m ELCKWATWILS Derde Blad 15 September 1923 S a^L OlT DE PERS. KEföK EN S0HOOL KUNST IN KENNIS. TREKJES 312. Want de kinderen werden volwassenen.. Doch weinige dacen nadat zij aan het bed G. N. DE VAKVEREENIGINGSLEIDER. De heer Stenhuis, voorzitter van het N. V. V„ heeft een beekje geschreven: „Opstellen over de' Vakbeweging". Een dezer opstellen is gewijd aan den „vak- zereenigingsleider". Het is geschreven in de z.g. vereenvou digde spelling, waarmede dus bij het lezen rekening moet worden gehouden. Een paar brokstukken uit dat opstel mo len hier een plaats vinden, wijl er nog wel eenige lessen zijn uit te halen. „Er is in ons land stellig geen funktie en geen man die zooveel wordt aangevallen als de funktie en persoon van de vakvereni gingsleider. De groepen arbeiders, die menen uiterst revolutionair te zijn, doch alleen maar het bewijs leveren, dat de ar beidersbeweging helaas ook tot verwildering kan leiden of deze althans bevestigen, schel den op de „bonzenwanneer een vakver enigingsleider het durft te doorstaan, een taak anders te beoordelen dan met hun groepsbelang, of „revolutionair gevoel" 'strookt. De reaktionairen en sommige werkgevers- leiders honen de demagogen en spreken van behoorlike vermetelheid, wanneer de vakverenigingsleider eist te worden erkend, in de talloos vele aangelegenheden, die de irbeiders, welker vertegenwoordiger hij is, -aken. Een orgaan van de konservatieve katholieken sprak zelfs van politieke dag loners, die een daghuur verdienen, met aan politiek te doen." „Maar vierkant moet hij durven staan tegen de mentaliteit zijner leden als naar zijn overtuiging die mentaliteit naar neder- laag en schade van organisatie cn arbeiders voert. Hartstochtelike betogen op en stem mingen van een vergadering mogen hem allerminst beheersen. Zo nodig moet hij de moed hebben te handelen tegen de statuairq bepalingen in. Wie dat niet durft, of wie het fout doet. moet als vakverenigingsleider gaan. Nooit mag hij, uit vrees voor het dragen van de verantwoordeiikheid nalaten de leden zijner organisatie de weg te wijzen, die naar zijn overtuiging in een bepaalde situatie moet worden bewandeld. De arbei ders hebben er recht op en zij moeten weten, dat hun leider onder geen omstan digheden schroomt te wijzen ir. welke rich ting moet worden gemarcht crd. Het zwaarste werk van de vakverenigings leider is te zwijen; het ware-wee! gemakke- liker er steeds alles uit te flappen; toch is dat niet mogelik. Heel hot leven van de vakvereniging geschiedt in het openbaar, wat aan de leden gezegd wordt, wordt fci- telik ann de openbaarheid prijs gegeven en de werkgevers meegedeeld. Daarom moet de leider van de i'akver- eniging weten te zwijgen, ook al zou sp-c- ken veel gemakkeliker voor hem zijn. Een vakverenigingsleider moet de demo- kratie soms durven vertreden, hij moet las ter en miskenning weten te dragen, goed kope populariteit versmaden. Zij die het meest vertel'en, de demokra- tie het hoogste roemen, immer de arbeiders gelijk geven, steeds hoog opgeven van de wil der leden uit te voeren, zijn niet steeds de beste, doch integendeel doorgaans de ongeschiktste vakverenigingsleiders. De strijdpositie der vakverenigingen eist bezonnenheid en beraad en moed en kracht van den leider om zichzelf te zijn. Men behoeft niet elke letter .voor zijn rekening te nemen, om te erkennen dat Stenhuis het hier eens heel goed zegt. Maar of de daden daarmede in overeen stemming zijn is toch aan gegronde twijfel onderhevig Want Stenhuis is niet alleen voorzitter van hef N. V, V., maar hij is ook j? redacteur van „de Strijd", het orgaan dier centrale. Ln nu is het toch wel heel eigenaardig, dat juist dat orgaan er een soort sport van maakt om elke terugslag welke de arbei ders met of zender strijd moeten aanvaar den uit te buiten als iets wat eigenlijk aan de fuflooze, soms ook verraderlijke, houding van andere leiders moet worden toegeschre ven. Zooiets doet toch niet 'iemand die liever laster en miskenning draagt dan iets te doen wat niet in het welbegrepen belang der leden is. En kan het wel ooit in het belang der leden zijn om de schuld op an- aeren te werpen als economische feiten tot net aanvaarden van een of %nderen terug slag nopen? Het geval bij Wilton kan als zijnde van 'ecenten datum zeer wel als voorbeeld die- ïen. Want men kan over de overwerkver- lunningen bij Wilton denken zoo men wil, >r!aar dat er een redelijke kans was om door strijd daaraan te ontkomen kan moeilijk loor iemand ernstig worden geloofd. Doch gesteld, dat de Moderne Metaalbe werkers er wel aan geloofden, was dan het te verwachten succes niet minstens zóó twijfelachtig, dat gevoeglijk de schemo- scheuten tegen de katholieke organisatie die het anders