VOOR DE H ET I N DISCHE KISTJE 1 UIT DE i MOPPENTROMMEL NUMMER 18 DERDE JAARGANG 1923 imiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiii ;i!iiiii.iiii!!iiniiiiiii!imiiii!iiii:iniini!!niii:iiiiiii!:.'iniiiiiiiiiiiiiii!:iiiii.!iiii!iiiii:ir;iiiiiinii!i;!: ep haar welslagen. Voor de uitstalkasten stond lij soms uren lang, zoodat mij van ongeduld en spij! de zweetdroppels op het aangezicht stonden. En dan, ais een mijner kennissen mij ontmoette met tan- hoopte gaf ik voor, dat ik slechte oogeu had en ik kocht mij een grooten flap hoed en een blauwen bril, opdat nie mand mij zou herkennen, Frans trok de schouders op en noemde mij laf. De jaren spoedden heen Het beeld van een goudgelokte „En gel," met blauwe droomoogen en zoete stem vervulde mijn ziel. Ik had steeds het voornemen gehad, geld te trouwen, maar de gouden lokken van Gnnlie Watson joegen mijn voornemens op de vlucht; voor zichzelven een schat, bezat Emile echter geen penning, ik wilde echter net huwelijk wagen, vertrouwend op tante Pennyroyals erfenis. Ik schreef aan de oude tante een brief vol eerbied kruiperig zou Frans Afl- sfond gezegd hebben cn deelde haar on ze verloving mede Dadelijk zond zij aan Emile een paar ivoren breikokers en een oud modisch naaldenkokertje en voegde er de opmerking bij, dat Emilie de kunst verstond een goed stuk brood te bakken Ja wel, wat zou Emilie van het brood bakken kennen? Wij lieten tante echter in de waan, dat Emilie een kunstenares was bij den broodtrog. Wat moet je tante toch een eigen aardige dame zijn, Algernon, zeide Emi lie, toen zij het eigenaardige geschenk bekeek. Zij is een tweede heks van Endor, liefste. En je brief vloeit toch over van uit drukkingen van kinderlijken eerbied en dankbaarheid. Wat ben je toch een lief gansje, Emilie! Bemerk je dan niet, dat de oude over een groot vermogen te beschikken heeft? Emilie keek mij vol verwondering aan en zweeg. Zij keek net alsof zij een illu sie minder rijk was geworden. Tante Pennyroyal beloofde, dat zij on ze bruiloft zou bijwonen. Daags voor het hooge feest reed ik met Emilie naar het station, om haar af te halen Daar is zij, zeide ik. Zie je daar die bruine gestalte, met die mas sa doozen en doosjes? Die oude vrouw met die blauwe parapluie, die eekhoorntjeskooi, die vo gelkooi en den kleinen hond? Ja. Heb je ooit zoo'n oude 'heks gezien? Ach, lieve tante, is u daar? Wij waren al bang, dat wij u zouden misloopen. Heel dienstvaardig stelde ik Emilie voor. Grinnekend beschouwde de vóór-zond- vloedsche verschijning mijn rozig bruidje. Je bent een lief meisje, kraaide zij en streek Emilie onder de kin, het is te hopen, dat jij je flink boudt. Zeg Nonny zoo bespottelijk had zij mijn naam veranderd zeg, kijk toch eens naar mijn bagage. Hoor; twee koffers, een reiszak, een lederen handkoffer met koper beslagen, drie hocdendoozen, 't eekhoorntje en den vogel. Pa3 ook op, dat de koetsier u niet ie veel afneemt. De omstanders lachten en mij schoot het bloed naar het hoofd. Ik zal goed voar alles zorgen, iic- ye tante. Weet je werkelijk alles, Nonny? Twee koffers, een reiszak, een Op dit oogenblik kwam de met mes sing beslagen handkoffer, dien de koet sier vasthield, in onzachte aanraking met mijn hoofd; ik stiet een zachten vloak uit en wreekte mij, door een der drie