op
last van den Huizer burgemeester, het be
wuste kraantje, hetwelk voor de tuinbe-
sproeiïng dienst deed, aan de buis der wa
terleiding had aangebracht.
EXAMENS.
Kumgra Nosalis dicht in dc „Tel." het
volgende memoriam:
Vertel u 's even: waarom is een poes
juist op melk, voor de lessings haars dorst,
tuk?
Wat zijn er dc uitvoerproductcn van Goes?
Welke kever bezit geen kopborststuk?
Hoe heette de man van dc nicht van Bossu?
Is 't Jozef alleen, die een rok ducht?
Hoe woonde Diogenes? Hoc woont men nu?
Heeft een stijlbloempje 'n doos- of een
hokvrucht?
EhWaar kweekt men tulpen? Waar
vaderlandszin?
Waar oesters? Waar kiezers? Waar rente?
Wanneer neemt het Hollandschc Huis een
begin,
En wanneer de Hollandsche lente?
Wie legde den grondslag der paedagogiek?
Verklaar, dat die man niet gedoód is!
Hield Karei de Groote van wijn of muziek?
Hoe lang leeft de plant Myosotis?
Hoe komt het, dat Vondel den „Hamlet"
niet schreef?
Hoe dikwijls was Goethe verkouden?
Hoe riep Archimedes in het bad uit:
ik zweef?
Hoe komt het, dat d'Ouden vaak
trouwden?
Wat is de verdienste van Huyghens
geweest?
Had z'n huisvrouw daar altijd genoeg aan?
Geeft Chaplin en vliegtuig ons vliegerden
geest?
Waar moet vuur, als het uitgaat, naar tóe
gaan?
Waar wordt, als die breekt, onze aardas
gemaakt?
Wat leert visch, die steeds rondzwemt in
scholen?
Is de Dierenriem ooit door den Schutter
geraakt?
Waarom spreekt men geen Poolsch aan de
Polen?
Als iemand, die vrij van contanten is, sterft
in het armhuis, waar lang hij moest wonen,
hoeveel, als hij kinderloos henengaat, erft
dan de jongste-op-twee-na der zonen?
Is 't 30 Mei Pinkster, en 't weer is subliem,
op wat dag viel die maand dan dezelfde?
't Woord „grond" ïs met „aarde" wel vaak
cynoniem;
zijn nu „grondig" en „aardig" hetzelfde?
En weet u niet, lezer, dit vragencomplex
met succes, en met spoed, en gemak le
beantwoorden, wees dan clement.
('k Vraag niets geks),
als uw spruit voor diploma of acte
thans zaktel
Voor den inhoud van deze rubriek stelt
de Redactie zich niet aansprakelijk
VOOR PATER DONDERS' STANDBEELD.
fn het keurig en leerzaam oranjeboek, pas
door Rector Goulmy ter gelegenheid van hef
zilveren regeeringsjubilé onzer Kon;ng;n bij
de Tilburgsche Drukkerij W. Bergmans uit
gegeven, vinden wij op blz. 75 en 77 een
lijst van Nederlanders tijdens 't regentschap
der Koningin-Moeder en de zelfregecring
der Koningin door een standbeeld of buste
geëerd. Noode missen wij daar nog de hel
dengestalte van den Eerbiedwaardigen
Petrus Donders, den Apostel van Suriname's
melaatschen, den Apostel ook der Indianen
cn Boschnegers onzer West-Indische Kolo«t
nie.
Zijn naamgenoot Franciscus Cornelius
Donders, oogarts en physioloog, wordt er
vermeld: een standbeeld is hem ter eere op
gericht te Utrecht in 1921. En toch mag
Pater Donders' werk voor de christelijke be-j
schaving cn liefdadigheid tot heil der lijden
de menschheid niet naast den wctenschap-j
pelijken arbeid van dien geleerde gesteld:
worden? Ja, overtreft zij dezen niet verre»
als men de zaken beschouwt volgens de
volle waarheid, sub specie aeternitalis, in1
het 'licht des geloofs, dat Pater Donders be
zielde en voortdreef, door den geleerde ech
ter werd verworpen?