zag, achterwege hadden kunnen blijven. I Is het een bev/ijs van zedelijke kracht als dezelfde schrijver het steeds voorstelt alsof alleen en uitsluitend de „z.g." moderne or ganisatie s in staat zijn weerstand te bieden en den strijd aan te binden tegen wat hij dan het kapitalisme noemt? Ik kan het niet anders zien of het is weer de gewone humbug die we sinds jaar en dag van die zijde gewend zijn en die weinig overeenstemt met den moed die hij vordert van eiken vakvereenigingsbestuurder. Maar ook nog op andere wijze valt er een les te putten uit het opstel en wel deze: dat Katholieke organen zeer verstandig doen, wanneer ze niet te spoedig een door socialisten gesproken woord als rechtzinni ger of meegaander uitbuiten dan de woor den door Katholieken gesproken. Niets dwingt ons om the te geven, dal de Katholieke arbeiders, waar het ijveren voor verbeteringen of het wegnemen van misstanden betreft ook maar in iets achter hun socialistische medearbeiders zouden staan, maar ook niets is er wat er op wijst, dat de Katholieke arbeiders niet met minstens evenveel nuchterheid de feiten onder de oogep durven zien als de socialis tische arbeiders. Zoodat het uitspelen van enkele werkelijk bezadigde gezegden van socialisten tegen katholieke arbeiders en leiders mij minder aanbevelenswaardig toeschijnt. Bovendien: ze zeggen het ook wel weer eens anders. Op de buitengewone bestuursvergadering van het N. V. V. heeft Stenhuis een lezing gehouden waarvan het verslag is opgenomen in „Het Volk" van 11 Sept. Daaruit blijkt, dat men het in die kringen niet geheel eens is over wat goede cn min der goede leiders zijn althans het verslag laat den heer Stenhuis zeggen: „In onze rijen bestaat geen algeheele overeenstemming. Henri Polak schrijft op een manier, alsof hij alleen de goede leider is gebleken en het bestuur van het N. V. V. een stelletje demagogen is. Hij dient er echter rekening mee te houden, dat het standpunt van het N V. V.-bestuur bet standpunt van de geheele Nederlandsche vakbeweging is. Zijn meening omtrent het stakingsmiddel is volkomen onjuist. Geble ken is dat door stakingsbedreiging in het verleden nooit verlenging van arbeidstijd is gekeerd. En voor zulk een feit wijkt alle theorie. Als de Nederlandsche vakbeweging bereid blijkt in de bedrijven de grootst mo gelijke onrust te verwekken, zal de regee ring niet verder durven gaan," En dan even verder: „Bij onzen strijd voor den achturendag gelden slechts overwegingen van klassen strijd. De ondernemers hebben zich altijd, mèt of zonder konkurrentie verzet tegen een verkorting van den werktijd. Dit verzet heeft dezelfde basis als het verzet tegen de medezeggenschap, spruit voort uit hun men taliteit, die hun de arbeiders doet zien als werkbeesten alleen. De ondernemer, die tijd%ns den oorlog de winsten met grootc hompen sneed, is door luiheid cn gebrek aan energie niet in staat de bedrijven nieuw leven in te blazen." Wat de heer Stenhuis hier ten beste geeft is inderdaad een rijk staaltje van .goedkoopé populariteit versmaden" en minstens blijkt er toch wel uit, dat men ann enkele uitlatingen niet te veel aandacht kan besteden. Ten slotte ligt in bet artikel van den heer Stenhuis ook nog een practische wenk voor vele arbeiders- Want men kan het keeren zoo men wil, maar als men leiders heeft die hun plicht niét of maar half vervullen, dient men zich straffe van de vernieling der organi satie van die menschen te ontdoen. Dat kan hard zijn, vooral als die leiders zelf niet zouden begrijpen, dat zij eigenlijk maar „halve" krachten zijn, maar er is niet aan te ontkomen. Is dat echter niet het ge val: weet men redelijker wijs niets tegen den leider aan te voeren dan moet toch ook den arbeiders worden bijgebracht, dat zij met straffeloos met de communisten die daarin werkefijk virtuosen zijn kunnen meeblaffen en hun leiders kunnen verdacht maken als menschen die hun be langen „verkoopen" en in elk geval geen nart hebben voor die ibèlangen; doch uitslui tend om eigen positie denken. Men ontdoe zich van leiders die hun taak niet vervullen of hun positie misbruiken, maar men onthoude hun niet het volte ver trouwen, zoolang geen redelijke grond voor wantrouwen aanwezig is. Want niets verlamt een beweging meer dan wantrouwen in de leiding en het heeft den schijn, dat, vooral in de grootye ste den, daaraan niet altijd even ernstig wordt gedacht. A, J. L. KINDERTOESLAG. Reeds meerdere wezen wij onder bovenstaand hoofd op dr belangrijkheid der „kindertoelage," en gaven in verband hier mede eenige overzichten omtrent den om vang van dit stelsel zoowel in ons land als in het buitenland. Hieruit bleek duidelijk onze tegenstan ders ten spijt dat de „Kindertoelage" steeds meer en meer