v<
Die een graf voor een ander
delft
over naar den tuin, plukte hier en daar
een bloera en Ket die weer vallen, na
een oojjenblik den geur er van ingea
demd te hebben. Naarmate de avond viel
en wij haar bewegingen nog slechts kon
den onderscheiden door de witte japon,
kwam zij langzaam onzen kant uit,
tot aan den oever der rivier, die de beide
tuinen scheidde en bleef daar eenige
oogenblikken staan. Zonder twijfel hoor
de zij ons praten en kon zij misschien de
woorden onderscheiden van ons gesprek.
Na daar ongeveer vijf minuten gestaan
te hebben, ging zij weer langzaam den
tuin in, en naar het salon, dat nu helder
verlicht was, en weldra hoorden wij een
zachte, welluidende stem, wier gezang
ons deed veronderstellen, dat wij hier
met de een of andere ster van de Itali-
aansche opera te doen hadden.
Onze buurvrouw, die volstrekt niet liet
blijken, dat zij bemerkte, dat wij haar
bespiedden, -vervolgde den loop van
haar zorgeloos bestaan; maar zij droeg
zorg dat wij nooit haar gelaat te zien
kregen, en eerst met 't vallen van den
avond strekte zij haar wandeling uit tot
de grenzen van onzen tuin.
Alle pogingen die Gaunt in het werk
stelde, om kennis met haar aan te knoo-
pen, bleven niet alleen vruchteloos, maar
schenen zelfs niet opgemerkt le worden.
Tevergeefs zonden wij Cecilia verder
dan wij zelf dufden gaan om haar te be
spieden, in de hoop dat de kinderlijke
schoonheid van dit meisje haar lokken
zou; Cecilia kwam altijd met een ver
drietig gezicht terug.
Onze pogingen, om met den Indischen
bediende een gesprek aan te knoopeti,
waren eveneens vergeefs. Wel kwam hij
nu en dan nieuwen voorraad in de her
berg koopen; onze beleefde vragen wer
den zoo kort mogelijk beantwoord en op
een toon, die ons den lust benam, om
yerdere vragen te doen.
Toen probeerde Gaunt een ander mid
del en stuurde Cecilia op zekeren avond
naar de dame, toen deze zat te zingen
met de volgende boodschap:
De beide heeren, die verblijf houden
in het Witte Paard bieden mevrouw....
hun groeten aan en verzoeken haar be
leefd, hun den titel mede te deelen van
het laatste stuk dat zij gezongen heeft.
Vergeefsche moeite, de dame liet ons
zeggen, dat zij uit het hooid zong en zich
den titel niet meer kon herinneren.
't Was duidelijk, dat zij niet verlangde,
kennis met ons te maken. Dat prikkelde
ons nog meer; en naarmate zij zich te
rugtrok, deden wij duidelijker pogingen
om haar te naderen.
Als een man de eerste vurige jaren
zijner jeugd voorbij is, en een vrouw wil,
dat hij zich met haar bezig houdt, moet
zij zijn eigenliefde prikkelen.
Een weinig geheimzinnigheid, die vol
doende is, om de nieuwsgierigheid op te
wekken, of een kleine tegenspoed, die de
ijdelheid prikkelt, zijn wapenen, waar
van een mooie, jonge vrouw zich bij in
stinct weet te bedienen, en somtijds zelfs
zonder er de volle kracht van te beseffen.
Ik weet niet, of onze zonderlinge buur
vrouw het menschelijk hart bestudeerd
had. Als ik nadacht over de gebeurte
nissen, die sedert haar komt voorgeval
len waren, dan scheen het mij toe, dat
zij een van te voren vastgesteld plan
volgde; en ik kan mij het triomfantelijke
glimlachje voorstellen, dat om haar mond
moest spelen, als zij van achtér hare sto
res zag, dat wij haar bespiedden.
O, wat moest deze ongeduldige natuur
strijd voeren met het koele verstand dat
haar gebood te wachten!
Dit eenzame leven, gesloten zonneblin
den, dit vermoeiende komediespel voor
haar wandelingen in de schemering, wat
moest haar dit wel kostenl
Als ik mijn gewone bezigheden gehad
had, dan geloof ik, dal ik mij weinig om
mijn buurvrouw en haar handelingen be
kommerd zou hebben. Was Gaunt nu
maar volkomen gezond geweest, dan zou
het gemakkelijk genoeg geweest zijn af
leiding te zoeken voor de lange zomer
dagen; maar omdat ik mijn armen zieke
niet aan zijn eenzaamheid wilde overla
ten, was ik gedwongen in den tuin en bij
het huis rond te dwalen; en daardoor
Was het natuurlijk onmogelijk ons niet
met onze eenige buurvrouw bezig te hou
den.
