r""„lk word altijd zuster genoemd," zei
ze.
Laura de Pachtersvrouw.
Jfj hebt het mij zelf dikwijls gezegd. Zeg
dan, dat je overdrijft, dat Ferdinand
geen ernstig gevaar loopt 1"
ZOO'N GELUKSVOGEL.
horloge. „En toch denk ik, dat u zal zien
dat ik gelijk heb, mijnhger Wayre," zei
hij. „Gaat u er heen en houd uw oogen
open. Als u mij noodig hebt, telegrafeert
me dan en ik kom met den eersten trein
den besten om den s'eutel van het geheim
te vinden."
„Die schijnt er niet te zijn," zei Ge
rald wanhopig.
„Neemt u me niet kwalijk, maar een
sleutel is er altijd," zei de detective op
gewekt, „en juist in het opsporen- daar
van zijn wij, detectives, u, amateurs, de
baas. Goeden middag dank voor uw be
zoek."
Gerald nam den trein naar Streatham.
Hij wilde" juffrouw Grace bezoeken en
dan aanstonds naar Regina terugkeeren
het minste wat hij kon doen, was den
raad van den detective opvolgen. Toen
hij aan het station den weg vroeg naar
het hotel, zag hij op den hoek van de
straat een oploopje. Hij moest, om het
hotel te bereiken, daar langs en bleef
even staan kijken, wat er aan de hand was.
Er lag een kleine jongen op den grond en
naast hem knielde, zonder te letten op
de modderige straat, een liefdezuster,
die het hoofd van den jongen met haar
arm ondersteunde. Een bierbrouwers
wagen stond er naast en de bestuurder
stond hulpeloos naar den jongen te kij
ken. Daaruit was het Gerald aanstonds
duidelijk, wat er gebeurd was. Hij drong
zich door de menigte heen en sprak de
zuster aan.
„Is hij erg gewond vroeg hij. „Kan
ik u helpen
Zij hief het hoofd op en zag hem aan
en Gerald werd zóó getroffen door de
bleekheid en de zachte uitdrukking op
haar sterk geteekend gelaat, dat hij een
oogenblik het doel van zijn vragen ver
gat, Ook de zuster scheen verrast, hetzij
door zijn plotselinge tegenwoordigheid,
of om zijn vraag en haar droeve oogen
zagen hem half verschrikt, half vragend
aan. Zij herstelde zich echter onmiddel
lijk en zei met zachte stem
„Hij is overreden en is nu bewuste
loos. Ik wacht even, tot hij weer eenigs-
zins is bijgekomen, om hem te vervoeren.
Er is een hospitaal in de volgende straat,
waar ik hem zal laten brengen."
Gerald boog zich over den jongen en
bewoog zacht zijn armen en beenen.
„Ik geloof niet, dat er iets gebroken
is," zei hij.
„Hij zal nu wel vervoerd kunnen wor
den," zei de zuster, na eenige oogenblik-
ken. „Als u even een rijtuig wilt laten
komen.
Gerald nam dem jongen voorzichtig
op.
„Ik denk dat het zoo beter voor hem
zal zijn," zei hij. „Ik zal hem niet zoo
schudden als een rijtuig."
De zuster liep vooruit, om hem den
weg te wijzen en achter hem kwam een
nieuwsgierige menigte. Gerald droeg het
kind in een vriendelijke kleine kamer
van het hospitaal en even daarna kwam
de dokter binnen. „Ik zal buiten even
wachten, om te hooren hoe het met hem
is," zei Gerald.
Kort daarop kwam de zuster bij
hem,
„Het is niet ernstig," zei ze. „Hij is wat
verdoofd, doordat hij door zijn val het
hoofd gestooten had en trilt nog van den
schrik. Wilt u hem zien?"
Gerald antwoordde bevestigend en
volgde haar in de kamer. De jongen lag
daar met bleek gezicht en scheen te willen
gaan huilen, maar Gerald sprak hem
flink toe en hij hield zijn tranen in.
„Wel, kleine baas," zei hij, „gelukkig
dat je je niet erg bezeerd hebt, hè?"
Hij ging naast hem zitten en greep zijn
hand. „Zijn vader en moeder zullen zeker
wel komen vroeg hij aan de zuster.
„Hij is een wees," zei zuster Agnes,
„maar ik zal wel voor hem zorgen."
„Dan is alles in orde," zei Gerald.
Zuster Agnes, die aan den anderen
kant van het bed zat, keek op naar Ge
rald's mooi, door de zon gebruind gelaat,
met een zenuwachtigheid, die haar vreemd
was, en Gerald voelde, toen zijn blik den
hare ontmoette, dezelfde vreemde sen
satie, die hij gevoeld had in het eerste
oogenblik dat hij haar gelaat zag. Er was
een eigenaardige uitdrukking in haar
oogen en haar handen, waarmee ze het
laken op het bed glad streek, beefden.
„U bent heel vriendelijk geweest,
mijnheer," zei ze, „en daar heb ik u nog
niet voor bedankt."
„Zooveel heb ik niet gedaan," zei hij,
„hij kan al zijn dank gerust aan u geven,
moeder."
