DE JOURNALIST ALS VERLOOFDE. op hem toe. Gerald wierp zich tusschen hen en greep Mordaunt's arm juist in tijds om den slag van Jenks af te wenden. Wanhoop, krankzinnige wanhoop, geeft een man bovennatuurlijke kracht en of schoon hij niet half zoo sterk was als Gerald worstelde Mordaunt met hem met den moed der wanhoop en eenmaal lag Gerald zelfs onder hem. Boven den schoorsteen hingen een paar pistolen. Jenks greep er een van en vuurde dat buiten de deur af. Toen kwam hij weer binnen en bleef filosofisch naar de wor steling staan kijken. Ten slotte wist Gerald den uitgeputten man te over- m esteren en hem n:et zijn knie op den grond drukkend, keek hij achteruit naar Jenks. „Geef me een touw, of iets om zijn handen te binden „Neen, neen I" zei Mordaunt, „ik geef me over." i „Sta op J" zei Gerald ernstig. Mordaunt krabbelde overeind en leun de tegen den schoorsteenmantel hijgend en bevend staarde hij de beide mannen aan als een gevangen wolf. „Die die 'man liegt 1" hijgde hij. „Hij liegt en en hij is een gemeene schurk. Hij heeft me hierheen gelokt met met een verhaal over Lucy Haw ker." „Zwijg 1" zei Gerald. „Ik stond buiten. Ik heb elk woord gehoord, wat hier ge sproken is. Ik ben u hierheen gevolgd. Mijn God 1 Dus jij hebt Lucy vermoord Zwijg Denk er om, dat elk woord wat je zegt herhaald moet worden. Jij hebt Lucy vermoord." Mordaunt gluurde van terzijde Daar hem. „Bewaar je dreigementen voor hen die er bang voor zijn," zei hij heesch. „Ik ben in ie machtwat denk je te doen „Je aan de politie overleveren," zei Gerald streng. Hij wendde zich tot Jenks. „Jenks, ga een agent halen, ik zal hier wachten." „Ja, ja, mijnheer," zei Jenks vroolijk en ging de deur uit. „Hij zal ontsnappen," zei Mordaunt knarsetandend, maar hij had de woorden nauwelijks gesproken, of Jenks kwam al terug met een paar mannen van de kust wacht, die het schot gehoord hadden. „Ik beschuldig dezen man, Mordaunt Sapley, Lucy Hawker vermoord te heb ben," zei Gerald ernstig. „Breng hem naar het politie-bureau in Thraxton, we zullen naar het dorp gaan en een riituig halen." De kustwachters gingen de een links, de ander rechts van Mordaün,t staan. Hij leunde tegen den schoorsteenmantel en wees naar zijn hoed, die een der mannen opraapte en hem toewierp. Hij zette den hoed op en keek in den spiegel en terwijl hij dit deed greep hij het tweede pistool, dat nog aan den wand hing en liet het in zijn borstzak glijden. Dat ging zoo vlug en zoo handig, dat niemand er iets van merkte want allen spraken opge wonden met elkaar. „Vooruit," zei Gerald en met Mor daunt tusschen hen in, gingen de beide kustwachters naar buiten. „Blij dat u kwam, mijnheer Wayre. begon Jenks, maar Gerald gebood hem te zwijgen. „Jij deed beter je mond te houden, totdat je voor den rechter staat," zei hij veelbeteekenend. „Dat is ook zoo, mijnheer," stemde Jenks toe en zwijgend volgde hij den ge vangene. Toen ze dicht bij het dorp kwamen, werden er lichten in de huizen ontstoken. Zij hoorden het gemurmel van steram n en aan het einde der straat stond een troep visschers en visschersvrouwen. „Wat is er te doen vroeg er een, zijn lantaarn in de hoogte houdend. „Wat Het is mijnheer Mordaunt 1 Wat is er met hem gebeurd?" „Het is een leelijk zaakje, maat 1" Zei een der kustwachters. „Ja," zei Jenks. „We hebben den man gevonden die Lucy Hawker ontvoerde. Het was mijnheer Mordaunt." Een kreet van verbazing ging uit de menigte op. „Mijnheer Mordaunt? En wat heeft hij met haar gedaan Maar dat is niet mo gelijk 1" De mannen en vrouwen begonnen op te dringen, „Jelui zult het toch gauw genoeg hoo- ren en daarom kan ik het ook wel vertel len," zei Jenks. „Hij heeft haar op den avond dat jelui meenden, dat zij was weg- geloopen, van het rotspad naar beneden op het strand gegooid. En daarna heeft hij haar in het zand begraven." Een kreet van afgrijzen steeg uit de menigte op, gevolgd door een gil van woede. Mordaunt drukte zich tegen een der kustwachters aan en greep zijn arm. „Het het is gelogen I" gilde hij. „Hij zegt dat