Brieven uit Frankrijk., BUITENLAND Tweede Blad 13 November 1923 Uit de Pers. Hetroode testament. D© mislukt© staatsgreep in Beieren; Hitler weer gearresteerd. Eischen van de Duitsche democratische partij aan de regeering. Een rede van den Angiikaanschen bisschop Durham op de Londensche beurs De a.s. verkiezingen in Engeland. Onder de Telegrammen: De Duitsche mijneigenaars hennen een over eenkomst met de bezettingsautoriteiten gesloten. Poincaré heeft aan de Commissie van Herstel opgedragen alsnog een commissie van des kundigen te benoemen. - De leidfir der Engelsche arbeiderspartij verklaart zich tegen de tarievenpolitiek van Baldwin. De republikeinsche bewe ging in Griekenland. FEUILLETON Rondom het Parijschc Tooneel. Het Parijsche tocneeiseizoen is opnieuw «egonnen, De eene première volgt op de an dere en wie krachtens zijn ambt gedwongen is de meest belangrijke stukken bij te wonen, moet het genoegen van een avondje thuis heel dikwijls uit zijn hoofd zetten. Het tragische is, dat dit schouwburgbezoek ons zoo menigen verloren avond heeft be zorgd, ons ontmoedigd heeft in ons vertrou wen op een herleving van de kunst van het tooneel. Zeker, de Fransche tooneelspelers zijn voor treffelijk, hun speel talent doet niet onder voor dat hunner collega's in andere landen, over-r treft het zelfs in vele opzichten. De tooneel- verzorging laat in de meeste gevallen weinig te wenschen over en het Fransche publiek is te zeer overtuigd van het gezegde, dat ieder genre goed is, behalve het vervelende, om een tooneelvoorstelling tot een soort slaapmiddel te maken. Maar juist in die amusementsopvatting schuilt het groote gevaar van de Fransche tooneelspeelkunst. Zij is van een oppervlak kigheid,. die pijnlijk aandoet en wie meer van het tooneel verlangt dan'n avondje uit, ver laat in negen van de tien gevallen mismoedig den schouwburg. Bleef het nog daarbij, men zou er zich, hoe wel ongaarne, bij neerleggen, maar het ge halte der stukken is van dergelijken aard, dat er een invloed ten kwade van uitgaat. Het Fransche tooneel is decadent, de Fran sche tooneelschrijvers, de enkele goeden niet te na gesproken, zoeken hun kracht in het schilderen van zedekwetsende toestanden, in zinspelingen op 't huwelijksleven en onechte lijke verhoudingen, die de grenzen dèr be tamelijkheid verre te buiten gaan. Zonderen wij schouwburgen als de „Comedie Franfaise en het „Odeon" uit, dan geldt als regel, dat bijna nooit een stuk als onvoorwaardelijk goed kan worden aanbe volen. De uitzonderingen in de andere schouwburgen zijn hoogstens de bevestiging van den algemeenen regel. Dragen de vreemdelingen, gelijk de too- aeeldirecties het al te graag doen voorkomen, schuld aan dezen wansmaak? Ik meen he tte moeten betwijfelen De meeste vreemdelin gen zijn niet voldoende de Fransche taal machtig om een tooneelstuk te volgen. En bovendien heeft dc ondervinding geleerd, dat Engelschen en Amerikanen, de meerder heid van 't vreemdelingen-legioen, de schouw burgen meest voorbijloopen, om in een „Music hall" den avond door te brengen. Neen, het Fransche publiek zelf vraagt om stukken, waarin hij, zij en 'n derde, te genwoordig al een vierde, de onafscheidelij ke hoofdpersonen vormen. Men heeft den goeden smaak verloren door jarenlang het gif van het verdorven tooneel in te ademen. Schrijvers als Maurice Rostand en Eugéne Brieux weten geen volle zalen te trekken, en hun stukken „le Masque de fer" en „1' Enfant"'Zijn na enkele voorstellingen reeds van het tooneel verdwenen. Zeker, Maurice Rostand beschikt niet over het talent van zijn vader zijn verzen zijn hier en daar al te banaal, maar zijn werk t atin ieder geval ver boven het middelmatige maakwerk van hen, die blijvend het Parijsche tooneel beheerschen met hun dubbelzinnige onderhoudingskunst. Brieux heeft wel eens betere stukken ge schreven dan „F Enfant" en zijn beginselen zijn niet de onze, maar deze tooneelschrijver heeft toch steeds iets belangrijks te zeggen, is een van de weinigen die 'n eigen meening op de planken komt verdedigen. Een meening die men al dan niet kan deelen, maar iets beters ten doel heeft dan het publiek op lichtzinnige wijze te vermaken. Er bestaat onder de jongere tooneelkun- stenaars gelukkig een streven naar opheffing uit de modder, waarin 't Fransche tooneel sedert lang is gezonken. Wij moeten hier hulde brengen aan mannen als Jacques Copeau, Charles Dullin, Baty en enkele an deren, die zich financieele offers getroosten om hun liefde voor de waarachtige kunst van het tooneel te doen overwinnen. Hoe ijdel echter zijn hun 'pogingen, hoe weinig medewerking ondervinden zij. De kleine schouwburgen waarover