beteekenis kreeg, en in verschillende takken van industrie reeds werd ingevoerd. Wij wenschen thans hieraan eenige ge gevens toe te voegen, welke zijn ontleend uit „de beknopte Sociaal-Econon is 'ie Kro niek van Nederland, de koloniën en h>1 bui tenland," waaruit duidelijk blijkt, dat de „kindertoelage" hoe langer zoo meer ter rein wint, maar ook, dat verschillende te genstanders waaronder wij op de eerste plaats rekenen de moderne arbeidersbewe ging aamgesloten bij de Sociaal-Democra tische Arbeiderspartij, het groote nut van de „kindertoelage" gaan inzien, en dan ook, zij het schoorvoetend, hieraan hunne medewer king gaan verkenen. Wij lezen dan in genoemde kroniek, onder het hoofdstuk Arbeidsvoorwaarden het vol gende „In verschillende landen blijft de kinder- of familietoeslag de aandacht trekken. In Duitschland is deze in een aantal industrie ën, n.l. in de mijn-, machine, textiel-, pa pier- en chemische industrie reeds vrijwel I algemeen ingevoerd. In België stichtte de werkgeversvereeniging voor de metaalin- dustrie in de provincies Luik, Limburg en Luxemburg een kindertoeslagfonds de toe slag wordt maandelijks aan de huismoeders uitgekeerd, teneinde daaraan het karakter van loon te ontnemen. (Dezelfde regeling geldt ook bij het kindertoeslagfonds in het bakkersbedrijf, zooals onzen leden bekend is). De bedoeling is het fonds interprofessio neel te doen zijn. Op het oogenblik geldt het fonds voor pijn. 40.000 arbeiders. Sprak in Oostenrijk de Sociaal-Democratische Partij zich bij gelegenheid van het besluit de „kin dertoelage" te handhaven, uit voor het per manent geven van een dergelijke ondersteu ning, in België kwam het Nationaal Comité van de Socialistische syndicale commissie, na een onderzoek tot de conclusie dat steun aan groote gezinnen noodig en onontbeerlijk is. Het Comité achtte het stelsel van kinder toeslagen een vorm van maatschappelijke zorg, welke door de gemeenschap moet wor den ingericht evenals de steun voor werk loosheid, invaliditeit, ziekte enz. In Roemenië wordt in het wetsontwerp op den rechts toestand van ambtenaren van kindertoeslagen melding gemaakt. In Frankrijk, waar de uit- keering van familic-en kindertoeslag snel in omvang is toegenomen, is de toeslag voor ge huwde ambtenaren verhoogd. In Nederland bleef de bestaande kinder toelage gehandhaafd voor het bakkersbedrijf, de schoen-en sigaren industrie en het bloem- bollenbedrijf." Uit deze gegevens blijkt dus duidelijk, dat zooals wij hierboven schreven, de „kinder toelage" steeds meer en meer veld wint. Dat ook de Sociaal-Democraten in Oosten rijk en België de „kindertoelage" he ben aanvaard stemt tot voldoening, en geeft goe de hoop op de toekomst, temeer, waar de sociaal-Democraten hier te lande nog al aan import doen, en het lang niet onwaarschijn lijk is, dat ook dit artikel eerlang, evenals de medezeggenschap, als een socialistische eisen naar voren zal worden gebracht. Wij hebben gemeend in het belang en het behoud van de „kindertoelage" voor het bakkersbedrijf deze gegevens hier weer te geven, temeer daar het bzstuur van den Al- gemeenen Bakkcrsgezellenbond onder onze trouwe lezers gerekend kan worden. J. C. A» (Ons Vakblad) HE. GRONDKAPITAAL. Al is de toestand voor de landbouwbe drijven, minder zorgwekkend dan velen voor dit jaar verwacht hadden, al gaat het in som mige branches beter dan iemand had kun nen verwachten van den anderen kant blijft toch waarheid dat de hooge verkoops- en pachtprijzen in zichzelf onrechtmatig en voor de landbouwende bevolking een ramp zijn. In het Weekblad van den N. Brab. Chr. Boerenbond van 17 Augustus is het „W. v. K." initialen die geen twijfel omtrent den schrijver overgelaten die daarop nogmaals de aandacht vestigt en wel naar aanleiding van het besprokene door den Heer v. Lan- schot in de Eerste Kamer bij de behandeling van de regeling voor „strijk- en andere zwen- detgelden" zooals de schrijver ze niet zon der bitterheid noemt Niet' alleen door strijk- cn plukgelden, maar tevens door het nijpend gebrek aan ge- schikten grond, door het grootkapitaal, dat zich op dat grondbezit heeft geworpen, zijn de prijzen opgeschroefd tot een schrikbaren de hoogte. De boer, die kocht of gedwongen koopen moest, heeft behalve den normalen prijs, nog zijn spaarpenningen en dikwijls ge leende gelden moeten bijleggen, om een ma ger stukje grond zijn eigendom te kunnen noemen, als een toevlucht waar hij ten min ste niet opgejaagd kan worden. De grond- bezitter-verpachter kan met grooter gemak de hooge koopprijzen betalen. Die verbeeldt zich heel gemakkelijk, dat hij met de op brengst-waarde van den grond niets te ma ken heeft. Hij rekent slechts met de opbrengst van den boer. En bij den heerschenaen wan