het gelogen is," zei een der mannen, „antwoord, Jenlts. Vooruit met de waarheid 1" „Het is maar al te waar," zei Jenks. „Ik heb het zelf gezien. Vanavond is hij bij mij gekomen en heeft mij geld geboden „Je liegt 1" gilde Mordaunt. De mannen spraken opgewonden met elkaar, tot er een riep „Jongens, dat is gemakkelijk genoeg na te gaan. Laten we gaan kijken 1 Kom, breng hem er heen „Neen, neen 1" zei Gerald. „Hij is mijn gevangene. Ik gelast, dat hij naar Thrax ton gebracht zal worden 1" Hij zei dit wel, maar voelde dat hij niet bij machte was, zich tegen zoo velen te verzetten. gf „Eemoei u er niet mee, mijnheer Wayre" zei een van de mannen. „We willen het bewijs zien. Breng hem er heen, of we Zullen hem uit uw handen rukken." Tegenstand was nutteloos. Mordaunt klemde zich aan de kustwachters vast. „Neen, neen 1" gilde hij. „Ik wil niet 1 Ik ik vraag om bescherming! Breng mij naar de politie...." Een der visschers sprong naar voren. „Vooruit, breng hem er heen, anders zullen wij het zelf doen zei hij. Omringd door de opgewonden menigte die bij eiken stap nog aangroeide, werd Mordaunt naar de kleine strook zand op het strand gebracht. Toen hij daar aankwam, was hij bijna niet meer in staat te blijven staan en een der kustwachters greep hem onder den arm en ondersteun de hem. Jenks keek onderzoekend naar de strook zand en zei „Déar is het Een man was Onderweg een huis binnen gegaan en had een schop meege nomen. Hij begon te graven. Maar de menigte kon niet wachten en verschillende mannen knielden neer en begonnen met hun messen het zand weg te krabben. Eensklaps uitte een hunner een onder drukte kreet hij had een stuk van een vrouwenrok gevonden. De anderen dron gen op, om beter te zien en de man met den schop begon wat voorzichtiger te werken. Bij iedere schop zand die ter zijde werd geworpen, huiverde Mordaunt, die zich nog vaster aan den kustwachter klemde en toen er ten slotte een kreet van afgrij zen uit de menigte opsteeg, gevolgd door een gil, viel hij op den grond. „Ze is het 1 Het is Lucy 1 O, God"! riep een vrouw, heftig met de armen zwaaiend. Van alle kanten klonken scheldwoor den en bedreigingen en Gerald, die bang was, dat Mordaunt op de plaats zelf in stukken gescheurd zou worden, ging voor hem staan. „Terug," riep hij. „Hij is in handen van het gerecht en er zal gerechtigheid aan hem gedaan worden 1 Terug 1" Een stuk of zes mannen drongen naar voren en omringden hem, en een ander het was de jonge visscher William sprong op Mordaunt toe en sleurde hem naar het open graf. „Kijk naar je werk, duivel 1 Kijk dan toch 1" riep hij heesch, Mordaunt's hoofd in de richting van het open graf duwend. Mordaunt gilde van angst en klemde zich aan de beenen van zijn kwelgeest. „Spaar me 1 spaar me 1 Doodt me niet 1 Ik' zal bekennen Ik zal'Doodt me niet 1" riep hij, zich kronkelend als een gewonde slang. De man gaf hem een trap. „Sta op, hondsche moordenaar 1" zei hij heesch. „We zullen je met dooden, dat laten we liever aan den beul over. Achteruit, mannen. Niemand mag hem aanraken. Laat mijnheer Wayre het maar met hem klaarspelen, die zal wel zorgen, dat er gerechtigheid aan hem zal geschie den. O, Lucy O, mijn God 1" Hij be dekte het gelaat met de handen. Gerald sprong vooruit en bleef voor Mordaunt staan. „Hooren jelui het?" zei hij, want de menigte was nog dol van woede. „Willi am heeft gelijk 1 Laat hem aan het ge recht, dat zal de arme Lucy wel wreken 1" „Laten we hem naast haar begraven 1" Zei er een en Mordaunt, die het hoofde, stiet in doodsangst een heftige kreet uit en terwijl hij de hand in zijn borstzak stak vloog hij, met een plotselinge ople ving van zijn energie op den man die de ze woorden gesproken had, af. Een se conde glinsterde het pistool voor het ge laat van den man, maar met een snelle beweging greep hij Mordaunt's hand waarin hij het wapen had, en drukte die naar beneden onder het uiten van de woorden „Eén mqord meer of minder is voor jou niks, hè?" Mordaunt wilde zich losrukken en er ontstond een worsteling, waarbij