Als ik mij voor de een of andere aan
gelegenheid verwijderde, liet ik Gatmt
op het balkon achter; hij lette cp hetgeen
er voorviel, en gaf er mij tot in dc klein
ste lijzondcrlieden verslag van bij mijn
terugkomst. Als ik in* den omtrek rond
doolde of op den oever van de kleine ri-
.vier, dan was ik op den uitkijk; Cecilia
zelfs hielp ons. Wij wedijverden met el
kander om eenige inlichtingen te ver
krijgen; en wie van ons beiden het eerst
dit gelaat zou zien, dat zoo hardnekkig
van ons afgewend bleef.
V.
Met een gevoel van aangename ver
rassing, vond ik op zekeren morgen bij
mijn ontbijt op de tafel een klein pakje,
het adres: M, Owenson B...., en dat
boeken en tijdschriften scheen te bevat
ten. Ik was er wel wat verwonderd over,
want ik had er niet om geschreven, en
ik kende ook geen enkelen uitgever of
vriend, die ze mij had kunnen zenden.
Ook was ik verbaasd, dat op het adres
den naam Owenson stond in plaats van
Owen; maar de voorletter M. was toch
we! degelijk die van mijn doopnaam en
daar het pakje mij door den brievenbe
steller gebracht was, aarzelde ik niet om
het open te maken.
Het bevatte eenige tijdschriften, waar
van de inhoud zeer eenvoudig waSjr een
aflevering van een Mode Journal voor
deze maand en twee of drie van de
nieuwste romans welke boeken weinig
in mijn smaak vielen.
Terwijl ik het Mode Journaal doorbla
derde, viel er een briefje, met hetzelide
adres: „M. Owenson." Natuurlijk maakte
ik het open, maar men kan zich mijn
ontsteltenis verbeelden, toen ik het vol
gende las:
Londen.
Lieve Mathilde,
Ik haast mij aan uw verzoek te vol
doen. Ik vrees evenwel, dat je niet erg
voldaan zuit zijn over mijn keus; bet was
beter geweest, al je mij geschreven had,
welk soort romans je wilde hebben. Ik
begrijp, dat je je doodelijk verveelt in
dat afschuwelijke kleine dorpje. Ik hoop,
dat de vervulling van je zonderling plan
je niet langer dan een maand zal ophou
den en dat je tijdig genoeg terug zuit
komen om de herfstdagen nog in de een
of andere zeestad door te brengen.
Ik zal je met het nieuws uit Indië vol
komen op de hoogte houden; mijn lieden
houden de wacht en zijn steeds tot je
beschikking.
Als je mij weer schrijft, vergeet dan
niet je juiste adres op te geven.
Dezen brief zal je zeker wel ontvan
gen, maar de omstandigheden in aan
merking genomen, zou ik het liever vol
ledig weten, ten einde mogelijke vergis
singen te voorkomen.
t, a. t.
CAROLINA.
,,Lees dezen brief, Charles," zcide ik
tegen Gaunt, nog geheel ontsteld, „en
zeg mij, wat ik doen moet."
Charles las den brief en hij scheen in
even groote verlegenheid te geraken
als ik.
„Dergelijke vergissingen kunnen plaats
hebben," sprak hij ten laatste langzaam,
„maar waarom," voegde hij er op onge-
duldigen toon bij, „heb je ook een brief
open gemaakt, geadresseerd; M. Owen
son; je heet immers geen Owenson."
„Je ziet toch wel, dat het pakje hier
bezorgd is en dat de voorletter de mijne
is," antwoordde ik hem zachtmoedig als
een lam.
„Maar ik moet je eerlijk bekennen, dat
ik je toestand niet benijd," hernam bij.
Het is zeer onaangenaam, aan iemand te
bekennen, dat men zijn brieven geopend
heelt en gelezen, wat er in stond; maar
tegenover een vrouw te staan en haar te
zeggen, dat men bij vergissing achter
haar geheimen gekomen is, is meer, dan
mijn zenuwen zouden kunnen verdragen."
Ik ging zitten en begon aan mijn ont
bijt, zonder hem te antwoorden. Het viel
ons niet moeilijk te raden, dat M. Owen
son onze mooie buurvrouw moest zijn en
deze gebeurtenis scheen ons van het
hoogste belang.
„Met een beetje behendigheid," zei ik
ten laatste tegen Gaunt, „kan dit voor
val mischien in mijn voordeel afloopen."
„Met behendigheid," herhaalde hij met
een homerisch gelach, waardoor mijn ze
nuwen altijd geprikkeld werden. „Denk
je daar een proeve van je behendigheid
te geven?" voegde hij er bij, terwijl hij
naar de villa wees. „Dan wensch ik je ge
luk!"
Terwijl ik mij de dame van het station
herinnerde en in de veronderstelling, dat
zij de bewoonster van het Zwitsersche
huisje was, wil ik wel bekennen, dat ik
zelf niet meer vertrouwen stelde in mijn
behendigheid, dan. mijn vriend Charles.
Ik hield dit echter voor mij en mij zoo
onverschillig mogelijk houdende, maakte
ik het pakje weer dicht.
