r""„lk word altijd zuster genoemd," zei ze. Laura de Pachtersvrouw. Jfj hebt het mij zelf dikwijls gezegd. Zeg dan, dat je overdrijft, dat Ferdinand geen ernstig gevaar loopt 1" ZOO'N GELUKSVOGEL. horloge. „En toch denk ik, dat u zal zien dat ik gelijk heb, mijnhger Wayre," zei hij. „Gaat u er heen en houd uw oogen open. Als u mij noodig hebt, telegrafeert me dan en ik kom met den eersten trein den besten om den s'eutel van het geheim te vinden." „Die schijnt er niet te zijn," zei Ge rald wanhopig. „Neemt u me niet kwalijk, maar een sleutel is er altijd," zei de detective op gewekt, „en juist in het opsporen- daar van zijn wij, detectives, u, amateurs, de baas. Goeden middag dank voor uw be zoek." Gerald nam den trein naar Streatham. Hij wilde" juffrouw Grace bezoeken en dan aanstonds naar Regina terugkeeren het minste wat hij kon doen, was den raad van den detective opvolgen. Toen hij aan het station den weg vroeg naar het hotel, zag hij op den hoek van de straat een oploopje. Hij moest, om het hotel te bereiken, daar langs en bleef even staan kijken, wat er aan de hand was. Er lag een kleine jongen op den grond en naast hem knielde, zonder te letten op de modderige straat, een liefdezuster, die het hoofd van den jongen met haar arm ondersteunde. Een bierbrouwers wagen stond er naast en de bestuurder stond hulpeloos naar den jongen te kij ken. Daaruit was het Gerald aanstonds duidelijk, wat er gebeurd was. Hij drong zich door de menigte heen en sprak de zuster aan. „Is hij erg gewond vroeg hij. „Kan ik u helpen Zij hief het hoofd op en zag hem aan en Gerald werd zóó getroffen door de bleekheid en de zachte uitdrukking op haar sterk geteekend gelaat, dat hij een oogenblik het doel van zijn vragen ver gat, Ook de zuster scheen verrast, hetzij door zijn plotselinge tegenwoordigheid, of om zijn vraag en haar droeve oogen zagen hem half verschrikt, half vragend aan. Zij herstelde zich echter onmiddel lijk en zei met zachte stem „Hij is overreden en is nu bewuste loos. Ik wacht even, tot hij weer eenigs- zins is bijgekomen, om hem te vervoeren. Er is een hospitaal in de volgende straat, waar ik hem zal laten brengen." Gerald boog zich over den jongen en bewoog zacht zijn armen en beenen. „Ik geloof niet, dat er iets gebroken is," zei hij. „Hij zal nu wel vervoerd kunnen wor den," zei de zuster, na eenige oogenblik- ken. „Als u even een rijtuig wilt laten komen. Gerald nam dem jongen voorzichtig op. „Ik denk dat het zoo beter voor hem zal zijn," zei hij. „Ik zal hem niet zoo schudden als een rijtuig." De zuster liep vooruit, om hem den weg te wijzen en achter hem kwam een nieuwsgierige menigte. Gerald droeg het kind in een vriendelijke kleine kamer van het hospitaal en even daarna kwam de dokter binnen. „Ik zal buiten even wachten, om te hooren hoe het met hem is," zei Gerald. Kort daarop kwam de zuster bij hem, „Het is niet ernstig," zei ze. „Hij is wat verdoofd, doordat hij door zijn val het hoofd gestooten had en trilt nog van den schrik. Wilt u hem zien?" Gerald antwoordde bevestigend en volgde haar in de kamer. De jongen lag daar met bleek gezicht en scheen te willen gaan huilen, maar Gerald sprak hem flink toe en hij hield zijn tranen in. „Wel, kleine baas," zei hij, „gelukkig dat je je niet erg bezeerd hebt, hè?" Hij ging naast hem zitten en greep zijn hand. „Zijn vader en moeder zullen zeker wel komen vroeg hij aan de zuster. „Hij is een wees," zei zuster Agnes, „maar ik zal wel voor hem zorgen." „Dan is alles in orde," zei Gerald. Zuster Agnes, die aan den anderen kant van het bed zat, keek op naar Ge rald's mooi, door de zon gebruind gelaat, met een zenuwachtigheid, die haar vreemd was, en Gerald voelde, toen zijn blik den hare ontmoette, dezelfde vreemde sen satie, die hij gevoeld had in het eerste oogenblik dat hij haar gelaat zag. Er was een eigenaardige uitdrukking in haar oogen en haar handen, waarmee ze het laken op het bed glad streek, beefden. „U bent heel vriendelijk geweest, mijnheer," zei ze, „en daar heb ik u nog niet voor bedankt." „Zooveel heb ik niet gedaan," zei hij, „hij kan al zijn dank gerust aan u geven, moeder." Hij had haar aangesproken met den naam van moeder, die zoo dikwijls aan de liefdezusters wordt gegeven, maar ditmaal scheen ze een bijzondere uitwer king op haar te hebben. Ze werd doods