llJ Ui
VOOR DE
FI
;tiiiiiii[iiniiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi:iiiiiiinii!iiiiiiii:niniiiiiininin' ;iiii:n:iiiiiiiimniniiiiininii«j
HET VERBORGEN SCHILDERIJ
UIT DE r
MOPPENTROMMEL
NUMMER 8
DERDE JAARGANG 1923
i l NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I I
'grond viel.
In één oogenblik was ik omringd door
een aantal mannen, met revolvers gewa
pend. Hun opgewondenheid was niet
minder dan de mijne, do ze verminder
de aanmerkelijk, toen ze bemerkten, dat
ik alleen was. Ik werd een kamer bin
nengebracht en was gedwongen in hun
midden plaats te nemen. Het gezelschap
bestond uit veertien leden, waaronder
twee vrouwen. Aan het hoofd van ten
lange tafel, waarop een groote -de
hand g -...iderd was, nam de langste,
waarschijnlijk het hoofd, of de president
van de partij, plaats.
Hij was de eerste die sprak.
„Ik behoef u niet te herinneren
broeders en zusters over wien wij spra
ken, toen we in de rede gevallen werden.
Het is van geen nut te vragen of onze
onverwachte bezoeker onze belangrijke
opmerkingen gehoord heeft.
Het is voldoende te weten, dat hij ze
gehoord kan hebben en dat hij voor
eeuwig het stilzwijgen er over zal dienen
te bewaren.
Er is maar één enkele manier, waarop
dat stilzwijgen verzekerd kan worden.
Een koude rilling ging mij door het li
chaam, toen ik den wreeden Nihilist bet
vonnis, hetwelk ik niet anders dan als
mijn doodvonnis beschouwde, hoorde uit
spreken, Mijn tong kleefde aan n ijn ver
hemelte, zoodat ik niet in staat was een
woord te uiten. Ik zag de tafel rond, ho
pende op één gelaat slechts medelijden
te lezen, helaas, neen.
Ten laatste was ik in slaat te spreken.
Ik verklaarde, dat ik bij toeval w.s bin
nengekomen en weinig of niets gehoord
had en dat ik reeds alles vergeten was
Buitendien ik had machtige vrienden, die
een onderzoek naar mij zouden instellen.
Ongetwijfeld, zei de president, is het
hard, dat ge zulk een kleine dwaling zoo
duur zult moeten betalen. Doch indien
ge de onmetelijke belangen in oogen-
schouw neemt, die op het spel staan, zult
ge moeten erkennen, dat we niet anders
doen kunnen om uw stilzwijgen te verze
keren.
De man was een tijger gelijk. Ik v«as
bijna wanhopig, toen een onverwachte
advocaat te mijnen gunste optrad.
Het was de jongste van de beide vrou
wen.
Ik geloof, mijnheer de president, zei ze,
dat ik iels anders weet. De jonge man
kan zijn straf ontkomen door een der
onzen te worden.
Debat.
Met meerderheid van stemmen werd
het voorstel aangenomen.
Ik zou dus den eed moeten doen en
daarmede zou het afgeloopen zijn. Doch
ik had te haastig geoordeeld, zooals ge
zien zult.
De bezigheden werden vervolgd. Tot
mijn afschuw werd beslist, dat generaal
Gribanoff, een officier uit het Russische
leger, gevonnist zou worden. Weer was
de president voor bloedvergieten. Dezen
keer had zijn meening de overhand.
Dc generaal wordt ter dood veroor
deeld.
Nu dit bepaald is, sprak de president
opgeruimd, rest ons het punt van uitvoe
ring. Wie onzer zal de eer hebben het
vonnis te voltrekken? We zullen op de
gewone manier beslissen.
Nu werden vijftien kaarten in de doos
gelegd en de jongste der vrouwen mijn
advocaat gaf ze rond. Ik was de laat
ste. Terwijl ze mij de kaart overhandig
de, straalde een onbeschrijfelijk droef
geestig licht uit haar oogen. Mijn kaart
droeg het ongeluksgetal no. 13.
Een rilling ging door mij heen. Ik zag
den president vragend aan.
Hij beantwoordde mijn blik.