In gewone omstandigheden ontbreekt
het mij nog niet aan den noodigen moed,
maar nu kon ik een soort van vrees niet
van mij zetten bij de gedachte, dat ik aan
de dame in het Zwitsersche huisje mijn
toestand moest bloot leggen en om ver
ontschuldiging vragen.
De bijna brutale blik, waarmede zij de
wachtkamer had rondgekeken, de koele
onverschilligheid, waarmede zij mijn be
leefdheid beantwoord had, stonden mij
nog zoo duidelijk voor den geest, dat ik
niet nalaten kon mij angstig te maken
over de voorname minachting, die deze
dame mij waarschijnlijk zou betoonen.
Deze gedachte hield mij voortdurend
bezig, terwijl ik met Gaunt een sigaar
rookte op het balkon en het resultaat
mijner overdenkingen was, dat ik een
tweede opstak en daarna een derde.
Het was middag, toen ik eindelijk be
sloot mijn boodschap te verrichten.
„Weet je nu zeker, dat je niets ont
breekt, Gaunt," zeide ik, terwijl ik naar
hem toe kwam.
„Ik heb alles, wat ik noodig heb," ant
woordde hij op onverschilligen toon; en
dan zijn lorgnet nemend, om een onder
zoekenden blik op mijn kostuum te wer
pen, voegde hij er bij: „Het schijnt dat je -
volstrekt indruk wilt maken. Nu, veel
geluk!"
„Tot ziens," sprak ik deftig.
Ik begaf mij op weg, met vluggen tred,
het pakje onder den arm en ik was spoe
dig bij den ingang van het Zwitsersche
huisje. Evenals eiken dag op dit uur wa
ren de gordijnen en jalousiën zorgvuldig
neergelaten en geen enkel geluid verbrak
dc stilte die rondom heerschte.
Met aarzelende hand trok ik zacht aan
de schel, .maar zonder gevolg; nogmaals
vijf minuten van kwelling en ik schelde
wat harder. Geen antwoord. Nu was mijn
geduld uit. Ik voelde mijn moed herleven
en ik trok aan de schel, dat het 't gehee-
le huis doorklonk.
Eindelijk kwam de Indische bediende
opendoen. Het was duidelijk, dat bij in
zijn middagslaapje gestoord was en hij
scheen volstrekt niet met mijn komst in
genomen. Ik gaf hem mijn kaartje, terwijl
ik zijn meesteres verzocht te spreken
voor zaken, waarop hij met een duivel-
achtigen glimlach antwoordde; toen ging
hij mij voor naar een donkere zaal, waar
van hij de deur zorgvuldig achter mij
dichtsloot.
Ik bleef hier lang genoeg om er mij
ongerust over te maken, wat ik zou zeg
gen, zoodra ik in tegenwoordigheid
van de geheimzinnige dame werd toege
laten en hoe ik mij uit de gelegenheid zou
redden, toen ik weder stappen hoorde op
den parketvloer. De Indiër kwam terug
en met een beleefder groet dan gewoon
lijk verzocht hij mij, hem naar de kamer
zijner meesteres te volden.
Hij voerde mij de heele woning door en
toen wij bij het salon kwamen, waar onze
interessante buurvrouw eiken avond haar
welluidende stem deed hooren, opende
hij de deur en voerde mij dit geheimzin
nig heiligdom binnen. De neergelaten ja-
louziën maakten het zoo donker, dat het
met buiten een tegenstelling vormde van
nacht en dag; de temperatuur was er
heerlijk frisch en een zachte geur van
bloemen drong uit de serre, waarvan de
deuren in het salon uitkwamen. De meu
belen v/aren zeer eenvoudig en de fris-
sche lucht scheen de eenige weelde van
dit vertrek te zijn, een fraaie piano van
rozenhout uitgezonderd, benevens een
soort van rustbank, waarvan de dame ze
ker zoo even opgestaan was, ter wille
van mijn komst.
Ik had maar even den tijd deze opmer
king te maken en op een stoel te gaan
zitten, toen ik een licht geruisch in de
aangrenzende kamer hoorde. De deur
werd langzaam geopend en de dame van
het Zwitsersche huisje trad binnen. Maar
was dit dezelfde dame, die ik aan hel
station gezien had? Zij droeg wel helzelf-
de luchtige, witte toilet, maar des zomers
kleeden bijna alle vrouwen zich zoo; zij
had dezelfde losse houding, dezelfde on
achtzaamheid in haar bewegingen, maar
het dikke blonde haar, dat een schoon
gevormd voorhoofd bedekte en de regel
matig gevormde trekken verleenden aan
T gelaat een jeugdige uitdrukking, die
mijn kennis van 't spoorwegstation niet
bezat. Toch was er iets, dat mij levendig
de herinnering met de werkelijkheid deed
vergelijken, het waren juist bizondere
kenteekenen, die de overeenkomst be
vestigden maar waardoor ik toch nog niet
geheel overtuigd werd. Er was gelijkenis
in de uitdrukking, en toch was ze niet de
zelfde, de groote bruine oogen waren
wel degelijk dezelfde die in het station
een oogenblik op mij gerust hadden,
maar de blik verschilde; de vorm der
trekken en de gelaatskleur boden even
veel als gelijkenis aan, en het zou mij
even onmogelijk zijn geweest, om te zwe
ren, dat de dame uit het station en de
dame in Zwitsersche huisje dezelfde
vrouw was, als te zweren, dat er een
man in de maan zat.
