Derde Blad 18 Augustus 1923 Voor Ouders en Opvoeders, organ. 1910 135 1911 135 1912 150 1913 158 1914 156 1915 146 1916 146 GE3I1EÉS® IIEUWS. r— KNOLLEN VOOR CITROENEN. Het „Ned, Bedrijfsleven" bespreekt de overwerkvergunning bij Wilton en het ver- aeugt zich over de kentering die jaren te voren is voorspeld en eindelijk is gekomen. Erkend moet worden, dat de arbeidsvoor waarden op weg zijn om slechter te worden; ook de sociale zorg zal moeten worden ingekrompen. En het voorziet dat de tijd nog kan ko men, dat er gewerkt moet worden tegen elk loon en onder elke voor waarde. Het is geen kleurig perspectief dat het blad ons meent te moeten openen. En on willekeurig voelt men zich tot het stellen van e«n paar luttele vragen geneigd. Zoo zou men kunnen vragen waarop die «ombete voorspelling berust, vooral nu we de laatste jaren zoo vaak ondervonden heb ben dat economische voorspellingen niet steeds overeenstemden met hetgeen we werkelijk te zien kregen. En we zouden óók kunnen vragen hoe men zich het verloop van een dergelijke crisis indenkt. Moet dat werken voor èlk Won en onder élke voorwaarde worden ver kregen doordat men met de arbeidecsorga- nlsatie's een zoo breed mogelijk opgezet overleg pleegt, of moe ten dergelijke voorwaarden maar zonder meer worden opgelegd? Natuurlijk zou ook het laatste geschieden •n het welbegrepen belang van de arbeiders; dat spreekt eigenlijk vanzelf. Alle terug slagen zijn, als zijnde in het belang van de arbeiders, ingevoerd althans als men de be weringen dienaangaande wil gelooven. Toch is het niet te voorzien, dat de ar beiders geneigd zullen zijn, zonder nader onderzoek dergelijke knollen als citroenen te beschouwen. Zij zullen en kan men dat nu heusch zoo vreemd vinden? er gaarne iets méér van willen weten vóór ze hun loowen zóóver laten besnoeien dat zij geen bestaansmogelijkheid meer bieden; ze zul len er misschien ook niet zonder meer hun goedkeuring aan hechten, dat van onze so cialen voorzorg, waaronder vaak ook sociale wetten en verzekeringen zijn begrepen, zoo maar afbraak wordt gemaakt. In het kort: er dient rekening mee te wor den gehouden, dat ondanks allen tegenslag de arbeiders maar niet zonder meer gene gen zullen zijn op gezag van anderen aan te nemen, dat het zóó en niet anders moet, zoolang men hen als minderwaardigen en inmondigen behandelt. Juist omdat de mogelijkheid aanwezig is, dat ook wij hier een terugslag van de al- gemeene verarming zullen ondervinden, zou gezond verstand en wijs beleid, zelfs voor hen die geen Christelijke gevoelens kennen, toch nog vorderen dat men een zoo breed mogelijk overleg met de arbeidersorganisa tie^ zocht. Dat zal in voorspoed niet schaden en bij tegenslag een middel zijn om deze met ver eende kracht te dragen. Men ontkomt echter niet aan den indruk dat bedoeld blad aan die samenwerking en dat overleg niet zoo'n groote waarde toe kent. Veeleer is men geneigd te meenen dat het, slechts lettend op het verkregen resultaat, de innerlijke gesteldheid van anderen ge heel over het hoofd ziet. Met een naïviteit die aan het ongelooflijke grenst ziet het in de boodschap door den voorzitter van den Nederlandschen Metaal- bewerkersbond gegeven en waarbij berust zal worden in de arbeidstijdverlenging bij Wil ton, dat men in die organisatie zou g e- voelen dat er nood heerscht en dat het »og heel wat erger kan worden. „Indien dat niet gevoeld werd door hen, „die de arbeidersorganisatie in de metaal industrie aanvoeren, zou nooit op den „wensch van Wilton zijn ingegaan?" „Het Ned. Bedrijfsleven" bedriegt zich zelf als zij een dergelijke conclusie uit het gebeurde bij Wilton meent te mogen trek ken. Waarheid is, dat de arbeidersorganisatie's noodgedwongen hebben berust en de arbei ders hebben dus met haat en wrok in de ziel de opgedrongen verlenging moeten aan vaarden. Hoe men nu toch kan spreken als in boven geciteerden zin, terwijl toch bekend is dat wanneer de Metaalbond zich niet ach ter Wilton's eischen had gesteld, niet on waarschijnlijk een strijd verkozen was boven aanvaarden. Men zou er niet aan gedacht hebben ,den eisch van Wilton in te willigen, als men het oogenblik niet ongeschikt had geacht om den strijd aan te binden. De Ned. Metaalbewerkersbond heeft zich nog achter de Christelijke en Katholieke organisatie's moeten verschuilen om zelfs die momentelijke onmacht nog voor zijn leden weg te moffelen; zoodat hij het in die kringen ibekende liedje zong: als de Kerke- lijken maar ruggegraat hadden, dan zouden we nog wel eens zien. We kunnen die socialistische taktiek, die au zoo zachtjes aan bij arbeiders die nog denken kunnen wel op de juiste waarde zal worden geschat, laten