m
ELCKWATWILS
Derde Blad
15 September 1923
S
a^L
OlT DE PERS.
KEföK EN S0HOOL
KUNST IN KENNIS.
TREKJES 312.
Want de kinderen werden volwassenen..
Doch weinige dacen nadat zij aan het bed
G. N.
DE VAKVEREENIGINGSLEIDER.
De heer Stenhuis, voorzitter van het
N. V. V„ heeft een beekje geschreven:
„Opstellen over de' Vakbeweging". Een
dezer opstellen is gewijd aan den „vak-
zereenigingsleider".
Het is geschreven in de z.g. vereenvou
digde spelling, waarmede dus bij het lezen
rekening moet worden gehouden.
Een paar brokstukken uit dat opstel mo
len hier een plaats vinden, wijl er nog wel
eenige lessen zijn uit te halen.
„Er is in ons land stellig geen funktie en
geen man die zooveel wordt aangevallen als
de funktie en persoon van de vakvereni
gingsleider. De groepen arbeiders, die
menen uiterst revolutionair te zijn, doch
alleen maar het bewijs leveren, dat de ar
beidersbeweging helaas ook tot verwildering
kan leiden of deze althans bevestigen, schel
den op de „bonzenwanneer een vakver
enigingsleider het durft te doorstaan, een
taak anders te beoordelen dan met hun
groepsbelang, of „revolutionair gevoel"
'strookt.
De reaktionairen en sommige werkgevers-
leiders honen de demagogen en spreken
van behoorlike vermetelheid, wanneer de
vakverenigingsleider eist te worden erkend,
in de talloos vele aangelegenheden, die de
irbeiders, welker vertegenwoordiger hij is,
-aken. Een orgaan van de konservatieve
katholieken sprak zelfs van politieke dag
loners, die een daghuur verdienen, met aan
politiek te doen."
„Maar vierkant moet hij durven staan
tegen de mentaliteit zijner leden als naar
zijn overtuiging die mentaliteit naar neder-
laag en schade van organisatie cn arbeiders
voert. Hartstochtelike betogen op en stem
mingen van een vergadering mogen hem
allerminst beheersen.
Zo nodig moet hij de moed hebben te
handelen tegen de statuairq bepalingen in.
Wie dat niet durft, of wie het fout doet.
moet als vakverenigingsleider gaan.
Nooit mag hij, uit vrees voor het dragen
van de verantwoordeiikheid nalaten de
leden zijner organisatie de weg te wijzen,
die naar zijn overtuiging in een bepaalde
situatie moet worden bewandeld. De arbei
ders hebben er recht op en zij moeten
weten, dat hun leider onder geen omstan
digheden schroomt te wijzen ir. welke rich
ting moet worden gemarcht crd.
Het zwaarste werk van de vakverenigings
leider is te zwijen; het ware-wee! gemakke-
liker er steeds alles uit te flappen; toch is
dat niet mogelik. Heel hot leven van de
vakvereniging geschiedt in het openbaar,
wat aan de leden gezegd wordt, wordt fci-
telik ann de openbaarheid prijs gegeven en
de werkgevers meegedeeld.
Daarom moet de leider van de i'akver-
eniging weten te zwijgen, ook al zou sp-c-
ken veel gemakkeliker voor hem zijn.
Een vakverenigingsleider moet de demo-
kratie soms durven vertreden, hij moet las
ter en miskenning weten te dragen, goed
kope populariteit versmaden.
Zij die het meest vertel'en, de demokra-
tie het hoogste roemen, immer de arbeiders
gelijk geven, steeds hoog opgeven van de
wil der leden uit te voeren, zijn niet steeds
de beste, doch integendeel doorgaans de
ongeschiktste vakverenigingsleiders.
De strijdpositie der vakverenigingen eist
bezonnenheid en beraad en moed en kracht
van den leider om zichzelf te zijn.
Men behoeft niet elke letter .voor zijn
rekening te nemen, om te erkennen dat
Stenhuis het hier eens heel goed zegt.
Maar of de daden daarmede in overeen
stemming zijn is toch aan gegronde twijfel
onderhevig Want Stenhuis is niet alleen
voorzitter van hef N. V, V., maar hij is ook
j? redacteur van „de Strijd", het orgaan
dier centrale.
Ln nu is het toch wel heel eigenaardig,
dat juist dat orgaan er een soort sport van
maakt om elke terugslag welke de arbei
ders met of zender strijd moeten aanvaar
den uit te buiten als iets wat eigenlijk aan
de fuflooze, soms ook verraderlijke, houding
van andere leiders moet worden toegeschre
ven.
Zooiets doet toch niet 'iemand die liever
laster en miskenning draagt dan iets te
doen wat niet in het welbegrepen belang
der leden is. En kan het wel ooit in het
belang der leden zijn om de schuld op an-
aeren te werpen als economische feiten tot
net aanvaarden van een of %nderen terug
slag nopen?
Het geval bij Wilton kan als zijnde van
'ecenten datum zeer wel als voorbeeld die-
ïen. Want men kan over de overwerkver-
lunningen bij Wilton denken zoo men wil,
>r!aar dat er een redelijke kans was om door
strijd daaraan te ontkomen kan moeilijk
loor iemand ernstig worden geloofd.
Doch gesteld, dat de Moderne Metaalbe
werkers er wel aan geloofden, was dan
het te verwachten succes niet minstens zóó
twijfelachtig, dat gevoeglijk de schemo-
scheuten tegen de katholieke organisatie die
het anders zag, achterwege hadden kunnen
blijven.
