BINNENLAND. 12 ©ctöfeer 1923 orde m mm Berd© Blad TWEEDE KAMER. Ingezonden Mededeelingen. ®e Vleefcvef aangenomen De Neef van Curapao. Hollandxhc tafereelen uit het begin der vorige eeuw, commissfe wordt éfe flfgenOfe vSÉPlfe wêt krachtig bepleit en de Regeering gaat met dit pleidooi accoord. Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen en spr. acht hét onvermijdelijk voor de handhaving van ome overzeesche gewesten een offer te brengen. KUNST m KENNIS. HONDERDSTE GEBOORTEDAG VAN JOZEF ISRAELS. STOOMVAARTLIJNEN. (Wordt vervolgd) VERGADERING VAN DONDERDAG 11 OCT. 1 UUR N.M. VOORZITTER Mr. Dr. KOOLEN. Ïnterpellatie-Troelstra over de Vlootwet. De Tweede Kamer-zitting van gisteren werd direct begonnen met de interpellatie van Mr. Troelstra betreffende de oorzaak en de oplossing der crisis mede in verband met den financieelen toestand van Neder land en Ned. Indië. Alle tribunes zijn stampvol. In een der loges zijn de Indische prinsen aanwezig. Achter de minister-tafel zit het ministerie, behalve de ministers Aalberse en De Visser; !rechts van minister Ruys heeft de minister |Van Marine, de heer Westerveld, links mi nister Colijn plaats genomen. Mr. Troelstra wees er op, dat de tegenstand tegen de aanhangige plannen van de re geering de partijgrens zoo goed als heeft uitgewischt. Heeft de regeering niet begrepen het be lang van den crisis, zoodat zij de eerste de beste gelegenheid had moeten aangrijpen, om haar houding te verklaren De eenige mede- deeling, die men heeft ontvangen, stamt van den afgetreden minister van financiën. Spr. kan dit verre van voldoende noemen. De bezuinigingen besprekend, somt spr. er vele op, die de regeering blijkbaar wenscht toe te passen. Hiermede in strijd is z.i. de Vlootwet. Wij zijn bezig té gronde te gaan. Wij moeten de uitgaven beperken. Doch de Vlootwet schijnt er toch te moeten komen Zeer juist noemt spr. de uitlating van minister De Geer, dat men de beveili ging van den gulden heeft vervangen door een beveiliging van de marine. Spr. consta teert een nieuwe koers der regeering. Doch de Vlootwet is i" strijd met de bezuinigingen, die minister C lij voor den crisis heeft voor gestaan. Er moet een vloot komen, gaat spr. voort, doch deskundigen beweren, dat deze vloot geen vloot zal zijn. Door de wijziging in het ministerie acht spr. het standpunt der regeering ten opzich te der bezuiniging sterk verzwakt. De vorige minister had een moreel gezag in de Kamer. Zijn kracht lag niet alleen in zijn persoon lijkheid, maar ook omdat hij onafhankelijk was van politieke partijen. Van den nieuwen minister kan men dat niet zeggen. Men heeft l esterke standpunt vervangen door een ster ken man, doch het Nederlandsche volk houdt niet van sterke mannen. Spr. staat echter critisch tegenover dezen sterken man, wiens geest ten vorigen jare steeds door de Kamer spookte, tijdens de Djambi-debatten. Het gezag van dezen minister, die in zoo sterke en nauwe relatie met bepaalde groote kapitalistische kringen blijkt te staan, heeft daaronder geleden. Deze relatie schiep een ongunstige prejudice ten opzichte van dezen bewindsman. Spr. behandelt verder den jongsten brief van de ministers van Koloniën, Marine en Financiën, waarin de noodzakelijkheid wordt betoogt van eenige nadere! herzieningen van de financieele plichten betreffende de Vloot wet. Herhaaldelijk wordt erop gewezen, dat er geen verband is tusschen Vlootwet en Finan ciën. Spr. wil vragen of de vorige minister soms iwaas was geworden, toen hij aftrad juist we gens dat verband. Het ontkennen van dit ver band werd in de „Standaard" van 12 Sep tember gedaan. In dat zelfde artikel „Tegen de leugens" werden de bestrijders der Vloot wet aangevallen en de Vlootwet verdedigd. Spr. acht in dit bewuste artikel dè omschrij ving van den plicht van neutrale staten in ge val van oorlog veel te sterk omschreven. De- Ze plicht moet gesteld blijven binnen de be schikbare middelen. Iedere neutrale staat op zich zelf kan daarover beslissen. Verder gaat, volgens spr., die plicht niet, Zooals ter tweede Vredesconferentie door Denemarken, Noprwegen, Nederland en België duidelijk is uitgesproken. De heer Troelstra behandelt vervolgens onze positie in 1914 en de wijze waarop wij toen onzen plicht van neutrale mogendheid nakwamen. Volgens generaal Snijders, zoo Zegt hij, was onze legermacht onvoldoende en ook verschillende andere deskundigen be vestigen dit. Dat Ludendorff over ons land Zou hebben willen trekken, ontkent spr.lEn mocht hij dat gewenscht hebben, dan is hij met afgeschrikt door