ggiiiniiii8HinBiiiigiiiigiin::8iiiiaiinmiHHiigaiinnin»iiHniiainimiamiiiimiiiiiiiiiiiiiuimiiiiigiiiiiiiiiiiiniui8iiiii8inm8iii^ sgiiiiiiiniii88miiiHini8nuiiiiiiiii8aiigigii8giiassiiiiiHiiigiss8iiiiiaiiiiniHHsgiiiiiiiiii8iigsinsiiig!:ig§ihBsyiigiiii»igiiiiiigniiiniHi?i HET VERBORGEN SCHJLDERJJ ze-pakte het met haar zakdoek aan en De professor zou toezicht houden op het vervoer vaa zijn lievelingen. Vootv zichtig stapte de eene drager de stoep af, de tweede, maar opeens kwam het door een misstap? daar gleed het aquarium hem uit de handen, en in stuk ken en brokken kwanm de glazen bak op de steenen terecht. Een kreet van schrik aan den eenen kant, een gil van een andere zijde want de salamanders, hagedissen, schildpadden en andere bevrijde gevan genen kropen in alie richtingen. In wei nige minuten was al het öntuig verdwe nen en kropen nog slechts enkele vette schildpadden tusschen de ruïnen hunner vroegere verblijfplaats, terwijl een paar vischjes den laatsten adem uitbliezen. 1 UIT DE i MOPPENTROMMEL NUMMER 6 TWEEDE JAARGANG 1923 Harling had daar met aan gedacht, De detective keek glimlachend op zijo "En daar de doctor zichnatuurüjk'moest blijven oefenen zijn heerlijk talent kon toch ook bovendien niet geheel onge bruikt blijven 1 zaten de jongeheden dikwijls uren lang aan de piano en speel den quatre-mains dat het een lust was om te hooren, echter al spoedig niet meer voor den professor, die vlak naast het ver trek waar zooveel schoons ten beste werd gegeven zijn studeerkamer had, en die dan ook al heel spoedig de piano naar de te genvoeters wenschte. „Begint dat ellendige getrommel nu al weer," zuchtte hij op een avond, toen hij juist begonnen was het resultaat van we kenlange^ wetenschappelijke onderzoe kingen in een uitvoerig rapport bijeen te brengen. Eenige oogenblikken trachtte hij 't spel zijner Greta te verdragen en zijn werk voort te zetten, maar het was hem niet mogelijk zijn gedachten bij elkaar te hou den, en woedend wierp hij zijn pen neer. Is! dat een leven 1 Hoe kan je nu onder Zulke omstandigheden een wetenschap pelijk stuk van eenige beteekenis gereed maken 1 Dat mocht een ander probeeren, die knapper en kalmer van aard was dan hij Hij vloog op, rukte de deur open en riep inet een ware stentorstem, die het liefelijke geluid der piano opeens deed verstommen „Dat is voor niemand om uit te houden Morgen aan den dag gaat dat ellendige instrument de deur uit, be grepen Pats, sloeg de deur dicht. Verlegen zaten de jongelieden elkander aan te staren. „Wat nu," vroeg Greta. Te rugnemen kon de doctor het mooie stuk niet, want hij had voor de opbrengst van paard.en rijtuig een prachtig büreau-mi- nistre gekocht, zoodat hij met den ruil nog Zoo slecht niet weg gekomen was. „Wat nu," herhaalde Greta. „Een advertentie in de courant zou mis schien nog het beste zijn," meende de doctor. Met een diepe zucht sloot Greta de piano en blies de kaarsen uit, en verlegen gingen ze met hun beiden naar profes sors studeerkamer, waar dr. Selle een oogenblik later afscheid nam. „Ja, mijn waarde," sprak de oude heer, wiens drift bedaard was toen hij Greta's onderwor penheid bemerkt had, „het ding moet de deur uit, hoor, al zou ik het ook moeten weggeven." „Maar papa," trachtte Greta met diepe verontwaardiging te zeggen, „dat zou toch al te gek zijn, Laten we de piano dan ten minste verkoopen het valt mij tóch al zwaar genoeg En tersluiks wischte ze een paar tranen weg. Er gingen eenige dagen voorbij. Op de advertentie kwam, hoe uitlokkend ze ook gesteld was, geen enkèle kooper. Wel werden er een heele reeks