hoedendoosjes, een leelijk kartonnen ding met donkerroodc rozen op groenen grond, dat mij reeds als kind den schrik op het lijf gejaagd had, in de goot te werpen. Ik zag het verdwijnen als een vallende sier. Is alles in orde, Nonny? vroeg tante en keek rond naar haar schatten. Alles in orde, riep ik. Dc paarden trokken aan en tante stiet met haar neus tegen de vogelkooi, hetgeen mij onder de gegeven omstandigheden een aange naam gevoel veroorzaakte. Ik verlaat mij op'u, Nonny, zeide tante en wreef zich de neus. En dat vertrouwen zal gerechtvaar digd worden, antwoordde ik vol zalving. Op de trappen van het huis werden wij door mijn moeder welkom gehecten. Welkom hier, zwagerin; kom maar spoedig binnen en verkwik je met een kopje thee. Goed, maar Nonny moet voor mijn bagage zorgen; twee koffers, een reis- £>k, een Ja, ja, tante, ik weet het al, be vestigde ik en :k geleidde haar waar den leunstoel, terwijl moeder ea Emilie basé van mantel en hoed ontdeden en mijn zuster met heete geurige thee ge reed stond. Het is toch pleizierig een voorname erftante te zijn. Ik ging naar boven en keek naar de bagage, innig verheugd, dat de gebloem de hoedendoos ontbrak. Toen ik den koetsier betaald had, rijke, oude erf tantes vergeten zoo iets wel eens keerde ik naar de woonkamer terug. Ik zeg daar juist tegen uw moeder, welk huwelijksgeschenk ik voor u mee gebracht heb, Nonny. Hoe lief en goed van u, riep mijn moeder uit. Gekheid, Karolina, ik ben een ei genaardig schepsel, maar ik verheug mij in het geluk van de twee luidjes; waarom zou ik ze hten wachten, tot ik in het graf ligt? Ik tmb een banknoot van duizend dollars voor jc meegebracht, Nonny. Mijne oogen fonkelden. Liefste tante Geen dank tk heb steeds het voor nemen gehad, u bij je "huwelijk een aar dig sommetje te schenken Nu zal ik ie echter ook zeggen, waar de schat is. Zoo iets wiide ik natuurlijk niet in mijn zak dragen. De spitsboeven van New- York zijn niet te vertrouwen. Ik heb het verborgen, waar niemand het zal vermoeden. Ha, ha Tante Pennyroyal lachte, dat zij er blauw van werd. Wat zeg je toch wej van het idee, de banknoot in het deksel der hoedendoos te leggen en ze netjes te overplakken? Toch niet in de met' rozen gebloemde groene hoedendoos, tante? ziichtte ik. Juist, Nonny, glimlachte zij, juist. Wat kijk je mij aan? Dat geld zal een inooi begin voor je zijn. Maar, mijn hemel, waar loopt die jongen naar toe? Wild lièp ik het buis uit. Het was mij, alsof ik al de straten der stad moest afzoeken om den verloren schat, den schat, dien ik zoo lichtzinnig had weg geworpen! Duizend dollars! Natuurlijk -was al mijn zoeken ver- geefsch. Zelfs heb ik tot heden niet den treurigen troost dat een arme vodden raper den schat gevonden heeft. Den volgenden dag trouwden wij. Tan te Pennyroyal vond het niet geraden,'het huwelijksgeschenk, dat door mijn nala tigheid, zeide zij, verloren gegaan was, te vernieuwen. Mijn nalatigheid! Zij moest eens we ten! Maar zeker heeft de koetsier geklapt, want tante verliet ons, zéér boos, en zij noodigde dadelijk Frans Allston tot een bezoek uit! De erfenis was verloren. De moraal van deze al te ware geschie denis is; Behandel uw ongetrouwde tan tes nooit met gehuichelde voorkomend heid en heb zelfs eerbied voor haar hoc dendoozen." VERZUCHTING. Ach, lieve