ons leger, doch door de diplomaten, wie hem tegenwerkten, zooals tijdens de zand- en grintkwestie. Gezant dr. Rosen heeft toen de vordering van Luden dorff niet doorgegeven aan onze regeering. Dok toen is het alzoo niet onze legermacht ge veest, die ons land redde en Ludendorff weerhield van schending van onze neutra liteit. Ook zonder behoefte aan een sluitende be grooting zou het verzet tegen de Vlootwet hebben bestaan, omdat van ons volk zich een ongeloof heeft meester gemaakt van alles wat de verdedigbaarheid van ons land betreft. Er is, zegt spr., een afkeur aan de voortdurende gedachte van vijandschap tusschen de vol ken. Het geld voor Oorlog en voor Marine besteed, wordt in het water gesmeten. Se dert 1887 is er door ons 830 millioen aan de Marine besteed en toch is niets goeds to stand gebracht. Steeds is er geroepen, wanneer er een nieuw schip moest zijn, dat wij verloren zou den gaan als het schip er niet kwam en dat gebeurt zoo alle drie vier jaar, zoodat wij ten slotte geen Marine hebben. Er wordt als axioma aangenomen, dat, in dien men een vloot heeft, alles wel in orde komt. Dit weerspreekt spr. Tal van deskun digen ontkennen de deugdelijkheid. De me- ritus van het Vlootplan wil spreker eerst be handelen bij de behandeling der Vlootwet, die naar mea zegt Dinsdag a.s. aan de orde komt. Spreker wil toch thans reeds wijzen op de vele en scherpe critieken door mannen van Marine geuit, waarbij zelfs de Vloot door enkelen doelloos wordt genoemd. Het tekort op onze begrootingen is 140 millioen, waarvan 50 millioen nog gevonden moet worden door beperking op den staats dienst en door nieuwe belastingen. Toch gaat de Regeering door met haar plannen. Spr. licht thans zijn vragen nog nader toe. Deze vragen luiden aldus 1. Wil de Regeering een uiteenzetting geven van het geschil tusschen den afgetre den Minister van Financiën en de meerder heid van den Ministerraad, benevens een overzicht van de daarover in den Minister raad gevoerde debatten 2. Welke zijn de redenen, die geleid heb ben tot de vervanging van den afgetreden Minister van Financiën door den tegen- woordigen 3. Aanvaardt de Regeering de conclusiën der Staatscommissie op 21 November 1922, onder nummers 140, 141 en 142 van kaar rapport 4. Erkent de Regeering met de Staats commissie (conclusie 150), dat de financieele moeilijkheden van het oogenblik door de verdere uitvoering van de viootplannen zul len worden verzwaard 5. Moet de Regeering niet toegeven, dat de kostenberekening voor de uitvoering van haar vlootplan onvolledig en voor een juiste beoordeeling van den te verwachten druk op de Nederlandsche en Indische financiën niet voldoende is? 6. Wil de Regeering het advies van den Gouverneur-Generaal over de voorgenomen uitvoering der Vlootwet mededeelen 7. Acht de Regeering de voorwaarde der Staatscommissie (conclusie 155) vervuld, dat geen besluit van verre strekking, als de Vlootwet bevat, de geldmiddelen van Neder land en Ned.-Indië voor de toekomst nog meer vast zal leggen, dan toch reeds het geval is, tenzij gelijktijdig gedaan wordt, wat noodig is om het geheel verbroken budge- taire evenwicht te herstellen? 8. Kan met name de Regeering de verant woordelijkheid op zich nemen voor een ver slechtering van dien toestand, in verband ook met het geheel of gedeeltelijk stopzetten van belangrijke sociale en cultureele maat regelen, zoowel in Nederland, als in Ned.- Indië, met de weinig gunstige vooruitzichten voor het bedrijfsleven en de heerschende werkloosheid., die mede versterkt zal worden door de hoognoodige bezuiniging op het aantal ambtenaren, ten gevolge der voorge nomen reorganisatie van den Staatsdienst en is de Regeering van meening, dat het aangaat den belastingdruk op de inheemsche bevol king van Indië en de ambtenaren te verzwaren en de Nederlandsche bevolking met nieuwe of verhoogde indirecte belastingen zwaarder te drukken, mede met het oog op de loons- en salarisverlagingen, die aan de orde van den dag zijn 9. Is er op de Regeering van buitenland- sche zijde eenige directe of indirecte aan drang geoefend of acht zij zich, met het oog op aangegane verplichtingen, gebonden de onverwijlde aanneming der ingediende vioot plannen door te drijven Zoo ja, waarin be staan deze aandrang en die verplichtingen, zoo neen, welke zijn dari de dringende over wegingen voor internationalen aard, die de onverwijlde totstandkoming der viootplannen eischen Spr. hoopt dat de Regeering zegt hoe de Gouverneur-Generaal er over denkt. Is hij er vóór, dan is dit een steun voor de