BUITENLAND BINNENLAND Tweede Bl&d 10 September 1923 Van Alles en van Overal. BIRRERLARDSCH RIEBWS. KLATERGOUD. Het Grieksch-Italiaansch conflict; de tekst der nota van den Crezan- tenraad aan Griekenland; een misrekening van Italië? De houding van Nederland en Denemarken. Een nieuw conflict te Patros. De ramp in Japan en de internationale toestand. Spoedig einde van het Roercon flict? Een artikel van Hugo Stinnes; de Duitschers moeten minstens tien uur per dag arbeiden. Onder de TelegrammenItalië gaat accoord met de nota van den Gezan- tenraad; ook Griekenland aanvaardt de eischen. Er wordt een Duitsche nota aan Frankrijk en België verwacht. Weer een rede van Poinearé; frankrijk wil positieve panden en geen waarborgen op papier. HET STANDPUNT DER NEDERLANDSCHE DELEGATIE. De Haarlemsche Katholieke» dag op !l September a.s. Gods wonderlijke wegen, FEUILLETON 10. De jubileumfeesten te Amsterdam. Amsterdam, 8 September. Dat was vandaag wat anders dan gisteren! Toen op het IJ alles grauw en triestig, nu, op den Amste! alles overstroomd door zon negloed en tintelend van kleur en leven. Het was èen schitterend feest, dat van „de Hoop" en in korten tijd werd aan de vorstelijke gasten, die op het eenvoudig versierde bor des van het clubgebouw van „De Hoop" hadden plaats genomen, groote verscheiden heid geboden. Een wedstrijd in vierriemsgieken, een zwemwedstrijd voor dames en een voor hee- ren, een achtriems-wedstrijd, een bloemen corso van versierde vaartuigjes, een demon stratie in motor-plaining en tot slot een cha rade van vaartuigen, die op karakteristieke wijze een feit op politiek, historisch of fan tastisch gebied te zien gaven. Stel je vqor, dat het ook dezen dag ge regend had, wat zou er dan van dit alles zijn terecht gekomen!! Maar nuHet was een lust voor de oogen, die talrijke, kwistig met bloemen versierde bootjes, daar op het in de zon tintelende water te zien voortbewegen en de Koningin en de Prin ses en ook Prins Hendrik genoten er zicht baar van. Prinses Juliana had wel het meest schik in de motor-plaining-demonstratie. Wat dat is? Een aantal motorbootjes lagen aan den start gereed, alle achter zich aansleepend jen vierkante plank, waarop een man in zWemkostuum lag. Eensklaps werden de motoren aangezet en met zeer groote snel heid kliefden de bootjes het water. Het door de schroef opgestuwde water kwam onder de planken, waarop de mannen, zich vast houdend aan een touw, op dc wijze van de teugels van een paard aan de plank beves tigd, nu rechtop stonden, zoodat ze scheer den over het water, springend en dansend op de golven van den wild bewogen Amste!, Een kranig stukje, om op zoo'n wiegelende plank het evenwicht te bewaren. De meesten hielden het echter geruimen tijd uit, maar het slot was toch, dat ze allen in het water plonsden. Werkelijk, een uiterst vermakelijke ver tooning en het is te begrijpen, dat vooral dit nummer de Prinses een opgetogen applaus ontlokte. Muntte dit nummer uit door het koddige, het aardige der vertooning, zooals ik al zei, de andere nummers waren een lust voor de oogen. Trouwens, onder de duizenden toeschou wers, die op schuiten en langs den wal het feest bijwoonden, was er niet één, die niet opgetogen was over hetgeen er getboden werd. En kon het ook anders? Alles, letterlijk alles werkte mee, om iets moois tot stand te brengen: De fraai versierde bootjes, de wil der deelnemers om aan de Koningin het beste te laten zien wat zij konden, de op gewekte feeststemming die alle aanwezigen bezielde en niet het minst de zon, zonder welke alle goede wil, alle degelijke voorbe reiding, alle feestvreugde weinig zou hebben vermocht. Dit waterfeest was het laatste nummer van het overrijke programma dat de Konin gin gedurende de feestweek werd geboden en dit slot was waarlijk niet het minste. Nog een rijtoer door de stad en daarmede was het uit, Officieel ten minste. De Koningin zelf heeft echter het pro- pramma nog uitgebreid en wel op een wijze, die uiterst sympathiek genoemd mag worden. In allerlei buurten der stad was de Ko ningin gedurende de feestdagen geweest, alleen de overkant van het IJ met de schil derachtige nieuwe stadsbuurten was niet bezocht. Het feestcomité voor dat stads gedeelte, hetzelfde dat er ook alle jaren het feest op Koninginnedag organiseert, had de stoute schoenen aangetrokken en recht streeks aan de Koningin zelf verzocht, ook een uurtje voor „den overkant" beschikbaar te stellen. En.de Koningin deed het. Hoezeer ook haar tijd bezet was, ze wilde het ver zoek niet weigeren en zij zal er geen spijt van gehad hebben, Eerst om zes uur was H. M, van den Amstel vertrokken, en reeds om zeven uur reed zij alweer van het Paleis uit. Die toe vallig op den Dam waren begrepen er niets van, eerst om 8 uur toch zou de terugtocht naar de residentie aanvaard worden en die tegen dien tijd op den