Het noodlot heeft beschikt, dat gij de
uitvoerder zijn zult. Zes maanden wor
den u gegeven. Denk niet, dat gij uw
taak ontkomen kunt. Het is gevaarlijker
voor u ongehoorzaam te zijn dan te vol
brengen. Onze vrienden bevinden zich
overal. Wanneer ze zich aan u bekend
willen maken, knijpen ze u in den arm
zoo!
De vergadering scheen geëindigd, toen
een man, die tot nog toe gezwegen had,
op harden, onpleizierigen toon zeide:
Gij behoeft den heer Egerton hij
wist mijn naam! volstrekt niet aan zijn
gehoorzaamheid te herinneren. Hij weet
welke straf zijn vriend Stroginskoff on
derging. Zóó sterven alle verraders van
de Roode Hand!
Ik kende de zoekende oogen, hun
vreeselijke uitdrukking. Ik keek hem op
lettend aan en herkende het onheilspel
lend gelaat, dat ik een jaar geleden in
Londen gezien had, den nacht, waarin
Strogingskoff vermoord werd.
Den volgenden dag vroeg ik mi} af, hoe
Ik de uitvoering van mijn vreeselijke zen
ding zou ontloopen. Ik bad natuurlijk
geen plan haar ten uitvoer te brengen,
doch ik wist, dat hef moeilijk zou zijn
het niet te doen en tegelijkertijd mijn ei
gen straf te ontloopen
Stroginskoff met al zijn invloed was
niet in staat geweest zijn straf te ontko
men en zijn dood was nooit gewroken ge
worden. Hoe machtig moest een gezel
schap zijn, dat de hoogste machten van
Rusland en Engeland kon tarten! Mijn
tweede gedachte was meer aanmoedi
gend. Ik had nog zes maanden den tijd.
Ik liet de dagen voorbijgaan, totdat ik
aan het gezelschap als aan een mythe
begon te denken en mijn avontuur als
een droom beschouwde.
Doch eens op een morgen lag er een
brief op mijn ontbijttafel. Toen ik hem
operiUe, vond ik er een reepje grijs pa
pier in, waarop een roode hand stond
afgedrukt en deze woorden geschreven:
3 Mei. Nommer 13. Denk aan Strogins
koff,
Het was geen droom, doch de afschu
welijke werkelijkheid. Mijn hospita wist
niets van den brief. Hoe hij op mijn
ontbijttafel kwam, bleef een geheim.
In den avond verliet ik mijn kamers
en ging naar een ander gedeelte van de
stad, waar ik mij zooveel mogelijk schuil
hield.
Verder besloot ik per boot naar een
minder gevaarlijk land te gaan.
Ik was voornemens naar Leith te ver
trekken. Daar zou ik veilig zijn en ik
wenschte mijzelf reeds geluk. De boot
zou in den avond vertrekken en dus
wandelde ik, zoodra het donker gewor
den was, naar de plaats van afvaart Ik
had nog geen voet aan boord gezet, toen
ik mij in den arm voelde knijpen. Ik
kende dien kneep. Ik zag om, verwach
tende mijn vijand, den president te zien.
Doch hij was het niet.
Deze scheen een jonge man.
Mijnheer Egerton, zei hij op zachten
toon met een droevig accent, het is on-
noodig aan boord te gaan. De Roode
Hand heeft ook in Schotland haar vrien
den.
Ik was verwonderd, want ik l^ad het
onmogelijk gedacht nu nog in botsing te
komen, na alles zoo zorgvuldig in orde
te hebben gebracht. Ik kon slechts de
droevige stem van den jongen man vol
gen-
Toen wij terugkwamen op mijn ka
mers, zei mijn metgezel:
Mijnheer Egerton, ik zal openhartig
met u spreken, lk hen ook een lid van
de gehate Roode Hand en was tegen
woordig op dien noodlottigen derden Mei,
doch niet in deze vermomming. O! nu
herkent u mij. Ja, ik ben het werkelijk,
Leila Gendt.
pie mij van den dood redde! Ik kan
u nooit genoeg danken.
Ach, kon ik u maar helpen. Doch we
zijn beiden werktuigen in de handen van
het gezelschap. Ik kan niets voor mijzelf,
noch voor u doen. We leven slechts om
te gehoorzamen.