bleek, haar lippen trilden en Gerald ver beeldde zich, dat haar droeve, geduldige oogen plotseling vochtig werden. „Neemt u me niet kwalijk," zei hij. „Maar ik veronderstel dat u voor menig een zoowel een moeder als een zuster bent. Mag ik uw naam weten?" „Ik word zuster Agnes genoemd," zei ze met zachte stem. „Zuster Agnes," herhaalde hij, bijna eerbiedig. „Mag ik nog eens aankomen, om den kleinen patiënt te zien Ik blijf hier een paar dagen. Ik ben hier vreemd en zal m'n intrek nemen in het hotel." Zij scheen naar iets meer te luisteren, dan naar zijn woorden alleen en het was duidelijk, dat zij streed tegen een op winding, die haar anders geheel vreemd was. „Ja," zei ze zacht, „hij zal wel blij zijn, u nog eens te zien. Ik zal hem hier hou den, tot hij geheel hersteld is." Gerald stond op, maar voelde een ei- genaardigen tegenzin om heen te gaan. Er was iets in die vriendelijke, wit-harige liefdezuster, dat hem vasthield. (Wordt voortgezet.) (Slot). Op zekeren morgen kwam Pierre snikkend op de pachthoeve. Het dier dat zijn moeder en hem zoolang voor gebrek bewaard had, was ziek geworden en deze slag zou de ongesteldheid van zijn moeder zeker in hevigheid doen toe nemen. „Heb je d'r met je moeder al over gesproken," vroeg Laura onmiddellijk. „Neen, nog niet," antwoordde Pierre, terwijl hij met zijn pet tusschen de vin gers frommelde. „Toen ik zag dat het dier wat mankeerde, haastte ik mij om u te vragen wat ik nu doen moet." „Welnu, ga stil naar huis terug, maar zeg vooral niets tegen je moeder, dat zal haar te zeer verontrusten. Binnen een paar uren kom ik met een knecht kijken wat het dier scheelt." Opgewekt ging Pierre heen, wel we tend dat alles wel terecht zou komen, als de goede pachtersvrouw de zaak in handen had. Was het dier verloren, dan schafte zij wel anderen raad. Het vonnis dat de knecht over het dier velde, luidde dat het nog slechts enkele dagen te leven had. In den grootsten angst hoorde de kleine deze jobstijding aan. Laura stelde hem aanstonds gerust. „Ik zal je eiken morgen even veel melk laten brengen als je altijd in het dorp verkoopt," luidde haar belofte en zij hield ook woord. Eens ontmoette Reinald de dienstbode met de kan op den drempel. Ruw en koud klonk zijn stem, toen hij haar vroeg waar heen zij zich begeven wulde. „De melk," zoo wendde hij zich tot zijn vrouw, „is niet bestemd om door een ander verkocht te worden en ik zie niet in waarom ik de opbrengst ervan aan vagebonden en lui aards, die nergens anders goed voor zijn dan om het geld van een ander te ver kwisten, zou moeten afstaan." „Het zijn geen vagebonden, geen lui aards," waagde Laura in te brengen. „Het arme mensch is ernstig ziek en haar eenig zoontje is een braaf en eerlijk kind beiden zijn belangstelling en hulp dub bel waard. Ik dacht dat wij, die zoo over de ziekte van Ferdinand treuren, wel wat belangstelling in het lijden van on ze naasten mochten toonen." „Prachtig gesproken," stoof Reinald woedend op. „Mij dunkt integendeel, dat ik al genoeg aan mijn eigen droef heid heb, ik behoef er de bezorgdheid voor anderen niet aan toe te voegen. Maar je hebt gelijk met mij over Ferdi nand te praten, hij ziet er nog bleeker en neerslachtiger uit dan gisteren. Bij den dag verergert zijn kwaal en onder wijl heeft zijn moeder blijkbaar nog tijd om zich met anderen te bemoeien. Ge loof mij, je deedt beter als ge uw eigen kind wat meer verzorgdet. Men be weert dat de moeder somtijds slaagt, waar de wetenschap faalt en de dokter heeft mij gezegd dat er weinig hoop op beterschap bestaat." Zonder dat hij het zelf bemerkte, had hij bij deze laatste woorden een geheel anderen toon aangenomen en twee gróo- te tranen vloeiden uit Zijn oogen. „Is het waar," vroeg Laura verblee- kend, terwijl zij haar echtgenoot nader de, „je overdrijft, is 't niet, omdat je vindt dat ik verkeerd deed, toen ik Ferdi nand even alleen liet. Maar hij sliep rus tig in zijn bedje en ik had Louise gezegd dat zij bij hem blijven moestje weet dat Louise voorzichtig en bezorgd is en dat men haar alles toevertrouwen kan. „Geen onmiddellijk gevaar, dat mag ik zeggen," antwoordde Reinald, wiens toorn bij de gedachte aan zijn zoontje in diepe smart veranderde. „Zooals de dokter zegt is het nutteloos den kleine nog met medicijnen te kwellen. We moe ten hem met rust laten en niets