beide mannen over den grond rolden. Eens klaps klonk een schot, een vuurstraal werd gezien en met een gil bleef Mor daunt roerloos liggen. Tn de worsteling was het pistool, dat hij nog steeds om kneld hield, afgegaan en de kogel had hem midden in het hart getroffen. Er was een oogenblik van doodsche stilte. Toen sprong Gerald vooruit en boog zich over het beweginglooze li chaam. De menigte schaarde zich in een kring rondom hem en een der kustwach ters knielde neer en legde zijn hand op Mordaunt's hart. „Hij is dood 1" zei hij plechtig. Een kreet van teleurstelling steeg uit de menigte op. „Nou ontsnapt hij toch nog 1" riep er een. Gerald hief de hand op. „Neen," zei hij plechtig, „hij staat nu voor den grootsten rechter, mannen, en die zal hem gerechtigheid doen 1" Wordt voortgezet). Mijn vriend Bobby Bubbles, verslag gever eener Amerikaansche courant, had het nooit bizonder op dichters begrepen. Hij, de practische man, die de dingen ziet, zooals ze zijn, en ze, om zoo te zeg gen, met de pen fotografeert, had geen gevoel hoegenaamd voor dichterlijke ont boezemingen. Maar sinds de gebeurtenis met Dora Potter heeft hij aan alle dichters een eeuwigen haat gezworen. Want volgens Bubbles is zijn geheele ongeluk aan niemand anders te wijten dan aan den dichter Crane. Het begin was even onschuldig als dat van den brand te Chicago en andere groo- te rampen. Op een van die vervelende, vochtige, kleverige zomerdagen zat Bubbles in een restaurant zijn lunch te verslinden. Verslaggevers namelijk eten nooit zij verslinden, daar zij altijd in angst er over verkeeren, dat hun soms het een of ander ontgaan mocht. „Wel Bubbles, hoe gaat het?" klonk plotseling een stem. „Je vindt het zeker goed, dat ik bij je kom zitten En zonder verdere plichtplegingen ging Crane, de dichter, aan hetzelfde tafeltje zitten. Hij had juist voor een zij ner gedichten tien dollars ontvangen en wilde het er nu eens van nemen. Bubbles glimlachte als een boer die kiespijn heeft, en verzekerde Crane, dat het hem genoegen deed hem eens te ont moeten. „Je bent anders in een slechte stem ming, mijn beste Bubbles." „Is me dat ook een weer 1 En er valt niet het geringste voor, hoegenaamd niets." „Waarom ga je niet eens naar buiten Vraag veertien dagen verlof en ga met mij mee. Ik ga naar Mamalonegg in de bergen. O, dat moet je eens zien." En nu begon hij, onder het genot van een kip met gestoofde peertjes, Bubbles de heerlijkheden van Mamalonegg te schilderen, zooals alleen een dichter dit vermag te doen. Het was Bubbles, of' hij de boomen hoorde ruischen en de vogels zingen. Ja, hij meende zelfs de kruidige berglucht te ruiken. „Eigenlijk heb je gelijk," zei Bubbles, terwijl hij zijn koffie omroerde. „Het is eens iets anders, en men komt na zoo'n uitstapje met frissche ideeën en nieuwe krachten terug. Ik zal aan mijn chef per missie vragen en ga met je mee. Maar één ding zeg ik je vooruit We kunnen samen rijden, roeien en visschen, maar van dichten komt niets hoor 1" De directie der krant stond Bubbles gaarne het gevraagde verlof toe en twee dagen later zaten de dichter en de ver slaggever te Mamalonegg in een klein, sneeuwwit hotel met groene luiken en een rood dak Er waren maar weinig gasten. Onder deze bevond zich een jonge vrouw, Dora Potter genaamd. Het was een kleine, levendige weduwe, die altijd glimlachte en altijd bezig was met het maken van een zijden das voor den een of anderen ongetrouwden heer. Dit was haaf grootste genot. Nadat (Vane en Bubbles hun riamen in het boek van het hotel hadden inge schreven, verscheen de levendige Dora en keek eens na, hoe zij heetten, van waar zij kwamen en wat»?ij waren. Het scheen haar toe, dat zij de beide mannen gerust op de lijst der candidaten voor een zijden das plaatsen kon „Let terkundigen", fluisterde zij in verruk king, het kon niet heerlijker. Zij had een bijzonder zwak voor dat soort van menschen. Zij schenen haar Zoo interessant toe, want zij schreven immers over liefde en geluk. En als dit eens werkelijk Bubbles, de beroemde Bubbles