andere pia no's ter overname aangeboden 1 Maar nog eens zou dr. Selle de redder in den nood worden. Op een morgen kwam hij tegen twaalf uur bij Greta de huiskamer binnengestormd met een uitgeknipte ad vertentie van dezen inhoud „Een prach tig aquarium met de zeldzaamste en mooi ste exemplaren der in- en uitheemsche dierenwereld wordt ter overname aange boden. Men is ook bereid het tegen een of ander meubelstuk in te ruilen. Brieven enz." Dat was nu juist wat ze hebben moes ten. Met het aquarium zouden ze een lang gekoesterden wensch van den professor in vervulling brengen, en er viel niet aan te twijfelen of men zou 't gaarne tegen een zoo kostbaaf stuk als *n piano willen in ruilen. Twee dagen later was alles in orde. De piano wérd afgehaald niet zonder dat Greta een paar afscheidstranen vergoot het aquarium werd bezorgd en, tot groote vreugde van den ouden heer, in de stu deerkamer opgesteld. En toen de profes sor al de wezenlijk zeldzame exemplaren die daar in hun element ronddartelden, op zijn gemak bewonderd had, omhelsde hij dr. Selle bijna uit diepgevoelde dank baarheid. Als een kind met een nieuw stuk speelgoed, zoo heel gelukkig was hij met zijn dierenwereld in het klein. Weer vormde de kleine groep voor eenige dagen een gelukkig klaverblad. Maar och arme 1 Den anderen morgen schrikte Greta door een vreeselijken angstkreet, die uit papa's studeerkamer tot haar klonk. Ze snelde er heen en vond Rika de meid daar in een hoek van de ka mer staan het arme schepsel durfde zich niet te verroeren van angst en afschuw. „O wee," schreeuwde ze, „nu is het al in mijn schoen gekropen ook Greta zag eerst niets bijzonders, maar bij nader onderzoek bemerkte te op den grond een ldeme hagedis, die heel be zorgd rond de voeten der verschrikte dienstbode zich bewoog. Als waardige dochter van een natuuronderzoeker was Greta heelmaal niet bang voor het diertjej bracht het weer in het aquarium terug. „Maar Rika, moest je daar nu zoo'n drukte van maken," klonk het verwij tend. Die opmerking viel echter alles behalve in goede aarde. Verontwaardigd verklaarde het meisje dat ze zich niet ver huurd had om op „krokodillen en ander gespuis" te passen. En in de professor z'n kamer kwam ze heelemaal met meer, al zou er ook een duim dik stof liggen Er zat niets anders op Greta moest zelf stoffer en veger ter hand nemen en het ver trek in orde brengen en dat alle vol gende dagen eveneens, want de anders doodgoede Rika toonde in dit geval een vastheid van karakter, die het profes sorsdochtertje allerminst geneigd was te bewonderen. Het zou nog erger worden.. Ofschoon het aquarium nog steeds flink bezet was, miste professor toch bijna da gelijks een of meer van zijn lievelingen. Én het zonderlingste was dat hun stoffe lijk overschotniet. gevonden werd. De eenige mogelijkheid was dat de ver dwenen diertjes tot voedsel gediend had den aan eenige hunner meer krachtige medebewoners van het aquarium. De professor zocht tevergeefs in al zijn boe ken, welke diersoort de zware schuld op het geweten kon hébben, maar al zijn on derzoekingen bevestigden slechts zijn eigen meening, dat geen der aquarium bewoners zóó bloeddorstig mocht worden geacht dat hij een zijner lotgenooten zou verorberen het waren immers alle plan- tenetende dieren Het raadsel zou op een schrikkelijke wijze opgelost worden. Op een morgen de professor was nog maar nauwelijks van zijn eerste les sen thuis kwam de huisheer om hem te spreken. „Aangenaam u hier te zien," verwelkomde de oude heer zijn bezoeker beleefd, maar deze zou hem het genoegen spoedig bederven. Rood