ggiiiniiii8HinBiiiigiiiigiin::8iiiiaiinmiHHiigaiinnin»iiHniiainimiamiiiimiiiiiiiiiiiiiuimiiiiigiiiiiiiiiiiiniui8iiiii8inm8iii^
sgiiiiiiiniii88miiiHini8nuiiiiiiiii8aiigigii8giiassiiiiiHiiigiss8iiiiiaiiiiniHHsgiiiiiiiiii8iigsinsiiig!:ig§ihBsyiigiiii»igiiiiiigniiiniHi?i
HET VERBORGEN SCHJLDERJJ
ze-pakte het met haar zakdoek aan en
De professor zou toezicht houden op
het vervoer vaa zijn lievelingen. Vootv
zichtig stapte de eene drager de stoep af,
de tweede, maar opeens kwam het
door een misstap? daar gleed het
aquarium hem uit de handen, en in stuk
ken en brokken kwanm de glazen bak op
de steenen terecht. Een kreet van schrik
aan den eenen kant, een gil van een andere
zijde want de salamanders, hagedissen,
schildpadden en andere bevrijde gevan
genen kropen in alie richtingen. In wei
nige minuten was al het öntuig verdwe
nen en kropen nog slechts enkele vette
schildpadden tusschen de ruïnen hunner
vroegere verblijfplaats, terwijl een paar
vischjes den laatsten adem uitbliezen.
1 UIT DE i
MOPPENTROMMEL
NUMMER 6 TWEEDE JAARGANG 1923
Harling had daar met aan gedacht, De detective keek glimlachend op zijo
"En daar de doctor zichnatuurüjk'moest
blijven oefenen zijn heerlijk talent kon
toch ook bovendien niet geheel onge
bruikt blijven 1 zaten de jongeheden
dikwijls uren lang aan de piano en speel
den quatre-mains dat het een lust was om
te hooren, echter al spoedig niet meer
voor den professor, die vlak naast het ver
trek waar zooveel schoons ten beste werd
gegeven zijn studeerkamer had, en die dan
ook al heel spoedig de piano naar de te
genvoeters wenschte.
„Begint dat ellendige getrommel nu al
weer," zuchtte hij op een avond, toen hij
juist begonnen was het resultaat van we
kenlange^ wetenschappelijke onderzoe
kingen in een uitvoerig rapport bijeen te
brengen.
Eenige oogenblikken trachtte hij 't spel
zijner Greta te verdragen en zijn werk
voort te zetten, maar het was hem niet
mogelijk zijn gedachten bij elkaar te hou
den, en woedend wierp hij zijn pen neer.
Is! dat een leven 1 Hoe kan je nu onder
Zulke omstandigheden een wetenschap
pelijk stuk van eenige beteekenis gereed
maken 1 Dat mocht een ander probeeren,
die knapper en kalmer van aard was dan
hij
Hij vloog op, rukte de deur open en
riep inet een ware stentorstem, die het
liefelijke geluid der piano opeens deed
verstommen „Dat is voor niemand om
uit te houden Morgen aan den dag gaat
dat ellendige instrument de deur uit, be
grepen
Pats, sloeg de deur dicht.
Verlegen zaten de jongelieden elkander
aan te staren. „Wat nu," vroeg Greta. Te
rugnemen kon de doctor het mooie stuk
niet, want hij had voor de opbrengst van
paard.en rijtuig een prachtig büreau-mi-
nistre gekocht, zoodat hij met den ruil nog
Zoo slecht niet weg gekomen was.
„Wat nu," herhaalde Greta.
„Een advertentie in de courant zou mis
schien nog het beste zijn," meende de
doctor.
Met een diepe zucht sloot Greta de
piano en blies de kaarsen uit, en verlegen
gingen ze met hun beiden naar profes
sors studeerkamer, waar dr. Selle een
oogenblik later afscheid nam. „Ja, mijn
waarde," sprak de oude heer, wiens drift
bedaard was toen hij Greta's onderwor
penheid bemerkt had, „het ding moet de
deur uit, hoor, al zou ik het ook moeten
weggeven."
„Maar papa," trachtte Greta met diepe
verontwaardiging te zeggen, „dat zou toch
al te gek zijn, Laten we de piano dan ten
minste verkoopen het valt mij tóch
al zwaar genoeg
En tersluiks wischte ze een paar tranen
weg.