Dam kwamen, extra gekomen veelal, om de Vorstin nog eens voor het laatst te zien, waren teleur gesteld. Maar daartegenover waren de duizenden, die aan den anderen kant van het IJ wonen, opgetogen, toen ze daar kort na zevenen den koninklijken stoet met de IJ-pont naar hun buurt zagen komen. Eerst op het laat ste oogenblik was het bekend geworden, dat de Koningin zou komen, maar toch was er nog een feestelijk tintje gegeven aan de ontvangst. Kindertjes in het wit, allen met een oranje-vlaggetje zwaaiend, stonden langs den weg geschaard en het koor der St. Rita-kerk zong de Koningin het Domine salvam ïac reginam nostram toe, welke zang de Vorstin zichtbaar ontroerde. Toen de tocht door de tuinstraten van de Vogelwijk. Het kon slechts een kort bezoek zijn, om acht uur moest de reis naar Den Haag aanvaard worden, maar hoe kort ook, ik ben er zeker van, dat het bezoek aan deze mooie en schilderachtige nieuwe buurt van Amsterdam en de geest drift, waarmede Zij er ontvangen werd, voor de Koningin tot de aangenaamste her inneringen zullen behooren van haar jubi leum-viering in de hoofdstad. De overkant was het laatste wat de Vorstelijke Familie van Amsterdam zag, want vandaar werd rechtstreeks naar het station gereden. En nu is het uit. De feesten zijn afgeloopen en Amsterdam kan met trots op de jubileum-week terug zien. Geen enkele wanklank is er gehoord en aan het oordeelkundige optreden der politie mag wel een extra woord van hulde gebracht worden. Het is waar, Donderdagavond zijn er op het Leidscheplein een groot aantal menschen in het gedrang flauw gevallen en er zijn na tuurlijk dadelijk enkele op sensatie beluste journalisten geweest, die dit feit hebben aangegrepen, om 'weer eens lekker op de politie te hakken. En mogelijk had de politie hier, als ze an dere maatregelen had genomen dan ze nam, het onaangename incident kunnen voorko men, of tot kleinere afmetingen beperken ik wil daar niet over oordeelen. Maar gesteld dat het zoo is, mag dan om dit eene geval uit het oog worden verloren, dat de politie er met bovenraenschelijke in spanning en met buitengewone tact, in is ge slaagd er voor te zorgen, dat niet één enkel ernstig ongeluk is voorgekomen. Het is zoo gemakkelijk gezegd, de politie had dit, of de politie had dat. Maar wie gezien heeft, xooals ik het ge durende deze feestweek telkens en telkens weer heb kunnen waarnemen, hoe oogen- schijnlijk gemakkelijk de politie voortdurend de ontzaglijke menschenzee in bedwang wist te houden, die kan niet nalaten haar een pluim op den hoed te steken, ook al zou ze dan in een enkel oogenblik gefaald hebben wat trouwens nog te bewijzen is. Oogenschijnlijk gemakkelijk, schreef ik, want, al weet ik wel, dat het lang niet ge makkelijk was, die slechts oppervlakkig keek en die niet weet wat een Amsterdam- sche volksmenigte is, moet wel den indruk hebben gekregen, dat het „vanzelf" ging. Dat is natuurlijk een pluim voor de lei ding, zeer zeker, maar zelfs de beste lei ding zou niets hebben kunnen uitwerken, zonder de goedmoedigheid en den tact van eiken politie-agent in het bizonder. Niet tegenstaande hun uiterst zwaren dienst, niettegenstaande het uiterste van hen ge vergd moest worden, wisten de mannen hun goed humeur te bewaren eij menig incident je werd bezworen, menige al te heet ge bakerde feestganger werd ontwapend, door een kwinkslag of een goedmoedig woord van een politie-agent. Men kent de haast spreekwoordelijke uit muntendheid van den Londenschen politie agent. Welnu, een collega ujt Londen, een dus die weet wat de Londensche politie is en kan, heeft mij zijn bewondering te kennen gegeven voor het Amsterdamsche politie korps, dat bij zulk een overweldigenden aan drang van het in feeststemming verkeerende publiek, zoo kranig en zoo kalm zijn taak verrichtte. Is er grootere lofspraak mogelijk? ARTHUR TERVOOREN. HET GRIEKSCH-ITALIAANSCH CONFLICT. De nota aan Griekenland, In den aanvang der nota van de gezanten conferentie wordt opgemerkt, dat nota is genomen van het Grieksche antwoord op de nota der gezantenconferentie over de moor den 'bij Janina en meer in het bijzonder van het feit, dat Griekenland op zich neemt om, als zijn verantwoordelijkheid bewezen is, alle schadevergoeding te aanvaarden welke de conferentie rechtvaardig zal achten en dat de Grieksche regeering voorstelt een commissie van onderzoek te benoemen be last met het bespoedigen van het zoeken naar de misdadigers. Overwegende in dit verband, zoo wordt verder in de nota gezegd, dat de aanslag van 27 Augustus er een was van beslist po- litieken aard, dat hij gepleegd werd op Grieksch gebied, dat de personen, die er het slachtoffer van waren, belast waren met een officieele zending door de gezantenconferen tie, in overeenstemming met de Grieksche regeering, die hun veiligheid moest verzeke ren en dat de slachtoffers allen