Ze ging, mij aan mijzelf, en mijn ge
dachten overlatende. Ik dacht aan de
bleeke schoonheid van baar gelaat en de
droevige muziek harer stem.
Verscheidene weken naderhand deed
ik een tweede poging om te ontsnappen.
Dezen keer gelukte het mij Berlijn te
bereiken. Doch toen ik triomfantelijk den
trein verliet, voelde ik een-kneep in mijn
arm en hoorde ik mij in het oor fluiste
ren:
Denk aan Stroginskoff!
Het was de man, die scheel keek.
Overweldigd door wanhoop en angst,
bevond ik mij weer in St. Petersburg,
Het was nutteloos tegen het noodlot te
Strijden.
Ik schikte mij in mijn vreeselijk lot. De
laatste dagen van genade gingen snel
voorbij. Het was 31 October en -den 3
November zou ik verslag van mijn zen
ding moeten doen. Den 2en November
stond ik vermoeid en koorstachtig op. Ik
besloot een wandeling te gaan doen; toen
ik de rotsen bereikt had, bleef ik op een
afstand staan, keek zeewaarts, land
waarts en stadwaarts. Er lag een stoom
boot voor suiker, de Vixen. Vermoeid van
de wandeling zette ik mij neer en be
merkte op eenige meters afstand tets,
dat aan kwam drijven. Het was een men-
schelijke gedaante, een lijk. Was zijn boot
omgeslagen en had hij jammerlijk den
dood gevonden-.of? wie zal bet zeg-
gen?
Droevig keerde ik mij om. Er kwam
iemand achter mij aan; bet was Leila, als
man verkleed.
Wat moet er van u worden, riep ze
ontdaan-uit. Hebt u geen plannen? Mor
gen is 't de derde.
Ik zeide haar, dat ik voornemens was
mij tot het wettelijk gezag te wenden.
Van geen nutf gilde ze. Ze zouden
eenigen onzer leden vatten en terecht
stellen wellicht, d#ch uw dood zou stel-
lig volgen.
In dat geval, hernam ik, moet ik mijn
lot met gelatenheid tegemoet zien. Ik ben
geen moordenaar.
Haar gelaat klaarde op.
Ik weel iets, riep ze uit. Deze doode,
één uwer landgenooten, waarom zoudt
ge niet sterven en hij leven? Laat de heer
Egerton verdronken zijn en draagt gij
zijn naam. zoolang als het u goeddunkt.
Terstond begreep ik haar. Ik droeg het
lichaam achter de rotsen en ofschoon het
verre van aangenaam was, verwisselde ik
zijn kleederen met de mijne.
Neem uw notitieboekje. Schrijf op een
van de bladen: Ik ben mijn bestaan en
het bédrog moede. Ik zoek vergetelheid.
Laat niemand om mijn dood treuren.
Hebt ge dat? Teeken het met uw eigen
naam George Egerton, en steek het boek
je in den jaszak van den doode.
En nu. mijnheer Egerton, vaarwel. Ik
zal uw dood verklaren. Ge moet ter
stond aan boord van de Vixen gaan. Het
zal geen moeilijkheid opleveren, want ik
alleen sla u gade vandaag. Vaarwel, ik
zal u nooit wederzien.
Leila, liefste Leila, riep ik uit. Gij hebt
mij het leven gered. Help mij nu ook ge
lukkig maken. Wordt mijn vrouw en kom
naar mij toe, zoodra ik veilig mijn land
bereikt neb.
Met haar antwoord maakte ze mij den
gelukkigsten mensch ter wereld. Ik ver
trok en Het haar bij het lijk achter. Ik
haastte mij naar de Vixen en ging scheep.
Toen ik Engeland bereikt had, schreef ik
I.eila en daar zij geen zending van de
Roode Hand te volbrengen had en niet
onder toezicht stond, kwam ze terstond
over en werd mijn vrouw.
Als ik de zaak van die zijde beschouw,
betreur ik mijn aanraking met de Roo
de Hand geenszins.
Uit de nieuwsbladen vernam ik dat
graaf Gribanoff door een verschrikkelij-
ken, geheimzinnigen dood, zes maanden
nadat ik St. Petersburg verlaten had,
omk\ i
KUNSTKRITIEK.