I Is het een bev/ijs van zedelijke kracht als
dezelfde schrijver het steeds voorstelt alsof
alleen en uitsluitend de „z.g." moderne or
ganisatie s in staat zijn weerstand te bieden
en den strijd aan te binden tegen wat
hij dan het kapitalisme noemt?
Ik kan het niet anders zien of het is weer
de gewone humbug die we sinds jaar en
dag van die zijde gewend zijn en die weinig
overeenstemt met den moed die hij vordert
van eiken vakvereenigingsbestuurder.
Maar ook nog op andere wijze valt er een
les te putten uit het opstel en wel deze:
dat Katholieke organen zeer verstandig
doen, wanneer ze niet te spoedig een door
socialisten gesproken woord als rechtzinni
ger of meegaander uitbuiten dan de woor
den door Katholieken gesproken.
Niets dwingt ons om the te geven, dal
de Katholieke arbeiders, waar het ijveren
voor verbeteringen of het wegnemen van
misstanden betreft ook maar in iets achter
hun socialistische medearbeiders zouden
staan, maar ook niets is er wat er op wijst,
dat de Katholieke arbeiders niet met
minstens evenveel nuchterheid de feiten
onder de oogep durven zien als de socialis
tische arbeiders.
Zoodat het uitspelen van enkele werkelijk
bezadigde gezegden van socialisten tegen
katholieke arbeiders en leiders mij minder
aanbevelenswaardig toeschijnt.
Bovendien: ze zeggen het ook wel weer
eens anders.
Op de buitengewone bestuursvergadering
van het N. V. V. heeft Stenhuis een lezing
gehouden waarvan het verslag is opgenomen
in „Het Volk" van 11 Sept.
Daaruit blijkt, dat men het in die kringen
niet geheel eens is over wat goede cn min
der goede leiders zijn althans het verslag
laat den heer Stenhuis zeggen:
„In onze rijen bestaat geen algeheele
overeenstemming. Henri Polak schrijft op
een manier, alsof hij alleen de goede leider
is gebleken en het bestuur van het N. V. V.
een stelletje demagogen is. Hij dient er
echter rekening mee te houden, dat het
standpunt van het N V. V.-bestuur bet
standpunt van de geheele Nederlandsche
vakbeweging is. Zijn meening omtrent het
stakingsmiddel is volkomen onjuist. Geble
ken is dat door stakingsbedreiging in het
verleden nooit verlenging van arbeidstijd is
gekeerd. En voor zulk een feit wijkt alle
theorie. Als de Nederlandsche vakbeweging
bereid blijkt in de bedrijven de grootst mo
gelijke onrust te verwekken, zal de regee
ring niet verder durven gaan,"
En dan even verder:
„Bij onzen strijd voor den achturendag
gelden slechts overwegingen van klassen
strijd. De ondernemers hebben zich altijd,
mèt of zonder konkurrentie verzet tegen
een verkorting van den werktijd. Dit verzet
heeft dezelfde basis als het verzet tegen de
medezeggenschap, spruit voort uit hun men
taliteit, die hun de arbeiders doet zien als
werkbeesten alleen.
De ondernemer, die tijd%ns den oorlog de
winsten met grootc hompen sneed, is door
luiheid cn gebrek aan energie niet in staat
de bedrijven nieuw leven in te blazen."
Wat de heer Stenhuis hier ten beste
geeft is inderdaad een rijk staaltje van
.goedkoopé populariteit versmaden" en
minstens blijkt er toch wel uit, dat men ann
enkele uitlatingen niet te veel aandacht kan
besteden.
Ten slotte ligt in bet artikel van den
heer Stenhuis ook nog een practische wenk
voor vele arbeiders-
Want men kan het keeren zoo men wil,
maar als men leiders heeft die hun plicht
niét of maar half vervullen, dient men zich
straffe van de vernieling der organi
satie van die menschen te ontdoen.
Dat kan hard zijn, vooral als die leiders
zelf niet zouden begrijpen, dat zij eigenlijk
maar „halve" krachten zijn, maar er is niet
aan te ontkomen. Is dat echter niet het ge
val: weet men redelijker wijs niets tegen
den leider aan te voeren dan moet toch
ook den arbeiders worden bijgebracht, dat
zij met straffeloos met de communisten
die daarin werkefijk virtuosen zijn
kunnen meeblaffen en hun leiders kunnen
verdacht maken als menschen die hun be
langen „verkoopen" en in elk geval geen
nart hebben voor die ibèlangen; doch uitslui
tend om eigen positie denken.
Men ontdoe zich van leiders die hun taak
niet vervullen of hun positie misbruiken,
maar men onthoude hun niet het volte ver
trouwen, zoolang geen redelijke grond voor
wantrouwen aanwezig is.
Want niets verlamt een beweging meer
dan wantrouwen in de leiding en het heeft
den schijn, dat, vooral in de grootye ste
den, daaraan niet altijd even ernstig wordt
gedacht.
A, J. L.
KINDERTOESLAG.
Reeds meerdere wezen wij onder
bovenstaand hoofd op dr belangrijkheid der
„kindertoelage," en gaven in verband hier
mede eenige overzichten omtrent den om
vang van dit stelsel zoowel in ons land als
in het buitenland.
Hieruit bleek duidelijk onze tegenstan
ders ten spijt dat de „Kindertoelage"
steeds meer en meer beteekenis kreeg, en in
verschillende takken van industrie reeds
werd ingevoerd.
