VOOR DE 1 Lil i i' HET INDISCHE KiSTJE UiT DE MOPPENTROMMEL PIÜMMER 17 DERDE JAARGANG No. 32 m éa xrii. len. Mocht het schouwspel van den hard- looper al ieis eentonigs hebben, toch vond het grootste deel van het publiek, dat het billijk was, dat de kunst be loond werd. Bij de menigvuldige centen kwam dus ook menig dubbeltje en zelfs eenige kwartjes in den aangeboden hoed te recht. Toen Antor. tienmaal de omgang volbracht had, stortte hij uitgeput neer. Juist op dat oogenblik reikte de kleer maker, die het ingezamelde geld op zak had gestoken, aan zijn kennis ook des hardloopers hoed toe, met het verzoek van een en ander aan den eigenaar ter hand te stellen. Daarop verwijderde zich Naaldman en toog welgemoed huiswaarts. Eenige kennissen van den hardlooper tegen wil en dank, hadden zich bereids over den ongelukkige ontfermd en ver leenden hem hulp Terwijl zien de menigte noch dank baar noch voldaan langzaam vcrwijiitde, hielp men den beklagenswaardige, die in de hem opgedragen rol bepaald fiasco had gemaakt, in een huurrijtuig en bracht hem naar zijne woning. - De eerlijke handlanger van den kleer maker, die zag, wat men met den jongen man op het oog had, leverde trouw de kleedingstukken in. Anton was spoedig weer wat opgemon terd, toen hem een paar cognacjes waren toegediend. Zijn kameraden, die nauwelijks een spot lach konden onderdrukken, hadden toch nog zooveel medegevoel met den bekla- genswaardigen vriend, dat zij hem een flink middagmaal verstrekten. Anton was als vernietigd en kroop na 't diner terstond naar kooi. Toen hij een paar uren later, met een onbeschrijfelijk bedorven humeur opstond, werd zijn stemming er niet beter op, hij 't ontvangen van 'n pakje. Hij opende het en vond er zijn overjas in. Een brief was er bijgevoegd met nog een klein pakje. Hij opende een en ander en las: M. Ofschoon ik u noch heb leeren kennen als goed financier noch als hardlooper, acht ik 't meer dan billijk, dat gij krijgt, waarop gij eerlijk aanspraak hebt. In de eerste plaats hierbij dus uwe ge kwiteerde rekening groot 38.90. Bij mijn rondgang zamelde ik 57.14 in, 't welk u ook stellig niet zal tegenvallen. Derhalve komt u de rest ten bedrage van 18.24, welke som gij in bijgaand pakje zult vinden. Besteed het zoo nuttig mogelijk; maak geen schulden meer en tracht niemand pneer door uw grappen te foppen. Leer van mij, dat hij 't best geholpen wordt, die zich zeiven helpt. Uw dienstw. Naaldman." „Ha," brulde Anton woedend, „ik zal mij op dien ploert wreken!" Van dat wraakplan kwam echter niets. Toen Anton een paar dagen later weer in de club kwam, was het alsof er geen eind wilde komen aan al de grappen, die men zich te zijnen koste veroorloofde Eer 't een week verder was, noemden alle Hóutdalers hem „de hardloopcf," en zelf.s de jongens dzheeuwden het hem ach ter na, zoodra hem maar zagen. 't Was Aa*on niet mpgclijk langer In de stad te blijven; bij maakte zijne be zitting te gelde, ontving daarbij nog wat steun van zijn patroon en scheepte zich in naar Amerika, waar 't „help je zclven" aan de orde is. Een slechts leed cr schade bij de Aprilsgrap, namelijk de uitgever van de „Houtdaler Nieuwsbode. EEN VREESELiJK GEVAAR BEZWOREN. Een acteur van het Grand Theatre te Wecnen heeft eens door zijn kalm op treden het leven van velen gered. Het was ter gelegenheid van een groote