BINNENLAND.
12 ©ctöfeer 1923
orde m mm
Berd© Blad
TWEEDE KAMER.
Ingezonden Mededeelingen.
®e Vleefcvef aangenomen
De Neef van Curapao.
Hollandxhc tafereelen uit het begin
der vorige eeuw,
commissfe wordt éfe flfgenOfe vSÉPlfe
wêt krachtig bepleit en de Regeering gaat
met dit pleidooi accoord. Wat het zwaarste
is, moet het zwaarste wegen en spr. acht
hét onvermijdelijk voor de handhaving van
ome overzeesche gewesten een offer te
brengen.
KUNST m KENNIS.
HONDERDSTE GEBOORTEDAG VAN
JOZEF ISRAELS.
STOOMVAARTLIJNEN.
(Wordt vervolgd)
VERGADERING VAN DONDERDAG
11 OCT. 1 UUR N.M.
VOORZITTER Mr. Dr. KOOLEN.
Ïnterpellatie-Troelstra over de Vlootwet.
De Tweede Kamer-zitting van gisteren
werd direct begonnen met de interpellatie
van Mr. Troelstra betreffende de oorzaak
en de oplossing der crisis mede in verband
met den financieelen toestand van Neder
land en Ned. Indië.
Alle tribunes zijn stampvol. In een der
loges zijn de Indische prinsen aanwezig.
Achter de minister-tafel zit het ministerie,
behalve de ministers Aalberse en De Visser;
!rechts van minister Ruys heeft de minister
|Van Marine, de heer Westerveld, links mi
nister Colijn plaats genomen.
Mr. Troelstra wees er op, dat de tegenstand
tegen de aanhangige plannen van de re
geering de partijgrens zoo goed als heeft
uitgewischt.
Heeft de regeering niet begrepen het be
lang van den crisis, zoodat zij de eerste de
beste gelegenheid had moeten aangrijpen, om
haar houding te verklaren De eenige mede-
deeling, die men heeft ontvangen, stamt van
den afgetreden minister van financiën. Spr.
kan dit verre van voldoende noemen.
De bezuinigingen besprekend, somt spr.
er vele op, die de regeering blijkbaar wenscht
toe te passen. Hiermede in strijd is z.i. de
Vlootwet. Wij zijn bezig té gronde te
gaan. Wij moeten de uitgaven beperken.
Doch de Vlootwet schijnt er toch te moeten
komen Zeer juist noemt spr. de uitlating
van minister De Geer, dat men de beveili
ging van den gulden heeft vervangen door
een beveiliging van de marine. Spr. consta
teert een nieuwe koers der regeering. Doch
de Vlootwet is i" strijd met de bezuinigingen,
die minister C lij voor den crisis heeft voor
gestaan.
Er moet een vloot komen, gaat spr. voort,
doch deskundigen beweren, dat deze vloot
geen vloot zal zijn.
Door de wijziging in het ministerie acht
spr. het standpunt der regeering ten opzich
te der bezuiniging sterk verzwakt. De vorige
minister had een moreel gezag in de Kamer.
Zijn kracht lag niet alleen in zijn persoon
lijkheid, maar ook omdat hij onafhankelijk
was van politieke partijen. Van den nieuwen
minister kan men dat niet zeggen. Men heeft
l esterke standpunt vervangen door een ster
ken man, doch het Nederlandsche volk
houdt niet van sterke mannen. Spr. staat
echter critisch tegenover dezen sterken man,
wiens geest ten vorigen jare steeds door de
Kamer spookte, tijdens de Djambi-debatten.
Het gezag van dezen minister, die in zoo
sterke en nauwe relatie met bepaalde groote
kapitalistische kringen blijkt te staan, heeft
daaronder geleden. Deze relatie schiep een
ongunstige prejudice ten opzichte van dezen
bewindsman.
Spr. behandelt verder den jongsten brief
van de ministers van Koloniën, Marine en
Financiën, waarin de noodzakelijkheid wordt
betoogt van eenige nadere! herzieningen van
de financieele plichten betreffende de Vloot
wet.
Herhaaldelijk wordt erop gewezen, dat er
geen verband is tusschen Vlootwet en Finan
ciën.
Spr. wil vragen of de vorige minister soms
iwaas was geworden, toen hij aftrad juist we
gens dat verband. Het ontkennen van dit ver
band werd in de „Standaard" van 12 Sep
tember gedaan. In dat zelfde artikel „Tegen
de leugens" werden de bestrijders der Vloot
wet aangevallen en de Vlootwet verdedigd.
Spr. acht in dit bewuste artikel dè omschrij
ving van den plicht van neutrale staten in ge
val van oorlog veel te sterk omschreven. De-
Ze plicht moet gesteld blijven binnen de be
schikbare middelen. Iedere neutrale staat op
zich zelf kan daarover beslissen.
Verder gaat, volgens spr., die plicht niet,
Zooals ter tweede Vredesconferentie door
Denemarken, Noprwegen, Nederland en
België duidelijk is uitgesproken.
De heer Troelstra behandelt vervolgens
onze positie in 1914 en de wijze waarop wij
toen onzen plicht van neutrale mogendheid
nakwamen. Volgens generaal Snijders, zoo
Zegt hij, was onze legermacht onvoldoende
en ook verschillende andere deskundigen be
vestigen dit. Dat Ludendorff over ons land
Zou hebben willen trekken, ontkent spr.lEn
mocht hij dat gewenscht hebben, dan is hij
met afgeschrikt door ons leger, doch door de
diplomaten, wie hem tegenwerkten, zooals
tijdens de zand- en grintkwestie. Gezant dr.