Wij wenschen thans hieraan eenige ge
gevens toe te voegen, welke zijn ontleend
uit „de beknopte Sociaal-Econon is 'ie Kro
niek van Nederland, de koloniën en h>1 bui
tenland," waaruit duidelijk blijkt, dat de
„kindertoelage" hoe langer zoo meer ter
rein wint, maar ook, dat verschillende te
genstanders waaronder wij op de eerste
plaats rekenen de moderne arbeidersbewe
ging aamgesloten bij de Sociaal-Democra
tische Arbeiderspartij, het groote nut van de
„kindertoelage" gaan inzien, en dan ook, zij
het schoorvoetend, hieraan hunne medewer
king gaan verkenen.
Wij lezen dan in genoemde kroniek, onder
het hoofdstuk Arbeidsvoorwaarden het vol
gende
„In verschillende landen blijft de kinder-
of familietoeslag de aandacht trekken. In
Duitschland is deze in een aantal industrie
ën, n.l. in de mijn-, machine, textiel-, pa
pier- en chemische industrie reeds vrijwel
I algemeen ingevoerd. In België stichtte de
werkgeversvereeniging voor de metaalin-
dustrie in de provincies Luik, Limburg en
Luxemburg een kindertoeslagfonds de toe
slag wordt maandelijks aan de huismoeders
uitgekeerd, teneinde daaraan het karakter
van loon te ontnemen. (Dezelfde regeling
geldt ook bij het kindertoeslagfonds in het
bakkersbedrijf, zooals onzen leden bekend
is). De bedoeling is het fonds interprofessio
neel te doen zijn. Op het oogenblik geldt het
fonds voor pijn. 40.000 arbeiders. Sprak in
Oostenrijk de Sociaal-Democratische Partij
zich bij gelegenheid van het besluit de „kin
dertoelage" te handhaven, uit voor het per
manent geven van een dergelijke ondersteu
ning, in België kwam het Nationaal Comité
van de Socialistische syndicale commissie,
na een onderzoek tot de conclusie dat steun
aan groote gezinnen noodig en onontbeerlijk
is. Het Comité achtte het stelsel van kinder
toeslagen een vorm van maatschappelijke
zorg, welke door de gemeenschap moet wor
den ingericht evenals de steun voor werk
loosheid, invaliditeit, ziekte enz. In Roemenië
wordt in het wetsontwerp op den rechts
toestand van ambtenaren van kindertoeslagen
melding gemaakt. In Frankrijk, waar de uit-
keering van familic-en kindertoeslag snel in
omvang is toegenomen, is de toeslag voor ge
huwde ambtenaren verhoogd.
In Nederland bleef de bestaande kinder
toelage gehandhaafd voor het bakkersbedrijf,
de schoen-en sigaren industrie en het bloem-
bollenbedrijf."
Uit deze gegevens blijkt dus duidelijk, dat
zooals wij hierboven schreven, de „kinder
toelage" steeds meer en meer veld wint.
Dat ook de Sociaal-Democraten in Oosten
rijk en België de „kindertoelage" he ben
aanvaard stemt tot voldoening, en geeft goe
de hoop op de toekomst, temeer, waar de
sociaal-Democraten hier te lande nog al aan
import doen, en het lang niet onwaarschijn
lijk is, dat ook dit artikel eerlang, evenals de
medezeggenschap, als een socialistische eisen
naar voren zal worden gebracht.
Wij hebben gemeend in het belang en het
behoud van de „kindertoelage" voor het
bakkersbedrijf deze gegevens hier weer te
geven, temeer daar het bzstuur van den Al-
gemeenen Bakkcrsgezellenbond onder onze
trouwe lezers gerekend kan worden.
J. C. A»
(Ons Vakblad)
HE. GRONDKAPITAAL.
Al is de toestand voor de landbouwbe
drijven, minder zorgwekkend dan velen voor
dit jaar verwacht hadden, al gaat het in som
mige branches beter dan iemand had kun
nen verwachten van den anderen kant blijft
toch waarheid dat de hooge verkoops- en
pachtprijzen in zichzelf onrechtmatig en
voor de landbouwende bevolking een ramp
zijn.
In het Weekblad van den N. Brab. Chr.
Boerenbond van 17 Augustus is het „W. v.
K." initialen die geen twijfel omtrent den
schrijver overgelaten die daarop nogmaals
de aandacht vestigt en wel naar aanleiding
van het besprokene door den Heer v. Lan-
schot in de Eerste Kamer bij de behandeling
van de regeling voor „strijk- en andere zwen-
detgelden" zooals de schrijver ze niet zon
der bitterheid noemt
Niet' alleen door strijk- cn plukgelden,
maar tevens door het nijpend gebrek aan ge-
schikten grond, door het grootkapitaal, dat
zich op dat grondbezit heeft geworpen, zijn
de prijzen opgeschroefd tot een schrikbaren
de hoogte. De boer, die kocht of gedwongen
koopen moest, heeft behalve den normalen
prijs, nog zijn spaarpenningen en dikwijls ge
leende gelden moeten bijleggen, om een ma
ger stukje grond zijn eigendom te kunnen
noemen, als een toevlucht waar hij ten min
ste niet opgejaagd kan worden. De grond-
bezitter-verpachter kan met grooter gemak
de hooge koopprijzen betalen. Die verbeeldt
zich heel gemakkelijk, dat hij met de op
brengst-waarde van den grond niets te ma
ken heeft. Hij rekent slechts met de opbrengst
van den boer. En bij den heerschenaen wan
toestand op pachtgebied, is het een klein
kunstje maar groot onrecht, den pachtprijs
aan den koopprijs evenredig te maken, 't Is
geen zeldzaamheid in vele streken dat losse
perceelen zandgrond van matige kwaliteit
verpacht worden voor 150 tot 250 gulden
per H.A. bij kleigronden klimt het tot 400
gulden er zijn voorbeelden van nagenoeg
500 gulden per H.A. Die prijzen worden
betaald op contracten die 10 jaren en langer
loopen.