hemel, als ik toch maar eens een minuut een rustig uurtje kon hebben GEGROND MÖTIEF VAN DROEF HEID Mevrouw Rimpelman, een dame van omstreeks zestig jaren is ontroostbaar, over den dood harer moeder. Een harer vriendinnen tracht de smart een weinig te lenigen ,,'t is stellig een groot verlies voor u,", sprak zij. „Duizendmaal erger dan ge denkt," zucht de ijdele dame, „want toen zij leef de kon ik nog zeggen „mijn moeder, „en dat maakte mij twintig jaren jonger." EEN GOED HART. Gouvernante. Wat zou je doen, Lize, als er nu eens een oude, hongerige man binnenkwam, die ons zoo heerlijk zag eten Lize, Ik zou hem jouw pasteitjes geven. DOKTERS-WIJSHEID. Dokter. Hoe gaat het met den hoest Heeft mijn recept geholpen Patient. Met aen hoest gaat het uit muntend, maar van het drankje neem ik niéts in. Een mijner buren J^eft mij camil- lethee gezonden en die heeft mij geheel en al hersteld. Dokter. Onzin, die thee had ik' je ook kunnen voorschrijven, als je me maar ge zegd had, dat je daardoor zoudt genezen. AL TE OPLETTEND. Meijer, (dé krant lezende) Vrouwlief, de advocaat Muller'is gestorven, ik moét hem dus de laatste eer bewijzen, hij was ook tegenwoordig bij mijn begrafenis. Mevrouw Meijer. Wat spreekt ge daar onzinnige taal. Meijer. Pardon, in 't vorig jaar stierf er ook een zekere Meijer, toen dacht Mul ler dat ik het was en hij bewees mij de laatste eer 't is thans mijne plicht ook bij zijn begrafenis tegenwoordig te zijn. BESCHEIDEN. A. Juffrouw van Zabeten is toch waarlijk eene ieelijke vrouw. B. Toch is zij zeer b minnenswaardig, aangezien zij waarschijnlijk uit bescheiden heid zoo leelijk is. VERONTWAARDIGING. E inkelberg „Ik verzeker u, dat ik in Amerika stoomschepen gezien heb, wier raderen honderd voet middellijn hadden." Eenige stemmen „Maar mijnheer Rin- kel'oerg, ge overdrijft." Rinkelberg „Wat? Ik zou overdrij ven Gij wilt niet aannemen dat die ra deren honderd voet middellijn hebben, in den Haag hebben ze mij wel geloofd, toen ik van tweehonderd voet middellijn sprak." VERKEERD BEGREPEN. A. „Ge dwaalt, ais ge meent, dat ik thuis niet meer te bevelen hebt dan gij." B. „Dat meen ik ook niet, want als ik mijn echtgenoote iets beveel, clan ge beurt het, en als gij de uwe tienmaal iets zegt, dan gebeurt het niet." VERSTROOIDHEID. Een predikant, die wel eens wat ver strooid was, ontmoette op zijn wandeling een meisje, dat hem bekend voorkwam, Meenende dat zij een dochter van een zij ner gemeenteleden was, wilde hij haar niet voorbij loopen zonder notitie van haar te nemen dus trad hij naar haar toe, gaf haar de hand en knoopte een gesprek rnet haar aan, in de verwachting, dat haar naam hem wel zou invallen. Na een poosje over koetjes en kalfjes gesproken te hebben, moest hij eindelijk bekennen „Uw ge zicht is mij bekend, maar ik kan mij niet herinneren, waar ik u vroeger gezien heb." „O, mijnheer, ik ben uw nieuwe werk meid," was het antwoord. VRIJHEID. Gast (tot een kellner in een café te New-York) „Jan, geef de krant." Kellner „Ja, straks, als ik haar gele zen heb." INTERPRETATIE VAN VIRGILÏUS. Professor „Omnis Ascanio cari stat cura parentis. Op Askan alleen is vaders zorg gericht. Dit vers, heeren, zal hij slechts in zijn geheele waarde begrijpen, die, als ik, negen huwbare dochters heeft en slechts een onmondigen