Hij had haar aangesproken met den
naam van moeder, die zoo dikwijls aan
de liefdezusters wordt gegeven, maar
ditmaal scheen ze een bijzondere uitwer
king op haar te hebben. Ze werd doods
bleek, haar lippen trilden en Gerald ver
beeldde zich, dat haar droeve, geduldige
oogen plotseling vochtig werden.
„Neemt u me niet kwalijk," zei hij.
„Maar ik veronderstel dat u voor menig
een zoowel een moeder als een zuster
bent. Mag ik uw naam weten?"
„Ik word zuster Agnes genoemd,"
zei ze met zachte stem.
„Zuster Agnes," herhaalde hij, bijna
eerbiedig. „Mag ik nog eens aankomen,
om den kleinen patiënt te zien Ik blijf
hier een paar dagen. Ik ben hier vreemd
en zal m'n intrek nemen in het hotel."
Zij scheen naar iets meer te luisteren,
dan naar zijn woorden alleen en het was
duidelijk, dat zij streed tegen een op
winding, die haar anders geheel vreemd
was.
„Ja," zei ze zacht, „hij zal wel blij zijn,
u nog eens te zien. Ik zal hem hier hou
den, tot hij geheel hersteld is."
Gerald stond op, maar voelde een ei-
genaardigen tegenzin om heen te gaan. Er
was iets in die vriendelijke, wit-harige
liefdezuster, dat hem vasthield.
(Wordt voortgezet.)
(Slot).
Op zekeren morgen kwam Pierre
snikkend op de pachthoeve. Het dier
dat zijn moeder en hem zoolang voor
gebrek bewaard had, was ziek geworden
en deze slag zou de ongesteldheid van
zijn moeder zeker in hevigheid doen toe
nemen.
„Heb je d'r met je moeder al over
gesproken," vroeg Laura onmiddellijk.
„Neen, nog niet," antwoordde Pierre,
terwijl hij met zijn pet tusschen de vin
gers frommelde. „Toen ik zag dat het
dier wat mankeerde, haastte ik mij om
u te vragen wat ik nu doen moet."
„Welnu, ga stil naar huis terug, maar
zeg vooral niets tegen je moeder, dat zal
haar te zeer verontrusten. Binnen een
paar uren kom ik met een knecht kijken
wat het dier scheelt."
Opgewekt ging Pierre heen, wel we
tend dat alles wel terecht zou komen,
als de goede pachtersvrouw de zaak in
handen had. Was het dier verloren, dan
schafte zij wel anderen raad.
Het vonnis dat de knecht over het dier
velde, luidde dat het nog slechts enkele
dagen te leven had. In den grootsten angst
hoorde de kleine deze jobstijding aan.
Laura stelde hem aanstonds gerust.
„Ik zal je eiken morgen even veel melk
laten brengen als je altijd in het dorp
verkoopt," luidde haar belofte en zij
hield ook woord.
Eens ontmoette Reinald de dienstbode
met de kan op den drempel. Ruw en koud
klonk zijn stem, toen hij haar vroeg waar
heen zij zich begeven wulde. „De melk,"
zoo wendde hij zich tot zijn vrouw, „is
niet bestemd om door een ander verkocht
te worden en ik zie niet in waarom ik de
opbrengst ervan aan vagebonden en lui
aards, die nergens anders goed voor zijn
dan om het geld van een ander te ver
kwisten, zou moeten afstaan."
„Het zijn geen vagebonden, geen lui
aards," waagde Laura in te brengen.
„Het arme mensch is ernstig ziek en haar
eenig zoontje is een braaf en eerlijk kind
beiden zijn belangstelling en hulp dub
bel waard. Ik dacht dat wij, die zoo over
de ziekte van Ferdinand treuren, wel
wat belangstelling in het lijden van on
ze naasten mochten toonen."
„Prachtig gesproken," stoof Reinald
woedend op. „Mij dunkt integendeel,
dat ik al genoeg aan mijn eigen droef
heid heb, ik behoef er de bezorgdheid
voor anderen niet aan toe te voegen.
Maar je hebt gelijk met mij over Ferdi
nand te praten, hij ziet er nog bleeker
en neerslachtiger uit dan gisteren. Bij
den dag verergert zijn kwaal en onder
wijl heeft zijn moeder blijkbaar nog tijd
om zich met anderen te bemoeien. Ge
loof mij, je deedt beter als ge uw eigen
kind wat meer verzorgdet. Men be
weert dat de moeder somtijds slaagt,
waar de wetenschap faalt en de dokter
heeft mij gezegd dat er weinig hoop op
beterschap bestaat."
Zonder dat hij het zelf bemerkte, had
hij bij deze laatste woorden een geheel
anderen toon aangenomen en twee gróo-
te tranen vloeiden uit Zijn oogen.
„Is het waar," vroeg Laura verblee-
kend, terwijl zij haar echtgenoot nader
de, „je overdrijft, is 't niet, omdat je vindt
dat ik verkeerd deed, toen ik Ferdi
nand even alleen liet. Maar hij sliep rus
tig in zijn bedje en ik had Louise gezegd
dat zij bij hem blijven moestje weet
dat Louise voorzichtig en bezorgd is en
dat men haar alles toevertrouwen kan.