galavoorstelling. De keizer, vergezeld vau een schitterenden staf, was tegenwoordig, evenals al de aanzienlijken van Weeneu. Het gebouw was tot aan dnok van het dak vol. Schiller's „Roovers" zou opge voerd worden Het cherm was juist voor de derde acte opgegaan, toen de, kreet van „brand l" weerklonk van achter het tooneel eti een sterke rooklucht zich door de zaal verspreidde Emile Devrient, de welbekende acteur, was gelukkig juist op het tooneel. Hij overzag het gevaar in een oogenblik, en nadat hij gewezen had, dat men het scherm zou laten zakken, kwam hij zelf naar voren, en met eene w.elhêöww; stem, wagrn ar iedereen we luisteren moest, sprak hij „Men heef! den keigei een dasspeld, met diamanten bezet, ontstolen Geen eerlijk mensch zal er tegen zijn dat men hem inspecteert Gij zult één voor één de zaal moeten verlaten, om onderzocht <e word door een politieagent die aan teder der deuren post hee" gevat De eerste de beste, die van dit bevel^afwijkt, za- onmiddellijk gevangen worden geno men.' De acteur sprak zoo kalm en vastbera den, dat de angst verdwenen was Ieder verminderde de sneiheid van zijn pas en bij de deur gekometfr werd men' aange maand, zoo spoedig mogelijk voort e maken Juist toen de saatste rij menschen van de galerij verdwenen was, sloeg de vlam door het scherm, en in minder dan een half uur was het geheele gebouw een puin hoop. Maar dank zij het kalme optreden van Devrient, viel er geen enkel menschen- 'evea :e betreuren. SNUGGER. „Is er veel water in den regenbak," vroeg een heer aan zijn dienstmeisje die uit de keuken kwam. Op den bodem is hij gansch vol, was het antwoord, maar van boven is er in 't geheel niets. NIETS BUITENGEWOONS. EemSchotsch militair, zoo verhaalt kolo nel W. K, Stuart, stond met een kameraad op wacht bij een der forten van Gilbraltar. De kameraad deed een misstap en viel van een rots, ongeveer 400 voet hoog, te pletter. De Schot vermeldde bij het schrif telijk rapport dit ongeval niet; integen deel schreef hij, naar gewoonte', onder op zijn biljet „N. B.. Niets buitengewoons sinds het betrekken van de wacht." Het ongeluk was echter spoedig bekend en de brïgademajoor vervoegde zich bij den den Schot, met de opmerking „Gij rap porteert dat er niets bizonders is voorge vallen en uw kameraad is dood gevallen van een der steilste rotsen." „Wel, zoo luidde het antwoord, ik vind daar niets buitengewoons is, Was de man 400 voet diep gevallen en nog in leven, dan zou ik het als iets bizonders vermeld hebben." VREESELIJK. A. Hebt ge gehoord, dat er van nacht iemand uit de gevangenis is ontsnapt? B. Zeer zeker het moet zelfs een zeer gevaarlijke zelfmoordenaar ziin, GOÉD BESCHEID. Toen de heer A. den heer B. kwam be zoeken, beet diens hond hem in de bee- nen. Wees niet bevreesd, zei B. mijn hond bijt niet. A. geeft den hond een geduchten slag met den knop van zijn stok en zegt wees niet bevreesd, ik sla rooit honden. UIT HET LEVEN IN PARIJS. Een vorst van wien men weet, dat hij zijn vermogen tot op den laatsten stuiver heeft verteerd, leeft niettemin zeer lijk en luxueus in de Fransche hoofdstad." „Hebt gij uw vermogen terug gekregen vroeg onlangs een zijner vrienden. „Neen, waarom vermoedt gij dat „Nu als men uw huis, uwë it}tT!page enz, ziet...." „Ach ja, ik heb een middel gevonden, mij een goed inkomen te verschaffen." „En dit middel is „Als ik