weigeren van wat hij te eten of te drinken vraagt. Je weet nu evengoed als ik dat er bij der gelijke raadgevingen van een dokter weinig hoop meer overblijft." Laura zuchttediep. Zooals haar man voorspeld had zij vond den kleine nog bleeker dan den vorigen dag. Zij kleedde hem aan en bracht hem weer op zijn geliefkoosde plaats aan het venster. Reinald zat met een somber gelaat in een hoek en volgde met de oogen de be wegingen van zijn vrouw, maar zeide geen woord. „Reinald," begon zij met zachtheid, maar op vasten, resoluten toon, „Ferdi nand ligt hier rustig en goed, hij heeft aan niets behoefte. Louise zal bij hem blijven en zich met naaiwerk onledig houden. Omdat jij niet wilt dat de dienst boden haar tijd verliezen door de melk welke ik beloofd heb, naar Malda te bren gen, zal ik ze zelf gaan bezorgen." „Jij," riep Reinald, opgewonden van zijn stoel springend, „dat is toch al te erg." En opnieuw overlaadde hij zijn vrouw met verwijtingen. De melk behoorde hem toe en hij was niet van plan ze au de armen te geven. Laura liet hem pr™ ten zooveel hij wilde. Dezen keer, nu zij het beloofd had, wilde zij ook haar be lofte houden, maar voortaan zou zij hem eerst raadplegen. Reinald durfde zich, trots zijn onte vredenheid, niet tegen haar wil verzetten, toen hij haar hoorde spreken met een vastberadenheid die zij slechts zelden aan den dag legde. Met de kan melk in de rechterhand ging Laura over den zan- derigen landweg naar het hutje van den kleinen Pierre, die zich reeds over het ongewoonlang uitblijven begon te ver ontrusten. De herders en arbeiders die haar zagen en haar liefdadigheid kenden, zeiden tot elkander „Wat een engel van naas tenliefde Als Reinald ook eens zoo goed was. Maar die is zoo hard als steen, sinds hij rijk geworden is „Maar al is hij rijk, hij is toch niet ge lukkig," meende een ander, „zijn zoon tje ligt op sterven en geen dokter, die er raad op weet." Terwijl de boeren op het veld elkander aldus onderhielden, vervolgde Laura haas tig haar weg. Bij een viersprong sloeg zij een door oude iepen beschaduwd zijpad in, waaraan het hutje van Malda lag. Maar plotseling bemerkte zij een man van omtrent vijftig jaar. Op zijn valiesje zittend en met den stam van een ouden boom tot steun, veegde hij zich het pa relend zweet van het voorhoofd. Hoe wel eenvoudig gekleed, zag hij er toch bemiddeld uit en geleek wel een gegoede pachter, die zich te voet naar de stad begaf om zijn inkoopen te doen. Blijk baar had hij reeds een langen weg achter den rug, want een dikke laag stof be dekte zijn kleeren. Laura groette hem in het voorbijgaan. „Wel meisje," zei de onbekende la chend, „is dat geen melk, wat ge daar draagt „Ja," antwoordde Laura, een weinig geprikkeld door den vertrouwelijken toon, waarop de vreemdeling haar aan sprak. „Welnu," ging deze wat beleefder voort want aan den toon waarop zij hem antwoordde, begreep hij dat het geen dienstbode van de hoeve was, zoo als hij eerst gemeend had. „Welnu, als ik van uw goedheid geen misbruik maak, zou ik u gaarne om een glas melk vragen, U zult er een goede daad mee doen, want ik kan niet verder van vermoeienis en dorst." „Gaarne geef ik het u," antwoordde Laura, verheugd dat zij hem daarmee een dienst bewijzen kon. „Maar," ging zij besluiteloos voort, „hoe zal ik dat doen. Ik heb niets voor u om uit te drinken." „Dat is het ergste niet," riep de vreem deling uit. Hij opende zijn valiesje en haalde een kunstig bewerkten zilveren beker te voorschijn, dien hij de vrouw overreikte. Alvorens den beker te vullen sloeg Laura onwillekeurig een blik op het opschrift „Tot dankbaarheid aan dokter Geerin." „Is u dokter?" vroeg Laura eenigs- zins verrast. „Zeker, maar wat belet u nu mij het glas melk te schenken, dat u mij eerst beloofde." „Vergeef mij, meneer," haastte Laura zich te verontschuldigen en zij bood hem den spoedig gevulden beker aan. Als u nog verder moet, heeft u misschien meer noodig dan een beker melk." „Ik ga naar Tours," zei de dokter be daard, „maar in Amboise neem ik den trein." „Het is nog een lange weg naar Am boise, voor u tenminste, die vermoeid is en ongetwijfeld van verre komt. Als u wilt, kunt u op onze hoeve, die eenige minuten van hier gelegen is, komen eten. Mijn echtgenoot zal u gaarne ontvangen en u, nadat u wat uitgerust is, met een rijtuig naar het