was, die de meest ongehoorde heldenfeiten op het gebied der journa listiek had verricht. Bubbles, die veer tien dagen koetsier was geweest, alleen om daarna zijn bevindingen te kunnen beschrijven. Bubbles, die eens met ge weld een slaapkamer 'met ontbijt bij Van der Bilt had willen hebben waarop men hem in een krankzinnigengesticht had opgesloten, dat hij daarna beschre ven had die in een hotel als kellner Paderewsky bediende en er later een al lergeestigst artikel over schreef!.... Ja, hij was het wel degelijk, er viel niet aan te twijfelen. Dit kleine mannetje met het \uurroode haar en het gezicht vol zomersproeten was de groote Bubbles. Van dit oogenblik af koesterde Dora slechts één wensch dit kleine mannetje nader te leeren kennen en een zijden das voor hem te maken. De gelegenheid was haar reeds den volgenden morgen bizonder gunstig. Zij zat in een schommelstoel, toen Bubbles verscheen. Hij nam heel hoffe lijk den kleinen, grijzen, slappen hoed af, die hem zoo komisch stond, en zei met een blik op de groene bergen en den blauwen hemel „Een heerlijke morgen!" Van het ééne woord kwam het andere. Zij vertelde hem, welk een genoegen het voor haar was kennis met hem te mogen maken. Hij keek'haar met zijn geestige oogjes even aan en lachte. Reeds den volgenden dag noodigde hij haar uit voor een pleiziertochtjè mej Crane en op den derden dag begon zij aan een zijden das voor hem. Crane was in verrukking over Dora. Terwijl Dora ijverig werkte aan den das voor Bubbles, maakte Crane een gedicht op haar, waarin hij haar verheerlijkte als de „Venus met de das." „Bubbles," zei hij ernstig, toen zij eens samen door het stille dorp liepen, „laat deze schoone gelegenheid niet ongebruikt voorbijgaan. Dora is een engel van een vrouw. En geld heeft ze ook acht duizend dollars rente per jaar. Dat heeft ze mij zelf verteld, onder het zegel der diepste geheimhouding." „Wat een onzin 1" riep Bubbles. „Ik en trouwen 1" Maar hij glimlachte bij die woorden als iemand, die zich naar den schijn ver dedigt en streek liefdevol over de das van Dora. Wat ter wereld was er toch met hem gaande Hij was een geheel ander mensch hier in deze groene een zaamheid. "Ja, zij bracht hem in een poëtische stemming. Hij begon Crane tot de menschen te rekenen, wat hij vroeger met dichters nooit gedaan had. Met Dora zat hij op schaduwrijke plek jes, bij murmelende beekjes. Ja, als zij met haar blanke handjes zijn das in orde bracht, dan zat hij doodstil en zou liefst gesponnen hebben als een poes, die gestreeld werd. Ja, hij had er Zelfs in toegestemd, een paar van Crane's gedichten te hooren en, dit moet hij bekennen, ze waren hem bizonder mee gevallen. Crane's dwepen met Dora werd eiken dag erger, en steeds was het refrein, als hij met Bubbles alleen was Sla toch je slav Hij drong er op aan met de hardnekkig heid, waarmede Cato eens op de verwoes ting van Carthago aandrong. En Bubbles sloeg zijn slag op zekeren prachtigen avond vol maneschijn en geuren. Zij dreven op de Delaware. Aan den oever kwaakten de kikvorschen, in de boomen zongen de gevleugelde zangers en van uit een hotel in de verte drongen de tonen van een melancholiek lied tot hen door. In de boot zat Dora en staarde Bubbles onafgebroken aan. Zij zag er allerbekoorlijkst uit, besche nen door het zilveren licht der maan. Dat was te veel voor Bubbles. Toen zij in het hotel waren terugge keerd en Bubbles naar zijn kamer wilde gaan, kwam hij juist in de gang Crane tegen. „Ik heb me verloofd 1" riep hij hem toe. „Dan wensch ik je uit den grond van mijn hart geluk, oude jongen 1" riep Crane verheugd uit. „En, als je getrouwd bent, mag ik zeker eiken Zondag bij je komen eten „Maar zij heeft enkele voorwaarden gesteld. Ik moet onder anderen mijn betrekking als verslaggever dadelijk op zeggen en naar iets anders uitzien." „En heb je dit verzoek ingewilligd ..Wat kon ik anders doen?" Spoedig daarop keerden ze met hun drieën naar New York terug. Bubbles legde zijn betrekking neer, tot grooten spijt zijner superieuren. „Maar