ergers een domoor ontmoet, die zijn positie in de maatschappij wil releveeren, dan leen ik 5000 franks van hem, daarvoor mag hij me dan in 't publiek op de schouders klop pen." 9 ALTIJD KLASSIEK. Mina. Tante, luitenant Spillebeen heeft mijne hand gevraagd. Tante. Een luitenant, als het nog een Romeinsch centurio was LOGISCH. Straatroover. Onze affaire is uitmun tend. Als de galg er maar niet was Andere dito. De galg is juist eene zaak die ons bedrijf in waarde houdt, want anders was de eene kameraad voor den anderen niet zeker. 'T RECORD. Athleet. „Heb ik het gebroken dok ter Dokter „Ik vrees het, mijnheer. De arm is gebroken, het sleutelbeen is ge kneusd en de schedel is erg beschadigd." Athleet Neen, neen, neen. Heb ik gebroken." Dokter „Wat dan, arme kerel Athleet „Het record De schuldige. Trek de kat niet aan den staart, Gerrit. „Ik houd den staart maar vast, vader, de kat trekt, ik niet." Van een reporter. Een reporter, die den moord op den welbekenden Jorkins moest beschrijven, gaf o. ni. het volgende aan zijn blad ....De moordenaar zocht klaarblij kelijk naar geld, doch gelukkig had mijn heer Jorkins zijn fondsen in de Bank gedeponeerd, zocdat ZEd. niets anders verloor dan zijn leven. Niet voorhanden. Klant „Mag ik een Engelsche pleister van u hebben Drogist „Niet meer voorhanden die hebben ze Engeland zelf opgebruikt in den oorlog tegen de Boeren." Zelfvergiftiging. Mme de Staël was zeer verstoord op den Graaf de Choiseuil, die haar het voorwerp had gemaakt van ver scheidene hatelijke geestigheden. Zij ontmoette hem eens in een salon. De beide vijanden groetten elkander be leefd „Wij hebben elkaar in lang niet gezien," zeide Mme de Staël, „Neen, Mevrouw," was het antwoord „ik hen ziek geweest." „Wel zoo 1" „Ik dacht, dar ik vergiftigd was „Ach hemel Hadt gij u misschien, op de tong gebeten Die scherpe steek trof den om zijne scherpe gezegden en lasterpraatjes be- ruchten graaf zoozeer, dat hij niet in staat was iets te antwoordden en met eene diepe buiging vertrok Troostend. „Neen, nu heb ik zelf on dervinding helaas Vrijdag is de onge luksdag. Ik heb Vrijdag mijn beurs ver loren met tien gulden er in. „Dat is Wel ongelukkig voor jou. Ma3r de gelukkige kerel die hem verle den' Vrijdag gevonden heeft?" Afkoeling. Marie „Ik geef toe dat je inkomen voldoende is en dat wij zouden kunnen 'rouwen als je maar niet zoo'n weelderige dingen er op nahield. „Weelderige dingen Wat weelderige dingen Noem er eens een. Marie „Ik." Uit de studentenwereld Student tot kleermaker) Wat kost dit costuum Kleermaker Als u contant betaalt, 75 gulden moet ik echter drie maanden cre- diet geven, dan is de prijs f 80 als ik nog langer op mijn geld wachten moet f 90 en Student Al wel. Je kunt 100 gulden krijgen pak 't netjes in en laat 't dade lijk thuisbrengen Oveneg. A. Is die advertentie in de cou rant, over een verloren geraakten hond, van jou B. Ja. A. En je hebt nooit een hond gehad 1 B. Dar weet ik wel. Maar ik wil ernu een hebben, en ik denk dat er op de ad vertentie zooveel zullen komen, dat ik gemakkelijk een keus zal doen. Toegevend. Meester Hannes, Hannes, kom je alweer uit de herberg Hannes Nou, meester, ik kan er toch niet altijd in blijven. Waar is de kat 1 Eene keukenmeid had een stuk kalfsvleesch van 5 pond laten verbranden en om niet door mevrouw te worden beknord, wierp zij het