Derde Blad 25 Augustus 1923 LANDBOUW EN VISSONERIJ. mmi EN ICEMïlüS. VOOR- EN NADEELEN VAN HET ZONNEBAD. BIMHEHLARSSe-H I8FJW8. KERK EN SCHOOL. GEI££M§B NIEUWS. „DE NEDEKLANDSCHE BRAUER." Prof. Brauer, een gezien en bekend lei der der Christelijke arbeidersbeweging in Duitschland heeft zich in nogal krasse be woordingen uitgesproken tegen den wettelij- ken achturendag. Hij meent zelfs, dat het een dure plicht is van de arbeidersorgani satie^, dat zij afstand doen van een „revo lutiewinst", die zij vóór de revolutie nooit hebben begeerd en die niet in overeenstem ming is met de redelijkheid en billijkheid en "die het gansche land belet zich op te heffen uit de ellende. Doet afstand van een wet, die het jonge geslacht heeft gedemoraliseerd en die de oudere arbeiders met wrevel vervult en als Ée dat niet doet dan zult gij U den naam van lafaards veroveren. 't Is inderdaad pittig gezegd en ik kan me £oed begrijpen dat Dr. Kortenhorst die in de Maasbode het oordeel van Prof. Brauer bespreekt en bewierookt, ook met weinig onderdrukt zielsverlangen naar zoo'n Ne derlandschen Brauer omziet. Toch is het te vreezen, dat die man nog wel een poosje op zich zal laten wachten. Wie nog een stukje ruggegraat heeft overge houden zal zich liever het stempel van lafaard op het voorhoofd laten drukken, dan de woorden van Prof. Brauer voor Nedcr- landsche toestanden pasklaar te verklaren. We kunnen van hieruit zoo moeilijk beoor- dcelen of de woorden van Prof. Brauer ook maar eenigszins weergeven de bedachten welke er leven onder de Christelijke arbei ders in Duitschland, maar bovendien zijn de toestanden in Duitschland zeer moeilijk te vergelijken met die van ons land. Wij hebben de Nederlandsche Arbei- derswet te beoordcelen in verband met Nederlandsche toestanden en als dat eerlijk en loyaal gedaan werd dan zouden, naar mijn vaste overtuiging, de organisatie's kunnen cn willen medewerken om te doen wat nood zakelijk is. Zij zouden zich niet van het pad laten brengen door onbekookte ideeën van de jongeren al zouden ze evenmin bereid zijn zich uitsluitend te richten naar de wrevelachtige opvatting van ouderen; aan genomen dat zulks ook in Nederland zoo ge steld zou zijn. Maar juist daarin moet de reden worden gezocht dat in Nederland geen prof. Brauer kan opstaan, tenzij het iemand zou zijn die om een wit voetje te halen bij anderen zijn medearbeiders in den rug zou willen aanvallen. Want hoe is het hier in Nederland ge steld? Het aantal arbeiders in Nederland die er kennen, dat een Rijkswet den arbeidsduur regelend voor alle bedrijven en onderne mingen het tegenovergestelde van een ideaal, is, kan ongetwijfeld zeer groot worden ge noemd. Maar diezelfde arbeiders zien, dat op de meest onbillijke wijze de huidige malaise misbruikt wordt om loonsverlagin gen en arbeidstijdverlenging door te voe ren ook daér waar zulks niet noodig is. Het jongste ik zal maar zeggen: ge beuren in de Steenindustrie en daar naast nog een reeks andere gevallen heb ben overduidelijk bewezen, dat men met de verklaringen van de werkgevers voorzichtig moet zijn. Ook het overzicht dat „D-s" in de R. K, Vakbeweging van 16 Augustus j.l. omtrent de dividenden van zeer vele en gróote instellingen geeft, doet duidelijk zien, dat het nu juist niet overal malaise is. Hoe dit ook zij: beslist onaannemelijk is het, dat wanneer na breed overleg met de organisaties van de arbeiders gebleken was dat de overwerkvergunningen noodzakelijk zijn en dat deze niet zouden worden misbruikt door hen die daaraan geen dringende be hoefte hebben, dat dan die organisaties niet zouden willen medewerken om in het waar achtig belang van de onderneming en haar arbeiders, maatregelen te treffen die er toe kunnen leiden om hen aan werk en ibrood te helpen. Maar juist dat overleg is het, waaraan letterlijk alles hapert en hoe kan men van de Nederlandsche arbeiders vragen, dat zij re kening zullen houden met alles en nog wat, als men hen en hun organisaties als on- mondigen de deur wijst en gaan we beiden kibbelend den kelder in. Ik kan de gedachte niet van mij zetten, dat we in de plaats van te weinig, wat te véél aan economie doen en daarbij de Kerstmis-boodschap van den Paus wat te veel uit het oog verliezen. Die boodschap was nog iets meer dan een Nederlandsche Brauer ons ooit kan geven. Mits dat we beginnen bij het begin en trachten toenadering en samenwerking te stellen in de plaats van handige en mooi ge- stvleerde debatten en wie dat voor elkaar Weet te zetten is gróóter dan Brauer en zal tevens blijk geven de beste economist tc Zijn' A. J. L. KAPOT MAKEN. tn „Het Volk" van 20 Augustus j.l. komt een artikel voor waarin men het Ministerie Valberse ofwel Mr. Groeneveld nogal kwa lijk neemt, dat hij heeft te kennen gegeven, dat de Raden van Arbeid zich van het maken van propaganda voor aansluiting van de Land- en Tuinbouwers bij de Rijksverze keringsbank hebben te onthouden. Toch is-die waarschuwing niet overbodig, want de concurrentie