Rosen heeft toen de vordering van Luden
dorff niet doorgegeven aan onze regeering.
Dok toen is het alzoo niet onze legermacht ge
veest, die ons land redde en Ludendorff
weerhield van schending van onze neutra
liteit.
Ook zonder behoefte aan een sluitende be
grooting zou het verzet tegen de Vlootwet
hebben bestaan, omdat van ons volk zich een
ongeloof heeft meester gemaakt van alles wat
de verdedigbaarheid van ons land betreft. Er
is, zegt spr., een afkeur aan de voortdurende
gedachte van vijandschap tusschen de vol
ken. Het geld voor Oorlog en voor Marine
besteed, wordt in het water gesmeten. Se
dert 1887 is er door ons 830 millioen aan de
Marine besteed en toch is niets goeds to
stand gebracht.
Steeds is er geroepen, wanneer er een
nieuw schip moest zijn, dat wij verloren zou
den gaan als het schip er niet kwam en dat
gebeurt zoo alle drie vier jaar, zoodat wij
ten slotte geen Marine hebben.
Er wordt als axioma aangenomen, dat, in
dien men een vloot heeft, alles wel in orde
komt. Dit weerspreekt spr. Tal van deskun
digen ontkennen de deugdelijkheid. De me-
ritus van het Vlootplan wil spreker eerst be
handelen bij de behandeling der Vlootwet,
die naar mea zegt Dinsdag a.s. aan de orde
komt. Spreker wil toch thans reeds wijzen op
de vele en scherpe critieken door mannen
van Marine geuit, waarbij zelfs de Vloot door
enkelen doelloos wordt genoemd.
Het tekort op onze begrootingen is 140
millioen, waarvan 50 millioen nog gevonden
moet worden door beperking op den staats
dienst en door nieuwe belastingen. Toch
gaat de Regeering door met haar plannen.
Spr. licht thans zijn vragen nog nader
toe. Deze vragen luiden aldus
1. Wil de Regeering een uiteenzetting
geven van het geschil tusschen den afgetre
den Minister van Financiën en de meerder
heid van den Ministerraad, benevens een
overzicht van de daarover in den Minister
raad gevoerde debatten
2. Welke zijn de redenen, die geleid heb
ben tot de vervanging van den afgetreden
Minister van Financiën door den tegen-
woordigen
3. Aanvaardt de Regeering de conclusiën
der Staatscommissie op 21 November 1922,
onder nummers 140, 141 en 142 van kaar
rapport
4. Erkent de Regeering met de Staats
commissie (conclusie 150), dat de financieele
moeilijkheden van het oogenblik door de
verdere uitvoering van de viootplannen zul
len worden verzwaard
5. Moet de Regeering niet toegeven, dat de
kostenberekening voor de uitvoering van
haar vlootplan onvolledig en voor een juiste
beoordeeling van den te verwachten druk
op de Nederlandsche en Indische financiën
niet voldoende is?
6. Wil de Regeering het advies van den
Gouverneur-Generaal over de voorgenomen
uitvoering der Vlootwet mededeelen
7. Acht de Regeering de voorwaarde der
Staatscommissie (conclusie 155) vervuld,
dat geen besluit van verre strekking, als de
Vlootwet bevat, de geldmiddelen van Neder
land en Ned.-Indië voor de toekomst nog
meer vast zal leggen, dan toch reeds het geval
is, tenzij gelijktijdig gedaan wordt, wat
noodig is om het geheel verbroken budge-
taire evenwicht te herstellen?
8. Kan met name de Regeering de verant
woordelijkheid op zich nemen voor een ver
slechtering van dien toestand, in verband ook
met het geheel of gedeeltelijk stopzetten
van belangrijke sociale en cultureele maat
regelen, zoowel in Nederland, als in Ned.-
Indië, met de weinig gunstige vooruitzichten
voor het bedrijfsleven en de heerschende
werkloosheid., die mede versterkt zal worden
door de hoognoodige bezuiniging op het
aantal ambtenaren, ten gevolge der voorge
nomen reorganisatie van den Staatsdienst en
is de Regeering van meening, dat het aangaat
den belastingdruk op de inheemsche bevol
king van Indië en de ambtenaren te verzwaren
en de Nederlandsche bevolking met nieuwe
of verhoogde indirecte belastingen zwaarder
te drukken, mede met het oog op de loons-
en salarisverlagingen, die aan de orde van
den dag zijn
9. Is er op de Regeering van buitenland-
sche zijde eenige directe of indirecte aan
drang geoefend of acht zij zich, met het oog
op aangegane verplichtingen, gebonden de
onverwijlde aanneming der ingediende vioot
plannen door te drijven Zoo ja, waarin be
staan deze aandrang en die verplichtingen,
zoo neen, welke zijn dari de dringende over
wegingen voor internationalen aard, die de
onverwijlde totstandkoming der viootplannen
eischen
Spr. hoopt dat de Regeering zegt hoe de
Gouverneur-Generaal er over denkt. Is hij
er vóór, dan is dit een steun voor de Regee
ring, en als de Regeering dus zwijgt, wekt
zij het vermoeden dat hij er tegen is. Het
9
DOOR
JOS. P. H. HAMERS
AER POSTKOETS NAAR DEVENTER.
Den volgenden morgen in de vroegte, be
stegen kapitein Van der Stap en zijn trouwe
Robbie de postkoets op Deventer.