Regee ring, en als de Regeering dus zwijgt, wekt zij het vermoeden dat hij er tegen is. Het 9 DOOR JOS. P. H. HAMERS AER POSTKOETS NAAR DEVENTER. Den volgenden morgen in de vroegte, be stegen kapitein Van der Stap en zijn trouwe Robbie de postkoets op Deventer. Nauwelijks had de postiljon den hoogen bok beklommen, de teugels in de stevige Vuist geklemd en de lange zweep over het Vurige vierspan gelegd, dat met een flinke vaart vooruit schoot, of een pieperig stem metje riep „Voerman, zal je goed op mijn mandje passen?" „Heb maar geen zwarigheid juffrouw, antwoordde de man, die alle kraenten moest inspannen om zijn voortstuivende rossinan ten in bedwang te houden. „Wel verduiveld juffrouw, zoo liet de vroolijke stem van den kapitein zich nu hoo- ren, „heb ik jou daar hoe vaart ge alzoo sinds gisteren Hij had in de vrouw met de piepstem, die Zoo bezorgd voor haar mandje was, zijn reis gezellin in het roefje van de trekschuit her kend, die naast de zoogenaamde officiers- Veduwe had gezeten. „Dank u mijnheer, ik maak het redelijk wel," zei de aangesprokene, „en hoe vaart u, vis ik vragen mag Het goede mensch was wat onthutst en Verlegen over de joviale en ongegeneerde Wijze, waarop de rondborstige zeeman, die niet van complimenten hield, haar aan sprak in tegenwoordigheid der reisgenooten. „Ga je ook een uitstanie naar Deventer maken of raken we je onderweg kwijt hernam Van der Stap. „Verexcuseer mijnheer, ik reis tot Deven ter, want daar woon ik." „Wel allemachtig 1 woon je in Deventer Nou, dat treft. Dan zal je waarschijnlijk mijn nicht wel kennen. Ze plagt, jaren geleden, aan de markt nabij de Brinkpoort te wo nen." „Mag ik even vragen, hoe die juffrouw heet „Wel zeker lieve ziel," riep de kapitein. „M'n nicht heet Barta Van Punten. Ze zat er altijd warmpjes in. Eigenlijk is ze een aan getrouwde nicht van m'n overleden vrouw. Tegenwoordig moet ze al een ouwe vrijster wezen." „Wel mijnheer," kreeg hij ten antwoord, „Ze is m'n buurvrouw." „Wat zeg je daar En hoe maakt ze het „Voor zoover ik weet, vrij wel. Doch, naar ik vernomen heb, moet ze veel verdriet be leefd hebben van een halve nicht, de dochter van een predikant, die ze na den dood van d'r ouders uit barmhartigheid tot zich heeft genomen." „Wat vertel je daar me lieve mensch? de dochter van een predikant Weet je niet juf frouw, hoe die halve nicht heet „Om u de waarheid te zeggen, neen mijn heer. Maar ik heb toch wel gehoord, dat het een zeer lichtzinnig schepsel is, dat den hee- len dag aan niets anders denkt dan aan dan sen en comedie-spelen en allerlei zotte ro mangrillen in d'r hoofd haalt. Ook was dat ijdeltuitig ding vrij modezieken te lui om voor haar tante een hand uit de mouw te ste ken want u moet weten, mijnheer, de juf frouw verkeerde, naar het heette, met een officier. Verbeeld u, het nest was even twin tig jaar „Even twintig jaar mompelde op neer- slachtigen toon onze uit de koetS gevallen Jan. „Lieve hemel, ja, zoo oud.... Maar neen, dat kan onmogelijk het kind van onze Antje en van deminé Dalman geweest zijn. En vertel me eens lieve juffrouw, woont dat meisje nog altijd bij m'n nicht Van Pun ten?" zou spr. niet verwonderen als de er tegen was, vooral met het oog op de finan ciën van Ned. Indië. In Indië wordt reeds 13% pCt. van het inkomen aan belastingen geheven. Stellig mag die druk niet verzwaard worden integendeel verlichting daarvan iè eerder een plicht. Er is nu een commissie voor belastingherziening gaat het nu aaiJ weer een nieuwe belasting te nemen al vorens die commissie haar rapport heeft uitgebracht De Commissie is al ingesteld omdat men verlaging noodig achtte en dus is het onbe grijpelijk dat men toch de lasten weer gaat verzwaren. Van belang is ook de buitengewone dienst in Indië. Deze is tot 1.186.000.000 gestegen, wat jaarlijks 110.000.000 aan rente en af lossing eischt. Vandaar dat de Commissie de buitengewone uitgaven niet wenscht op te voeren, en integendeel adviseert alles in het werk te stellen dat deze verlaagd zullen worden. Op hetzelfde moment gaat men nieuwe schulden aan voor improductieve uit gaven als de vloot. De laatste vraag is eigenlijk deze wat zit er toch achter die gewijzigde houding, der Regeering Er is gezegd dat er een comité- generaal zal komen. Spr. zou er zich met hand en tand tegen verzetten omdat het gansche volk moet worden ingelicht. Is er een druk op de Regeering uitgeoefend De Vlootcommissie zet de noodzakelijkheid van een vloot vóórop, maar de Regeering stelde toch de Vlootwet uit, totdat zij nu heden van meening veranderd