zij beschik ken, het „theatre du vieux Colombier het „theatre Mont Martre" en de geïmproviseer de schouwburg van „la Chimere", niets anders dan een gemoderniseerde kermistent, zij staan veelal verlaten. De groote schcu burgen blijven gesloten voor hun hervormingsplannen en Sacha Gui- try beheerscht met Bernstein, de Fiers, Louis Verneuil en eenige soortgenooten het meest bezochte boulevard tooneel.... De Parijsche tooneelkritiek juicht deze gerenommeerde tooneelschrijvers toe en schenkt nauwelijks eenige aandacht aan de hervormers en hun meer belangstelling ver dienende pogingen het tooneel te verbete ren. Hoogstens in de zomermaanden wijdt zij beschouwingen aan de verheffing van het tooneel, ontvouwt zij plannen, die nooit ver wezenlijkt worden, uiten zij klaagtonen over het verval, waaraan zij in het eigenlijke seizoen zelf hard meewerkt. Het is bedroevend maar waar, de Fran sche schouwburg is geworden tot een plaats van verderf, terwijl hij kan en moet zijn 'n tempel van waarachtige schoonheid en ver heffende kunst. Meer dan 10 stukken heb ik in het pas be gonnen seizoen reeds gezien en met de 2 genoemde vormt „la Maison avant tout' van Pierre Hamp, het eenige' dat 'n onder werp behandelt van diepergaande beteeke- nis. De „Sc'lave erranti" van den talentvol len Henri Kistemaeckers, is niet alleen uit moreel oogpunt maar ook als kunstuiting een totale vergissing. Het klassieke repertoire in „Comedie Franfaise" en „Odeon" schenkt ons menig maal vergoeding voor al die „liefdesstukken" die met echte liefde niets dan den naam ge meen hebben. Daar bewonderen wij ten volle de groote gaven der Fransche tooneel spelers, hun aangeboren speeltalent, hun wel- zeggings kunst, in werken die nooit ver ouderen, omdat zij het kenmerk dragen van blijvende schoonheid. Het seizoen begint pas en wij zullen ho pen dat deze eerste beschouwing zal blij ken te pessimistisch geweest tè zijn. Niets liever wensch ik dan over eenigen tijd een gunstiger rapport te kunnen uitbrengen In dien tusschentijd zal de Katholieke too neelschrijver Henri Gheon wiens „Le pauvre sous 1' Escalier," door Verkade zal worden opgevoerd, een reeks lezingen over tooneel in Holland gaan houden. Zijn oordeel, als'hij een oordeel geven zal, kan zeker niet minder scherp luiden dan het mijne. Zijn stem tegen het slechte en voor het goede tooneel heeft reeds te vaak weerklon ken. Meer dan één ander heeft hij zijn gaven in dienst gesteld van de verheffing van de tooneelspeelkunst, practisch bewezen, welk een krachtige invloed ten goede er van uit kan gaan. bedienen. Een bedrijfsorg-imsaü? op het commando van één, twee, drie, in sprook jesland! Bij de centralisatie va nden Girodienst vraagt, men zich onwillekeurig af, hoe tot deze kon worden besloten, nadat om tech nische redenen de meerderheid der i'weede Kame; der Staten-Generaad (deze oordeelt bij het staatsbedrijf ook al mede over vraagstukken van bedrijfsleiding) een voor heden te bemoeien. In het staatsbedrijf dicteert de ambtenaar den ambtenaar en wordt ten slotte aan den hoogsen ambtenaar van hoogerhand weer voogeschreven wat geschieden zal, omdat het openbaar belang dit vordert. Maar raar cyize mecning raagt het alge meen belang wel, dat de Staat een orde scheppfende taak in het maatschappelijk leven vervult, niét dat hij maatsc.happeli.kc stel tot gedeeltelijke centralisatie verwor- werkzaamheden op zich neem!, en zich bij enp had. Maar het besluit tot centralisatie stoornissen, welke het ingrijpen der, rege- Parijs, 7 November 1923 Mr. P. v. S. BUREAUCRATIE EN BEDRIJFSLEIDING. De redacteur van „Hef Ned. Bedrijfsle ven," de heer W. J. L. Verhoeven schrijft: Dat het vervullen eener bedrijfsfunctie niet behoort tot de competentie van den bureaucratischen staat, is bij de ontwrich ting van den Girodienst nu wel ten duide lijkste gebleken. De voorgenomen neutralisatie van bet bedrijf werd een volslagen desorganisatie. Bedrijfsorganisatie kan slechts worden toevertrouwd aan mannen der practijk, be kend met alle onderdeden van het. bedrijf, met het onderling verband der verschillen de takken en met de mogelijkheden van bedrijfsstoornissen, maar ook en vooral met het praestatievermogen en den goeden wil van het personeel, zonder welks medewer king, toewijding en verantwoordelijkheids besef geen bedrijf in werking kan worden gebracht en nog minder naar behooren aan .den gang gehouden. De goede chef in het industrieele leven heeft meestal alle rangen doorloopen, hij kent zijn taak en zijn mannetjes. In den bureaucratischen staat worden bij de plannen van organisatie of reorganisatie „commissies van onderzoek" in het leven geroepen, die meestal