De ouders van een schoone, wier por
tret door een artist geschilderd is, beoor-
deelen het kunstproduct, dat werkelijk
goed is.
Mama „De neus schijnt mij te....
ik weet niet wat...."
De artist maar niet goed
strijkt zijn penseel over den neus in
kwestie en vraagt„Is het nu goed
Mama „O., prachtig Nu gelijkt het
perfekt 1"
Papa (die het nooit eens is) „Ik ge->
loof, dat u nu juist de geheele schilderij
bedorven heeft."
Het penseel van den schilder en ook
de schilderij waren volkomen droog
dat noemt men kunstkritiek
DE SABELHOUW.
Frederik de Groote zeg bij een revue
een grenadier, die het litteeken van een
sabelhouw over de wang had. De koning
in een kwade luim zijnde, vroeg, in welke
kroeg hij dien houw bekomen had.
Vertoornd antwoordde de soldaat „Bij
Collin, Sire, toen uwe Majesteit het ge
lag betaalde."
DE PROFESSOR - HAARSNIJDER.
De beroemde professor Buttmann ging
altijd in het lichtgrijs gekleed. Vroeger
droegen de kappers ook een lichtgrijze
kleeding, wegens het poeier, en in den
tijd van Buttmann was dit ook nog zoo.
Eens stond Buttmann in zijn lichtgrijs
pak aan zijn deur, toen een vreemdeling
op hem toetrad en hem vroeg of hij hem
het haar wilde snijden. Buttmann ver
klaarde zich terstond oereid, ging met
den man naar zijn papierschaar en knipte
hem het haar af. Toen hij gedaan had,
ging de kaalgeknipte vreemdeling voor
den spiegel staan en riep den vermeenden
haar-kunstenaar toe „Wat zie ik er uit
En wil jij je nog wel een kapper noemen
„Dat zou mij niet in de gedachten
komen," atwoordde Buttmann zeer vrien
delijk, „ik ben professor Buttmann."
TROOST.
Baron van Schrapenberg geeft een sou
per. Onder de gasten bevindt er zich een
die niet van adel is, de referendaris van
Rinkelen. Toen deze aan tafel plaats wilde
nemen, riep de Barones van Puffelen
angstig, „hemel, we zijn met ons dertie
nen 1"
„Stel u gerust, Mevrouw, zei de gast
heer, mijnheer de referendaris is immers
niet van adel."
GERUSTSTELLEND.
(Kareltje heeft met een schaar uit de pa
pieren zijns vaders figuren geknipt.)
Vader „Karei, wat doe je daar aan
mijn bureau Je raakt toch niet aan mijn
papieren
Karei „Neen, pa, ik neem alleen
maar wat beschreven is."
GEVOEL VAN EIGENWAARDE.
Twee jongelieden geraken in een he
vige woordenwisseling. „Weet je niet
wie ik ben vroeg de eene.
„Neenantwoordde de andere.
„Nu dan zal ik 't je zeggen, mijn oom
is de generaal van Pompernikkel."
LAKONIEK.
„Karei Smith," zoo meldt een Ameri-
kaansch dagblad, „trachtte gisteren aver
de rails te springen, toen de sneltrein
in volle vaart het station binnenreed.
Smith kwam er gelukkig nog over, slecht
zijn linkerbeen bleef op de rails achter."
KATHEDER- WIJSHEID.
't Is niet genoeg edel te zijn, men moet
ook edel denken. In Italië worden de
zeldzaamste boeken bij duizenden exem
plaren verkocht. De Romeinen be
schouwden hun bondgenooten als ver
overde provinciën.
EEN MERKWAARDIG HOUTEN
BEEN.
In een signalement van een voortvluch
tige misdadiger, dat onlangs in een Duitsch
blad te lezen was, stond onder de rubriek,
„Bizondere kenteekens" het linkerbeen
is van hout en spreekt het platduitsch
dialect."
SARCASTISCH.
Een koopman wil een winkel huren. De
eigenaar van een huis vraagt hem 2000
gulden huur. Is er een sta' bij vroeg de
koopman.
„Houdt u dan paard en rijtuig is de
wedervraaag van den eigenaar.
„Dat juist niet," sprak de eerste glim-
lachend, „maar de stal zou kunnen dienen
voor den ezel, die u dien prijs wil betalen."