welke er blijkbaar wordt gevoerï tusschen het officieele or gaan en de bedrijfsvereenigingen kan nog niet eerlijk zijn. De zaak staat aldus: overeenkomstig de Wet moet voor de verschillende bedrijven het gevarencijfer en de premie worden vast- gesteld hetgeen blijkbaar nu is geschied. Maar wie zal die premie met eenige ju'ri- heid kunnen vaststellen? Niemand heeft op dit terrein ook maar de minste ondervinding tenzij de Bedrijfsvereenigingen die al jaren met dit bijltje hebben gehakt. Het is dus absoluut onjuist, wanneer de schrijver van Volk-artikel beweert dat in zeer vele gevallen de Rijksverzekerings bank goedkooper is. Wel is het mogelijk, dat men dc te betalen premie lager zou stellen dan de omslag van de Bedrijfsvereemging, maar dan kan dat alleen omdat we met de Overheid te doen hebben, die eventueele te korten toch weer op de burgers zou verha- Naar 'n zoo zuinig mogelijk beheer streven is goed en dat er een beetje concurrentie komt ook bij de uitvoering van de wetten is toe te juichen; maar het is evenzeer toe te juichen dat de Minister of Mr. Groeneveld niet toelaten, dat men poogt met een derge lijke concurrentie, waarvan de burgers het gelag moeten betalen, onze Bedrijfsvereeni gingen uit elkaar te halen. Wat toch niet gelukken kan, omdat het overgroote deel van de landbouwers en tuinders liever wat méér zouden betalen bij hun eigen vereeniging, dan bij de Rijksverze keringsbank; maar er kan nog sprake zijn van meer of minder, omdat de wet nog maar eenige maanden in werking is en niemand eenige vergelijking kan maken. De schrijver in het Volk denkt er echter anders over en vindt dat Minister Aalberse of Mr. Groeneveld zeer onbehoorlijk hande len, door een dergelijke en weinig edele propaganda te verbieden: „Zoo moeten de Raden van Arbeid en dc Rijksverzekeringsbank in hun ontwikkeling gestoord worden totdat ze kapot zijn." Men wordt wee om het hart als men dat leest en men gaart alle krachten bijeen om het beetje verstand dat men heeft boven het gevoel te doen gaan en te bedenken dat er eigenlijk niets kapot te maken valt. De schrijver schijnt trouwens meer last van gemoedsaandoeningen te hebben en hij is doodbevre'esd dat de ongeorganiseerde landarbeiders voor de georganiseerden zullen de Bonden wel zorgen niet vol doende worden ingelicht. Uit alles blijkt, dat die schrijver zich een heel vreemd denkbeeld van ons platteland heeft gevormd, en het geheele artikel ves tigt den indruk, dat het den schrijver niet te doen is geweest om argumenten, doch om zijn hart eens lucht te geven tegen de Be drijfsvereenigingen. 't Lag anders voor de hand, dat nu de S.D.A.P. met het N.V.V. hun standpunt be paald hebben dat men nu de hetze tegen de Bedrijfsvereenigingen zou staken; doch hoe dat ook zijn moge: met een dergelijke voor stelling van zaken kan men op den duur niemand te pakken krijgen. OP SLECHTEN GROND. „Waar is de groep van werkgevers ik spreek niet van het loffelijk streven en doen van eenige enkelingen die in de vóórwettelijke periode de taak van verze kering of voorziening heeft aangevat? Wanneer steekt dat verlangen maar dan nog niet het „verlangen van onder op" het eerst het hoofd op? Allereerst na de invoering der Ongevallenwet; dus nadat de Staut noodgedwongen, immers tengevolge van het uitblijven van maatre gelen van werkgeverszijde, den arbeiders de helpende hand toegestoken had." Dit citaat is getrokken uit de artikelen door Mr. Koch in het Kath. Soc. Week blad geschreven. Wat daar staat is m.i. volmaakt juist en mocht door velen wel eens wat meer cn beter overwogen wor den. Te veel zijn er nog, die meenen zich verdienstelijk te maken door af te geven op de arbeidswetten, verzekeringswetten e.d., doch zij vergeten blijkbaar, dat de wetgever nooit dat gehate „keurslijf" voor het bedrijfsleven zou hebben gemaakt wan neer de werkgevers bereid waren geble ken, met de arbeiders behoorlijke regelin gen omtrent al die zaken te treffen. Ook vóór de Wetgever ,er toe overging om dwingend voor te schrijven wat niet vrijwillig werd toegekend, had men kun nen weten dat Rijkswetten die voor alle bedrijven moeten gelden altijd een min of meer stram karakter hebben. Men kan het Mr. Koch dus niet al te kwalijk nemen als hij de werkgeversorgani saties, die thans op het terrein der sociale verzekering het zelf-doen voorstaan, voor de voeten werpt dat hun liefde wat laat komt. Toch mag niet uit het oog worden ver loren, dat, al komen de werkgevers wat laat, zulks het beginsel van zelf-doen niet aantast. Ook al is men van oordeel, dat elk bedrijf zijn eigen wetten en verorde ningen en voorzieningen moet in het leven roepen, moet m.i. waar mogelijk, ook nu nog in toepassing worden gebracht. Mr. Koch meent echter, dat reeds aan zeer hooge eischen is voldaan en het al leen het verlangen naar bedrijfsorganisatie is, nu de Katholieke organisaties van werk gevers den strijd voeren om zelf de ver zekeringswetten uit te voeren. „Wat anders toch kan haar doel zijn waar