weg en zeide, dat de kat het had opgegeten. „Welzoo," zei mevrouw, „dat zullen wij eens zien." Zij nam de kat, zette die op de weegschaal en bevond, dat poes juist 5 pond zwaar was. „Ziezoo, Kaatje," zeide zij. „Daar is dus het vleesch, zullen wij zeggen. Maar vertel mij nu eens waar de kat is Jongens'rois. jantje Mijn papa weet meer dan iou papa. Hij is een ondderwij- zcr en hij heeft een hoog hoofd. Pietje O, dan heb je nooit mijn pa ge zien. Zijn voorhoofd ioopt beelemaal over zijn hoofd heen naar achter tot aan zijn nek. Overbluft. Ik geloot, zei de dokter, eigenaardig glimlachende, terwijl hij de pols van een dame-patiente voelde, „ik geloof, dat u me houdt voor een /ouden idioot." „Maar dokter," riep de dame uit, „ik had nooit kunnen denken dat u door niets dan de pols te voelen, de gedachten eener dame zoudt kunnen raden." Slecht betalend. Ach juffrouw, poëzie betaalt niets tegenwoordig, zei de lang harige commensaal. „En poëeten evenmin." antwoordde de huisjuffrouw langs haren neus. Kinderen. Kareltjc (6 jaar oud). Oom, waarom neemt u toch altijd eeti hond mee, als u buiten gaat schieten Bent lmns voor de konijnen Kleine potjes. Mama Daar gaat d& groote Van der Streek. Hij speelt viool als een engel Zoon en leerling Vloeken de engelen dan ook, Moe, ais er een snaar springt Uit kindermond. Mama Weet je niet dat de groote koning Salomon gezegd heeft Spaar de roede niet, maar tuchtig het kind Wimpie. Jawel, mama maar hij zei het eerst toen''rij grootgeworden was. Eerlijk. Kleine Wim kwam bij den mees ter met een uitstekend geteekende land kaart Wie heeft je daaraan geholpen vroeg de meester, die wel zag, dat de kaart te mooi was en te corrept voor zulk een klei nen vent. Niemand, meneer. Kom. kom, kereltje, dat kan ik bijr.a niet gelooven. Heeft ie oudste broer er je met aan geholpen Nèen meneer, hij heeft me niet gehol pen. (Na eenige aarzeling). Hij heeft de heele kaart zelf geteekend. PHLÉGMA. Twee boertjes van een phlegmatisch temperament ontmoetten elkander op een smallen weg. Geen van beiden wil wijken of terugrijden. Eindelijk maakt de een de leidsels van den wagen vast, neemt een courant uit den zak en leest ze van A tot Z. De andere verloor echter zijn phiegma niet, integendeel cp den meest bedaarden toon zeide hij „als je de courant gelezen hebt, mag ik ze dan van ie hebben MACHT DER GEWOONTE, Gids Deze toren', mijne hëeren, is ge bouwd ter nagedachtenis van een onbe kenden ongelukkige die er afgesprongen is en onmiddellijk na den val is overleden. Mag ik u een kleinigheid vragen voor zijn diepbedroefde weduwe?" HET STADSKIND BUITEN. „Luister, Willem Hoor je den koe koek wel „Ja, Oom Maar ik kan nergens de klok vinden RUSSISCH. „Ja, de arm van den Czaar reikt ver," zuchtte onlangs een arme Russische boer, „maar toch niet ver genoeg in ver houding tot de lange vingers zijner ambte naren." SLIM. Marcus Elison geeft bij de keuring voor de militie aan, dat hij een stijven, krom men vinger heeft. En met de keuring be laste dokter, die Marcus om zijn flinken bouw gaarne zou inlijven, beproeft alles om den vinger recht te buigen. Te ver geefs. Hij vindt geen bedrog. Eindelijk vraagt hij „Hoe lang is die vinger reeds krom „Sedert 10 jaar." „En hoe was hij vroeger „Wel zoo", zegt Marcus, en steekt den vinger rechtuit SCHRALE SOEP. De geestige tooneelspeler Foore lag