llJ Ui VOOR DE FI ;tiiiiiii[iiniiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi:iiiiiiinii!iiiiiiii:niniiiiiininin' ;iiii:n:iiiiiiiimniniiiiininii«j HET VERBORGEN SCHILDERIJ UIT DE r MOPPENTROMMEL NUMMER 8 DERDE JAARGANG 1923 i l NAAR CHARLES GARVICE DOOR A. T. I I 'grond viel. In één oogenblik was ik omringd door een aantal mannen, met revolvers gewa pend. Hun opgewondenheid was niet minder dan de mijne, do ze verminder de aanmerkelijk, toen ze bemerkten, dat ik alleen was. Ik werd een kamer bin nengebracht en was gedwongen in hun midden plaats te nemen. Het gezelschap bestond uit veertien leden, waaronder twee vrouwen. Aan het hoofd van ten lange tafel, waarop een groote -de hand g -...iderd was, nam de langste, waarschijnlijk het hoofd, of de president van de partij, plaats. Hij was de eerste die sprak. „Ik behoef u niet te herinneren broeders en zusters over wien wij spra ken, toen we in de rede gevallen werden. Het is van geen nut te vragen of onze onverwachte bezoeker onze belangrijke opmerkingen gehoord heeft. Het is voldoende te weten, dat hij ze gehoord kan hebben en dat hij voor eeuwig het stilzwijgen er over zal dienen te bewaren. Er is maar één enkele manier, waarop dat stilzwijgen verzekerd kan worden. Een koude rilling ging mij door het li chaam, toen ik den wreeden Nihilist bet vonnis, hetwelk ik niet anders dan als mijn doodvonnis beschouwde, hoorde uit spreken, Mijn tong kleefde aan n ijn ver hemelte, zoodat ik niet in staat was een woord te uiten. Ik zag de tafel rond, ho pende op één gelaat slechts medelijden te lezen, helaas, neen. Ten laatste was ik in slaat te spreken. Ik verklaarde, dat ik bij toeval w.s bin nengekomen en weinig of niets gehoord had en dat ik reeds alles vergeten was Buitendien ik had machtige vrienden, die een onderzoek naar mij zouden instellen. Ongetwijfeld, zei de president, is het hard, dat ge zulk een kleine dwaling zoo duur zult moeten betalen. Doch indien ge de onmetelijke belangen in oogen- schouw neemt, die op het spel staan, zult ge moeten erkennen, dat we niet anders doen kunnen om uw stilzwijgen te verze keren. De man was een tijger gelijk. Ik v«as bijna wanhopig, toen een onverwachte advocaat te mijnen gunste optrad. Het was de jongste van de beide vrou wen. Ik geloof, mijnheer de president, zei ze, dat ik iels anders weet. De jonge man kan zijn straf ontkomen door een der onzen te worden. Debat. Met meerderheid van stemmen werd het voorstel aangenomen. Ik zou dus den eed moeten doen en daarmede zou het afgeloopen zijn. Doch ik had te haastig geoordeeld, zooals ge zien zult. De bezigheden werden vervolgd. Tot mijn afschuw werd beslist, dat generaal Gribanoff, een officier uit het Russische leger, gevonnist zou worden. Weer was de president voor bloedvergieten. Dezen keer had zijn meening de overhand. Dc generaal wordt ter dood veroor deeld. Nu dit bepaald is, sprak de president opgeruimd, rest ons het punt van uitvoe ring. Wie onzer zal de eer hebben het vonnis te voltrekken? We zullen op de gewone manier beslissen. Nu werden vijftien kaarten in de doos gelegd en de jongste der vrouwen mijn advocaat gaf ze rond. Ik was de laat ste. Terwijl ze mij de kaart overhandig de, straalde een onbeschrijfelijk droef geestig licht uit haar oogen. Mijn kaart droeg het ongeluksgetal no. 13. Een rilling ging door mij heen. Ik zag den president vragend aan. Hij beantwoordde