is. Spr. is gerustge steld door de artikelen van Dr. van Blanken- stein. Onjuist is dat alle landen hun steun punten hebben. Amerika heeft afstand van vele rechten gedaan en zijn positie in Oost- Azië grootendeels prijsgegeven. Japan vreest nog meer den oorlog dan Amerika en Europa. Waar zoo lange jaren deze haast niet heb ben gekend, wat is er dan toch in den laatsten tijd gebeurd dat de Regeering zoo'n spoed eischt Op Korfoe is gewezen, maar ook die ver wijzing gaat niet op. Spr. wenscht verster king van den invloed van den Volkenbond en betreurt diens houding tegenover Korfoe. Komend tot het slot van zijn rede betuigt spr., dat de Regeering niet voldoende luis tert naar het volk en nog altijd aan de oude denkbeelden omtrent internationale ver houdingen vasthoudt. HET ANTWOORD DER REGEERING. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer RTJIJS DE BEERENBROUCK ant woordt De Regeering is bereid inlichtingen te geven, maar kan niet altijd ingaan op de zij wegen waarop de heer Troelstra haar wil lei den. Het resultaat van de besprekingen in den Ministerraad wil spr. meedeelen maar niet de besprekingen zelf. Evenmin kan de regeering meedeelen hoe het standpunt van den Gouverneur-Generaal is. Spr. herrinnert aan de discussie over Suriname waarbij de kwestie van onderling overleg ook aan de orde was. De Regeering moet voorzichtig zijn met mededeelingen over adviezen van deskundigen. Er kunnen zich wel eens om standigheden voordoen dat publicatie ge wenscht is, maar een dergelijke constellatie dient door de Regeering te worden beoor deeld, waarbij groote behoedzaamheid ge wenscht is. Eén geval zal onmiddellijk een precedent worden en daarin ziet spr. een ge vaar. Overlegging var. het advies van den G.-G. acht de Regeering niet in 's lands belang (Gelach). Welke G.-G. die de Vlootwet af keurde, zou op zijn post blijven om de uit voering van die wet tot stand te brengen In den Volksraad is tweemaal gebleken dat de G.-G. niet tegen de Vlootwet was. (Rumoer). De Vlootwet is verleden jaar niet uitgesteld met het oog op een nieuw onderzoek (Gelach). Minister de Geer kan zich niet vereenigen met de opvatting der Regeering ten aanzien van de Vlootwet. Alle leden van het Kabinet behalve de heer de Geer waren van het zelfde gevoelen. Stopzetten van den aanbouw door niet- aanneming van de Vlootwet achtten zij be zwaarlijk en in het belang van Indië was voortzetting dringend gewenscht. Daarbij werd overwogen, dat zonder Vlootwet elke personeelsorganisatie zou gaan ontbreken en dat ten slotte de marine geheel zou ophouden te bestaan. Het verschil van gevoelen met den minis- er van financiën bleek niet te overbruggen en dus bleef niets anders over San dat de minister zijn ontslag bij H. M. de Koningin indiende. Het Kabinet verwachtte van den opvolger van den heer de Geer dat hij de bezuiniging even krachtig zou doorzetten, maar 't oordeel der Regeering over de Vloot wet zou deden. Aan die eischen voldoet de nieuwe minister. Het budgetair evenwicht zal worden her steld, hetgeen voorop moet staan Verschil lende wijzigir.gontwerpen op de begrooting voor 1924- zullen spoedig worden ingediend. Wij zullen daarbij vele offers moeten bren gen. In de conclusies 140 en 141 van de Vloot- Bezuinigingsmaatregelen en nieuwe be lastingen zijn noodig, ook al was er van geen Vlootwet sprake geweest. De kostenberekening van de Regeering acht spr. juist en het antwoord op vraag 5 luidt beslist ontkennend. Op vraag 9 wil spr. wel antwoorden. Deze vraag verraadt allesbehalve een juist begrip van de Nederlandsche staatkunde. Voor buitenlandsche pressie bestaat daarin geen plaats.(Gelach.) Zoolang de wereld er uit blijft zien als thans het geval is, is de instandhouding van de noodige maritieme middelen, voor de handhaving der zelfstandigheid onmisbaar. Nederland heeft er voor te waken dat het zijn souvereiniteit handhaaft en dat geen an dere Staat Indië in zijn sfeer gaat betrekken. Nederland zou aan den vrede van de wereld geen dienst bewijzen als het zijn waardevol bezit in Indië aan zijn lot overliet. Bij conflicten tusschen andere mogend heden valt rekening te houden met de vol kenrechtelijke verplichtingen. De conferen tie van Washington heeft de spanning in het Óósten verminderd, maar men is van den dag van morgen niet zeker. Zoolang niet tot aller ontwapening wordt overgegaan heeft Nederland zijn plichten na te komen, al is het met een minimum van martitieme mid delen, waaraan geen enkele regeering zich zou kunnen onttrekken. Minister COLIJN zegt, dat mr. Troelstra