eens in een logement ziek, en had trek in kippensoep. Hij bestelde die, en een dun, flauw, waterachtig soepje werd hem opgedischt. De zieke vertelde zijne te leurstelling aan eenvriend, die hem kwam bezoeken. „Zij hebben er zeker maar een kuiken even door heen laten waden" zeide zijn vriend.,, Als zij dat gedaan heb ben,," sprak Foore met eene zwakke stem „heeft hef kuiken op stelten geloopen." NIEUWE DEFINITIE. Wat is een particulier Een patticu- lier is een slenteraar, die geld heeft. Wat is een slenteraar? Een slenteraar is een particulier, die geen geld heeft. OOK EEN ANTWOORD. Eene tante heeft aan hare heven en nich ten suikergoed uitgedeeld. Aangezien de kleinen vergeten dank te zeggen, vraagt ze "wat zeggen beleefde kinde ren als zij suikergoed krijgen „Nog meerroepen allen eenstemmig. JUISTE DEFINITIE. „Wat is rheumatiek „Wanneer men zich met opodeldoc in wrijft." DE PHRASE. Vader. Zie eens, Pauline, daar komt eene vrouw, die onderhoudf hare gansche familie, zes kinderen en een zieken man. Voor zoo'n vrouw moet men waarlijk den hoed afnemen." (Zij gaan de vrouw voorbij.) „Maar, papa, waarom heeft u den hoed niet afge nomen li» IÏ8 3? I NAAR HET ENGELSCH DOOR Q. J. H. I I Hij bleef zoo lang met de lamp in de hand voor de opén deur van de biblio theek staan, dat het misschien meer vn- geduld dan nieuwsgierigheid was dA juffrouw Owenson er toe dreef om near hem toe te gaan en hem bij het uitzoe ken te helpen. ,,Je hebt een prachtige Verzameling," riep Mathilde op den drempel van het bibliotheekkamertje, terwijl zij nieuws gierig naar binnen keek. Ik hoorde het antwoord niet, dat Gaunt haar gaf, want zij hajl de deur half achter zich gesloten en vgn mijn plaats af kon ik nauwelijks hun woorden onderschei den Weinige oogenblikken daarna kwam Mathilde het salon weer binnen en zei de tegen Charles: „Ah! mijnheer Gaunt, er is ten minste één belangrijke curiositeit onder uwe schatten: dat Indische kistje, dat gij daar hebt, is prachtig." ,,'t Is maar een oud ding, iets heel gewoons," antwoordde Gaunt. „Voor u misschien? Mag ik dit kistje eens van nabij bezien, ik stel een bizon der belang in alles, wat uit Indië komt." Gaunt hoestte even. „Het zoy mij een waar genoegen zijn," antwoordde hij op levendigen toon, „maar het is ongelukkiger wijze gevuld met pa pieren familiepapieren „In dat geval vraag ik u wel verschoo ning voor mijn onbescheidenheid. U ziet, mijnheer, dat ik mij niet boos maak," Jen ik hoorde den zilveren lach van Mathil de.) Twee uren verliepen; zonder dat zij er aan dacht haar post bij de kleine zie ke weer in té nemen en het denkbeeld ervan kwam niet bij haar op, voordat de herbergierster op bescheiden toon ach ter de deur de opmerking maakte: „Ik geloof mevrouw, dat het tijd is, dat mejuffrouw Cecilia haar drankje in neemt." Juffrouw Owenson verdween op het zelfde oogenblik. De kleine Cecilia bracht een zeer slechten nacht door, en den navolgenden dag openbaarde zich een hevige koorts, ondanks de verzekering van den dokter, dat er niet het minste gevaar bij was. Onze toestand werd zeer moeilijk, en onder het onlbiji verborg Charles mij zijn ongerustheid niet, en hij vroeg mij herhaalde malen, of ik hem geen raad wist te geven. Wat nu de verzorging van de kleine zieke betrof, wij waren er spoedig van overtuigd, dat het onmoge-, lijk zou zijn om een