Als dat bij den prijs der tegenwoordige-
producten geen woeker en afzetterij is, mo
ge men die woorden liever geheel afschaffen.
Én het blijft woeker, ook al zijn die gronden
voor de fabelachtige prijzen verkocht van
35005000 gulden voor zandgronden en
46000 gulden en hooger voor kleigron
den. Wanneer een kooper, wegens veiligstel
ling van zijn kapitaal, verre boven de zake
lijke waarde koopt, heeft hij geen recht ook
nog hooge rente er uit te kloppen door zijn
pachter het verdiende loon te onthouden en
daarenboven nog zijn zuurverdiende spaar
penningen af te troggelen. Dat gebeurt her
haaldelijk in geheele streken van Brabant en
Gelderland. De heer van Lanschot moge zijn
inlichtingen halen aan het kantoor N.C.B.
te Tilburg, waar hem officieele bewijsstuk
ken sullen getoond worden. Misschien komt
de tijd dat het noodzakelijk wordt enkele
van die woekerschandaaltjes met naam er van
te publiceeren. En dan willen we hem eens
hooren herhalen, dat het behoud der tegen
woordige grondprijzen een boerenbelang en
een algemeene maatschappelijk belang is.
En wat de speciale gevallen betreft van
armen- en weeshuizen en inrichtingen van
liefdadigheid die hebben vooreerst even
min recht tot het heffen van bovenmatige
prijzen als wie dan ook. Liefdadigheid je
gens ongelukkigen geeft geen recht anderen
ongelukkig re maken. En ten tweede.te
midden van een christelijke, welvarende
of kostwinner.de boerenbevolking is de
toekomst der liefdewerken wè! zoo veilig
als te midden der woekerpractijken van den
modernen tijd.
Wat hier voor Brabant gezegd wordt geldt
ook in veel gevallen voor andere Provincies
en de schade welke de grondgebruikers on
dervinden drukken middellijk ook op de
arbeiders en tenslotte op de geheele bevol
king. Duidelijk blijkt, dat aan de verkoop
en verpachting van gronden heel wat meer
vast zit en voor het algemeen welzijn van
heel wat breeder beteekenis zijn dan over
het algemeen vermoed wordt.
En voor de grondgebruikers zal het onge
twijfeld heel wat vruchtbaarder zijn wan
neer zij met vereende krachten een verbete
ring van die misstand werken, dan hun
eigen tegenslag nog weer eens trachten af te
wentelen op arbeiders e.d. waardoor beiden
tenslotte nog veel meer door het grond-
kapitaal in de klem worden gebracht.
A. J. L.
BEKNOPTE SOCIAAL-ECONO
MISCHE KRONIEK
TWEEDE KWARTAAL 1923.
Zooals bij het voortbestaan van het ver
broken economisch evenwicht en van de on
gunstige en onzekere internatir "rie verhou
dingen trouwens wel te verwach. t was, is de
oositie der nijverheid ook in het tweede
kwartaal nog zeer ongunstig geweest. Naar
uit de over dat tijdperk bij het Bureau inge
komen verslagen blijkt, moge toeneming
der bedrijvigheid al niet overal geheel zijn
uitgebleven, van eenige ontspanning van
den gedrukten toestand kan in 't algemeen
echter allerminst gesproken worden. In ver
schillende gevallen droeg de opleving, waar
bij gedeeltelijk ook het seizoen een rol speel
de, slechts een tijdelijk karakter. [Voorts
stonden in menigen bedrijfstak tegenover
ondernemingen, waar meer werk kwam, een
grooter of kleiner aantal andere, welke zich
door achteruitgang kenmerkten. Zorgwek
kend groot was dan ook nu nog dat deel der
nijverheid, waarin door gebrek aan orders
slechts op bescheiden schaal werd gewerkt.
Daarbij moet in het oog worden gehouden
dat als gevolg van de onvoldoende koop
kracht zoowel hier als elders en van de scher
pe concurrentie van andere landen (vooral
van die welke door valutatoestandcn een
voorsprong hadden) veelal orders te bekomen
waren* tegen prijzen maar weinig of niet
zelden zelfs beneden de huidige kostprijzen.
Hierdoor laat het zich begrijpen dat een
niet onbelangrijk deel der maatregelen, welke
in ondernemerskringen noodzakelijk worden
geacht om tot een beteren bednjfstoestand
te kunnen komen, gericht waren op het be
reiken van lagere productiekosten (verla
ging van loonen verlenging van arbeids
duur vermindering van belastingen en
kosten welke uit sociale wetten voortvloeien
verlaging van vrachtprijzen enz.).
In overeenstemming met het bovenstaan
de viel over de verhoudingen op de arbeids
markt, ondanks partieele verbeteringen,
door de werknemers in het algemeen nog
zeer te klagen. Een voorbeeld van zeer on
voldoende werkgelegenheid was o.a. de
metaalindustrie, waar vooral ook het gebrek
aan werk in den scheepsbouw en de machine-
fabricage er toe bijdroeg dat de werkloosheid
die van een jaar geleden nog belangrijk over
trof. Ook in de textielindustrie (o.a. de ka
toen- en wolindusffie) is het werk vermin
derd. Aan het onbevredigende beeld, dat
onderscheidene takken der kledingindu
strie te zien gaven, had tot op zekere hoogte
ook de koude en natte weersgesteldheid
schuld. In de schoen- en lederindustrie
bleef slapte nog immer troef. In de typo
grafische vakken was evenmin verbetering
merkbaar, wel daarentegen in de diamant
industrie en de sigarenfabricage., al konden
deze bedrijven zich desondanks neg lang
niet tot het normale peil van voorheen ver
heffen. Onder de bouwvakarbeiders was
ook na de in dit kwartaal waargenomen ver
mindering der slapte de werkloossheid nog
op lange na niet geweken.