van toorn ver klaarde de huiseigenaar dat het zóó niet langer ging en dat de professor tegen Nieuwjaar de woning verlaten moest. Al ede andere bewoners van het huis hadden gedreigd te zullen vertrekken, wanneer de professorsfamilie de huur niet opge zegd werd. Het was dan ook al te erg, een ambtenaar, die op dezelfde verdie ping woonde, had een hagedis en een sa lamander in zijn slaapkamer gevonden. Eenige andere kruipende gedrochten wa ren naar de bovenverdieping verhuisd. Beneden daarentegen wemelde het van kikvorschen, waterschorpioenen en aller lei ander gespuis, die niet ten onrechte ge acht werden, uit 's professors aquarium afkomstig te zijn. Maar nu ten slotte den vorigen avond onder het bed der vrouw van den huisheer zelf nog een vette schild pad ontdekt was, nu liep de maat-toch inderdaad over. „Geen dag langer dan Nieuwejaar dus," verklaarde de huisheer op boozen toon, „en let op dat er tot dien tijd geen ander on- tuig door het huis kruipt, of ik laat de politie komen." En na dit laatste zoo krachtige argument verliet hij zonder groet den verschrikten professor. Maar hoe was dat alles toch zoo gekomen? Greta had spoedig de schuldige ontdekthet was Rika, die begunstigd door de omstandigheid dat het studeervertrek van den professor vlak bij de groote trap lag, van iedere afwezig heid harer meesteres geprofiteerd had om de deuren wijd open te zetten en zoo de gelegenheid om te ontsnappen voor het gedierte waar zij zoo'n afschuw van had, zoo gemakkelijk mogelijk'te maken. Greta stónd duizend angsten uit dat er nog nieuwe onheilen zouden komen. Her haaldelijk moest ze op de trap de vluch telingen weer trachten beet te krijgen zelfs kwamen er nog enkele klachten van de buren, maar aan alles komt een einde, en zoo ook aan den tijd die Vvóór de ver huizing nog verloopen moest. Dr. Selle had zich verdienstelijk gemaakt met voor de familie een andere, zeer geschikte wo ning te zoeken, wier ligging en inrichting door professor en zijn dochter volkomen goedgekeurd werden. En er zou werkelijk weer een nieuwe tijd van opgewekt en ge zellig leven voor hen aangebroken zijn, wanneer de kwestie van het aquarium hun geen nieuwe zorgen gebaard had. Ze had den het bestaan dezer bron van onaange naamheden voor den nieuwen huisheer verzwegen, maar Greta begreep dat dit zoo niet blijven zou en zag weer een heele reeks van moeilijkheden en gedwongen verhuizingen in het verschiet. Diep ter neergeslagen trok ze dan ook naar de nieuwe woning zooals vanzelf spreekt hielp dr. Selle dapper mee en eindelijk kwam het groote oogenblik dat twee man nen van de dienstverrichting het aqua rium onder allerlei verwenschingen der verschillende medebewoners van het oude huis, de trappen af en naar beneden droe gen. De professor had eerst een kreet van schrik uitgestooten, daarna staarden de drie elkander een oogenblik aan, en tóen onverwachte ontknooping vielen ze elkaar midden op straat in de armen met tranen van vreugde in de oogen. „God dank," klinkt het met een zucht van ver lichting uit den mond van den ouden heer, en de beide jongelieden voelden zich niet minder van een groote zorg bevrijd. De witkielen, die zich al met schrik af gevraagd hadden, waar hun onhandig heid op uitloopen zou, stonden zeer ver baasd, toen de professor hun ieder een flinke fooi in de hand drukte dat was een verrassing, zooals hun in hun lang durige practijk nog in het geheel niet overgekomen was. De schildpadden stond de professor grootmoedig aan een paar kleine jongens af, die het geval hadden staan aangapen, en hij maakte daardoor op dezen