iets over zijn persoon heeft gezegd. Het was niet de bedoeling een smet te werpen op die persoon, maar een diskwalificatie van zijn ge schiktheid lag er wel in. Spr. vraagt alleen af te wachten welke voorstellen spr. zal indie nen. De regeering verwacht in 1925 een slui tend budget te verkrijgen voor ons land. In Indië is de toestand niet ongunstiger dan die in Nederland en men verwacht, dat de begrooting van 1923 reeds zal slui ten. Voor 1924 is een tekort geraamd van 22 millioen maar spr. hoopt, dat de uit komst gunstiger zal zijn. Het is mogelijk gebleken op de gewone uitgaven in drie jaar tijds 20 pCt. te verminderen. De dienst van de Indische schuld zal van nu tot 1923 een hoogere uitgave eischen van 32% milli oen. De cijfers die spr. geeft zijn iets gun stiger dan die in het rapport der Vlootwet maar daarvoor geeft spr. een nadere uiteen zetting. De militaire uitgaven zijn gesteld op 35.433.000 gulden waarbij nog niet zijn ge bracht de kosten van den aanmaak van vliegtuigen, nl. f 500.000. Indië betaalt f 2.800.000 voor haar aandeel. De totale druk is dus 33.076.000 gld. Dat is als de Vlootwet niet wordt ingevoerd. Als de Vlootwet wordt ingevoerd hebben er eenige mutaties plaats. De begrooting wordt met diverse posten ontlast tot een bedrag Van 12.390.000 gld. en worden be last met 9.45G.000. Er blijft dus een ver laging met 2.940.000 gld., waarvan afgaat een bedrag van 2.857.000 gld., dat Indië heeft te betalen: Er blijft dus een voordeel van 83.000 gulden (groot gelach) als de Vloot wet in 1924 wordt ingevoerd. Voor de toekomst kan spr. niet dezelfde exacte cijfers geven, maar de Vlootwet commissie heeft een nauwgezetten arbeid geleverd. De conclusie is volkomen gerecht vaardigd, dat de Vlootwet voor Nederland geen nieuwe lasten meebrengt. Voor Indië staat het anders. Het totaal bedrag is zonder Vlootwet in 1924 23 mil lioen en het eindcijfer wordt dan 31,550.000 gld. Na aftrek van het jaarlijksche beschik bare bedrag is er een stijging van 3.350.000 gld. Dit bedrag stijgt geiijdelijk tot het in 1929 is 18.350.000 gld. Hiervan gaat af wat toch uitgegeven zou moeten worden voor materiaal, dat in aanbouw is en blijft er over ruim 12 millioen gulden. Vervolgens geeft spr. nog eenige inlich tingen over de financiering van de kas- voorschotten, die zonder bezwaar kan ge schieden. De heer TROELSTRA is aan het woord, maar zal Vrijdagmorgen spreken. De vergadering wordt daarop verdaagd tot Vrijdag 1 uur. of niet.... de actie voor de Godsdienstige belangen van het R.-K. Marinepersoneel moet krachtig voortgezet worden. Wat' zult gij doen? AARDBEVING GEREGISTREERD. Een B. T. A. telegram uit Brussel meldt, dat het observatorium van Ukkcl Woensdag morgen omstreeks kwart over zevenen een aardschok heeft geregistreerd, waarvan het 'centrum zich ten Noorden rsn IJsland moet bevinden. Te West-Bromwich registreerde de seismo graaf Woensdagmorgen om kwart over ne gen, blijkens bericht van den Britschen draadloozen dienst, een hevige aardbeving de schok duurde eenige seconden. De af stand was ongeveer 1500 mijl, vermoedelijk nabij de Azoren. Volgens een bericht uit Dublin werd de schok om half acht gevoeld op een afstand van 1300 mijlen, vermoedelijk in Italië of de Azoren. 27 Januari 1924 zal het honderd jaar gele den zijn, dat Jozef Israëls te Groningen werd geboren. EEN NIEUWE GENEESKUNDIGE ONTDEKKING Dr. Godfrey, de minister van Volksge zondheid van de Canadeesche provincie Ontario, heeft in een geneeskundige vergade ring te Hamilton aangekondigd, dat dr. Ban ting, de man van insuline, binnenkort een nieuwe ontdekking bekend zou maken van grooter belang dan de genezing van suiker ziekte. Godfrey noemde het iets wonder baarlijks, maar had geen vrijheid verder inlichtingen te geven. TENTOONSTELLING VOOR LETTER KUNDE. De TentoonstellingT[voor Letterkunde wordt aanst. Zateradg in het Stedelijk Museum te Amsterdam heropend. DE GRONINGSCHE FRESCO'S. Er wordt getracht o.a. door den burge meester, mr. van Ketwich Verschuur, geld bijeen te krijgen om de in de Mar- tinuskerk te Groningen ontdekte fresco's te behouden. Er is hiervoor een bedrag van f 4000 noodig en mede ook voor het blootleg gen en restaureeren van andere muurschil deringen. HET R.-K. VAKBUREAU EN DE ARBEIDS WET. Bedrijiscommissies gewenscht. Woensdag j.l. vergaderde het R.