Met betrekking tot den toestand buiten
de nijverheid kan o.a. het volgende worden
opgemerkt
In den tuinbouw was de omstandigheid
dat de bedrijfstoestand er toe noopte de uit
gaven aan arbeidsloon tot een minimum te
beperken, van merkbaren invloed op de
werkgelegenheid voor de losse arbeiders.
Zoo werd in de groenteteelt zelfs in Juni
(de drukste maand toen er veel werk was te
verrichten mede als gevolg van den in de
vorige maanden door het koude en natte
weder veroorzaakten achterstand) over het
algemeen maar sporadisch van los personeel
gebruik gemaakt.
In den landbouw streefde men er evenzoo
naar werkzaamheden, welke niet als strikt
noodzakelijk worden beschouwd, achterwe
ge te laten, wat een der oorzaken was dat
de toestand op de arbeidsmarkt over het ge
heel niet is verbeterd.
In het havenbedrijf te Amsterdam week
het gemiddeld aantal arbeiders per werkdag
in dit kwartaal (3791.) niet noemenswaard af
van dat in het vorige (3795), doch het bedroeg
bijna 800 (ruim 17 pCt.) minder dan in het
2e kwartaal van 1922. Voor Rotterdam wij
zen de beschikbare cijfers in vergelijking met
de overeenkomstige maanden van 1922 even
eens achteruitgang aan.
Daartegenover bedroeg het aantal arbei
ders in de steenkolenmijnen nadat het ook
in dit kwartaal nog wat was opgeloopen, be
gin Juli bijna 1900 meer dan een jaar geleden.
In de veenderij nam de werkloosheid na af
loop van het graaf- en baggerseizoen in de
laatste helft van Juni weer snel toe. Daarbij
was het o.a. een ongunstige factor dat de
bolstergraverij weinig werk opleverde door
de slapte in de turfstrooisclfabricage.
Terwijl verleden jaar in April, Mei en
Juni de zeevisscherij met resp. 483, 565 en
610 vaartuigen werd uitgeoefend, geschiedde
dit in deze maanden vari dit jaar blijkens de
bekend zijnde voorloopige ciifers met resp.
536, 665 692 vaartuigen.
(Maandschrift voor de Statistiek).
LEDENTAL VAN HET N. V. V. OP
1 JULI 1923.
Het aantal leden der bij het Verbond aan
gesloten organisaties daalde in het 2e kwar
taal 1923 met 6051 (le kwartaal met 8034).
Van dit aantal komt voor rekening van 4
organisaties (bouwarbeiders, Landarbeiders,
Metaalarbeiders en Transportarbeiders) 3806
leden. Van de aangesloten 26 bonden gingen
4 in ledental vooruit.
Bedroeg het ledental op 1 April 188.686,
op 1 Juli 1923 telde het Verbond 182.635
leden.
Het aantal mannelijke leden daalde van
179.708 per 1 April tot 174.134 per 1 Juli
of met 5.574.
Het aantal vrouwelijke leden daalde van
8978 tot 8501, of met 477.
Het aantal adspiranten daalde van 3895
tot 3513 of met 382.
Het aantal afdeelingen verminderde niet
47, waarvan 36 van den Landarbeidersbond.
AMNESTIE.
Nu H. M. de Koningin aan verschillende
gestraften vermindering of geheeje kwijt
schelding van straf heeft verleend, breekt
de „Nederlander" een lans voor de jonge
mannen, die buiten het vaderland vertoe
vende, tijdens den oorlog nalieten zich als
landweerman of landstormer te melden bij
hun regiment. Over den ernst van hun te-
kortkoming^spreekt het blad niet. Een ieder
is het daarover eens.
„Maar nu is het reeds 5 jaren vrede. Er zijn
onder deze mannen, eenigen, die er naar snak
ken hun vaderland te mogen bezoeken de
een om vader of moeder, omtrent wier ge
zondheid de berichten slecht werden, vóór
diens dood nog te mogen zien de ander
cm althans het graf van moeder te bezoeken,
die tijdens haar ziekte te vergeefs naar haar
jongen uitzag er zijn er velen, die de sterk
te van den band tusschen hen en het vader
land onderschatten, en nu hunkeren naar
een kort verblijf op vaderlandschen bodem
Maar, het mag niet-, het kan niet de straf
fende hand is gereed hen, bij aankomst in
het vaderland, te grijpen.
Voor die allen hadden wij gehoopt op een
vergeten en vergeven op een uitwisschen van
de aanteekening in het zwarte boek, die tegen
hen getuigt.
Volgens artikel 68 der Grondwet heeft de
Koningin het recht van gratie van eenmaal
opgelegde straffen.
De wetgever heeft het recht van amnestie
of. abolitie.
De Koningin heeft van haar vorstelijk ge-
naderecht gebruik gemaakt. Voor een wets
ontwerp tot het teniet-doen der tekortko
mingen inzake de opkomst voor militairen
dienst vernamen wij nog niets.
Het is nog niet te laat. Het is nog Sep
tember 1923; het is nog jubileummaand
Menig Nederlander ziet in den vreemde
met verlangen uit naar het goed bericht..