immers de belanghebbenden, werk gever en arbeider, de verzekering reeds in handen hebben in een weinig kostbare wij ze van uitvoering, zoodat aan de harte- wenschen dezer organisaties voldaan is, „Ik moest het niet meer behoeven te her halen dat deze gelukkige schikking is ge vonden in de paritetisch samengestelde Ra den van Arbeid, waarvan zelfs de leden thans, tegen de bedoeling der wet in, uit sluitend op voordracht der organisaties worden benoemd, een toestand die vermoe delijk wel zal worden bestendigd en waar door, m.i, ten onrechte, alweer de onge organiseerden als nietswaardigen zullen worden gepasseerd. Intusschen moeten de Raden er den georganiseerden meer wel kom om zijn." De schrijver begrijpt niet, dat hij 't nog eens moet herhalen dat deze gelukkige schikking is gevonden en toch vrees ik, dat 't nog wel eenige malën mag worden her haald en ook dan zullen er nóg maar wei nigen zijn die het gelooven. Want het is nu eenmaal geen gelukkige schikking. Het feit, dat de organisaties de voor dracht samenstellen is de schrijver er kent het feitelijk tegen de bedoeling der wet, maar maakt bovendien de benoemden nog niet tot vertegenwoordigers der orga nisaties. Als straks zooals de bedoeling van den Wetgever is geweest de verzekerden hun „vertegenwoordigers" moeten kiezen in de Raden van Arbeid, dan kan men zich moeilijk voor oogen stellen wat voor chaos dat weer worden moet. Verzekerden die geheel los van elkander staan, door geen enkelen anderen band ge bonden dan dat zij zich als medeverzeker den kunnen beschouwen: het is me een prachtig vooruitzicht. De overleden Kamers van Arbeid die eveneens individualistisch gedacht waren, hadden ten minste nog dit vóór: dat zij voor bepaalde bedrijven golden en waar de vakvereenigingen het de moeite waard achten, konden zij zich althans met de ver kiezing bemoeien. Maar deze verkiezing kan slechts, dwars door de bedrijfsgroepen heen, over de ver tegenwoordiging volgens dc richtingen in de vakbeweging gaan. Voor het zoover is, zullen echter die verschillende „richtingen" wel al lang tot het inzicht zijn gekomen dat die prachtige paritetische amensteiling al heel weinig om het lijf heeft en arbeiders en werkge vers beiden, bij de uitvoering van de so ciale verzekeringswetten, zoowat evenveel te zeggen hebben als een krullenjongen bij het bouwen van een kerk. Laat ik er aan toevoegen, dat alleen de Landbouw-Ongevallenwet van de arbeiders heel wat meer medewerking vraagt en mede-zeggingschap geeft dan de het ge heele land omvattende Inval, en Oudcr- doms verzekering. Het moest eigenlijk ook niet meer her haald worden dat als werkgevers en werk nemers, onder toezicht en controle van den Staat een okgftidere Wet willen uitvoeren len aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dat dan de Staat zijn vingers daaruit heeft te houden en dat streven zooveel mogelijk dient aan te moedigen. Als de Staat gaat doen, wat anderen ze ker evengoed kunnen doen, dan bouwt hij een huis op veengrond en zal men het aan alle zijden zien zakken en scheuren totdat het ineenstort. Alleen noodgedwongen, als er dus geen behoorlijke andere methode mogelijk is, kunnen we het aan den Staat of aan de Overheid toevertrouwen, maar zoodra het maar even anders kan, moet de Overheid plaats makeer voor het georganiseerde be drijf. Dien regel heeft men ons Katholieken al tijd als de eenig juiste voorgehouden en de deugdelijkheid -an deze theorie hebben we nu zoo zachtjes aan in de praktijk wel ondervonden. A. J. L. EMIGRATIE. De vorige week meende ik er op te mogen wijzen, dal van Rijkswege een wat al te rooskleurig beeld wordt opgehangen over de emigratie van Nederlandsche landarbei ders naar Frankrijk. Ook in het Kath. Sociaal Weekblad zet de heer Van Lier zijn denkbeelden omtrent het emigratie-vraagstuk uiteen. meer spe ciaal in verband met de werkloosheid. Er is voor de min of meer propagandisti sche redeneering van den heer Van Lier heel veel te zeggen. Een redenecring, die feitelijk hier op neer komt: we hebben in Nederland tienduizenden landarbeiders .te veel; in Frankrijk komt men er evenwel honderdduizenden te kort; onze Nederland sche landarbeiders zijn uitstekend voor het werk geschikt; wat is dus nog logischer dan dat we zooveel mogelijk de emigratie naar Frankrijk bevorderen, waardoor we de men- schen aan brood helpen en hier van den last bevrijd worden om door steunregelin gen e. d. de menschen op de been te houden. Dat sluit allemaal als een bus; alleen de toon is wat al te optimistisch en er moge voor hen, die geen gezin hebben te ver zorgen en zoolang ze in Frankrijk blij ven brood tc verdienen zijn, om van het geld wat men bespaart het gezin hier in Nederland te onderhouden, is buitengeslo ten. Op de eerste plaats, omdat het loon niet zoo hoog is, dat men daarvan voldoen de kan overhouden en daarnaast omdat de koopkracht van de franc hier ook relatief zooveel geringer is dan in Frankrijk. Het groote bezwaar echter wat door de