behoorden fof de Italiaansche delegatie der commissie, overwegende verder, dat een dergelijke aanslag onder zulke omstandigheden ge pleegd, rechtstreeks de verantwoordelijkheid meebrengt van den staat, op wiens gebied hij heeft plaats gehad, besluit de conferentie van de Grieksche regeering de schadever goedingen en sancties te eischen, die hier onder worden genoemd. lo. Verontschuldigingen zullen worden aangeboden door de hoogste militaire auto riteit aan de diplomatieke vertegenwoordi gers te Athene der drie geallieerde mogend heden, wier gedelegeerden deel uitmaken van de grenscommissie; 2o. er zal te Athene een lijkdienst wor den gehouden ter eere van de slachtoffers in de Katholieke kathedraal in tegenwoor digheid van alle leden der Grieksche regee ring; 3o. op den dag der begrafenis zullen oorlogsschepen der drie geallieerde mogend heden na acht uur 's morgens voor Phaleron verschijnen, waarbij een Italiaansche vloot- divisie voorop vaart. De Grieksche vloot zal de Italiaansche, de Britsche en de Fransche vlag salueeren met 21 schoten voor elke vlag. Daarna zullen de oorlogsschepen der drie mogendheden voor Phaleron ankeren, Het saluut zal schot voor schot worden be antwoord door de geallieerde schepen on middellijk na den lijkdienst, gedurende wel ken de vlaggen der Grieksche vloot en van de oorlogsschepen der drie geallieerde mo gendheden halfstok zullen waaien. 4o. militaire eerbewijzen zullen door een Grieksche vlootafdeeling met de vlag wor den gebracht aan de lijken van de slachtof- fers bij het aan boord brengen te Prevesa; 5o. de Grieksche regeering verbindt zich om op de snelste wijze nasporingen te verze. keren naar de verblijfplaats van de schuldi gen en hen op voorbeeldige wijze te straf fen; 6o. een speciale commissie bestaande uit gedelegeerden van Frankrijk Groot-Britan- nië, Italië en Japan, onder presidium van den Japanschen gedelegeerde, zal toezicht houden op het werk van het onderzoek, door de Grieksche regeering in te stellen. Dit onderzoek moet op zijn laatst op 27 Septem ber 1923 zijn uitgevoerd. De commissie zal volledige macht hebben om aan het onder zoek deel te nemen en van de Grieksche autoriteiten te eischen, over te gaan tot al le aanvullende ondervragingen en onderzoek. Zij zal haar rapport en conclusies bij de Conferentie indienen. De Grieksche regee ring zal op haar gebied aan de commissie alle faciliteiten verleenen voor de vervulling van haar taak en de kosten daarvan dragen. De Conferentie zal de Albaansche regeering uitnoodigen de noodige maatregelen te ne men, om de commissie in staat te stellen om zoo noodig Albaansch gebied te betre den en daar in overleg met de Albaansche autoriteiten over te gaan tot elk onderzoek, dat de opsporing en de betraffing van de schuldigen zou kunnen vergemakkelijken; 7o. de Grieksche regecring verbindt zich, aan de Italiaansche regeering voor den moord op haar gedelegeerden een schade loosstelling te betalen, die het permanente Hof van Internationale Justitie te Den Haag in summier geding zal vaststellen op grond van het rapport van de commissie. Dit rap port zal aan het Hof van Justitie worden gezonden door de Gezantenconferentie, ver gezeld van haar opmerkingen. De Grieksche regeering zal zonder verwijl bij wijze van cautie bij de Zwitsersche nationale Bank een om van 50 millioen Italiaansch lires depo- neeren. De Conferentie neemt kennis van het feit dat de Italiaansche regeering bevestigt, dat de bezetting van Korfoe en van de aangren zende eilanden geen ander doel heeft dan de verkrijging van voldoening aan de eischen, die de regeering aan de Grieksche regeering heeft gesteld, en van het feit, dat deze eischen worden gedekt door de boven ge formuleerde voorwaarden van de Conferentie en noodigt de Grieksche regeering uit om zonder verwijl gelijktijdig en afzonderlijk aan elk der diplomatieke vertegenwoordigers te Athene van de drie bovenvermelde mogend heden de integrale aanvaarding van de vo rengenoemde voorwaarden mede te deelen. Te Londen wordt opgemerkt, dat de ge stelde voorwaarden van het onderzoek naar den moord en de vorm, waarin schadever goedingen en bestraffingen van Grieken land worden geëischt, nauw overeenstem men met die, Donderdag door den Raad van den Volkenbond geredigeerd. De Gezantenconferentie heeft, de hoffe lijkheid beantwoordend van den Raad van den Volkenbond, die haar het procesverbaal van de desbetreffende zitting toezond, den tekst van boven weergegeven nota aan den Volkenbond gezonden. Zij zegt daarbij, dat de Conferentie met de grootste nauwgezet heid de meeningen heeft bestudeerd, die de verschillende leden van den Raad van den Volkenbond hebben geuit en dankt den Raad voor het feit, dat hij belangrijke elementen ter overweging heeft verschaft. Te Londen is men voldaan over het feit, dat de Gezantenconferentie de vaststelling