Nauwelijks had de postiljon den hoogen
bok beklommen, de teugels in de stevige
Vuist geklemd en de lange zweep over het
Vurige vierspan gelegd, dat met een flinke
vaart vooruit schoot, of een pieperig stem
metje riep
„Voerman, zal je goed op mijn mandje
passen?"
„Heb maar geen zwarigheid juffrouw,
antwoordde de man, die alle kraenten moest
inspannen om zijn voortstuivende rossinan
ten in bedwang te houden.
„Wel verduiveld juffrouw, zoo liet de
vroolijke stem van den kapitein zich nu hoo-
ren, „heb ik jou daar hoe vaart ge alzoo
sinds gisteren
Hij had in de vrouw met de piepstem, die
Zoo bezorgd voor haar mandje was, zijn reis
gezellin in het roefje van de trekschuit her
kend, die naast de zoogenaamde officiers-
Veduwe had gezeten.
„Dank u mijnheer, ik maak het redelijk
wel," zei de aangesprokene, „en hoe vaart u,
vis ik vragen mag
Het goede mensch was wat onthutst en
Verlegen over de joviale en ongegeneerde
Wijze, waarop de rondborstige zeeman, die
niet van complimenten hield, haar aan sprak
in tegenwoordigheid der reisgenooten.
„Ga je ook een uitstanie naar Deventer
maken of raken we je onderweg kwijt
hernam Van der Stap.
„Verexcuseer mijnheer, ik reis tot Deven
ter, want daar woon ik."
„Wel allemachtig 1 woon je in Deventer
Nou, dat treft. Dan zal je waarschijnlijk mijn
nicht wel kennen. Ze plagt, jaren geleden,
aan de markt nabij de Brinkpoort te wo
nen."
„Mag ik even vragen, hoe die juffrouw
heet
„Wel zeker lieve ziel," riep de kapitein.
„M'n nicht heet Barta Van Punten. Ze zat er
altijd warmpjes in. Eigenlijk is ze een aan
getrouwde nicht van m'n overleden vrouw.
Tegenwoordig moet ze al een ouwe vrijster
wezen."
„Wel mijnheer," kreeg hij ten antwoord,
„Ze is m'n buurvrouw."
„Wat zeg je daar En hoe maakt ze het
„Voor zoover ik weet, vrij wel. Doch, naar
ik vernomen heb, moet ze veel verdriet be
leefd hebben van een halve nicht, de dochter
van een predikant, die ze na den dood van
d'r ouders uit barmhartigheid tot zich heeft
genomen."
„Wat vertel je daar me lieve mensch? de
dochter van een predikant Weet je niet juf
frouw, hoe die halve nicht heet
„Om u de waarheid te zeggen, neen mijn
heer. Maar ik heb toch wel gehoord, dat het
een zeer lichtzinnig schepsel is, dat den hee-
len dag aan niets anders denkt dan aan dan
sen en comedie-spelen en allerlei zotte ro
mangrillen in d'r hoofd haalt. Ook was
dat ijdeltuitig ding vrij modezieken te lui om
voor haar tante een hand uit de mouw te ste
ken want u moet weten, mijnheer, de juf
frouw verkeerde, naar het heette, met een
officier. Verbeeld u, het nest was even twin
tig jaar
„Even twintig jaar mompelde op neer-
slachtigen toon onze uit de koetS gevallen
Jan. „Lieve hemel, ja, zoo oud.... Maar
neen, dat kan onmogelijk het kind van onze
Antje en van deminé Dalman geweest zijn.
En vertel me eens lieve juffrouw, woont
dat meisje nog altijd bij m'n nicht Van Pun
ten?"
zou spr. niet verwonderen als de er
tegen was, vooral met het oog op de finan
ciën van Ned. Indië. In Indië wordt reeds
13% pCt. van het inkomen aan belastingen
geheven. Stellig mag die druk niet verzwaard
worden integendeel verlichting daarvan iè
eerder een plicht. Er is nu een commissie
voor belastingherziening gaat het nu aaiJ
weer een nieuwe belasting te nemen al
vorens die commissie haar rapport heeft
uitgebracht
De Commissie is al ingesteld omdat men
verlaging noodig achtte en dus is het onbe
grijpelijk dat men toch de lasten weer gaat
verzwaren.
Van belang is ook de buitengewone dienst
in Indië. Deze is tot 1.186.000.000 gestegen,
wat jaarlijks 110.000.000 aan rente en af
lossing eischt. Vandaar dat de Commissie
de buitengewone uitgaven niet wenscht op
te voeren, en integendeel adviseert alles in
het werk te stellen dat deze verlaagd zullen
worden. Op hetzelfde moment gaat men
nieuwe schulden aan voor improductieve uit
gaven als de vloot.
De laatste vraag is eigenlijk deze wat zit
er toch achter die gewijzigde houding, der
Regeering Er is gezegd dat er een comité-
generaal zal komen. Spr. zou er zich met
hand en tand tegen verzetten omdat het
gansche volk moet worden ingelicht. Is er
een druk op de Regeering uitgeoefend De
Vlootcommissie zet de noodzakelijkheid van
een vloot vóórop, maar de Regeering stelde
toch de Vlootwet uit, totdat zij nu heden
van meening veranderd is. Spr. is gerustge
steld door de artikelen van Dr. van Blanken-
stein. Onjuist is dat alle landen hun steun
punten hebben. Amerika heeft afstand van
vele rechten gedaan en zijn positie in Oost-
Azië grootendeels prijsgegeven. Japan vreest
nog meer den oorlog dan Amerika en Europa.