werden samengesteld uit menschen, die het eigenlijke bedrijf nog moeten leeren, die moeten afgaan op wat anderen oordeelen, en eindigen, na geheele of gedeeltelijke theoretische kennis te heb ben opgedaan, zich het gezag der deskun digheid aan le matigen, en die te hoger worden gewaardeerd, al is hun oordeel nog zoo oppervlakkig, naar mate zij dit gezag willen doen gelden en.... doen betalen. Deze opmerking, als zijnde van algemee nen aard, moge niet ten volle gelden bij de bcoordeeling van het speciale geval „de desorganiseerende centralisatie van den Girodienst," ze moet ons uit de pen bij het onmachtsÉetoon, waarvan tot schade van duizenden, van het bedrijfsleven niet het minst en tot gerechtvaardigden hoon van den Nederlandschen naam, de leiding van aen Girodienst blijk heeft gegeven. Gelijk een verkeersagent voor het eerst in functie en geplaatst op het drukste kruis punt der stad, ronddraaiend met de armen zwaaiend, de menschyndrommen, aan die bewegingen niet gewend, tracht te bedui den waarheen zij zich hebben te Venden, zoo heeft de Giro-verkears-agent nog on begrepen teekenen gegeven aan de ruste loos vortwerkende ambtenaren, die op el kaar zijn ingeloopen en de kluts zijn kwijt geraakt. Het verkeer gestremd door den ver- keers.... agent! Als een magazijnhouder de velerlei goe deren uit zijn winkels bijeenbrengt in- één groot warenhuis, richt hij dit vooraf in vol gens een vast plan, brengt hij soort bij soort, artikel bij artikel op de aangewezen plaats of laaf hij van elk, magazijn afzonder lijk de waren overbrengen, die intusschen 1 sluitend en het nieuwe warenhuis niet openend vóór alles voor den verkoop ge reed is, en de bedienden met de nieuwe situatie op de hoogte zijn gebracht; niet M- zoo de 'Rijksgirodienst Met ten deele nieuw en ongeschoold pa sorted opent hij het „Centrale" kantoor; doet hij de orders binnenkomen en tracht hij de klanten te over te gaan, bij de moeilijkheden daaraan' verbonden, al of niet verwerpelijk, had bij de uitvoering, minder reden tot ergernis kunnen geven, ware de leiding voor haar taak berekend geweest. Wat zou men zeg gen van een boekhouder, die de balans op maat als de boeken, die net materieel moe-' ten leveren, niet „bij" zijn? Uit dc mededeelingen van regeeringswege verstret, blijkt dat ook bij postkantoren het werk niet „af" was en in menig opzicht 'het werk der voorbereiding envoitooid. De directie van den Girodienst "stond wei voor een zware taak. Dit uit. het oog te verlie zen zou hoogst onrechtvaardig zijn. Daarom nemen wij met instemming over de woerden uit „Het Vaderland" ais dn dagblad gewag maakte van het verlof, door den directeur vna den P. en G.-dienst aangevraagd: „Menigeen zal het zijne van dit Ver lof denken. Wij vinden er iets tragisch in. Zeker, de heer Ivymmeil heeft op een noodlottig oogenblik zón kracht over schat en de gevolgen ziin groot cn ern stig, maar is hei wel billijk te vergeten, wat diezelfde man met rusteloozeu ijver en onvermoeide energie heeft gedaan, om het gireeren populiar te maken en was niet ieder zeer cn zeer tevreden ovtr den gang van zaken? De centralisatie kind van de besitiniging, maakte een breuk in een onbevlekt ambténaarsloven vol van plichtsbetrachting. Billijkheid ge biedt daarop te wijzen Dit humane woord komt zeker van pas, nu voor de vele en velerlei fouten, welke zijn begaan, volgens oud-Nederlandse!^ ge bruik, weer een zondebok moet worden gezocht. Het gaat in deze aangelegenheid niet om personen, maar om het stelsel. Een reorgahisatie, als bij den P. en G.-dienst werd beoogd, vereiscih't buitengewone gaven en krachten. De omvangrijkheid van den dienst wordt in het particulier bedrijf niet geëvenaard. Maar dit te weten, had tot het besef moeten voeren bij de groote verantwoorde lijkheid der direcie, dat ter wille der zuinig heid van beheer net met de wijsheid van alministratieve bewindvoering kan worden gespot. Als de Kamer der Staten-Generaal bij haar medezeggenschap, een naar de meening der directie mogelijke reorganisa tie afwijst, dan moet geen verantwoordelijk bewindsman zich laten vinden voor'het vol brengen eener taak, waarvan de mogelijk heid der behoorlijke uitvoering onzeker is. In het particulier bedrijf kan de mede zeggenschap in de bedrijfsleiding, van welke zijde ook begeerd, niet woorden aanvaard, en commissarissen* eener N. V, passen er voor, zich met de technische aangelegen lende hand vereischen, partij in geding stellen kan, aan geen ander gezag dan dat van zichzelf onderworpen. Tot welke schromelijke gevolgen zulks leiden kan, is uit tal van berichten omtrent de afwikkeling der zaken bij den Girodienst voldoende