BUITENLAND
BINNENLAND
Tweede Bl&d
10 September 1923
Van Alles en van Overal.
BIRRERLARDSCH RIEBWS.
KLATERGOUD.
Het Grieksch-Italiaansch conflict; de tekst der nota van den Crezan-
tenraad aan Griekenland; een misrekening van Italië? De houding van
Nederland en Denemarken. Een nieuw conflict te Patros. De ramp
in Japan en de internationale toestand. Spoedig einde van het Roercon
flict? Een artikel van Hugo Stinnes; de Duitschers moeten minstens tien
uur per dag arbeiden.
Onder de TelegrammenItalië gaat accoord met de nota van den Gezan-
tenraad; ook Griekenland aanvaardt de eischen. Er wordt een Duitsche
nota aan Frankrijk en België verwacht. Weer een rede van Poinearé;
frankrijk wil positieve panden en geen waarborgen op papier.
HET STANDPUNT DER NEDERLANDSCHE
DELEGATIE.
De Haarlemsche Katholieke»
dag op !l September a.s.
Gods wonderlijke wegen,
FEUILLETON
10.
De jubileumfeesten te Amsterdam.
Amsterdam, 8 September.
Dat was vandaag wat anders dan gisteren!
Toen op het IJ alles grauw en triestig, nu,
op den Amste! alles overstroomd door zon
negloed en tintelend van kleur en leven. Het
was èen schitterend feest, dat van „de Hoop"
en in korten tijd werd aan de vorstelijke
gasten, die op het eenvoudig versierde bor
des van het clubgebouw van „De Hoop"
hadden plaats genomen, groote verscheiden
heid geboden.
Een wedstrijd in vierriemsgieken, een
zwemwedstrijd voor dames en een voor hee-
ren, een achtriems-wedstrijd, een bloemen
corso van versierde vaartuigjes, een demon
stratie in motor-plaining en tot slot een cha
rade van vaartuigen, die op karakteristieke
wijze een feit op politiek, historisch of fan
tastisch gebied te zien gaven.
Stel je vqor, dat het ook dezen dag ge
regend had, wat zou er dan van dit alles
zijn terecht gekomen!! Maar nuHet
was een lust voor de oogen, die talrijke,
kwistig met bloemen versierde bootjes, daar
op het in de zon tintelende water te zien
voortbewegen en de Koningin en de Prin
ses en ook Prins Hendrik genoten er zicht
baar van.
Prinses Juliana had wel het meest schik
in de motor-plaining-demonstratie.
Wat dat is?
Een aantal motorbootjes lagen aan den
start gereed, alle achter zich aansleepend
jen vierkante plank, waarop een man in
zWemkostuum lag. Eensklaps werden de
motoren aangezet en met zeer groote snel
heid kliefden de bootjes het water. Het door
de schroef opgestuwde water kwam onder
de planken, waarop de mannen, zich vast
houdend aan een touw, op dc wijze van de
teugels van een paard aan de plank beves
tigd, nu rechtop stonden, zoodat ze scheer
den over het water, springend en dansend
op de golven van den wild bewogen
Amste!, Een kranig stukje, om op zoo'n
wiegelende plank het evenwicht te bewaren.
De meesten hielden het echter geruimen tijd
uit, maar het slot was toch, dat ze allen
in het water plonsden.
Werkelijk, een uiterst vermakelijke ver
tooning en het is te begrijpen, dat vooral
dit nummer de Prinses een opgetogen
applaus ontlokte.
Muntte dit nummer uit door het koddige,
het aardige der vertooning, zooals ik al zei,
de andere nummers waren een lust voor
de oogen.
Trouwens, onder de duizenden toeschou
wers, die op schuiten en langs den wal het
feest bijwoonden, was er niet één, die niet
opgetogen was over hetgeen er getboden
werd.
En kon het ook anders? Alles, letterlijk
alles werkte mee, om iets moois tot stand
te brengen: De fraai versierde bootjes, de
wil der deelnemers om aan de Koningin het
beste te laten zien wat zij konden, de op
gewekte feeststemming die alle aanwezigen
bezielde en niet het minst de zon, zonder
welke alle goede wil, alle degelijke voorbe
reiding, alle feestvreugde weinig zou hebben
vermocht.
Dit waterfeest was het laatste nummer
van het overrijke programma dat de Konin
gin gedurende de feestweek werd geboden
en dit slot was waarlijk niet het minste.
Nog een rijtoer door de stad en daarmede
was het uit,
Officieel ten minste.
De Koningin zelf heeft echter het pro-
pramma nog uitgebreid en wel op een wijze,
die uiterst sympathiek genoemd mag
worden.
In allerlei buurten der stad was de Ko
ningin gedurende de feestdagen geweest,
alleen de overkant van het IJ met de schil
derachtige nieuwe stadsbuurten was niet
bezocht. Het feestcomité voor dat stads
gedeelte, hetzelfde dat er ook alle jaren het
feest op Koninginnedag organiseert, had de
stoute schoenen aangetrokken en recht
streeks aan de Koningin zelf verzocht, ook
een uurtje voor „den overkant" beschikbaar
te stellen.
En.de Koningin deed het. Hoezeer
ook haar tijd bezet was, ze wilde het ver
zoek niet weigeren en zij zal er geen spijt
van gehad hebben,
Eerst om zes uur was H. M, van den
Amstel vertrokken, en reeds om zeven uur
reed zij alweer van het Paleis uit. Die toe
vallig op den Dam waren begrepen er niets
van, eerst om 8 uur toch zou de terugtocht
naar de residentie aanvaard worden en
die tegen dien tijd op den Dam kwamen,
extra gekomen veelal, om de Vorstin nog
eens voor het laatst te zien, waren teleur
gesteld.