rusten, maar het bewijst dan toch dat de arbeidersorganisa tie's slechts door de moeilijkheden van het moment gedwongen hebben berust en abso luut niets gevoelen van alles wat men hen wil toedichten. Veeleer het tegendeel; juist omdat met hen niet het minste overleg is gepleegd over iets waarbij hun verlangens toch wel zeer nauw betrokken waren. En het is niet zoo onschuldig om te trachten anderen te doen gelooven dat de menschen wel van de nood zakelijkheid doordrongen zijn alleen om het feit dat men zich daarbij noodgedwongen heeft neergelegd. Dat is den menschen knollen voor citroe nen verkoopen. Ik beoordeel niet of de maatregel al dan niet noodzakelijk is maar wèl durf ik be weren dat zij op de meest ontactische wijze is ingevoerd. Als van dergelijke methoden het behoud van ons economisch leven ver wacht wordt dan is het te vreezen, dat daarvan niets terecht komt. Want dan wordt ar kunstmatig een mentaliteit gekweekt waaruit nooit iets goeds kan geboren wor den. Het is een teekenend staaltje van kort zichtigheid met wie weet welke ontzettende gevolgen, dat men, nu uit alles blijkt, dat we slechts met uiterste krachtsinspanning het hoofd zullen kunnen bieden aan de moei lijkheden in ons bedrijfsleven men zich niet kan opwerken tot de hoogte waarop men staan moet, om te erkennen dat de arbeiders bij het productieproces een zoodanige po sitie innemen, dat men bij de te nemen maatregelen hen ook ten volle erkent en minstens met de organisatie's een zoo breed mogelijk overleg pleegt. Zoo men nu handelt zet men ook de goed willige arbeiders tegen de zaak op, erger nog: maakt men het aan die organisatie's, die naar samenwerking streven en den be- drijfsvrede als een hoog te waardeeren goed beschouwen uitermate moeilijk om de daar voor vereischte stemming te kweeken. Met het feit te constateeren dat in Neder land door de „verdeeldheid" der arbeiders, waarmede dan het georganiseerd zijn volgens beginselen 'bedoeld wordt, de door dc socia listen gevoerde klassenstrijd getemperd wordt, komt men er niet. Wie het werkelijk waardeeren wil, dat we in Nederland Katholieke en Christelijke or ganisatie's hebben, waardoor de klassenstrijd der socialisten getemperd wordt, zal dan ook de redelijke verlangens dier organisaties niet onder den voet mogen loopen. A. J. L. TEGEN DE VLOOTWET. Het N. V. V. en da S. D. A. P. zouden samen demonstreeren op 23 September.Maar het ontbrak hen aan klinkende leuzen. Want de „bedrijfsdemokratie" hoezeer ook be geerd door de massa der arbeiders is geen onderwerp waarmede men de hartstochten in beweging kan brengen. De Regeering heeft hen zij het onge wild aan een pakkende leuze geholpen. De wrevel tegen militaire uitgaven, eigen lijk tegen elke uiting van militairsme, zit ons volk in 't bloed. „Tegen de Vlootwet" is ongetwijfeld een pakkende leuze. Wijnkoop heeft dat gevoeld en gevraagd of hij met zijn „anderhalven man en een paardekop" mee mocht doen. Wijnkoop heeft begrepen, dat hij on danks de zeer pakkende leuze een erbar melijk figuur zou slaan, omdat hij nu een maal alle organisatie heeft helpen versplin teren en hij vraagt deemoedig mee te ma gen doen met de „gele verrajers" en „ka pitaalsknechten" zooals de S.D.A.P.'ers ge woonlijk genoemd worden. Of de mannen van het N. V, V, en de S. D. A. P. er nog waarde aan zullen hechten om samen te demonstreeren met dat handjevol W. A. C. menschen en Communisten moet worden afgewacht. Vast staat dat Stenhuis, de voorzitter van het N. V. V. er hegl wat meer waarde aan zou hechten als hij voor deze actie ook de Katholieke en Christelijke arbeiders warm kon krijgen. Zijn de berichten juist, dan heeft het R.K. Vakbureau het eenigst mogelijke want volmaakt logische standpunt ingenomen, dat het aan geen agitatie tegen de Vlootwet kan meedoen, zelfs geen bepaald standpunt kan innemen, zoolang het niet weet welke houding de regeering zal aannemen. De R. K. arbeiders zijn alles-behalve-mili- taristisch aangelegd; dét is voldoende be kend, maar 't zou een dwaasheid zijn als zij meededen aan een agitatie zonder te we ten wat er precies aan de orde is; doch ook al zou dat bekend zijn dan doen zij nog ver standig het parool van eigen organisaties af te wachten. Laat Wijnkoop terwijl maar probeeren zijn clubje onder te brengen bij de „gele verra jers"; en laten deze laatsten zich maar ver broederen met de sloopers van professie, met de Russische cellenbouwers, er is voor de R. K. arbeiders geenerlei aanleiding om op dat terrein met hén mee te gaan. Het politieke heibeltje spreekt te duide lijk. A. J. L. LANDARBEIDERS NAAR FRANKRIJK. We hebben op dit moment een teveel aan arbeidskrachten in ons land» Vooral onder de