Ik was dermate getroffen door deze
zonderlinge gelijkenis en dit eigenaardig
verschil, dat ik, de geheimzinnige onbe
kende groetend, bijna het doel vergat,
waarvoor ik hier gekomen was, en mijn
verlegenheid plaats maakte voor nieuws*'
gierigheid.
Zij bleef in de schemering van het ver
trek voor mij staan, met de eene hand
leunde zij op de tafel, zoo deftig als eefi
koningin, die aan een harer onderdanen
audiëntie verleent.
„Ik hoop, dat u mij deze vrijpostigheid
zult vergeven, mevrouw," zeide ik be
leefd, ik ben gekomen, om u een vergis
sing die ik gehad heb, te verklaren en
daarvoor tevens vergiffenis te vragen."
Onder het spreken wees ik met de
hand op het pakket boeken en de open*
gesneden enveloppe, die ik op tafei ge
legd had.
„Ah!" riep zij driftig. En den brief grij
pend las zij er het adres van. Zij bloosde,
maar of het van toorn of ontroering was,
dat kon ik niet raden,
„De overeenkomst met mijn naam,"
hernam ik stamelend. Maar ik zweeg
weer, want de dame, die met haar bruine
cogc-n haastig den brief doorliep, scheen
geheel mijn aanwezigheid vergeten te
hebben.
Toen zij klaar was, legde zij het papier
op de tafel neer; de uitdrukking harer
oogen werd weer gewoon en zij sprak
glimlachend:
„Ge behoeft geen excuus te maken; ik
zie wei, dat het hier een onbeduidend
voorval betreft. De correspondentie
eener dame bevat bovendien niet veel
belangrijke geheimen."
Terwijl zij nu sprak richtte zij dcnzelf-
den vasten, vurigen blik op mij, die mij
zoo goed mijn kennis uit het spoorwegsta
tion herinnerde; en een oogenblikkeliike
uitdrukking van triomf, die onmiddellijk
daarna plaats maakt voor een van onrust,
deed de gelijkenis zoo volkomen schij
nen, dat ik nu zeker van mijn zaak dacht'
te zijn.
Ik gaf eenige verklaringen, terwijl de
dame, of liever mejuffrouw Owenson,
want zoo heette zij, haar tijdschriften
doorbladerde en met belangstelling de
gravures in het Mode Journal bestudeer
de, en zich nauwelijks verwaardigde met
ja of neen te antwoorden, als ik even in
mijne alleenspraak ophield.
Toen ik nu mijn hoed nam, om weg te
gaan, bewaarde zij niet langer haar on
verschillige houding.
„Gisteren avond," sprak zij, „hebt u mij
naar de muziek laten vragen, u of mijn
heerIk ben den naam van uw
vriend vergeten."
„Ja juist, Gaunt was verrukt over het
wijsje, dat u zong," antwoordde ik, op
mijn beurt eenige onverschilligheid vein
zend.
„Hij schijnt zeer lijdende te zijn," ver
volgde zij vol belangstelling, terwijl zij
naar een stapel muziek ging en daarin
ijverig begon te zoeken, ,,'t Speet mij,
dat ik hem de verlangde inlichting niet
kon geven. Toevallig heb ik nu hei stuk
gevonden. Denkt u dat het uw vriend ge
noegen zou doen, als ik het hem zond?"
Ik wist, dat Charles even weinig ver
stand had van muziek als van meetkunde.
Niettemin nam ik met een ware verruk
king het beleefde aanbod der dame aan,
voorgevende dat het bezit van dit stuk,
Gaut het grootste genoegen zou doen.
,,'t Is een beste jongen," zeide ik met
een toespeling op mijn vriend, „maar 't is
een ongeduldige zieke."
„Ja, hij schijnt u heel vrat drukte te ge
ven," antwoordde zij, evenals zijn klein
dochtertje, hij is zeker weduwnaar?"
„Zijn dochtertje," hernam ik, en ik
kon niet nalaten te glimlachen, toen ik
bemerkte, met hoeveel aandacht de da
me naar mij luisterde en mijn glimlach
opnam. „Mijn vriend is niet getrouwd, de
kleine Cecilia is zijn nicht en zijn pete
kind."
Juffrouw Owenson deed een halven
pas achterwaarts, zonder evenwel te veel
verwondering te laten blijken en er ont
snapte een „Ah" aan haar lippen.
Eensklaps van onderwerp veranderen
de, richtte zij zich naar de serre, met de
woorden:
„Ik heb mijn tijd niet in ledigheid door
gebracht, toen ik hier kwam, stonden er
slechts zes ellendige geraniums, en kom
u nu eens kijken."