mijn blik. Het noodlot heeft beschikt, dat gij de uitvoerder zijn zult. Zes maanden wor den u gegeven. Denk niet, dat gij uw taak ontkomen kunt. Het is gevaarlijker voor u ongehoorzaam te zijn dan te vol brengen. Onze vrienden bevinden zich overal. Wanneer ze zich aan u bekend willen maken, knijpen ze u in den arm zoo! De vergadering scheen geëindigd, toen een man, die tot nog toe gezwegen had, op harden, onpleizierigen toon zeide: Gij behoeft den heer Egerton hij wist mijn naam! volstrekt niet aan zijn gehoorzaamheid te herinneren. Hij weet welke straf zijn vriend Stroginskoff on derging. Zóó sterven alle verraders van de Roode Hand! Ik kende de zoekende oogen, hun vreeselijke uitdrukking. Ik keek hem op lettend aan en herkende het onheilspel lend gelaat, dat ik een jaar geleden in Londen gezien had, den nacht, waarin Strogingskoff vermoord werd. Den volgenden dag vroeg ik mi} af, hoe Ik de uitvoering van mijn vreeselijke zen ding zou ontloopen. Ik bad natuurlijk geen plan haar ten uitvoer te brengen, doch ik wist, dat hef moeilijk zou zijn het niet te doen en tegelijkertijd mijn ei gen straf te ontloopen Stroginskoff met al zijn invloed was niet in staat geweest zijn straf te ontko men en zijn dood was nooit gewroken ge worden. Hoe machtig moest een gezel schap zijn, dat de hoogste machten van Rusland en Engeland kon tarten! Mijn tweede gedachte was meer aanmoedi gend. Ik had nog zes maanden den tijd. Ik liet de dagen voorbijgaan, totdat ik aan het gezelschap als aan een mythe begon te denken en mijn avontuur als een droom beschouwde. Doch eens op een morgen lag er een brief op mijn ontbijttafel. Toen ik hem operiUe, vond ik er een reepje grijs pa pier in, waarop een roode hand stond afgedrukt en deze woorden geschreven: 3 Mei. Nommer 13. Denk aan Strogins koff, Het was geen droom, doch de afschu welijke werkelijkheid. Mijn hospita wist niets van den brief. Hoe hij op mijn ontbijttafel kwam, bleef een geheim. In den avond verliet ik mijn kamers en ging naar een ander gedeelte van de stad, waar ik mij zooveel mogelijk schuil hield. Verder besloot ik per boot naar een minder gevaarlijk land te gaan. Ik was voornemens naar Leith te ver trekken. Daar zou ik veilig zijn en ik wenschte mijzelf reeds geluk. De boot zou in den avond vertrekken en dus wandelde ik, zoodra het donker gewor den was, naar de plaats van afvaart Ik had nog geen voet aan boord gezet, toen ik mij in den arm voelde knijpen. Ik kende dien kneep. Ik zag om, verwach tende mijn vijand, den president te zien. Doch hij was het niet. Deze scheen een jonge man. Mijnheer Egerton, zei hij op zachten toon met een droevig accent, het is on- noodig aan boord te gaan. De Roode Hand heeft ook in Schotland haar vrien den. Ik was verwonderd, want ik l^ad het onmogelijk gedacht nu nog in botsing te komen, na alles zoo zorgvuldig in orde te hebben gebracht. Ik kon slechts de droevige stem van den jongen man vol gen- Toen wij terugkwamen op mijn ka mers, zei mijn metgezel: Mijnheer Egerton, ik zal openhartig met u spreken, lk hen ook een lid van de gehate Roode Hand en was tegen woordig op dien noodlottigen derden Mei, doch niet in deze vermomming. O! nu herkent u mij. Ja, ik ben het werkelijk, Leila Gendt. pie mij van den dood redde! Ik kan u nooit genoeg danken. Ach, kon ik u maar helpen. Doch we zijn beiden werktuigen in de handen van het gezelschap. Ik kan