van de door Griekenland te -betalen schade loosstelling opdraagt aan het hof van inter nationale justitie te Den Haag, hetwelk èen schepping is van den Volkenbond. Het standpunt der Nederlandsche delega tie in zake bet Italiaansch-Grieksch conflict is als volgt: Welke ook de verantwoordelijk heid voor den moord in Epirus zij, uit inter nationaal oogpunt zou het hoogst gevaarlijk zijn indien hei nemen van een pand tusschen naties gebruikelijk werd en welke ook d« competentie van den Gezantenraad moge zijn, de competentie van den Volkenbond is naar de opvatting der Nederlandsche regee ring niet aan twijiel onderhevig. DE HOUDING VAN DENEMARKEN. Zahle, de voorzitter der Deensche delega tie in den Volkenbondsraad, heeft aan den vertegenwoordiger van het Kopenhaagsche blad „Berlingske Tidende" te Genève mede gedeeld, dat de geruchten over -het waar schijnlijke heengaan van de Deensche dele gatie uit Genève, wanneer het Grieksch- Italiaansche geschil niet door den Volken bond wordt behandeld, geheel uit de lucht gegrepen zijn. EEN ITALIAANSCH CONSULAAT VERBRAND. Volgens bericht van de „Giornale d'Italia" beb'ben Grieken het Italiaansche consulaat te Patras in brand gestoken. De Italiaansche kolonie zou hebben gereageerd. Er zouden slachtoffers zijn. DE NOTA VAN DEN VOLKENBOND. Een bijeenkomst der geallieerde gezanten te Parijs. De geallieerde gezanten begaven zich Zaterdagmiddag om zes uur naar het minis terie van Buitenlandsche Zaken te Parijs, waar zij een korte zitting hielden tot het bestudeeren van de nota van den Volken bond betreffende het geschil tusschen Grie kenland en Italië. DE COMPETENTIEKWESTIE. De correspondenten te Genève melden, dat het waarschijnlijk is dat, indien vandaag de competentiekwestie in den Raad van den Volkenbond besproken wordt, Italië alleen de minderheid zal uitmaken. Er is eenige twijfel geopperd aan het standpunt van den Braziliaanschen gedelegeerde, doch hij heeft thans, naar men verneemt, definitief ver klaard, dat hij zich op het standpunt stelt, dat de Raad competent is. Over de beslissing van den Gezantenraad oordeelt men te Genève niet eenstemmig. Velen zijn zeer voldaan en iedereen gelooft, dat het conflict op den goeden weg tot de oplossing is; maar sommigen vinden, dat de Gezantenraad den Volkenbond hoffelijk in een hoek duwt. Overigens is niet de kwestie der genoegdoening, doch de bezetting van Korfoe, heigeen den Volkenbond het meest interesseert, en men wacht nu met spanning af, of na de waarschijnlijke aanneming van de voorstellen van den Gezantenraad door Griekenland, Italië tot ontruiming van Korfoe zal overgaan, In dat geval achten sommigen de zaak voor den Volkenbond afgedaan, ter wijl anderen toch nog een afkeurend oordeel over Italië's optreden wilden uitspreken. De Jouvenel noemde de Italianen de impe rialisten van den Volkenbond. EEN MISREKENING VAN ITALIË? De stemming aangaande de oplossing van het Grieksch-Italiaansch geschil is veel op timistischer, nu het duidelijk wordt, dat Italië zich niet zal verzetten tegen een op lossing, waarin de Raad van Ambassadeurs de rol op zich neemt, die men oorspronkelijk den Volkenbond zelf had toegedacht. Blijk baar heeft men zich te Rome verrekend, al dus wordt uit Londen gemeld; toen men eenige dagen geleden aannam, dat zoo goed als alle Latijnsche landen de zijde van Italië in dit geschil zouden kiezen en dat het zoo doende wellicht op den duur mogelijk zou blijken, uit Italië, Frankrijk, Spanje, België, Brazilië, Argentinië, Uruguay enz. een La- tijnschen Volkenbond op te bouwen, die een tegenwicht zou kunnen vormen tegen den bestaanden Bond, waarin, naar men in de Latijnsche landen vaak meent, de Angelsak sen de hoofdrol spelen. DE VOORZITTER VAN DE COMMISSIE VAN CONTROLE. Kolonel Tsjibonya, militair attaché van Japan te Parijs, is door de Gezantenconfe rentie aangewezen als president van de com missie van controle in Griekenland. EEN AANVAL VAN LLOYD GEORGE OP MUSSOLINI. In een bijdrage in de „Daily Telegraph" valt Lloyd George Mussolini aan, evenals de andere leidende figuren in Europa, die het evangelie van de macht prediken. Hij stelt de vraag, of men tegenover een krach tig land op dezelfde wijze zou durven te werk gaan als men in den jongsten tijd te genover het ontwapend Duitschland en het machtelooze Griekenland durft doen. Zou Mussolini, zegt hij, Cotves durven bombar deeren en Wight bezetten als toevallig eeni ge Italiaansche officieren op Engelsch gebied gedood waren? DE RAMP IN JAPAN EN* DE INTER NATIONALE TOESTAND. Men verwacht te Londen dat de ramp die Japan heeft getroffen niet zonder uitwerking zal blijven op de a.s. Engelsche Rijksconfe rentie, waar de quaestie der verdediging der Dominions en de quaestie van den Stillen Oceaan een groote plaats zouden hebben ingenomen. Nu Japan althans voor eenige i jaren nauwelijks