GELIJK.
Een advocaat zat aan het middagmaal
toen er een landbouwer binnenkwam, die
hem om raad vroeg in een geschil, dat hij
met een zijner buren had.
„U hebt gelijk," zei de advocaat.
Nauwelijks was de landbouwer ver
trokken of diens buurman kwam den
advocaat over dezelfde zaak raadplegen
doch stelde de zaak eenigszins anders
voor.
„U hebt gelijk," zei de advocaat, „dat
is meer dan duidelijk."
Toen ook deze cliënt vertrokken was;
zei de echtgenoote van den rechtsgeleerde,
„Maar beste man, beiden kunnen toch
geen gelijk hebben. Als de een gelijk
heeft dan moet de andere immers ongelijk
hebben
„En jij hebt ook gelijk," zei de advo
caat, die maakte dat hij spoedig uit de
voeten kwam.
EEN LOTGENOOT
Mama beknort haar achtjarigen Zoon,
omdat hij met een brandende sigaar
uit school gekomen is. Nadat zij gespro
ken heeft, gaat de hoopvolle zoon naar
zijn vader en zegt „Papa, nu verbiedt
Mama ons het rooken.
TWIJFEL.
Heer. (tot een dame in den spoorwa
gen) „Veroorlooft u mij, dat ik in uw te
genwoordigheid een havanna rook
Dame „Als het werkelijk een havanna
is, heb ik er niets tegen."
VOOR DE RECHTBANK.
President„Bij het eerste verhoor
hebt u een gansch andere verklaring
afgelegd."
Beschuldigde„Zeer juist, mijnheer
de president, ik zeg nooit tweemaal het
zelfde, dat vind ik te vervelend."
SARCASME.
Korporaal (tegen een recruut) „Drom
mels, hoe dikwijls moet ik het zeggen,
't hoofd omhoog Waarom kijk je naar
het gras, heb je soms nog niet ont
beten?"
WBÊÊÊÊk1
arcei J
«SMS jj
HUISKAMER
XXII
Intusschen had Grace verbaasd en
bewonderend rondgekeken. In den loop
van het gesprek, dat natuurlijk gevolgd
was op Grace's ontdekking, dat Gerald.
Claire liefhad, had Grace het een en an
der van het leven van haar vriendin ver
nomen, maar ze had toch niet verwacht,
dat het huis, dat Claire verloren had,
zoo groot en imposant was,
„Was dit jouw huis, Claire riep ze
uit. „O, hoe heb je het kunnen verdragen,
het te verliezen En waarom heeft vader
ons hier gebracht? Vertelde hij het ons
maar. Maar dat is het hem juist hij kan
altijd zoo geheimzinnig doen. Ik brand
van nieuwsgierigheid."
Ze zei dit fluisterend, toen de butler
hen naar hét kleine salon voerde.
„Ik zal aanstonds het vuur laten aan
maken, juffrouw en een der meisjes bij u
j sturen.
„Neen, neen," zei Claire streng en be
slist, „ik zal hier niet blijven."
Terwijl zij dit zei werd een schuife
lende stap in de hal gehoord en de oude
Sapley kwam binnen.'
„Wie is daar?" zei hij met zijn heesche
stem.
Harling stapte op hem toe.
„Het is juffrouw Sartoris, mijnheer
Sapley. „Juffrouw Sartoris en haar vriend-
din, mijn dochter."
De oude Sapley bleef stokstijf staan
en zijn scherpe oogjes keken van den
een naar den ander, allen verbaasd aan
ziende.
„Mijnheer Mordaunt 1" zei hij tot den
butler. „Mijnheer MordauntHij is in
de bibliotheek." Toen wendde hij zich
tot Claire „Blij u weer te zien, juffrouw
Sartoris, U bent zeker teruggekomen om
een of ander voorstel te doen, niet waar
Of bent u alleen maar eens uw oude wo
ning komen kijken? Heel aangenaam,
dat u ons nog eens bezoekt. Van harte
welkom ook uw vriendin. Gaat u
zitten."