„Geen onmiddellijk gevaar, dat mag
ik zeggen," antwoordde Reinald, wiens
toorn bij de gedachte aan zijn zoontje
in diepe smart veranderde. „Zooals de
dokter zegt is het nutteloos den kleine
nog met medicijnen te kwellen. We moe
ten hem met rust laten en niets weigeren
van wat hij te eten of te drinken vraagt.
Je weet nu evengoed als ik dat er bij der
gelijke raadgevingen van een dokter
weinig hoop meer overblijft."
Laura zuchttediep. Zooals haar man
voorspeld had zij vond den kleine
nog bleeker dan den vorigen dag. Zij
kleedde hem aan en bracht
hem weer op zijn geliefkoosde plaats
aan het venster.
Reinald zat met een somber gelaat in
een hoek en volgde met de oogen de be
wegingen van zijn vrouw, maar zeide
geen woord.
„Reinald," begon zij met zachtheid,
maar op vasten, resoluten toon, „Ferdi
nand ligt hier rustig en goed, hij heeft
aan niets behoefte. Louise zal bij hem
blijven en zich met naaiwerk onledig
houden. Omdat jij niet wilt dat de dienst
boden haar tijd verliezen door de melk
welke ik beloofd heb, naar Malda te bren
gen, zal ik ze zelf gaan bezorgen."
„Jij," riep Reinald, opgewonden van
zijn stoel springend, „dat is toch al te erg."
En opnieuw overlaadde hij zijn vrouw
met verwijtingen. De melk behoorde
hem toe en hij was niet van plan ze au
de armen te geven. Laura liet hem pr™
ten zooveel hij wilde. Dezen keer, nu zij
het beloofd had, wilde zij ook haar be
lofte houden, maar voortaan zou zij hem
eerst raadplegen.
Reinald durfde zich, trots zijn onte
vredenheid, niet tegen haar wil verzetten,
toen hij haar hoorde spreken met een
vastberadenheid die zij slechts zelden
aan den dag legde. Met de kan melk in de
rechterhand ging Laura over den zan-
derigen landweg naar het hutje van den
kleinen Pierre, die zich reeds over het
ongewoonlang uitblijven begon te ver
ontrusten.
De herders en arbeiders die haar zagen
en haar liefdadigheid kenden, zeiden
tot elkander „Wat een engel van naas
tenliefde Als Reinald ook eens zoo goed
was. Maar die is zoo hard als steen, sinds
hij rijk geworden is
„Maar al is hij rijk, hij is toch niet ge
lukkig," meende een ander, „zijn zoon
tje ligt op sterven en geen dokter, die er
raad op weet."
Terwijl de boeren op het veld elkander
aldus onderhielden, vervolgde Laura haas
tig haar weg. Bij een viersprong sloeg zij
een door oude iepen beschaduwd zijpad
in, waaraan het hutje van Malda lag.
Maar plotseling bemerkte zij een man
van omtrent vijftig jaar. Op zijn valiesje
zittend en met den stam van een ouden
boom tot steun, veegde hij zich het pa
relend zweet van het voorhoofd. Hoe
wel eenvoudig gekleed, zag hij er toch
bemiddeld uit en geleek wel een gegoede
pachter, die zich te voet naar de stad
begaf om zijn inkoopen te doen. Blijk
baar had hij reeds een langen weg achter
den rug, want een dikke laag stof be
dekte zijn kleeren. Laura groette hem
in het voorbijgaan.
„Wel meisje," zei de onbekende la
chend, „is dat geen melk, wat ge daar
draagt
„Ja," antwoordde Laura, een weinig
geprikkeld door den vertrouwelijken
toon, waarop de vreemdeling haar aan
sprak.
„Welnu," ging deze wat beleefder
voort want aan den toon waarop zij
hem antwoordde, begreep hij dat het
geen dienstbode van de hoeve was, zoo
als hij eerst gemeend had. „Welnu, als
ik van uw goedheid geen misbruik maak,
zou ik u gaarne om een glas melk vragen,
U zult er een goede daad mee doen, want
ik kan niet verder van vermoeienis en
dorst."
„Gaarne geef ik het u," antwoordde
Laura, verheugd dat zij hem daarmee een
dienst bewijzen kon. „Maar," ging zij
besluiteloos voort, „hoe zal ik dat doen.
Ik heb niets voor u om uit te drinken."
„Dat is het ergste niet," riep de vreem
deling uit. Hij opende zijn valiesje en
haalde een kunstig bewerkten zilveren
beker te voorschijn, dien hij de vrouw
overreikte. Alvorens den beker te vullen
sloeg Laura onwillekeurig een blik op
het opschrift „Tot dankbaarheid aan
dokter Geerin."
„Is u dokter?" vroeg Laura eenigs-
zins verrast.
„Zeker, maar wat belet u nu mij het
glas melk te schenken, dat u mij eerst
beloofde."
„Vergeef mij, meneer," haastte Laura
zich te verontschuldigen en zij bood
hem den spoedig gevulden beker aan.