R, K. en Christelijke Landarbeidersbonden en ook door den Nederl. Boerenbond wordt aangevoerd, zijn de groote zedelijke gevaren aan deze emigratie verbonden. Maar zooals gezegd: de heer Van Lier staat zeer sterk, omdat het nu eenmaal vaststaat, dat de landarbeiders over het al gemeen menschen zijn, die liever alles aanpakken, dan werkloos te zijn. Zoo gingen zij vroeger naar Duitschland, naar de mijnstreek in Limburg en zoo zul len zij tenslotte ook gaan naar Frankrijk, ondanks alle bezwaren daaraan verbonden. Nu de industrie het surplus aan arbeids krachten op het platteland niet kan ge bruiken, is deze emigratie moeilijk te weer houden. Het gaat dan ook bij mij in hoofdzaak al leen maar over dc vraag of dc Staat of de Rijksöient we:l het aangewezen lichaam is, dat in deze den stroom in de juiste bedding kan leiden. Men kan er licht en men kan er zwaar aan tillen, maar allen die daar op onderzoek zijn uitgeweest komen terug met de bood schap: er zijn werkelijk groote zedelijke ge varen aan verbonden. Nu schijnt de heer v. Lier het niet erg ééns te zijn met hen die dit bezv/aar van moreelen aard naar voren brengen. Anders begrijp ik niet best waarom hij schrijft; „Heeft men zich druk gemaakt om de tienduizenden Nederlanders, die vroeger naar Duitschland trokken om daar blij vend of tijdelijk te werken? Zoo neen, waarom opeens dan die be langstelling voor onze arbeiders, die naar België en Frankrijk trekken? Is het daar dan zooveel gevaarlijker voor geloof en zeden dan in het Rijnlandsche en Westfaalsche industriegebied vooi Christelijke arbeiders? Hoeveel christelijke arbeiders in die streken zijn daar Christelijk gebleven? Welk percentage der Roomsch Katho lieken zijn daar nog daadwerkelijk Ka tholiek? Hoeveel arbeiders, die van het land naar de stad trekken in ons land, worden niet besmet met gevaren, die ze op het land niet kennen?" Het kan aan mij liggen, maar ik vind zoo'n redeneering alles-behalve juist. Omdat cr* zooveel Nederlanders in het Rijnlandsche en Westfaalsc'n industriegebied hun geloof 'neb ben verloren, omdat er in de steden zooveei zijn ten onder gegaan, is het daarom nu zoo misplaatst, dat we aandacht besteden aan de propaganda voor emigratie naar Frank rijk? Bovendien: er is nog een belangrijk ver schil. De trek naar de steden, naar Duitsch land enz., waren, voor zoover mij bekend, zuiver individueele handelingen, de open bare arbeidsbemiddeling verrichtte op ge wone wijze haar functie, kortom het was een proces wat zich zonder buitengewone reclame en bijna onmerkbaar voltrok. De emigratie naar Frankrijk evenwel wordt op zeer bijzondere wijze door de Overheid bevorderd en het heeft zelfs den schijn, dat pogingen door andere lichamen ondernomen om in deze belangrijke aangelegenheid lei ding te geven, door den Rijksdienst minder gaarne worden gezien. Het is ten slotte niet aan mij, om nu eens uit te maken hoe het dan wél moet gaan, maar vast staat m. i. toch, dat we maar niet rustig kunnen toezien als er gevaar dreigt voor vele Katholieke landgenoolen. Door de K. S. A. is een commissie samen geteld ten doel hebbend het bevolkings vraagstuk en het daaraan verwante emigra tie-vraagstuk onder de oogen te zien; onze R K. Landarbeidersbond en voor een deel ook de Ned. Boerenbond, zijn bij dit vraagstuk betrokken en het zou toch wel bedroevend zijn als men met elkaar samen werkend niet kon bereiken, dat- de zaak omgekeerd wordt. V De Overheid als zoodanig moet niet rechtstreeks deze zaak blijven regelen, zeker dit niet alleen blijven doen, maar zij moet de organisaties steunen en helpen, die zich daarmede willen cn kunnen belasten. Dan is er misschien iets goeds van te maken en anders mogen we iets doen wat economisch wellicht volmaakt in orde is, maar met het gevolg, dat velen die nu goede Katholieken zijn, hun Godsdienst verliezen. geheel 92.40 premie betaald (154 van 60 cent). GEMEENTEWERKLIEDEN. weken De R.K. Bond van Overheidspersoneel heeft zijn jaarverslag uitgegeven, loopend van 1 Mei 1922 tot 1 Juni 1923. Het ziet er zooals van St. Paulus ge wend weer goed verzorgd uit en uit de verschillende mededeelingen blijkt, dat er heel wat „werk aan den winkel" geweest is om de gevolgen van de malaise voor het Overheidspersoneel zoo weinig drukkend te doen zijn als maar mogelijk was. Desondanks heeft ook St Paulus een klein offertje moeten brengen aan den algemeenen teruggang van het ledental. Het bedraagt thans nog in totaal 4636 leden wat een ver lies beteekent van 453 leden. Dit verlies is voor een groot deel te wij ten aan het feit, dat hier en daar arbeiders wegens bezuiniging uit Gemeente of andere Overheidsdiensten werden ontslagen. WERKLOOSHEID. Volgens de publicaties van den Rijksdienst der werkloosheid bedroeg het totaal aantal werkloozen onder de tegen werkloosheid verzekerde arbeiders 28635 waarbij nog ko men 8173 gedeeltelijk werkloozen. Het feit dat midden in den zomer 't werk loosheidscijfer voortdurend stijgt geeft zeker wel eenige