station brengen." „Ja, ja, u is dus de eigenares van een hoeve? En sinds wanneer gaan de pach tersvrouwen, vooral die welke haar taal zoo zuiver spreken als u, den weg op om melk te verkoopen?" „O, dat is een uitzondering," glim lachte Laura, „gewoonlijk doe ik dit werk je niet." En vreezend dat de dokter haar goede bedoelingen raden zou, voegde zij er haastig aan toe „Thans heb ik toch goed gedaan met de melk zelf weg te brengen, omdat ik u ontmoet heb en u wellicht besluit om een enkel uurtje bij ons uit te rusten. Wilt u ons dat ge noegen doen?" „Waarom zou ik dat niet," zeide de vreemdeling onverschillig. „Waarom staat u er op dat ik bij u kom, terwijl u mij toch volstrekt niet kent Misschien heb ik dezen beker, die u deed gelooven dat ik dokter ben, wel gestolen En tege lijkertijd trachtte hij zijn gelaat een on gunstige uitdrukking te geven, die de meest komische tegenstelling vormde met zijn goedig en open gelaat. Laura kon ondanks haar droeve stem ming een glimlach niet onderdrukken. „Neen ik kan niet gelooven, dat u een boosdoener is integendeel, ik heb een voorgevoel, dat u ons gelukkig maken zult." „Hoe zou ik dat kunnenriep de dokter halfluid. „Dat zou ik wel eens willen weten „U zult het weldra weten," hernam de pachtersvrouw, „als u hier slechts vijf minuten op mijn terugkeer wachten wilt. Onderwijl breng ik de melk naar gindsche hut. Dan zal ik u_vertellen wat ons zoo ongelukkig maakt." „U spreekt in raadselen," merkte de dokter op, „en omdat ik altijd nieuwsgie rig geweest ben, zal ik op u wachten." En opnieuw zette hij zich op zijn valies neer, terwijl Laura haar passen versnel de om te spoediger Malda's hut te be reiken. De reden waarom de dokter haar uitnoodiging aannam, was niet die wel ke hij voorwendde om namelijk zijn nieuwsgierigheid te voldoen maar al leen deze, dat hij de liefdadige vrouw gaarne een wederdienst bewijzen wilde. Zooals zij beloofd had, liet zij niet lang op zich wachten en op den terugweg naar de hoeve kreeg de dokter de ge- heele geschiedenis van de ziekte te hoo ren. „Ik geloof,"zeide hij, toen Laura zon der onderbroken te zijn uitgesproken had, „dat u de woorden van mijn collega slecht begrepen hebt. Het is niet gezegd dat uw zoontje niet gered kan worden, nu hij eten en drinken mag wat hij ver langt. De verschijnselen van zijn ziekte schijnen mij niet ernstig genoeg toe om aan zijn genezing te wanhopen. Noch tans kan ik geen oordeel vellen, alvorens den zieke gezien te hebben." De bleeke wangen van het zwakke knaapje veranderden een oogenblik van kleur, toen hij een vreemdeling in gezel schap van zijn moeder zag. Reinald ontving hem niet bijzonder vriendelijk, maar nauwelijks wist hij dat het een dokter was of hij overlaadde hem met zooveel blijken van voorkomendheid, dat de dokter hem met een koel gebaar naar zijn plaats terugwees. Terwijl Reinald beschaamd de kamer verliet, zette de dokter zich naast den kleine neer. Lang sloeg hij zijn bewe gingen gade en toen hij zich een half uur later aan de eettafel bevond, kon hij aan de ouders stellige hoop op herstel geven. Bij zijn heengaan overhandigde hij hun zijn adres en steeg na een harte lijk afscheid in het rijtuig dat hem naar het station zou brengen. Den volgenden morgen reeds kwam het drankje, dat de dokter den kleine voorgeschreven .had en van dat oogen blik af'begon de goede vrouw haar zoon tje volgens diens raadgeving te behande len. Nauwelijks was er een week ver- loopen, of men bemerkte reeds de ver sterkende kracht, die van het geneesmid del uitging, Ferdinand kreeg zijn vroo- lijkheid terug en zichtbaar herstelden zich zijn krachten. Vol blijdschap begaf de gelukkige vader zich naar de hut van Malda, die spoedig onder de goede zorgen wélke haar van dat oogenblik af gegeven werden, volkomen herstelde. Reinald had zich voor het laatst tegen Laura's liefdadigheid verzet. Merkwaardig genceg was ook de ju- ken inhoud werd bij den professor thuis Het zag er in de studeerkamer vreeselijk bezorgd, herhaaldelijk uit en weer inge- geleerd uit een echte tempel der we- pakt, en daarna in de best sluitende lade tenschap was het. Al de wanden waren tot van professors schrijftafel weggesloten, bijna boven toe bezet deels met rijen zwa- Volmaakt geluk bestaat echter op dit re folianten, deels met kasten vol gepre- ondermaansche