zoon." BEDENKELIJK. Snapmeijer „Ik weasch u geluk met uw verloving, amice." Kratzenberg „Merci, 't verheugt me zeer dat mijn vrienden met mijn keus sympathiseeren." Snapmeijer „O, mijn waarde, zelfs uw vijanden." VEEL VERLANGD. (Monoloog van een kunsteraar) „Als er nu oorlog komt, is mijn fortuin ge maakt. Dan krijg ik van mijn uitgever dubbel salaris op voorwaarde dat ik hem elke week drie veldslagen lever." LOFFELIJKE GETUIGENIS. „Je hebt zeker wel gehoord, melieve," zeide de eene dame tot dc andere, „dat Amandk met Arthur gaat trouwen „Dat weet ik," was het antwoord, „maar wat ik niet begrijpen kan, is, dat een zoo verstandige vrouw met een man wil trouwen, die zoo dom is dat hij haar ten huwelijk vraagt." EEN WETENSCHAP IN DISCREDIET. „Wie is die heer daar, die zoo sluipend en verlegen binnenkomt „O, dat is er een van het meteorolo gisch bureau. Die schaamt zich omdat de berichten tegenwoordig niet meer uitkomen." BOTERLETTERKUNDE. Een heer kd*pt met St. Nicolaas in eeh banketwinkel twee boterletters, een J (voor nicht Jetje, als men het absoluut welen wil) en een A voor haar zusje Anna. Als het jufje ze voor hem op tafel legt en inpakt, waagt hij de aardigheid ,,ïk hoef het jawoord niet meer te halen, juf frouw 1" En als hij hierop zijn koopje wat ruw onder den arm neemt, roept het juf fertje hem lachend na „Breek het maar niet. saiinheer 1" IN DE RESTAURATIE. „jan, die oesters hebben geen smaak.'* „Hoe kan het ook anders, mijnheer Het heeft dit jaar zoo geregend, dat alle zoutdeelen uitde zee zijn." SCHOOLJONGENS-INZICHT. Era knaap, die ui de school kwam, overhandigde zijn vader het maandrapport van zijn vorderingen. „Dat rapport is niet heel mooi, Jan je hebt maar weinig goede aanteekeningen; ik ben er volstrekt niet tevreden over." „Ik heb den meester wel gezegd, dat u niet tevreden zou zijn," antwoordde de knaap, „maar hij wou het niet veran deren." EEN ONAANGENAME MAALTIJD. In een gezelschap, waaraan ook een lekkerbek deelnam, werd eens gesproken over het zwaard van Damocles, dat aan een haar boven iemands hoofd hangt. „Ja, dat moet alles behalve aangenaam dineeren zijn," sprak de lekkerbek. „Zeker, als dat zwaard valt „O, neen, dan zou ik mijn hoofd wel wat op zij houden, maar als die haar eens in de soep viel ONZE NATIONALITEIT BOVENAL? „Weet je wat ik mooi van je vind zei een Hollander tot een landgenoot, die op een Internationaal Congres een redevoering in 't Fransch gehouden heeft. „Dat jij onze nationaliteit zoo flink hand haaft. In jouw Fransch hoorde ik voort durend ons eigen dierbaar Hollandsch." KAZERNE-BLOESEM. Onderofficier (tegen de recruten.) Neen, rriaar zulke domme kerels als jeiui bent, heb A nog nooit gezien kameelen zijn jullie, de hoorns ontbreken u slechts. UIT DEN REGEN IN DEN DROP. Kunstcriticus. Het portret is uitstekend geschilderd, de teekening zuiver, de hou ding bevallig, he' koloriet, het licht en de schaduw voortreffelijk.... maar waarom heb je zoo'n fameus leelijk model geno men Kunstschilder, 't Is mijn zuster. Kunstcriticus O, pardon,neem mij niet kwaiijk.'t is waar.Ik had het onmiddellijk moeten zien,... u lijkt sprekend op haar. EEN FRAAI COMPLIMENT. Heer. ,,'t Is merkwaardig dat sommige menschen met talenten en bekwaamheden begaafd zijn, die men bij anderen te ver geefs. zoekt. Zoo b.v. versta