Zeker, mannen als Dr. Schaepman, Mar-
tinus van Beek, Pater Verbraak, verdienen
voort tc leven in de nagedachtenis der vol
gende geslachten en niemand zal zich ver
wonderen over de hulde, hun in hun stand
beeld gebracht. Op de eerste plaats echter
zijn de Heiligen de heroën van ons geslacht»
dc voornaamste dragers der christelijke cul
tuur, wier weldoende invloed op geheel de
samenleving eerst op den laatsten der dagen,
ten volle aan het licht zal komen. Vandaad
dat wij naast het standbeeld van den bis
schop-martelaar Mgr. Hamer in zijn geboor
testad Nijmegen met verlangen uitzien naar.
de oprichting van een waardig Petrus Don-
numenl in zijn geboortestad Tilburg!
Goddank, de stoot daartoe is reeds gege
ven. Reeds bijna voor de helft zijn de bc-1
noodigde gelden aanwezig. Vele giften moe
ten echter nog volgen. Dat dan allen, die
ware grootheid weten te waardeeren, die
den „Christus-drager" bij uitstek hun hulde
willen brengen, die door hun daad de ver
fijnde hcidensche beschaving van onzen tijd
willen achterstellen bij de hoogste christe
lijke beschaving, welke culmineert in het
leven der Heiligen, dat zij allen ter eere van
den Eerbiedwaardigen Pater Donders hun
gift zenden aan den penningmeester of d(t
penningmeesteresse van het Nations»!
Comité of van een der Sub-Comité s 1) ijve
rend voor een waardig Petrus Donders' Mo
nument in zijn gehoortestad Tilburg!
Roermond. M, v. GRINSVEN C.s.s.R}
1) Wcled. Heer H. Mannaerts, Tilburg^
(giro-nummer 102896); Mej. A. Uiman,,
Vughterdijk 24, 's-Hertogenboseh; Mevr. de
Wed. W. de Vreese-Spoorenberg; Markt 47,
Helmond; Mevr. W. Diepenbrock, Nieuwe
Heerengracht 101, Amsterdam; Mr. L. J. W,
Smit, Stationsplein 1, Breda; Mej. Anna
Laane, Markt, Roosendaal; en Zeereerw.
Pater P. Tissot van Patot, S.s.s.R. te Witten»
(Limburg.)
XI,
HET GOUDEN TIJDPERK DES LEVENS.
De kinderjaren worden vaak met een
prachtigen lentemorgen vergeleken; de jon
gelingsjaren zou men kunnen vergelijken
met de heerlijke Meimaand. De natuur is
ontwaakt, maar welk een plotselinge veran
dering ondergaat zij. 't Is geen langzaam
voortgroeien; neen, 'f is een breken en sprin
gen uit den. knop, en toch, welk een schoon
heid wordt ten toon gespreid! Zie het kind!
Wat een verandering ondergaat het op 13 of
14-jarigen leeftijd! Het lichaam wordt groot
en stevig en neemt meer mannenhouding
aan. Het verstand, de geest ontwikkelt zich
snel, het denkvermogen openbaart zich
meer en meer. De jongeling is het kind niet
van vroeger. Hij voelt zich tot de volwas
senen getrokken en wil als man behandeld
worden. Hij denkt voor 't eerst aan zijn toe
komst, aan een beroep, aan een levensstaat,
aan 't toekomstige dagelijksch brood; liefde
hartstochten maken zich van enkelen mees
ter, terwijl velen te kampen hebben met ge
loofstwijfel en zinnelijke moeilijkheden. Een
zwaren tijd beleeft de jongeling, een bijzon
dere zorg heeft hij noodig die hem meer
malen niet geschonken wordt. Zijn krach-
tig-wordend gestel vraagt krachtbeweging;
doet hem naar onafhankelijkheid streven en
een zucht tot tegenspreken openbaart zich.