mocht u soms op uw bésluit terugkomen dan bent u ons ten allen tijde weer welkom," voegdn zij het moet afscheid toe. „Wij wenschen u aangename Toen Bubbles eindelijk op haar ver» „Natuurlijk." Dat woord het zal betaald worden, wittebroodsweken." jaardag drie uur te laat aan tafel ver- En zij begonnen over andere dingen te nad de gewenschte uitwerking. Zoo scheidden zij. scheen, omdat hij een kloppartij tusschen spreken. ,.H*># is heel eenvoudig, dame. Ik zat De kleine Dora was overgelukkig, negers en Ieren had bijgewoond, was haar Om zes uur Oit^eVeer kwamen zij op op ceï. steen en ik stopte mijn pijp, toen „Ach, ik houd eiken dag meer van je, besluit genomen. villa Boschwijk, waar Jansen woonde, uw hond kwam aanloopen als een dolle, mijn eigen Bobby," placht zij tot Bubbles En den volgenden dag ontving Bubbles HgOp een min of meer spottende wijze Hij sprong tegen mij op en wilde mij te zeggen. En deze vroeg zich soms vol een briefje van den volgenden inhoud troostte hun zijn vrouw en enkele genoo- mijn tabaksbuidel uit de hand rukken, bezorgdheid af, watjer toch van hem te- „Geachte Heer 1 Ongetwijfeld zijt gij digden over hun tegenspoed. een geheel nieuwen buidel, met uw ver recht moest komen, als dit slechts het be- voor verslaggever even geschikt, als gij Jansen vertelde de beschuldiging van lof. Ik hield hem stevig vast en toen ont gin hunner liefde was. Zou hij onder haar voor verloofde totaal ongeschikt zijt. Willemsen tegen Ponto en de wedden- rukte hij mij de pijp, een pijp, zooals er voortdurende liefkozingen ten laatste Keer dus weder tot uw vroegere betrek- schap, die er het gevolg van was geweest, geen tweede is, een aandenken." niet tot asch verbranden king terug. Die deugt beter voor u dan „Wij hebbes nu niets noodigers te Op het woord tabaksbuidel hadden Eens, op een zomermiddag, was Dora een vrouw. doen," zei de hij, „Jan ons van schuld Jansen en zijn vrienden elkander veel- juist op het punt hem opnieuw in haar schoon te wasschen, mijn hond en ik 1" beteekenend aangekeken. De zaak begon armen te sluiten, toen zich op straat de Bubbles trad weder in dienst der cou- Hij ging naar zijn kamer en kwam wel- zich op te helderen, schelle klank der brandweerschei deed fant en schreef kort daarop een humo- dra terug met een buidel, die veel geleek „Een aandenken van je arme gestorven hooren. Bubbles spitste de ooren, evenals ristisch artikel op dien, welken hij verborgen had. moeder zeker," zeide Jansen, en viel in een poes, die een muis hoort knabbelen. „Wat een gevoel het is verloofd te „Opgelet," zeide hij. den huilenden" toon van den landlooper. „Brand 1" riep hij, rukte zich uit Dora's zijn 1" „Iedereen volgde hem tot aan het hek, „Ja.... je tabaksbuidel, je heel nieuwe armen los en vloog naar het venster. - Willemsen voorop. tabaksbuidel. Hij is toch niet bedorven „Het schijnt in het hotel Washington qamto „Ongelet 1" zeidi hij noe eens en Als hij gescheurd is, zal ik hem betalen te zijnr riep hij haar toe. „Ik moet er DE REUK VAN PONTO str'éekPPonto hefkozend over"den kop, heen. In een ommezien ben ik bij ,e te-„weet wel, trouwe Ponto, dat het gaat om .Nu trok de ander zonder achterdocht *U*ai i cVm At> trannpn De dacwas met zeer voordeelie ge- drie flesschen Champagne, wat niet zoo Hlt Zljn J3** den buidel, d*^n Als een lawine stormde hij de trappen De dag was met zeer vooraeeng ge ir t borgen had en onderzocht hem* af. weest, of beter gezegd: hij was heel slecht heel erg is, maar ook om onze eer en dat t 2eide h- „Verloofd te zijn met een voormaligen geweest. Van den vroegen morgen hadden is ai es. „Laat eens zien verslaggever heeft toch een groote scha- Jansen en Willemsen, dikke vrienden, Hij hield hem den buidei onder den Vgnsen greefl den buidel en stak hem in duwzijde," zuchtte Dora. het jachtveld afgeloopen. Vóór het opgaan Deus- zijn zak. Toen nam hij de pijp op, die Na twee uur keerde Bubbles terug, der zon waren zij reeds van huis gegaan, „Zie je dat Kuik je het Dat is tabak, pQnt0 u;t zijn bek had laten vallen en