toestand op pachtgebied, is het een klein kunstje maar groot onrecht, den pachtprijs aan den koopprijs evenredig te maken, 't Is geen zeldzaamheid in vele streken dat losse perceelen zandgrond van matige kwaliteit verpacht worden voor 150 tot 250 gulden per H.A. bij kleigronden klimt het tot 400 gulden er zijn voorbeelden van nagenoeg 500 gulden per H.A. Die prijzen worden betaald op contracten die 10 jaren en langer loopen. Als dat bij den prijs der tegenwoordige- producten geen woeker en afzetterij is, mo ge men die woorden liever geheel afschaffen. Én het blijft woeker, ook al zijn die gronden voor de fabelachtige prijzen verkocht van 35005000 gulden voor zandgronden en 46000 gulden en hooger voor kleigron den. Wanneer een kooper, wegens veiligstel ling van zijn kapitaal, verre boven de zake lijke waarde koopt, heeft hij geen recht ook nog hooge rente er uit te kloppen door zijn pachter het verdiende loon te onthouden en daarenboven nog zijn zuurverdiende spaar penningen af te troggelen. Dat gebeurt her haaldelijk in geheele streken van Brabant en Gelderland. De heer van Lanschot moge zijn inlichtingen halen aan het kantoor N.C.B. te Tilburg, waar hem officieele bewijsstuk ken sullen getoond worden. Misschien komt de tijd dat het noodzakelijk wordt enkele van die woekerschandaaltjes met naam er van te publiceeren. En dan willen we hem eens hooren herhalen, dat het behoud der tegen woordige grondprijzen een boerenbelang en een algemeene maatschappelijk belang is. En wat de speciale gevallen betreft van armen- en weeshuizen en inrichtingen van liefdadigheid die hebben vooreerst even min recht tot het heffen van bovenmatige prijzen als wie dan ook. Liefdadigheid je gens ongelukkigen geeft geen recht anderen ongelukkig re maken. En ten tweede.te midden van een christelijke, welvarende of kostwinner.de boerenbevolking is de toekomst der liefdewerken wè! zoo veilig als te midden der woekerpractijken van den modernen tijd. Wat hier voor Brabant gezegd wordt geldt ook in veel gevallen voor andere Provincies en de schade welke de grondgebruikers on dervinden drukken middellijk ook op de arbeiders en tenslotte op de geheele bevol king. Duidelijk blijkt, dat aan de verkoop en verpachting van gronden heel wat meer vast zit en voor het algemeen welzijn van heel wat breeder beteekenis zijn dan over het algemeen vermoed wordt. En voor de grondgebruikers zal het onge twijfeld heel wat vruchtbaarder zijn wan neer zij met vereende krachten een verbete ring van die misstand werken, dan hun eigen tegenslag nog weer eens trachten af te wentelen op arbeiders e.d. waardoor beiden tenslotte nog veel meer door het grond- kapitaal in de klem worden gebracht. A. J. L. BEKNOPTE SOCIAAL-ECONO MISCHE KRONIEK TWEEDE KWARTAAL 1923. Zooals bij het voortbestaan van het ver broken economisch evenwicht en van de on gunstige en onzekere internatir "rie verhou dingen trouwens wel te verwach. t was, is de oositie der nijverheid ook in het tweede kwartaal nog zeer ongunstig geweest. Naar uit de over dat tijdperk bij het Bureau inge komen verslagen blijkt, moge toeneming der bedrijvigheid al niet overal geheel zijn uitgebleven, van eenige ontspanning van den gedrukten toestand kan in 't algemeen echter allerminst gesproken worden. In ver schillende gevallen droeg de opleving, waar bij gedeeltelijk ook het seizoen een rol speel de, slechts een tijdelijk karakter. [Voorts stonden in menigen bedrijfstak tegenover ondernemingen, waar meer werk kwam, een grooter of kleiner aantal andere, welke zich door achteruitgang kenmerkten. Zorgwek kend groot was dan ook nu nog dat deel der nijverheid, waarin door gebrek aan orders slechts op bescheiden schaal werd gewerkt. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat als gevolg van de onvoldoende koop kracht zoowel hier als elders en van de scher pe concurrentie van andere landen (vooral van die welke door valutatoestandcn een voorsprong hadden) veelal orders te bekomen waren* tegen prijzen maar weinig of niet zelden zelfs beneden de huidige kostprijzen. Hierdoor laat het zich begrijpen dat een niet onbelangrijk deel der maatregelen, welke in ondernemerskringen noodzakelijk worden geacht om tot een beteren bednjfstoestand te kunnen komen, gericht waren op het be reiken van lagere productiekosten (verla ging van loonen verlenging van arbeids duur vermindering van belastingen en kosten welke uit sociale wetten voortvloeien verlaging van vrachtprijzen enz.). In overeenstemming met het bovenstaan de viel over de verhoudingen op de arbeids markt, ondanks partieele verbeteringen, door de werknemers in het algemeen nog zeer te klagen. Een voorbeeld van zeer on voldoende werkgelegenheid was o.a. de metaalindustrie, waar