Maar Claire bleef staan en keek strak
voor zich. Zij was zeer bleek. Waarom,
vroeg zij zichzelf af, hadden haar anders
toch zoo vriendelijke vrienden, haar deze
vernedering doen ondergaan 1
De deur werd geopend en Mordaunt
trad binnen. Zelfs in dit oogenblik schrik
te Claire van zijn gezicht, waarop een
uitdrukking van groote wanhoop lag,
alsof hij er een voorgevoel van had, dat
het geluk zich van hem ging afwenden.
„Juffrouw Sartoris riep hij uit met
een geforceerde glimlach om de lippen.
„Dat is een aangename verrassing Wan
neer bentu gekomen Waarom hebt u
ons geen bericht gestuurd van uw komst
Uw kamer en die voor uw vriendin,
Zouden dan gereed geweest zijn." Hij
keek van den een naar den ander, alsof
hij heel verheugd was met het bezoek.
Claire sloeg de oogen op.
„Ik ben onverwacht, en zonder het
eigenlijk zelf te willen gekomen, mijn
heer Mordaunt," zei ze. „Ik zal hier ook
niet blijven...."
„O, maar...." zei liij.
Maar zijn vader viel hem met een
heeschen lach in de rede.
„Wat beteekent dit toch allemaal?"
riep hij uit. „Daar steekt toch zeker iets
achter de een of andere strik. Wat
het ook is, voor den dag er mee. Juf
frouw Sartoris zou hier kort geleden nog
met open armen zijn ontvangen, toen wij
haar een overeenkomst aanboden. Maar
sedert zijn de omstandigheden .veran
derd. Court Regina is niet langer haar
eigendom, en
„Neemt u me niet kwalijk," zei Har
ling, „dat is toch een zonderlinge ver
gissing voor iemand die zich rechtsge
leerde noemt, zooals u, mijnheer Sapley.
Mag ik u er even aan herinneren, dat de
opzegtermijn nog niet verstreken is en
dat juffrouw Sartoris zich dus in haar
eigen huis bevindt en de eenige meesteres
van Court Regina is."
„Neen, neen," mompelde Claire, „toe
laten we gaan Ik heb het kasteel al
lang aan mijnheer Sapley gelaten."
„Ik verzoek je vriendelijk, lieve, je
mond te houden en deze zaak aan mij
over te laten," zei Harling beslist, maar
vriendelijk. Toen wendde hij zich weer
tot den ouden man „Heb ik gelijk óf
niet
De oude Sapley keek hem aan.
„Strikt genomen, ja," zei hij, „maar
juffrouw Sartoris heeft zelf...."
„Hebt u eenig stuk waarin zij zegt af
stand te doen? Niet? Juffrouw Sartoris
is een vrouw en was hulpeloos en zonder
vrienden. Nu is dat veranderd. Nu heeft
zij wèl vrienden. Ik heb en ik wil wel
bekennen, zonder dat zij er iets van wist
mij zelf de eer gegund, om als haar vriend
en raadsman handelend op te treden. En
ik zeg, dat zij volkomen het recht heeft,
om haar eigen kasteel te bewonen/'
„Dat heeft ze zeker riep Mordaunt
uit. „En mijn vader en ik zijn verheugd te
vernemen, dat zij dat wil doen. Wij heb
ben hier onzen intrek genomen, omdat
wij het beter vonden, dat het kasteel
niet leeg bleef staan
„Houd je mond 1" riep de oude Sapley
uit, „dat is allemaal maar flauwe non
sens Wat is de bedoeling van haar
komst en van dat meesteres spelen, wan
neer zij toch weet, dat zij over enkele
weken hier weer vandaan moet
„Waarom vroeg Harling doodleuk.
„Waarom krijschte de oude Sapley.
„Waarom Dat weet u heel goed, mijn
heer Harling Zij kan de hypotheek niet
aflossen en daarom moet ze gaan
„Neemt u me niet kwalijk," zei Har
ling, „maar juffrouw Sartoris is bereid
de hypotheek af te lossen 1"
„Wat zei de oude Sapley en, den
mond wijd geopend, keek hij Harling
met stekende oogen aan. Toen lachte hij
hel op. „Vertelt u dat aan uw grootje,"
zei hij. „Aflossen 1 Nou nog mooier 1"
Maar Mordaunt had Harling scherp
aan gezien en begon de waarheid te ver
moeden.