Maar daartegenover waren de duizenden,
die aan den anderen kant van het IJ wonen,
opgetogen, toen ze daar kort na zevenen
den koninklijken stoet met de IJ-pont naar
hun buurt zagen komen. Eerst op het laat
ste oogenblik was het bekend geworden,
dat de Koningin zou komen, maar toch was
er nog een feestelijk tintje gegeven aan
de ontvangst. Kindertjes in het wit, allen
met een oranje-vlaggetje zwaaiend, stonden
langs den weg geschaard en het koor der
St. Rita-kerk zong de Koningin het Domine
salvam ïac reginam nostram toe, welke
zang de Vorstin zichtbaar ontroerde.
Toen de tocht door de tuinstraten van
de Vogelwijk. Het kon slechts een kort
bezoek zijn, om acht uur moest de reis
naar Den Haag aanvaard worden, maar
hoe kort ook, ik ben er zeker van, dat het
bezoek aan deze mooie en schilderachtige
nieuwe buurt van Amsterdam en de geest
drift, waarmede Zij er ontvangen werd,
voor de Koningin tot de aangenaamste her
inneringen zullen behooren van haar jubi
leum-viering in de hoofdstad.
De overkant was het laatste wat de
Vorstelijke Familie van Amsterdam zag,
want vandaar werd rechtstreeks naar het
station gereden.
En nu is het uit.
De feesten zijn afgeloopen en Amsterdam
kan met trots op de jubileum-week terug
zien.
Geen enkele wanklank is er gehoord en
aan het oordeelkundige optreden der politie
mag wel een extra woord van hulde gebracht
worden.
Het is waar, Donderdagavond zijn er op
het Leidscheplein een groot aantal menschen
in het gedrang flauw gevallen en er zijn na
tuurlijk dadelijk enkele op sensatie beluste
journalisten geweest, die dit feit hebben
aangegrepen, om 'weer eens lekker op de
politie te hakken.
En mogelijk had de politie hier, als ze an
dere maatregelen had genomen dan ze nam,
het onaangename incident kunnen voorko
men, of tot kleinere afmetingen beperken
ik wil daar niet over oordeelen.
Maar gesteld dat het zoo is, mag dan om
dit eene geval uit het oog worden verloren,
dat de politie er met bovenraenschelijke in
spanning en met buitengewone tact, in is ge
slaagd er voor te zorgen, dat niet één enkel
ernstig ongeluk is voorgekomen.
Het is zoo gemakkelijk gezegd, de politie
had dit, of de politie had dat.
Maar wie gezien heeft, xooals ik het ge
durende deze feestweek telkens en telkens
weer heb kunnen waarnemen, hoe oogen-
schijnlijk gemakkelijk de politie voortdurend
de ontzaglijke menschenzee in bedwang wist
te houden, die kan niet nalaten haar een
pluim op den hoed te steken, ook al zou ze
dan in een enkel oogenblik gefaald hebben
wat trouwens nog te bewijzen is.
Oogenschijnlijk gemakkelijk, schreef ik,
want, al weet ik wel, dat het lang niet ge
makkelijk was, die slechts oppervlakkig
keek en die niet weet wat een Amsterdam-
sche volksmenigte is, moet wel den indruk
hebben gekregen, dat het „vanzelf" ging.
Dat is natuurlijk een pluim voor de lei
ding, zeer zeker, maar zelfs de beste lei
ding zou niets hebben kunnen uitwerken,
zonder de goedmoedigheid en den tact van
eiken politie-agent in het bizonder. Niet
tegenstaande hun uiterst zwaren dienst,
niettegenstaande het uiterste van hen ge
vergd moest worden, wisten de mannen hun
goed humeur te bewaren eij menig incident
je werd bezworen, menige al te heet ge
bakerde feestganger werd ontwapend, door
een kwinkslag of een goedmoedig woord
van een politie-agent.
Men kent de haast spreekwoordelijke uit
muntendheid van den Londenschen politie
agent.
Welnu, een collega ujt Londen, een dus
die weet wat de Londensche politie is en
kan, heeft mij zijn bewondering te kennen
gegeven voor het Amsterdamsche politie
korps, dat bij zulk een overweldigenden aan
drang van het in feeststemming verkeerende
publiek, zoo kranig en zoo kalm zijn taak
verrichtte.
Is er grootere lofspraak mogelijk?
ARTHUR TERVOOREN.
HET GRIEKSCH-ITALIAANSCH
CONFLICT.
De nota aan Griekenland,
In den aanvang der nota van de gezanten
conferentie wordt opgemerkt, dat nota is
genomen van het Grieksche antwoord op de
nota der gezantenconferentie over de moor
den 'bij Janina en meer in het bijzonder van
het feit, dat Griekenland op zich neemt om,
als zijn verantwoordelijkheid bewezen is,
alle schadevergoeding te aanvaarden welke
de conferentie rechtvaardig zal achten en
dat de Grieksche regeering voorstelt een
commissie van onderzoek te benoemen be
last met het bespoedigen van het zoeken
naar de misdadigers.