Landarbeiders zijn er een beduidend aantal die geen geregeld emplooi kunnen vinden. Dat v/as ook vroeger zoo, doch dan was er een gestadige afstrooming naar industrie plaatsen, naar Duitschland enz. Niet alleen dat thans zulks niet meer mo gelijk is maar de industrie zendt nog geregeld krachten naar het land terug terwijl juist een afstrooming noodzakelijk is. In Frankrijk daarentegen is een voortdu rend gebrek aan land-arbeiders het is dus zeer te verklaren, dat de arbeiders die hier geen werk kunnen krijgen, trachten aldaar geplaatst te worden. En het is even verklaar baar dat de Overheid dien trek aanmoedigt. Maar dat aanmoedigen dient toch ook weer met de noodige voorzichtigheid gepaard te gaan zoodat niet noodeloos teleurstellingen worden bereid aan hen die daarheen gaan. En het is zeer de vraag of die voorzichtig heid niet wat te veel uit het oog wordt ver loren, wanneer we de verslagen lezen van wat de Heer v. Lier, Referendaris aan het Dep. van Arbeid hieromtrent mededeelt. Waarheid is, dat er groote gevaren van Godsdientig zedelijken aard aan verbonden zijn en als de Regeering „ook een open oog (heeft) gehad voor de zedelijke en Godsdien stige belangen der uit te zenden arbeiders' dan is dat alleszins toe te juichen wijl anders ondanks economische voordeelen het wer ken in Frankrijk moeilijk kan worden aan bevolen. Waarheid is ook, dat zij, die in Frankrijk gaan werken daar een behoorlijk loon kun nen verdienen maar minst genomen wat al te optimistisch beoordeeld is het wanneer men het voorstelt alsof men er heel wat kan overhouden om hier het gezin te onderhou den. Dat is onjuist en tevens een der groote moeilijkheden aan het werken in Frankrijk verbonden, dat men hier zijn gezin onver zorgd moet achterlaten, zoodat men of met het geheele gezin moet vertrekken, of aan gehuwden het vertrek naar Frankrijk moet ontraden. Dat is de eenstemmige conclusie van hen die daar voor de R. K. en Chr. organisaties zijn geweest om een en ander te onderzoeken. Naast het m. i. te rooskleurig getint ver slag, hetwelk reeds in meerdere bladen voor kwam zal men goed doen ook hiermede rekening te hemden. VREEMD BERICHT. Dezer dagen kon men in de bladen lezen „Naar de Ned. verneemt, heeft de Mi nister van Arbeid bepaald, dat er in de maand Augustus geen steun vanwege het rijk verleend mag worden voor den bouw van groote complexen woningen, in ver band met de zeer hooge steenprijzen, die in den laatsten tijd met ongeveer f 10. per 1000 zijn opgeloopen. Dit besluit geldt zoowel voor den bouw ingevolge de Wo- ningwet als voor den premiebouw." Een dergelijk bericht stemt tot nadenken. Men herinnert zich, dat de Directeur-Gene raal destijds uitspraak deed in het conflict in de steenindustrie. De heer Zaalberg kan dus op de hoogte zijn van den bedriiistoestajad en hij heeft rekening nouöend met het be drijf de loonen vastgesteld. Is het bericht juist, dan kan worden aan genomen dat men aan „Arbeid" de verhoo- ging der steenprijzen als een ongemotiveerde prijsopdrijving beschouwt. Een prijsopdrij ving die den woningbouw ten zeerste be lemmert. Laat de Minister deze prijsopdrijving door gaan die alleen of voor een groot deelkan steunen op de nog steeds noodzakelijke wo ningvoorziening waaraan met Rijkssteun moet worden tegemoet gekomen, dan blij ven we woningen houden met voor de ar beiders onbetaalbare huren en als de Minister voet bij stuk houdt krijgen we dus heelemaal geen woningen. Het is wel een fraaie wereld, waar de zucht naar winst zoo diep is ingevreten, dat daar aan de meest vitale volksbelangen worden opgeofferd. Van de bouwvakarbeiders vroeg men en terecht dat zij rekening houden met de belangen van andere groepen en toch waren die loonen op geen stukkenjjna te vergelijken met de winsten welke nu de steenfabrieken op hun product willen. Ik heb hier voor mij liggen een prijsopgaaf voor kleine getallen waarbij de düurste steenen voor woningbouw staan genoteerd voor f 23.per 1000. H Zoodat een verhooging van f 10.een verhooging van ruim 40% beteekent op de goedkoopere soorten is een verhooging van f 10.een nog belangrijker stijging. En dat terwijl nog zoo pas de geheele steenindustrie in rep en roer is gebracht, om toch maar loonsverlaging in te voeren. Christelijke solidariteit is een mooi woord en de beteekenis daarvan is nog mooier maar het schijnt in de praktijk niet mee te vallen om haar in toepassing te brengen. Hoewel ieder die nadenkt kan inzien, dat we zonder haar niet uit 't moeras kpmen. 't Is toch eigenlijk een „vreemde" geschie denis. A. J. L. LEDENTAL VAN VAKVEREENIGIN- GEN IN HET BUITENLAND. Het Maandschrift voor de Statistiek geeft de volgende cijfers omtrent buitenlandsche vakvereenigingen CANADA. 