niets voor mijzelf, noch voor u doen. We leven slechts om te gehoorzamen. Ze ging, mij aan mijzelf, en mijn ge dachten overlatende. Ik dacht aan de bleeke schoonheid van baar gelaat en de droevige muziek harer stem. Verscheidene weken naderhand deed ik een tweede poging om te ontsnappen. Dezen keer gelukte het mij Berlijn te bereiken. Doch toen ik triomfantelijk den trein verliet, voelde ik een-kneep in mijn arm en hoorde ik mij in het oor fluiste ren: Denk aan Stroginskoff! Het was de man, die scheel keek. Overweldigd door wanhoop en angst, bevond ik mij weer in St. Petersburg, Het was nutteloos tegen het noodlot te Strijden. Ik schikte mij in mijn vreeselijk lot. De laatste dagen van genade gingen snel voorbij. Het was 31 October en -den 3 November zou ik verslag van mijn zen ding moeten doen. Den 2en November stond ik vermoeid en koorstachtig op. Ik besloot een wandeling te gaan doen; toen ik de rotsen bereikt had, bleef ik op een afstand staan, keek zeewaarts, land waarts en stadwaarts. Er lag een stoom boot voor suiker, de Vixen. Vermoeid van de wandeling zette ik mij neer en be merkte op eenige meters afstand tets, dat aan kwam drijven. Het was een men- schelijke gedaante, een lijk. Was zijn boot omgeslagen en had hij jammerlijk den dood gevonden-.of? wie zal bet zeg- gen? Droevig keerde ik mij om. Er kwam iemand achter mij aan; bet was Leila, als man verkleed. Wat moet er van u worden, riep ze ontdaan-uit. Hebt u geen plannen? Mor gen is 't de derde. Ik zeide haar, dat ik voornemens was mij tot het wettelijk gezag te wenden. Van geen nutf gilde ze. Ze zouden eenigen onzer leden vatten en terecht stellen wellicht, d#ch uw dood zou stel- lig volgen. In dat geval, hernam ik, moet ik mijn lot met gelatenheid tegemoet zien. Ik ben geen moordenaar. Haar gelaat klaarde op. Ik weel iets, riep ze uit. Deze doode, één uwer landgenooten, waarom zoudt ge niet sterven en hij leven? Laat de heer Egerton verdronken zijn en draagt gij zijn naam. zoolang als het u goeddunkt. Terstond begreep ik haar. Ik droeg het lichaam achter de rotsen en ofschoon het verre van aangenaam was, verwisselde ik zijn kleederen met de mijne. Neem uw notitieboekje. Schrijf op een van de bladen: Ik ben mijn bestaan en het bédrog moede. Ik zoek vergetelheid. Laat niemand om mijn dood treuren. Hebt ge dat? Teeken het met uw eigen naam George Egerton, en steek het boek je in den jaszak van den doode. En nu. mijnheer Egerton, vaarwel. Ik zal uw dood verklaren. Ge moet ter stond aan boord van de Vixen gaan. Het zal geen moeilijkheid opleveren, want ik alleen sla u gade vandaag. Vaarwel, ik zal u nooit wederzien. Leila, liefste Leila, riep ik uit. Gij hebt mij het leven gered. Help mij nu ook ge lukkig maken. Wordt mijn vrouw en kom naar mij toe, zoodra ik veilig mijn land bereikt neb. Met haar antwoord maakte ze mij den gelukkigsten mensch ter wereld. Ik ver trok en Het haar bij het lijk achter. Ik haastte mij naar de Vixen en ging scheep. Toen ik Engeland bereikt had, schreef ik I.eila en daar zij geen zending van de Roode Hand te volbrengen had en niet onder toezicht stond, kwam ze terstond over en werd mijn vrouw. Als ik de zaak van die zijde beschouw, betreur ik mijn aanraking met de Roo de Hand geenszins. Uit de nieuwsbladen vernam ik dat graaf Gribanoff door een verschrikkelij- ken, geheimzinnigen dood, zes maanden nadat ik St. Petersburg