Overwegende in dit verband, zoo wordt
verder in de nota gezegd, dat de aanslag
van 27 Augustus er een was van beslist po-
litieken aard, dat hij gepleegd werd op
Grieksch gebied, dat de personen, die er het
slachtoffer van waren, belast waren met een
officieele zending door de gezantenconferen
tie, in overeenstemming met de Grieksche
regeering, die hun veiligheid moest verzeke
ren en dat de slachtoffers allen behoorden
fof de Italiaansche delegatie der commissie,
overwegende verder, dat een dergelijke
aanslag onder zulke omstandigheden ge
pleegd, rechtstreeks de verantwoordelijkheid
meebrengt van den staat, op wiens gebied
hij heeft plaats gehad, besluit de conferentie
van de Grieksche regeering de schadever
goedingen en sancties te eischen, die hier
onder worden genoemd.
lo. Verontschuldigingen zullen worden
aangeboden door de hoogste militaire auto
riteit aan de diplomatieke vertegenwoordi
gers te Athene der drie geallieerde mogend
heden, wier gedelegeerden deel uitmaken
van de grenscommissie;
2o. er zal te Athene een lijkdienst wor
den gehouden ter eere van de slachtoffers
in de Katholieke kathedraal in tegenwoor
digheid van alle leden der Grieksche regee
ring;
3o. op den dag der begrafenis zullen
oorlogsschepen der drie geallieerde mogend
heden na acht uur 's morgens voor Phaleron
verschijnen, waarbij een Italiaansche vloot-
divisie voorop vaart. De Grieksche vloot zal
de Italiaansche, de Britsche en de Fransche
vlag salueeren met 21 schoten voor elke
vlag. Daarna zullen de oorlogsschepen der
drie mogendheden voor Phaleron ankeren,
Het saluut zal schot voor schot worden be
antwoord door de geallieerde schepen on
middellijk na den lijkdienst, gedurende wel
ken de vlaggen der Grieksche vloot en van
de oorlogsschepen der drie geallieerde mo
gendheden halfstok zullen waaien.
4o. militaire eerbewijzen zullen door een
Grieksche vlootafdeeling met de vlag wor
den gebracht aan de lijken van de slachtof-
fers bij het aan boord brengen te Prevesa;
5o. de Grieksche regeering verbindt zich
om op de snelste wijze nasporingen te verze.
keren naar de verblijfplaats van de schuldi
gen en hen op voorbeeldige wijze te straf
fen;
6o. een speciale commissie bestaande uit
gedelegeerden van Frankrijk Groot-Britan-
nië, Italië en Japan, onder presidium van
den Japanschen gedelegeerde, zal toezicht
houden op het werk van het onderzoek, door
de Grieksche regeering in te stellen. Dit
onderzoek moet op zijn laatst op 27 Septem
ber 1923 zijn uitgevoerd. De commissie zal
volledige macht hebben om aan het onder
zoek deel te nemen en van de Grieksche
autoriteiten te eischen, over te gaan tot al
le aanvullende ondervragingen en onderzoek.
Zij zal haar rapport en conclusies bij de
Conferentie indienen. De Grieksche regee
ring zal op haar gebied aan de commissie
alle faciliteiten verleenen voor de vervulling
van haar taak en de kosten daarvan dragen.
De Conferentie zal de Albaansche regeering
uitnoodigen de noodige maatregelen te ne
men, om de commissie in staat te stellen
om zoo noodig Albaansch gebied te betre
den en daar in overleg met de Albaansche
autoriteiten over te gaan tot elk onderzoek,
dat de opsporing en de betraffing van de
schuldigen zou kunnen vergemakkelijken;
7o. de Grieksche regecring verbindt zich,
aan de Italiaansche regeering voor den
moord op haar gedelegeerden een schade
loosstelling te betalen, die het permanente
Hof van Internationale Justitie te Den Haag
in summier geding zal vaststellen op grond
van het rapport van de commissie. Dit rap
port zal aan het Hof van Justitie worden
gezonden door de Gezantenconferentie, ver
gezeld van haar opmerkingen. De Grieksche
regeering zal zonder verwijl bij wijze van
cautie bij de Zwitsersche nationale Bank een
om van 50 millioen Italiaansch lires depo-
neeren.
De Conferentie neemt kennis van het feit
dat de Italiaansche regeering bevestigt, dat
de bezetting van Korfoe en van de aangren
zende eilanden geen ander doel heeft dan de
verkrijging van voldoening aan de eischen,
die de regeering aan de Grieksche regeering
heeft gesteld, en van het feit, dat deze
eischen worden gedekt door de boven ge
formuleerde voorwaarden van de Conferentie
en noodigt de Grieksche regeering uit om
zonder verwijl gelijktijdig en afzonderlijk aan
elk der diplomatieke vertegenwoordigers te
Athene van de drie bovenvermelde mogend
heden de integrale aanvaarding van de vo
rengenoemde voorwaarden mede te deelen.
Te Londen wordt opgemerkt, dat de ge
stelde voorwaarden van het onderzoek naar
den moord en de vorm, waarin schadever
goedingen en bestraffingen van Grieken
land worden geëischt, nauw overeenstem
men met die, Donderdag door den Raad van
den Volkenbond geredigeerd.
De Gezantenconferentie heeft, de hoffe
lijkheid beantwoordend van den Raad van
den Volkenbond, die haar het procesverbaal
van de desbetreffende zitting toezond, den
tekst van boven weergegeven nota aan den
Volkenbond gezonden. Zij zegt daarbij, dat
de Conferentie met de grootste nauwgezet
heid de meeningen heeft bestudeerd, die de
verschillende leden van den Raad van den
Volkenbond hebben geuit en dankt den Raad
voor het feit, dat hij belangrijke elementen
ter overweging heeft verschaft.
Te Londen is men voldaan over het feit,
dat de Gezantenconferentie de vaststelling
van de door Griekenland te -betalen schade
loosstelling opdraagt aan het hof van inter
nationale justitie te Den Haag, hetwelk èen
schepping is van den Volkenbond.