Ik volgde haar met genoegen lusschcn
haar bloemen en zij mocht er met recht
trotsch op zijn. Zij waren met zeer veel
smaak gerangschikt, en ik merkte er zeld
zame, buitenlandschc gewassen onder, die
zeker thuis behoorden in het vaderland
van haar Indischen knecht en dat mis
schien ook dat van de jonge vrouw zelve
was.
Ik bewonderde alles, en ik gedroeg mij,
zooals elk wellevend man zich gedragen
zou, die in gezelschap meent te zijn van
de een of anderg romantische zangeres)
maar tot mijn groote verwondering vie
len mijn complimenten In onvruchtbaren
bodem. Mijn gezellin bekommerde er zich
zelfs niet om, maar van tijd tot tijd richt
te zij behendig een vraag tot mij, over
mijn eigen leven, over Gaunt en zijn
nichtje, de kleine Cecilia, wat mij einde
lijk deed begrijpen, hetgeen ik het eerste
oogenblik reeds vermoed had, dat zij
tiver muziek en bloemen praatte om elke
gunstige gelegenheid aan te grijpen, om
mij eenige bekentenissen te ontlokken.
Deze overtuiging was alles behalve
vleiend voor mij; daar ik echter zeer
nieuwsgierig was, om de reden te ken
nen, waarom zij zoo handelde, onder
drukte ik het verlangen, dat ik voelde
om met een deftigen groet weg te gaan,
en ik liet toe, dat zij het spelletje nog
wat voortzette.
Toen ik eindelijk afscheid van haar
nam, stak zij mij heel vriendelijk de hand
toe. En ik verliet haar, met de overtui
ging, dat ik het van Gaunt gewonnen
h&d, want ik had thans haar gelaat ge
zien; maar hoe meer moeite ik mij gaf,
van een verklaring voor haar zonderlinge
leefwijze hier op dit eenzame dorp te
vinden hoe geheimzinniger het mij voor
kwam. Alles wat ik mijn vriend bij mijn
terugkomst kon vertellen, was, dat Ma
thilde Owenson een der vreemdste en
een der schoonste vrouwen was, die ik
ooit gezien had.
VL
De aanwezigheid van den beroemden
geneesheer, die de genezing van de ont
wrichting van Gaunt ondernomen had,
verhinderde ons dien avond over mijn
bezoek van 's-middags te spreken. Tot
mijn spijt belette zijn tegenwoordigheid
ons ook, met de gewone oplettendheid
alles gade te slaan, wat er bij onze buur
vrouw voorviel, Cecilia kwam mij vertel
len, dat de dame, in een zwart zijden ja
pon gekleed in den tuin wandelde en
haar een kleine wenk met het hoofd ge
geven had; ik vermoedde?, dat dit bewijs
van vriendschap een gevolg was van het
gesprek dat ik des middags met onze
buurvrouw gehad had.
Gelukkig bevond de geneesheer Gaunt
voldoende hersteld, om hem niet langer
tot een volkomen rust te veroordeelen;
hij veroorloofde hem den volgenden
morgen een korte wandeling te doen in
den tuin, en verzekerde hem, dat elk
spoor van de ontwrichting spoedig ge
heel verdwenen zou zijn.
Bij het hooren van deze gunstige tij
ding was mijn vreugde even groot als die
van Charles, want ik was nog niet ge
noeg vervuld van de kennismaking met
juffrouw Owenson, dat het genoegen om
mij met haar bezig te houden, mij ver
kieslijker scheen boven elk ander en ik
ontwierp met een soort van voldoening
duizend tochtjes die wij zouden kunnen
maken, zoodra Charles weer te paard
zitten en eenige vermoeienis verdragen
.kon.
Als de dame van het Zwitsersche huis
je zich vervaardigde een blik naar ons
balkon te werpen op een der volgende
dagen, moest zij wel zien dat het dikwijls
le<Sg was, Gaunt, die zich zoo gelukkig
gevoelde, dal hij niet langer aan zijn ka
mer gekluisterd zat, had een rijtuig ge
huurd, met "twee uitmuntende ponneys
bespannen, en bij bediende zich voortdu
rend van deze equipage, om mij overal
met hem mee te nemen. Cecilia was ge
woonlijk ook bij ons, behalve wanneer
wij naar de stad gingen, en naar den een
of anderen ouden kennis van Charles, die
Eij bij toeval ontdekt had op een van
*ijn verre tochten.
Ik hield deze opmerkingen voor mij,
want ik eerbiedigde nauwgezet deze stil
zwijgende overeenkomst, die mij verbood
bet geheim van Gaunt te doordringen;
toch kon ik niet nalaten nu en dan een
opmerking te maken.
Langzamerhand gewende ik mij aan het
geheim, dat mijn geest minder bezighield,
dan in het begin. Ik was ingenomen met
de aanwezigheid van het kind en ik werd
er zoo aan gewoon haar Charles oom te
hooren noemen, terwijl zij mij heel fa-
maliaar'Mare noemde, dat 't voor mij de
natuurlijkste zaak der wereld werd.