Waar zoo lange jaren deze haast niet heb
ben gekend, wat is er dan toch in den laatsten
tijd gebeurd dat de Regeering zoo'n spoed
eischt
Op Korfoe is gewezen, maar ook die ver
wijzing gaat niet op. Spr. wenscht verster
king van den invloed van den Volkenbond
en betreurt diens houding tegenover Korfoe.
Komend tot het slot van zijn rede betuigt
spr., dat de Regeering niet voldoende luis
tert naar het volk en nog altijd aan de oude
denkbeelden omtrent internationale ver
houdingen vasthoudt.
HET ANTWOORD DER REGEERING.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer RTJIJS DE BEERENBROUCK ant
woordt
De Regeering is bereid inlichtingen te
geven, maar kan niet altijd ingaan op de zij
wegen waarop de heer Troelstra haar wil lei
den. Het resultaat van de besprekingen in
den Ministerraad wil spr. meedeelen maar
niet de besprekingen zelf. Evenmin kan de
regeering meedeelen hoe het standpunt van
den Gouverneur-Generaal is. Spr. herrinnert
aan de discussie over Suriname waarbij de
kwestie van onderling overleg ook aan de
orde was. De Regeering moet voorzichtig
zijn met mededeelingen over adviezen van
deskundigen. Er kunnen zich wel eens om
standigheden voordoen dat publicatie ge
wenscht is, maar een dergelijke constellatie
dient door de Regeering te worden beoor
deeld, waarbij groote behoedzaamheid ge
wenscht is. Eén geval zal onmiddellijk een
precedent worden en daarin ziet spr. een ge
vaar.
Overlegging var. het advies van den G.-G.
acht de Regeering niet in 's lands belang
(Gelach). Welke G.-G. die de Vlootwet af
keurde, zou op zijn post blijven om de uit
voering van die wet tot stand te brengen
In den Volksraad is tweemaal gebleken dat de
G.-G. niet tegen de Vlootwet was. (Rumoer).
De Vlootwet is verleden jaar niet uitgesteld
met het oog op een nieuw onderzoek (Gelach).
Minister de Geer kan zich niet vereenigen
met de opvatting der Regeering ten aanzien
van de Vlootwet. Alle leden van het Kabinet
behalve de heer de Geer waren van het zelfde
gevoelen.
Stopzetten van den aanbouw door niet-
aanneming van de Vlootwet achtten zij be
zwaarlijk en in het belang van Indië was
voortzetting dringend gewenscht. Daarbij
werd overwogen, dat zonder Vlootwet elke
personeelsorganisatie zou gaan ontbreken en
dat ten slotte de marine geheel zou ophouden
te bestaan.
Het verschil van gevoelen met den minis-
er van financiën bleek niet te overbruggen
en dus bleef niets anders over San dat de
minister zijn ontslag bij H. M. de Koningin
indiende. Het Kabinet verwachtte van den
opvolger van den heer de Geer dat hij de
bezuiniging even krachtig zou doorzetten,
maar 't oordeel der Regeering over de Vloot
wet zou deden. Aan die eischen voldoet de
nieuwe minister.
Het budgetair evenwicht zal worden her
steld, hetgeen voorop moet staan Verschil
lende wijzigir.gontwerpen op de begrooting
voor 1924- zullen spoedig worden ingediend.
Wij zullen daarbij vele offers moeten bren
gen.
In de conclusies 140 en 141 van de Vloot-
Bezuinigingsmaatregelen en nieuwe be
lastingen zijn noodig, ook al was er van geen
Vlootwet sprake geweest.
De kostenberekening van de Regeering
acht spr. juist en het antwoord op vraag 5
luidt beslist ontkennend.
Op vraag 9 wil spr. wel antwoorden. Deze
vraag verraadt allesbehalve een juist begrip
van de Nederlandsche staatkunde. Voor
buitenlandsche pressie bestaat daarin geen
plaats.(Gelach.)
Zoolang de wereld er uit blijft zien als
thans het geval is, is de instandhouding van
de noodige maritieme middelen, voor de
handhaving der zelfstandigheid onmisbaar.
Nederland heeft er voor te waken dat het
zijn souvereiniteit handhaaft en dat geen an
dere Staat Indië in zijn sfeer gaat betrekken.
Nederland zou aan den vrede van de wereld
geen dienst bewijzen als het zijn waardevol
bezit in Indië aan zijn lot overliet.
Bij conflicten tusschen andere mogend
heden valt rekening te houden met de vol
kenrechtelijke verplichtingen. De conferen
tie van Washington heeft de spanning
in het Óósten verminderd, maar men is
van den dag van morgen niet zeker. Zoolang
niet tot aller ontwapening wordt overgegaan
heeft Nederland zijn plichten na te komen, al
is het met een minimum van martitieme mid
delen, waaraan geen enkele regeering zich
zou kunnen onttrekken.
Minister COLIJN zegt, dat mr. Troelstra
iets over zijn persoon heeft gezegd. Het was
niet de bedoeling een smet te werpen op die
persoon, maar een diskwalificatie van zijn ge
schiktheid lag er wel in. Spr. vraagt alleen af
te wachten welke voorstellen spr. zal indie
nen.
De regeering verwacht in 1925 een slui
tend budget te verkrijgen voor ons land.
In Indië is de toestand niet ongunstiger
dan die in Nederland en men verwacht,
dat de begrooting van 1923 reeds zal slui
ten. Voor 1924 is een tekort geraamd van
22 millioen maar spr. hoopt, dat de uit
komst gunstiger zal zijn. Het is mogelijk
gebleken op de gewone uitgaven in drie
jaar tijds 20 pCt. te verminderen. De dienst
van de Indische schuld zal van nu tot 1923
een hoogere uitgave eischen van 32% milli
oen. De cijfers die spr. geeft zijn iets gun
stiger dan die in het rapport der Vlootwet
maar daarvoor geeft spr. een nadere uiteen
zetting.