Het standpunt der Nederlandsche delega
tie in zake bet Italiaansch-Grieksch conflict
is als volgt: Welke ook de verantwoordelijk
heid voor den moord in Epirus zij, uit inter
nationaal oogpunt zou het hoogst gevaarlijk
zijn indien hei nemen van een pand tusschen
naties gebruikelijk werd en welke ook d«
competentie van den Gezantenraad moge
zijn, de competentie van den Volkenbond is
naar de opvatting der Nederlandsche regee
ring niet aan twijiel onderhevig.
DE HOUDING VAN DENEMARKEN.
Zahle, de voorzitter der Deensche delega
tie in den Volkenbondsraad, heeft aan den
vertegenwoordiger van het Kopenhaagsche
blad „Berlingske Tidende" te Genève mede
gedeeld, dat de geruchten over -het waar
schijnlijke heengaan van de Deensche dele
gatie uit Genève, wanneer het Grieksch-
Italiaansche geschil niet door den Volken
bond wordt behandeld, geheel uit de lucht
gegrepen zijn.
EEN ITALIAANSCH CONSULAAT
VERBRAND.
Volgens bericht van de „Giornale d'Italia"
beb'ben Grieken het Italiaansche consulaat te
Patras in brand gestoken. De Italiaansche
kolonie zou hebben gereageerd. Er zouden
slachtoffers zijn.
DE NOTA VAN DEN VOLKENBOND.
Een bijeenkomst der geallieerde
gezanten te Parijs.
De geallieerde gezanten begaven zich
Zaterdagmiddag om zes uur naar het minis
terie van Buitenlandsche Zaken te Parijs,
waar zij een korte zitting hielden tot het
bestudeeren van de nota van den Volken
bond betreffende het geschil tusschen Grie
kenland en Italië.
DE COMPETENTIEKWESTIE.
De correspondenten te Genève melden, dat
het waarschijnlijk is dat, indien vandaag de
competentiekwestie in den Raad van den
Volkenbond besproken wordt, Italië alleen
de minderheid zal uitmaken. Er is eenige
twijfel geopperd aan het standpunt van den
Braziliaanschen gedelegeerde, doch hij heeft
thans, naar men verneemt, definitief ver
klaard, dat hij zich op het standpunt stelt,
dat de Raad competent is.
Over de beslissing van den Gezantenraad
oordeelt men te Genève niet eenstemmig.
Velen zijn zeer voldaan en iedereen gelooft,
dat het conflict op den goeden weg tot de
oplossing is; maar sommigen vinden, dat de
Gezantenraad den Volkenbond hoffelijk in
een hoek duwt. Overigens is niet de kwestie
der genoegdoening, doch de bezetting van
Korfoe, heigeen den Volkenbond het meest
interesseert, en men wacht nu met spanning
af, of na de waarschijnlijke aanneming van
de voorstellen van den Gezantenraad door
Griekenland, Italië tot ontruiming van Korfoe
zal overgaan, In dat geval achten sommigen
de zaak voor den Volkenbond afgedaan, ter
wijl anderen toch nog een afkeurend oordeel
over Italië's optreden wilden uitspreken.
De Jouvenel noemde de Italianen de impe
rialisten van den Volkenbond.
EEN MISREKENING VAN ITALIË?
De stemming aangaande de oplossing van
het Grieksch-Italiaansch geschil is veel op
timistischer, nu het duidelijk wordt, dat
Italië zich niet zal verzetten tegen een op
lossing, waarin de Raad van Ambassadeurs
de rol op zich neemt, die men oorspronkelijk
den Volkenbond zelf had toegedacht. Blijk
baar heeft men zich te Rome verrekend, al
dus wordt uit Londen gemeld; toen men
eenige dagen geleden aannam, dat zoo goed
als alle Latijnsche landen de zijde van Italië
in dit geschil zouden kiezen en dat het zoo
doende wellicht op den duur mogelijk zou
blijken, uit Italië, Frankrijk, Spanje, België,
Brazilië, Argentinië, Uruguay enz. een La-
tijnschen Volkenbond op te bouwen, die een
tegenwicht zou kunnen vormen tegen den
bestaanden Bond, waarin, naar men in de
Latijnsche landen vaak meent, de Angelsak
sen de hoofdrol spelen.
DE VOORZITTER VAN DE COMMISSIE
VAN CONTROLE.
Kolonel Tsjibonya, militair attaché van
Japan te Parijs, is door de Gezantenconfe
rentie aangewezen als president van de com
missie van controle in Griekenland.
EEN AANVAL VAN LLOYD GEORGE
OP MUSSOLINI.
In een bijdrage in de „Daily Telegraph"
valt Lloyd George Mussolini aan, evenals
de andere leidende figuren in Europa, die
het evangelie van de macht prediken. Hij
stelt de vraag, of men tegenover een krach
tig land op dezelfde wijze zou durven te
werk gaan als men in den jongsten tijd te
genover het ontwapend Duitschland en het
machtelooze Griekenland durft doen. Zou
Mussolini, zegt hij, Cotves durven bombar
deeren en Wight bezetten als toevallig eeni
ge Italiaansche officieren op Engelsch gebied
gedood waren?
DE RAMP IN JAPAN EN* DE INTER
NATIONALE TOESTAND.