Er gingen eenige dagen voorbij. Op
de advertentie kwam, hoe uitlokkend ze
ook gesteld was, geen enkèle kooper.
Wel werden er een heele reeks andere pia
no's ter overname aangeboden 1 Maar
nog eens zou dr. Selle de redder in den
nood worden. Op een morgen kwam hij
tegen twaalf uur bij Greta de huiskamer
binnengestormd met een uitgeknipte ad
vertentie van dezen inhoud „Een prach
tig aquarium met de zeldzaamste en mooi
ste exemplaren der in- en uitheemsche
dierenwereld wordt ter overname aange
boden. Men is ook bereid het tegen een
of ander meubelstuk in te ruilen. Brieven
enz."
Dat was nu juist wat ze hebben moes
ten. Met het aquarium zouden ze een lang
gekoesterden wensch van den professor
in vervulling brengen, en er viel niet aan
te twijfelen of men zou 't gaarne tegen een
zoo kostbaaf stuk als *n piano willen in
ruilen.
Twee dagen later was alles in orde. De
piano wérd afgehaald niet zonder dat
Greta een paar afscheidstranen vergoot
het aquarium werd bezorgd en, tot groote
vreugde van den ouden heer, in de stu
deerkamer opgesteld. En toen de profes
sor al de wezenlijk zeldzame exemplaren
die daar in hun element ronddartelden,
op zijn gemak bewonderd had, omhelsde
hij dr. Selle bijna uit diepgevoelde dank
baarheid. Als een kind met een nieuw stuk
speelgoed, zoo heel gelukkig was hij met
zijn dierenwereld in het klein.
Weer vormde de kleine groep voor
eenige dagen een gelukkig klaverblad.
Maar och arme 1 Den anderen morgen
schrikte Greta door een vreeselijken
angstkreet, die uit papa's studeerkamer
tot haar klonk. Ze snelde er heen en vond
Rika de meid daar in een hoek van de ka
mer staan het arme schepsel durfde zich
niet te verroeren van angst en afschuw.
„O wee," schreeuwde ze, „nu is het al in
mijn schoen gekropen ook
Greta zag eerst niets bijzonders, maar
bij nader onderzoek bemerkte te op den
grond een ldeme hagedis, die heel be
zorgd rond de voeten der verschrikte
dienstbode zich bewoog. Als waardige
dochter van een natuuronderzoeker was
Greta heelmaal niet bang voor het diertjej
bracht het weer in het aquarium terug.
„Maar Rika, moest je daar nu zoo'n
drukte van maken," klonk het verwij
tend. Die opmerking viel echter alles
behalve in goede aarde. Verontwaardigd
verklaarde het meisje dat ze zich niet ver
huurd had om op „krokodillen en ander
gespuis" te passen. En in de professor
z'n kamer kwam ze heelemaal met meer,
al zou er ook een duim dik stof liggen
Er zat niets anders op Greta moest zelf
stoffer en veger ter hand nemen en het ver
trek in orde brengen en dat alle vol
gende dagen eveneens, want de anders
doodgoede Rika toonde in dit geval een
vastheid van karakter, die het profes
sorsdochtertje allerminst geneigd was te
bewonderen.
Het zou nog erger worden..
Ofschoon het aquarium nog steeds flink
bezet was, miste professor toch bijna da
gelijks een of meer van zijn lievelingen.
Én het zonderlingste was dat hun stoffe
lijk overschotniet. gevonden werd. De
eenige mogelijkheid was dat de ver
dwenen diertjes tot voedsel gediend had
den aan eenige hunner meer krachtige
medebewoners van het aquarium. De
professor zocht tevergeefs in al zijn boe
ken, welke diersoort de zware schuld op
het geweten kon hébben, maar al zijn on
derzoekingen bevestigden slechts zijn
eigen meening, dat geen der aquarium
bewoners zóó bloeddorstig mocht worden
geacht dat hij een zijner lotgenooten zou
verorberen het waren immers alle plan-
tenetende dieren
Het raadsel zou op een schrikkelijke
wijze opgelost worden.