verlaten had, omk\ i KUNSTKRITIEK. De ouders van een schoone, wier por tret door een artist geschilderd is, beoor- deelen het kunstproduct, dat werkelijk goed is. Mama „De neus schijnt mij te.... ik weet niet wat...." De artist maar niet goed strijkt zijn penseel over den neus in kwestie en vraagt„Is het nu goed Mama „O., prachtig Nu gelijkt het perfekt 1" Papa (die het nooit eens is) „Ik ge-> loof, dat u nu juist de geheele schilderij bedorven heeft." Het penseel van den schilder en ook de schilderij waren volkomen droog dat noemt men kunstkritiek DE SABELHOUW. Frederik de Groote zeg bij een revue een grenadier, die het litteeken van een sabelhouw over de wang had. De koning in een kwade luim zijnde, vroeg, in welke kroeg hij dien houw bekomen had. Vertoornd antwoordde de soldaat „Bij Collin, Sire, toen uwe Majesteit het ge lag betaalde." DE PROFESSOR - HAARSNIJDER. De beroemde professor Buttmann ging altijd in het lichtgrijs gekleed. Vroeger droegen de kappers ook een lichtgrijze kleeding, wegens het poeier, en in den tijd van Buttmann was dit ook nog zoo. Eens stond Buttmann in zijn lichtgrijs pak aan zijn deur, toen een vreemdeling op hem toetrad en hem vroeg of hij hem het haar wilde snijden. Buttmann ver klaarde zich terstond oereid, ging met den man naar zijn papierschaar en knipte hem het haar af. Toen hij gedaan had, ging de kaalgeknipte vreemdeling voor den spiegel staan en riep den vermeenden haar-kunstenaar toe „Wat zie ik er uit En wil jij je nog wel een kapper noemen „Dat zou mij niet in de gedachten komen," atwoordde Buttmann zeer vrien delijk, „ik ben professor Buttmann." TROOST. Baron van Schrapenberg geeft een sou per. Onder de gasten bevindt er zich een die niet van adel is, de referendaris van Rinkelen. Toen deze aan tafel plaats wilde nemen, riep de Barones van Puffelen angstig, „hemel, we zijn met ons dertie nen 1" „Stel u gerust, Mevrouw, zei de gast heer, mijnheer de referendaris is immers niet van adel." GERUSTSTELLEND. (Kareltje heeft met een schaar uit de pa pieren zijns vaders figuren geknipt.) Vader „Karei, wat doe je daar aan mijn bureau Je raakt toch niet aan mijn papieren Karei „Neen, pa, ik neem alleen maar wat beschreven is." GEVOEL VAN EIGENWAARDE. Twee jongelieden geraken in een he vige woordenwisseling. „Weet je niet wie ik ben vroeg de eene. „Neenantwoordde de andere. „Nu dan zal ik 't je zeggen, mijn oom is de generaal van Pompernikkel." LAKONIEK. „Karei Smith," zoo meldt een Ameri- kaansch dagblad, „trachtte gisteren aver de rails te springen, toen de sneltrein in volle vaart het station binnenreed. Smith kwam er gelukkig nog over, slecht zijn linkerbeen bleef op de rails achter." KATHEDER- WIJSHEID. 't Is niet genoeg edel te zijn, men moet ook edel denken. In Italië worden de zeldzaamste boeken bij duizenden exem plaren verkocht. De Romeinen be schouwden hun bondgenooten als ver overde provinciën. EEN MERKWAARDIG HOUTEN BEEN. In een signalement van een voortvluch tige misdadiger, dat onlangs in een Duitsch blad te lezen was, stond onder de rubriek, „Bizondere kenteekens" het linkerbeen is van hout en spreekt het platduitsch dialect." SARCASTISCH. Een koopman wil een winkel huren. De eigenaar van een huis vraagt hem 2000 gulden huur. Is er een sta' bij vroeg de koopman. „Houdt u dan paard en rijtuig is de wedervraaag van den eigenaar. „Dat juist niet," sprak de eerste