vooral ook het gebrek aan werk in den scheepsbouw en de machine- fabricage er toe bijdroeg dat de werkloosheid die van een jaar geleden nog belangrijk over trof. Ook in de textielindustrie (o.a. de ka toen- en wolindusffie) is het werk vermin derd. Aan het onbevredigende beeld, dat onderscheidene takken der kledingindu strie te zien gaven, had tot op zekere hoogte ook de koude en natte weersgesteldheid schuld. In de schoen- en lederindustrie bleef slapte nog immer troef. In de typo grafische vakken was evenmin verbetering merkbaar, wel daarentegen in de diamant industrie en de sigarenfabricage., al konden deze bedrijven zich desondanks neg lang niet tot het normale peil van voorheen ver heffen. Onder de bouwvakarbeiders was ook na de in dit kwartaal waargenomen ver mindering der slapte de werkloossheid nog op lange na niet geweken. Met betrekking tot den toestand buiten de nijverheid kan o.a. het volgende worden opgemerkt In den tuinbouw was de omstandigheid dat de bedrijfstoestand er toe noopte de uit gaven aan arbeidsloon tot een minimum te beperken, van merkbaren invloed op de werkgelegenheid voor de losse arbeiders. Zoo werd in de groenteteelt zelfs in Juni (de drukste maand toen er veel werk was te verrichten mede als gevolg van den in de vorige maanden door het koude en natte weder veroorzaakten achterstand) over het algemeen maar sporadisch van los personeel gebruik gemaakt. In den landbouw streefde men er evenzoo naar werkzaamheden, welke niet als strikt noodzakelijk worden beschouwd, achterwe ge te laten, wat een der oorzaken was dat de toestand op de arbeidsmarkt over het ge heel niet is verbeterd. In het havenbedrijf te Amsterdam week het gemiddeld aantal arbeiders per werkdag in dit kwartaal (3791.) niet noemenswaard af van dat in het vorige (3795), doch het bedroeg bijna 800 (ruim 17 pCt.) minder dan in het 2e kwartaal van 1922. Voor Rotterdam wij zen de beschikbare cijfers in vergelijking met de overeenkomstige maanden van 1922 even eens achteruitgang aan. Daartegenover bedroeg het aantal arbei ders in de steenkolenmijnen nadat het ook in dit kwartaal nog wat was opgeloopen, be gin Juli bijna 1900 meer dan een jaar geleden. In de veenderij nam de werkloosheid na af loop van het graaf- en baggerseizoen in de laatste helft van Juni weer snel toe. Daarbij was het o.a. een ongunstige factor dat de bolstergraverij weinig werk opleverde door de slapte in de turfstrooisclfabricage. Terwijl verleden jaar in April, Mei en Juni de zeevisscherij met resp. 483, 565 en 610 vaartuigen werd uitgeoefend, geschiedde dit in deze maanden vari dit jaar blijkens de bekend zijnde voorloopige ciifers met resp. 536, 665 692 vaartuigen. (Maandschrift voor de Statistiek). LEDENTAL VAN HET N. V. V. OP 1 JULI 1923. Het aantal leden der bij het Verbond aan gesloten organisaties daalde in het 2e kwar taal 1923 met 6051 (le kwartaal met 8034). Van dit aantal komt voor rekening van 4 organisaties (bouwarbeiders, Landarbeiders, Metaalarbeiders en Transportarbeiders) 3806 leden. Van de aangesloten 26 bonden gingen 4 in ledental vooruit. Bedroeg het ledental op 1 April 188.686, op 1 Juli 1923 telde het Verbond 182.635 leden. Het aantal mannelijke leden daalde van 179.708 per 1 April tot 174.134 per 1 Juli of met 5.574. Het aantal vrouwelijke leden daalde van 8978 tot 8501, of met 477. Het aantal adspiranten daalde van 3895 tot 3513 of met 382. Het aantal afdeelingen verminderde niet 47, waarvan 36 van den Landarbeidersbond. AMNESTIE. Nu H. M. de Koningin aan verschillende gestraften vermindering of geheeje kwijt schelding van straf heeft verleend, breekt de „Nederlander" een lans voor de jonge mannen, die buiten het vaderland vertoe vende, tijdens den oorlog nalieten zich als landweerman of landstormer te melden bij hun regiment. Over den ernst van hun te- kortkoming^spreekt het blad niet. Een ieder is het daarover eens. „Maar nu is het reeds 5 jaren vrede. Er zijn onder deze mannen, eenigen, die er naar snak ken hun vaderland te mogen bezoeken de een om vader of moeder, omtrent wier ge zondheid de berichten slecht werden, vóór diens dood nog te mogen zien de ander cm althans het graf van moeder te bezoeken, die tijdens haar ziekte te vergeefs naar haar jongen uitzag er zijn er velen, die de sterk te van den band tusschen hen en het vader land onderschatten, en nu hunkeren naar een kort verblijf op vaderlandschen bodem Maar, het mag niet-, het kan niet de straf fende hand is gereed hen, bij aankomst in het vaderland, te grijpen. Voor die allen hadden wij gehoopt op een vergeten en vergeven op een uitwisschen van de aanteekening in het zwarte boek, die tegen hen getuigt. Volgens artikel 68 der Grondwet heeft de Koningin het recht van gratie van eenmaal opgelegde straffen. De wetgever heeft het recht van amnestie of. abolitie. De Koningin heeft van haar vorstelijk ge- naderecht gebruik gemaakt. Voor een wets ontwerp tot het teniet-doen der tekortko mingen inzake de opkomst voor militairen dienst vernamen wij nog niets. Het is nog niet te laat. Het is nog Sep tember 1923; het is nog jubileummaand Menig Nederlander ziet in den vreemde met verlangen uit naar het goed bericht.. Menig vader of moeder in Nederland heeft er in stilte op gehoopt. 