Op een morgen de professor was
nog maar nauwelijks van zijn eerste les
sen thuis kwam de huisheer om hem
te spreken. „Aangenaam u hier te zien,"
verwelkomde de oude heer zijn bezoeker
beleefd, maar deze zou hem het genoegen
spoedig bederven. Rood van toorn ver
klaarde de huiseigenaar dat het zóó niet
langer ging en dat de professor tegen
Nieuwjaar de woning verlaten moest. Al
ede andere bewoners van het huis hadden
gedreigd te zullen vertrekken, wanneer
de professorsfamilie de huur niet opge
zegd werd. Het was dan ook al te erg,
een ambtenaar, die op dezelfde verdie
ping woonde, had een hagedis en een sa
lamander in zijn slaapkamer gevonden.
Eenige andere kruipende gedrochten wa
ren naar de bovenverdieping verhuisd.
Beneden daarentegen wemelde het van
kikvorschen, waterschorpioenen en aller
lei ander gespuis, die niet ten onrechte ge
acht werden, uit 's professors aquarium
afkomstig te zijn. Maar nu ten slotte den
vorigen avond onder het bed der vrouw
van den huisheer zelf nog een vette schild
pad ontdekt was, nu liep de maat-toch
inderdaad over.
„Geen dag langer dan Nieuwejaar dus,"
verklaarde de huisheer op boozen toon, „en
let op dat er tot dien tijd geen ander on-
tuig door het huis kruipt, of ik laat de
politie komen."
En na dit laatste zoo krachtige argument
verliet hij zonder groet den verschrikten
professor. Maar hoe was dat alles toch
zoo gekomen? Greta had spoedig de
schuldige ontdekthet was Rika, die
begunstigd door de omstandigheid dat
het studeervertrek van den professor vlak
bij de groote trap lag, van iedere afwezig
heid harer meesteres geprofiteerd had om
de deuren wijd open te zetten en zoo de
gelegenheid om te ontsnappen voor het
gedierte waar zij zoo'n afschuw van had,
zoo gemakkelijk mogelijk'te maken.
Greta stónd duizend angsten uit dat er
nog nieuwe onheilen zouden komen. Her
haaldelijk moest ze op de trap de vluch
telingen weer trachten beet te krijgen
zelfs kwamen er nog enkele klachten van
de buren, maar aan alles komt een einde,
en zoo ook aan den tijd die Vvóór de ver
huizing nog verloopen moest. Dr. Selle
had zich verdienstelijk gemaakt met voor
de familie een andere, zeer geschikte wo
ning te zoeken, wier ligging en inrichting
door professor en zijn dochter volkomen
goedgekeurd werden. En er zou werkelijk
weer een nieuwe tijd van opgewekt en ge
zellig leven voor hen aangebroken zijn,
wanneer de kwestie van het aquarium hun
geen nieuwe zorgen gebaard had. Ze had
den het bestaan dezer bron van onaange
naamheden voor den nieuwen huisheer
verzwegen, maar Greta begreep dat dit
zoo niet blijven zou en zag weer een heele
reeks van moeilijkheden en gedwongen
verhuizingen in het verschiet. Diep ter
neergeslagen trok ze dan ook naar de
nieuwe woning zooals vanzelf spreekt
hielp dr. Selle dapper mee en eindelijk
kwam het groote oogenblik dat twee man
nen van de dienstverrichting het aqua
rium onder allerlei verwenschingen der
verschillende medebewoners van het oude
huis, de trappen af en naar beneden droe
gen.
De professor had eerst een kreet van
schrik uitgestooten, daarna staarden de
drie elkander een oogenblik aan, en tóen
onverwachte ontknooping vielen
ze elkaar midden op straat in de armen
met tranen van vreugde in de oogen. „God
dank," klinkt het met een zucht van ver
lichting uit den mond van den ouden heer,
en de beide jongelieden voelden zich niet
minder van een groote zorg bevrijd.
De witkielen, die zich al met schrik af
gevraagd hadden, waar hun onhandig
heid op uitloopen zou, stonden zeer ver
baasd, toen de professor hun ieder een
flinke fooi in de hand drukte dat was
een verrassing, zooals hun in hun lang
durige practijk nog in het geheel niet
overgekomen was. De schildpadden stond
de professor grootmoedig aan een paar
kleine jongens af, die het geval hadden
staan aangapen, en hij maakte daardoor
op dezen gedenkwaardigen dag nog meer
gelukkigen. Hij had dan ook van blijd
schap de heele wereld wel willen omhelzen.