ziekenoppasster te vinden, die met meer oplettendheid, meer geduld, meer zachtheid en meer handigheid haar taak uitoefende, dan de dame van het Zwitserschc huigje. En toch, ondanks al onze redenecrin- gen konden wij elkander niet verbergen, dat er iets beangstigends lag in de ver antwoordelijkheid, die op twee jonge manr.en rustte, zooals wij Waren, met betrekking tot het kind, dat zoo ernstig ziek was, dat wij om zoo te zeggen, ge heel aan de zorgen van vreemde handen moesten overlaten. Mathilde sloot zich geheel op.in de ka mer van Cecilia, en als wij de kleine zieke gingen bezoeken, was de herber gierster er altijd bij en onder geen enkel voorwendsel liet Mathilde haar gaan. De dag ging voorbij, zonder dat er eenige verandering in den toestand van het kind kwam. De geneesheer gaf ons altijd hoop, maar de beterschap, die hij ons voorspelde, dat intreden zou, liet zoo lang op zich wachten, dat ik legen het einde van den tweeden dag de be scheidenheid, die mij altijd belet had tus- schenbeide te komen, ter zijde stelde, en ter wille van het kind plotseling aan Gaunt vroeg, of hij geen enkele bloed verwante had, die hij over kon laten komen. Charles antwoordde mij nauwe lijks; toonde zijn gewone slechte humeur, zoodra de minste toespeling gemaakt werd op dc bloedverwantschap of de ge boorte van Cecilia. Met niet weinig vol doening zag ik daarom dien avond, dat hij een brief schreef, dien hij zelf naar de post bracht. Ik weet niet, aan wie de brief geadres seerd was, ik weet ook niet, of hij iemand verzocht had, hem te hulp te komen. Blijkbaar verwachtte hij niemand want hij nam een jonge vrouw als ziekenver pleegster aan voor Cecilia en liet een geneesheer uit Londen komen. Toch verwonderde het mij volstrekt niet dat tegen het einde van den vierden dag, op het oogenblik, dat wij aan tafel gingen, de kostjuffrouw binnenkwam, met het bericht, dat een dame mijnheer Gaunt verlangde te spreken Charles was met één sprong op cn snelde naar de deur. ,TMooi zoo," dacht ik, „dat is misschien^ de zuster, die op zoo'n onverwachte ma nier van Londen gekomen is; eindelijk zal het geheim opgehelderd worden." Ik hoorde, dat er voor dc deur op fluis terenden Joon gesproken werd; ik onder scheidde den zachten cn aangenamen klank eener vrouwenstem, en ik keerde mij roet een zekere nieuwsgierigheid om, toen ik hoorde dat Charles haar verzocht, binnen te komen. Ik zag een kleiue, magere oude vrouw met een perkamentachlig gelaat, die mis schien de grootmoeder van Cecilia was, maar die zeker niet de zuster van Char les of de moeder van hel kind kon zijn. „Mijnheer Marc Owen mevrouw Marsch," sprak Charles op pleehtigen toon en de oude dame reikte mij vriend schappelijk de hand met de woorden: „Ah, Mare, dc vriend, van wien Ce cilia mij zoo dikwijls in haar brieven ge sproken heeft Ik trachtte een vriendelijk .gelaat te zetten en de oude dame hartelijk t;\ ont vangen, ondanks de teleurstelling die ik voelde; want ik had een vage hoop ge koesterd, dat het origineel van het por tret in persoon den brief van Charles be- anlwoo'-den zou, en de klankvolle stem der oude dame had rfiij tot het laatste oogenblik in mijn meening bevestigd. Zij bleef niet lang bij ons, verzocht ons, n et onzen maaltijd voort te gaan, legde familiaar Charles dc hand op den schou der en sprak mot een moederlijk lachje: „Wees maar gerust