7. ou de verwachte goede tijding nog komen?" HET POLITIESCHANDAAL OP JAVA. De heer Henri Borel, oud-ambtenaar voor CHineesche zaken in Ned.-Indië, schrijft aan het „Vad." o.m.: Toen ik de berichten over bel politie- schandaal in Indië las een corruptie, die haar vertakkingen blijkt te hebben over ge heel Java, zich uitstrekkend tot de geheele afdeeling opium! heb ik mij niet verwon derd, maar verheugd. Verheugd namelijk over het feil, dat onder het huidige regee- ringsregime dergelijke schandalen niet meer getoetoept worden ,maar streng onderzocht en iberecht. Vroeger nog in 19121913, toen ik als adviseur voor Chineesche zaken diende was het Gezag een soort fetisch, die a tout prix heilig moest blijven, en nog sterker, een eerlijk, waarheidlievend amb tenaar, die schandalen aan 't licht bracht, werd als lastig beschouwd en overgeplaatst of genoodzaakt ontslag te vragen. Ik be schouw daarom 't bovenbedoelde politie- schandaal, hoe betreurenswaardig ook op zichzelf, als een verblijdend teeken, namelijk dat Gezag in Indië niet meer knoeierij en machtsmisbruik en leugens kan dekken. Bravo! Hetgeen de heer van Ghert over de poli- tioneele toestanden schrijft, is volkomen waar. Als ambtenaar voor Chineesche zaken, intiem bekend met Chineezen en met alles op de hoogte wat verborgen Chineesche toestanden betreft, heb ik van nabij jaren lang een politioneele corruptie bestudeerd, die, zoo zij precies in détails werd gepu bliceerd, ongelooflijk zou lijken. Ik kan ge rust zeggen, dat zoo goed als alle Chinee sche bordeelen, opiumkitten en andere sme rige instellingen, en ook zeer vele welge stelde Chineezen (om met rust te worden gelaten) geregeld de lagere politiemannen omkochten cn cadeaux moesten geven. Politieschouten b.v. met 150 p. m, trak tement, bezaten huizen en theetuinen, equi pages met dure paarden, en leefden op weelderigen voet. Ook andere, hooge amb tenaren hoewel dezen Goddank spora disch waren er, die, op zijn zachtst uit gedrukt, te veel verplichtingen aan rijke Chineezen hadden om niet genoodzaakt te zijn een oog dicht te doen. Te bewijzen ivas deze corruptie zelden, er werden geen kwi tanties bij afgegeven, maar ik heb in de handelsboeken van Chineezen in faillisse ment dikwijls posten gevonden van groote bedragen die aan duidelijkheid hieromtrent niets te wenschen overlieten. Later, met de reorganisatie, en de ophef fing van schouten-ambt, is de toestand ge leidelijk iets verbeterd, maar in 1912 was hij te Soerabaja nog zóó, dat in 't gansche Chineesche kamp afpersing onder bedreiging en gedwongen omkooping schering en inslag waren, gepleegd door politie-agenten en de lagere beambten. Trouwens, dezen werden ook veel te laag bezoldigd. Het geseinde schandaal bewijst, hoe die corruptie steeds is blijven doorvreten, DE FEESTEN TE AMSTERDAM. Bijzondere vindingrijkheid ban men „Het Volk" niet ontzeggen, oordeelt De Rotter dammer. „De Oranjefeesten moesten mislukken dat stond van te voren vast. Het Oranjefeest te Amsterdam zou op een allcrjammerlijkst fiasco ultloopen dat werd al weken terug geprofeteerd. Opgeschoten jongens en meisjes, versterkt door een groep minderwaardige individuen, zouden al hossende hun fanatieken haat tegen de socialisten luchten. Dronkemanspartijen en walgelijke siraat- tooneelen zouden de „Oranjelol" openbaren. Het liep anders. Een waardig feest, dat tlendwlücoden deed samenkomen om Oranje te •eren, werd in Amsterdam gevierd. Daar heerschte een geest van aatioaale saamhoorigheid, die voor de toekomst goede beloften geeft. Het is den redacteur nul „Met Volk", die een terugblik op de feesten geeft, niet ontgaan. Hij weet hier echter toch rood garen oft j tc «pinnen. De stemming was mat dof, zoo zegt hij. Slechts een klein deel hoste en joelde en dan gaat hij voort: „De rest keek naar de versiering en de illuminatie en hield zich kalm. Zelfs het traditioneele „weg met de socialen" hebben wij niet één keer ge hoord." Het feest alzoo mislukt, omdat het „weg met de socialen" niet gehoord is. Wat is een roode kinderhand toch spoe- dig gevuld! Althans op een Oranjefeest!' KERKELIJKE STATISTIEK We lezen in „De Nederlander": Het „Centraal Bureau voor de Statistiek" heeft een merkwaardige