1921 1922 222.896 206.150 24.480 22.973 15.644 9.063 45.000 38.335 Internationale organis. Nationale organisaties Plaatselijke vakvereen. Katholieke organisaties Centrale Bond met In dustrie arb. (Synd.) Totaal 313.320 276.221 In 1919 was het ledental 378.048, waarna het daalde tot eind 1922 op 373.842 leden. 5.300 100 Jaar Aantal ENGELAND. Leden Jaar Aantal Leden organ. 703.091 1917 141 873.415 711.994 1918 143 1.032.849 884.291 1919 141 1.215.107 874.281 1910 134 1.480.108 967.257 1921 134 1.583.058 1.086.391 1922 126 1.371.634 1.076.634 1923 125 1.056.131 RUSLAND. Blij kens^de Russische Jaarcijfers (1918- 1920) steeg het ledental der vakvereenigingen van 653.560 op het eind van 1917 tot 2.309089 eind 1918, 3.706.779, midden 1919 en 6.856.940 eind 1920. Het grootste aantal georganiseerden werd eind 1920 aangetroffen onder het spoorwegpersoneel (1.032.087). Daarop volg den het personeel in dienst der sovjets (882.489), ae metaalbewerkers (561.644), me disch en sanitair personeel (482.396), per soneel bij het openbaar onderwijs (433.646), textielarbeiders (373.751) en mijnwerkers (303.418). De stijging van het aantal georganiseerden heeft nog aangehouden tot het midden van 1921. Het Russische Vakverbond telde toen blijkens zijn jaarverslag 8.400.000 leden. Daarna trad een snelle daling in, welke in hoofdzaak moet voorden toegeschreven aan de afschaffing van het verplichte lidmaat schap. In Augustus 1922 telde het Vakver bond nog 5.100.000 leden. TSJECHO-SLOWAKIJE. In Tsjecho-Slowakije waren op 31 Decem ber 1921, 1.976.923 georganiseerden, waar van 1.501.732 in Tsjechische en 475.191 in Duitsche organisaties. Er bestaan niet min der dan 16 vakcentralen, n.l. 11 Tsjechische en 5 Duitsche. De Tsjechische omvatten te zamen 1.213.648 georganiseerden, de Duit sche 4.60151. Van de beide op het standpunt van het I.V.V. staande centralen telde de Tsjechische 675.625 leden, de Duitsche 372.027. Verdeeling der georganiseerden naar de beroepsgroepen geeft de volgende cijfers Industrie 1.161.593, Handel en Verkeer 346.839, Land-en Bosch'oouw 229.830 en Openbare diensten 238.661. Totaal aantal georganiseerden is 1.976.923. ZIET EEN MISDADIGER TEGEN ZIJN STRAF OP? Wij lezen in het heden verschenen Maand blad voor Berechting en Reclasseering van Volwassenen en Kinderen: Wil het succes der Reclasseering zoo hoog mogelijk opgevoerd, dan zal deze gesteund moeten worden door een goed werkend strafstelsel. Het is daarom van belang na te gaan of het Nederlandsche strafstelsel is een goed werkend stelsel. In dit verband wil ik eenige indrukken weergeven, door mij opgedaan als rijksveld wachter met vele jaren dienst aan een groot parket, bij het transportecren van een zeer groot aantal gevangenen. Cijfers kan ik niet geven, slechts cenige algemeene indrukken. In de eerste plaats dan, wil ik wijzen op het zeer groote aantal recidivisten. Personen met een 10-tal veroordeelingen zijn geen zeldzaamheid, ja met 20 en meer veroordce- lingen komt men er meermalen tegen. En er tegen opzien weder gevangenisstraf te moeten ondergaan? Geen sprake van. Zelfs niet wanneer het betreft lange, zeer lange straffen. Een zeldzaamheid als men iemand ontmoet, die tegen zijn straf op ziet. Tijdens het transport naar de gevangenis worden vroegere heldendaden opgehaald of de toekomst besproken, welke toekomst dan gewoonlijk gedacht wordt als een voort zetting van het verleden, "lypeerend is in dit verband het volgend gezegde van iemand, die naar Leeuwarden werd getransporteerd tct het ondergaan van 14 (zegge veertien) jaar gevangenisstraf, na reeds meerdere gevange nisstraffen, waaronder van 5 jaren, te hebben ondergaan. Hij zeide o.m.: „Als ik er uit kom, zal ik oppassen, dat ze me niet weer zoo gauw te pakken krijgen." Zijn 14 jaar zijn thans om, en hij zet in eene andere stad zijn vroeger beroep weder met dezelfde handigheid voort. Uit een en ander mag afgeleid worden, dat ons strafstelsel niet dat karakter heeft, wat een goed werkend stelsel behoort te hebben, n.l. een afschrikkend karakter. Want al be doelt straf op de eerste plaats vergelding van aangedaan leed, zij moet den gestrafte afschrikken voor een herhaling en den nog niet gestrafte voor een mogelijke eerste straf. Rijst nu dc vraag: welke fout (of fouten) kleeft (kleven) aan ons strafstelsel? Hierop geven de gevangenen zelf antwoord". Men is weliswaar van zijn vrijheid beroofd en opgesloten in een cel, wat minder aange naam is, doch dit ongemak wordt voor een groot gedeelte vergoed door het gemakke lijke leventje, dat men in de gevangenis leidt. Je moet wel een bepaald gedeelte van den 'dag werken, doch