niet. Het duurde niet pareerde dieren en flesschen spiritus, lang of vader en dochter begonnen zich waarin de zeldzaamste exemplaren van te kwellen met de gedachte of hun schat- zonderünge diersoorten het oog van den ten daar in die lade wel veilig genoeg lagen, kenner geboeid hielden, maar den leek Niet zelden verlieten ze met een gevoel op het gebied der dierkunde een rilling v:an knagende onrust hun woning, en van afschuw door de leden joegen. r.ooit verzuimden de professor of Greta Op het oogenblik echter ging het in om telkens weer de keukenmeid op te dra- dit heiligdom der wetenschap volstrekt gen dat ze toch goed op hun kostbaarhe- niet geleerd, maar integendeel buitenge- den passen zou. En dan nog het gevaar woon vroolijk toe. De bewoner van het dat Rika zelf aan de verleiding cm de vertrek, een lange, magere heer, wiens toi- prachtige lepels te bezitten, niet langer let allerminst paste bij de bezigheid, waar- weerstand zou kunnen bieden 1 mede hij zich onledig hield hij was op Ook nu weer wandelden de professor pantoffels en droeg een gebloemden en zijn dochter, uiterlijk heel kalm bn op- slaaprok de bewoner van dit vertrek gewekt, maar inwendig ongerust en ang- voerde dan, waarschijnlijk tot zijn eigen stig, in het park buiten de stad rond. groote verbazing, met zijn zeventien- Dr. Selle was de „dritte im Bunde" en jarig dochtertje een Schotschen dans uit. het gesprek kwam al heel gauw op het kost- Hij was echter door de voor hem zoo bare zilverwerk. ongewone inspanning al buiten adem, „Ja, die doos zilver baart ons eigenlijk toen Greta's jonge kracht nog van geen heel wat zorgen, moet u weten," babbel vermoeidheid wist. de Greta. „Pa heeft het gedaan met het „Kom, papaatje, nog een galop," sprak oog op de toekomst, maar wie weet hoe ze lachend, en het volgende oogenblik ging lang het nog duurt eer ik trouwen ga." het er weer lustig op los. Met een over- Bij deze woorden werd het jonge meisje moedige beweging wierp het meisje vuurrood en ze scheen het noodig te ach- de zware lokken achteruit, nog eenige ten de boomtoppen aan den anderen malen draaide ze met den hijgenden ouden kant van den weg scherp in het oog te ouden heer in het rond toen stonden ze houden. „En als ik nog tot trouwen kom" stil, de professor zonk onmachtig in dat domme blozen wilde ze toch laten, zijn armstoel achterover. Greta daarentc- ze keerde haar gelaat naar den dokter toe gen besloot de klucht met een gehuppel en keek hem met vasten blik aan „als dat blijkbaar moest beteekenen „Als ik nog eens trouw, dan heb ik toch nog het van mij afhinggeen vier en twintig zilveren lepels noo- Opeens gingen haar blikken in de dig 1" richting van de deur, en met niet weinig „Neen hoogstens twee," sprak de dok- schrik zag ze daar iemand staan, die stel- ter laconiek. lig zonder het te wilien het vroolijke too- Dat was Greta nu weer een beetje te neeltje aangezien had. kras. „Ik ben bang dat ik u kom storen," De dokter antwoordde niet. Hij scheen sprak de bezoeker, dr. Selle, een jonge zich bij dit gesprek nog al warm te maken, collega van den professor, ietwat verlegen, nam den hoed in de hand en streek het „Op mijn schellen beneden en m'n her- volle haar achteruit, haald kloppen hier aan de deur kreeg ik Greta werd ongeduldig. „Ik merk het geen gehoor...." al, u hebt heelemaal geen belangstelling „Maar dat beteekent heelemaal niets, voor deze zaak. Maar dat hindert niet. waarde heer Selle," sprak de professor, Zonder u zal ik het ook wel klaarspelen 1" die intusschen weer wat op adem geko- „Klaarspelen Moet er iets klaarge- men was. speeld worden en mag ik u daarbij helpen? „Laat ik u even vertellen hoe het komt vroeg dr. Selle zóó opgewekt, dat Greta dat ge ons hier in zulk een bui van uitge- hem dadelijk volle absolutie gaf voor zijn latenheid aantreft." vreemd gedrag van daareven. „He neen, pa, laat ik dat liever vertel- „Gij moet papa zien te overreden dat len," viel Greta in de rede. en op diens hij het zilverwerk verkoopt of liever een toestemmend zwijgen begon ze „U mooi licht rijtuigje aanschaft," sprak ze. moet dan weten, dokter,dat we den eersten „Uitmuntend. Ik doe het dadelijk," prijs in de jubilé-loterij van den Kring ge- luidde het energiek, en met een kloek- trokken hebben een prachtige zuil van heid van stap als ging hij de wereld zilver, denkt