Als u nog verder moet, heeft u misschien
meer noodig dan een beker melk."
„Ik ga naar Tours," zei de dokter be
daard, „maar in Amboise neem ik den
trein."
„Het is nog een lange weg naar Am
boise, voor u tenminste, die vermoeid is
en ongetwijfeld van verre komt. Als u
wilt, kunt u op onze hoeve, die eenige
minuten van hier gelegen is, komen eten.
Mijn echtgenoot zal u gaarne ontvangen
en u, nadat u wat uitgerust is, met een
rijtuig naar het station brengen."
„Ja, ja, u is dus de eigenares van een
hoeve? En sinds wanneer gaan de pach
tersvrouwen, vooral die welke haar taal
zoo zuiver spreken als u, den weg op
om melk te verkoopen?"
„O, dat is een uitzondering," glim
lachte Laura, „gewoonlijk doe ik dit werk
je niet." En vreezend dat de dokter haar
goede bedoelingen raden zou, voegde
zij er haastig aan toe „Thans heb ik
toch goed gedaan met de melk zelf weg
te brengen, omdat ik u ontmoet heb en
u wellicht besluit om een enkel uurtje
bij ons uit te rusten. Wilt u ons dat ge
noegen doen?"
„Waarom zou ik dat niet," zeide de
vreemdeling onverschillig. „Waarom staat
u er op dat ik bij u kom, terwijl u mij
toch volstrekt niet kent Misschien heb
ik dezen beker, die u deed gelooven dat
ik dokter ben, wel gestolen En tege
lijkertijd trachtte hij zijn gelaat een on
gunstige uitdrukking te geven, die de
meest komische tegenstelling vormde
met zijn goedig en open gelaat.
Laura kon ondanks haar droeve stem
ming een glimlach niet onderdrukken.
„Neen ik kan niet gelooven, dat u een
boosdoener is integendeel, ik heb een
voorgevoel, dat u ons gelukkig maken
zult."
„Hoe zou ik dat kunnenriep de
dokter halfluid. „Dat zou ik wel eens
willen weten
„U zult het weldra weten," hernam
de pachtersvrouw, „als u hier slechts
vijf minuten op mijn terugkeer wachten
wilt. Onderwijl breng ik de melk naar
gindsche hut. Dan zal ik u_vertellen wat
ons zoo ongelukkig maakt."
„U spreekt in raadselen," merkte de
dokter op, „en omdat ik altijd nieuwsgie
rig geweest ben, zal ik op u wachten."
En opnieuw zette hij zich op zijn valies
neer, terwijl Laura haar passen versnel
de om te spoediger Malda's hut te be
reiken. De reden waarom de dokter haar
uitnoodiging aannam, was niet die wel
ke hij voorwendde om namelijk zijn
nieuwsgierigheid te voldoen maar al
leen deze, dat hij de liefdadige vrouw
gaarne een wederdienst bewijzen wilde.
Zooals zij beloofd had, liet zij niet lang
op zich wachten en op den terugweg
naar de hoeve kreeg de dokter de ge-
heele geschiedenis van de ziekte te hoo
ren.
„Ik geloof,"zeide hij, toen Laura zon
der onderbroken te zijn uitgesproken
had, „dat u de woorden van mijn collega
slecht begrepen hebt. Het is niet gezegd
dat uw zoontje niet gered kan worden,
nu hij eten en drinken mag wat hij ver
langt. De verschijnselen van zijn ziekte
schijnen mij niet ernstig genoeg toe om
aan zijn genezing te wanhopen. Noch
tans kan ik geen oordeel vellen, alvorens
den zieke gezien te hebben."
De bleeke wangen van het zwakke
knaapje veranderden een oogenblik van
kleur, toen hij een vreemdeling in gezel
schap van zijn moeder zag. Reinald
ontving hem niet bijzonder vriendelijk,
maar nauwelijks wist hij dat het een
dokter was of hij overlaadde hem met
zooveel blijken van voorkomendheid,
dat de dokter hem met een koel gebaar
naar zijn plaats terugwees.
Terwijl Reinald beschaamd de kamer
verliet, zette de dokter zich naast den
kleine neer. Lang sloeg hij zijn bewe
gingen gade en toen hij zich een half
uur later aan de eettafel bevond, kon hij
aan de ouders stellige hoop op herstel
geven. Bij zijn heengaan overhandigde
hij hun zijn adres en steeg na een harte
lijk afscheid in het rijtuig dat hem naar
het station zou brengen.
Den volgenden morgen reeds kwam
het drankje, dat de dokter den kleine
voorgeschreven .had en van dat oogen
blik af'begon de goede vrouw haar zoon
tje volgens diens raadgeving te behande
len. Nauwelijks was er een week ver-
loopen, of men bemerkte reeds de ver
sterkende kracht, die van het geneesmid
del uitging, Ferdinand kreeg zijn vroo-
lijkheid terug en zichtbaar herstelden
zich zijn krachten.
Vol blijdschap begaf de gelukkige
vader zich naar de hut van Malda, die
spoedig onder de goede zorgen wélke
haar van dat oogenblik af gegeven werden,
volkomen herstelde.