-K. Vak bureau met de Hoofdbesturen van zijn aange sloten bonden ter bespreking van het vraag stuk van den Arbeidsduur, alsmede om zijne houding te bepalen ten aanzien va» het slreven veler werkgevers, dat zich richt tegen de sociale wetgeving in het algemeen en de Arbeidswet in het bijzonder. De vergadering bepaalde haar standpunt door met algemeene stemmen de volgende motie aan te nemen: „De Besturen van de bij het Bureau voor de R.-K. Vakorganisatie aangesloten Vak bonden, op 10 October te Utrecht bijeen o.m. ter bespreking van de positie waarin de wettelijke 48-urenweek verkeert, constateerende eenerzijds de actie in de krin gen der werkgevers om voorloopig te komen tot een 56-urige werkweek. anderszijds het standpunt, hetwelk door de Regeering wordt ingenomen, daarbij voorgelicht door het hoofd der arbeidsinspectie, met betrekking tot het op zeer ruime schaal verleenen van over werkvergunningen overwegende: dat de actie der bedoelde werkgevers blijkbaar voortspruit uit een zeer sterk ver langen naar een verkeerde reactie, gericht tegen de sociale wetgeving in het algemeen en tegen de arbeidswet in het bijzonder; dat de sociale wetgeving in het algemeen en de arbeidswet in het bijzonder een groot goed is voor de gezonde ontwikkeling van ons volk en met alle kracht moet worden beschermd tegen het streven veler werk gevers om de ,oude vrijheid" te herwinnen; dat het van algemeen belang is, dat ook de arbeidswet in haar tegenwoordigen vorm behouden blijft; dat art. 28 der Arbeidswet evenals de artikelen 25, 26 en 27 voldoende gelegen heid biedt om de industrie door de moei lijkheden van dezen tijd heen te helpen; spreken uit: le. dat de Arbeidswet onverzwakt dient gehandhaafd te blijven; 2e. dat de uitvoering der Arbeidswet voor kantoren, winkels, apotheken, koffiehuizen en hotels urgent is, evenals de totstandko- mong van de Landbouwarbeidswet; 3e. dat in overeenstemming inet het be paalde in art. 28 der Arbeidswet de Katho lieke Vakbeweging ook thans nog bereid ge vonden wordt in ernstig overleg met de werkgevers na te gaan, wat met betrekking tot den arbeidstijd in het belang der indu strie dient te geschieden; 4e. dat het onder ten 3e genoemde het best ware te bereiken, wanneer desnoods on der drang van bovenaf opgelegd, werden gevormd met behoorlijke bevoegdheden toe geruste „Bedrijfscoinmissie", waarin zitting hebben vertegenwoordigers der Regeering, werkgevers en wernemers, waaraan gegevens dienen te worden verstrekt, waaruit duidelijk blijkt de gronden waarop van den wettelijken werktijd onder bepaalde voorwaarden even tueel zou kunnen worden afgeweken en die naast de vraag van den arbeidsduur eveneens zouden kunnen nagaan met welke verdere middelen de industrie ware te helpen; Besluiten: in deze richting pogingen aar te wenden en gaan over tot de orde van den dag." i INTERNATIONALE ARBEIDS- CONFERENTIE. Bij kon. besluit is bepaald, dat een af vaardiging van Nederland zal worden uit gezonden, ten einde deel te nemen aan de vijf de zitting der Internationale Arbeidsconferen- tie, welke op 22 dezer te 'Genève is bijeen geroepen. In die afvaardiging zijn benoemd a. tot afgevaardigde der Nederlandsche regeering, tevens voorzitter der afvaardiging, dr. W.H. Nolens, minister van staat, lid van de Tweede Kamer, hoogleerraar in de ar beidswetgeving aan de gemeentelijke uni versiteit te Amsterdam. b. tot afgevaardigde der Nederlandsche regeering C.J.P. Zaalberg, directeur-generaal van den Arbeid c. tot afgevaardigde, vertegenwoordigende de Nederlandsche werkgevers, ir. C.F. Stork, directeur van de N. V. Machinefabriek Gebr Stork, en Co,, te Hengelo d. tot afgevaardigde, vertegenwoordigend' de Nederlandsche arbeiders, J. Nauta, twee de secretaris van het Christelijk Nationaa1 Vakverbond, penningmeester van den Inter nationale Bond van Christelijke Kantoor- en Handelsbediendenorganisaties e. tot secretaris der delegatie, met den titel van technisch raadsman, dr. A. M. Joekes, administrateur bij het departement van Ar beid, Handel en Nijverheid. NEDERLANDSCHE STOOMVAART' LIJNEN. AAGTEKERK (H. Austr. Lijn) thuisrei 10/10 te Alexandrië. AGAPENOR (Oceaan) Japan-Rotterdam 8/10 van Hongkong. ARAKAN (Java-Pacific) 6/10 van Voncouv' n. Java. AURORA (K.N.S.M.) 10/10 van Malaga t« Cadix. ALHENA (R.Z.A. lijn) thuisreis 10/10 vaa Montevideo. BREDA (W. I. M.) 10/10 van Callao naar Mollendo. BATJAN (Nederl.) uitreis, 10/10 van Leith. DRECHTERLAND (H. Lloyd) uitreis, 9/10 van Bahia (verbetering). DINTELDIJK (H. A. L.) 10/10 van R'dam te Londen. DE GREVE (Paket) 10/10 van Penang t« Singapore. GELRIA (H. Lolyd) uitreis, 9/10 van San tos (verbetering). t HEEMSKERK (H. O. Afr. Lijn.) thuisreis p. 10/10 n.m. 10 uur Wight. IRIS (K.N.S.M.) 10/10 van Santander n Musel. KRAKATAU (Nederl.) thuisreis, 11/10 t? Suez verw. LAOMEDON (Oceaan) 11/10 van Japan te Rotterdam. LOCHGAIL (H.A.L.) R'dam-Pacific, 8/1 f te Colon. MEDEA (K.N.S.M.) 10/10 van Villareal t« Lissabon. MAASDAM (H. A. L.) R'dam-New Orle ans p. 9/10 St. Michaels. NIEUW AMSTERDAM (H.A.L.) R'dam- New York p. Cape Race. OBERON (K.N.S.M.) Palermo-Amsterdam, p. 10/10 Dungeness. PALEMBANG (H. Austr. Lijn) thuisreis 9/10 van Melbourne. PATROCIUS (Oceaan) Japan-R'dam, 9/1? te Londen. POLLUX (H. W. afr. Lijn) 10/11 van Ham burg naar Amsterdam. POLYPHEMUS (Oceaan) Java-Amsterdam. 