Drie dagen later genoten ze in de nieuwe
woning met hun drieën een klein maar
feestelijk soupertje. De professor had een
paar flesschen van zijn beste merk opge
zocht, en vroolijk en opgewekt stieten
ze met elkaar aan. Toen was het dat dr.
Selle fluisterend tot Greta sprak „Heb
je van die zilveren lepels er toen niet en
kele bewaard
„Twee maar," zuchtte ze, „dat is nu
alles wat er van onzen prijs uit de loterij
nog overgebleven is."
„Genoeg voor ons beiden," lachte dr.
Selle schalks, en met een gloeienden
blos op het lieve gezichtje wendde het
meisje zich om.
Maar reeds was de doctor opgestaan.
„Professor," sprak hij plechtig, „dit vroo-
lijke uur lijkt mij het gescniktste oogen
blik om een wensch uit te spreken, van
welker vervulling mijn levensgeluk af
hangt. Uw dochter, juffrouw Greta, is
mij dierbaarder dan alles ter wereld,
ik vraag u om haar hand."
De professor behoefde niet te vragen
of zijn Greta den jongen dokter wel tot
echtgenoot wenschte, ontroerd stak
hij het jonge paar de beide handen toe
en Wanneer later de prijs uit de loterij nog
eens ter sprake kwam, verzekerde hij aan
ieder die het hooren kon dat die zaak toch
nog zoo goed afgeloopen was als men haar
wenschen kon. Want naar professors iet
wat naive meening hadden de wederwaar
digheden met den prijs eigenlijk het meest
gedaan om de jongelieden tot elkaar te
brengen.
EERLIJK.
Op de veiling roept de verkooper
„Hier heb ik twee oud-porseleinen va-
Zen de eene is een beetje beschadigd,
„Én de andere roept een stem uit de
menigte.
„De andere.ook is het snelle
antwoord. „U behoeft niet te denken, dat
we hier ongelijke paren verkoopen
RAAK.
A. (tot een kaalhoofdigen vriend). „Hoe
komt het toch amice, dat, ofschoon ik tien
jaren ouder ben dan jij, mijne weide (naar
zijn hoofd wijzende) nog zoo dicht be
groeid is."
B. „Ja, ziet ge, bij mij is hier (op zijn
voorhoofd wijzende) geen mest."
EEN BLIKSEMAFLEIDER.
Geneesheer. „Ik weet inderdaad geene
oorzaak, mevrouw, waarom ge zoo opge
wonden zijt. Uwe ziekte is niet gevaarlij
ker geworden en bovendien heeft u thans
eene brave, goede dienstmaagd, in plaats
van de vorige, die u zooveel verdriet ver
oorzaakte."
Mevrouw. „Ja, maar, dokter, dat is im
mers, wat mij zoo spijt dat heeft mij
vroeger zoo veel afleiding gegeven,"
ALTIJD DEZELFDE,
Muller. „Hoe gaat het met uw zoon? Is
hij al gehuwd? Of verloofd?"
Levie. „Helaas! neen, en dat maakt mij
juist zoo'n verdriet. Mijn Mozes is veel te
kieskeurig, hij heeft de schoonste partij
kunnen krijgen, de schoone Rachel Meijer
met 200.000 gulden, reeds voor tien jaren.
Denk eens wat een renteverlies
ONAANGENAME SITUATIE.
Jong ambtenaar (tot den chef-de-bu
reau). „Mijnheer, daar is een dame, die u
wenscht te spreken."
Chef „Is zij schoon
Ambtenaar „Ongetwijfeld mijnheer."
Chef (in 't kantoor terugkeerende).
„Nu, hoor eens, jij hebt ook smaak I"
Ambtenaar. „Ik kon immers niet weten
of het uwe echtgenoote was."
jt Chef „Nu, die is het ook."
MONOLOOG VAN EEN SOCIAAL
DEMOCRAAT.
„Wat! Ik zou een vijand zijn van het ka-
kapitaal Onzin Ik ben het maar zoo lang
het in andere handen is."
MISLUKTE SPECULATIE.
Tourist (tot zijne echtgenoote). „Marie
laten we wachten tot alle waggons bezet
Zijn, dan rijden we met onze biljetten der
de klasse, netjes eerste klas."
Conducteur. „Instappen! Derde al
les bezet Tweede alles bezet. Als u
nog mee wilt rijden, stapt dan gauw in den
ledigen veewagen."