uitgave het licht doen zien. In nr. 369 van zijn Geschriften worden de cijfers der laatste volkstelling verwerkt, voor zoover deze betrekking hebben op da getalsterkte der verschillende kerken hier te lande. De cijfers waren reeds bekend gemaaktj het is waar. Doch hier ontvangt men eerst een korte samenvatting, die het overzicht vereenvou digt; en dan tweemaal aanschouwelijk onder wijs door grafiek en kaart. Het overzicht bepaalt zich tot zes groe pen; het zijn de voornaamste, maar boven dien ontvangt men gansch geen indruk, zoo men alle cijfers van alle groepjes vóór zich krijgt. Dus; zes! Natuurlijk: Nederl. Hervormden Gereformeerde Kerken; Roomsch-Katholieken; Israëliet; Overige kerkelijke gezindte; Geen kerkelijke gezindte. In bet overzicht worden de percenten ges geven over de jaren 1849 tot 1920, telkenj per tien jaar. De Hervormden zijn in zeventig jaren ge daald van ruim 54 tot goed 41 pCt. de Room- schen van 38 lot 3514, de overige kerkelijke gezindten gingen sinds 1879 terug van goed 7 op 5)4. De Israëlieten vertoonen een ge ringen teruggang, de Gereformeerden zijn in dit tijdvak als eigen groep ontstaan, sterk gegroeid en iets teruggegaan; zij zijn nu ruim 8 pCt, der bevolking; de kerkloozen zijn zeer geklommen: in Veertig jaar van 0.31 tot 7.77 percent. Nog enkele bijzonderheden. De ProtestAien zijn van bijna 60 pCt op bijna 55 pCt. teruggegaan. Het verlies deE Roomschen is 214 percent; dus hebben glo baal gerekend van de kerklooze 754 pCt. de Protestanten twee derden, de Roomschen een derde geleverd. Maar hierbij valt nog iets op te merken. Aangezien de Protestanten zooveel tal- rijker zijn, spreekt het vanzelf, dat bij gelij ken afval zij het grootste deel leveren. Dit één derde en twee derde zegt dus nog wei nig. Precies naar percent uitgedrukt komt het zóó te staan: In zeventig jaar dalen de Protestanten vatt 59.93 op 54.94 der bevolking. Bij gelijke da ling zouden de Roomschen, die met 38.15 be gonnen, hebben moeten eindigen met 34.99. Ze eindigen met 35.61; dus is hun teruggang iets geringer dan die der Protestanten. Nog een merkwaardigheid. Men weet, dat thans voor het eerst de te ruggang der Roomschen gestuit is. Van 1849 af zijn per tien jaar hun cijfers deze: 38.15 37.14 36.53 35.86 35.39 35.07 35,02 35,61 Dus teruggang sinds 1849 tot 1910: dan stil stand en zelfs een kleine vooruitgang. Men weet ook, dat deze vooruitgang vooral te danken is aan de mindere zuigelingensterfte in Brabant en Limburg sinds 1910. Hoe stond het dan tot 1910 met den terug gang bij Protestanten en Roomschen? Toen waren de Protestanten van 59.93 op 58.20 gevallen, de Roomschen van 38.15 op 35.02. Bij gelijken teruggang had toen het eindcijfer der Roomschen 37,03 moeten zijn. Toen was dus daar de afval niet onbelang rijk grooter dan ten onzent. Wij schrijven ditmaal alleen over cijfers en zijn dus ietwat kil. Niemand meene, dat wij het woord „afval" rustig en zonder ontroe ring kunnen neerschrijven! Doch nu is het enkel te doen om statistiek. Deze wordt nu in de uitgave van het Cen traal Bureau nog zeer verhelderd door een „grafiek," waarin zuilen en zuiltjes het ge vondene in beeld brengen. Daarnaast dooE vijf kaarten van Nederland, waarop met kleu ren aangegeven is, hoe sterk in iedere ge meente de Hervormden, de Roomschen, de Gereformeerden, de Joden en de kerkloozen zijn. Dat is wel uiterst sprekend. Wij zijn voor deze uitgave dankbaar; ze! moet verkocht worden, dan krijgen we weef eens wat goeds. EXAMENS RIJKSTUINROUWSCHOOL. BOSKOOP, 13 Sept. 1923. Bij het gehou den toelatingsexamen aan de Rijkstuinbouw school alhier, slaagden: C. Bulk, A. L. Gul- demond, P. W. Hardijzer, B. Mossel, B. B. C. Rosbergen, allen van Boskoop; J. Cra mer, Amersfoort; W. Boland, C. A, v, Wan- kum, beide van Amsterdam; A. v. Gennep, H. L. J. Haakman, B. ter Kuile Jr., allen var 's-Gravenhagc; H. A. A. v. d. Lek, Os- sendrecht; T. Landré, Utrecht; P. W. Bre- dée, Warnsveld; H. A. UittCnbogaard. Dor drecht. VERBODEN FILM. De burgemeester van Maastricht heeft, naar wij vernemen, de vertooning van de film „La Garconne' aldaar verboden. Ook te '«-Hertogenbosch en andere plaatsen is een zelfde verbod uitgevaardigd. Ook in een deel van België moet het vertoonen dezer film niet zijn toegestaan. Toevalt Nooit heb ik ze apart gezien. Altijd samen en stevig gearmd. De moeder met haar eeuwigen, goedigen glimlach, waarop echter ook altijd 'n wei nig melancholie te lezen was. De dochter met haar gelaat zonder uit drukking, v/aarin groot-dof de blauwe .pogen. De moeder had meer kinderen, die haar allen even lief waren doch Christina was haar bijzondere beschermelinge. Want Christina was niet zooals anderen. Onnoozel kon men haar niet noemen •neer erg