reden tot bezorgdheid. In de laatste week van Juni waren die,cijfers resp. 8.7 en 2.3. A. J. L. WEEZENRENTE. Een bizondcr geval van weezenrente kwam deze dagen aan den Raad van Arbeid te Lei den voor. Een verzekerde huwde in September 1922 doch overleed reeds binnen 2 maanden daar na. Acht maanden na zijn overlijden beviel zijne weduwe van een kind, aan welk kind thans vanaf zijn geboortedatum op grond van de rentekaart zijns vaders een rente is toegekend van 189.80 per jaar. Tot het bereiken van het 14e jaar zal deze rente worden uitgekeerd. Is de weduwe dan invalide, dan gaat dc rente op haar over. Is zij niet invalide dan krijgt zij de rente toch bij later intredende invaliditeit of op haar 60ste jaar. Voor den verzekerde was in 't ALGEM. VERGADERING VAN DEN NED. BOERENBOND. Deze vergadering die op 6 Augustus te Utrecht is gehouden wer bijgewoond door de volgende afgevaardigden van den Noord- Brabantschen Christelijken Boerenbond de heeren J. A. Ardts, F. J. van Campen, P. J. van Haaren, J. van den Heuvel, Rector W. J. van Kessel, L. P. Testers en H. M. Wellen van den Limburgsc'nen Land- en Tuinbouw- bond J. J. C. Ament, J. A. J. Ares, Rector J. H. Rijs, H. Trienekens en J. Th. Verheg gen van den Aartsdiocesanen R. K. Boeren, en Tuindersbond T. A. Hettinga, H. H. M. Peters, H. Ruijter, J. W. Smit en L. F. J. M. Baron van Voorst tot Vaerstvan de R. K. Diocesanen Land- en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem N. Dekker, Jac. Groen Azn., 3n Rector J, P. J. Kok van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank Mr. V. G. G. M. Dubois en P. M. van Vorst van de Coöp. Vereeniging Eier-, Pluimvee- en Konijnenhandel van den L. L. T. B. en N. C. B. L. G. H. Simons cn van den Zuid- Nederlanschen Zuivelbond J. J. C. Ament cn verder Dr. L. N. Deckers,, secretaris en Mr. H. van Haastert, rechtskundig ambte naar van den Nederlandschen Boerenbond. Van den Brabantschen Zuivelbond en de Nederlandsche Landbouwbank was bericht van verhindering ingekomen. De voorzitter, de heer J. Th. Verheggen, opende de vergadering met den Christelijken groet, waarna hij de aanwezigen een hartelijk welkom toeriep, op de eerste plaats de afge vaardigden der gewone en buitengewone le den en vervolgens den heer J. Hartland, di recteur der Nederlandsche Landbouw- Han- delskamer, die zich bereid had verklaard een inleiding te houden over doel en werking de zer instelling en den heer G. J. Heijmeijer, vertegenwoordiger der R. K. Studentenver- eeniging „St. Franciscus Xaverius" te Wa- geningen. Spr. herinnerde cr dan aan, dat wij het voorrecht hebben gehad verschoond te blij ven van den oorlog en de oorlogsgruwelen Ook thans nog mogen wij dankbaar erken nen, dat de economische toestand te onzent minder ernstig is dan in de ons omringde landen. Toch zijn wij niet vrij gebleven van de nadeelige naweëen van den volkerenstrijd, den grootste, die de geschiedenis heeft ge kend. De uitgaven van het Rijk, de gemeen ten, de bedrijven en de organisaties zijn tot een geweldige hoogte gestegen, terwijl de in komsten geleidelijk zijn gedaald tot of zelfs beneden het peil van vóór den oorlog. Ook de landbouw en zijne organisaties gevoelen ten zeerste den druk der tijden. De landbouw in het bijzonder hierom, omdat zijne inkom sten grootendeels voortkomen moeten uit den export zijner producten en deze export voor een zeer groot deel verloren is gegaan Daartegenover zijn en blijven de productie kosten schrikbarend hoog. Willen wij weer tot een gpzonden toestand komen, dan zal er wijziging moeten komen in onze land bouwproductie. De productie van export producten zal moeten worden vervangen door andere zaken. Daarnaast echter zal men moeten blijven streven naar vermindering der uitgaven, zoowel bij de publieke organen als bij de bedrijven. Hoezeer onze organi saties in dezen moeilijken tijd niet kunnen worden gemist, en thans zelfs minder dan ooit, zullen ook zij de zuinigheid moeten be trachten, doch ook weer niet zoozeer, dat zij in het gedrang komen, want dan zou de zui nigheid de wijsheid hebben bedrogen. Ook onze organisatie zit op te zware lasten. Reeds zijn er eenige bezuiningsmaatregelen getroffen, maar we zullen moeten overwegen of we daarin nog verder moeten gaan. wij zouden verplicht zijn geweest dit in ruime mate te doen, wanneer niet de Coöp. Cen trale Boerenleenbank ons op ruime wijze was tegemoet gekomer» voor welke daad hier nog eens aan onze oprechte dankbaarhoeid uiting wordt gegeven. Uit het uitgebreid verslag van onzen Nederlandschen Boeren bond over 1922 heeft men reeds kunnen zien, wat door onze organisatie in het afgeloopen jaar zooal is gedaan. Spr. wenscht de beoordeeling hiervan over te laten aan de algemeene vergadering en hoopt, dat door ge- zamelijk overleg en door hechte samenwer king van allen de R. K. georganiseerde boe renstand de thans bestaande en in de toe komst wellicht zich nog voordoende moeilijk heden zal weten te overwinnen. Spr. memo reerde ten