De militaire uitgaven zijn gesteld op
35.433.000 gulden waarbij nog niet zijn ge
bracht de kosten van den aanmaak van
vliegtuigen, nl. f 500.000. Indië betaalt
f 2.800.000 voor haar aandeel. De totale
druk is dus 33.076.000 gld. Dat is als de
Vlootwet niet wordt ingevoerd.
Als de Vlootwet wordt ingevoerd hebben
er eenige mutaties plaats. De begrooting
wordt met diverse posten ontlast tot een
bedrag Van 12.390.000 gld. en worden be
last met 9.45G.000. Er blijft dus een ver
laging met 2.940.000 gld., waarvan afgaat
een bedrag van 2.857.000 gld., dat Indië
heeft te betalen: Er blijft dus een voordeel
van 83.000 gulden (groot gelach) als de Vloot
wet in 1924 wordt ingevoerd.
Voor de toekomst kan spr. niet dezelfde
exacte cijfers geven, maar de Vlootwet
commissie heeft een nauwgezetten arbeid
geleverd. De conclusie is volkomen gerecht
vaardigd, dat de Vlootwet voor Nederland
geen nieuwe lasten meebrengt.
Voor Indië staat het anders. Het totaal
bedrag is zonder Vlootwet in 1924 23 mil
lioen en het eindcijfer wordt dan 31,550.000
gld. Na aftrek van het jaarlijksche beschik
bare bedrag is er een stijging van 3.350.000
gld. Dit bedrag stijgt geiijdelijk tot het
in 1929 is 18.350.000 gld. Hiervan gaat
af wat toch uitgegeven zou moeten worden
voor materiaal, dat in aanbouw is en blijft
er over ruim 12 millioen gulden.
Vervolgens geeft spr. nog eenige inlich
tingen over de financiering van de kas-
voorschotten, die zonder bezwaar kan ge
schieden.
De heer TROELSTRA is aan het woord,
maar zal Vrijdagmorgen spreken.
De vergadering wordt daarop verdaagd tot
Vrijdag 1 uur.
of niet.... de actie voor de Godsdienstige
belangen van het R.-K. Marinepersoneel
moet krachtig voortgezet worden. Wat' zult
gij doen?
AARDBEVING GEREGISTREERD.
Een B. T. A. telegram uit Brussel meldt,
dat het observatorium van Ukkcl Woensdag
morgen omstreeks kwart over zevenen een
aardschok heeft geregistreerd, waarvan het
'centrum zich ten Noorden rsn IJsland moet
bevinden.
Te West-Bromwich registreerde de seismo
graaf Woensdagmorgen om kwart over ne
gen, blijkens bericht van den Britschen
draadloozen dienst, een hevige aardbeving
de schok duurde eenige seconden. De af
stand was ongeveer 1500 mijl, vermoedelijk
nabij de Azoren.
Volgens een bericht uit Dublin werd de
schok om half acht gevoeld op een afstand
van 1300 mijlen, vermoedelijk in Italië of
de Azoren.
27 Januari 1924 zal het honderd jaar gele
den zijn, dat Jozef Israëls te Groningen werd
geboren.
EEN NIEUWE GENEESKUNDIGE
ONTDEKKING
Dr. Godfrey, de minister van Volksge
zondheid van de Canadeesche provincie
Ontario, heeft in een geneeskundige vergade
ring te Hamilton aangekondigd, dat dr. Ban
ting, de man van insuline, binnenkort een
nieuwe ontdekking bekend zou maken van
grooter belang dan de genezing van suiker
ziekte. Godfrey noemde het iets wonder
baarlijks, maar had geen vrijheid verder
inlichtingen te geven.
TENTOONSTELLING VOOR LETTER
KUNDE.
De TentoonstellingT[voor Letterkunde
wordt aanst. Zateradg in het Stedelijk
Museum te Amsterdam heropend.
DE GRONINGSCHE FRESCO'S.
Er wordt getracht o.a. door den burge
meester, mr. van Ketwich Verschuur, geld
bijeen te krijgen om de in de Mar-
tinuskerk te Groningen ontdekte fresco's
te behouden. Er is hiervoor een bedrag van
f 4000 noodig en mede ook voor het blootleg
gen en restaureeren van andere muurschil
deringen.
HET R.-K. VAKBUREAU EN DE ARBEIDS
WET.
Bedrijiscommissies gewenscht.
Woensdag j.l. vergaderde het R.-K. Vak
bureau met de Hoofdbesturen van zijn aange
sloten bonden ter bespreking van het vraag
stuk van den Arbeidsduur, alsmede om zijne
houding te bepalen ten aanzien va» het
slreven veler werkgevers, dat zich richt
tegen de sociale wetgeving in het algemeen
en de Arbeidswet in het bijzonder.