glim- lachend, „maar de stal zou kunnen dienen voor den ezel, die u dien prijs wil betalen." GELIJK. Een advocaat zat aan het middagmaal toen er een landbouwer binnenkwam, die hem om raad vroeg in een geschil, dat hij met een zijner buren had. „U hebt gelijk," zei de advocaat. Nauwelijks was de landbouwer ver trokken of diens buurman kwam den advocaat over dezelfde zaak raadplegen doch stelde de zaak eenigszins anders voor. „U hebt gelijk," zei de advocaat, „dat is meer dan duidelijk." Toen ook deze cliënt vertrokken was; zei de echtgenoote van den rechtsgeleerde, „Maar beste man, beiden kunnen toch geen gelijk hebben. Als de een gelijk heeft dan moet de andere immers ongelijk hebben „En jij hebt ook gelijk," zei de advo caat, die maakte dat hij spoedig uit de voeten kwam. EEN LOTGENOOT Mama beknort haar achtjarigen Zoon, omdat hij met een brandende sigaar uit school gekomen is. Nadat zij gespro ken heeft, gaat de hoopvolle zoon naar zijn vader en zegt „Papa, nu verbiedt Mama ons het rooken. TWIJFEL. Heer. (tot een dame in den spoorwa gen) „Veroorlooft u mij, dat ik in uw te genwoordigheid een havanna rook Dame „Als het werkelijk een havanna is, heb ik er niets tegen." VOOR DE RECHTBANK. President„Bij het eerste verhoor hebt u een gansch andere verklaring afgelegd." Beschuldigde„Zeer juist, mijnheer de president, ik zeg nooit tweemaal het zelfde, dat vind ik te vervelend." SARCASME. Korporaal (tegen een recruut) „Drom mels, hoe dikwijls moet ik het zeggen, 't hoofd omhoog Waarom kijk je naar het gras, heb je soms nog niet ont beten?" WBÊÊÊÊk1 arcei J «SMS jj HUISKAMER XXII Intusschen had Grace verbaasd en bewonderend rondgekeken. In den loop van het gesprek, dat natuurlijk gevolgd was op Grace's ontdekking, dat Gerald. Claire liefhad, had Grace het een en an der van het leven van haar vriendin ver nomen, maar ze had toch niet verwacht, dat het huis, dat Claire verloren had, zoo groot en imposant was, „Was dit jouw huis, Claire riep ze uit. „O, hoe heb je het kunnen verdragen, het te verliezen En waarom heeft vader ons hier gebracht? Vertelde hij het ons maar. Maar dat is het hem juist hij kan altijd zoo geheimzinnig doen. Ik brand van nieuwsgierigheid." Ze zei dit fluisterend, toen de butler hen naar hét kleine salon voerde. „Ik zal aanstonds het vuur laten aan maken, juffrouw en een der meisjes bij u j sturen. „Neen, neen," zei Claire streng en be slist, „ik zal hier niet blijven." Terwijl zij dit zei werd een schuife lende stap in de hal gehoord en de oude Sapley kwam binnen.' „Wie is daar?" zei hij met zijn heesche stem. Harling stapte op hem toe. „Het is juffrouw Sartoris, mijnheer Sapley. „Juffrouw Sartoris en haar vriend- din, mijn dochter." De oude Sapley bleef stokstijf staan en zijn scherpe oogjes keken van den een naar den ander, allen verbaasd aan ziende. „Mijnheer Mordaunt 1" zei hij tot den butler. „Mijnheer MordauntHij is in de bibliotheek." Toen wendde hij zich tot Claire „Blij u weer te zien, juffrouw Sartoris, U bent zeker teruggekomen om een of ander voorstel te doen, niet waar Of bent u alleen maar eens uw oude wo ning komen kijken? Heel aangenaam, dat u ons nog eens bezoekt. Van harte welkom ook uw vriendin. Gaat u zitten." Maar Claire bleef staan en keek strak voor zich. Zij was zeer bleek. Waarom, vroeg zij zichzelf af, hadden haar anders toch zoo vriendelijke vrienden, haar deze vernedering doen