u eens!" veroveren, haalde hij den professor in. „Kijk eens aan 1 Ik wensch u van harte die de jongelui eenige meters vooruit geluk Was. „Ik heb gisteren nog vergeten te „Ja, het ding is niet minder dan acht vragen of ge nog geen spijt hebt van uw duizend gulden waard, Selle Zoo'n bui- ruil met dat zilverwerk, professor," be tenkansje is om den drommel niet te ver- gon hij. smaden, he Natuurlijk verkoopen we „Dat zilverwerk," bromde de oude het stuk dadelijk en wat doen we dan heer, „nu, daar kan ik mijn pleizier wel met al dat geld, zeg Greta?" mee op, hoor. Ik heb heel mijn leven lang „Laten we er een landgoed voor koo- niet veel om geld en kostbaarheden gege- pen," sprak het jonge ding, in zalige on- ven, en nu op mijn ouden dag is het net wetendheid van de dwaasheid die ze ver- of het bezit van dat zilver alle idealen uit telde. mijn geest verjaagt. Het gebeurt mij dat De beide heeren schoten in een lach. midden onder mijn lessen een onuitstaan- „A1 was het tweemaal zooveel, kind, dan bare angst mij overvalt of de keukenmeid was het voor een landgoed nog niet ge- misschien niet op haar boodschappen noeg. Maar dat hindert niet, achtduizend uitgegaan is zonder de deur goed achter gulden is toch al een mooi sommetje 1" zich te sluiten, en hoe gemakkelijk dan De bezoeker had zich intusschen van ons zilverwerk niet gestolen kon worden, jas en hoed ontdaan en plaats genomen. Belachelijk, nietwaar En toch, men weet In 't vroolijke gesprek dat zich nu ontspon niet hoe het bekend wordt, als men zoo'n werd bepaald dat dr. Selle den volgenden fortuintje gehad heeft...." morgen met Greta mee zou gaan om den „Ik vind uw vrees heel verklaarbaar kostelijken prijs af te halen, en dat ze en in't geheel niet belachelijk," antwoord- dan dadelijk zouden informeeren hoe en de dr. Selle. „In uw plaats, professor, waar ze de zilveren zuil het best konden zou ik dan ook van die kostbaarheden verkoopen. Dit laatste bleek echter ge- liever op een andere wijze gebruik maken, makkelijker gezegd dan gedaan. Het stuk zóó dat ge er minder zorg en meer ge- bij een juwelier in bewaring geven dat noegen van hadt." betee kende niets, maar hoe nu de koopers „Weet je daar raad op Kom er dan da te lokken Een heele week ging met aller- delijk mee voor den dag." ei onderhandelingen en besprekingen „Wel, koopt u er een piard en rijtuig voorbij, een week waarin het fortuintje voor," stelde Greta's trouwe ridder voor, ldat vader en dochter onverwachts in den alsof die gedachte geheel in zijn vrucht- schoot was gevallen, hun niets anders op- baren geest was ontstaan, leverde -dan de wetenschap dat bij den „He ja, papaatje, dat moest u doen," be- juwelier H. een prachtige zilveren zuil gon Greta van haar kant den aanval. En stond, die hun weliswaar toebehoorde, nadat ze een kwartier lang met vereende maar waar zc hoegenaamd niets aan had- krachten den professor hadden zoeken te den. Om aan dezen naar hun meening on- overtuigen dat dit het beste was wat hij houdbaren toestand een einde te maken dóen kon. liet de oude heer zich gezeggen besloot onze goede professor eindelijk, en vertrouwde de uitvoering van het voor op het voorstel dat de juwelier hem gedaan stel aan dr. Selle toe, die vroeger heel dik- had, in te gaan en zijn kostbaren maar wijls uit rijden geweest was, zelfs tweemaal weinig practischen prijs in te ruilen tegen te paard gezeten had en zich dus niet ten een doos met vier en twintig mooie zil- onrechte op zijn geschiktheid voor deze veren lepels. Dat was een prachtige bij- moeilijke taak heel wat liet voorstaan, drage voor Greta's uitzet, vond hij, en De juwelier verklaarde zich bereid het bovendien was het met een gevoel van zilverwerk terug te nemen voor twee dui- groote voldoening dat hij telkens weer be- zend gulden, 't Was erg weinig en ze von- dacht hoe echt oractisch hij gehandeld den het een hard gelag hun schat zoo had. te moeten zien slinken, maar voor het kocpén van paard en rijtuig wss het bedrag ven veroorloven kondt." Bij deze woor- groot genoeg er schoot zelfs nog iets den had het goedige gelaat van den ouden over. Ze waren zoo gelukkig, niet te heer een strenge uitdrukking aangenomen ver van professors huis een stalling te De doctor zweeg een oogenblik en dacht vinden, er werd een koetsier aangenomen na. Daar schoot hem wat te