gebleken. Wil het straks gecentraliseerde Giro-bedrijf ten bate der gemeenschap blij ven werken en de Staat de postkantoren ter -beschikking van dien dienst blijven stellen, dan za] naar onze bescheiden m#enmg de les niet onbenut mogen blij ven ihans geleerd dan zal onmiddellijk een afzonderlijk staand Girobedrijf, waar in de Staat financieel participeert, en waarbij tijdelijk de dienst der oosterijen ter beschikking wordt gesteld, opgericht moeten worden. Dit bedrijf eene financieele instelling zal onde rfinancieel deskundige leiding dienen te staan. Waar uit den aard van 'het oedrijf voortvloeit, dat zeer belangrijke kapitalen, bij dat bedrijf worden onder gebracht en beheerd, zal rekening moeten worden gehouden met de eischen, aan een goed functioneerend bankbedrijf gesteld, De medewerking der Nederl. Bank' schijnt ons toe alsdan onmisbaar te zijn en naar onZc zienswijze wordt langs dien weg uit het kwade het goede geboren, waarvan wij de geboorte begeerden in' ons artikel over het jaarverslag der Nederl. Bank, in het nummer van het Ned. Bedrijfsl. van 20 Juli 1.1. als wij o.m. dc vraag stelden: „of de op- richting eener Centrale Giro- en Deposito- Bank met medewerking van de Nederland- sch.e Bank niet urgent is?" en o.m. schreven: „wij bepleiten geen monopolisatie-plannen van het Bankbedrijf of pogingen om daartoe te kunnen geraken; doch meenen, dat dc tijd thans rijp is om met één slag de maatregelen te treffen, welke het credietwczen in Neder1- land bevrijden van den knellenden last daar op gelegd, het Bankwezen ruggesteun bie den en dc mogelijkheid openen' voor den Staat, zich naar gelang van omstandighe den van tijdel,k vereischte kasmiddelen te voorzien. Wij hopen, dat de directie, der Nederland- schc Bank, hoe uitgebreid het terrein narer werkzaamheden ook reeds moge zijn, in dien geest aan dc regeering advies zal willen uit brengen." Volgens onze overtuiging zal het een daad van groote vaderlandsliefde zijn, indien het bestuur onzer circulatiebank zich voor de algehoelc reorganisatie van den Postcheque- en Girodienst beschikzaar stelt en den krachligen arm, die het roer om wendt, uitstrekt opdat het scheepje veilig worde gestuurd tusschen de klippen, waar tegen het te pletter kan loopen: overdreven staatsbemoeiing en desorganisatie van den dienst. Ongecorrigeerd. Over den mislukten staatsgreep in Beieren wordt verder gemeld dat Hitier toch nog gevangen genomen is aan het Stoffelmeer, zonder te genstand te bieden. Van de bij de bestorming van de kazerne gewonde personen zijn er nog 4 gestorven. Van de nationaal socialisten is o.a. de redac teur van den Völkischer Reobachter. Dr. von Schebeuner gedood. Ook baron van der Pfordten en ingenieur von Stransky, die eveneens aan de zijde der nationaal-socia- listen stonden, zijn gedood. Onder de in hechtenis genomen personen bevindt Zich ook prins V/rede. De Volkische Reobachter en het blad Heimatland zijn verboden. De opwinding in Beieren houdt aan. Zon dag hebben de rechts-radicalen te Miinchen München en Neurenberg groote opgewonden betoogingen gehouden.- Omtrent de Crisis in de Duitsche regeering. wordt gemeldt, dat het bestuur der Memocra- tische partij Zondag in het Rijksdag-gebouw heeft vergaderd en de volgende motie aange nomen 't Bestuur verlangt van de rijksregeering dat zij met niets-ontziende energie de natio nale eenheid des rijks tegen particularistische en reactionaire belagers verdedigt, de saam- hoorigheid van Rijn en Roer met het rijk on voorwaardelijk handhaaft, de noodzakelijke financieele hervorming zoo spoedig mogelijk verwezenlijkt, het rijksgezag en den republi- keinschen staatsvorm tot hun recht brengt en den Rijksdag een program in dezen geest voorlegt Een samenstelling der regeering welke de ze waarborgen niet kan bieden, moet de de- mokratische partij om redenen van binnen- en buitenlandsche politiek wraken. Aan de vergadering namen ook de demo- kratische ministers deel Een rede van een bisschop op de Londensche beurs. Ter gelegenheid der Herdenking van den Wapenstilstandsdag heeft de bisschop van Durham, dr. H. Hensley Henson, op de Londensche beurs Maandagmiddag voor de verzamelde zakenlieden een redevoering ge houden over den oorlog en zijn resultaten. Wij ontkenen aan die rede het volgende Vijf jaren geleden is de groote oorlog bijna plotseling geëindigd. De .inspanhing was zoo geweldig geweest, de druk zoo zwaar, de laat ste tooneelen van het treurspel zoo drama tisch, dat de eerste indruk van den wapen stilstand er eens was van verraste vreugde. De vrede, die verloren scheen voor altoos, zou opnieuw een feit worden. Dit leek bijkans o'n- gelooflij k. Toen