dat is niet lang en hard werken is geen vereischte, als je maar aan den gang bent. En in dat gemakkelijke, luie leventje moet dan ook de oorzaak gezocht worden van het weinige afschrikkende der celstraf. Dat dit werkelijk het geval is, kan men hooren van personen, die gevangenis straf in de Rijkswerkinrichting „Veenhuizen" hebben ondergaan. Zij hebben er wel veel meer vrijheid en voorrechten dan in de straf gevangenis, lang werken is ook al geen ver eischte, maar.... maar in de vcenploeg, in de boschploeg, bij den boer, of waar dan ook, is geregeld doorwerken de boodschap. En daarvoor onderga je toch geen gevange nisstraf. Neen, dan liever in de ccl, daar is het gemakkelijker. En zoo ziet men het meermalen gebeuren, dat gevraagd wordt~om niet naar Veenhuizen in de buitenlucht en met zijn tabak tejgaan, maar naar de cel. Dat dit makkelijke leven in de strafgevan genis invloed en waarschijnlijk zeer grooten invloed heeft op het werk der Reclasseering zal niemand ontkennen. Iemand, die geruimen tijd in de gevange nis heeft doorgebracht, is het werken ont wend en zal, wanneer hij niet spoedig een werkkring geheel naar zijn zin krijgt, er niet voor terugschrikken om zich aan de tucht der Reclasseering te onttrekken en terug te gaan naar de cel. Hetzelfde geldt, hoewel in mindere mate, voor hen, die nog gqen gevangenisstraf heb ben ondergaan. Uit een en ander blijkt, dat, wil het Ne derlandsche strafstelsel een steun worden voor de Reclasseering, het eene groote ver andering zal moeten ondergaan. HEVIGE BRAND TE RANSDAAL. Drie boerderijen in vlammen opgegaan. In het gehucht Ransdaal bij Klimmen (L.) is Woensdag een groote boerderij, toebc- hoorend aan de weduwe Eussen, door den bliksem getroffen en in vlammen opgegaan. Twee belendende boerderijen, waarvan een kleine, toebehoorend aan Winthagen en be woond door den landbouwer Vroomen en een grootere, toebehoorend aan Leehuizen, werden eveneens door het vuur aangetast. Daar nergens in de omgeving brandbluSch- materiaal beschikbaar was, kon het vuur niet bestreden worden en verbrandden deze woningen eveneens. Slechts een paar kale muren bleven staan. Een paar paarden, die zich in de schuur bevonden, konden gered worden. Enkele varkens en wat klein vee, kwam ook in de vlammen om. Het grootste deel der meubels verbrandde. Een dochtertje van de wed. Eussen, dat niet kan loopen, kon zich met moeite redden door het huis uit te kruipen. De daklooze gezinnen zfjn in concertzalen te Ransdaal ondergebracht. BEZUINIGING EN AFSLUITBOOMEN. Uit Obdam (N.-H.) wordt aan het „Hbld." gemeld: Kort geleden werd een man op een hooi- hark gezeten bijna door den sneltrein Hoorn Alkmaar gegrepen. Door krachtig remmen van den machinist bleef hier een menschen- leven gespaard.Uit bezuinigingsoverwegingeh is voor cenigen tijd de bediening der afsluit- boomen in de kom van het dorp overgegaan naar het station. Oogenschijnlijk is alles vol komen in orde, doch men kan het verkeer op den weg uit het station niet gadeslaan, terwijl de boomen meestal veel te snel da len.... Dinsdagavond j.l. had wederom een voorval zeer ernstige gevolgen kunnen heb ben. Een goederentrein van de richting Hoorn naderde, toen juist de geheel met passagiers gevulde autobus AlkmaarOp meer kwam aanrijden. Toen de chauffeur zich tusschen de afsluitboomen bevond, vie len deze en de bus was ingesloten. De trein naderde met volle vaart en had juist ruimte genoeg om rakelings langs het vehikel te schuiven. ONDERZOEK OMTRENT FRAUDULEUZE HANDELINGEN. Naar de „Tel." verneemt, heeft de Com missie van Onderzoek benoemd in de jongste vergadering van den Huizer gemeenteraad, ten einde na te gaan, of en, zoo ja, in hoe verre de burgemeester van Huizen zich schuldig gemaakt heeft aan frauT'lcuze han delingen, met name ftet onttrekktn van wa ter buiten den meter om ten nadeele van het Weesper waterleidingbedrijf, dezer dagen ten gemeentehuize te Weesp een langdurige conferentie gehad met het gemeentebestuur, de leden van de Commissie voor de Bedrij ven en den directeur van het gemeentelijk waterleidingbedrijf, den heer P. van Asselt. Laatstgenoemde had zorg gedragen, dat een watermeter ter demonstratie aanwezig was. Tijdens de besprekingen was het duidelijk, merkbaar, dat de leden der onderzoekings- commissic verdeeld waren in hun gevoelens betreffende de goede trouw van den Huizer burgemeester. Het bleek, dat de hardnekkig volgehouden verklaring van laatstgenoemde zoowel jegens de Weesper autoriteiten als in den Huizer raad afgelegd dat de lood gieter op zijn order een aftapkraantje had moeten maken, omdat hij zoo vaak last van bevriezen der waterleiding had gehad, maar dat het hem niet