Het scherpe oog eener vrouw, die
nauwkeurig het gedrag van Gaunt jegens
het kind gade sloeg, had misschien ont
dekt, welke dc ware band was, die hem
•an Cecilia verbond. Wat mij betreft, ik
zag alleen dat hij haar bijna net zoo be
handelde als ik.' Men kon zien, dat zij er
plezier in had, dat ik met haar als niet
een dame omging. Toch scheen zij als bü
Ingeving te raden, dat haar verhouding
tot ons iets zonderlings en eigenaardigs
had; cn meer dan eens bleef zij, met de
fijngevoeligheid eener vrouw, uren aaneen
geheel alleen in den tuin, liever dan bij
ons te komen zitten, wanneer zij dacht
dat wij intieme zaken moesten behande
len, waarbij wij kaar TegcnSvoor'digheid Na anderhalf tiur geraakte hij weer te Drie tegen eenHoor eens, daar Is
konden missen. been, in erbarmelijken toestand, wel is hij Zal hij nu komen met een bijl of
Gaunt was altijd goed voor haar, zooais waar, maar 't hart vervuld met dank met een dolk.Zal hij zich op 't bed
men wel altijd zijn zal voor een lief, klein daar hij toch het leven had mogen behou- werpen om den slapende te vermoorden?"
meisje. Hij deed zijn best haar luimen in den. De ongelukkige luisterde met ingehou-
te willigen en in haar behoeften te voor- Waarheen nu den adem.
zien zij had allerlei speelgoed; zij ging Hij zou terugkeeren naar den Rooden Met langzamen tred steeg de waard de
gekleed als een pri*ées, maar op één Haan, want zijn woning was te ver om trappen opDe deur werd geopend
punt was Gaunt onverbiddelijk: Bruno deze te kunnen bereiken in den toestand, Biaggio trok zich terug tegen den muur.
moest de eenige speelkameraad van het waarin hij verkeerde. Somber was de nacht,
kind zijn. De kleine kinderziel scheen 1 Was er stil in de herberg, maar toch Beppo sprong vooruit met een groot
echter vaak behoefte te gevoelen aan brandde er nog licht m de gelagkamer, mes in de hand om den ongelukkige te
Met de hoogste verwondering kwam doorsteken....
de waard hem tegemoet. 4
„Zijt gij daar weer, Biaggio," riep hij Een oogenblik later lag ae waard op
uit. „Hebt gij iets vergeten?.... Maar den vloer, door Biaggio's mes doodelijk
vriend wat is er gebeurd Is u een ongeluk getroffen.
overkomen." Diep ontsteld viel de landman op de
„Ellendige roovers hebben mij over- knieën neder, aan df zijde van het lijk,
vallen in het kreupelhout. O, ik ben bijna niet wetend wat hij deed.
geheel geradbraakt. Laat mij hier wat uit- Doch het ijskoude zweet bracht hem
rusten, Biaggio Hebt gij een bed voor weer tot bezinning.
„Zijt gij 't Biaggio?" vroeg de waard mi') - Wat er nu volgde was niet minder ver
uit den Rooden Haan, op een avond ter- „Arme manIk had u niet alleen schrikkelijk.
wijl een boer zijn gelagkamer binnen- moeten laten gaan i Maar wat een geluk, ..et grat was gegraven en wachtte op
trad* „Waar komt gij van daan?" dat gij er toch nog het leven hebt afge-.2ijn prooi. Biaggio^trok den doode zijn
meer vriendschap en sympathie, want zij
was somtijds heel treurig.
Wordt voortgezet.
kleeren uit en deed die zelf aan, terwijl
„Ën Gode zij dank, ook mijn geld is hij het lijk nu in zijn eigen kleeren stak,
Dit alles geschiedde zoo bedaard mo
gelijk en met veel overleg. Dan opende
„Van Viterbo. ïk heb mijn os verkocht, bracht 1"
en zeer goed, dat verzeker ik u," ant- "En G
woordde de eerzame landman. gered, 't Waren nog vreemdelingen in
„Zoo! En wat hebt gij gemaakt?" het vak, die mij hebben aangevallen. gehJk
haastte sich de waard vol belangstelling hebben waarachtig niet aan mijn hoed hij het venster en schooi het graf sijn^buit
te vragen. gedacht l" toe.