Reinald had zich voor het laatst tegen
Laura's liefdadigheid verzet.
Merkwaardig genceg was ook de ju-
ken inhoud werd bij den professor thuis
Het zag er in de studeerkamer vreeselijk bezorgd, herhaaldelijk uit en weer inge-
geleerd uit een echte tempel der we- pakt, en daarna in de best sluitende lade
tenschap was het. Al de wanden waren tot van professors schrijftafel weggesloten,
bijna boven toe bezet deels met rijen zwa- Volmaakt geluk bestaat echter op dit
re folianten, deels met kasten vol gepre- ondermaansche niet. Het duurde niet
pareerde dieren en flesschen spiritus, lang of vader en dochter begonnen zich
waarin de zeldzaamste exemplaren van te kwellen met de gedachte of hun schat-
zonderünge diersoorten het oog van den ten daar in die lade wel veilig genoeg lagen,
kenner geboeid hielden, maar den leek Niet zelden verlieten ze met een gevoel
op het gebied der dierkunde een rilling v:an knagende onrust hun woning, en
van afschuw door de leden joegen. r.ooit verzuimden de professor of Greta
Op het oogenblik echter ging het in om telkens weer de keukenmeid op te dra-
dit heiligdom der wetenschap volstrekt gen dat ze toch goed op hun kostbaarhe-
niet geleerd, maar integendeel buitenge- den passen zou. En dan nog het gevaar
woon vroolijk toe. De bewoner van het dat Rika zelf aan de verleiding cm de
vertrek, een lange, magere heer, wiens toi- prachtige lepels te bezitten, niet langer
let allerminst paste bij de bezigheid, waar- weerstand zou kunnen bieden 1
mede hij zich onledig hield hij was op Ook nu weer wandelden de professor
pantoffels en droeg een gebloemden en zijn dochter, uiterlijk heel kalm bn op-
slaaprok de bewoner van dit vertrek gewekt, maar inwendig ongerust en ang-
voerde dan, waarschijnlijk tot zijn eigen stig, in het park buiten de stad rond.
groote verbazing, met zijn zeventien- Dr. Selle was de „dritte im Bunde" en
jarig dochtertje een Schotschen dans uit. het gesprek kwam al heel gauw op het kost-
Hij was echter door de voor hem zoo bare zilverwerk.
ongewone inspanning al buiten adem, „Ja, die doos zilver baart ons eigenlijk
toen Greta's jonge kracht nog van geen heel wat zorgen, moet u weten," babbel
vermoeidheid wist. de Greta. „Pa heeft het gedaan met het
„Kom, papaatje, nog een galop," sprak oog op de toekomst, maar wie weet hoe
ze lachend, en het volgende oogenblik ging lang het nog duurt eer ik trouwen ga."
het er weer lustig op los. Met een over- Bij deze woorden werd het jonge meisje
moedige beweging wierp het meisje vuurrood en ze scheen het noodig te ach-
de zware lokken achteruit, nog eenige ten de boomtoppen aan den anderen
malen draaide ze met den hijgenden ouden kant van den weg scherp in het oog te
ouden heer in het rond toen stonden ze houden. „En als ik nog tot trouwen kom"
stil, de professor zonk onmachtig in dat domme blozen wilde ze toch laten,
zijn armstoel achterover. Greta daarentc- ze keerde haar gelaat naar den dokter toe
gen besloot de klucht met een gehuppel en keek hem met vasten blik aan „als
dat blijkbaar moest beteekenen „Als ik nog eens trouw, dan heb ik toch nog
het van mij afhinggeen vier en twintig zilveren lepels noo-
Opeens gingen haar blikken in de dig 1"
richting van de deur, en met niet weinig „Neen hoogstens twee," sprak de dok-
schrik zag ze daar iemand staan, die stel- ter laconiek.
lig zonder het te wilien het vroolijke too- Dat was Greta nu weer een beetje te
neeltje aangezien had. kras.
„Ik ben bang dat ik u kom storen," De dokter antwoordde niet. Hij scheen
sprak de bezoeker, dr. Selle, een jonge zich bij dit gesprek nog al warm te maken,
collega van den professor, ietwat verlegen, nam den hoed in de hand en streek het
„Op mijn schellen beneden en m'n her- volle haar achteruit,
haald kloppen hier aan de deur kreeg ik Greta werd ongeduldig. „Ik merk het
geen gehoor...." al, u hebt heelemaal geen belangstelling
„Maar dat beteekent heelemaal niets, voor deze zaak. Maar dat hindert niet.
waarde heer Selle," sprak de professor, Zonder u zal ik het ook wel klaarspelen 1"
die intusschen weer wat op adem geko- „Klaarspelen Moet er iets klaarge-
men was. speeld worden en mag ik u daarbij helpen?
„Laat ik u even vertellen hoe het komt vroeg dr. Selle zóó opgewekt, dat Greta
dat ge ons hier in zulk een bui van uitge- hem dadelijk volle absolutie gaf voor zijn
latenheid aantreft." vreemd gedrag van daareven.