de eerste extase van vreugde voorbij was, richtten onze geesten zich naar wat achter ons lag en wat de toekomst zou kunnen brengen. Wij begonnen onze verliezen beter te waardeeren en te ramen wat de overwin ning ons waard was. Wat hebben wij gewon nen, vroegen wij onszelf af? En wat heeft bet ons gekost om dit te bereiken? Zoolang de strijd nog voortduurde, hadden wij hiervoor geen tijd gehad, doch nu wij rondom ons staarden op een wereld van puin- hoopevi, vervulde ons gemoed zich met aller lei pijnlijke en hardnekkige vragen'. Wij za gen het aantal der gevallenen en blijvend ver minkten, letten op de enorm toegenomen na tionale schuld en de uit hun verband gerukte bedrijven. En bovendien had ieder onzer ook nog een persoonlijke rekening op te maken elk had de kosten te becijferen voor zijn eigen buurt en zijn eigen gezin, rekening te houden met de veranderingen die de oorlog had be werkt op onszelf, op ons oordeel over parti culiere en algemeene aangelegenheden, op onze opvattingen van zedelijkheid en ons godsgeloof. Wij sloegen de hand aan het herstel en poogden ons te laten overtuigen door de moe dige optimisten, die ons verzekerden, dat wij op de puinhoopen, die wij overal zagen, een nieuwe maatschappij konder! opbouwen een beter, geregelde, rechtvaardiger, gelukki ger, eensgezinder dan die welke de oorlog had verwoest. Toen moesten wij langzamer hand, weerstrevend tot het laatst en steeds pogend het feit te ontkennen, toch garn in- z'en, dat het naar dc woorden der Schrift iemand meer kost cm zijn ziel te redden dat de oorlog even zeer de zedelijke schatten der menschheid vernietigt r,lc hij het de stof felijke goederen deed, dat geweld meer nieu we problemen oproept, dan oplost, dat „woeden der menschen niet de rechtvaardig heid Gods -bewerkt." Toch was, zegt de bisschop, het groote offer van levens niet vergeefsch geweest. Men keek terug naar de Augustusdagen van 1914 en vroeg zich af, wat het motief was ge weest van de Engelschen, die toen naar- de wapens grepen en welke gronden de ouderen onder ons hadden om dit toe te juicjen. Voor zeker was die niet een onwaardig, een ego ïstisch nationaal motief. Het Engelsche volk begeert den vrede. Het geheel begrip oorlog berustte op argumenten, waarvan dc moderne mesch de onhoudbaarheid had leeren ia# zien en het scheen onmogelijk, dat de ruwe gewelddadigheid en eerzucht, die door de eeuwen heen zoo zaak de vloek waren ge weest van de menschheid thans opnieuwin het beschaafde Europa het hoofd zouden kunnen opsteken. Wij vergisten ons, want de dag des Heéren komt als een dief in den nacht. Het Britsche volk werd gesteld voor een alternatief, dat zelfs de eenvoudigste kon be grijpen en waarin niet moest worden gekozen door staatslieden als ware het een vraagstuk van nationale politiek, doch tevens door elk burger als gold het een vraag van persoon lijke! plicht, tenzij men wilde, dat vrijheid, rechtvaardigheid en volkenrecht voorgoed zinledige woorden werden en dat voortaan het lot der wereld in de hand zou liggen van het bruut geweld. Wilde men geen zedelijken j chaos, dan moest de aanval van Duitschland worden gestuit en vernietigd worden. De plicht voor het recht te strijden was duidelijk. Men moest, naar de woorden der profeten van Israël den Heer te hulp snellen om te strijden tegen de machtigen. Wat er in den oorlog gebeurde kan op dit primaire feit geen invloed meer oefenen. Zoo overtuigd waren wij van den plicht om te strijden, dat wij de standaarden zegenden in den naam van Chris tus en de soldaten aanspoorden hun plicht te doen, Hem ter wille. En als wij dan nu terugdenken aan de ge vallenen, dan is het zonder vernedering en schaamte, doch met een gevoel van trots en hoop en vreugde, dat zij gingen op het pad van den plicht, wie ook dit pad had verlaten" en dat zij langs dit pad van loyaliyeit en op offering nader kwamen tot hun God. Wij gedenken hen, die vielen in den groo- ten oorlog mannen, die werkten in de city hier en die plotseling werden meegesleurd in die wereldcrisis en ontijdig hun dood vonden. Het offer was inderdaad zeer goot. De oor log was anders dan alle andere vroegere. Het zij men let op den omvang en afmeting ervan, waardoiA het- onderscheid, die de loopgraaf- oorlog vrpeg, hetzij men let op de vreeselijke werking der moderne artillerie op geest cn lichaam of op de verschrikkelijke dingen, die de wetenschap als element in den strijd braent Steker is, dat de Engelsche soldaat nooit in een oorlog heeft' géstrèdèn. die zufk'e eischen stelde als "deze. Het verwijt, dat het volk zou zijn verslapt, zegt debisschop, is glansrijk weerlegd, doch de kosten waren boven elke - schatting. De oorlog heeft heel het land van rouw vervuld en elk gezin is er door getroffen ons geslacht is gegaan „door het dal van de schaduwen des doods." Er is ook ongelijkheid. Oorlog is een loterij: de verliezen zijn groot, de prijzen weinig in getal. Sommigen kregen door den oorlog de ge legenheid hun sluimerende krachten te ont vouwen en wisten den weg naar roèm te be reiken. Voor anderen was niets weggelegd dan een kruisje op een kerkhof in den vreemde, een naam op een herinneringssteen in het vaderland. Na enkele woorden over de plichtsbetrach ting der strijders, ging dr. Henson over tot het Heden met zijn ontgoochelingen en de Toekomst, die nog een gesloten bock is. „Hebben de mannen van het Britsche ras, zoowel die van ons eiland als van de wijdst- ve'rspreide deelen van het Rijk, alleen ge vochten en geleden om te bewerken, dat de naambordjes waarmede een cynisch en zelf zuchtig nationalisme der wereld indeelt en het leven in Europa verduistert en verdrukt, hier en daar zouden worden gewijzigd Hebben wij gestreden voon een principe of alleen uit haat tegen een ander volk? Waren wij op recht, toen wij beweerden, dat het doel van onze oorlogsvoering was de vrijheden der kleine naties te verzekeren en de groote naties te dwingen zich te houden aan de verplich tingen van het volkenrecht Was er een ve zeltje eerlijkheid en oprechtheid in onze her haalde verklaring, dat wij „oorlog voerden om een eind te maken aan allen oorlog Hebben wij onze zonen bij honderduizenden naar de slachtplaatsen in Frankrijk gezem- den, alleen om de oude sofismen van natio nalisme opnieuw te laten beschikken over de betrekkingen tusschen de volkeren en om te bewerken, dat de uitgeputte naties hun langzaam-herlevende krachten zouden moe ten gaan besteden ter voorbereiding van. den nieuwen «sorlog. Voorwaar dit zijn bittere en diepgaande vragen, doch het zijn vragen, die wij onszelf moeten stellen en waarop wij, in het belang van onze eigenwaarde, uit medelijden met de zwaarbeproefde wereld en uit loyaliteit tegen over onze broeders, die vielen, het antwoord niet mogen ontwijken." Engeland en het separatisme. Er is een bericht gepubliceerd over de rede voeringen die verleden week gehouden zijn bij gelegenheid van dc ontvangst door Bald win en Lord Curzon van een deputatie van dc Volkcnbonds-unie, o.a. bestaande uit professor Gilbert Murray, Lord Buckmaster en Lord Phillimore, de bekende rechtsge leerden, Bramley,, bestuurslid van de Trade Ur.k- cn Sir Hugh Bell, de-bekende werk gever, die hun meaning over den internatio nalen toestand ten beste gaven. In den loop van zijn openingswoerd heeft Curzoc onqmwonden gesproken over de se- paratische beweging in het Rijnland. De En gelsche regeering, zei hij, beschouwde een splitsing van Duitschland als een noodlotti- gen slag voor het herstel Van Europa. Het was een slechte beweging, omdat zij kunst matig is in haar oorsprong cn in haar huidige voorkomen, en zij-werd voor een groot gedeel te aangemoedigd voor latere zelfzuchtige be doelingen en, als deze beweging werd aange moedigd door de bonagenooten, vernietig den deze zelf het bestaande verdrag en bun kans op het verkrijgen van betaling voor het herstel. Kreeg deze beweging de overhand, dan zou men komen te staan tegenover een ont wricht, uiteengerukt cn onmachtig Duitsch land. Daarom had dc Engelsche regeering streng vastgehouden aan haar inzicht en dit ook aan dc bondgenooten ker.baar gemaakt en hen uitgenoodigd er mee in te stemmen dat geen aanmoediging zou worden gegeven aan de separatistische beweging. Hij geloofde, dat wanneer alle mogendheden konden wor den bewogen dezelfde gedragslijn te volgen als de Engelsche regeering, de beweging tot mislukking gedoemd was. Maar hij geloofde ■niet, dat het de taak van de geallieerden kon zijn te beslisten wat het deel of lot zal zijn van de verschillende deelen van het Duitsche rijk ieder afzonderlijk, zooals Beieren en Saksen enz. We houden eenvoudig vast aan dc meen mg, dat het noodig is dat deze deelen zich niet los maken v?n hetgeen genoemd wordt het Duitsche rijk, maar deelen moeten blijven van een geheel, waarmee als een eenheid onderhandeld kan worden. Dat is de politiek geweest der Engelsche regeering en daaraan blijft men getrouw. De reusachtige verant woordelijkheid, die op haar rust, wordt zeer wel door de regeering gevoeld en zij brandt van verlangen om den wettigen invloed en het moreele gezag van Groot-Brittannië in deze groote crisis te rechter plaatse aan te wenden. De eerste minister verklaarde het geheel eens te zijn met de opmerkingen van Curzon waarbij hij er aan toevoegde, dat het eenige doel