„Vijfhonderd lire." „O, hoe schoon, hoe gelukkig Dan »Zo° 1 „dacht onze landman, „thans zijn
„Ja werkelijk, dat is een goede prijs, ^ijt gij er nog goed afgekomen! Hebt gij 2ij flink aan het werk. De weg is vrij
daar mag wel een slokje oo gedronken geen van hen herkend.
worden." ..Zij hadden het gelaat zwart geblaakt Den. volgenden morgen hielden vier
„En daar heb ik ook niets op tegen," en spraken geen woord. Ik kan zelfs niet gendarmes voor de herberg stsl.
luidde het antwoord van den boer, die veronderstellen, wie die booswichten wa- „Waar is uw vader vroegen zij aan
intusschen aan een stevige tafel had reiL\' °e J°ons-
plaats genomen. Biaggio ging rtnar bed, maar kon niet ®C*CQ tyij ook met, antwoord-
D e Roode Haan was een eenvoudige slapen. Geheel zijn lichaam was met bui- f'1' „Een vriend werd gisteren in het
dorpsherberg in een eenzame streek ge- 'e*.1 en wonden bedekt en de pijn, welke boscn aangevallen en geheel uitgeschud,
legen, op een afstand van ongeveer drie bij had te verduren, nam met elk oogen- Hij sleepte zich hierheen.... Zeker heeft
uur van genoemde stad. blik meer en meer toe. vader hem uitgeleide gedaan, terwijl wij
Waard en gast waren weldra in een ,^as bijna middernacht geworden, nog sliepen.
druk gesprek gewikkeld en spraken de en bij kon 't met langer uitstaan. De on- „Zoo zoo Dan zullen wij u een handje
met stroo omvlochten flesch Orvieto gelukkige wou naar beneden gaan om hulp helpen om uw vader ter zoeken,
geducht aan, die spoedig door een tweede te vragen. Behoedzaam sloop hij op de De zonen moesten het versch geslo-
gevolgd werd. blooie voeten dc trappen af en hoorde tot 1 Sraf opdelven, De zon, die alles aan
Biaggio was een1 eenvoudig landman 2Ün nlet geringe verwondering, dat in de ^'ei? brengt, verlichtte den somberen
met een wilden baard, doch in zijn oogen gelagkamer nog een druk gesprek werd kuil, en de snoodaards' lerkeuden in de
stond het te lezen, dat er een trouwe ziel gevoerd. grootste ontsteltenis het gelaat van hun-
in zijn binnenste huisde. De goede zaken Hij luisterde. nea va<?e':
en de goede wijn hadden hem bijzonder Waren korte Zinnen, die de landman Verschrikkelijk,
spraakzaam gemaakt. Het geld zal hij te hooren kreeg, een zonderling gefluis-
zeer nuttig op zijn boerderijtje weten ter*
te gebruiken, en met welbehagen ver- De vader met zijn beide zonen,
diept hij zich thans reeds, in allerlei plan- Maar wat was dat nu
nen. De haren stegen den gewonde te berge.
1i_ 1 i f
En toen zij de oogen vol bangen angst
afwendden, vielen deze op hem, die zij
dood waanden, het offer hunner mis
dadige aanslagen, die als een geest der
wrake van de andere zijde des grafs scheen
De lustige waard uit den Rooden Haan Toch luisterde hij niet beide ooren, teruggekomen, om hen le tuchtigen,
schenkt telkens in en sta.art nu en dan zonder eenige beweging te maken. De gerechtigheid had verder haar loop.
zijn bezoeker met een loerend oog aan. >>Ja> op u kan ik mij verlaten," sprak
Eindelijk werd het tijd voor Biaggio cm schimpend de waard. Gij hebt zelfs er
te vertrekken. Gaarne zou hij nog langer niet aan gedacht de voering van den hoed tGfl rijwiölPit Op ISVGf! 6H BOOfl.
gebleven zijn, doch de avond was intus- te doorzoeken Hoe aartsdom hebt gij
schen somber neergedaald en de man had u toch aangesteld."
nog een langen weg af te leggen. „Maar vader, wie zou gedacht hebben, Hoewel ik een dikken pels aan had, had
„Tot wederzieüs, vader Beppo voeg- dat Biaggio zoo voorzichtig is? Wij ver- ik het toch bitter koud gezeten in mijn
de hij den waard toe. onderstelden, dat gij het geld reeds lang slede, die over de wijde sneeuwvlakte
„Kom,kom," sprak deze, „wij nemen in handen hadt en wij slechts voor het heengleed. Acht weken geleden was ik
nog een glaasje van paters vaatje Ik wil overige te zorgen hadden." nog in het heete Singapore, waar ik vijf
ook eens traktceren 1" „Gelukkig nog, dat hij u niet herkend jaar gewoond had, en nu bevond ik mij,
„'t Zij dan zoo Maar haast u, want het heeft. Hij is hier teruggekomen." half Januari, in het noordwesten van Ca-
wordt veel te laat voor mij." „Hier O dan zullen wij zijn Zaken nada. Geen wonder, dat ik het te kwaad
De waard verwijderde zich even en riep spoedig geregeld hebben!" had met de felle koude. Ik was oorsproa-
zijn beide zonen, die in de nabijheid „WatDenk gij dan, dat ik u nog eens kelijk van plan het bezoek aan mijn zus-