ik de kunst mijne ooren te bewegen." Dame. „Nu, dat is zoo'n kunst niet, dat kan ieder ezel."e OUDE SCHILDERS. „Wat een dommen kop schilder jij daar Wie is dat „Het kamerlid X. Hij zal zijn best voor me doen, dat ik, een lintje krijg." „Zoo, dus je wordt decoratieschilder DUBBELZINNIG. Dokter X behandelt een rijken patiënt met even groote zorgvuldigheid als onge lukkig gevolg. De zieke overlijdt. Acht dagen later ontvangt de exsculaap een prachtigen zilveren inktkoker met de volgende inscriptie „Uit dankbaarheid van de familie N.N." EEN GOED MAGISTRAATPERSOON Twee welgedane boertjes uit verschil lende dorpen komende, ontmoeten elkaar in den spoortrein bij Arnhem. „Laatst,', vertelt Joris, „toen er bij ons op het dorp dat opstootje was, liep de bur gemeester den heeien dag met zijn insigne om „Insigne roept Jochem uit, „wat is dat?" „Wel, die ketting, die hij om zijn hals heeft „De hemel bewaar me," roept de ander verschrikt, „bij ons laten wij hem altoos losloopen, hij doet geen mensch kwaad UIT DE SCHOOL. Eerste onderwijzer „Ik was tegen woordig bij het examen op uwe school, bij gelegenheid dat de inspecteur uwe in richting bezocht cn ik moet u gulweg be kennen dat,ik niet weinig verwonderd was, dat zelfs bij zeer moeilijke vragen alle kinderen de hand in de hoogte hielden, .en dat ieder jongen, dien gij eene vraag deed, een goed antwoord geaf. Tweede onderwijzer „In vertrouwen gesproken, dat had ik aldus geregeld gij hebt zeker niet bemerkt dat eenige kin deren de linker- en eenige de rechterhand omhoog hielden." Eerste onderwijzer „Neen, daarop heb ik niet gelet." Tweede onderwijzer „Dat is j7ist de grap zij die de vraag niet konden beant woorden moesten volgens afspraak de linkerhand omhoog houden." l ~l NAAR HET ENGELSCH DOOR Q. J. H. I .1 (Sjot.) Charles antwoordde niet, hij zag er uit als een nlan, wien een groot ongeluk overkomen is. Toen wendde hij zich tot mij en sprak: „Mare, ik verzeker je, dat ik er niet het minste vermoeden van had. Nooit zou ik hebben kunnen denken, dat zij de vrouw van Henri Huntingdon was. Wat heeft zij met mij gespeeld!" „Met een beetje behendigheid," sprak mevrouw Marsch glimlachend, ,,kan een mooie vrouw heel veel doen. Maar om op mijn vractg terug te komen, Charles, met welk doel kan zij toch naar dit dorp gekomen zijn?" „En dat ik er niets, volstrekt niets van vermoed heb!" riep Chailej op ontstel den toon uit! „Het portret.... ja, alles word-t mij nu duidelijk." Zwijgend en vol verwondering luister de ik oplettend naar dit gesprek. Charles vergat in zijn verwarring van het oogen blik, dat de ontdekking, die hem alles op helderde, voor mij een nieuw geheim bij het andere voegde. De oude dame, die zich steeds meer ongerust maakte, zocht de reden te door gronden van het verblijf van mevrouw Huntingdon in dit afgelegen dorp. „Welk een valschheid, welk een vein zerij!' riep Charles uit? den stoel terug stoolend, die mevrouw MarSch hem toe geschoven had. Toen greep hij met een driftige beweging zijn hoed, en voor mén hem iets zeggen kon, was hij den tuin ingesneld. In een oogwenk zagen wij hem de planken brug over loopen en naar het ZwUsersche huisje toesnellen. „Vergeefsche moeite, mijn arme vriend! Denk je dan, dat de vogel zich zou laten vangen, nu zij gewaarschuwd is? Dat een vrouw, die zoo