Menig vader of moeder in Nederland heeft
er in stilte op gehoopt.
7. ou de verwachte goede tijding nog
komen?"
HET POLITIESCHANDAAL OP JAVA.
De heer Henri Borel, oud-ambtenaar voor
CHineesche zaken in Ned.-Indië, schrijft aan
het „Vad." o.m.:
Toen ik de berichten over bel politie-
schandaal in Indië las een corruptie, die
haar vertakkingen blijkt te hebben over ge
heel Java, zich uitstrekkend tot de geheele
afdeeling opium! heb ik mij niet verwon
derd, maar verheugd. Verheugd namelijk
over het feil, dat onder het huidige regee-
ringsregime dergelijke schandalen niet meer
getoetoept worden ,maar streng onderzocht
en iberecht. Vroeger nog in 19121913,
toen ik als adviseur voor Chineesche zaken
diende was het Gezag een soort fetisch,
die a tout prix heilig moest blijven, en nog
sterker, een eerlijk, waarheidlievend amb
tenaar, die schandalen aan 't licht bracht,
werd als lastig beschouwd en overgeplaatst
of genoodzaakt ontslag te vragen. Ik be
schouw daarom 't bovenbedoelde politie-
schandaal, hoe betreurenswaardig ook op
zichzelf, als een verblijdend teeken, namelijk
dat Gezag in Indië niet meer knoeierij en
machtsmisbruik en leugens kan dekken.
Bravo!
Hetgeen de heer van Ghert over de poli-
tioneele toestanden schrijft, is volkomen
waar. Als ambtenaar voor Chineesche zaken,
intiem bekend met Chineezen en met alles
op de hoogte wat verborgen Chineesche
toestanden betreft, heb ik van nabij jaren
lang een politioneele corruptie bestudeerd,
die, zoo zij precies in détails werd gepu
bliceerd, ongelooflijk zou lijken. Ik kan ge
rust zeggen, dat zoo goed als alle Chinee
sche bordeelen, opiumkitten en andere sme
rige instellingen, en ook zeer vele welge
stelde Chineezen (om met rust te worden
gelaten) geregeld de lagere politiemannen
omkochten cn cadeaux moesten geven.
Politieschouten b.v. met 150 p. m, trak
tement, bezaten huizen en theetuinen, equi
pages met dure paarden, en leefden op
weelderigen voet. Ook andere, hooge amb
tenaren hoewel dezen Goddank spora
disch waren er, die, op zijn zachtst uit
gedrukt, te veel verplichtingen aan rijke
Chineezen hadden om niet genoodzaakt te
zijn een oog dicht te doen. Te bewijzen ivas
deze corruptie zelden, er werden geen kwi
tanties bij afgegeven, maar ik heb in de
handelsboeken van Chineezen in faillisse
ment dikwijls posten gevonden van groote
bedragen die aan duidelijkheid hieromtrent
niets te wenschen overlieten.
Later, met de reorganisatie, en de ophef
fing van schouten-ambt, is de toestand ge
leidelijk iets verbeterd, maar in 1912 was
hij te Soerabaja nog zóó, dat in 't gansche
Chineesche kamp afpersing onder bedreiging
en gedwongen omkooping schering en inslag
waren, gepleegd door politie-agenten en de
lagere beambten. Trouwens, dezen werden
ook veel te laag bezoldigd.
Het geseinde schandaal bewijst, hoe die
corruptie steeds is blijven doorvreten,
DE FEESTEN TE AMSTERDAM.
Bijzondere vindingrijkheid ban men „Het
Volk" niet ontzeggen, oordeelt De Rotter
dammer.
„De Oranjefeesten moesten mislukken
dat stond van te voren vast.
Het Oranjefeest te Amsterdam zou op
een allcrjammerlijkst fiasco ultloopen dat
werd al weken terug geprofeteerd.
Opgeschoten jongens en meisjes, versterkt
door een groep minderwaardige individuen,
zouden al hossende hun fanatieken haat
tegen de socialisten luchten.
Dronkemanspartijen en walgelijke siraat-
tooneelen zouden de „Oranjelol" openbaren.
Het liep anders.
Een waardig feest, dat tlendwlücoden deed
samenkomen om Oranje te •eren, werd in
Amsterdam gevierd.
Daar heerschte een geest van aatioaale
saamhoorigheid, die voor de toekomst goede
beloften geeft.
Het is den redacteur nul „Met Volk",
die een terugblik op de feesten geeft, niet
ontgaan.
Hij weet hier echter toch rood garen oft j
tc «pinnen.
De stemming was mat dof, zoo zegt
hij. Slechts een klein deel hoste en joelde
en dan gaat hij voort: „De rest keek naar
de versiering en de illuminatie en hield zich
kalm. Zelfs het traditioneele „weg met de
socialen" hebben wij niet één keer ge
hoord."
Het feest alzoo mislukt, omdat het „weg
met de socialen" niet gehoord is.
Wat is een roode kinderhand toch spoe-
dig gevuld!
Althans op een Oranjefeest!'
KERKELIJKE STATISTIEK
We lezen in „De Nederlander":
Het „Centraal Bureau voor de Statistiek"
heeft een merkwaardige uitgave het licht
doen zien.
In nr. 369 van zijn Geschriften worden de
cijfers der laatste volkstelling verwerkt,
voor zoover deze betrekking hebben op da
getalsterkte der verschillende kerken hier te
lande.
De cijfers waren reeds bekend gemaaktj
het is waar.