bezig waren. alles in de war zal laten sturen Ik kan ter en zwager tot den zomer uit te stel-
„Biaggio heeft 500 lire bij zich, fluis- mij slechts op mijn eigen handen verlaten, len, zooals trouwens mijn geneesheer
terde hij hun toe „Meer heb ik wel niet Gaat beiden naar buiten achter het huis te Singapore mij ten sterkste had aange-
te zeggen." om, den tuin in. Maak daar een groot raden, fnaar het verlangen naar mijn
Dan trad hij met een nieuwe flesch ge- ëat Begrepen In een uurtje ben ik naaste bloedverwanten was mij te sterk
wapend bij den cerzamen landbouwer met alles gereed.... Ik zitl hem het ven- geweest. En nu was ik op den terugtocht
binnen. Zeer spoedig was deze geledigd ster uitwerpen en dan weet gij, wat ge te naar de landhoeve van mijn zwager, die
en thans was Biaggio niet meer te weer- doen hebt." ik 's morgens verlaten had om den dag
houden. De man greep zijn langen stok Men kan liet. begrijpen in welken toe- dooi- te brengen bij een goed vriend, die
en verdween den weg op naar het bosch, stand Biaggio verkeerde, die al deze woor- op eenige kilometers afstand woonde,
na Beppo zeer vriendelijk de hand ge- den duidelijk vernomen had. In een Slaperig en diep in mijn pels gedoken
drukt te hebben. schrikbarende akeligheid stond hem den reed ik voort, toen plotseling het be-
't Kon een half uur later zijn, toen hij toestand voor den geest, waarin hij ver- gon reeds donker te worden mijn
het kreupelhout bereikte. keerde. paard schrikte, een zijsprong nam en
De man was niet dronken. De Italiaan De ongelukkige beefde aan al zijn ter aarde stortte. De slede viel om, werd
is trouwens geen drinker, en maakt ledematen. tegen een boomstam geslingerd en ik
slechts dan een gevaarlijk misbruik van Vluchten kon hij nietWat zou de man lag insgelijks op den grond. Gelukkig
den drank, wanneer hij even als Noach aanvangen Zoo behoedzaam mogelijk had ik mij niet erg bezeerd, maar de slede
de kracht van het druivensap niet kent. sloop hij op de naakte voeten weer'naar was onbruikbaar geworden en Ajax, het
Biaggio was vol van zijn plannen en boven. paard, had een zijner pooten verstuikt,
dacht niet aan den langen weg, dien hij O, wat werd Biaggio thans zwaar ge- 't Was een gekke geschiedenis, want
nog te maken had. folterd 1 naar gissing was ik nog ruim drie kilo-
Doch wat was dat nu Wat zou hij aanvangen meters van het huis van mijn zwager
Eensklaps wordt hij door twee krach- Naar de gewoonte des lands droeg hij verwijderd. Maar aan de zaak was niets
tigc kerels van achter aangegrepen en eer een lang mes bij zich, dat de booswichten te veranderen. De gebroken slede liet
hij in staat is een hand ter verdediging hem niet ontnomen hadden. Dit trok ik achter ik greep liet hinkende paard
uit te strekken, ligt hij reeds op den grond, hij koortsachtig uit de schede en vatte bij den teugel en legde het overige ge-
Een der booswichten snoerde hem met post achter de deur, met bevende lede- deelte van den weg te voet af.
ijzeren vuist de keel dicht, terwijl dc an- maten, wachtend op de dingen die komen Na een moeilijken tocht bereikte ik
dere hem betastte en zijn zakken door- zouden. eindelijk de woning van mijn zwager en
snuffelde. Hij zou zich niet weerloos laten ver- riep Peter, den stMknecht. Nauwelijks
Doch tc 'vergeefs. moorden, maar met kracht gebruik maken had deze van het ongeval gehoord, of hij
Het geld was nergens te vinden. van zijn recht van zelfverdediging. begon luidkeels te jammeren.
In hunne verwachting bedrogen, mis- Zoo stond hij daar, het hoofd met aller- „Wat zal mijn goede mijnheer wel
handelden beide baanstroopers op gruw- lei sombere gedachten vervuld. zeggen!" riep hij uit, „wel tien of twaalf
zame wijze den ongelukkigen boer en „Bloed! Bloed!...." murmelde hij. keer heeft hij mij gelast tejgaan zien of
sloegen er onbarmhartig op in, zoolang „Ach, hoe verschrikkelijk!.... O Moe- u nog niet aamkwaamt, om dadelijk
hij zich nog verweren kon. der Gods, verlaat mij niet 1 Zou ik nog na uw aankomst met paard en slede weef
Eindelijk achtten zij hun misdadig werk niet in staat zijn de vlucht te nemen?" weg te rijden."
volbracht en verdwenen in den somberen Vluchten 1„Wat is er dan te doenT vroeg ik. „Waar
nacht. „Nu zij mij mij kreupel geslagen heb- moet je nu nog in het donker naar toe
ben 1En de oude is daar beneden en „Naar den dokter, mijnheer, het kind
Biaggio was niet dood, de zoons zijn bezig mijn graf te graven.... is ziek geworden."