gedenkwaardigen dag nog meer gelukkigen. Hij had dan ook van blijd schap de heele wereld wel willen omhelzen. Drie dagen later genoten ze in de nieuwe woning met hun drieën een klein maar feestelijk soupertje. De professor had een paar flesschen van zijn beste merk opge zocht, en vroolijk en opgewekt stieten ze met elkaar aan. Toen was het dat dr. Selle fluisterend tot Greta sprak „Heb je van die zilveren lepels er toen niet en kele bewaard „Twee maar," zuchtte ze, „dat is nu alles wat er van onzen prijs uit de loterij nog overgebleven is." „Genoeg voor ons beiden," lachte dr. Selle schalks, en met een gloeienden blos op het lieve gezichtje wendde het meisje zich om. Maar reeds was de doctor opgestaan. „Professor," sprak hij plechtig, „dit vroo- lijke uur lijkt mij het gescniktste oogen blik om een wensch uit te spreken, van welker vervulling mijn levensgeluk af hangt. Uw dochter, juffrouw Greta, is mij dierbaarder dan alles ter wereld, ik vraag u om haar hand." De professor behoefde niet te vragen of zijn Greta den jongen dokter wel tot echtgenoot wenschte, ontroerd stak hij het jonge paar de beide handen toe en Wanneer later de prijs uit de loterij nog eens ter sprake kwam, verzekerde hij aan ieder die het hooren kon dat die zaak toch nog zoo goed afgeloopen was als men haar wenschen kon. Want naar professors iet wat naive meening hadden de wederwaar digheden met den prijs eigenlijk het meest gedaan om de jongelieden tot elkaar te brengen. EERLIJK. Op de veiling roept de verkooper „Hier heb ik twee oud-porseleinen va- Zen de eene is een beetje beschadigd, „Én de andere roept een stem uit de menigte. „De andere.ook is het snelle antwoord. „U behoeft niet te denken, dat we hier ongelijke paren verkoopen RAAK. A. (tot een kaalhoofdigen vriend). „Hoe komt het toch amice, dat, ofschoon ik tien jaren ouder ben dan jij, mijne weide (naar zijn hoofd wijzende) nog zoo dicht be groeid is." B. „Ja, ziet ge, bij mij is hier (op zijn voorhoofd wijzende) geen mest." EEN BLIKSEMAFLEIDER. Geneesheer. „Ik weet inderdaad geene oorzaak, mevrouw, waarom ge zoo opge wonden zijt. Uwe ziekte is niet gevaarlij ker geworden en bovendien heeft u thans eene brave, goede dienstmaagd, in plaats van de vorige, die u zooveel verdriet ver oorzaakte." Mevrouw. „Ja, maar, dokter, dat is im mers, wat mij zoo spijt dat heeft mij vroeger zoo veel afleiding gegeven," ALTIJD DEZELFDE, Muller. „Hoe gaat het met uw zoon? Is hij al gehuwd? Of verloofd?" Levie. „Helaas! neen, en dat maakt mij juist zoo'n verdriet. Mijn Mozes is veel te kieskeurig, hij heeft de schoonste partij kunnen krijgen, de schoone Rachel Meijer met 200.000 gulden, reeds voor tien jaren. Denk eens wat een renteverlies ONAANGENAME SITUATIE. Jong ambtenaar (tot den chef-de-bu reau). „Mijnheer, daar is een dame, die u wenscht te spreken." Chef „Is zij schoon Ambtenaar „Ongetwijfeld mijnheer." Chef (in 't kantoor terugkeerende). „Nu, hoor eens, jij hebt ook smaak I" Ambtenaar. „Ik kon immers niet weten of het uwe echtgenoote was." jt Chef „Nu, die is het ook." MONOLOOG VAN EEN SOCIAAL DEMOCRAAT. „Wat! Ik zou een vijand zijn van het ka- kapitaal Onzin Ik ben het maar zoo lang het in andere handen is." MISLUKTE SPECULATIE. Tourist (tot zijne echtgenoote). „Marie laten we wachten tot alle waggons bezet Zijn, dan rijden we met onze biljetten der de klasse, netjes eerste klas." Conducteur. „Instappen! Derde al les bezet Tweede alles bezet. Als u nog mee wilt rijden, stapt dan gauw in den ledigen veewagen." BIJTEND. Aan den voormaligen directeur van het Burgtheater te