Men verwacht te Londen dat de ramp die
Japan heeft getroffen niet zonder uitwerking
zal blijven op de a.s. Engelsche Rijksconfe
rentie, waar de quaestie der verdediging der
Dominions en de quaestie van den Stillen
Oceaan een groote plaats zouden hebben
ingenomen. Nu Japan althans voor eenige i
jaren nauwelijks meer als gevaarlijk mede
dinger op maritiem gebied kan worden be
schouwd en vermoedelijk langen tijd alle
beschikbare gelden zal noodig hebben voor
het herstel der geleden verliezen, wordt het
waarschijnlijk geacht dat de Britsche Re
geering evenals de premiers der Dominions
voorloopig hun verdedigingsplannen belang
rijk zullen kunnen beperken. Deze politiek,
die reeds terstond na het ongeluk door de
„Manchester Guardian" als wenschelijk is
aangeduid, zal natuurlijk door de Engelsche
zakenwereld worden toegejuicht, omdat
daardoor de a.s. uitgaven voor de defensie
o.a. in verband met de uitbreiding der
havenwerken te Singapore gevoegelijk
van het programma kunnen verdwijnen.
DE TOESTAND VAN LENIN.
In een zitting van de Moskousche Sovjet
heeft Kamenef medegedeeld, dat de gezond
heidstoestand van Lenin vooruitgaat, in en
kele opzichten zelfs in belangrijker mate
dan de geneesheeren hadden verwacht. Lenin
lijdt echter aan een zeer hardnekkige ziekte,
zoodat men veel geduld zal moeten hebben.
Hij moet zich veel in de open lucht ophou
den. Men hoopt echter, dat zijn gestel op
den duur de ziekte te boven zal komen.
DE AARDBEVING IN JAPAN.
Het Spaansche gezantschap.
Alba, de Spaansche minister van buiten
landsche zaken, heeft meegedeeld, dat het
personeel van het Spaansche gezantschap
en van het consulaat in veiligheid zijn, be
halve de militaire en de marine-attaché, wier
lot nog onbekend is. Het gebouw van het
gezantschap is echter afgebrand.
NAAR HET EINDE VAN DE ROERACTIE?
Naar de correspondent van het „Hbld." te
Berlijn uit betrouwbare bron verneemt, is
de Duitsche regeering thans tot het besluit
gekomen, met het oog op den ontzettend
moeilijken financieelen toestand van het rijk
de Roeractie zoo spoedig slechts eenigszins
mogelijk is te beëindigen. Zij zal daarom
een poging doen om in de eerste plaats met
Frankrijk en daarna ook met België en
Engeland tot onderhandelingen te komen.
Een onvoorwaardelijke capitulatie komt
echter voor de Duitsche regeering niet in
aanmerking; haar streven zal er veeleer op
gericht zijn, met Frankrijk in dien zin tot
overeenstemming te geraken, dat van Fran
sche zijde wordt afgezien van den eisch tot
staken van het lijdelijk verzet, waartegen
over Duitschland vérgaande concessies zou
doen, die de definitieve regeling van het
schadevergoedingsvraagstuk mogelijk zullen
maken. De Duitsche regeering is bereid, de
door Frankrijk te stellen materieele voor
waarden aan te nemen, al zijn ze nog zoo
hard en drukkend, onder voorwaarde, dat
Laten we toch de illusie prijsgeven dat de
wereld uit den chaos, welken zij zich schiep,
te redden zou zijn door een lot(jter mensche-
lijk instituut, waaraan geen enkel hooger
princiep ten grondslag ligt.
De door God gewilde orde te herstellen in
onze uit het lood geslagen menschenmaat-
schappij, zal slechts mogelijk zijn, indien de
menschheid zich meer leert richten naar de
hoogere christelijke beginselen van recht
vaardigheid en naastenliefde.
Wij kunnen dan ook als Katholieken in
deze onevenwichtige wereld beter niet doen
geen heilzamer werk verrichten voor heel de
samenleving, dan de christelijke rechtvaar
digheid en christelijke naastenliefde met hart
en ziel en doorde daad te propagee-
ren, omdat hierdoor de vaste lijn zal wor
den teruggevonden, waarlangs de wereld als
aan een draad van Ariadne uit den doolho:
des meest onontwarbare vraagstukken zat
kunnen geraken.
Op 11 September a.s, gaan wij deze chris
telijke beginselen wederom propageeren.
Op dien dag #men de Katholieken van
het uitgestrekte ocees te Hoorn bijeen om
zich daar te laten onderrichten in de les
van levenswijsheid, dat de onderlinge liefde
der menschen, de christelijke samenhoorig-
dat Duitschland, al moet het veel offers
brengen, een vrije toekomst tegemoet gaat.
Onaannemelijk zou zijn de afstand van
Duitsch gebied en het verlies van de staats-
souvereiniteit.
De correspondent meent juist te zijn in
gelicht, dat de Duitsche regeering in deze
richting reeds voorzichtig de voelhorens
heeft uitgestoken.
EEN ARTIKEL VAN HUGO STINNES
OVER DEN TOESTAND VAN HET RIJK.
De „D. Allg. Ztg." publiceert als hoofd
artikel een bijdrage van bijzondere zijde. De
vreeselijke toestand van het rijk, aldus
voegt de redactie er aan toe, heeft hier een
vooraanstaand persoon naar de pen doen
grijpen, wiens drukke werkzaamheden hem
anders niet toelaten in de pers het woord
te nemen. Wij meenen niet verkeerd te
doen, wanneer wij veronderstellen, dat deze
persoon niemand anders is dan de eigenaar
van de „D. Allg. Ztg" zelf, de heer Hugo
Stinnes, aldus wordt aan het „Hbld. uit
Berlijn geseind. In dit artikel wordt o.a. ge
zegd:
Het onderzoek van het „Carnegie Insti
tute of Economy", dat Duitschlands beta-
lingscapaciteit eerder nog te hoog aanslaat,
komt tot het resultaat, dat Duitschland eer,st
weer zal kunnen leven wanneer de export
grooter zal zijn dan de import, een toestand,
die eerst kan ontstaan bij een export van
14 milliard. Zoolang dus Duitschland niet
zijn door de Ruhrbezettlng gedaalden ex
port tot 14 milliard kan opvoeren en meer
dan 8 milliard meer exportartikelen fabri
ceert, zoolang kan de bevolking niet leven.