„Het zou beter zijn het aan uw advokaat
te zeggen niet waar, als u tenminste niet
voor u zelf optreedt wat nogal onge
woon zou zijn vindt u niet?" zei Harling.
„Niettemin ben ik zoo vrij u mee te dee-
len, dat juffrouw Sartoris bereid is, uw
vorderingen te voldoen, zoodra u die
maar zult willen formuleeren. Hier is
wat ik u zei op schrift hij legde een
brief op tafel en hier is een brief van
de Londen en Westminster Bank, waarin
wordt gezegd, dat zij haar cheque tot
het vereischte bedrag, of zelfs tot een
veel hooger, zullen honoreeren." En hij
legde den brief naast den anderen.
NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFD
STUK.
De oude Sapley sprong op de brieven
toe, maar toen hij ze in zijn handen
had, keek hij er naar, alsof hij het ver
mogen om ze te lezen verloren had. Zijn
vaal gelaat werd nog bleeker en zijn mond
ging beurtelings open en dicht. Toen
uitte hij een kreet een kreet, zoo vol
van teleurstelling dat zelfs Claire bijna
medelijden met hem kreeg. Toen hij
zich, wankelend, aan de tafel vastgreep,
liep Mordaunt op hem toe, die de brieven
uit zijn hand nam, ze zorgvuldig las en
toen tot Harling zei
„In orde Zijn stem was nauwelijks
hoorbaar. Zich tot Claire wendend, die
Harling in de uiterste verbazing stond
aan te staren, zei hij „Juffrouw Sarto
ris, u hebt gewonnen u hebt ons gesla
gen 1" Hij haalde de schouders op en cm
zijn dunne lippen verscheen een glim
lach. „Dat is nu eenmaal de krijgskans.
In onze laatste ontmoeting waren wij de
overwinnaars, nu zijn wij de overwonne
nen. Mijnheer Harling heeft gelijk u
bent tjog steeds de meesteres van Court
Regina en wij" zijn gelaat werd rood
van vernedering en woede wij zijn
indringersWe zullen het kasteel on
middellijk verlaten. Kom mee, vader
Hij legde de hand op den schouder
van den ouden man, die langzaam het
hoofd oprichtte en hem wezenloos aan
keek. Toen kwam er een uitdrukking
van voldoening op zijn bleeke gelaat en
hij schudde van het lachen.
„Meester van Court Regina hè Mor
dy mompelde hij. „Eindelijk van mij
eindelijk Dat is een feestdag voor ons
Mordy. De Hoogwelgeboren heer Mor
daunt Sapley, lid van het parlement voor
West Downshire. De Hoogwelgeboren
heer Mordaunt Sapley van Court Regi
na
Allen luisterden naar hem, steeds
meer begrijpend. Begreep hij den toe
stand niet, of had de teleurstelling hem
zulk een schok gegeven, dat hij krank
zinnig geworden was
„Waar wacht zij op, Mordy?" vroeg
hij met zijn kraakstem, zijn bevende
vinger op Claire richtend. „Waarom zeg
je haar niét, dat ze gaan moet. Kom,
ze is niets in de wereld en niet goed ge
noeg voor jou Jij zal trouwen met een
meisje uit den hoogen adel...."
Mordaunt greep hem bij den arm en
trok hem met geweld mee.
„Kom mee," zei hij heesch.
Claire kwam een paar stappen naar
voren.
„Neen, neenzei ze, medelijdend,
„laat hem blijven...."
Maar Mordaunt keerde zich tot haar
als een in het nauw gedreven wolf.
„Watriep hij uit, haar zijn tanden
toonend. „Uw gastvrijheid aannemen?
Zóó laag zijn wij dan toch nog niet ge
zonken, juffrouw Sartoris Ik zou liever
sterven, dan onder dit dak blijven
nu het uw dak is 1 Bewaar uw medelijden
maar voor die er behoefte aan hebben.
Wij zijn niet langer uw bedienden
uw bedienden 1" Hij lachte verachtelijk.
„Wij beschouwen on3 als uw gelijken.
„Wij willen de bezitting onmiddellijk ver
laten. Kom, vader 1" En zijn arm door
dien van zijn vader stekend, trok hij
den ouden man als het ware de kamer
uit.