Doch hier ontvangt men eerst een korte
samenvatting, die het overzicht vereenvou
digt; en dan tweemaal aanschouwelijk onder
wijs door grafiek en kaart.
Het overzicht bepaalt zich tot zes groe
pen; het zijn de voornaamste, maar boven
dien ontvangt men gansch geen indruk, zoo
men alle cijfers van alle groepjes vóór zich
krijgt.
Dus; zes! Natuurlijk:
Nederl. Hervormden
Gereformeerde Kerken;
Roomsch-Katholieken;
Israëliet;
Overige kerkelijke gezindte;
Geen kerkelijke gezindte.
In bet overzicht worden de percenten ges
geven over de jaren 1849 tot 1920, telkenj
per tien jaar.
De Hervormden zijn in zeventig jaren ge
daald van ruim 54 tot goed 41 pCt. de Room-
schen van 38 lot 3514, de overige kerkelijke
gezindten gingen sinds 1879 terug van goed
7 op 5)4. De Israëlieten vertoonen een ge
ringen teruggang, de Gereformeerden zijn in
dit tijdvak als eigen groep ontstaan, sterk
gegroeid en iets teruggegaan; zij zijn nu ruim
8 pCt, der bevolking; de kerkloozen zijn zeer
geklommen: in Veertig jaar van 0.31 tot 7.77
percent.
Nog enkele bijzonderheden.
De ProtestAien zijn van bijna 60 pCt op
bijna 55 pCt. teruggegaan. Het verlies deE
Roomschen is 214 percent; dus hebben glo
baal gerekend van de kerklooze 754 pCt. de
Protestanten twee derden, de Roomschen
een derde geleverd.
Maar hierbij valt nog iets op te merken.
Aangezien de Protestanten zooveel tal-
rijker zijn, spreekt het vanzelf, dat bij gelij
ken afval zij het grootste deel leveren. Dit
één derde en twee derde zegt dus nog wei
nig. Precies naar percent uitgedrukt komt
het zóó te staan:
In zeventig jaar dalen de Protestanten vatt
59.93 op 54.94 der bevolking. Bij gelijke da
ling zouden de Roomschen, die met 38.15 be
gonnen, hebben moeten eindigen met 34.99.
Ze eindigen met 35.61; dus is hun teruggang
iets geringer dan die der Protestanten.
Nog een merkwaardigheid.
Men weet, dat thans voor het eerst de te
ruggang der Roomschen gestuit is. Van 1849
af zijn per tien jaar hun cijfers deze:
38.15
37.14
36.53
35.86
35.39
35.07
35,02
35,61
Dus teruggang sinds 1849 tot 1910: dan stil
stand en zelfs een kleine vooruitgang. Men
weet ook, dat deze vooruitgang vooral te
danken is aan de mindere zuigelingensterfte
in Brabant en Limburg sinds 1910.
Hoe stond het dan tot 1910 met den terug
gang bij Protestanten en Roomschen?
Toen waren de Protestanten van 59.93 op
58.20 gevallen, de Roomschen van 38.15 op
35.02. Bij gelijken teruggang had toen het
eindcijfer der Roomschen 37,03 moeten zijn.
Toen was dus daar de afval niet onbelang
rijk grooter dan ten onzent.
Wij schrijven ditmaal alleen over cijfers en
zijn dus ietwat kil. Niemand meene, dat wij
het woord „afval" rustig en zonder ontroe
ring kunnen neerschrijven! Doch nu is het
enkel te doen om statistiek.
Deze wordt nu in de uitgave van het Cen
traal Bureau nog zeer verhelderd door een
„grafiek," waarin zuilen en zuiltjes het ge
vondene in beeld brengen. Daarnaast dooE
vijf kaarten van Nederland, waarop met kleu
ren aangegeven is, hoe sterk in iedere ge
meente de Hervormden, de Roomschen, de
Gereformeerden, de Joden en de kerkloozen
zijn.
Dat is wel uiterst sprekend.
Wij zijn voor deze uitgave dankbaar; ze!
moet verkocht worden, dan krijgen we weef
eens wat goeds.
EXAMENS RIJKSTUINROUWSCHOOL.
BOSKOOP, 13 Sept. 1923. Bij het gehou
den toelatingsexamen aan de Rijkstuinbouw
school alhier, slaagden: C. Bulk, A. L. Gul-
demond, P. W. Hardijzer, B. Mossel, B. B.
C. Rosbergen, allen van Boskoop; J. Cra
mer, Amersfoort; W. Boland, C. A, v, Wan-
kum, beide van Amsterdam; A. v. Gennep,
H. L. J. Haakman, B. ter Kuile Jr., allen
var 's-Gravenhagc; H. A. A. v. d. Lek, Os-
sendrecht; T. Landré, Utrecht; P. W. Bre-
dée, Warnsveld; H. A. UittCnbogaard. Dor
drecht.
VERBODEN FILM.
De burgemeester van Maastricht heeft,
naar wij vernemen, de vertooning van de
film „La Garconne' aldaar verboden. Ook
te '«-Hertogenbosch en andere plaatsen is
een zelfde verbod uitgevaardigd. Ook in een
deel van België moet het vertoonen dezer
film niet zijn toegestaan.
Toevalt
Nooit heb ik ze apart gezien.
Altijd samen en stevig gearmd.
De moeder met haar eeuwigen, goedigen
glimlach, waarop echter ook altijd 'n wei
nig melancholie te lezen was.
De dochter met haar gelaat zonder uit
drukking, v/aarin groot-dof de blauwe .pogen.
De moeder had meer kinderen, die haar
allen even lief waren doch Christina was
haar bijzondere beschermelinge.