meer als gevaarlijk mede dinger op maritiem gebied kan worden be schouwd en vermoedelijk langen tijd alle beschikbare gelden zal noodig hebben voor het herstel der geleden verliezen, wordt het waarschijnlijk geacht dat de Britsche Re geering evenals de premiers der Dominions voorloopig hun verdedigingsplannen belang rijk zullen kunnen beperken. Deze politiek, die reeds terstond na het ongeluk door de „Manchester Guardian" als wenschelijk is aangeduid, zal natuurlijk door de Engelsche zakenwereld worden toegejuicht, omdat daardoor de a.s. uitgaven voor de defensie o.a. in verband met de uitbreiding der havenwerken te Singapore gevoegelijk van het programma kunnen verdwijnen. DE TOESTAND VAN LENIN. In een zitting van de Moskousche Sovjet heeft Kamenef medegedeeld, dat de gezond heidstoestand van Lenin vooruitgaat, in en kele opzichten zelfs in belangrijker mate dan de geneesheeren hadden verwacht. Lenin lijdt echter aan een zeer hardnekkige ziekte, zoodat men veel geduld zal moeten hebben. Hij moet zich veel in de open lucht ophou den. Men hoopt echter, dat zijn gestel op den duur de ziekte te boven zal komen. DE AARDBEVING IN JAPAN. Het Spaansche gezantschap. Alba, de Spaansche minister van buiten landsche zaken, heeft meegedeeld, dat het personeel van het Spaansche gezantschap en van het consulaat in veiligheid zijn, be halve de militaire en de marine-attaché, wier lot nog onbekend is. Het gebouw van het gezantschap is echter afgebrand. NAAR HET EINDE VAN DE ROERACTIE? Naar de correspondent van het „Hbld." te Berlijn uit betrouwbare bron verneemt, is de Duitsche regeering thans tot het besluit gekomen, met het oog op den ontzettend moeilijken financieelen toestand van het rijk de Roeractie zoo spoedig slechts eenigszins mogelijk is te beëindigen. Zij zal daarom een poging doen om in de eerste plaats met Frankrijk en daarna ook met België en Engeland tot onderhandelingen te komen. Een onvoorwaardelijke capitulatie komt echter voor de Duitsche regeering niet in aanmerking; haar streven zal er veeleer op gericht zijn, met Frankrijk in dien zin tot overeenstemming te geraken, dat van Fran sche zijde wordt afgezien van den eisch tot staken van het lijdelijk verzet, waartegen over Duitschland vérgaande concessies zou doen, die de definitieve regeling van het schadevergoedingsvraagstuk mogelijk zullen maken. De Duitsche regeering is bereid, de door Frankrijk te stellen materieele voor waarden aan te nemen, al zijn ze nog zoo hard en drukkend, onder voorwaarde, dat Laten we toch de illusie prijsgeven dat de wereld uit den chaos, welken zij zich schiep, te redden zou zijn door een lot(jter mensche- lijk instituut, waaraan geen enkel hooger princiep ten grondslag ligt. De door God gewilde orde te herstellen in onze uit het lood geslagen menschenmaat- schappij, zal slechts mogelijk zijn, indien de menschheid zich meer leert richten naar de hoogere christelijke beginselen van recht vaardigheid en naastenliefde. Wij kunnen dan ook als Katholieken in deze onevenwichtige wereld beter niet doen geen heilzamer werk verrichten voor heel de samenleving, dan de christelijke rechtvaar digheid en christelijke naastenliefde met hart en ziel en doorde daad te propagee- ren, omdat hierdoor de vaste lijn zal wor den teruggevonden, waarlangs de wereld als aan een draad van Ariadne uit den doolho: des meest onontwarbare vraagstukken zat kunnen geraken. Op 11 September a.s, gaan wij deze chris telijke beginselen wederom propageeren. Op dien dag #men de Katholieken van het uitgestrekte ocees te Hoorn bijeen om zich daar te laten onderrichten in de les van levenswijsheid, dat de onderlinge liefde der menschen, de christelijke samenhoorig- dat Duitschland, al moet het veel offers brengen, een vrije toekomst tegemoet gaat. Onaannemelijk zou zijn de afstand van Duitsch gebied en het verlies van de staats- souvereiniteit. De correspondent meent juist te zijn in gelicht, dat de Duitsche regeering in deze richting reeds voorzichtig de voelhorens heeft uitgestoken. EEN ARTIKEL VAN HUGO STINNES OVER DEN TOESTAND VAN HET RIJK. De „D. Allg. Ztg." publiceert als hoofd artikel een bijdrage van bijzondere zijde. De vreeselijke toestand van het rijk, aldus voegt de redactie er aan toe, heeft hier een vooraanstaand persoon naar de pen doen grijpen, wiens drukke werkzaamheden hem anders niet toelaten in de pers het woord te nemen. Wij meenen niet verkeerd te doen, wanneer wij veronderstellen, dat deze persoon niemand anders is dan de eigenaar van de „D. Allg. Ztg" zelf, de heer Hugo Stinnes, aldus wordt aan het „Hbld. uit Berlijn geseind. In dit artikel wordt o.a. ge zegd: Het onderzoek van het „Carnegie Insti tute of Economy", dat Duitschlands beta- lingscapaciteit eerder nog te hoog aanslaat, komt tot het resultaat, dat Duitschland eer,st weer zal kunnen leven wanneer de export