Weenen, Dingelstedt, las een auteur een blijspel voor, dat hij wenschte te doen opvoeren. Dingelstedt luisterde ernstig toe, maar geen spier van zijn gelaat vertrok zich. Aan het einde van het tweede bedrijf las de auteur „hier lacht de Graaf." „Nu, die kan van geluk spreken," riep Dingelstedt uit. SCHERP. Mevrouw Jones, de vrouw van een Amerikaanschen bankier, neemt les in het Fransch en roemt zeer bij haar man op de vorderingen welke zij maakt. „Mijn leer meester," vertelt zij „zegt dat ik reeds zoover ben, dat ik spoedig in het Fransch Zal gaan denken, en wanneer men eens zoover is, gaat men met reuzenschreden vooruit. „Nu," luidde het niet zeer galante antwoord van den Amerikaan „ik mag lijden dat de Franschman u in het Fransch zal leeren denken, dan zijt gij ten minsts verder, dan ge 't ooit in het Engelsch hebt gebracht." EEN GOED RAPPORT. In de bestuursvergadering eener socië teit werd over het aannemen van nieuwe leden beraadslaagd. Nadat omtrent eenige candidaten gunstig was beslist, kwam een individu ter sprake van wien het bestuurs lid, dat met het onderzoek naar de solidi teit van den candidaat was belast, het vol gende rapport uitgebracht „De man schijnt eerlijk en fatsoenlijk te zijn, maar men kan het hem niet bewijzen." DICHTERSLATIJN. Dichter: „Ja, mijne heeren, geloof me, door mijne gedichten heb ik eens een aan tal personen van een gewissen dood gered, 't Was aan de kust van Noord-Amerika, v/aar ons schip strandde. Ik, met zeven anderen, redde mij in een sloep. Twee dagen zwalkten wij rond op de woeste zee. Reeds dreigden wij op ellendige wijze te versmachten, toen droeg ik mijn gedicht voor „de vloek van den metselaar" en de tranen, die toen uit de oogen mijner toehoorders stroomden, leschten onzen brandenden dorst." Een gast. „Maar, beste heer, tranen zijn immers zoutig." Dichter. „Wat denk je, mijnheer, de tra nen,' die mijne gedichten ontlokken, zijn echte, onvervalschte tranen." DE LAATSTE. „Maar vrouw Wat duurt jelui thee kransje tegenwoordig lang ik had je al een uur geleden terug verwacht „Och man, dat gaat moeilijk anders. Ieder van ons wil liefst het laatst heengaan om niet nog even door de anderen be- babbeld te worden, en zoo komt het dat er geen opstaat." i 1 NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I .1 XX. wij zoon met zijn geld en zijn positie zou den willen hebben Een bediende bracht hem in de biblio- Harling veegde zijn voorhoofd af. Was theek, waar dè oude Sapley, het hoofd de oude man krankzinnig? „Ik begrijp tusschen de schouders gezakt werke- tl niet, mijnheer Sapley," zei hij. lijk juist als een havik aan de tafel „O, juist," antwoordde Sapley. „U zat. Mordaunt's ziekte en zijn gedrag van bent natuurlijk om het geld gekomen, den vorigen avond hielden hem nog om de toelage, die hij haar heeft aange- voortdurend bezig en hij was er juist over boden aan het peinzen, toen de bezoeker werd „Hebt u juffrouw Sartoris geld aan- aangediend. Hij keek norsch op toen Har- geboden?" zei Harling. Ja, de oude man ling binnen trad en herhaalde diens naam moest krankzinnig zijn verschillende malen, alsof hij zich dien Sapley knikte en wendde toen grijnzend trachtte te herinneren ten slotte schudde het hoofd af. hij het hoofd. „Ze is een beetje kneedbaarder gewor- „Ik ken u niet," zei hij. „U wenscht den, hè zei hij. „Ik dacht wel, dat het misschien mijn zoon Mordaunt te spre- daartoe komen zou. Er is niets, dat stijve ken nekken zoo buigzaam maakt als armoede. „Neen, ik wensch u te spreken, mijn- We hebben dus eindelijk haar trots ge- heer Sapley," zei Harling, plaats