Want Christina was niet zooals anderen.
Onnoozel kon men haar niet noemen
•neer erg achterlijk. Toen ze dertig jaren
:elde was ze nog als 'n kind van omtrent
ces. Na dien kinderleeftijd had haar ver
stand zich niet meer ontwikkeld.
Iedereen wist, dat Christina nooit op
rigen beenen zou kunnen staan in de groote
Wereld dat ze nooit 'n zelfstandig denkend,
Poelend en handelend mensch zou worden.
Iedereen wist het, maar de moeder voelde
het 't ergste.
En daarom leefde ze in voortdurende be
zorgdheid over Christina's lotlater,
als die haar moeder zou moeten missen.
Had ze reden om bezorgd tc zijn
Zelf zou ze nooit 'n direct bevestigend
antwoord op deze vraag hebben gegeven.
Want Christina werd thuis door vader,
broers en zusters niet zooals helaas dik-
wels het geval is onvriendelijk behandeld.
Integendeel, zij genoot van hen een nog
grootere mate van genegenheid, dan die,
welke men elkander onderling meedeelde.
Christina bleef met het klimmen der jaren het
troetelkind. Met verjaardagen, St. Nicolaas
en dergelijke feesten kreeg ze meer dan de
anderen, altijd werd ze extra bedacht.
En als Christina, zelfs met het kleinste
geschenk, met het kleinste blijk van liefde
of belangstelling gelukkig was, dan waren
allen het mèt haar.
Verscheidene malen in haar leven is ze
ziek geweest. En dan konden de beste en
liefste verpleegsters niet voor haar gedaan
hebben wat ouders, broers en zusters
voor haar deden. Een zucht van de zieke
was voldoende, om de huisgenooten te doen
wedijveren in het brengen van troost en ver
zachting in haar lijden.
Toch leefde de moeder in angst.
Aan menschen, die buiten haar gezins
leven stonden, vertelde ze het niet.... en
slechts 'n enkele maal liet ze het haar man en
kinderen blijken
Dit gebeurde icestal als ze zelf op het
krankbed lag.... en dus de mogelijkheid
bestond, dat God haar spoedig zou weg
roepen van hen, die ze liefhaden van
Christina, die ze zoo graag altijd wilde blij
ven beschermen en verzorgen.
Want ze had de overtuiging, dat het meis
je niet zonder haar moeder zou kunnen
leven.
Dan smeekte ze God haar niet het eerst
te laten sterven en vroeg schreiend aan de
huisgenooten, of zij, als dit toch gebeurde,
Christina nooit in den steek zouden laten.
Dat beloofden allen herhaaldelijk,.
Maar toch altijd bleef de toekomst haar
bezorgd maken.
kwamen op huwbaren leeftijd.
En al bleven zij bij hun voornemen hun
ongelukkige zuster niet te verlaten.... hoe
zouden de aangetrouwden daarover den
ken
Waren er niet honderd voorbeelden., die
haar bang maakten
De oudste zoon trad in het huwelijk.
De moeder deelde in zijn geluk van den
nieuwen levensstaat.
Maar voelde, hoewel de schoondochter
een voorbeeld was van hartelijkheid en mee
leven, reeds een brok van haar toch al wan
kele gerustheid verdwijnen.
Niet juist om dit huwelijk, doch om de
"ndere die zouden volgen nu één de groote
s ap had ge laan.
Een tweede zoon trouwde en haar oudste
dochter verloofde zich.
Geen woord, geen blik varf teleurstelling
kwam er van de moeder.... Maar als ze
over de toekomst sprak met hen, die haar
óók met „moeder" gingen aanspreken, dan
droefden haar oogen naar Christina.... en
I lag daarin een bede, die meer dan woorden
zei.
Toen trof het gezin de ramp, dat de zorg
volle vader kwam te sterven
En bij ieder gebed <ftn zijn zielerust voegde
de moeder er een tweede bij....
„Mijn kinderen zijn goed" bad ze dan
„hun echtgenooten zijn het niet minder,
maar ik zou zoo graag, zoo heel graag de
zekerheid hebben, dar Christina niet hulpe
loos achterbleef.... laat haar het éérst,
doch liever ons samen sterven."
Het was in den tijd der Spaansche griep
epidemie.
Gezinnen werden uiteengerukt. Ouders
werden kinderlooskinderen ouderloos.
Dagelijks bevatten de kranten kolommen met
sombere dooden-annonces.
De moeder werd aangetast door de vree
sdij ke, moordende ziekte.
Ze voelde haar einde komen.
Haar angst voor de dochter maakte het
lijden dubbel zwaar.
gekluisterd bleef werd ook Christina door
dezelfde ziekte gegrepen.
Moeder en dochter stierven één dag naj
elkaar.... De moeder het eerst.... ze
werden gelijk begraven....
Haar leven hier beneden heeft niet gezien,
dat haar wensch werd vervuld.
Maar de ziel der brave, Godvreezende
vrouw, die nooit iemand leed had gedaan,
die al haar werken aan God opdroeg, die
heel haar leven Zijn trouwe dienares was
geweest, heeft ongetwijfeld reeds één dag
na haar verscheiden in zaligen jubel de'
onschuldige ziel van baar dochter mogen
ontvangen.
Bij haar sterven moet de moeder dit wel
hebben voorvoeld. J
Want haar gelaat was een rustige glim-'
lachzondfr den vroegeren trek van:
droefgeestigheid.I
Er zullen er zijn, die dit zuiver historische;
gebeuren een toeval vinden.
De geloovige mensch denkt er anders over<
(Nadruk vcrbsdenl.