Wil het Duitsche volk leven, dan moet het
thans evenveel produceeren als vóór den
oorlog, niettegenstaande de verminderde
hoeveelheid grondstoffen en de vermindering
der bevolking; heeft het bovendien nog
schadevergoeding te betalen, dan moet het
aanzienlijk veel meer voor den export pro
duceeren dan vóór den oorlog. Wie bet
Duitsche volk wil wijsmaken, dat met de
belasting der z,g. bezittende klasse de
tegenwoordige buitengewoon gevaarlijke
toestand beëindigd kan worden, liegt zich
zelf en het Duitsche volk voor.
Het Duitsche volk moet minstens twee
uur langer per dag en met even groote in.
tensiteit werken als vóór den oorlog. Dit is
geen offer, dat van het arbeidende volk ge
vraagd wordt, maar het is het gebod van
den natuurlijken drang tot behoud. Wie
thans dit nog niet wil erkennen, is een
dwaas en benadeelt het Duitsche volk. Hij
vermoordt het volk, doordat hij den reeds
lang als een dwaling erkenden droom van
den achturendag in zijn partijleer wil hand
haven. Wij weten zeer goed, dat dit alleen
ons niet kan handhaven. Wij weten zeer
goed, dat dit alleen ons niet kan redden.
De politieke leiding van het Duitsche rijk
moet onverwijld met de Entente in onder
handeling treden om in een gemeenschap
pelijk onderzoek vast te stellen, wat behalve
de vermeerdering der productie en de ver
lenging van den arbeidstijd van het Duitsche
volk noodzakelijk is om Duitschland, Europa
en de wereld voor een anders onvermijde
lijke catastrofe te redden. Zulk een stap
zou geen teeken zijn van politieke zwak
heid; de Entente is er even erg aan toe als
wij. Het zou slechts de moed tot de waar
heid zijn.
zij definitief zullen worden vastgesteld en heid, een der steunpeilers is van de door God
gewilde maatschappij-orde.
Als wij strijders willen worden voor de
goede zaak van Christus, dan is dit onder
richt noodzakelijk, want willen wij anderen
voorgaan, dan dienen wij zelf geschoold te
zijn.
En welk rechtgeaard Katholiek zou er
geen strijder willen zijn voor Christus' zaak.
Eens weerklonk over onze lage landen de
kreet: „Op! voor de zaak van Christus' Ste
dehouder op aardel" En waar vond die kreet
een luider weerklank dan juist in „de Streek"
het land van Pieter de Jong, die te Monte
Libretti den heldendood gestorven is? Thans
weerklinkt andermaal een kreet: „Op" voor
Christus' zaak!"
Christus heeft strijders noodig, edele strij
ders om de wereld door de liefde te hervor
men, om de wereld door de liefde uit haat
en tweedracht terug te voeren naar den vre
de van Zijn Goddelijk Hart. En velen zullen
komen! Zij zullen komen in dichte drommen
en zich gaan scharen om hun beminden Bis
schop. En het woord, dat gesproken gaat
worden op dezen onvergetelijken dag zal
hen onderrichten en sterken voor den strijd,
dien wij ondernemen tegen alles wat tegen
Christus, onzen Koning, is; voor dien edelen,
vredelievender strijd, waarvan het einddoel
is de triomph der liefde over haat en twee
spalt in een wereld die alle liefde uitgeban
nen heeft.
SIR ROBERT HORNE OVER FRANK-
RIJK'S EISCHEN,
Op een bijeenkomst eener conservatieve
partij-afdeelinig verklaarde sir Robert Home
o. m., dat Poincaré's bewering, als zou En
geland zijn geallieerden vragen offers te
brengen, terwij] het die zelf niet brengt,
onjuist was. Frankrijk eischte het dubbele
van hetgeen waarop het aanspraak bad, in
dien zijn schulden werden afgetrokken van
de eischen volgens de overeengekomen
regeling. Engeland daarentegen eischte
slechts de helft van datgene, waarop het
reclit had. Men moet Engeland niet vragen
een onevenredig deel der oorlogslasten op
zich te nemen.
Het aantal Franscfoen, dat onderscheiden
is met het Legioen van Eer, moet, volgens
de Echo National, thans wel 122,000 bedra
gen. Volgens de laatste statistiek van de
groote kanselarij waren er op 1 Juni precies
121.286 van wie 56 grootkruizen, 356 groot
officieren, 2329 commandeurs, 16.365 offi
cieren en 102.180 ridders. Van deze men
schen waren er 91.345 als militairen gedeco
reerd.
In het eerste nummer van „De Protestant",
uitgekomen na het plotseling overlijden van
zijn redacteur, den heer D. Klerk, bij het
schrikkelijk ayto-ongeluk te St. Sauveur,
schrijft de redactie, die thans uit de heeren
dominees W. Baar, dr. Beerens en G. West-
mijse bestaat
„Wat zijn Gods wegen wonderlijk de ge
harnaste strijder voor het Protestantisme.
plots opgeroepen uit dit leven, en zijn ver
minkt lichaam is misschien onder roomsche
ceremoniën voorloopig ter aarde besteld, vei
van huis en veld van arbeid. Terwijl van
roomsche zijde zijn strijd miskend werd en
niet in het juiste licht gezien, is thans de Dood
als groote Verzoener gekomen, heeft priester-
gezang zijn stoffelijk overschot omruischt me
„requiescat in pace", heeft de wierook ge
kringeld, het wijwater gedruppeld."