BIJTEND.
Aan den voormaligen directeur van het
Burgtheater te Weenen, Dingelstedt, las
een auteur een blijspel voor, dat hij
wenschte te doen opvoeren. Dingelstedt
luisterde ernstig toe, maar geen spier van
zijn gelaat vertrok zich. Aan het einde van
het tweede bedrijf las de auteur „hier
lacht de Graaf."
„Nu, die kan van geluk spreken," riep
Dingelstedt uit.
SCHERP.
Mevrouw Jones, de vrouw van een
Amerikaanschen bankier, neemt les in het
Fransch en roemt zeer bij haar man op de
vorderingen welke zij maakt. „Mijn leer
meester," vertelt zij „zegt dat ik reeds
zoover ben, dat ik spoedig in het Fransch
Zal gaan denken, en wanneer men eens
zoover is, gaat men met reuzenschreden
vooruit.
„Nu," luidde het niet zeer galante
antwoord van den Amerikaan „ik mag
lijden dat de Franschman u in het Fransch
zal leeren denken, dan zijt gij ten minsts
verder, dan ge 't ooit in het Engelsch hebt
gebracht."
EEN GOED RAPPORT.
In de bestuursvergadering eener socië
teit werd over het aannemen van nieuwe
leden beraadslaagd. Nadat omtrent eenige
candidaten gunstig was beslist, kwam een
individu ter sprake van wien het bestuurs
lid, dat met het onderzoek naar de solidi
teit van den candidaat was belast, het vol
gende rapport uitgebracht „De man
schijnt eerlijk en fatsoenlijk te zijn, maar
men kan het hem niet bewijzen."
DICHTERSLATIJN.
Dichter: „Ja, mijne heeren, geloof me,
door mijne gedichten heb ik eens een aan
tal personen van een gewissen dood gered,
't Was aan de kust van Noord-Amerika,
v/aar ons schip strandde. Ik, met zeven
anderen, redde mij in een sloep. Twee
dagen zwalkten wij rond op de woeste zee.
Reeds dreigden wij op ellendige wijze te
versmachten, toen droeg ik mijn gedicht
voor „de vloek van den metselaar" en
de tranen, die toen uit de oogen mijner
toehoorders stroomden, leschten onzen
brandenden dorst."
Een gast. „Maar, beste heer, tranen zijn
immers zoutig."
Dichter. „Wat denk je, mijnheer, de tra
nen,' die mijne gedichten ontlokken, zijn
echte, onvervalschte tranen."
DE LAATSTE.
„Maar vrouw Wat duurt jelui thee
kransje tegenwoordig lang ik had je al
een uur geleden terug verwacht
„Och man, dat gaat moeilijk anders.
Ieder van ons wil liefst het laatst heengaan
om niet nog even door de anderen be-
babbeld te worden, en zoo komt het dat
er geen opstaat."
i 1 NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I .1
XX. wij zoon met zijn geld en zijn positie zou
den willen hebben
Een bediende bracht hem in de biblio- Harling veegde zijn voorhoofd af. Was
theek, waar dè oude Sapley, het hoofd de oude man krankzinnig? „Ik begrijp
tusschen de schouders gezakt werke- tl niet, mijnheer Sapley," zei hij.
lijk juist als een havik aan de tafel „O, juist," antwoordde Sapley. „U
zat. Mordaunt's ziekte en zijn gedrag van bent natuurlijk om het geld gekomen,
den vorigen avond hielden hem nog om de toelage, die hij haar heeft aange-
voortdurend bezig en hij was er juist over boden
aan het peinzen, toen de bezoeker werd „Hebt u juffrouw Sartoris geld aan-
aangediend. Hij keek norsch op toen Har- geboden?" zei Harling. Ja, de oude man
ling binnen trad en herhaalde diens naam moest krankzinnig zijn
verschillende malen, alsof hij zich dien Sapley knikte en wendde toen grijnzend
trachtte te herinneren ten slotte schudde het hoofd af.
hij het hoofd. „Ze is een beetje kneedbaarder gewor-
„Ik ken u niet," zei hij. „U wenscht den, hè zei hij. „Ik dacht wel, dat het
misschien mijn zoon Mordaunt te spre- daartoe komen zou. Er is niets, dat stijve
ken nekken zoo buigzaam maakt als armoede.