grooter zal zijn dan de import, een toestand, die eerst kan ontstaan bij een export van 14 milliard. Zoolang dus Duitschland niet zijn door de Ruhrbezettlng gedaalden ex port tot 14 milliard kan opvoeren en meer dan 8 milliard meer exportartikelen fabri ceert, zoolang kan de bevolking niet leven. Wil het Duitsche volk leven, dan moet het thans evenveel produceeren als vóór den oorlog, niettegenstaande de verminderde hoeveelheid grondstoffen en de vermindering der bevolking; heeft het bovendien nog schadevergoeding te betalen, dan moet het aanzienlijk veel meer voor den export pro duceeren dan vóór den oorlog. Wie bet Duitsche volk wil wijsmaken, dat met de belasting der z,g. bezittende klasse de tegenwoordige buitengewoon gevaarlijke toestand beëindigd kan worden, liegt zich zelf en het Duitsche volk voor. Het Duitsche volk moet minstens twee uur langer per dag en met even groote in. tensiteit werken als vóór den oorlog. Dit is geen offer, dat van het arbeidende volk ge vraagd wordt, maar het is het gebod van den natuurlijken drang tot behoud. Wie thans dit nog niet wil erkennen, is een dwaas en benadeelt het Duitsche volk. Hij vermoordt het volk, doordat hij den reeds lang als een dwaling erkenden droom van den achturendag in zijn partijleer wil hand haven. Wij weten zeer goed, dat dit alleen ons niet kan handhaven. Wij weten zeer goed, dat dit alleen ons niet kan redden. De politieke leiding van het Duitsche rijk moet onverwijld met de Entente in onder handeling treden om in een gemeenschap pelijk onderzoek vast te stellen, wat behalve de vermeerdering der productie en de ver lenging van den arbeidstijd van het Duitsche volk noodzakelijk is om Duitschland, Europa en de wereld voor een anders onvermijde lijke catastrofe te redden. Zulk een stap zou geen teeken zijn van politieke zwak heid; de Entente is er even erg aan toe als wij. Het zou slechts de moed tot de waar heid zijn. zij definitief zullen worden vastgesteld en heid, een der steunpeilers is van de door God gewilde maatschappij-orde. Als wij strijders willen worden voor de goede zaak van Christus, dan is dit onder richt noodzakelijk, want willen wij anderen voorgaan, dan dienen wij zelf geschoold te zijn. En welk rechtgeaard Katholiek zou er geen strijder willen zijn voor Christus' zaak. Eens weerklonk over onze lage landen de kreet: „Op! voor de zaak van Christus' Ste dehouder op aardel" En waar vond die kreet een luider weerklank dan juist in „de Streek" het land van Pieter de Jong, die te Monte Libretti den heldendood gestorven is? Thans weerklinkt andermaal een kreet: „Op" voor Christus' zaak!" Christus heeft strijders noodig, edele strij ders om de wereld door de liefde te hervor men, om de wereld door de liefde uit haat en tweedracht terug te voeren naar den vre de van Zijn Goddelijk Hart. En velen zullen komen! Zij zullen komen in dichte drommen en zich gaan scharen om hun beminden Bis schop. En het woord, dat gesproken gaat worden op dezen onvergetelijken dag zal hen onderrichten en sterken voor den strijd, dien wij ondernemen tegen alles wat tegen Christus, onzen Koning, is; voor dien edelen, vredelievender strijd, waarvan het einddoel is de triomph der liefde over haat en twee spalt in een wereld die alle liefde uitgeban nen heeft. SIR ROBERT HORNE OVER FRANK- RIJK'S EISCHEN, Op een bijeenkomst eener conservatieve partij-afdeelinig verklaarde sir Robert Home o. m., dat Poincaré's bewering, als zou En geland zijn geallieerden vragen offers te brengen, terwij] het die zelf niet brengt, onjuist was. Frankrijk eischte het dubbele van hetgeen waarop het aanspraak bad, in dien zijn schulden werden afgetrokken van de eischen volgens de overeengekomen regeling. Engeland daarentegen eischte slechts de helft van datgene, waarop het reclit had. Men moet Engeland niet vragen een onevenredig deel der oorlogslasten op zich te nemen. Het aantal Franscfoen, dat onderscheiden is met het Legioen van Eer, moet, volgens de Echo National, thans wel 122,000 bedra gen. Volgens de laatste statistiek van de groote kanselarij waren er op 1 Juni precies 121.286 van wie 56 grootkruizen, 356 groot officieren, 2329 commandeurs, 16.365 offi cieren en 102.180 ridders. Van deze men schen waren er 91.345 als militairen gedeco reerd. In het eerste nummer van „De Protestant", uitgekomen na het plotseling overlijden van zijn redacteur, den heer D. Klerk, bij het schrikkelijk ayto-ongeluk te St. Sauveur, schrijft de redactie, die thans uit de heeren dominees W. Baar, dr. Beerens en G. West- mijse bestaat „Wat zijn Gods wegen wonderlijk de ge harnaste strijder voor het Protestantisme. plots opgeroepen uit dit leven, en zijn ver minkt lichaam is misschien onder roomsche ceremoniën voorloopig ter aarde besteld, vei van huis en veld van arbeid. Terwijl van roomsche zijde zijn strijd miskend werd en