behendig, zoo stoutmoe dig is, als Mathilde Owenson, geduldig zou wachten, tot haar geheim ontdekl werd? Dan. vergist je je, mijn arme Charles!" De oude meid haastte zich niet, om op hel luid geschel van mijn vriend te ver schijnen. Toen zij eindelijk de deur open maakte, klaagde zij er over, dat zij half dood van den slaap was, want zij had den heelen nacht op moeten blijven, om de koffers van haar meesteres te pakken. „Juffrouw Owenson," zeide zij, ,,is van- morg om vijf uur vertrokken en ik weet niet, waar zij naar toe gegaan is." En verscheidene maanden achtereen, ondanks al onze nasporingen, zelfs die met behulp van de politie, was het ons onmogelijk te weten te komen, wat cr van dc dame geworden wns, die het Zwit sersche huisje bewoond had. Orn zich van het Indische kistje mees-- ter te maken, dat familiepapieren bevat te, en in dc bibliotheek van Charles stond, had Mathilde Owenson, al die hel- sche listen gebruikt, die zoo goed ge slaagd waren, door het weinige vertrou wen, dat mijn vriend mij betoond had. Wij wisten niet, hoe zij in het bezit ge komen was van den schat, dien zij be geerde. Maar ik had mijn eigen kleine theorie over dit geheim, en ik dacht dik wijls aan dien warmen nacht, toen ik den dief meende te zien, die het op de kip pen van onzen waard voorzien had. Deze nacht volgde op den avond, dat Mathilde liet kostbare kistje gezien bad in dc bi bliotheek en de Indiërs zijn zulke behen dige dieven Het geheim, dat Charles zoo zorgvuldig bewaard had, moest nu aan de mannen der wet toevertrouwd worden. Zijn nauwgezet geweten maakte er nu niet langer een bezwaar tegen. Nu vernam pok ik eindelijk de geschiedenis van de kleine Cecilia. - Verscheidene jaren te voren, toen Charles nog een zeer jonge man was, had zijn vader hem naar Jamaica gezonden voor zaken, betreffende eigendommen die hij daar bezat. Daar de post van opzichter volstrekt niet paste voor het karakter van Char les, die er toen slechts aan 'dacht, om plezier te maken, is het wel te begrijpen, dat hij de plantage van zijn vader spoedig verliet en zijn intrek nam in een der bes te hotels van Kingston, waar hij op een wijze leven kon, die wat meer overeen kwam met zijn smaak. Rijk, jong en slechts de genoegens zoe kend, maakte hij weldra deel uit van de beste gezelschappen in de stad en kwam op intiemen voet te staan met een jon gen man Henri Huntingdon genaamd, die hem goed beviel, omdat hij slechts voor zijn genoegen scheen te leven. Maar eerst later ontdekte Charles, dat hij de zen man elk gevoel van zedelijkheid ont brak. Henri Huntingdon werd weldra dc onafscheidelijke makker van Gaunt. Zij logeerden in hetzelfde hotel, dineerden aan dezelfde tafel, maakten samen tocht jes te paard én waren voortdurend in ei kanders gezelschap. De intieme omgang veroorloofde Char les spoedig het verkeerde in het karak ter van zijn vriend te ontdekken, maar de ondeugden behoorden tot dezulke, welke lieden van de wereld elkander ge makkelijk vergeven. Wat gaf het ook eigenlijk, dat Hun tingdon zich somtijds zoo bedronk dat hij door zijn vrienden thuis gebracht moest worden? Deze aanhoudende on matigheid vervreemden hem niet van hen, integendeel zij vermaakten er zich mee en Charles Gaunt was niet strenger dan de anderen. Het is waar, dat Huntingdon vaak om hooge sommen