De verbeelding wordt levendig. zij is
nooit in rust, en wordt nog geprikkeld door
allerlei lectuur 1). Hij droomt zich een toe
komst van geluk en de harde maatschappij
bereidt den onnadenkende teleurstelling op
teleurstelling, tegenslag op tegenslag.Moede-
loosheid grijpt hem aan,droefgeestig wordt hij
en ten laatste is bij soms het leven zat. Op
beuring, troost, leiding heeft de jongeling in
deze jaren zijzonder noodig. Ouders dienen
meermalen vertrouwelijk met hem te spre
ken, misschien vraagt de toestand van hun
kind, dat zij een geestelijke of geneesheer
raadplegen.
De jongeling zoekt naar troost; hij zoekt
naar iemand, die hem verstaat, die hem be
mint. Liefde, vriendschap is een der gevoe
lens, die zich in deze levensperiode bij
zonder openbaart. De jongeling wil liefheb
ben, hij wil bemind worden. Vriendschap, in
deze jaren aangeknoopt, blijft dikwijls lang
bestaan. Ouders cn opvoeders mogen dit niet
vergeten. Vaak zijn ze een weinig hard voor
den jongeling. Zijn zucht tot tegenspreken,
tot verzet; zijn ondankbaarheid, zijn wispel
turigheid stooten terug; maar dit kan voor
hen geen reden zijn, hem te weigeren, waar
naar zijn hart verlangt. De ouderlijke liefde
moet haar goedheid doen schijnen als dc $on.
's Morgens giet deze enkele stralen over het
aardrijk uit, bij het vorderen van den dag
nemen de stralen in kracht en in aantal toe.
Des middags doet zij het aardrijk van al haar
weldadig licht en warmte volop genieten.
Zoo moet de liefde der ouders ook met de ja
ren der kinderen toenemen en zij moet haar
grootste kracht hebben, zij moet op het
hoogste punt staan als de jongeling en de
jonge dochter ze zóó noodig hebben, cr zóó
naar verlangen. Dc ouders moeten die zucht
naar vriendschap bevredigen, en daarom
moeten zij cr naar streven, dat hun zoon en
dochter alles vinden, wat zij ver
langen in hen. Die liefde zal hun
het hart van de kinderen schenken en zij
zullen later honderdvoudig beloond worden.
De jongeling en dc jonge dochter vergoten de
zorgen niet, aan hen besteed.
's Menschen hart heelt evenwel geen vol
komen rust, tenzij het ruste in God. God al
leen kan het bevredigen en daarom zullen
ouders en opvoeders waken, dat de jonge
ling en de jonge dochter hun godsdienst
plichten getrouw vervullen, dc- devoties hun
ner kinderjaren hebben behouden. Deze jeug
dige menschen worden, en dit is eigenlijk
natuurlijk op bijzondere wijze tot God en
zijn dienst gelrokken; in God vindt hun
zwakheid 'n abnachtigen steun; in God vindt
hun zucht naar overwinning een getrouwen
bondgenoot, die hun de victorie zeker doet
behalen; in God vindt hun verlangen naar
v/etenschap het laatste waarom van alles; in
God vereenigt hun hart zich met het Goed
dat zich zonder maat mededeelt; hun liefde
voor het schoone ontmoet de Schoonheid die
men niet genoeg kan bewonderen en niet
genoeg kan beminnen. Die liefde tot God
geeft aan de jongelingen en jonge dochters
den edelen moed, den offervaardigen geest
zich geheel aan den dienst van den scheppet,
te wijden. In die jaren wordt het groot be
sluit gevormd zich als priester of religieus ge-
heel aan den dienst van God en den naasts
te schenken. Deze jaren vormen de ge
wichtigste maar ook de gevaarlijkste tijd des
levens. Het zijn dc jaren, waarin de eerstaf
jeugd voortdurend meer en meer den over
gang moet maken tot den mannelijken erf
meer gevestigden leeftijd. In deze jaren
moet de jeugd gevormd worden en meer
bekwaam gemaakt voor den staat of der»
stand, welke zij in de wereld zal innemen
en voor den strijd, die haar wacht. In deze ja
ren moet zij beschermd en beveiligd worden'
tegen afwijkingen en gevaren, die meer dart
ooit van alle kanten dreigen door jeugdige
onbezonnenheid, door gebrek aan onder
vinding,, door het ontgloeien der hartstoch
ten, door de verleiding van verkeerde vrien
den, door het menscheïjk opzicht, waarte
gen zoo weinigen bestand zijn, door meer té
willen zijn, dan men eigenlijk is en zoovele
andere dingen, waarvoor het jeugdig hart zoc#
gevoelig is en, waardoor het zich zoo ge
makkelijk ten kwade laat meesleepen. Wie
dezen tijd gelukkig doorkomt, is voor een
goed deel verzekerd van zijn toekomst, zoo
wel van dit als het volgend leven. 2).