„Neen, ik wensch u te spreken, mijn- We hebben dus eindelijk haar trots ge-
heer Sapley," zei Harling, plaats nemend broken, niet God weet, dat we er genoeg
op den stoel, dien de oude Sapley hem van te lijden hebben gehad, Mordy en
aanwees. „Ik ben een vreemde voor u ik Maar u bent voor een verloren zaak
en ik zal u onmiddellijk inlichten omtrent komen pleiten, mijnheer Harling. Het
de zaak die mij tot u voert. Ik ben een aanbod is niet meer van kracht. Zij heeft
vriend van juffrouw Sartoris." het hoogmoedig van de hand gewezen, en
Sapley schrikte even en in zijn leven- ze heeft zich te laat vernederd. Zegt u
dige oogen kwam een harde uitdrukking, haar maar, uit mijn naam, dat zij van ons
„Het is mij aangenaam met een vriend geen enkele toelage krijgt, laat ze maar
van juffrouw Sartoris kennis te maken," werken voor haar brood, zooals menigeen,
zei hij, „ofschoon ik uw naam nooit ge- veel beter dan zij, moet doen." Hij schud-
hoord heb. Harling Harling her- de van plezier en keek sluw naar Har-
haalde hij. „Maar mijn geheugen is in den ling. Ze denkt misschien dat er nog wat
laatsten tijd niet al te best. Wat kan ik over is, nadat de effecten zijn verkocht
voor u doen?" en de hypotheek is.afgelost? Als ze dat
„Als een vriend van juffrouw Sar- denkt, dan kunt u haar zeggen, dat ze
toris," begon Harling. daarop niet hóeft te rekenen, want er zal
De oude Sapley keek hem scherp aan geen penny meer over zijn, wanneer onze
en zich de handen wrijvend, viel hij hem vorderingen zijn betaaid."
in de rede „Uw vorderingen begon Harling,
„Als u voor haar belangen wilt opko- maar Sapley viel hem in de rede
men> mijnheer Harling, dan vrees ik, dat „Daar zal ze u toch zeker wel alles van
u te laat komt." verteld hebben, niet U bent toch zeker
„Te laat?" haar advocaat
„Ja," zei Sapley triomfantelijk. „Toen Harling sprak hem met tegen en de
wij juffrouw Sartoris onze voorwaarden oude Sapley wachtte dit ook niet af.
stelden, had zij verstandig gedaan, die „Ik ben niet bang voor u. Alles is vol-
aan te nemen. Sedert zijn echter de om- maakt in orde. U zult nergens iets vinden
standigheden veranderd. Ik wi! daarmee waar ook maar een speld is tusschen te
niet zeggen dat Mordy ik bedoel mijn- steken. Wij hebben haar officieel kennis
heer Mordaunt Sapley haar ook nu nog gegeven dat we tot verkoop zullen over-
niet zou willen trouwen, maar noodig is gaan, indien ze niet betaalt en we zullen
het niet meer. U hebt misschien wel van dat doen ook, zoodra de termijn die we
mijn zoon gehoord, mijnheer Harling stelden is verstreken." Hij lachte en wreef
Hij is een der eerste mannen hier hij is zich de handen. „Natuurlijk zullen wij het
kandidaat voor den Raad. U hebt mis- goed zelf nemen."
schien de aanplakbiljetten wel gelezen?- „Juist," zei Harling en hij doorzag nu
Mijn zoon is zeer bekwaam en zal nog de geheele handig opgezette zaak. „Ik zal
eens een groot man worden. Hij kanwel juffrouw Sartoris uw mededeelingen over
een beter huwelijk doen, dan met juf- brengen."
frouw Sartoris." „Goed zoo zei Sapley.
Te zeggen dat Harling stom van ver- Harling stond op. „Wilt u mij even
bazing was, zou maar een zeer flauwe het totaal noemen van de schuld die juf
beschrijving geven van zijn verwondering, frouw Sartoris aan u heeft, mijnheer Sap-
Sapley zag dat, maar, haar toeschrijvend ley?"