bekend was geweest, dat dit kraantje vóór den watermeter was aan gebracht, bij enkelen een open oor had ge vonden. Zoowel van de zijde van het Wecsper ge meentebestuur als van de bedrijvencommis- sie werd in de conferentie de handeling van den burgemeester zeer gelaakt. Wethouder Luycx verklaarde o.a.: „Een kind had kun nen begrijpen, dat zoo iets niet geoorloofd Was." De Huizer commissie nam nota van de ver schillende inlichtingen, door de Weesper autoriteiten verstrekt welke er niet toe konden bijdragen de zaak voor den burge meester in een gunstiger daglicht te stellen en zij zou den loodgieter hooren, die op last van den Huizer burgemeester, het be wuste kraantje, hetwelk voor de tuinbe- sproeiïng dienst deed, aan de buis der wa terleiding had aangebracht. EXAMENS. Kumgra Nosalis dicht in dc „Tel." het volgende memoriam: Vertel u 's even: waarom is een poes juist op melk, voor de lessings haars dorst, tuk? Wat zijn er dc uitvoerproductcn van Goes? Welke kever bezit geen kopborststuk? Hoe heette de man van dc nicht van Bossu? Is 't Jozef alleen, die een rok ducht? Hoe woonde Diogenes? Hoc woont men nu? Heeft een stijlbloempje 'n doos- of een hokvrucht? EhWaar kweekt men tulpen? Waar vaderlandszin? Waar oesters? Waar kiezers? Waar rente? Wanneer neemt het Hollandschc Huis een begin, En wanneer de Hollandsche lente? Wie legde den grondslag der paedagogiek? Verklaar, dat die man niet gedoód is! Hield Karei de Groote van wijn of muziek? Hoe lang leeft de plant Myosotis? Hoe komt het, dat Vondel den „Hamlet" niet schreef? Hoe dikwijls was Goethe verkouden? Hoe riep Archimedes in het bad uit: ik zweef? Hoe komt het, dat d'Ouden vaak trouwden? Wat is de verdienste van Huyghens geweest? Had z'n huisvrouw daar altijd genoeg aan? Geeft Chaplin en vliegtuig ons vliegerden geest? Waar moet vuur, als het uitgaat, naar tóe gaan? Waar wordt, als die breekt, onze aardas gemaakt? Wat leert visch, die steeds rondzwemt in scholen? Is de Dierenriem ooit door den Schutter geraakt? Waarom spreekt men geen Poolsch aan de Polen? Als iemand, die vrij van contanten is, sterft in het armhuis, waar lang hij moest wonen, hoeveel, als hij kinderloos henengaat, erft dan de jongste-op-twee-na der zonen? Is 't 30 Mei Pinkster, en 't weer is subliem, op wat dag viel die maand dan dezelfde? 't Woord „grond" ïs met „aarde" wel vaak cynoniem; zijn nu „grondig" en „aardig" hetzelfde? En weet u niet, lezer, dit vragencomplex met succes, en met spoed, en gemak le beantwoorden, wees dan clement. ('k Vraag niets geks), als uw spruit voor diploma of acte thans zaktel Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk VOOR PATER DONDERS' STANDBEELD. fn het keurig en leerzaam oranjeboek, pas door Rector Goulmy ter gelegenheid van hef zilveren regeeringsjubilé onzer Kon;ng;n bij de Tilburgsche Drukkerij W. Bergmans uit gegeven, vinden wij op blz. 75 en 77 een lijst van Nederlanders tijdens 't regentschap der Koningin-Moeder en de zelfregecring der Koningin door een standbeeld of buste geëerd. Noode missen wij daar nog de hel dengestalte van den Eerbiedwaardigen Petrus Donders, den Apostel van Suriname's melaatschen, den Apostel ook der Indianen cn Boschnegers onzer West-Indische Kolo«t nie. Zijn naamgenoot Franciscus Cornelius Donders, oogarts en physioloog, wordt er vermeld: een standbeeld is hem ter eere op gericht te Utrecht in 1921. En toch mag Pater Donders' werk voor de christelijke be-j schaving cn liefdadigheid tot heil der lijden de menschheid niet naast den wctenschap-j pelijken arbeid van dien geleerde gesteld: worden? Ja, overtreft zij dezen niet verre» als men de zaken beschouwt volgens de volle waarheid, sub specie aeternitalis, in1 het 'licht des geloofs, dat Pater Donders be zielde en voortdreef, door den geleerde ech ter werd verworpen? Zeker, mannen als Dr. Schaepman, Mar- tinus van Beek, Pater Verbraak, verdienen voort tc leven in de nagedachtenis der vol gende geslachten en niemand zal zich ver wonderen over de hulde, hun in hun stand beeld gebracht. Op de eerste plaats echter zijn de Heiligen de heroën van ons geslacht» dc voornaamste dragers der christelijke cul tuur, wier weldoende invloed op geheel de samenleving eerst op den laatsten der dagen, ten volle aan het licht zal komen. Vandaad dat wij naast het standbeeld van den bis schop-martelaar Mgr. Hamer in zijn geboor testad Nijmegen met verlangen uitzien naar. de oprichting van een waardig Petrus Don- numenl in zijn geboortestad Tilburg! Goddank, de stoot daartoe is reeds gege ven. Reeds bijna voor de helft zijn de bc-1 noodigde gelden aanwezig. Vele giften moe ten echter nog volgen. Dat dan allen, die ware grootheid weten