„He neen, pa, laat ik dat liever vertel- „Gij moet papa zien te overreden dat
len," viel Greta in de rede. en op diens hij het zilverwerk verkoopt of liever een
toestemmend zwijgen begon ze „U mooi licht rijtuigje aanschaft," sprak ze.
moet dan weten, dokter,dat we den eersten „Uitmuntend. Ik doe het dadelijk,"
prijs in de jubilé-loterij van den Kring ge- luidde het energiek, en met een kloek-
trokken hebben een prachtige zuil van heid van stap als ging hij de wereld
zilver, denkt u eens!" veroveren, haalde hij den professor in.
„Kijk eens aan 1 Ik wensch u van harte die de jongelui eenige meters vooruit
geluk Was. „Ik heb gisteren nog vergeten te
„Ja, het ding is niet minder dan acht vragen of ge nog geen spijt hebt van uw
duizend gulden waard, Selle Zoo'n bui- ruil met dat zilverwerk, professor," be
tenkansje is om den drommel niet te ver- gon hij.
smaden, he Natuurlijk verkoopen we „Dat zilverwerk," bromde de oude
het stuk dadelijk en wat doen we dan heer, „nu, daar kan ik mijn pleizier wel
met al dat geld, zeg Greta?" mee op, hoor. Ik heb heel mijn leven lang
„Laten we er een landgoed voor koo- niet veel om geld en kostbaarheden gege-
pen," sprak het jonge ding, in zalige on- ven, en nu op mijn ouden dag is het net
wetendheid van de dwaasheid die ze ver- of het bezit van dat zilver alle idealen uit
telde. mijn geest verjaagt. Het gebeurt mij dat
De beide heeren schoten in een lach. midden onder mijn lessen een onuitstaan-
„A1 was het tweemaal zooveel, kind, dan bare angst mij overvalt of de keukenmeid
was het voor een landgoed nog niet ge- misschien niet op haar boodschappen
noeg. Maar dat hindert niet, achtduizend uitgegaan is zonder de deur goed achter
gulden is toch al een mooi sommetje 1" zich te sluiten, en hoe gemakkelijk dan
De bezoeker had zich intusschen van ons zilverwerk niet gestolen kon worden,
jas en hoed ontdaan en plaats genomen. Belachelijk, nietwaar En toch, men weet
In 't vroolijke gesprek dat zich nu ontspon niet hoe het bekend wordt, als men zoo'n
werd bepaald dat dr. Selle den volgenden fortuintje gehad heeft...."
morgen met Greta mee zou gaan om den „Ik vind uw vrees heel verklaarbaar
kostelijken prijs af te halen, en dat ze en in't geheel niet belachelijk," antwoord-
dan dadelijk zouden informeeren hoe en de dr. Selle. „In uw plaats, professor,
waar ze de zilveren zuil het best konden zou ik dan ook van die kostbaarheden
verkoopen. Dit laatste bleek echter ge- liever op een andere wijze gebruik maken,
makkelijker gezegd dan gedaan. Het stuk zóó dat ge er minder zorg en meer ge-
bij een juwelier in bewaring geven dat noegen van hadt."
betee kende niets, maar hoe nu de koopers „Weet je daar raad op Kom er dan da
te lokken Een heele week ging met aller- delijk mee voor den dag."
ei onderhandelingen en besprekingen „Wel, koopt u er een piard en rijtuig
voorbij, een week waarin het fortuintje voor," stelde Greta's trouwe ridder voor,
ldat vader en dochter onverwachts in den alsof die gedachte geheel in zijn vrucht-
schoot was gevallen, hun niets anders op- baren geest was ontstaan,
leverde -dan de wetenschap dat bij den „He ja, papaatje, dat moest u doen," be-
juwelier H. een prachtige zilveren zuil gon Greta van haar kant den aanval. En
stond, die hun weliswaar toebehoorde, nadat ze een kwartier lang met vereende
maar waar zc hoegenaamd niets aan had- krachten den professor hadden zoeken te
den. Om aan dezen naar hun meening on- overtuigen dat dit het beste was wat hij
houdbaren toestand een einde te maken dóen kon. liet de oude heer zich gezeggen
besloot onze goede professor eindelijk, en vertrouwde de uitvoering van het voor
op het voorstel dat de juwelier hem gedaan stel aan dr. Selle toe, die vroeger heel dik-
had, in te gaan en zijn kostbaren maar wijls uit rijden geweest was, zelfs tweemaal
weinig practischen prijs in te ruilen tegen te paard gezeten had en zich dus niet ten
een doos met vier en twintig mooie zil- onrechte op zijn geschiktheid voor deze
veren lepels. Dat was een prachtige bij- moeilijke taak heel wat liet voorstaan,
drage voor Greta's uitzet, vond hij, en De juwelier verklaarde zich bereid het
bovendien was het met een gevoel van zilverwerk terug te nemen voor twee dui-
groote voldoening dat hij telkens weer be- zend gulden, 't Was erg weinig en ze von-