BESTRIJDING VAN WERKLOOSHEID,
De te Doetinohem gedane pogingen om
werklooze arbeiders naar Frankrijk uit te
zenden, zijn mislukt. Op een enkele uit
zondering na bleken de betrokkenen niet
genegen van woonplaats te veranderen.
HET ITALIAANSCH-GRIEKSCHB,
CONFLICT.
Nederland en de Volkenbond
Uit Genève wordt gemeld, dat de Neder
landsche delegatie bij den Volkenbond ten
aanzien van het conflict tusschen Italië en
Griekenland het volgende standpunt in
neemt. De delegatie is van meening, dat het
afgescheiden van de verantwoordelijk
heid voor den moord bij Janina voor het
internationaal recht hoogst gevaarlijk zijn zou,
indien het nemen van panden bij eventueele
geschillen tot regel zou worden.
Wat de competentie van den Volkenbond in
de onderhavige kwestie betreft, de delegatie
meent dat deze wat ook de bevoegdheid
van den Gezantenraad moge zijn ontwijfel
baar vaststaat.
DE FINANCIE8LE POSITIE VAN NE»
INDIË.
In verband met de vlootwetplannen is m
den laatsten tijd dikwijls met bezorgdheid ge
sproken en geschreven over de Indische
financiën. Uit zeer betrouwbare brond ver
neemt de „Msb." dat de Indische financiën
er op het oogenblik niet ongunstig voor
staan; voor 1924 en 1925 wordt zelfs een
sluitende begrooting verwacht, een toestand,
dien we in lange jaren niet meer hebben ge
kend.
40.
In den loop van den dag kwam ook me
vrouw Urach nu en dan naar boven; zij had
een zwart krippen mutjse opgezet en was
feheel verlaten door dien kalmen, trotschen
geest, die, zooals zij altijd had geleerd, zich
juist in de dagen van zorg en moeite het
krachtigst moet vertoonen. Niets had zij dan
tranen en wanhopend handenwringen bij den
vreeselijken toestand, waar de bewoners
]er villa op eens in waren geraakt. Als de
laatste tip van den sleep der zwarte japon
uit de kamer verdwenen was, baalde Hen-
riette voor een oogenblik ruimer adem.
Op den morgen van den derden dag na de
treurige gebeurtenis rukte mevrouw Urach
plotseling de deur open van de roode werk
kamer en kwam met een krant in de hand
het vertrek binnen. Flora was juist bezig
adressen voor hare koffers te schrijven, zij
stond op en ging nieuwsgierig hare groot
mama tegemoet. De oude dame viel in een
leuningstoel neer.
„Mijn zeven duizend gulden!" steunde zij.
„Kind, kind, ik ben door den schurk bedro
gen, het beetje, dat ik had uit den bqedel
van mijn man, heeft hij mij ontstolen. 'Mijn
zeven duizend gulden, die ik bewaard en
liefgehad heb als
„Neen grootmama, blijf bij de waarheid,
zeg liever, de zeven duizend gulden, waar
mee gij even begeerlijk als lichtzinnig hebt
gespeculeerd," viel Flora haar met onver
biddelijke gestrengheid in de rede. „Ik heb
u wel gewaarschuwd. Maar ik werd uitge
lachen en bespot omdat ik er voor bedankte
mijn goede effecten ook eens in een specu
latie te wagen. Is de zaak waar gij uw geld
in hebt gestoken failliet gegaan?"
„Schrikkelijk! Schelmachtig! Daar lees! Ik
geloof dat ik geen honderd gulden over
houd," riep mevrouw Urach, terwijl zij wan
hopend de handen in elkander sloeg. „Een
ding begrijp ik niet," ging zij voort, terwijl
Flora het blad vluchtig doorlas. „De krant
zinspeelt op vroegere berichten; voor vier
of vijf dagen is de slag gevallen en Mau-
rits heeft er tiiets van geweten onbegrij
pelijk!"
„Zou dit ook met die weggebleven beurs-
krant in verband staan?"
„O! Gij denkt, dat Maurits mij dat ver
driet heeft' willen besparen, terwijl de brui
loft werd gevierd, en dat hij daarom het
blad heeft opgehouden? O, ja dat is het!
Hij had mij de schade zeker vergoed ik
vat het nu geheel hij had mij immers zelf
die speculatie aangeraden.... O, mijn God,
dat is een ingeving van boven. Desnoods
kan ik er een eed op doen, dat Maurits mij
die zaak heeft aangepraat. Zou ik op die
manier geen aanspraak kunnen maken op
schadeloosstelling uit de nalatenschap?"
Flora wierp het papier op de tafel; schoon
zij anders altijd gewoon was zonder eenige
verschooning te werk te gaan, was zij nu
toch een oogenblik verlegen, hoe zij, tegen
over zulk een dwaze verbeelding, baar ant
woord in zou richten. Zij had tot nu toe ge
zwegen, omdat zij zich overtuigd hield dat
een der goede vrienden spoedig genoeg de
taak op zich zou nemen alles naar waarheid
te vertellen, maar de goede vrienden waren
immers gisteren reeds geheel weggebleven;
er liet zich niemand meer zien van de dage-
lijksche bezoekers, nu moest zij het zelf wel
doen, wilde zij bij al het ongeluk ook nog
de schande niet beleven dot hare grootmama
zich, met hare onbegrijpelijke'onnoozelheid,
bij de geheele wereld bespottelijk maakte.
„Grootmama," zei ze met zachte stem,
terwijl zij hare hand op den arm der oude
lei, „vóórdat er iets kan worden bepaald
dient men wel te weten, hoe groot hier de
nalatenschap wezen zal."