aan een andere oorzaak, grinnikte hij van Sapley nam eert notitieboekje uit zijn
boosaardige vreugde. gak en noemde, na er even in gebladerd
„Ze had hem moeten geinen, toen ze te hebben, het bedrag. „Een aardig som-
hem kon krijgen," zei hij. „Ik Kkb het metje, hè zei hij met een grijns,
haar zelf voorgesteld, hoewel ik er per- „Dat is het een heel bedrag stemde
soonlijk tegen was. Maar Mordy had nu Harling toe. „Ik ben u zeer verplicht,
eenmaal een zwak op het meisje en ik mijnheer Sapley, voor de voor de in-
wilde hem niet tegenwerken ik heb lichtingen, die u mij hebt verschaft."
hem nog nooit iets geweigerd. Ik ben een „Tot uw dienstzei Sapley.
goede vader geweest voor Mordy een „En nu zou ik alleen nog graag van u
goede vader 1" weten, wanneer de termijn waarover u
Harling was sprakeloos en Sapley be- sprak, afloopt."
gon opnieuw De oude Sapley noemde hem den da-
„Zooals ik u reeds zei, nu is het te turn. „Nog al gauw, hè zei hij.
laat. Mijn zoon kan hoogere eischen stel- „Ja, heel gauw!" zei Harling. „Ik
len. Het zou me niets Verwonderen, als heb de eer u te groeten, mijnheer Sapley."
hij iemand van adel trouwde. Er zijn heel De oude Sapley knikte. „Goeden dag.
wat dochters van arme Peers, die graag Ik vrees, dat u niet veel bereikt hebt. Ik
zou u den raad willen geven, maar van de wreef zich de kin en trok een verlegen ge-
zaak af te zien u zult er toch niets uit zicht. Maar hij vond geen uitweg,
halen. Ik geef u dien raad als een collega. „Ze zal je natuurlijk heel graag zien,"
Met arme cliënten schiet je niets op. Zie zei hij, „Arundel House, Streatham."
maar van de zaak af, dat is het beste wat Ze bleven nog lang zitten praten, maar
u kunt doen." Harling zei niets van zijn tweede bezoek
„Dank u voor uw raad, mijnheer," aan het kasteel, en daarna ging Gerald
zei Harling, „ik zal er over denken. Goe- weer naar zijn logis. Buiten zag hij Jenks.
den dag." „Ik ga morgen naar Londen, Jenks,"
Toen hij buiten kwam, was hij nog zei hij. Hij wilde er aan toevoegen „om
steeds niet over zijn verbazing heen en een detective te raadplegen," maar hield
hoewel hij naar het gebouw keek, is het die woorden nog bij tijds in.
zeker niet te veel beweerd, te zeggen, dat „Zoo, mijnheer zei Jenks. Nog
hij het niet zag, niets nieuws gehoord, zeker
„Zoo'n oude schurk mompelde hij Gerald schudde het hoofd en met een
onder het loopen. „Zoo'n duivelsche „goeden avond", vervolgde Jenks zijn
schurk Die arme meid En dan te den- weg.
ken, dat zij als schooljuffrouw haar brood Harling bracht Gerald den volgenden
moet verdienen, terwijl die oude roofvo- morgen naar het station en stopte hem op
gel zich in haar mooie nestje genesteld het laatste oogenblik een brief in de hand.
heeftHet is eenvoudig heiligschennis „Wees zoo goed, hiermee even bij mijn
En hij heeft het allemaal prachtig in el- bankiers aan te gaan Londen en West
kaar gezet. Het lijkt wel een roman Ja, minster Gerald," zei hij. „Je zult daar
ja, je moet toch maar in het oude vader- nog kunnen zijn, vóór de bank sluit."
land komen, als je romantiek wil vinden. Gerald beloofde het. Harling schudde
Zoo'n oude bloedgier 1 hem hartelijk de hand en de trein ver
trok.
ZEVENENTWINTIGSTE HOOFD- In Lon^" Gerald een auto, die
hem onmiddellijk naar de bank bracht,
01 UK" waar hij den brief overhandigde. Het
schrijven werd ontvangen met het res-
Laat in den avond kwam Gerald van peet, dat in den regel betoond wordt aan
Thraxton terug. Hij zag er teleurgesteld de correspondentie van een miljoenair en
en ontmoedigd uit. de directeur kwam zelf, om hem te zeg-
„Wel, jongen,' zei Harling. „Laten gen
we hier eens gaan zitten en een glas tod- „Zeker, zeker We zullen doen wat
dy drinken. Wat voor nieuws?" mijnheer Harling vraagt. Hij kan over
Gerald trok zijn stoel bij den haard en elk bedrag beschikken ik zal hem dat
streek met de hand door het haar. nog even schrijven ook."