dacht hoe echt oractisch hij gehandeld den het een hard gelag hun schat zoo
had. te moeten zien slinken, maar voor het
kocpén van paard en rijtuig wss het bedrag ven veroorloven kondt." Bij deze woor-
groot genoeg er schoot zelfs nog iets den had het goedige gelaat van den ouden
over. Ze waren zoo gelukkig, niet te heer een strenge uitdrukking aangenomen
ver van professors huis een stalling te De doctor zweeg een oogenblik en dacht
vinden, er werd een koetsier aangenomen na. Daar schoot hem wat te binnen,
en de equipage zou met een feestelijken „Dat is een bezwaar, professor, contant
rijtoer ingewijd worden. betalen kan ik u den koopprijs niet, rrjaar
Het rijtuig kwam voor. Het bleek een misschien wilt u wel in een ruil toestem
wezenlijk mooie landauer, wel niet fonkel- men? Ge kent mijn piano, een mooi
nieuw maar toch heel netjes. En ook de stuk zooals u weet. Welnu, neem dat
bruine die er voor stond zag er kranig uit. in ruil aan voor uw equipage 1"
De professor steeg in en ging eens recht Greta leek wel op de knieën te willen
op zijn gemak zitten. „Ja, ja, zoo heb je nu zinken van dankbaarheid. Wat een beste
toch wezenlijk eens het gevoel van een man 1 Alleen om haar genoegen te doen
prijs uit de loterij getrokken te hebben," zag hij van het bezit van zijn kostbaar,
sprak hij met een vriendelijk lachje, geliefd instrument af.... ja, alleen om
„Een uitmuntend idee van je, doctor 1" haar deed hij het, dat voelde ze nu 1
En hij klopte zijn overbuurman vriend- Den professor scheen die ruil het beste
schappelijk op den schouder. In de beste toe wat hij doen kon. „Hoe uitmuntend,"
stemming van de wereld genoten ze van riep hij met een trek van groote tevreden
hun wandelrit, de professor stralend ven heid op het gelaat, „een beter voorstel kun
genoegen, tlsoc k de beide jongelieden, voor je mij waarlijk niet doen. Dat is dus afge-
hen had de rit ook zijn eigenaardige sproken. Morgen ben jij eigenaar van de
bekoorlijkheid 1 équipage, en den vleugel laat ik bij je ha-
Maar ongestoorde vreugde is nu een- len. Het eerste wat je er op speelt moet
maal niet van deze wereld, en ook onze „Schep vreugde in 't leven" zijn, hoor
professor zou ze niet genieten. Daar kwam je Greta Een mensch moet toch maar
op de eerste plaats het voer voor zijn paard: geluk hebben! Laat nu eens even een
het kwam hem haast ongeloofelijk voor flesch wijn brengen, dat kan er wezenlijk
zooveel eten als het dier eiken dag noodig wel op overschieten
had. En dan nog de huur van den stal, En zoo zaten ze met hun drieën weer
het loon van den koetsier, het onderhoud heel gezellig en tevreden bij elkaar
van het rijtuigje Greta vol dankbaarheid en vereering voor
Op een rustigen avond, toen ze van een haar nobelen redder, en de doctor in de
heerlijk ritje terug waren, had de profes- hoogste zaligheid over de blijde uitdruk-
sor, met schrik de ebbe in zijn kas bemer- king van haar lieve blauwe oogen.
kende, al deze kosten eens bij elkaar ge- Wat waren ze gelukkig dien avond, veel
teld. Juist wilde hij de droevig hooge gelukkiger dan op den dag, toen ze in den
eindcijfers aan zijn dochter laten zien, vorm van die zware zilveren zuil een oli-
toen deze binnenkwam met de jobstij- fant uit de loterij van den Kring getrok-
ding dat de koetsier misbruik van sterken ken hadden.
drank had gemaakt en in de keuken in De professor putte zich uit in lofuitingen
een hoek lag. jegens dr. Selle, en de jonge man, die uit
Dat moest er nog bijkomen. oorzaken, hem alleen misschien ook
„Kind, kind, we hebben onverstandig Greta bekend, tot dusver een zeer be-
gehandeld," sprak de oude heer. „De paalden schroom jegens den ouden heer
doctor meende het goed met zijn voorstel, gevoeld had, begon hoe langer hoe opge-
maar je ziet toch dat ieder ding twee kan- wekter en vroolijker te worden. En de
ten heeft." dankbare blik van zijn Greta he, wat
Greta voelde zich niet erg op haar ge- liep hij daar in zijn gedachten den tijd
mak ze had nog meer te vertellen. „En vooruit beloonde hem meer dan dubbel
dan vertelde dr. Selle mij nog dat het paard voor hetgeen hij voor haar gedaan had.
begint te hinken ook," sprak ze neerslach- „Op je welzijn, jonge vriend," riep de
tig. professor, terwijl hij zijn glas ophief.