ondergaan 1 De deur werd geopend en Mordaunt trad binnen. Zelfs in dit oogenblik schrik te Claire van zijn gezicht, waarop een uitdrukking van groote wanhoop lag, alsof hij er een voorgevoel van had, dat het geluk zich van hem ging afwenden. „Juffrouw Sartoris riep hij uit met een geforceerde glimlach om de lippen. „Dat is een aangename verrassing Wan neer bentu gekomen Waarom hebt u ons geen bericht gestuurd van uw komst Uw kamer en die voor uw vriendin, Zouden dan gereed geweest zijn." Hij keek van den een naar den ander, alsof hij heel verheugd was met het bezoek. Claire sloeg de oogen op. „Ik ben onverwacht, en zonder het eigenlijk zelf te willen gekomen, mijn heer Mordaunt," zei ze. „Ik zal hier ook niet blijven...." „O, maar...." zei liij. Maar zijn vader viel hem met een heeschen lach in de rede. „Wat beteekent dit toch allemaal?" riep hij uit. „Daar steekt toch zeker iets achter de een of andere strik. Wat het ook is, voor den dag er mee. Juf frouw Sartoris zou hier kort geleden nog met open armen zijn ontvangen, toen wij haar een overeenkomst aanboden. Maar sedert zijn de omstandigheden .veran derd. Court Regina is niet langer haar eigendom, en „Neemt u me niet kwalijk," zei Har ling, „dat is toch een zonderlinge ver gissing voor iemand die zich rechtsge leerde noemt, zooals u, mijnheer Sapley. Mag ik u er even aan herinneren, dat de opzegtermijn nog niet verstreken is en dat juffrouw Sartoris zich dus in haar eigen huis bevindt en de eenige meesteres van Court Regina is." „Neen, neen," mompelde Claire, „toe laten we gaan Ik heb het kasteel al lang aan mijnheer Sapley gelaten." „Ik verzoek je vriendelijk, lieve, je mond te houden en deze zaak aan mij over te laten," zei Harling beslist, maar vriendelijk. Toen wendde hij zich weer tot den ouden man „Heb ik gelijk óf niet De oude Sapley keek hem aan. „Strikt genomen, ja," zei hij, „maar juffrouw Sartoris heeft zelf...." „Hebt u eenig stuk waarin zij zegt af stand te doen? Niet? Juffrouw Sartoris is een vrouw en was hulpeloos en zonder vrienden. Nu is dat veranderd. Nu heeft zij wèl vrienden. Ik heb en ik wil wel bekennen, zonder dat zij er iets van wist mij zelf de eer gegund, om als haar vriend en raadsman handelend op te treden. En ik zeg, dat zij volkomen het recht heeft, om haar eigen kasteel te bewonen/' „Dat heeft ze zeker riep Mordaunt uit. „En mijn vader en ik zijn verheugd te vernemen, dat zij dat wil doen. Wij heb ben hier onzen intrek genomen, omdat wij het beter vonden, dat het kasteel niet leeg bleef staan „Houd je mond 1" riep de oude Sapley uit, „dat is allemaal maar flauwe non sens Wat is de bedoeling van haar komst en van dat meesteres spelen, wan neer zij toch weet, dat zij over enkele weken hier weer vandaan moet „Waarom vroeg Harling doodleuk. „Waarom krijschte de oude Sapley. „Waarom Dat weet u heel goed, mijn heer Harling Zij kan de hypotheek niet aflossen en daarom moet ze gaan „Neemt u me niet kwalijk," zei Har ling, „maar juffrouw Sartoris is bereid de hypotheek af te lossen 1" „Wat zei de oude Sapley en, den mond wijd geopend, keek hij Harling met stekende oogen aan. Toen lachte hij hel op. „Vertelt u dat aan uw grootje," zei hij. „Aflossen 1 Nou nog mooier 1" Maar Mordaunt had Harling scherp aan gezien en begon de waarheid te ver moeden. „Het zou beter zijn het aan uw advokaat te zeggen niet waar, als u tenminste niet voor u zelf