nemend broken, niet God weet, dat we er genoeg op den stoel, dien de oude Sapley hem van te lijden hebben gehad, Mordy en aanwees. „Ik ben een vreemde voor u ik Maar u bent voor een verloren zaak en ik zal u onmiddellijk inlichten omtrent komen pleiten, mijnheer Harling. Het de zaak die mij tot u voert. Ik ben een aanbod is niet meer van kracht. Zij heeft vriend van juffrouw Sartoris." het hoogmoedig van de hand gewezen, en Sapley schrikte even en in zijn leven- ze heeft zich te laat vernederd. Zegt u dige oogen kwam een harde uitdrukking, haar maar, uit mijn naam, dat zij van ons „Het is mij aangenaam met een vriend geen enkele toelage krijgt, laat ze maar van juffrouw Sartoris kennis te maken," werken voor haar brood, zooals menigeen, zei hij, „ofschoon ik uw naam nooit ge- veel beter dan zij, moet doen." Hij schud- hoord heb. Harling Harling her- de van plezier en keek sluw naar Har- haalde hij. „Maar mijn geheugen is in den ling. Ze denkt misschien dat er nog wat laatsten tijd niet al te best. Wat kan ik over is, nadat de effecten zijn verkocht voor u doen?" en de hypotheek is.afgelost? Als ze dat „Als een vriend van juffrouw Sar- denkt, dan kunt u haar zeggen, dat ze toris," begon Harling. daarop niet hóeft te rekenen, want er zal De oude Sapley keek hem scherp aan geen penny meer over zijn, wanneer onze en zich de handen wrijvend, viel hij hem vorderingen zijn betaaid." in de rede „Uw vorderingen begon Harling, „Als u voor haar belangen wilt opko- maar Sapley viel hem in de rede men> mijnheer Harling, dan vrees ik, dat „Daar zal ze u toch zeker wel alles van u te laat komt." verteld hebben, niet U bent toch zeker „Te laat?" haar advocaat „Ja," zei Sapley triomfantelijk. „Toen Harling sprak hem met tegen en de wij juffrouw Sartoris onze voorwaarden oude Sapley wachtte dit ook niet af. stelden, had zij verstandig gedaan, die „Ik ben niet bang voor u. Alles is vol- aan te nemen. Sedert zijn echter de om- maakt in orde. U zult nergens iets vinden standigheden veranderd. Ik wi! daarmee waar ook maar een speld is tusschen te niet zeggen dat Mordy ik bedoel mijn- steken. Wij hebben haar officieel kennis heer Mordaunt Sapley haar ook nu nog gegeven dat we tot verkoop zullen over- niet zou willen trouwen, maar noodig is gaan, indien ze niet betaalt en we zullen het niet meer. U hebt misschien wel van dat doen ook, zoodra de termijn die we mijn zoon gehoord, mijnheer Harling stelden is verstreken." Hij lachte en wreef Hij is een der eerste mannen hier hij is zich de handen. „Natuurlijk zullen wij het kandidaat voor den Raad. U hebt mis- goed zelf nemen." schien de aanplakbiljetten wel gelezen?- „Juist," zei Harling en hij doorzag nu Mijn zoon is zeer bekwaam en zal nog de geheele handig opgezette zaak. „Ik zal eens een groot man worden. Hij kanwel juffrouw Sartoris uw mededeelingen over een beter huwelijk doen, dan met juf- brengen." frouw Sartoris." „Goed zoo zei Sapley. Te zeggen dat Harling stom van ver- Harling stond op. „Wilt u mij even bazing was, zou maar een zeer flauwe het totaal noemen van de schuld die juf beschrijving geven van zijn verwondering, frouw Sartoris aan u heeft, mijnheer Sap- Sapley zag dat, maar, haar toeschrijvend ley?" aan een andere oorzaak, grinnikte hij van Sapley nam eert notitieboekje uit zijn boosaardige vreugde. gak en noemde, na er even in gebladerd „Ze had hem moeten geinen, toen ze te hebben, het bedrag. „Een aardig som- hem kon krijgen," zei hij. „Ik Kkb het metje, hè zei hij met een grijns, haar zelf voorgesteld, hoewel ik er per- „Dat is het een heel bedrag