slotte het feit, dat de Stichtsche Boerenbond besloten heeft tot ontbinding over te gaan en wcnscht hier.deze organisatie te danken voor hetgeen zij in het verleden voor den Boerenstand heeft gedaan, terwijl spr. hoopt, dat de R. K. leden van dezen Bond zich op uitdrukkelijk verlangen van Z.D.H. den Aartsbisschop zullen organiseeren op R. K. grondslag en wel in de daarvoor aan gewezen organisatie, den Aartsdiocesanen R. K. Boeren- en Tuindersbond. Hiermede verklaarde spr. de algemeene vergadering van den Nederlandschen Boerenbond ge opend. Vervolgens werden de notulen der laatst gehouden algemeene vergadering ongewij zigd goedgekeurd. De aanbieding van het Jaarverslag, voor de samenstelling waarvan aan het Bureau hulde wordt gebracht, gaf aanleiding tot een korte discussie in verband met een artikel uit „De Twentsche Courant" over een pas sage in het verslag van den Algemeenen R. K. Landbouw-Bedrpijfsraad betreffende overleg inzake de komende Landbouwar- beidswet. De Rekening en Verantwoording over 1922 werd op advies der commissie, belast met het nazien ervan, goedgekeurd, waarna de Begrooting voor 1924 overeenkomstig het ontwerp van het Bestuur werd vastgesteld. Daarna werd door den heer Hartland, eene zeer belangwekkende inleiding gehou den over doel en werking der Nederlandsche Landbouw-Handelskamcr, welke lezing met de grootste aandacht werd gevolgd. Een krachtig applaus aan 't einde toonde, datde vergadering den inleider erkentelijk was voor zijne keurige uiteenzetting en instemde met het prachtige doel, dat de Landbouw-Han- delskamer ten bate van den Nederlandschen Landbouw nastreeft. De inleiding zal in haar geheel worden afgedrukt in „De R. K. Boe- restand", officieel orgaan van den Nederland schen Boerenbond. Bij de rondvraag werd door een der af gevaardigden van den Limburgschen Land en Tuinbouw verzocht de actie ten gunste van het in zijn juiste ontwikkeling bedreigde landbouwhuishoudonderwijs keachtig voort te zetten, waarop het bestuur mededeelde, dat de 3 centrale landbouworganisaties een onderzoek hadden ingesteld en stellig de noodige stappen zouden doen ten bate van dit onderwijs. Een afgevaardigde van^ den R. K. Diocesanen Land- en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem bepleitte het in stu die nemen door het bestuur van het rapport der Commissie-Barge, waarop geantwoord werd, dat overwogen zal worden wat hierom trent te doen staat. Een afgevaardigde van den Aartsdiocesanen R.K. Boeren- en Tuin dersbond vroeg hoe het stond met de actie inzake de Vleeschkeuringswet, waarop van de bestuurstafel werd geantwoord, dat ook hieromtrent een onderzoek loopende is. De voorzitter sloot dan de vergadering, na alle afgevaardigden te hebben bedankt voor hunne aanwezigheid en de hoop te heb ben uitgesproken, dat de toestand van den landbouw moge verbeteren, tot welke ver betering de Nederlandsche Boerenbond zeker haar krachten z:l bijdragen. DE BESTRIJDING VAN HONDSDOLHEID IN JAPAN. Op de jaarvergadering der N. I. veeartsen, deed Dr. Merkus belangrijke mededeelingen over een nieuwe bestrijdingswijze van honds dolheid, welke vooral vcor Indië, waar deze gevaarlijke ziekte nog zeer veel voorkomt, van groot belang kan worden. Uit het verslag der „Locomotief" over dit deel der bcspekingen nemen we het volgen de over: Na over verschillende andere besmette lfjke ziekten en de immunisatie er van te hebben uitgewijd, verklaarde spreker, da' ook de immunisatie bij dolheid toegepast is, om te voorkomen dat bij een geïnfecteerd persoon de ziekte kan uitbreken. U v.'cct dat de scherpzinnige Pasteur de method heeft uitgevonden om met geattcnueerd dus verzwakt virus, de immunisatie tot sta.rc te brengen. Verscheidene onderzoekers, waarvan dc vcornaamsten zijn Roux, Chamberland. i bes, Tizzoni, Centanni, Martin, Fermi, Reu.- linger enz. hebben gehracht een immunisa tie op korte wijze te verkrijgen. Eerst de Japanners Oshida en Umeno en later Kon do zijn daarin geslaagd. Het bleek hun, dat, wanneer men 1 doel fijngewreven virus fixe verdunt met 4 dee len'glycerine-oplossing, bestaande uit60dee- len glycerine en 40 deelen water, waarbij gevoegd nog 0.5 pet. phenol en deze emul sie gedurende 3 dagen bij een temperatuur van 37 gr. bewaart, of gedurende 10 dagen bij kamertemperatuur (1822 gr.) of ge durende 30 dagen in de ijskast, men een entstof verkrijgt, die in een dosis van 5 gr. subcutaan, eenmaal bij een hond van on geveer 15 K.G. ingespoten een onvatbaar heid van 1 jaar tegen dolheid-infectie geeft De verkregen resultaten met het gebruik der entstof zijn schitterend geweest. In Japan verbreidde zich de dolheid na 1901 steeds meer, niettegenstaande de genomen maatregelen van afmaken der opgevangen honden, het muilkorven of vastleggen, enz. In 1918 werden in het Kanagawa-district van de 9402 honden 6644 geënt en in 1919 van de 14644 geregistreerde 9150. Bij de geënte honden kwam geen enkel geval van dolheid voor, terwijl het totaal aantal gerapporteerde