optreedt wat nogal onge woon zou zijn vindt u niet?" zei Harling. „Niettemin ben ik zoo vrij u mee te dee- len, dat juffrouw Sartoris bereid is, uw vorderingen te voldoen, zoodra u die maar zult willen formuleeren. Hier is wat ik u zei op schrift hij legde een brief op tafel en hier is een brief van de Londen en Westminster Bank, waarin wordt gezegd, dat zij haar cheque tot het vereischte bedrag, of zelfs tot een veel hooger, zullen honoreeren." En hij legde den brief naast den anderen. NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFD STUK. De oude Sapley sprong op de brieven toe, maar toen hij ze in zijn handen had, keek hij er naar, alsof hij het ver mogen om ze te lezen verloren had. Zijn vaal gelaat werd nog bleeker en zijn mond ging beurtelings open en dicht. Toen uitte hij een kreet een kreet, zoo vol van teleurstelling dat zelfs Claire bijna medelijden met hem kreeg. Toen hij zich, wankelend, aan de tafel vastgreep, liep Mordaunt op hem toe, die de brieven uit zijn hand nam, ze zorgvuldig las en toen tot Harling zei „In orde Zijn stem was nauwelijks hoorbaar. Zich tot Claire wendend, die Harling in de uiterste verbazing stond aan te staren, zei hij „Juffrouw Sarto ris, u hebt gewonnen u hebt ons gesla gen 1" Hij haalde de schouders op en cm zijn dunne lippen verscheen een glim lach. „Dat is nu eenmaal de krijgskans. In onze laatste ontmoeting waren wij de overwinnaars, nu zijn wij de overwonne nen. Mijnheer Harling heeft gelijk u bent tjog steeds de meesteres van Court Regina en wij" zijn gelaat werd rood van vernedering en woede wij zijn indringersWe zullen het kasteel on middellijk verlaten. Kom mee, vader Hij legde de hand op den schouder van den ouden man, die langzaam het hoofd oprichtte en hem wezenloos aan keek. Toen kwam er een uitdrukking van voldoening op zijn bleeke gelaat en hij schudde van het lachen. „Meester van Court Regina hè Mor dy mompelde hij. „Eindelijk van mij eindelijk Dat is een feestdag voor ons Mordy. De Hoogwelgeboren heer Mor daunt Sapley, lid van het parlement voor West Downshire. De Hoogwelgeboren heer Mordaunt Sapley van Court Regi na Allen luisterden naar hem, steeds meer begrijpend. Begreep hij den toe stand niet, of had de teleurstelling hem zulk een schok gegeven, dat hij krank zinnig geworden was „Waar wacht zij op, Mordy?" vroeg hij met zijn kraakstem, zijn bevende vinger op Claire richtend. „Waarom zeg je haar niét, dat ze gaan moet. Kom, ze is niets in de wereld en niet goed ge noeg voor jou Jij zal trouwen met een meisje uit den hoogen adel...." Mordaunt greep hem bij den arm en trok hem met geweld mee. „Kom mee," zei hij heesch. Claire kwam een paar stappen naar voren. „Neen, neenzei ze, medelijdend, „laat hem blijven...." Maar Mordaunt keerde zich tot haar als een in het nauw gedreven wolf. „Watriep hij uit, haar zijn tanden toonend. „Uw gastvrijheid aannemen? Zóó laag zijn wij dan toch nog niet ge zonken, juffrouw Sartoris Ik zou liever sterven, dan onder dit dak blijven nu het uw dak is 1 Bewaar uw medelijden maar voor die er behoefte aan hebben. Wij zijn niet langer uw bedienden uw bedienden 1" Hij lachte verachtelijk. „Wij beschouwen on3 als uw gelijken. „Wij willen de bezitting onmiddellijk ver laten. Kom, vader 1" En zijn arm door dien van zijn vader stekend, trok hij den ouden man als het ware de kamer uit. Toen zij in de hall kwamen, wachtte hen nog een