te waardeeren, die den „Christus-drager" bij uitstek hun hulde willen brengen, die door hun daad de ver fijnde hcidensche beschaving van onzen tijd willen achterstellen bij de hoogste christe lijke beschaving, welke culmineert in het leven der Heiligen, dat zij allen ter eere van den Eerbiedwaardigen Pater Donders hun gift zenden aan den penningmeester of d(t penningmeesteresse van het Nations»! Comité of van een der Sub-Comité s 1) ijve rend voor een waardig Petrus Donders' Mo nument in zijn gehoortestad Tilburg! Roermond. M, v. GRINSVEN C.s.s.R} 1) Wcled. Heer H. Mannaerts, Tilburg^ (giro-nummer 102896); Mej. A. Uiman,, Vughterdijk 24, 's-Hertogenboseh; Mevr. de Wed. W. de Vreese-Spoorenberg; Markt 47, Helmond; Mevr. W. Diepenbrock, Nieuwe Heerengracht 101, Amsterdam; Mr. L. J. W, Smit, Stationsplein 1, Breda; Mej. Anna Laane, Markt, Roosendaal; en Zeereerw. Pater P. Tissot van Patot, S.s.s.R. te Witten» (Limburg.) XI, HET GOUDEN TIJDPERK DES LEVENS. De kinderjaren worden vaak met een prachtigen lentemorgen vergeleken; de jon gelingsjaren zou men kunnen vergelijken met de heerlijke Meimaand. De natuur is ontwaakt, maar welk een plotselinge veran dering ondergaat zij. 't Is geen langzaam voortgroeien; neen, 'f is een breken en sprin gen uit den. knop, en toch, welk een schoon heid wordt ten toon gespreid! Zie het kind! Wat een verandering ondergaat het op 13 of 14-jarigen leeftijd! Het lichaam wordt groot en stevig en neemt meer mannenhouding aan. Het verstand, de geest ontwikkelt zich snel, het denkvermogen openbaart zich meer en meer. De jongeling is het kind niet van vroeger. Hij voelt zich tot de volwas senen getrokken en wil als man behandeld worden. Hij denkt voor 't eerst aan zijn toe komst, aan een beroep, aan een levensstaat, aan 't toekomstige dagelijksch brood; liefde hartstochten maken zich van enkelen mees ter, terwijl velen te kampen hebben met ge loofstwijfel en zinnelijke moeilijkheden. Een zwaren tijd beleeft de jongeling, een bijzon dere zorg heeft hij noodig die hem meer malen niet geschonken wordt. Zijn krach- tig-wordend gestel vraagt krachtbeweging; doet hem naar onafhankelijkheid streven en een zucht tot tegenspreken openbaart zich. De verbeelding wordt levendig. zij is nooit in rust, en wordt nog geprikkeld door allerlei lectuur 1). Hij droomt zich een toe komst van geluk en de harde maatschappij bereidt den onnadenkende teleurstelling op teleurstelling, tegenslag op tegenslag.Moede- loosheid grijpt hem aan,droefgeestig wordt hij en ten laatste is bij soms het leven zat. Op beuring, troost, leiding heeft de jongeling in deze jaren zijzonder noodig. Ouders dienen meermalen vertrouwelijk met hem te spre ken, misschien vraagt de toestand van hun kind, dat zij een geestelijke of geneesheer raadplegen. De jongeling zoekt naar troost; hij zoekt naar iemand, die hem verstaat, die hem be mint. Liefde, vriendschap is een der gevoe lens, die zich in deze levensperiode bij zonder openbaart. De jongeling wil liefheb ben, hij wil bemind worden. Vriendschap, in deze jaren aangeknoopt, blijft dikwijls lang bestaan. Ouders cn opvoeders mogen dit niet vergeten. Vaak zijn ze een weinig hard voor den jongeling. Zijn zucht tot tegenspreken, tot verzet; zijn ondankbaarheid, zijn wispel turigheid stooten terug; maar dit kan voor hen geen reden zijn, hem te weigeren, waar naar zijn hart verlangt. De ouderlijke liefde moet haar goedheid doen schijnen als dc $on. 's Morgens giet deze enkele stralen over het aardrijk uit, bij het vorderen van den dag nemen de stralen in kracht en in aantal toe. Des middags doet zij het aardrijk van al haar weldadig licht en warmte volop genieten. Zoo moet de liefde der ouders ook met de ja ren der kinderen toenemen en zij moet haar grootste kracht hebben, zij moet op het hoogste punt staan als de jongeling en de jonge dochter ze zóó noodig hebben, cr zóó naar verlangen. Dc ouders moeten die zucht naar vriendschap bevredigen, en daarom moeten zij cr naar streven, dat hun zoon en dochter alles vinden, wat zij ver langen in hen. Die liefde zal hun het hart van de kinderen schenken en zij zullen later honderdvoudig beloond worden. De jongeling en dc jonge dochter vergoten de zorgen niet, aan hen besteed. 