ziektegevallen tot 4/5 van het vorig jaar daalde en deze alleen afkomstig waren van niet-geënte honden. In 1919 werden in het Tokyo-district 15.513 honden geënt, waarvan 1 ten ge volge van de enting stierf en 1 dol werd In dit jaar waren 20.000 geregistreerde hon den, waarvan 13,177 vanaf Mei tot December geënt waren. Gedurende zes maanden, zijnde van October '19 tot Maart 20, kwamen slechts 50 pet, van het aantal ziektegevallen voor als in de overeen komstige /es maanden van het vorig jaar. De praktijk heeft hiermede bewezen, dat een der aangewezen bestrijdingsmiddelen der dolheid is hei immuniseeren der aan wezige honden. De gunstige invloed van lucht-, licht- en zonnebaden bij de behandeling van vele ziek ten wordt eerst in den nieuwsten tijd naar waarde geschat. Vooral voor bloednrme zie ken is het belangrijk te weten, dat de bloed lichaampjes, die met het bloed naar dc huid gelokt worden, onder de werlcir," van het zonlicht het vermogen krijgen me r zuurstof op te nemen, dan zij zonder de lichtwerking zouden kunnen doen. Daarom zijn dan ook de bewoners van donkere kelderwoningen en vertrekken, waar het zonlicht geen toegang heeft, zoo bleek en bloedarm, terwijl men jagers, houtvesters, matrozen en allen die een leven in dc lucht en zonneschijn leiden, zelden over bloedarmoede hoort klagen. Terwijl men met licht- en luchtbaden zel den of nooit schade kan berokkenen, is dit met zonnebaden echter wè! het geval. Onder zonnebaden verstaat men het onmiddellijk blootstellen van het naakte lichaam aan de zonnestralen. Over de voor- en nadeelcn hiervan vinden wij in „De dokter in huis" eenige opmerkingen en wenken. Iedereen, die geregeld zonnebaden wil nemen, hetzij in zijn tuin of op zijn balcon, in een weide, aan zee of in het gebergte, moet zich eerst geneeskundig laten onderzoeken. Wie door den dokter voor het nemen van zonnebaden geschikt wordt geacht, kan er, als ze op de juiste wijze genomen worden, een belangrijke verbetering van zijn ge zondheidstoestand van verwachten. Zonne baden verhoogen de stofwisseling, ver meerderen den eetlust en verschaffen een diepen, verkwikkenden slaap. Ten minste als zij op de juiste wijze worden genomen. Hoe is dit te verstaan De zon moet, zoo als een beroemd arts zich eens uitdrukte, nauwkeurig gedoseerd worden, d.w.z. even als elk ander geneesmiddel in de juiste dosis worden toegepast. Ook de gezonde mensch, die sterke organen en sterks zenuwen heeft, mag niet zóó maar in ééns de gulden vol heid der zonnestralen op zich laten neerval len en zich bruin en zwart laten branden. In 't begin most men niet langer dan 10 ■minuten in de zon liggen en moet dan nog gedurende dezen korten tijd zijn ligging 3 A 4 maal veranderen, om niet ééne oppervlakte van het lichaam te lang te laten bestralen, Langzamerhand kan men liet bad dan ver lengen, maar in geen geval is het raadzaam het zonnebad langer dan een uur tc laten duren. In het begin der kuur mag het ook niet eiken dag genomen worden is men er eenmaal aan gewend, dan is het dagelij ksche, niet te lang voortgezette zonnebad vin groot nut. Vlak vóór en gedurende het bad mag geen grootcre maaltijd gebruikt worden. Daarentegen is rijkelijk drinken van voordeel, liefst frisch water, natuurlijk geen alcohol, en, als men 't heeft, is het gebruik van ooft aan te raden. Een verdere voorwaarde voor de goede werking van het zonnebad is de daarop volgende afkoeling door water, hetzij door een afwassching of door een had. Doch niet aalleen gezonden kunnen op d z wijze van de voordeelen van het zonnebad f.e bruik maken, ook bij verschillende ziekten en kwalen zijn zonnebaden van grootcn zegen. Zeer goede resultaten verkrijgt men bij rheumatiek en jicht. De lastige vetzucht kan door zonnebaden gunstig beïnvloed worden. Bij behandeling van verouderde wonden zijn de zonnestralen onontbeerlijk. Bij scrofulose der kinderen en bij nierziekte der volwassenen is in talrijke gevallen van zonnebaden groot nut te verwachten. Aan den andeTen kant kunnen zonnebaden van nadeel zijn bij een lange reeks van ziekten en gezondheidsstoornissen. Om de lichtere gevallen 't eerst te noemen, moet gezegd worden, dat nerveuze en licht prikkelbare personen door het nemen van zonnebaden dit erger worden. Hartziekten, of zij d|e een or ganisch hartgebrek of een zoogenaamd zwak hart hebben, moeten met zonnebaden uiterst voorzichtig zijn en mogen ze nooit nemen, tenzij uitdrukkelijk door den arts voorge schreven en gedoseerd. En wat de longtu- herculosc betreft, moet voor te intensieve bestraling van borst en rug bij zulke patiënten gewaarschuwd worden, want daardoor kan verergering van den toestand ontstaan, oude haarden beginnen opnieuw verschijnselen te vertoonen en gevaarlijke longbloedingen kunnen optreden. Tegenwoordig wordt dan ook in de meeste sanatoria het zonnebad bij longziekten weinig gebruikt, terwijl aan het licht- en luchtbad dc voorkeur wordt gegeven. Zelfs in Davos laat men de zieken liever in de schaduw