De vergadering bepaalde haar standpunt
door met algemeene stemmen de volgende
motie aan te nemen:
„De Besturen van de bij het Bureau voor
de R.-K. Vakorganisatie aangesloten Vak
bonden, op 10 October te Utrecht bijeen o.m.
ter bespreking van de positie waarin de
wettelijke 48-urenweek verkeert,
constateerende eenerzijds de actie in de krin
gen der werkgevers om voorloopig te komen
tot een 56-urige werkweek. anderszijds het
standpunt, hetwelk door de Regeering wordt
ingenomen, daarbij voorgelicht door het
hoofd der arbeidsinspectie, met betrekking
tot het op zeer ruime schaal verleenen van
over werkvergunningen
overwegende:
dat de actie der bedoelde werkgevers
blijkbaar voortspruit uit een zeer sterk ver
langen naar een verkeerde reactie, gericht
tegen de sociale wetgeving in het algemeen
en tegen de arbeidswet in het bijzonder;
dat de sociale wetgeving in het algemeen
en de arbeidswet in het bijzonder een groot
goed is voor de gezonde ontwikkeling van
ons volk en met alle kracht moet worden
beschermd tegen het streven veler werk
gevers om de ,oude vrijheid" te herwinnen;
dat het van algemeen belang is, dat ook
de arbeidswet in haar tegenwoordigen vorm
behouden blijft;
dat art. 28 der Arbeidswet evenals de
artikelen 25, 26 en 27 voldoende gelegen
heid biedt om de industrie door de moei
lijkheden van dezen tijd heen te helpen;
spreken uit:
le. dat de Arbeidswet onverzwakt dient
gehandhaafd te blijven;
2e. dat de uitvoering der Arbeidswet voor
kantoren, winkels, apotheken, koffiehuizen
en hotels urgent is, evenals de totstandko-
mong van de Landbouwarbeidswet;
3e. dat in overeenstemming inet het be
paalde in art. 28 der Arbeidswet de Katho
lieke Vakbeweging ook thans nog bereid ge
vonden wordt in ernstig overleg met de
werkgevers na te gaan, wat met betrekking
tot den arbeidstijd in het belang der indu
strie dient te geschieden;
4e. dat het onder ten 3e genoemde het
best ware te bereiken, wanneer desnoods on
der drang van bovenaf opgelegd, werden
gevormd met behoorlijke bevoegdheden toe
geruste „Bedrijfscoinmissie", waarin zitting
hebben vertegenwoordigers der Regeering,
werkgevers en wernemers, waaraan gegevens
dienen te worden verstrekt, waaruit duidelijk
blijkt de gronden waarop van den wettelijken
werktijd onder bepaalde voorwaarden even
tueel zou kunnen worden afgeweken en die
naast de vraag van den arbeidsduur eveneens
zouden kunnen nagaan met welke verdere
middelen de industrie ware te helpen;
Besluiten: in deze richting pogingen aar
te wenden en gaan over tot de orde van den
dag." i
INTERNATIONALE ARBEIDS-
CONFERENTIE.
Bij kon. besluit is bepaald, dat een af
vaardiging van Nederland zal worden uit
gezonden, ten einde deel te nemen aan de vijf
de zitting der Internationale Arbeidsconferen-
tie, welke op 22 dezer te 'Genève is bijeen
geroepen.
In die afvaardiging zijn benoemd
a. tot afgevaardigde der Nederlandsche
regeering, tevens voorzitter der afvaardiging,
dr. W.H. Nolens, minister van staat, lid van
de Tweede Kamer, hoogleerraar in de ar
beidswetgeving aan de gemeentelijke uni
versiteit te Amsterdam.
b. tot afgevaardigde der Nederlandsche
regeering C.J.P. Zaalberg, directeur-generaal
van den Arbeid
c. tot afgevaardigde, vertegenwoordigende
de Nederlandsche werkgevers, ir. C.F. Stork,
directeur van de N. V. Machinefabriek Gebr
Stork, en Co,, te Hengelo
d. tot afgevaardigde, vertegenwoordigend'
de Nederlandsche arbeiders, J. Nauta, twee
de secretaris van het Christelijk Nationaa1
Vakverbond, penningmeester van den Inter
nationale Bond van Christelijke Kantoor-
en Handelsbediendenorganisaties
e. tot secretaris der delegatie, met den titel
van technisch raadsman, dr. A. M. Joekes,
administrateur bij het departement van Ar
beid, Handel en Nijverheid.
NEDERLANDSCHE STOOMVAART'
LIJNEN.
AAGTEKERK (H. Austr. Lijn) thuisrei
10/10 te Alexandrië.
AGAPENOR (Oceaan) Japan-Rotterdam
8/10 van Hongkong.
ARAKAN (Java-Pacific) 6/10 van Voncouv'
n. Java.
AURORA (K.N.S.M.) 10/10 van Malaga t«
Cadix.
ALHENA (R.Z.A. lijn) thuisreis 10/10 vaa
Montevideo.
BREDA (W. I. M.) 10/10 van Callao naar
Mollendo.
BATJAN (Nederl.) uitreis, 10/10 van Leith.
DRECHTERLAND (H. Lloyd) uitreis,
9/10 van Bahia (verbetering).
DINTELDIJK (H. A. L.) 10/10 van R'dam
te Londen.
DE GREVE (Paket) 10/10 van Penang t«
Singapore.
GELRIA (H. Lolyd) uitreis, 9/10 van San
tos (verbetering). t
HEEMSKERK (H. O. Afr. Lijn.) thuisreis
p. 10/10 n.m. 10 uur Wight.
IRIS (K.N.S.M.) 10/10 van Santander n
Musel.
KRAKATAU (Nederl.) thuisreis, 11/10 t?
Suez verw.
LAOMEDON (Oceaan) 11/10 van Japan te
Rotterdam.
LOCHGAIL (H.A.L.) R'dam-Pacific, 8/1 f
te Colon.
MEDEA (K.N.S.M.) 10/10 van Villareal t«
Lissabon.