niet in het juiste licht gezien, is thans de Dood als groote Verzoener gekomen, heeft priester- gezang zijn stoffelijk overschot omruischt me „requiescat in pace", heeft de wierook ge kringeld, het wijwater gedruppeld." BESTRIJDING VAN WERKLOOSHEID, De te Doetinohem gedane pogingen om werklooze arbeiders naar Frankrijk uit te zenden, zijn mislukt. Op een enkele uit zondering na bleken de betrokkenen niet genegen van woonplaats te veranderen. HET ITALIAANSCH-GRIEKSCHB, CONFLICT. Nederland en de Volkenbond Uit Genève wordt gemeld, dat de Neder landsche delegatie bij den Volkenbond ten aanzien van het conflict tusschen Italië en Griekenland het volgende standpunt in neemt. De delegatie is van meening, dat het afgescheiden van de verantwoordelijk heid voor den moord bij Janina voor het internationaal recht hoogst gevaarlijk zijn zou, indien het nemen van panden bij eventueele geschillen tot regel zou worden. Wat de competentie van den Volkenbond in de onderhavige kwestie betreft, de delegatie meent dat deze wat ook de bevoegdheid van den Gezantenraad moge zijn ontwijfel baar vaststaat. DE FINANCIE8LE POSITIE VAN NE» INDIË. In verband met de vlootwetplannen is m den laatsten tijd dikwijls met bezorgdheid ge sproken en geschreven over de Indische financiën. Uit zeer betrouwbare brond ver neemt de „Msb." dat de Indische financiën er op het oogenblik niet ongunstig voor staan; voor 1924 en 1925 wordt zelfs een sluitende begrooting verwacht, een toestand, dien we in lange jaren niet meer hebben ge kend. 40. In den loop van den dag kwam ook me vrouw Urach nu en dan naar boven; zij had een zwart krippen mutjse opgezet en was feheel verlaten door dien kalmen, trotschen geest, die, zooals zij altijd had geleerd, zich juist in de dagen van zorg en moeite het krachtigst moet vertoonen. Niets had zij dan tranen en wanhopend handenwringen bij den vreeselijken toestand, waar de bewoners ]er villa op eens in waren geraakt. Als de laatste tip van den sleep der zwarte japon uit de kamer verdwenen was, baalde Hen- riette voor een oogenblik ruimer adem. Op den morgen van den derden dag na de treurige gebeurtenis rukte mevrouw Urach plotseling de deur open van de roode werk kamer en kwam met een krant in de hand het vertrek binnen. Flora was juist bezig adressen voor hare koffers te schrijven, zij stond op en ging nieuwsgierig hare groot mama tegemoet. De oude dame viel in een leuningstoel neer. „Mijn zeven duizend gulden!" steunde zij. „Kind, kind, ik ben door den schurk bedro gen, het beetje, dat ik had uit den bqedel van mijn man, heeft hij mij ontstolen. 'Mijn zeven duizend gulden, die ik bewaard en liefgehad heb als „Neen grootmama, blijf bij de waarheid, zeg liever, de zeven duizend gulden, waar mee gij even begeerlijk als lichtzinnig hebt gespeculeerd," viel Flora haar met onver biddelijke gestrengheid in de rede. „Ik heb u wel gewaarschuwd. Maar ik werd uitge lachen en bespot omdat ik er voor bedankte mijn goede effecten ook eens in een specu latie te wagen. Is de zaak waar gij uw geld in hebt gestoken failliet gegaan?" „Schrikkelijk! Schelmachtig! Daar lees! Ik geloof dat ik geen honderd gulden over houd," riep mevrouw Urach, terwijl zij wan hopend de handen in elkander sloeg. „Een ding begrijp ik niet," ging zij voort, terwijl Flora het blad vluchtig doorlas. „De krant zinspeelt op vroegere berichten; voor vier of vijf dagen is de slag gevallen en Mau- rits heeft er tiiets van geweten onbegrij pelijk!" „Zou dit ook met die weggebleven beurs- krant in verband staan?" „O! Gij denkt, dat Maurits mij dat ver driet heeft' willen besparen, terwijl de brui loft werd gevierd, en dat hij daarom het blad heeft opgehouden? O, ja dat is het! Hij had mij de schade zeker vergoed ik vat het nu geheel hij had mij immers zelf die speculatie aangeraden.... O, mijn God, dat is een ingeving van boven. Desnoods kan ik er een eed op doen, dat Maurits mij die zaak heeft aangepraat. Zou ik op die manier geen aanspraak kunnen maken op schadeloosstelling uit de nalatenschap?" Flora wierp het papier op de tafel; schoon zij anders altijd gewoon was zonder eenige verschooning te werk te gaan, was zij nu toch een oogenblik verlegen, hoe zij, tegen over zulk een dwaze verbeelding, baar ant woord in zou richten. Zij had tot nu toe ge zwegen, omdat zij zich overtuigd hield dat een der goede vrienden spoedig genoeg de taak op zich zou nemen alles naar waarheid te vertellen, maar de goede vrienden waren immers gisteren reeds geheel weggebleven; er liet zich niemand meer zien van de dage- lijksche bezoekers, nu moest zij het zelf wel doen, wilde zij bij al het ongeluk ook nog de schande niet beleven dot hare grootmama zich, met hare onbegrijpelijke'onnoozelheid, bij de geheele wereld bespottelijk maakte. „Grootmama," zei ze met zachte stem, terwijl zij hare hand op den arm der oude