stemde soonlijk tegen was. Maar Mordy had nu Harling toe. „Ik ben u zeer verplicht, eenmaal een zwak op het meisje en ik mijnheer Sapley, voor de voor de in- wilde hem niet tegenwerken ik heb lichtingen, die u mij hebt verschaft." hem nog nooit iets geweigerd. Ik ben een „Tot uw dienstzei Sapley. goede vader geweest voor Mordy een „En nu zou ik alleen nog graag van u goede vader 1" weten, wanneer de termijn waarover u Harling was sprakeloos en Sapley be- sprak, afloopt." gon opnieuw De oude Sapley noemde hem den da- „Zooals ik u reeds zei, nu is het te turn. „Nog al gauw, hè zei hij. laat. Mijn zoon kan hoogere eischen stel- „Ja, heel gauw!" zei Harling. „Ik len. Het zou me niets Verwonderen, als heb de eer u te groeten, mijnheer Sapley." hij iemand van adel trouwde. Er zijn heel De oude Sapley knikte. „Goeden dag. wat dochters van arme Peers, die graag Ik vrees, dat u niet veel bereikt hebt. Ik zou u den raad willen geven, maar van de wreef zich de kin en trok een verlegen ge- zaak af te zien u zult er toch niets uit zicht. Maar hij vond geen uitweg, halen. Ik geef u dien raad als een collega. „Ze zal je natuurlijk heel graag zien," Met arme cliënten schiet je niets op. Zie zei hij, „Arundel House, Streatham." maar van de zaak af, dat is het beste wat Ze bleven nog lang zitten praten, maar u kunt doen." Harling zei niets van zijn tweede bezoek „Dank u voor uw raad, mijnheer," aan het kasteel, en daarna ging Gerald zei Harling, „ik zal er over denken. Goe- weer naar zijn logis. Buiten zag hij Jenks. den dag." „Ik ga morgen naar Londen, Jenks," Toen hij buiten kwam, was hij nog zei hij. Hij wilde er aan toevoegen „om steeds niet over zijn verbazing heen en een detective te raadplegen," maar hield hoewel hij naar het gebouw keek, is het die woorden nog bij tijds in. zeker niet te veel beweerd, te zeggen, dat „Zoo, mijnheer zei Jenks. Nog hij het niet zag, niets nieuws gehoord, zeker „Zoo'n oude schurk mompelde hij Gerald schudde het hoofd en met een onder het loopen. „Zoo'n duivelsche „goeden avond", vervolgde Jenks zijn schurk Die arme meid En dan te den- weg. ken, dat zij als schooljuffrouw haar brood Harling bracht Gerald den volgenden moet verdienen, terwijl die oude roofvo- morgen naar het station en stopte hem op gel zich in haar mooie nestje genesteld het laatste oogenblik een brief in de hand. heeftHet is eenvoudig heiligschennis „Wees zoo goed, hiermee even bij mijn En hij heeft het allemaal prachtig in el- bankiers aan te gaan Londen en West kaar gezet. Het lijkt wel een roman Ja, minster Gerald," zei hij. „Je zult daar ja, je moet toch maar in het oude vader- nog kunnen zijn, vóór de bank sluit." land komen, als je romantiek wil vinden. Gerald beloofde het. Harling schudde Zoo'n oude bloedgier 1 hem hartelijk de hand en de trein ver trok. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFD- In Lon^" Gerald een auto, die hem onmiddellijk naar de bank bracht, 01 UK" waar hij den brief overhandigde. Het schrijven werd ontvangen met het res- Laat in den avond kwam Gerald van peet, dat in den regel betoond wordt aan Thraxton terug. Hij zag er teleurgesteld de correspondentie van een miljoenair en en ontmoedigd uit. de directeur kwam zelf, om hem te zeg- „Wel, jongen,' zei Harling. „Laten gen we hier eens gaan zitten en een glas tod- „Zeker, zeker We zullen doen wat dy drinken. Wat voor nieuws?" mijnheer Harling vraagt. Hij kan over Gerald trok zijn stoel bij den haard en elk bedrag beschikken ik zal hem dat streek met de hand door het haar. nog even schrijven ook." „Neen, niets waar ik wat