MAASDAM (H. A. L.) R'dam-New Orle
ans p. 9/10 St. Michaels.
NIEUW AMSTERDAM (H.A.L.) R'dam-
New York p. Cape Race.
OBERON (K.N.S.M.) Palermo-Amsterdam,
p. 10/10 Dungeness.
PALEMBANG (H. Austr. Lijn) thuisreis
9/10 van Melbourne.
PATROCIUS (Oceaan) Japan-R'dam, 9/1?
te Londen.
POLLUX (H. W. afr. Lijn) 10/11 van Ham
burg naar Amsterdam.
POLYPHEMUS (Oceaan) Java-Amsterdam.
11/10 te Suez verwacht.
ROEPAT (Nederl.) 10/10 van A'dam t«
Hamburg.
RIDDERKERK (Br. Indië lijn) thuisreil
10/10 van Port Said.
SOMMELSDIJK (Br. Indië lijn) uitreis
10/10 te Madras.
SALE IER (H. O. A. Lijn) Hamburg-Aarhus,
p. 10/10 Holtenau.
SOEKABOEMI (R. Lloyd) 11/10 van Ham
burg naar Bremen.
TELLUS (K.S.N.M.) 10/10 van Carthagena
tc Alicante.
THEUSEUS (K.N.S.M.) 11/10 van Bor
deaux te Amsterdam.
TAMBORA (R. Lloyd) thuisreis 11/10 te
Suez verw.
TOS AR I (H. O. Afr. Lijn) 10/10 van Rot
terdam te Hamburg.
TOTTORI MARU (R'dam-Yokohama p,
10/10 Gibraltar.
VESTA (K.N.S.M.) 10/10 van Rotterdaa
naar Lissabon en keerde uit zee terug.
VAN REUSSELAAR (W.I.M.) thuisreis,
vertrekt hedenavond van Havre.
CARDIGANSHIRE (H.A.L.) 11,10 van
Vancouver en van Londen te R'dam.
DELFT (K.N.S.M.) A'dam-Spanje p. 9/1É
Dover.
GROTIUS (Nederl.) uitreis 10/10 van Genu;
JAGERSFONTEIN (H. Z.Afr. lijn) 10/16
van Lorenzo Marques.
„Neen mijnheer nog niet lang geleden,
is zij er van door gegaan. Naar wordt aange
nomen met haar minnaar, dien officier. Ma
dame liet zich vrij veel op haar schoonheid
voorstaan-en stond den heelen aag voor haar
kapspiegel. Als die vrome juffrouw Van
Punten daarvan iets zeide, dan werd die ijdel
tuit boos en lachte de brave vrouw uit, schold
haar voor een kwezel en zei, dat al haar vroom
heid maar uit huichelarij en dweepzucht be
stond. Denk eens aan mijnheer, tot vergel
ding van alle genoten weldaden, heeft dat
ondeugende schepsel, alvorens haar tante te
ontloopen, nog verscheidene dingen van
waarde van die goede vrouw meegenomen.
In dien trant ratelde de reisgenoote van
den kapitein maar door. Maar ze had goed
praten. De man gaf nauwelijks meer acht op
haar gezegden. Wat hijjgehoord had, lag hem,
als lood op het hart. Z'n vroolijke stemming
was er door omgeslagen. In gepeins verzon
ken, zat hij daar als van Lotje getikt. Maar
Van der Stap was de man niet, om lang over
welk onderwerp ook, te mijmeren en te pie
keren. Daarvoor was zijn temperament te
bewegelijk.
„Affijn," zeide hij binnensmonds en loosde
een zucht, „dat zijn van die wereldsche din
gen die zich van zelf redden."
Een versche pijp werd gestopt en met de
rookwolken blies hij de bij hem gerezen
zwarigheden van zich af, de ruimte in
De reis werd intusschen in gezelligen kout
met z'n reisgenooten voortgezet. Eer men er
aan dacht, was Voorthuizen bereikt en toen
dit dorp achter den rug lag, was daarmee de
helft van den weg afgelegd.
Eindelijk, toen men Twello voorbij was
en de paarden de postkoets tegen een hoogte
voorttrokken, wees de postiljon met z'n
zweep, in 't verschiet naar een torer. en riep
„Als de heeren Deventer willen zien liggen
Daar is de toren van de groote kerk 1 Bin
nen een stijf half uurtje zijn we er."
Zonder dat het gezelschap eenige ontmoe
ting van belang wedervoer, kwam het
behouden en wel te Deventer aan, waar
voor het Veerhuis afgestapt werd.
Terwijl de oud-kapitein ter koopvaardij
zich daar een stevigen maaltijd laat voorzet
ten, besproeid met een flesch Rijnschen wijn,
gaan we nader met zijn nicht Barta Van Pun
ten kennis maken. We zullen, op onze wan
deling naar de Brink waar zij woont, de be
trekking waarin deze vrouw tot Jan Van der
Stap staat, een weinig in oogenschouw ne
men.
Zooals in de postkoets al ter onzer kennis
kwam, was juffrouw Barta Van Punten een
aangetrouwde nicht van Van der Stap's over
leden echtgenoote. Haar vader, Gregorius
Van Punten, trouwde met een volle nicht
van deze laatste. Als huwelijksgift bracht
hij Barta mee. Z'n vrouw had uit haar eer
sten echt ook een eigen dochter, Antje gehee-
ten, die merkelijk jonger dan haar stiefzuster
Barta was. Dit meisje, een volle nicht van
des kapitein's vrouw, werd de echtgenoote
van den predikant Dalman.