lei, „vóórdat er iets kan worden bepaald dient men wel te weten, hoe groot hier de nalatenschap wezen zal." „Och kind, zie maar eens rond, kijk eens naar buiten, dan zult gij toch wel toestem men, dat men er niets van zou merken, als mijn zeven duizend gulden daar af werden getrokken. Al is ook het kapitale vermogen, waar Maurits mee werkte, geheel verloren, wijl alle boeken en papieren in de lucht ge vlogen zijn, de eigendommen en goederen, die hij heeft nagelaten, vertegenwoordigen nog altijd een bezitting van belang, een rijk dom," een smartelijke zucht ontsnapte hare borst, „waar ik God voor danken zou, als ik maar op een deel er van aanspraak ma ken kon." Flora haalde de schouders op. „Wie weet, of gij uwe aanspraak wel eens zoudt willen laten gelden Mevrouw Urach sprong op. „Zijt gij gek, Flora! Hoe zwak ik ook op mijn voeten sta, ik zou uren ver loopen, ik zou weken lang hongeren en dorsten, ik zou aan mijn oogen den slaap ontzeggen als ik daardoor den ti tel van eenige erfgenaam kon verkrijgen. Hoe is het mogelijk, dat het lot zoo echt duivelsch, zoo valsch te werk kan gaan? Ik, ik, die hier thuis ben, moet mij laten ver wijderen uit dit huis, dat al zijn aristocra tisch aanzien aan mij alleen te danken heeft, en zij een onbekend, armoedig, oud schep sel, dat nu nog, zonder iets van de zaak te weten, kousen zit te stoppen voor de lui, die het in haar geheele leven niet anders en niet beter heeft gehad, zij zal zich hier ge makkelijk in den boedel nederzetten." „Maak u daar niet al te ongerust over, grootmama! De tante van Maurits erft even weinig als bij „O, zijn er andere erfgenamen opgeko men?" „Ja de schuldeischers," Met een smartelijken kreet zonk mevrouw Urach achterover in dc leuningstoel. „Stil, ik bid u, maak geen opschudding," mompelde Flora. „Daar ginds in de keuken zijn er die dat nog veel beter weten dan ik; zij zijn van plan weg te gaan en het huis te verlaten, als de ratten hejt zinkende schip. Ik kan en mag u niet langer verzwijgen, boe de zaken hier staan. Voor ons is het er om te doen, dat wij goed bij de hand en op de hoogte zijn, wanneer wij ten minste, als de gefopten, niet door iedereen uitgelachen wil len worden." Zij knoopte de zwarte banden onder de kin der oude dame behoorlijk dicht en streek het grijze haar, dat door de be weging onder de muts uit gekomen was, weer terecht. „Niemand mag u zoo zien, grootmama," zei ze op strengen toon. „Zoo spoedig mogelijk moeten wij ons bedaard en fatsoenlijk aan de geheele zaak onttrekken zij is te gemeen, te eerloos. Er bestaat geen twijfel meer of de geheele ontploffing was een daad van de uiterste wanhoop, rond uit gezegd een schurkenstreek van Mau rits!" „De ellendeling! De schandelijke bedrie ger!" riep mevrouw Urach, en opspringende liep zij de kamer op en neer met een drift, of zij een raderwerk in de oude voeten had gekregen. Flora wees naar het raam waar de ruiten uit waren geslagen en dat met een zonne blind was gesloten. „Denk er om dat men u daar buiten kan hooren," waarschuwde zij. „Sinds den vroegen morgen sluipen er deur waarders en ik weet niet wat al ander volk, om het huis rond. De opgewondenheid in de stad moet verschrikkelijk zijn, want de men schen zijn woedend geworden over hun ver lies. Al wat hier in het laatste jaar gebruikt is en dat is nog al zoo iets staat bij de leveranciers te boek. De slager heeft zich zelf hier in huis gewaagd, en op brufale ma nier geëischt dat men u zou roepen, omdat hij een woordje met u te spreken had. Hi, heeft gezegd dat hij zijn best zal doen de duizend gulden die men hem hier nog schul dig is, van u te krijgen, wijl gij alles hebt la ten bestellen. Hij was zelfs zoo onbeschaamd aan mijne kamenier te zeggen, dat de dames van den handelsraad ook mee hadden ge geten, en dat zij dan ook mee konden beta len." „Bah! in welk een modderpoel stortte ons dat armzalige wezen, die zich zelf lafhartig uit de voeten maakte, riep mevrouw Urach half stikkende van ergernis en toorn, ter wijl zij zich van het venster verwijderde. „Wat nu te doen! Wat zullen wij begin nen," klaagde zij en wrong radeloos de han den. Wij moeten beginnen met alles in te pak ken, wat ons van rechtswege toekomt en dan weggaan, zoo wij ten minste niet willen dat ons eigendom mee vergezeld wordt. Wij zouden lang kunnen wachten eer men het ons teruggaf." Met een bitteren lach zag zij rond en ver volgde; „tk was juist van plan naar boven te gaan en mijn uitzet in koffers en kisten te bergen. Dan wil ik met de bedienden den inventaris van de huishouding opmaken, en als gij zelve de overgave niet wiit doen „Nooit, in eeuwigheid nooit!" „Nu dan kan de huishoudster zich daar mee belasten; wij hebben reden genoeg om ziek te zijn." Zij nam den sleutel van het vertrek waar haar uitzet lag uit de schrijf-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 5