„Och kind, zie maar eens rond, kijk eens
naar buiten, dan zult gij toch wel toestem
men, dat men er niets van zou merken, als
mijn zeven duizend gulden daar af werden
getrokken. Al is ook het kapitale vermogen,
waar Maurits mee werkte, geheel verloren,
wijl alle boeken en papieren in de lucht ge
vlogen zijn, de eigendommen en goederen,
die hij heeft nagelaten, vertegenwoordigen
nog altijd een bezitting van belang, een rijk
dom," een smartelijke zucht ontsnapte hare
borst, „waar ik God voor danken zou, als
ik maar op een deel er van aanspraak ma
ken kon."
Flora haalde de schouders op. „Wie weet,
of gij uwe aanspraak wel eens zoudt willen
laten gelden
Mevrouw Urach sprong op. „Zijt gij gek,
Flora! Hoe zwak ik ook op mijn voeten sta,
ik zou uren ver loopen, ik zou weken lang
hongeren en dorsten, ik zou aan mijn oogen
den slaap ontzeggen als ik daardoor den ti
tel van eenige erfgenaam kon verkrijgen.
Hoe is het mogelijk, dat het lot zoo echt
duivelsch, zoo valsch te werk kan gaan? Ik,
ik, die hier thuis ben, moet mij laten ver
wijderen uit dit huis, dat al zijn aristocra
tisch aanzien aan mij alleen te danken heeft,
en zij een onbekend, armoedig, oud schep
sel, dat nu nog, zonder iets van de zaak te
weten, kousen zit te stoppen voor de lui,
die het in haar geheele leven niet anders en
niet beter heeft gehad, zij zal zich hier ge
makkelijk in den boedel nederzetten."
„Maak u daar niet al te ongerust over,
grootmama! De tante van Maurits erft even
weinig als bij
„O, zijn er andere erfgenamen opgeko
men?"
„Ja de schuldeischers,"
Met een smartelijken kreet zonk mevrouw
Urach achterover in dc leuningstoel.
„Stil, ik bid u, maak geen opschudding,"
mompelde Flora. „Daar ginds in de keuken
zijn er die dat nog veel beter weten dan ik;
zij zijn van plan weg te gaan en het huis te
verlaten, als de ratten hejt zinkende schip.
Ik kan en mag u niet langer verzwijgen, boe
de zaken hier staan. Voor ons is het er om
te doen, dat wij goed bij de hand en op de
hoogte zijn, wanneer wij ten minste, als de
gefopten, niet door iedereen uitgelachen wil
len worden." Zij knoopte de zwarte banden
onder de kin der oude dame behoorlijk dicht
en streek het grijze haar, dat door de be
weging onder de muts uit gekomen was,
weer terecht. „Niemand mag u zoo zien,
grootmama," zei ze op strengen toon. „Zoo
spoedig mogelijk moeten wij ons bedaard en
fatsoenlijk aan de geheele zaak onttrekken
zij is te gemeen, te eerloos. Er bestaat
geen twijfel meer of de geheele ontploffing
was een daad van de uiterste wanhoop, rond
uit gezegd een schurkenstreek van Mau
rits!"
„De ellendeling! De schandelijke bedrie
ger!" riep mevrouw Urach, en opspringende
liep zij de kamer op en neer met een drift,
of zij een raderwerk in de oude voeten had
gekregen.
Flora wees naar het raam waar de ruiten
uit waren geslagen en dat met een zonne
blind was gesloten. „Denk er om dat men u
daar buiten kan hooren," waarschuwde zij.
„Sinds den vroegen morgen sluipen er deur
waarders en ik weet niet wat al ander volk,
om het huis rond. De opgewondenheid in de
stad moet verschrikkelijk zijn, want de men
schen zijn woedend geworden over hun ver
lies. Al wat hier in het laatste jaar gebruikt
is en dat is nog al zoo iets staat bij de
leveranciers te boek. De slager heeft zich
zelf hier in huis gewaagd, en op brufale ma
nier geëischt dat men u zou roepen, omdat
hij een woordje met u te spreken had. Hi,
heeft gezegd dat hij zijn best zal doen de
duizend gulden die men hem hier nog schul
dig is, van u te krijgen, wijl gij alles hebt la
ten bestellen. Hij was zelfs zoo onbeschaamd
aan mijne kamenier te zeggen, dat de dames
van den handelsraad ook mee hadden ge
geten, en dat zij dan ook mee konden beta
len."
„Bah! in welk een modderpoel stortte ons
dat armzalige wezen, die zich zelf lafhartig
uit de voeten maakte, riep mevrouw Urach
half stikkende van ergernis en toorn, ter
wijl zij zich van het venster verwijderde.
„Wat nu te doen! Wat zullen wij begin
nen," klaagde zij en wrong radeloos de han
den.
Wij moeten beginnen met alles in te pak
ken, wat ons van rechtswege toekomt en
dan weggaan, zoo wij ten minste niet willen
dat ons eigendom mee vergezeld wordt. Wij
zouden lang kunnen wachten eer men het
ons teruggaf."
Met een bitteren lach zag zij rond en ver
volgde;
„tk was juist van plan naar boven te gaan
en mijn uitzet in koffers en kisten te bergen.
Dan wil ik met de bedienden den inventaris
van de huishouding opmaken, en als gij zelve
de overgave niet wiit doen
„Nooit, in eeuwigheid nooit!"
„Nu dan kan de huishoudster zich daar
mee belasten; wij hebben reden genoeg om
ziek te zijn." Zij nam den sleutel van het
vertrek waar haar uitzet lag uit de schrijf-