De brand was éénig geweest. Acht zonder zich eenige rust te gunnen, zelfs genoemd varinas. Ik heb er geen meer. f ze den jandl0oper terug, personen verbrand, vijfhonderdduizend zonder behoorlijk te ontbijten, hadden Ga er wat voor mij halen. Ga, zoen „Mijn waarde heer," zeide hij, „ik dollars schade. zij door bosschen en velden gedwaald en De hond deed een paar sprongen, moet je-een goeden raad geven en die is, Dora behoefde niet te vragen of hij ge- nu kwamen zij terug met knikkende kwispelstaarte, keek zijn meester aan, maar spoedi"g te maken dat je wegkomt, noten had, doch zij hoopte, dat hij lang- knieën en een zwaar hoofd, maar met narn een vaart en^ verdween. je geheel nieuwe buidel is de mijne. Ik zamerhand die slechte gewoonte, om een lichte weitasch, geen haas, geen „Goede reis, gromde Willemsen, jjem met voorbedachten rade daar telkens weg te loopen, zou afleggen en konijn, geen enkel patrijsje. Maar hun „en nu.... neergelegd, zooals mijn vriend kan ge- zij troostte zich met die gedachte. eer was ongeschonden. ...En nu, onderbrak de vrouw des tm„en> om ilern door mijn hond te laten Maar dit ging niet zoo gemakkelijk, Platzak, ja, maar zij hadden het met huizes, „nu gaan wijaan tafel. terugh-' ïn. Je hebt je pijp gestopt met als zij gehoopt had. te wijten aan hun onhandigheid, noch aan Men had nauwelijks de soep opgedra- »n ^bak. Welnu, ik sta je toe dat gij Op een heerlijken zomeravond zaten hun geringe ondervinding. Zij hadden gen, of de gastheer, die voortdurend door die jee„rookt." Zij eens heel vergenoegd in het Casino, niets gezien, niets noch pluim, noch het open venster naar buiten gluurde, Pe bedelaar keerde zich om en ging Daar deed zich op den straatweg paarden- veder. Aan het onmogelijke is niemand riep uit heen, gevolgd door de twee of drie boeren, getrappel hooren, vermengd met de tonen gehouden..de beste schutter had hier „Daar is Ponto. d;e anerie£ verontschuldigingen stamel- eener signaalfluit. In het volgend oogen- mets kunnen treffen. .En dadelijk daarop „He, hij gaat naar derK blik holden twee vurige paarden voor- Terwijl zij naar huis terugkeerden, zijn hok.' bij, een elegant rijtuigje medesleepend. trachtten zij elkander te troosten over „Wel zeide Willemsen, „hij brengt „Wel, zeide Jansen tot zijn vriend De koetsier zat, zonder hoed, doodsbleek hun tegenspoed, maar terwijl Jansen, mets mede. Willemsen, toen zij in de eetzaal terugge- op den bok. In het rijtuig zelf zaten twee bij wien Willemsen een acht dagen was „Hij is bang voor een kastijding." keerd waren. Wat zeg je er van voorname dames met doodelijk verschrikt komen doorbrengen, als gastheer zich Een schreeuw, nog een schreeuw, een „jk zeg, dat ik verloren heb." gelaat. Een bereden politie-agent volgde daarvoor alle moeite gaf en er in slaagde gedruisch van stemmen klonk van buiten. „£n je ziet dus wel, dat, als er wild in vliegencfen galop. zijn slecht humeur te verbergen, zijn En terwijl een ieder naar buiten holde, geweest was...." „Daar komt een ongeluk van 1" makker kon niet nalaten zijn teleurstel- stormde een bende boeren, de een met „Ja," antwoordde Willemsen, met een schreeuwde Bubbles. En weg was hij. ling te toonen. een spade, de ander met een gaffel of iets weinig wraakzucht in de stem, „ja, als er De arme Dora zat ruim een uur alleen. Een ongelukkige jager, een teleurge- anders in de hand, de buitenplaats op. wild geweest was, dan had niet alleen je Eindelijk verscheen Bobby, met een stelde visscher, een afgescheepte min- Eenigen bleven staan, toen zij binnen hond het je helpen vangen, maar hij zou stralend gezicht. naar, in een woord, elk mensch, die het hek waren, can vijftal, voorafgegaan 2ejfs c{en pot aangebracht hebben om „Alles in stukken 1" riep hij, geheel meent zich over het noodlot te beklagen door een soort van haveloozen bedelaar het in te braden f" buiten adem, haar uit de verte toe. „Eén te hebben, wordt een mopperig, verve- drongen dreigend vooruit tot aan den dood, drie zwaar gewond. Politie-agent lend wezen en bovendien