nu is hel mijn beurt." Charles zag haar met dankbare blikken aan en mevrouw Marsch verdween haas tig door de half openstaande deur. Charles wreef zich in dc handen. „Zij is niet mooi, Mare," zeide li ij te gen mij, „maar deze vrouw is gottd waard." „Dat is wel mógelijk Gedurende den óverigen l'jd vatl 1 diner werd er niet meer gesproken. „Ik kan je niet zeggen, hoe ik mij vei> licht gevoel," begon Charles eindelijk, „en ik durfde er nauwelijks op rekenen, dat zij komen zou. Een andere harer leerlin gen sterft aan een borstkwaal en eerst op het laatste oogenblik heeft zij geweten, dat het mogelijk zou zijn, heen te gaan." „Een andere leerlinge? Cecilia was dus slechts een leerlinge van haar? vroeg ik. „Zonder twijfel, wat dacht je aan wel?" riep Gaunt uit op onvriehdeiijken toon. Eensklaps werd een schaduw op liet grasperk zichtbaar; een lichte tred kwam de houten treden op, die naar de veran da leidden en Mathilde verscheen voor ons raam. Zij lachte mei. Sedert den dag van het ongeluk van Cecilia, zag zij er somber en ongerust uit. Telkens en telkens weer herinnerde mij deze uitdruk king' in haar trekken aan de dame in ne teldoek, die ik aan het station gezien had, hoewel zij nooit had willen beken nen, dat zij dat geweest was. „Mag ik binnenkomen?" vroeg zij ons. „Blijf maar zitten, ik kom enkel hooren, hoe het met de kleine Cecilia gaat en of u tevreden bent over de ziekenverpleeg ster." Met haar gewone vrijmoedigheid nam zij een stoel en ging op cenigen afstand van de tafel zitten. Haar tegenwoordig heid had altijd dezelfde bekoring voor ons en de gewoonte deed ons vergeten, dat er iets zonderlings in haar wijze van handelen lag. Men kan begrijpen, dat Gaunt haar de aankomst van een oude vriendin vertel de, die wel zoo goed geweest was, over te komen om het kind te verzorgen; mis schien ook zou het mogelijk zijn, haar te laten vervoeren; het verblijf op dit afge legen dorp, waar men van alle genees kundige hulp versloken was, werd zeer lastig voor een zieke. Het verwonderde mij zeer, dat Char les mij dit plan niet vroeger toevertrouwd had, waht hij had liet reeds moeten op vatten bij de aankomst van mevrouw Marsch. Juffrouw Owenson luisterde met zicht bare onrust naar hem. „En u?" vroeg zij op levendigen toon, „vertrekt u ook?" Charles zag haar aarzelend aan. „Ik.... ik heb er nog niet over ge dacht," antwoordde hij. De vrouwen ra den spoedig en goed Mathilde begreep den blik en de aar zeling. Zij bloosde op een zeer vleiende wijze voor Charles, stond driftig op. alsof zij verlegen werd, en sprak: „Ik ga even naar de kleine Cecilia zien Zij maakte zachtjes de deur open cn was op liet punt naar binnen te gaan, toen plotseling iemand of iets haar deed sidderen. Zij deinsde haastig terug, alsof zij den 'voet op het cén of ander gevaar lijk dier gezet had en ik zag, dat zij nau welijks een kreet kon onderdrukken, die haar op de lipp'en lag. Zij sloot weer heel behoedzaam de deur. „Cecilia slaapt," sprak zij met een zon derling trillende stem. „Ik zal nog wat wachten." Ondanks al de moeite, die zij deed, om kalm te schijnen, zag ik toch, dat zij ge heel ontroerd was, „U had niet gedacht, een vreemdeling tc zien?" vroeg ik haar, u was er ver wonderd over. „Ja, ik had werkelijk niet gedacht, dat de vriendin van Gaunt reeds aangekomen Charles bezig kersen uit te zer ken. die