's Menschen hart heelt evenwel geen vol komen rust, tenzij het ruste in God. God al leen kan het bevredigen en daarom zullen ouders en opvoeders waken, dat de jonge ling en de jonge dochter hun godsdienst plichten getrouw vervullen, dc- devoties hun ner kinderjaren hebben behouden. Deze jeug dige menschen worden, en dit is eigenlijk natuurlijk op bijzondere wijze tot God en zijn dienst gelrokken; in God vindt hun zwakheid 'n abnachtigen steun; in God vindt hun zucht naar overwinning een getrouwen bondgenoot, die hun de victorie zeker doet behalen; in God vindt hun verlangen naar v/etenschap het laatste waarom van alles; in God vereenigt hun hart zich met het Goed dat zich zonder maat mededeelt; hun liefde voor het schoone ontmoet de Schoonheid die men niet genoeg kan bewonderen en niet genoeg kan beminnen. Die liefde tot God geeft aan de jongelingen en jonge dochters den edelen moed, den offervaardigen geest zich geheel aan den dienst van den scheppet, te wijden. In die jaren wordt het groot be sluit gevormd zich als priester of religieus ge- heel aan den dienst van God en den naasts te schenken. Deze jaren vormen de ge wichtigste maar ook de gevaarlijkste tijd des levens. Het zijn dc jaren, waarin de eerstaf jeugd voortdurend meer en meer den over gang moet maken tot den mannelijken erf meer gevestigden leeftijd. In deze jaren moet de jeugd gevormd worden en meer bekwaam gemaakt voor den staat of der» stand, welke zij in de wereld zal innemen en voor den strijd, die haar wacht. In deze ja ren moet zij beschermd en beveiligd worden' tegen afwijkingen en gevaren, die meer dart ooit van alle kanten dreigen door jeugdige onbezonnenheid, door gebrek aan onder vinding,, door het ontgloeien der hartstoch ten, door de verleiding van verkeerde vrien den, door het menscheïjk opzicht, waarte gen zoo weinigen bestand zijn, door meer té willen zijn, dan men eigenlijk is en zoovele andere dingen, waarvoor het jeugdig hart zoc# gevoelig is en, waardoor het zich zoo ge makkelijk ten kwade laat meesleepen. Wie dezen tijd gelukkig doorkomt, is voor een goed deel verzekerd van zijn toekomst, zoo wel van dit als het volgend leven. 2). Met recht worden deze jaren als het gou den tijdvak des levens als een tweede ge boorte beschouwd. De ouders en opvoeders moeten zich alle moeite en opofferingen getroosten om de jongelingen en jonge dochters dien tijd gelukkig te doen beleven. Met een flinke en verstandige tucht en door, groote waakzaamheid zullen zij hen in deze levensperiode op het goede levenspad hou den. Deze strengheid zal door hun liefde en zachtheid niet gevoeld worden; hun devies zij: Fortiter et suaviter d.w.z. kracht en zachtheid. Daar de lichamelijke ontwikkeling een krachtige lichamelijke oe fening vraagt, zullen zij toestaan, wat zij op dit gebied kunnen en mogen geven (3.) Zij zullen zich steeds herinneren, wat Dr. Hoff man zegt: Het voornaamste in deze jaren is, dat de opgroeiende jeugd te midden eener, vroomgeloovige omgeving staat; deze gods-, dienstwarmie neemt ze over en verwerkt ze in eigen wezen. Dat is de hoogste eisch in, deze jaren."* „Wilt gij, dierbare jongelingen, uw geloof behouden, sterken; wilt gij kuisch, krachtig, edelmoedig zijn; wilt gij u opgewekt voelen tot een ijver, die zich zelf opoffert en ver geet?" vraagt Z.Em. Kardinaal Mercier, „Communiceert dan dikwerf, ja communi ceert dan dagelijks. Diegenen onder mijn vrienden en leerlingen, die zoo grootmoedig waren, om Christenen te zijn, niet in het oog der, wereld, maar in den grond van hun hart, voor God en voor Christus, dien zij wilden behagen, voor hun geweten, dat zij involgen' wilden, en die, luisterend naar de leiding, die hun werd gegeven, met de dagelijksche, Communie zijn begonnen, en daaraan ge trouw zijn gebleven door al de wisselvallig heden van het leven heen, zijn allen onwan kelbaar standvastig gebleven in hun geloof; zij hebben niet gekend wat de anderen noe men de crisis van het geloof en van de jeugd, en wat meer is, zij z'-jn ontsnapt aart dat onsamenhangende, wispelturige, aarzelende in opvattingen en gedrag, dat bij zoovele jongelingen uitloopt op ontmoediging en verlamming van aile werkkracht, „Komt clan, jongens en meisjes," aldus da Bisschop van Valence, „komt dan ter II, Tafel, gij, die nu zijt als engelen. De zuiver, heicl van Jezus, zal u omkleeden met on schuld en kracht. Gevoed door zijn maagde- lijk Vleesch.zult gij den brand der hartstoch- ten in u voelen verminderen en de kiescn- heid voelen verfijnen eener ziel, die door de goddelijke schoonheid getroffen, onoverwin nelijk, en onwillekeurig, als 't ware, walgt van alle laagheden." (4), r Utrecht St. Gregoriushuis. J. B. BERGMANS!, (1) Zie „Jeugd en Lectuur", No. 11 der Opvoedkundige Brochurenreeks. (2) Vastenbrief Mgr. W. v. d. Ven 1908, (3) Zie „Moderne Sport en Lichaamscul tuur" No. 4 der Opvoedkundige Brochuren reeks. (4) De dagelijksche Communie, De stem van het Episcopaat. (5) Lees over dit onderwerp: „Voor 't Leven" en „Psychologie pedagogique. L'en- fant 1'adolescent, le jeune homme," 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9