11/10 te Suez verwacht. ROEPAT (Nederl.) 10/10 van A'dam t« Hamburg. RIDDERKERK (Br. Indië lijn) thuisreil 10/10 van Port Said. SOMMELSDIJK (Br. Indië lijn) uitreis 10/10 te Madras. SALE IER (H. O. A. Lijn) Hamburg-Aarhus, p. 10/10 Holtenau. SOEKABOEMI (R. Lloyd) 11/10 van Ham burg naar Bremen. TELLUS (K.S.N.M.) 10/10 van Carthagena tc Alicante. THEUSEUS (K.N.S.M.) 11/10 van Bor deaux te Amsterdam. TAMBORA (R. Lloyd) thuisreis 11/10 te Suez verw. TOS AR I (H. O. Afr. Lijn) 10/10 van Rot terdam te Hamburg. TOTTORI MARU (R'dam-Yokohama p, 10/10 Gibraltar. VESTA (K.N.S.M.) 10/10 van Rotterdaa naar Lissabon en keerde uit zee terug. VAN REUSSELAAR (W.I.M.) thuisreis, vertrekt hedenavond van Havre. CARDIGANSHIRE (H.A.L.) 11,10 van Vancouver en van Londen te R'dam. DELFT (K.N.S.M.) A'dam-Spanje p. 9/1É Dover. GROTIUS (Nederl.) uitreis 10/10 van Genu; JAGERSFONTEIN (H. Z.Afr. lijn) 10/16 van Lorenzo Marques. „Neen mijnheer nog niet lang geleden, is zij er van door gegaan. Naar wordt aange nomen met haar minnaar, dien officier. Ma dame liet zich vrij veel op haar schoonheid voorstaan-en stond den heelen aag voor haar kapspiegel. Als die vrome juffrouw Van Punten daarvan iets zeide, dan werd die ijdel tuit boos en lachte de brave vrouw uit, schold haar voor een kwezel en zei, dat al haar vroom heid maar uit huichelarij en dweepzucht be stond. Denk eens aan mijnheer, tot vergel ding van alle genoten weldaden, heeft dat ondeugende schepsel, alvorens haar tante te ontloopen, nog verscheidene dingen van waarde van die goede vrouw meegenomen. In dien trant ratelde de reisgenoote van den kapitein maar door. Maar ze had goed praten. De man gaf nauwelijks meer acht op haar gezegden. Wat hijjgehoord had, lag hem, als lood op het hart. Z'n vroolijke stemming was er door omgeslagen. In gepeins verzon ken, zat hij daar als van Lotje getikt. Maar Van der Stap was de man niet, om lang over welk onderwerp ook, te mijmeren en te pie keren. Daarvoor was zijn temperament te bewegelijk. „Affijn," zeide hij binnensmonds en loosde een zucht, „dat zijn van die wereldsche din gen die zich van zelf redden." Een versche pijp werd gestopt en met de rookwolken blies hij de bij hem gerezen zwarigheden van zich af, de ruimte in De reis werd intusschen in gezelligen kout met z'n reisgenooten voortgezet. Eer men er aan dacht, was Voorthuizen bereikt en toen dit dorp achter den rug lag, was daarmee de helft van den weg afgelegd. Eindelijk, toen men Twello voorbij was en de paarden de postkoets tegen een hoogte voorttrokken, wees de postiljon met z'n zweep, in 't verschiet naar een torer. en riep „Als de heeren Deventer willen zien liggen Daar is de toren van de groote kerk 1 Bin nen een stijf half uurtje zijn we er." Zonder dat het gezelschap eenige ontmoe ting van belang wedervoer, kwam het behouden en wel te Deventer aan, waar voor het Veerhuis afgestapt werd. Terwijl de oud-kapitein ter koopvaardij zich daar een stevigen maaltijd laat voorzet ten, besproeid met een flesch Rijnschen wijn, gaan we nader met zijn nicht Barta Van Pun ten kennis maken. We zullen, op onze wan deling naar de Brink waar zij woont, de be trekking waarin deze vrouw tot Jan Van der Stap staat, een weinig in oogenschouw ne men. Zooals in de postkoets al ter onzer kennis kwam, was juffrouw Barta Van Punten een aangetrouwde nicht van Van der Stap's over leden echtgenoote. Haar vader, Gregorius Van Punten, trouwde met een volle nicht van deze laatste. Als huwelijksgift bracht hij Barta mee. Z'n vrouw had uit haar eer sten echt ook een eigen dochter, Antje gehee- ten, die merkelijk jonger dan haar stiefzuster Barta was. Dit meisje, een volle nicht van des kapitein's vrouw, werd de echtgenoote van den predikant Dalman. Uit dit huwelijk was een dochter gespro ten, die naar heur oud-tante, de moeder van juffrouw Van der Stap werd genoemd en Louise heette. Toen nu juffrouw Van der Stap het tijde lijke zegende, waren neef en nicht Dalman reeds overleden. Ze hadden