„Och, och, ik wou dat we het heele ge- „Wanneer ik eens in de gelegenheid kom
val met goed fatsoen kwijt waren," je edelmoedigheid te vergelden, reken er
steunde de professor. „Hoe kan iemand dan op dat ik niet achter zal blijven. Koe
zonder noodzakelijkheid zich toch zoo- ster je geen bijzonderen wensch, tot wei-
veel last op den hals halen Kwam er ker vervulling ik misschien kan meewer-
maar een die paard en rijtuig van mij koo- ken
pen wou." De jonge doctor Werd vuurrood, en
„Dr. Selle zegt dat u den paardenhande- merkwaardig samentreffen ook het
laar gerust kunt aanklagen," ging Greta meisje kreeg een kleur als een pioen, maar
voort. „Hij moet u bepaaid schandelijk professor, die in menig opzicht de een-
bedrogen hebben." voud zelf was, bemerkte niets van de ver-
„Zoo vindt dr. Selle dat," hernam de legenheid der jongelieden, zelfs niet toen
professor spottend. „Ja ja, dat mankeerde dr. Selle met moeite de woorden uitbracht:
er nog maar aan een proces he, om ie- „Mag ik u misschien later eens aan uw
mand heelemaal doodarm te maken." vriendelijk aanbod herinneren, profes-
Er werd gescheld.„Dr. Selle," diende sor
Rika den bezoeker aan. „Zeker, jongen, gerust hoor, en dat wel
Greta vloog naar buiten, en het was hoe eer hoe beter," lachte de professor,
voor den doctor gelukkig dat hij nog tij- En weinig vermoedend hoe moeilijk hij
dig wist uit te wijken de gevolgen wa- het zijn lief dochtertje maakte, ging hij
ren ande rs niet te overzien geweest. voort „'t Zal me benieuwen waarmee
„Bi 's hemels naam, tracht gij papa je dan voor den dag komt."
weer wat op dreef te brengen. Hij wil het „O professor, bescheiden zal ik niet
rijtuig verkoopen, weet ge er niet iemand zijn, dat zeg ik u te voren," sprzk d'r. Selle
voor En toen de goede doctor voor dit al wat stoutmoediger en op vasten toon.
lastige probleem met de handen in het Wie weet, als de oude heer er nu toch
haar stond, klonk het ietwat ongeduldig: maar iets van begrepen hadmaar zoo-
„Kunt gij het niet koopen ver kwam het niet, en om aan den pijn-
„Ja maar...." stamelde de bezoeker lijken toestand te ontkomen, opende Gre-
verbluft, „misschien is er toch nog wel ta de piano en speelde er lustig op los.
wat anders op te vindenlaat mij nog „Ze moet zeker gestemd worden,"
eens even overleggen...." dacht het jonge meisje, wa»t het instru-
Daar werd de deur van professors stu- ment klonk nu juist niet zoo héél zuiver,
deervertrek opengerukt en er klonk een De avond ging verder in gezelligen
woedende stem „Nu, waar blijft nu die kout voorbij, en de professor meende nu
brave doctor, die me al zoo'n koopje ge- een ongestoord geluk te zullen gaan ge
leverd heeft en me op den koop toe nog nieten, met avonden die door Greta's
een proces op den hals wil jagen spel veraangenaamd werden maar hij
En als een razende stormde de oude zou spoedig ondervinden dat de ruil, dien
heer de kamer op en neer. Als arme zon- hij met dr. Selle aangegaan had, toch nog
daars stonden Greta en de doctor toe te niet het beste geweest was wat hij maar
kijken. Een innig smeekende blik uit de doen kon, en dat zijn gemoedsrust, schoon
mooie blauwe oogen van het meisje bevrijd van de dagelijks terugkeerende
en moedig trad de jonge man op den pro- zorgen en onaangenaamheden met de
fessor toe en sprak op vasten toon equipage, op een nieuwe proef gesteld
„Professor, ik kom over zaken met u ging worden door het bezit van dr. Selle's
spreken zooals ik van mejuffrouw uw piano.
dochter vernomen heb, wilt u uw paard „Eez mooi stuk," had dr. Selle zijn in-
en rijtuig verkoopen. Nu heb ik al gerui- strument genoemd. Nu, als men het ver-
men tijd het verlangen gekoesterd zelf geleek met het armzalig overig meubilair
equipage te houden," (hij doorstond van zijn kamer, kon men begrijpen dat
dapper professors verbaasden blik) hij het zoo noemde, maar objectief be-
„en dus, als we 't over den prijs eens kon- schouwd was de piano toch werkelijk
den wordenniet veel bijzonders. Mevrouw Selle za-
Stom van verbazing keek de professor liger had ze als huwelijksgeschenk gekre-
nu zijn dochter en dan weer den doctor gen, maar haar zoon had behalve de liefde
aan. Blijkbaar twijfelde hij sterk aan de voor de muziek van zijn vader ook een ge-
gezondheid der geestvermogens van zijn duchte lichaamskracht geërfd en deze
jongen vriend. „En het dier moet nog hin- laatste had hij al jaren lang in machtige
ken ook," zei hij als bij zichzelf. fantasieën op „het mooie stuk" laten wer-
„Ja, dat is inderdaad een leelijk ding," ken. Daar was de piano nu juist niet beter
verklaarde de doctor, „maar met goede op geworden, maar ze kwam van dr.
verzorging komt dat wei weer in orde." Selle, en dat was voor Greta reden te over
„Ik wist niet, jonge vriend," ging de pro- om haar opeens met een waren hartstocht
fessor voort, „dat gij u zulke groote uitga- voor het puytospel te vervullen.