liggen. Daarentegen is het zonnebad het beste middel bij de vooral op jeugdigen leeftijd zoo vaak voorkomende tuberculose der beenderen en gewrichten. Vroeger waren zulke zieken aan het mes van den chirurg overgeleverd, tegenwoordig vrden zij veelal door gccrojec ee dc zonnzbtten genezen* RAUWE OF GEKOOKTE -EIBERN. Van tijd lol lijd wordt er weer eens gestre den over de vraag, of rauwe eieren we! goed verteerbaar zijn of dat men aan gekookte de voorkeur moet geven. De geleerden en de ge- neeskumitgen plegen het daarover van óiHÖr oneens te zijn. met het gevoig, dat bet publiek doet wat hem ..lust", in dit geval de eieren gebruikt in dien slaat, waarin het aan dit voortreffelijke voedingsmiddel de voorkeur geeft (en dat is nog het allerverstandigst, om dat tegenzin in den berevdirssvorm zdker schadelijker is voor de spijsvertering d-an de eventueel verkeerd gekozen bcreidingsvorm zelf). Reeds lang was liet mi pnysiologisrhe; proeven bekend, dat ongekookt eiwit veel: sneller de maag verlaat dan andere eiwitstof fen en dal hel geen maagsapstroom van eeni ge befeokenis verwekt. Bovendien wordt iiV liet reageerbuisje verseh eiwit niet zoo snel', door preleolytische enzymen veiterrd als gekookt eiwit. Badman meende dan ook eenige jaren geleden. oj> grond van proeven met dieren, tc mogen beweren, dat bet ge bruik van verschc eieren geen aantieveiing verdiende. Hij diende zeer groote hoeveel heden verseh eiwit aan zijn proefdieren toep deze konden die niet snel genoeg verteren en kregen diiarrhee, waarbij geheel onverteerd; eiwit in de uitwerpselen gevonden werd. Thans hebben Rose on Mac. Leod de zaaV juister aangepakt. Ze namen proeven op- gezonde personen en vonden geen enk-de re- f»«n om hel gebruik van rauwe eieren te ver-; oordecten. Zij-gaven hun een onbehoorlijke,; hoeveelheid eiwit (van één dozijn eieren!) in1 ongekookte» toestand, vermengd met een normaal gemengd dieet. Zij werden uitste kend verteerd (80 pCtJ. zij het dan ook iets rtinder goed dan gekoekt eiwit (80 pC.t.) DH verschil kan anders gerust verwaarloosd svor" den, omdat het wel zoo ongeveer binnen de foul'engrens van dergelijke proefnemingen ge- legen is. Geklopt eiwit werd iels beter ver teerd dan ongektopt. .Spijsverteringssloor- Tiissen werden ooik bij deze onbehoorlijk» hoeveelheden niet waargenomen. "DE WESTEINDER ?LAS. Ook het hoofdbestuur van de Nederl. Na tuurhistorische Vereeniging heeft zich tot den Minister van Waterstaat gewend met een adres tegen de plannen tot droogmaking van den Westeinder Plas. R. K. UNIVERSITEIT. De Commissie van O-ganisatic in zake stichting R. K. Universiteit verzoekt ons mede te deelen, dat het Bestuur der Sint Radboudstichting benoemd heeft tot tiidc- lijk plaatsvervanger van den overleden bi- bliothecaris der R. K. Universiteit Prof. W. Mulder S.J. KLEINIGHEDEN. De socialistische Duit.-che president, die een eigen wapen en n koninklijk salaris heeft, en die als 'n militairistisohe monarch het Duitsche leger inspecteert, wordt door de rooden als 'n edele broeder vereerd onze Koningin wordt veracht, omdat... zc koningin is. Socalistische ministers in Zv/ecen en Bel gië zijn zeer vriendelijk en bei-eefd tegen over hun vorsten hier moeten de socialisten onvriendelijk en onbeleefd zijn tegenover de vorstin: te gaan staan, als ze in de Kamer komt, i. zelfs verboden. 'n Arbeider mag feest vieren, als hij 2 jaar op 'n fabriek is het 25-jarig Regeeringsjubileum der Koni» gin mag niet herdacht worden. In de socialistische pers verschijnen zelfs heel diop-ernslige artikelen over de kwestie of de kinderen van socialisten wel n natio naal feestliedje mogen zingen: dat zou leugen en onechtheid in hun zielen kunnen bren- gen. Aan het nationaal „Gedenkboek" werkten alle politieke partijen mee: ook de S.D.A.P. Echter op 'n vreemde manier. 11 Bijdrage over de ontwikkeling hunner partij konden de roode demagogen niet leveren voor dit boek van historische waarde; L werd immers uitgegeven bij het zilveren jubileum der Ko ningin. Maar.... hun portretten mochten er wel in. Zoo staan Trocistra er. Schaper nt- ook in het Oranjeboek te prijken01 ze blij zijn! Maar blijer zou Troelstra zijn als ie minister kon worden. Hij wil nog wel 'ns in 'n hofrijtuig naar 'tLoo gereden wor den! Leuk was ook te zien, hoe onder dc wei nige advertenties in „Het Volk" 'n groote reclame stond, zoo groot als de rest samen, over het nationale lied bij uitnemendheid ter gelegenheid van het Koninginnefeest! 't Is bijna zoo komisch als de psalmver talingen van den Pater-Jezuiet Jonckbloedt in de Gezangen-brochure, zooals die doof gereformeerde deputanten aan een gerefor meerde synode is voorgesteld, om in de ge4 reformeerde kerken te worden gezongen. 't Zijn slechts kleinigheden, maar leuke kleinigheden. („Ons Noorden".) Heb bet oitstakendsfe aan (e bieden da3 iemand wei.schen ban, boe zal de wereld het weten, indien gij niet adverteert. JOHN P. ROCKEFELLER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9