Uit dit huwelijk was een dochter gespro
ten, die naar heur oud-tante, de moeder van
juffrouw Van der Stap werd genoemd en
Louise heette.
Toen nu juffrouw Van der Stap het tijde
lijke zegende, waren neef en nicht Dalman
reeds overleden. Ze hadden Louise als
weeze achtergelaten, die thans, daar de
maagschap van den kapitein was uitgestor
ven, als een volle achternicht van zijn vrouw,
's mans eenige en naaste aanverwante in het
vaderland uitmaakte.
Maar behalve de Dalmans, werd Barta
Van Punten, ofschoon slechts van verre aan
gehuwd, ook gerekend als tot de familie te
behooren. Men had haar, in de wandeling,
altijd onder: de nabestaanden geteld en
bovendien had zij de jineeste leden der fa
milie overleefd. Dus bleef zij nicht Van Pun-
teh en werd door Louise Dalman in den regel
tante Barta genoemd.
Gedurende de laatste tien jaren der af
wezigheid van Jan Van der Stap uit het va-
xierland, hadden zijn aanverwanten weinig
.•of aniets van hem en z'n vrouw vernomen,
jan had, zooals bijna alle zeelui, niet één,
maar meerdere broertjes en zusjes dood aan
de schrijverij en z'n wederhelft kon niet vlue
met de pen overweg. Daar bij kwam hun
heen- en weer zwerven van Oost naar West
en het daarvan onafscheidelijke, voortdurend
verwisselen van verblijfplaats, zoodat ook
hun familie nooit wist, waar ze zich eigenlijk
ophielden. Een en ander was de reden,
waarom de kapitein iri al die jaren geen roo-
den duit aan briefloon voor familie-tijding
had uitgegeven. „Als m'n maagschap maar
frisch en gezond is, dan breek ik mijn hoofd
er niet mee," plagt hij te zeggen. „Wat geeft
bet, als we soms om een half jaar een brief
krijgen In dien tijd kunnen we allemaal
wel dood en begraven wezen."
Zoo stonden de zaken, toen de kapitein
in 't vaderland terugkeerde. Daar hij niet
wist, dat dominé Dalman en diens vrouw
reeds overleden waren, wilde hij ook dezen
bezoeken, maar niet dan na bij juffrouw Van
Punten omtrent de tegenwoordige stand
plaats van den predikant naricht te hebben
ingewonnen.
juffrouw Barra was een jeugdige bevallig
heid van evenzes en vijftig jaren. Van
haar zelf kon men, als men dat wilde, ver
nemen, dat zij de twee- en veertig nog niet
gehaald had. Met dat al had de tijd haar uiter
lijke bekoorlijkheden niet uitgewischt, om
de eenvoudige reden, dat zij nooit in 't bezit
van die bekoorlijkheden was geweest. Maar,
hetgeen onz^ Barta aan vrouwelijk schoon
miste, dat bezat zij dubbel in die schoon
heid, welke overal, ook in de leelijkste vrou
wen bewonderd wordt, en algemeen de
oogen boeit, de harten betoovert, en in alle
landen en bij alle volken dezelfde begeerten
naar het bezit eener vrouw doen ontvlammen.
Ge denkt hier wellicht, lieve lezer, aan ten
fijne beschaving naar den geest en een hoo
gen trap van zielenadel, aan een liefderijk
heid in oordeelen en een zachtzinnige op
rechtheid, die den omgang, ook met bejaarde
vrouwen, zoo aantrekkelijk maken. Neen,
Barta Van Punten was in 't bezit eener an
dere schoonheid, die verborgen lag in de
ijzeren geldkist, welke op haar slaapkamer
onder de bedstede stond en die het gewicht
van eenige centenaars bedroeg. Daarin lag
het zuur gewonnen spaarpenningske van
haar menschlievend overleg en schrandere
hulpvaardigheid. Barta Van Punten was
namelijk in *t bezit van een menschen-
minnend hart, van een hart dat met zacht
gevoel klopte voor menschelijk leed en
ellende. Zij was gewoonlijk de laatste toe
vlucht der in nood verkeerenden in de stad
en ook wel daar buiten. Maar de edele Barta
was niet een van die dwaze, gevoelige vrou
wen, van wier weldadigheid kan gezegd
worden dat de linkerhand niet weet wat de
rechter doet. Neen, het schranderst overleg
bestuurde haar naastenliefde. Uit zuiver
medelijden leende zij den evenmensch, die
in nijpenden nood tot haar zijn toevlucht
nam, tegen de matige rente van vijf en twin
tig ten honderd. Maar wie met een pand tot
haar kwam, dat de dubbele waarde had der
te leenen geldsom, dien rekende zij minder
aan rente. Zoo wist deze liefelijke maagd
voorzichtigheid aan ontferming, beleid aan
barmhartigheid te paren. En, wat op haar
stille deugd het zegel der echtheid drukte,
zij oefende die deugd in het verborgene
We) gaven bedilzieke menschen haar na, dat
zij door te groote ruchtbaarheid aan haar
weldadigheidszin te geven, vreesde met de
Heeren van den Gerechte der voormalige
vrije Rijksstad Deventer in onaangename
aanraking te komen, omdat zij in 't geheim
een bank van leening hield en woekerrente
nam, maar Barta Van Punten liet de booze
wereld praten. Zij had die wereld eens en
voor altijd vaarwel gezegd en den rug toege
keerd en dus waren zij van elkander voor
goed af.
Nu weten wij, waar aan we ons hebben
t'; houden, wanneer wij de vrome maagd
1 ijgeval ontmoeten.