nieuwe vernedering. Dienst boden weten alles wat er met hun mees ters en meesteressen gebeurt, bijna even vlug als zij zelf. Misschien had er een aan de deur geluisterd de oude Sap ley had luid genoeg gesproken, om ge hoord te kunnen worden of hoe dan ook, maar in elk geval was de hall vol personeel en allen keken vader en zoon, toen zij het salon uitkwamen, nieuws gierig aan. Mordaunt keek van terzijde naar hen. „Mijn vader's jas en hoed 1" zei hij uit de hoogte. „Bestel een rijtuig Ver vloekt 1 Waarom staan jelui ons daar zoo aan te gapen „O, we zullen wel haast maken, mijn heer Mordaunt," zei de butler. „Het is het eerste bevel van u, dat wij graag uitvoeren. De spullen van den oude, James en kijk goed uit, dat hij niet de ver keerde meeneemt." Mordaunt griste ze den lakei uit de. handen en trok zijn vader de jas aan. „Waar gaan we heen Mordy Ik wil niet weg zeurde de oude Sapley. „Houd je mond snauwde Mor daunt. De bedienden verlieten langzamerhand de hall weer en even later na een wer kelijk ongelooflijk korten tijd.kwam .iii nestelde rijtuig voor en Mordaunt droeg er zijn vader in. Toen het portier gesloten werd uitte de oude man een scherpe wanhoopskreet. Het drietal dat in het salon was achter gebleven, 'keek elkaar enkele oogen- blikken zwijgend aan toen zei Claire tot Harling „Ik begrijp van wat hier gebeurt nog niet veel," zei ze, met een stem, trillende van aandoening. „Is het waar Hebt u al dat geld voor mij betaald Maar dat kan ik toch niet aannemen Ik ben u heel, heel dankbaar het is bijna ongelooflijk, dat iemand zoo edelmoedig kan zijn, maar ik zou het niet kunnen aannemen. Toe, vraagt u het mij niet Harling vatte haar handen en leidde haar naar een stoel. „Lieve," zei hij vriendelijk, zooals een vader tot zijn dochter spreekt, „ver tel me dat allemaal morgen maar, als u gerust hebt en u vertrouwd gemaakt hebt met de verandering die er in uw lot is gekomen. En laat mij u de verze kering geven, dat u mij werkelijk ver driet zou doen, als u in uw trots mij be rooft van de grootste voldoening, die mijn geld mij tot nog toe heeft verschaft. Maar u hebt een te goed hart om dat te doen is 't niet, Grace „Ja," antwoordde Grace, „en veel te fijngevoelig. Heusch, Claire-lief, je kent mijn vader nog niet, anders zou je we ten dat, als hij eenmaal iets in den zin heeft, al de vrouwen ter wereld samen er hem niet van zouden kunnen terug houden. Bovendien ja, vader, ik moet het wel zeggen ls hij zoo afschuwelijk rijk, dat ik veronderstel, dat dit geld voor hem maar een bagatel...." „Ho, ho, lieve," zei de oude man, alsof hij zich schaamde. „Het zal ons niet heelemaal ruïneeren, juffrouw Sar toris. En, om u nu maar meteen de volle waarheid te zeggen, wat ik gedaan heb, deed ik, om mijn eigen oogmerken ge makkelijker te kunnen bereiken, en u doet het beste af te wachten wat die oog merken zijn, alvorens u een woord van dank uit. Dank Ik zal dankbaar moeten zijn, zooals u wel zult bemerken. En la ten we er nu maar niet meer over spreken ten minste vanavond niet. Vergeet u nu maar, dat u het kasteel ooit verlaten hebt en tracht er u in te denken, dat wij voor een paar dagen uw gasten zijn als u ons hebben wilt. En, lieve juffrouw Sartoris, het klinkt wel een beetje grof, maar ik heb een schrikkelijken honger 1" Bijna op hetzelfde oogenblik kwam de butler binnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 11