Louise als weeze achtergelaten, die thans, daar de maagschap van den kapitein was uitgestor ven, als een volle achternicht van zijn vrouw, 's mans eenige en naaste aanverwante in het vaderland uitmaakte. Maar behalve de Dalmans, werd Barta Van Punten, ofschoon slechts van verre aan gehuwd, ook gerekend als tot de familie te behooren. Men had haar, in de wandeling, altijd onder: de nabestaanden geteld en bovendien had zij de jineeste leden der fa milie overleefd. Dus bleef zij nicht Van Pun- teh en werd door Louise Dalman in den regel tante Barta genoemd. Gedurende de laatste tien jaren der af wezigheid van Jan Van der Stap uit het va- xierland, hadden zijn aanverwanten weinig .•of aniets van hem en z'n vrouw vernomen, jan had, zooals bijna alle zeelui, niet één, maar meerdere broertjes en zusjes dood aan de schrijverij en z'n wederhelft kon niet vlue met de pen overweg. Daar bij kwam hun heen- en weer zwerven van Oost naar West en het daarvan onafscheidelijke, voortdurend verwisselen van verblijfplaats, zoodat ook hun familie nooit wist, waar ze zich eigenlijk ophielden. Een en ander was de reden, waarom de kapitein iri al die jaren geen roo- den duit aan briefloon voor familie-tijding had uitgegeven. „Als m'n maagschap maar frisch en gezond is, dan breek ik mijn hoofd er niet mee," plagt hij te zeggen. „Wat geeft bet, als we soms om een half jaar een brief krijgen In dien tijd kunnen we allemaal wel dood en begraven wezen." Zoo stonden de zaken, toen de kapitein in 't vaderland terugkeerde. Daar hij niet wist, dat dominé Dalman en diens vrouw reeds overleden waren, wilde hij ook dezen bezoeken, maar niet dan na bij juffrouw Van Punten omtrent de tegenwoordige stand plaats van den predikant naricht te hebben ingewonnen. juffrouw Barra was een jeugdige bevallig heid van evenzes en vijftig jaren. Van haar zelf kon men, als men dat wilde, ver nemen, dat zij de twee- en veertig nog niet gehaald had. Met dat al had de tijd haar uiter lijke bekoorlijkheden niet uitgewischt, om de eenvoudige reden, dat zij nooit in 't bezit van die bekoorlijkheden was geweest. Maar, hetgeen onz^ Barta aan vrouwelijk schoon miste, dat bezat zij dubbel in die schoon heid, welke overal, ook in de leelijkste vrou wen bewonderd wordt, en algemeen de oogen boeit, de harten betoovert, en in alle landen en bij alle volken dezelfde begeerten naar het bezit eener vrouw doen ontvlammen. Ge denkt hier wellicht, lieve lezer, aan ten fijne beschaving naar den geest en een hoo gen trap van zielenadel, aan een liefderijk heid in oordeelen en een zachtzinnige op rechtheid, die den omgang, ook met bejaarde vrouwen, zoo aantrekkelijk maken. Neen, Barta Van Punten was in 't bezit eener an dere schoonheid, die verborgen lag in de ijzeren geldkist, welke op haar slaapkamer onder de bedstede stond en die het gewicht van eenige centenaars bedroeg. Daarin lag het zuur gewonnen spaarpenningske van haar menschlievend overleg en schrandere hulpvaardigheid. Barta Van Punten was namelijk in *t bezit van een menschen- minnend hart, van een hart dat met zacht gevoel klopte voor menschelijk leed en ellende. Zij was gewoonlijk de laatste toe vlucht der in nood verkeerenden in de stad en ook wel daar buiten. Maar de edele Barta was niet een van die dwaze, gevoelige vrou wen, van wier weldadigheid kan gezegd worden dat de linkerhand niet weet wat de rechter doet. Neen, het schranderst overleg bestuurde haar naastenliefde. Uit zuiver medelijden leende zij den evenmensch, die in nijpenden nood tot haar zijn toevlucht nam, tegen de matige rente van vijf en twin tig ten honderd. Maar wie met een pand tot haar kwam, dat de dubbele waarde had der te leenen geldsom, dien rekende zij minder aan rente. Zoo wist deze liefelijke maagd voorzichtigheid aan ontferming, beleid aan barmhartigheid te paren. En, wat op haar stille deugd het zegel der echtheid drukte, zij oefende die deugd in het verborgene We) gaven bedilzieke menschen haar na, dat zij door te groote ruchtbaarheid aan haar weldadigheidszin te geven, vreesde met de Heeren van den Gerechte der voormalige vrije Rijksstad Deventer in onaangename aanraking te komen, omdat zij in 't geheim een bank van leening hield en woekerrente nam, maar Barta Van Punten liet de booze wereld praten. Zij had die wereld eens en voor altijd vaarwel gezegd en den rug toege keerd en dus waren zij van elkander voor goed af. Nu weten wij, waar aan we ons hebben t'; houden, wanneer wij de vrome maagd 1 ijgeval ontmoeten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9