„Neen, niets waar ik wat aan heb," zei Daar Streatham zoo dicht bij Londen
hij'. „De inspecteur kan mij niet helpen, was, besloot Gerald na zijn bezoek aan
Hij zei, dat het heelemaal geen zaak was den detective daarheen te gaan en daar
voor de politie. Er is niets gebeurd wat in een plaatselijk hotel te overnachten,
tegen de wet indruiscfit en daarom kan zoodat hij den volgenden morgen juffrouw
de politie de zaak niet in handen nemen. Grace zou kunnen bezoeken. Hij ging
Hij zei, dat als de politie alle meisjes die dan onmiddellijk naar het kantoor van
van huis wegliepen moest gaan zoeken, een welbekend detective met wien hij een
zij de handen aardig vol zou hebben, onderhoud had. De beroemde detective
Als zij iets van het eigendom van haar luisterde naar hem, zonder hem ook maar
vader had meegenomen, dan zou het met een woord in de rede te vallen en toen
wat anders zijn, dan zou er een reden we- Gerald uitgesproken was, zei hij een
zen voor de politie om in te grijpen. Of voudig
ook, als er reden was om aan te nemen, „Ik vrees, dat hier een misdaad in het
dat er een misdaad in het spel was, nu spel is, mijnheer Wayre."
kwalijk." „Wat zegt u riep Gerald verschrikt
„En denkt u niet aan een misdaad?" uit.
vroeg Harling. „ik zal u mijn vermoeden nader ver-
„O, neen," zei Gerald, „wat voor reden klaren. Wanneer een meisje wegloopt,
zou ik daarvoor hebben De inspecteur dan komt het nooit voor, dat ze niet aan
gaf me den raad, om een partikulieren haar familie schrijftvroeger of later
detective in den arm te nemen." komt er bericht van haar, of wel ze komt
„En Waarom zou je dat niet doen?" zelf terug. En dit meisje was niet van de
vroeg Harling. soort, die door de wol geverfd is, wel
Gerald kleurde en staarde strak in het „O, neen, volstrekt nietzei Gerald,
haardvuur. „In de eerste plaats," zei hij, „Juist. Dan zou ze haar vader ook niet
„heb ik daar de middelen niet voor en in verlaten hebben, zonder eenig bericht
de tweede plaats stuit het me tegen de achter te laten. Ik spreek uit ondervin-
borst een vreemde detective in Regina ding ik heb honderden dergelijke zaken
te halen en zoo hetgeen er met het meisje in handen gehad en ik heb de ondervin-
gebeurd is, algemeen bekend te maken." ding opgedaan, dat ze allemaal op dezelfde
„Wat het geld aangaat," zei Harling, manier afloopen."
„Zou ik het als een gunst beschouwen, als „Maar maar," zei Gerald, „wat denkt
u mij daarvoor wilde laten zorgen. Als ik u dan
zeg een gunst, dan meen ik dat. Ik stel „Dat het meisje uit den weg geruimd
zeer veel belang in alles wat jou betreft, is," zei de detective,
en dit raakt je al heel erg. Bovendien zou Gerald verbleekte. „Dat kan ik haast
ik graag een beetje goed doen met mijn niet gelooven," zei hij. „Wat moet ik
geld, als dat mogelijk is. Ga jij nu maar doen? Welken kant moet ik uitgaan?"
naar Londen en verzeker je daar van de „Het eenvoudigste is, zou ik zeggen,
diensten van een eerste klas detective, dat u mij het onderzoek ter plaatse op-
Je hoeft hem niet hierheen te brengen, draagt," zei de detective glimlachend,
maar leg hem eenvoudig de zaak uit „Maar ik begrijp heel goed, dat u dat niet
mogelijk kan hij je^een raad geven." graag doet. En als u een raad wilt hebben,
„Best, mijnheer, zei Gerald, „dat zal dan zou ik zeggen zoek uw man op
ik doen. En als ik toch ijl Londen ben, Court Regina
zou ik juffrouw Grace wel eens willen Gerald schudde het hoofd. „Ik heb
opzoeken, als u mij haar adres wilt ge- hem daar al gezocht, ik ken daar iedereen,
Ve?i i- die tot zoo iets in staat is."