binnen, en de equipage zou met een feestelijken „Dat is een bezwaar, professor, contant rijtoer ingewijd worden. betalen kan ik u den koopprijs niet, rrjaar Het rijtuig kwam voor. Het bleek een misschien wilt u wel in een ruil toestem wezenlijk mooie landauer, wel niet fonkel- men? Ge kent mijn piano, een mooi nieuw maar toch heel netjes. En ook de stuk zooals u weet. Welnu, neem dat bruine die er voor stond zag er kranig uit. in ruil aan voor uw equipage 1" De professor steeg in en ging eens recht Greta leek wel op de knieën te willen op zijn gemak zitten. „Ja, ja, zoo heb je nu zinken van dankbaarheid. Wat een beste toch wezenlijk eens het gevoel van een man 1 Alleen om haar genoegen te doen prijs uit de loterij getrokken te hebben," zag hij van het bezit van zijn kostbaar, sprak hij met een vriendelijk lachje, geliefd instrument af.... ja, alleen om „Een uitmuntend idee van je, doctor 1" haar deed hij het, dat voelde ze nu 1 En hij klopte zijn overbuurman vriend- Den professor scheen die ruil het beste schappelijk op den schouder. In de beste toe wat hij doen kon. „Hoe uitmuntend," stemming van de wereld genoten ze van riep hij met een trek van groote tevreden hun wandelrit, de professor stralend ven heid op het gelaat, „een beter voorstel kun genoegen, tlsoc k de beide jongelieden, voor je mij waarlijk niet doen. Dat is dus afge- hen had de rit ook zijn eigenaardige sproken. Morgen ben jij eigenaar van de bekoorlijkheid 1 équipage, en den vleugel laat ik bij je ha- Maar ongestoorde vreugde is nu een- len. Het eerste wat je er op speelt moet maal niet van deze wereld, en ook onze „Schep vreugde in 't leven" zijn, hoor professor zou ze niet genieten. Daar kwam je Greta Een mensch moet toch maar op de eerste plaats het voer voor zijn paard: geluk hebben! Laat nu eens even een het kwam hem haast ongeloofelijk voor flesch wijn brengen, dat kan er wezenlijk zooveel eten als het dier eiken dag noodig wel op overschieten had. En dan nog de huur van den stal, En zoo zaten ze met hun drieën weer het loon van den koetsier, het onderhoud heel gezellig en tevreden bij elkaar van het rijtuigje Greta vol dankbaarheid en vereering voor Op een rustigen avond, toen ze van een haar nobelen redder, en de doctor in de heerlijk ritje terug waren, had de profes- hoogste zaligheid over de blijde uitdruk- sor, met schrik de ebbe in zijn kas bemer- king van haar lieve blauwe oogen. kende, al deze kosten eens bij elkaar ge- Wat waren ze gelukkig dien avond, veel teld. Juist wilde hij de droevig hooge gelukkiger dan op den dag, toen ze in den eindcijfers aan zijn dochter laten zien, vorm van die zware zilveren zuil een oli- toen deze binnenkwam met de jobstij- fant uit de loterij van den Kring getrok- ding dat de koetsier misbruik van sterken ken hadden. drank had gemaakt en in de keuken in De professor putte zich uit in lofuitingen een hoek lag. jegens dr. Selle, en de jonge man, die uit Dat moest er nog bijkomen. oorzaken, hem alleen misschien ook „Kind, kind, we hebben onverstandig Greta bekend, tot dusver een zeer be- gehandeld," sprak de oude heer. „De paalden schroom jegens den ouden heer doctor meende het goed met zijn voorstel, gevoeld had, begon hoe langer hoe opge- maar je ziet toch dat ieder ding twee kan- wekter en vroolijker te worden. En de ten heeft." dankbare blik van zijn Greta he, wat Greta voelde zich niet erg op haar ge- liep hij daar in zijn gedachten den tijd mak ze had nog meer te vertellen. „En vooruit beloonde hem meer dan dubbel dan vertelde dr. Selle mij nog dat het paard voor hetgeen hij voor haar gedaan had. begint te hinken ook," sprak ze neerslach- „Op je welzijn, jonge vriend," riep de tig. professor, terwijl hij zijn glas ophief. „Och, och, ik wou dat we het heele ge- „Wanneer ik eens in de gelegenheid kom val met goed fatsoen kwijt waren," je edelmoedigheid te vergelden, reken er steunde de professor. „Hoe kan iemand dan op dat ik niet achter zal blijven. Koe zonder noodzakelijkheid zich toch zoo- ster je geen bijzonderen wensch, tot wei- veel last op den hals halen Kwam er ker vervulling ik misschien kan meewer- maar een die paard en rijtuig van mij koo- ken pen wou." De jonge doctor Werd vuurrood, en „Dr. Selle zegt dat u den paardenhande- merkwaardig samentreffen ook het laar gerust kunt aanklagen," ging Greta meisje kreeg een kleur als een pioen, maar voort. „Hij moet u bepaaid schandelijk professor, die in menig opzicht de een- bedrogen hebben." voud zelf was, bemerkte niets van de ver- „Zoo vindt dr. Selle dat," hernam de legenheid der jongelieden, zelfs niet toen professor spottend. „Ja ja, dat mankeerde dr. Selle met moeite de woorden uitbracht: er nog maar aan een proces he, om ie- „Mag ik u misschien later eens aan uw mand heelemaal doodarm te maken." vriendelijk aanbod herinneren, profes- Er werd gescheld.