Toen zij in de hall kwamen, wachtte
hen nog een nieuwe vernedering. Dienst
boden weten alles wat er met hun mees
ters en meesteressen gebeurt, bijna even
vlug als zij zelf. Misschien had er een
aan de deur geluisterd de oude Sap
ley had luid genoeg gesproken, om ge
hoord te kunnen worden of hoe dan
ook, maar in elk geval was de hall vol
personeel en allen keken vader en zoon,
toen zij het salon uitkwamen, nieuws
gierig aan.
Mordaunt keek van terzijde naar hen.
„Mijn vader's jas en hoed 1" zei hij
uit de hoogte. „Bestel een rijtuig Ver
vloekt 1 Waarom staan jelui ons daar
zoo aan te gapen
„O, we zullen wel haast maken, mijn
heer Mordaunt," zei de butler. „Het
is het eerste bevel van u, dat wij graag
uitvoeren. De spullen van den oude,
James en kijk goed uit, dat hij niet de ver
keerde meeneemt."
Mordaunt griste ze den lakei uit de.
handen en trok zijn vader de jas aan.
„Waar gaan we heen Mordy Ik wil
niet weg zeurde de oude Sapley.
„Houd je mond snauwde Mor
daunt.
De bedienden verlieten langzamerhand
de hall weer en even later na een wer
kelijk ongelooflijk korten tijd.kwam
.iii nestelde rijtuig voor en Mordaunt
droeg er zijn vader in. Toen het portier
gesloten werd uitte de oude man een
scherpe wanhoopskreet.
Het drietal dat in het salon was achter
gebleven, 'keek elkaar enkele oogen-
blikken zwijgend aan toen zei Claire
tot Harling
„Ik begrijp van wat hier gebeurt nog
niet veel," zei ze, met een stem, trillende
van aandoening. „Is het waar Hebt
u al dat geld voor mij betaald Maar
dat kan ik toch niet aannemen Ik ben
u heel, heel dankbaar het is bijna
ongelooflijk, dat iemand zoo edelmoedig
kan zijn, maar ik zou het niet kunnen
aannemen. Toe, vraagt u het mij niet
Harling vatte haar handen en leidde
haar naar een stoel.
„Lieve," zei hij vriendelijk, zooals
een vader tot zijn dochter spreekt, „ver
tel me dat allemaal morgen maar, als u
gerust hebt en u vertrouwd gemaakt
hebt met de verandering die er in uw
lot is gekomen. En laat mij u de verze
kering geven, dat u mij werkelijk ver
driet zou doen, als u in uw trots mij be
rooft van de grootste voldoening, die
mijn geld mij tot nog toe heeft verschaft.
Maar u hebt een te goed hart om dat te
doen is 't niet, Grace
„Ja," antwoordde Grace, „en veel te
fijngevoelig. Heusch, Claire-lief, je kent
mijn vader nog niet, anders zou je we
ten dat, als hij eenmaal iets in den zin
heeft, al de vrouwen ter wereld samen
er hem niet van zouden kunnen terug
houden. Bovendien ja, vader, ik moet
het wel zeggen ls hij zoo afschuwelijk
rijk, dat ik veronderstel, dat dit geld
voor hem maar een bagatel...."
„Ho, ho, lieve," zei de oude man,
alsof hij zich schaamde. „Het zal ons
niet heelemaal ruïneeren, juffrouw Sar
toris. En, om u nu maar meteen de volle
waarheid te zeggen, wat ik gedaan heb,
deed ik, om mijn eigen oogmerken ge
makkelijker te kunnen bereiken, en u
doet het beste af te wachten wat die oog
merken zijn, alvorens u een woord van
dank uit. Dank Ik zal dankbaar moeten
zijn, zooals u wel zult bemerken. En la
ten we er nu maar niet meer over spreken
ten minste vanavond niet. Vergeet u
nu maar, dat u het kasteel ooit verlaten
hebt en tracht er u in te denken, dat wij
voor een paar dagen uw gasten zijn
als u ons hebben wilt. En, lieve juffrouw
Sartoris, het klinkt wel een beetje grof,
maar ik heb een schrikkelijken honger 1"
Bijna op hetzelfde oogenblik kwam
de butler binnen.