aan heb," zei Daar Streatham zoo dicht bij Londen hij'. „De inspecteur kan mij niet helpen, was, besloot Gerald na zijn bezoek aan Hij zei, dat het heelemaal geen zaak was den detective daarheen te gaan en daar voor de politie. Er is niets gebeurd wat in een plaatselijk hotel te overnachten, tegen de wet indruiscfit en daarom kan zoodat hij den volgenden morgen juffrouw de politie de zaak niet in handen nemen. Grace zou kunnen bezoeken. Hij ging Hij zei, dat als de politie alle meisjes die dan onmiddellijk naar het kantoor van van huis wegliepen moest gaan zoeken, een welbekend detective met wien hij een zij de handen aardig vol zou hebben, onderhoud had. De beroemde detective Als zij iets van het eigendom van haar luisterde naar hem, zonder hem ook maar vader had meegenomen, dan zou het met een woord in de rede te vallen en toen wat anders zijn, dan zou er een reden we- Gerald uitgesproken was, zei hij een zen voor de politie om in te grijpen. Of voudig ook, als er reden was om aan te nemen, „Ik vrees, dat hier een misdaad in het dat er een misdaad in het spel was, nu spel is, mijnheer Wayre." kwalijk." „Wat zegt u riep Gerald verschrikt „En denkt u niet aan een misdaad?" uit. vroeg Harling. „ik zal u mijn vermoeden nader ver- „O, neen," zei Gerald, „wat voor reden klaren. Wanneer een meisje wegloopt, zou ik daarvoor hebben De inspecteur dan komt het nooit voor, dat ze niet aan gaf me den raad, om een partikulieren haar familie schrijftvroeger of later detective in den arm te nemen." komt er bericht van haar, of wel ze komt „En Waarom zou je dat niet doen?" zelf terug. En dit meisje was niet van de vroeg Harling. soort, die door de wol geverfd is, wel Gerald kleurde en staarde strak in het „O, neen, volstrekt nietzei Gerald, haardvuur. „In de eerste plaats," zei hij, „Juist. Dan zou ze haar vader ook niet „heb ik daar de middelen niet voor en in verlaten hebben, zonder eenig bericht de tweede plaats stuit het me tegen de achter te laten. Ik spreek uit ondervin- borst een vreemde detective in Regina ding ik heb honderden dergelijke zaken te halen en zoo hetgeen er met het meisje in handen gehad en ik heb de ondervin- gebeurd is, algemeen bekend te maken." ding opgedaan, dat ze allemaal op dezelfde „Wat het geld aangaat," zei Harling, manier afloopen." „Zou ik het als een gunst beschouwen, als „Maar maar," zei Gerald, „wat denkt u mij daarvoor wilde laten zorgen. Als ik u dan zeg een gunst, dan meen ik dat. Ik stel „Dat het meisje uit den weg geruimd zeer veel belang in alles wat jou betreft, is," zei de detective, en dit raakt je al heel erg. Bovendien zou Gerald verbleekte. „Dat kan ik haast ik graag een beetje goed doen met mijn niet gelooven," zei hij. „Wat moet ik geld, als dat mogelijk is. Ga jij nu maar doen? Welken kant moet ik uitgaan?" naar Londen en verzeker je daar van de „Het eenvoudigste is, zou ik zeggen, diensten van een eerste klas detective, dat u mij het onderzoek ter plaatse op- Je hoeft hem niet hierheen te brengen, draagt," zei de detective glimlachend, maar leg hem eenvoudig de zaak uit „Maar ik begrijp heel goed, dat u dat niet mogelijk kan hij je^een raad geven." graag doet. En als u een raad wilt hebben, „Best, mijnheer, zei Gerald, „dat zal dan zou ik zeggen zoek uw man op ik doen. En als ik toch ijl Londen ben, Court Regina zou ik juffrouw Grace wel eens willen Gerald schudde het hoofd. „Ik heb opzoeken, als u mij haar adres wilt ge- hem daar al gezocht, ik ken daar iedereen, Ve?i i- die tot zoo iets in staat is."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 11