Met recht worden deze jaren als het gou
den tijdvak des levens als een tweede ge
boorte beschouwd. De ouders en opvoeders
moeten zich alle moeite en opofferingen
getroosten om de jongelingen en jonge
dochters dien tijd gelukkig te doen beleven.
Met een flinke en verstandige tucht en door,
groote waakzaamheid zullen zij hen in deze
levensperiode op het goede levenspad hou
den. Deze strengheid zal door hun liefde en
zachtheid niet gevoeld worden; hun devies
zij: Fortiter et suaviter d.w.z.
kracht en zachtheid. Daar de lichamelijke
ontwikkeling een krachtige lichamelijke oe
fening vraagt, zullen zij toestaan, wat zij op
dit gebied kunnen en mogen geven (3.) Zij
zullen zich steeds herinneren, wat Dr. Hoff
man zegt: Het voornaamste in deze jaren is,
dat de opgroeiende jeugd te midden eener,
vroomgeloovige omgeving staat; deze gods-,
dienstwarmie neemt ze over en verwerkt ze
in eigen wezen. Dat is de hoogste eisch in,
deze jaren."*
„Wilt gij, dierbare jongelingen, uw geloof
behouden, sterken; wilt gij kuisch, krachtig,
edelmoedig zijn; wilt gij u opgewekt voelen
tot een ijver, die zich zelf opoffert en ver
geet?" vraagt Z.Em. Kardinaal Mercier,
„Communiceert dan dikwerf, ja communi
ceert dan dagelijks. Diegenen onder mijn
vrienden en leerlingen, die zoo grootmoedig
waren, om Christenen te zijn, niet in het oog
der, wereld, maar in den grond van hun hart,
voor God en voor Christus, dien zij wilden
behagen, voor hun geweten, dat zij involgen'
wilden, en die, luisterend naar de leiding,
die hun werd gegeven, met de dagelijksche,
Communie zijn begonnen, en daaraan ge
trouw zijn gebleven door al de wisselvallig
heden van het leven heen, zijn allen onwan
kelbaar standvastig gebleven in hun geloof;
zij hebben niet gekend wat de anderen noe
men de crisis van het geloof en van de
jeugd, en wat meer is, zij z'-jn ontsnapt aart
dat onsamenhangende, wispelturige,
aarzelende in opvattingen en gedrag, dat bij
zoovele jongelingen uitloopt op ontmoediging
en verlamming van aile werkkracht,
„Komt clan, jongens en meisjes," aldus da
Bisschop van Valence, „komt dan ter II,
Tafel, gij, die nu zijt als engelen. De zuiver,
heicl van Jezus, zal u omkleeden met on
schuld en kracht. Gevoed door zijn maagde-
lijk Vleesch.zult gij den brand der hartstoch-
ten in u voelen verminderen en de kiescn-
heid voelen verfijnen eener ziel, die door de
goddelijke schoonheid getroffen, onoverwin
nelijk, en onwillekeurig, als 't ware, walgt
van alle laagheden." (4), r
Utrecht
St. Gregoriushuis. J. B. BERGMANS!,
(1) Zie „Jeugd en Lectuur", No. 11 der
Opvoedkundige Brochurenreeks.
(2) Vastenbrief Mgr. W. v. d. Ven 1908,
(3) Zie „Moderne Sport en Lichaamscul
tuur" No. 4 der Opvoedkundige Brochuren
reeks.
(4) De dagelijksche Communie, De stem
van het Episcopaat.
(5) Lees over dit onderwerp: „Voor 't
Leven" en „Psychologie pedagogique. L'en-
fant 1'adolescent, le jeune homme," 4