hii ziin schoone buurvrouw wil de aanbieden en daardoor had hij hare ontroering niet bemerkt. „Als u belieft, juffrouw," sprak hij; „de kersen zijn wel niet heel mooi, maar de vruchtboomen hebben verschrikkelijk; geleden door den regen." De belangstelling waarmede Mathilde de kersen bekeek, de levendige opmer kingen, die zij maakte over de verwoes ting, die de regens hadden aangericht, overtuigden er mij van, dat zij ongeloof lijke pogingen deed om een buitengewone onrust te verbergen. Juffrouw Owenson was niet gewoon kwistig met haar wel sprekendheid te zijn in nietigheden. Char les was zoo abnormaal dat hij niets vreemds in haar bemerkte, en ik geloof, dat Mathilde hem meer dankbaar was voor zijn kortzichtigheid, dan voor zijn voorkomendheid. Zij stond op, nog voor zij de kersen op had, voorgevende, dat zij haast had en van plan was, naar L. te gaan. „Biedt maar niet aan, mij te vergezel len," voegde zij er lachende bij: „want ik ga er voor zaken heen." Ilc bleef nog langen tijd met Char les zitten praten, nadat zij zich verwij derd had; maar eerst bij het einde van ons gesprek en toen hij zich gereed maakte om naar den tuin te gaan, had Charles den moed, tegen n:ij te zeggen: „Als jij je niet al te veel in dit dorp verveelt Mare, dan wilde ik nog een dag of acht aan ons verblijf aanknoöpen, zelfs in het geval, dat Cecilia niet bij ons blijft." „Dan wcnsch je ter wille van de dame van het Zwitsersche huisje hier te blij ven," sprak ik op spottende toon. „Misschien," antwoordde hij kortaf. Toen hij weggegaan was bestormden sombere gedachten mijn geest. Het ge drag van Charles verbitterde mij. Meen de hij dan, dat een man als ik, die zich uitsluitend bezig hield met verstandige zaken, toeschouwer zou willen blijven van dit alles? Nog acht dagen! En toch was ik bijna blijde, dat ik nog een heele week zou kunnen genieten van het plezier om beiden te bewonderen en te trachten dit levende raadsel op te los sen, dat Mathilde Owenson heette. Daar dc nacht warm, bijna drukkend was, een zonderling verschijnsel na deze kille regenachtige dagen kon ik bij na niet slapen. Ik gevoelde mij niet koortsachtig of Opgewonden, ik kon al leen maar niet slapen. Ik stond op zonder leven te maken, ik zette het raam open, nam plaats in een leuningstoel en stak een sigaar op. Rondom mij was het donker; de maan scheen niet, dikke wolken hielden de sterren verborgen; bij oogenblikken door kliefde een bliksemstraal bet luchtruim, en dan werd alles weer donker. De rtacht was zoo kalm, dat ik duide lijk het gemurmel der rivier hoorde, die achter langs den tuin jtroomdcj dit was het eenige geluid, waardoor de stilte verbroken werd, behalve een zacht ge- ruiscli van bladeren. Plotseling meende ik gekraak vau tak ken te hooren, alsof het struikgewas be wogen werd. Maar geen windstootje be woog de blaadjes van den rozenstruik, die langs mijn raam opklom. De wind kow het dus niet zijn. Het geluid scheen van de planken te komen, die de brug over dc rivier vormden en nu wendde ik mijn blikken in deze richting. Ik was te meer op mijn hoede, omdat ik den herbergiar had hooren klagen over het wegrooven van kippen uit het hoenderhok. Daar ik nu wist, dat er een troep zigeuners ill de nabijheid een kamp had opgeslagen, sperde ik mijn oogen open, in de hoop

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 11