onrechtvaardig, voet van de trap. M van het paard gevallen. Schedelbreuk Willemsen was juist als iedereen en daar Jansen en zijn genoodigden versperden DEN rLUll VAN DC.N geconstateerd 1" hij zich zeiven niet wildé beschuldigen hun daar den weg. KOEHOEDER. Dora verweet hem, dat hij zoo hals en ook zijn vriend Jansen niet, wierp hij „Wat verlangen jelui," vroeg hij met over kop weggevlogen was. de schuld op den hond, op den armen gebronsde wenkbrauwen, „en wat geeft „Ach, mijn lief kind," antwoordde Ponto, die hem volgde met neerhangenden julllie het recht hier binnen te dringen Janka leefde niet meer. Op haar graf Bubbles lachend, „het is met mij als met kop en den staart tusschen de pooten. De boeren zwsgen verschrikt, maar de was hef vermolmde kruis reeds lang in een voormaligen jachthond, die een haas Reeds twee of drie malen had hij hem bedelaar hief het hoofd omhoog en met gestort; op de overblijfselen ervan wies ziet loopen. Mettertijd gaat dat wel zonder reden afgesnauwd en hem ge- opgeheven vuist riep hij onkruid. over." scholden voor dom beest, stommeling, „Wat er aan de hand is Wel, uw hond Zoo ware de rekening met Janka En daar hij zulk een aardig, vroolijk enz. heeft mij bestolen en u zult mij schade- in het graf afgesloten, als zij met het kereltje was, kon Dora niet lang boos op En niemand, de hond nog minder dan vergoeding geven. En dan, dat beest is gebochelde, manke kind had achterge- hern blijven. zijn meester, gaf hem antwoord en be- razend en dolle honden moeten afge- laten, dat op het voorhoofd de vraag droeg: De laatste harer beproevingen was het zorgde hem daardoor den kleinen twist, maakt worden, men laat ze maar niet waartoe leef je evenwel nog niet. dien hij noodig had om zijn gemoed lucht los loopen om de menschen te bestelen." De knaap stelde zich deze vraag met, Eens wandelden zij samen, met het plan te geven en daarom wendde hij zich recht- „Wat moet dat beteekenen riep want hi- kon niet vragen, maar zijn vner.- naar de komedie te gaan. Daar klinkt streeks tot zijn vriend met de opmerking Jansen, wien het bloed naar het hoofd denschaar gaf hem er ^ntwoord op plotseling het geroep: Houd den dief, „Zeg, je kan zeggen wat je wil, maar begon te stijgen. „Mijn hond zou dol „Opdat ik je de ingewanden verscheure houd den dief het is niet aan te nemen, dat er op een zijn Mijn hond zou je bestolen hebben sprak de honger. ft De man vliegt hun rakelings voorbij, uitgestrektheid van vijfentwintig of der- Wil je wel eens maken, dat je wegkomt." „Opdat wij je gezicht ontvleezen, op den voet gevolgd door een menigte tig mijlen geen enkele haas of konijn Hij had den man bij den arm gegrepen, spraken wind en regen. n menschen. aanwezig zou zijn. Dat is onmogelijk. Deze verdedigde zich niet zachtjes. „Opdat ik je tot op de knoken bijte, „Hier is je toegangskaartje," zegt Dat is mij nog nooit overkomen. Een Maar plotseling ontspanden zich de aan- voegde de vorst er bij. Bubbles, en voordat Dora recht wist wat van beiden, of wel je hond doet het wild gezichten en kregen een vroolijke uit- In het dorp noemde men hem Schimek, er gaande was, heeft hij haar het kaartje wegvluchten op onmogelijke afstanden, cDukking. maar ze-Hen riep men hem, want niemand in de hand gedrukt en holt hij met de 0f wel hij heeft heelemaal geen reuk." Jansen keerde zich om en kon zich had htm noodig. menigte mede. Jansen, een gezet en bedaard heer, die evenmin van lachen onthouden. De manke kon noch op het kasteel, „Dat is nu toch al te gek," mompelt zich nimmer opwond en die altijd even Ponto was uit zijn schuilhoek te voor- noch bij den boer werk vinden. Schimek Dora, toen zij eindelijk tot bezinning streng redeneerde, glimlachte even. schijn gekomen, hersteld van de ontroe- was juist sterk genoeg om niet van honger kwam. Langzaam wandelde zij naar de „Neem me niet kwalijk, Willemsen, ring, die hem de vervolging der boeren te sterven. komedie en ging verdrietig naar binnen, wat die onmogelijke afstanden betreft, had bezorgd en gerustgesteld door de In