van de Engelsche regeering steeds ge weest is om tot een regeling te komen en daarvoor wordt nog geijverd bij iedere gele genheid, die zich slechts voordoet. Zoowel hij als lord Curzon wezen op de onschatbare waarde van de Amerikaansch? hulp voor dit doel. Omtrent de verkiezingen in Engeland verwacht de Times, dat men in de twee libe rale kampen een zoodanige mate van over eenstemming zal komen dat bij de aanstaande verkiezingen deze twee kampen elkaar niet zullen bestrijden. Churchill heeft een uitnoodiging afgewe zen om zich te Glasgow voor de liberalen can- didaat te laten stellen. Alles wijst er op, aldus wordt uit Lonaen gemeld, dat de voorstanders van het uitschrij ven der verkiezingen in December de over winning zullen behalen. De verzekeringspre mie te Londen tegen, ontbinding voor einde November steeg Zaterdag van 25 tot 30 per cent. Men heeft het gevoel als of het parlement reeds op het sterven en de arbeid die het nog kan verri :hten u lechts weinig resul taat kunnen hebben - are de Putsch van Ludendorff gelukt, dan zou er misschien een toestand zijn ontstaan die het kabinet had gedwongen zijn geheele aandacht op buiten landsche zaken te concentreeren en de bin- nenlandsche aangelegenheden te laten rusten, maar nu de staatsgreep mislukt is behoeft er geen onmiddellijke bezorgdheid te bestaan. In hooge liberale kringen moet men zeer vertrouwen op het herstel van een volledige eenheid onder de liberalen, terwijl het herstel van de tory-eenheid door het ccrugkeeren van Austin Chamberlain cn Birkenhead nog zeer dc vraag is. Êaldwin werkt voor dit doei en zou naar verluidt gisteren een onderhoud met Birkenhead hebben. De taktïek der torv-partij, waarbij aange drongen wordt op onmiddellijke ontbinding, gaat van het denkbeeld uit dat, indien 't par lement niet ontbonden wordt, de liberalen en arbeiderspartij de handen vrij hebben om op het platteland propaganda te maken, terwijl dé leden van de tory-partij genoodzaakt zou den zijn te Westminster te blijven om tege» onverwachte stemmingen te waken. Uit het bezette gebiec.. De Entente-commissie heeft met de Duit sche vertegenwoordigers een accoord aange gaan over de hervatting van het werk in de haven van DuisburgRuhrort. Volgens hier ontvangen mededeelingen zijn 14 Martha was zeer gelukkig door het bezoek van den zoogenaamden dokter Thompson, wiens verklaringen volkomen overeenstem den met die van dokter Gerbaut en zij kon au genezing van haar moeder als zeker be schouwen. Deze gedachte deed baar alles vergeten. Zij dacht niet meer aan de armoede, die voor dc deur stond De smarten, het ver driet wat »haar wachtte, allés verdween. Haar moeder zou niet alleen niet sterven, maar ze zou haar kracht en gezondheid weer terugkrijgen; twee doktoren hadden het haar beloofd. Wat gaf ze om al het andere? Het gelaat van het meisje straalde van geluk eq de vurigste vreugde vervulde haar hart. De nacht viel. Martha legde zich ter ruste en voor den eersten keor sedert het begin van de ziekte van haar moeder, viel zij m een gerusten ,laap. Den volgenden dag moest Jacques Lagar- le weer bij den notaris komen om zijn zaak te regelen. Hij ging er vroeg heen en liet Pascal met rijn plannen alleen. Van zijn kant vroeg Jacques zich af, wel ke onverwachte omstandigheid dat heerlijk schoone kind in hun macht kon brengen. Perine Grandchamp had een betrekkelijk goeden nacht doorgebracht, wat gemakkelijk aan haar welgemoedheid was té bemerken. Martha wachtte dan ook met ongeduld, maar met vreugde, op de komst van dokter Gerbaut. Om half tien verscheen hij en toonde zich zeer voldaan over den toestand der zieke; hij scheen zelfs verwonderd over de vlugge vorderingen, die hij zoo spoedig niet had verwacht. Natuurlijk wachtten moeder en dochter zich wel hem te spreken over bet bezoek van dokter Thompson. „Voor de toekomst is u buiten gevaar, juffrouw. U heeft alleen nog goede verzor ging noodig en daaraan zal het u niet ont breken, want uw dochter is de beste zieken verpleegster, die ge verlangen kunt. Ge ziet wel, dat ik mij niet vergiste, toen ik u vertelde, dat ge spoedig zoudt gene zen." „O, dokter," riep vrouw Grandchamp uit, „u hebt me gered. Wat een dank ben ik u verschuldigd!" „Ge zijt mij geen dank verschuldigd. Ik ben gelukkig, een moeilijke genezing tot stand gebracht te hebben." En zich tot Martha wendend, voegde hij er bij: „Ik zal een recept geven voor twee da- 4jen. De toestand van uw moeder is zoo ge ruststellend, dat mijn dagelijksche bezoeken overbodig zijn.... Overmorgen kom ik weer terug...." „Maar," vroeg Martha haastig, nu weer een beetje ongerust, „als moeder u morgen toch eens noodig had?.... Ik