„Dr. Selle," diende sor Rika den bezoeker aan. „Zeker, jongen, gerust hoor, en dat wel Greta vloog naar buiten, en het was hoe eer hoe beter," lachte de professor, voor den doctor gelukkig dat hij nog tij- En weinig vermoedend hoe moeilijk hij dig wist uit te wijken de gevolgen wa- het zijn lief dochtertje maakte, ging hij ren ande rs niet te overzien geweest. voort „'t Zal me benieuwen waarmee „Bi 's hemels naam, tracht gij papa je dan voor den dag komt." weer wat op dreef te brengen. Hij wil het „O professor, bescheiden zal ik niet rijtuig verkoopen, weet ge er niet iemand zijn, dat zeg ik u te voren," sprzk d'r. Selle voor En toen de goede doctor voor dit al wat stoutmoediger en op vasten toon. lastige probleem met de handen in het Wie weet, als de oude heer er nu toch haar stond, klonk het ietwat ongeduldig: maar iets van begrepen hadmaar zoo- „Kunt gij het niet koopen ver kwam het niet, en om aan den pijn- „Ja maar...." stamelde de bezoeker lijken toestand te ontkomen, opende Gre- verbluft, „misschien is er toch nog wel ta de piano en speelde er lustig op los. wat anders op te vindenlaat mij nog „Ze moet zeker gestemd worden," eens even overleggen...." dacht het jonge meisje, wa»t het instru- Daar werd de deur van professors stu- ment klonk nu juist niet zoo héél zuiver, deervertrek opengerukt en er klonk een De avond ging verder in gezelligen woedende stem „Nu, waar blijft nu die kout voorbij, en de professor meende nu brave doctor, die me al zoo'n koopje ge- een ongestoord geluk te zullen gaan ge leverd heeft en me op den koop toe nog nieten, met avonden die door Greta's een proces op den hals wil jagen spel veraangenaamd werden maar hij En als een razende stormde de oude zou spoedig ondervinden dat de ruil, dien heer de kamer op en neer. Als arme zon- hij met dr. Selle aangegaan had, toch nog daars stonden Greta en de doctor toe te niet het beste geweest was wat hij maar kijken. Een innig smeekende blik uit de doen kon, en dat zijn gemoedsrust, schoon mooie blauwe oogen van het meisje bevrijd van de dagelijks terugkeerende en moedig trad de jonge man op den pro- zorgen en onaangenaamheden met de fessor toe en sprak op vasten toon equipage, op een nieuwe proef gesteld „Professor, ik kom over zaken met u ging worden door het bezit van dr. Selle's spreken zooals ik van mejuffrouw uw piano. dochter vernomen heb, wilt u uw paard „Eez mooi stuk," had dr. Selle zijn in- en rijtuig verkoopen. Nu heb ik al gerui- strument genoemd. Nu, als men het ver- men tijd het verlangen gekoesterd zelf geleek met het armzalig overig meubilair equipage te houden," (hij doorstond van zijn kamer, kon men begrijpen dat dapper professors verbaasden blik) hij het zoo noemde, maar objectief be- „en dus, als we 't over den prijs eens kon- schouwd was de piano toch werkelijk den wordenniet veel bijzonders. Mevrouw Selle za- Stom van verbazing keek de professor liger had ze als huwelijksgeschenk gekre- nu zijn dochter en dan weer den doctor gen, maar haar zoon had behalve de liefde aan. Blijkbaar twijfelde hij sterk aan de voor de muziek van zijn vader ook een ge- gezondheid der geestvermogens van zijn duchte lichaamskracht geërfd en deze jongen vriend. „En het dier moet nog hin- laatste had hij al jaren lang in machtige ken ook," zei hij als bij zichzelf. fantasieën op „het mooie stuk" laten wer- „Ja, dat is inderdaad een leelijk ding," ken. Daar was de piano nu juist niet beter verklaarde de doctor, „maar met goede op geworden, maar ze kwam van dr. verzorging komt dat wei weer in orde." Selle, en dat was voor Greta reden te over „Ik wist niet, jonge vriend," ging de pro- om haar opeens met een waren hartstocht fessor voort, „dat gij u zulke groote uitga- voor het puytospel te vervullen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 12