den herfst was de nood nog drage- Het eerste bedrijf was geëindigd en zal je mij moeten toegeven, dat zoo lang tegenwoordigheid van zijn meester, kwam lijk. Dan vond hij wel een beurze peer het tweede begon. wij in de vlakte waren, wij Ponto niet hij met langzame stappen vooruit, den onder den pereboom of een aangestoken Geen spoor van Bobby. Eindelijk ver- uit het oog verloren hebben en dat hij l_jp nog wel ecitigszaris gebogen. In den aardappel in het veld, in 't ergste geval scheen hij, bij het begin van het tweede steeds op mijn eerste gefluit is terugge- hoek van zijn muil hield hij een pijp, een koolstronk in den tuin. Daarvan kon bedrijf. komen." een houten pijp met korten steel en men leven.... „Daar ben ik eindelijk," fluisterde hh, „Dan heeft hij geen reuk." zwarten kop, aan den rand reeds half Maar als de winter eerst zijn witten terwijl hij zich afgemat in een stoel liet „Denk je?" verbrand. pels heeft aangedaan, dan is het voorbij 1 vallen. Een wonderlijke geschiedenis. „Wel, je ziet het toch zelf. Bewijsjdan, Hij zag er uit als een oude Turk. Dan is er niets te vinden. Waarheen het „Een groote diefstal van diamanten. dat hij wel reuk heeft." „Ziet u nu wel, hernam de bedelaar, oog ook ziet, 't is alles sneeuw en ijs. De kerel...." „Bewijzen? Dat zal ik doen, maar dat die heel ernstig gebleven was, „ziet unu Dikwijls geeft men hem een stuk rogge- „Stijte 1" werd er geroepen. zal het bewijs van het tegengestelde zijn wel Dat is mijn pijp." brood, dikwijls ook niet. De meeste „Drie kettingen gestolen. Elk...." van je bewering." „Wel. je kunt ze terug krijgen," zeide menschen zijn karig met hun medelijden, „Stilte 1" klonk het weder. „Hier Willemsen. en de ellende is groot. Des winters sliep „Vijftig duizend dollars waarde. Later Hij haalde uit zijn zak een tabaksbuidel „Ze terugkrijgen Denkt u dan dat Schimek in een hooimijt op de Weide, vertel ik je alles." van caoutchouc. ik er nog uit zal rocken nadat de hond Daar groef hij een diep hol, dat hem tegen Dora gaf hem door een krachtigen „Zie je dezen buidel? Wij zijn nu op ze in zijn bek gehid heeft. Een dolle de koude en de wolven beschutte. Als duw te kennen, dat hij nu zwijgen moest, een zijweg, ongeveer een half uur van hond, die mij heeft willen bijten U zal een mol kroop hij daarin weg. Dat was Na het einde der voorstelling nam zij mijn huis. Terwijl jij doorloopt met Pon- mij de pijp betalen of ik ga naar den bus- goed slapen, totdat het hooi weggeruimd hem eens flink onder handen. Bubbles to, ga ik dezen buidel verbergen, daar gemeester. Ik ben geen vagebond' ik werd. De laatste hooimijt haalde men weg. beloofde plechtig beterschap. achter dien steen. En ik wed, dat mijn heb behoorlijk mijn papieren." Maar dan kwam er er een warme wind Maar iets beloven en zijn belofte hou- hond hem mij zal terugbrengen vóór den Jansen maakte een dreigende bewe- uit het 'Vesten. Nog bespot hem de eigen den zijn twee. avond. Wed je Drie fl sschen Champag- ging, maar zijn vrouw duwde hem op zijde zinnige winter maar de wind wordt met Zoo gebeurde het dikwijls, dat zij door ne voor ons eerste diner bij van Laar en sprak met zachte stem iederen dag warmer en roept Scheer je de straten reden en Bubbles plotseling „Aangenomen," zei Willemsen. „Hoor eens vriend, bedaar wat. Vertel weg 1 Dan hoorde men den winter knarse- een oploop ontdekte. Dan had Dora al Hij nam den hond bij het koord en ver- mij eens, wat er gebeurd is. Je kunt toch tanden en weg was hij. haar overredingskracht noodig om hem w'jderde zich. wel zien, dat onze hond niet dol is. Heeft Steeds vroeger gaat de zon nu op kalm te doen blijven zitten. Itaisen haalde hem spoedig weer in. hijje gebeten Zeg Als je iets te vorde- groot is ook de arbeid die haar wacht Zu werd dit leven ten slotte meer dan "Jic zoo," zeide hij, „de weddenschap ren hebt, zal het betaald worden. Wat is de s.feuw smelten, het water van het ijs gaat door er gebeurd bevrijaen, d« ,'arde verwarmen. Ook ia

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 12