moet alles voorzien." „Dat is zeer on waarschijnlijk'Als ér, huiten verwachting, toch een verandering komt, kunt ge mij onmiddellijk laten roe pen. Stel u dus gerust De geneesheer nam afscheid van vrouw Grandchamp en volgde Martha naar. de an dere kamer, waar hij het recept begon te schrijven. „Ge moet beginnen, juffrouw, uw moeder eenig voedsel te geven, bijvoorbeeld een ei, een paar Iepels kippensoep en een half glas Bordeaux-wijnVandaag en morgen moet zij zich aan dat voorschrift houden.... Overmorgen zal ik zien, of ik voedzamer eten mag toelaten. Ik zal nu het recept schrijven." Dokter Gerbaut begon te schrijven. Het recept was lang, veel geneesmidde len en eenige bijzonderheden over de te volgen levenswijze. Toen hij het briefje aan Martha gaf, ver zocht hij haar dringend het trestond te la ten gereedmaken. Dan stak hij de drie francs voor zijn be zoek bij zich en vertrok. Toen Martha alleen gebleven was, liet zij haar oogen over het papier gaan. Het waren veel geneesmiddelen en dc apothekers heb ben loffelijke gewoonte loffelijk, wel te verstaan ten opzichte van zich zelf om twee francs te laten betalen voor iets dat maar een halve waard is. Zeker zou de prijs 'van de geneesmiddelen meer zijn, dan het geld, dat ze nog bezat. Een oogenblik scheen het meisje geheel en al terneergeslagen, doch die neerslach tigheid duurde maar kort. Eensklaps, als met nieuwen moed bezield, hief ze, het hoofd op. „De genezing van moeder gaat goed," zei ze bij zich zelf, „en gauw is ze weer 'neelc- maal beter. Binne# eenige dagen zal ik werk kunnen zoeken en als die brief niet komt, voor ons tweeën den kost kunnen verdie nen. Ik mag niet aarzelen en moet het offer brengen.... en bovendien.... is 't we! een offer? Martha trad de kamer van Perine weer binnen en naderde het bed. „Lieve moeder," fluisterde ze, de arme vrouw omhelzend, „u is genezen.... wat ben ik gelukkig.... als u eens wist hoe blij ik ben...: Ik geloof, dat ik nog nooit zoo goed begrepen heb, wat het wil zeggen, een goede moeder te hebben. U moogt vandaag weer eten. de dokter heeft het goedgevon den. Ik zal u een versch ei, wat kippensoep en een glas wijn laten brengen en voor het eind van deze week is u weer ter been." „Ik voel reeds mijn krachten weer terug komen. Sinds gisteren is er een groote ver andering gebeurd." Martha deed haar mantel aan en zette haar hoed op. „Ga je uit?" vroeg vrouw Grandchamp. „Ja, moeder.' „Waar ga je heen?" „Eerst naar den apotheker om het recept ie laten klaarmaken en dan zal ik u alles laten brenger., wat u noodig hebt. Wij zul len vandaag samen eten." „Ga^ dan, kinolief.... en kom spoedig terug." Martha gaf haar moeder een kus, nam een mandje om er haar boodschappen in te doen en vertrok. Pascal zat te loeren op zijn kamer, waar van hij da deur halt open' had laten staan. Hij had den dokter zien komen cn weer zien vertrekken. Hij wachtte tot Martha dc deur uit kwam. Toen hij dc deur hoorde open gaan van de kamer naast hem, ging hij zijn kamer uit, zoodat hij tegelijk mei het meisje op dc trap kwam. Zij moest hem voorbij en ze beantwoord de den groet van Pascal met een buiging. „tloe gaat het nu met uw moeder, juf frouw?" Martha bleef met de hand aan de trap leuning staan en antwoordde met een glim lach: „Beter, mijnheer.... .veel beter!' „Dat is gelukkig nieuws, ik ben er blij om. Is dc dokter i geweest?" „Ja mijnheer.... nog geen vijf minuten geleden. Hij is pver mijn moeder zeer te vreden, en ze mag nu een beetje tien." „Gc hebt toch niet gesproken over Ifet bezoek van dokter Thompson?" „O, mijnheer.daarvoor heb ik wel op gepast." „Da! is 'oed, juffrouw. Vvilt u zoo goed zijn, als u terugkomt mijn groeten aan uw moeder over te brengen?' Martha boog opnieuw en vervolgde haar weg. Pascal ging naar dc gelagkamer in af wachting dat Jacques Lagarde zou terugko men. Het meisje bracht het recept naar den apotheker, die zeidc de geneesmiuaelen binnen een half uur klaar te zullen maken. Dan begaf r.c zich naar den winkel van den juwelier, bij v icn ze gisteren de pand briefjes had verkocht. Men weef, dat de juwelier voor de me daille, die ze b„ zich droe" en die volgens zeggen van haar moeder op haar een en twintigste jaar rijk zou maken, henderd der- tig francs had geboden, XV. Het betalen van de rekening van dokterl Gerbaut en de prijr van de geneesmiddelen! hadden al spoedig al het geld opgeslokt, dat ze op de pandbriefjes had gekregen. Maar om de zorgen voor vrouw Grand- Grandchamp voort te kunnen zetten en zoo haar genezing tot stand te kunnen brengen, moest dat geld noodzakelijk aangevuld worden, Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 5