achterlijk. Toen ze dertig jaren :elde was ze nog als 'n kind van omtrent ces. Na dien kinderleeftijd had haar ver stand zich niet meer ontwikkeld. Iedereen wist, dat Christina nooit op rigen beenen zou kunnen staan in de groote Wereld dat ze nooit 'n zelfstandig denkend, Poelend en handelend mensch zou worden. Iedereen wist het, maar de moeder voelde het 't ergste. En daarom leefde ze in voortdurende be zorgdheid over Christina's lotlater, als die haar moeder zou moeten missen. Had ze reden om bezorgd tc zijn Zelf zou ze nooit 'n direct bevestigend antwoord op deze vraag hebben gegeven. Want Christina werd thuis door vader, broers en zusters niet zooals helaas dik- wels het geval is onvriendelijk behandeld. Integendeel, zij genoot van hen een nog grootere mate van genegenheid, dan die, welke men elkander onderling meedeelde. Christina bleef met het klimmen der jaren het troetelkind. Met verjaardagen, St. Nicolaas en dergelijke feesten kreeg ze meer dan de anderen, altijd werd ze extra bedacht. En als Christina, zelfs met het kleinste geschenk, met het kleinste blijk van liefde of belangstelling gelukkig was, dan waren allen het mèt haar. Verscheidene malen in haar leven is ze ziek geweest. En dan konden de beste en liefste verpleegsters niet voor haar gedaan hebben wat ouders, broers en zusters voor haar deden. Een zucht van de zieke was voldoende, om de huisgenooten te doen wedijveren in het brengen van troost en ver zachting in haar lijden. Toch leefde de moeder in angst. Aan menschen, die buiten haar gezins leven stonden, vertelde ze het niet.... en slechts 'n enkele maal liet ze het haar man en kinderen blijken Dit gebeurde icestal als ze zelf op het krankbed lag.... en dus de mogelijkheid bestond, dat God haar spoedig zou weg roepen van hen, die ze liefhaden van Christina, die ze zoo graag altijd wilde blij ven beschermen en verzorgen. Want ze had de overtuiging, dat het meis je niet zonder haar moeder zou kunnen leven. Dan smeekte ze God haar niet het eerst te laten sterven en vroeg schreiend aan de huisgenooten, of zij, als dit toch gebeurde, Christina nooit in den steek zouden laten. Dat beloofden allen herhaaldelijk,. Maar toch altijd bleef de toekomst haar bezorgd maken. kwamen op huwbaren leeftijd. En al bleven zij bij hun voornemen hun ongelukkige zuster niet te verlaten.... hoe zouden de aangetrouwden daarover den ken Waren er niet honderd voorbeelden., die haar bang maakten De oudste zoon trad in het huwelijk. De moeder deelde in zijn geluk van den nieuwen levensstaat. Maar voelde, hoewel de schoondochter een voorbeeld was van hartelijkheid en mee leven, reeds een brok van haar toch al wan kele gerustheid verdwijnen. Niet juist om dit huwelijk, doch om de "ndere die zouden volgen nu één de groote s ap had ge laan. Een tweede zoon trouwde en haar oudste dochter verloofde zich. Geen woord, geen blik varf teleurstelling kwam er van de moeder.... Maar als ze over de toekomst sprak met hen, die haar óók met „moeder" gingen aanspreken, dan droefden haar oogen naar Christina.... en I lag daarin een bede, die meer dan woorden zei. Toen trof het gezin de ramp, dat de zorg volle vader kwam te sterven En bij ieder gebed <ftn zijn zielerust voegde de moeder er een tweede bij.... „Mijn kinderen zijn goed" bad ze dan „hun echtgenooten zijn het niet minder, maar ik zou zoo graag, zoo heel graag de zekerheid hebben, dar Christina niet hulpe loos achterbleef.... laat haar het éérst, doch liever ons samen sterven." Het was in den tijd der Spaansche griep epidemie. Gezinnen werden uiteengerukt. Ouders werden kinderlooskinderen ouderloos. Dagelijks bevatten de kranten kolommen met sombere dooden-annonces. De moeder werd aangetast door de vree sdij ke, moordende ziekte. Ze voelde haar einde komen. Haar angst voor de dochter maakte het lijden dubbel zwaar. gekluisterd bleef werd ook Christina door dezelfde ziekte gegrepen. Moeder en dochter stierven één dag naj elkaar.... De moeder het eerst.... ze werden gelijk begraven.... Haar leven hier beneden heeft niet gezien, dat haar wensch werd vervuld. Maar de ziel der brave, Godvreezende vrouw, die nooit iemand leed had gedaan, die al haar werken aan God opdroeg, die heel haar leven Zijn trouwe dienares was geweest, heeft ongetwijfeld reeds één dag na haar verscheiden in zaligen jubel de' onschuldige ziel van baar dochter mogen ontvangen. Bij haar sterven moet de moeder dit wel hebben voorvoeld. J Want haar gelaat was een rustige glim-' lachzondfr den vroegeren trek van: droefgeestigheid.I Er zullen er zijn, die dit zuiver historische; gebeuren een toeval vinden. De geloovige mensch denkt er anders over< (Nadruk vcrbsdenl.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9