speelde en meestal v/on, hij was zoo opgeruimd cn hij betreur de zijn aanhoudend succes met zooveel schijn van oprechtheid, dat men zich ver genoegde, het geluk van Huntingdon te benijden, zonder dat men moeite deed oorzaak er van op te sporen; Charles ver loor, en lachte, evenals zijn vrienden. Verscheidene geslachten achtereen had diens familie uitgestrekte eigendommen op het eiland bezeten Maar na de vrij lating der slaven had de vader van Hun tingdon langzamerhand al zijn landerijen verkocht en in den tijd, dat Charles te Jamaica aankwam, die nu het hoofd der familie geworden was, trachtte deze het overige zijner goederen te verkoopen, om dan naar Engeland terug te kecren, waar hij ook nog een aanzienlijk fortuin bezat in landerijen. De plantage van Huntingdon grensde aan die van Gaunt, het was dus natuurlijk dat de beide jongelieden samen nu en dan hun verblijf in de slid verlieten, om zelf toezicht tc kunnen houden. Daar dc woning van dc familie van Gaunt groo- tcr was, dan die van mijnheer Hunting don, hielden de beide jonge mannen hier gewoonlijk hun verblijf. De rentmeester van het goed bewoon de eèn gedeelte van het huis, met zijn eenige dochter, een mooi meisje van ze ventien jaar, dat hij nog niet lang geleden van het eiland St. Domingo teruggebracht had, waar zij bij vrienden een opvoeding ontvangen had, zoo volledig ah de hulp bronnen der kolonie het toelieten. Het is niet te verwonderen, dat de beide jonge mannen, bij hun bezoek aan hun planta ges niet verzuimden, ook Marie, de doch ter van den rentmeester te gaan begroe ten, en eenige oogenblikken bij haar te "vertoeven. Het jonge meisje, dat toen in den vol len glans harer schoonheid was, ontving deze vreemdelingen met plezier omdat daardoor wat afleiding in haar eentonig leven gebracht werd, en nam de kleine oplettendheden van Gaunt en Huntingdon met blijkbaar welgevallen aan. Charles, die een man van eer was, had het als een misdaad beschouwd genegen heid in het hart van dit onschuldige meis je op te wekken, want hij gevoelde niet genoeg voor haar, om van zijn positie in de wereld atstand te doen en haar te trouwen. Hij staakte daarom zijn bezoe ken bij den rentmeester en als hij bij toe val Marie ontmoette, toonde hij zich veel minder vriendelijk, dan gewoonlijk. Het jonge meisje merkte spoedig deze verandering op en, hetzij uit spijt, hetzij dat de eenzaamheid haar verveelde, zij ver anderde van gedrag jegens Huntingdon en ontving hem met een buitengewone be koorlijkheid. Als Marie's vader niet plotseling ziek geworden en binnen enkele dagen gestor ven was, zou deze geschiedenis niet de zelfde ontknooping gehad hebben. Marie was dan alleen in deze eenzame woning achtergebleven, en toen Charles cr heen ging om haar met dit zware ver lies te condoleeren, vond hij het huis leeg. Het jonge meisje was verdwenen. Ner gens een spoor. Persoonlijk ging hem deze gebeurtenis niets aan; maar haar vader, een oude, trouiVe dienaar van de familie, had op zijn doodsbed een brief geschreven, waar in hij de bescherming van Charles inriep, voor zijn verweesde dochter. Deze deed daarom moeite, te weten te komen, wat er van haar geworden was, nlaar het ge lukte hem niel, haar spoor te ontdekken. Eenige jaren verliepen. Charles maakte twee.of driemaal de reis van Engeland naar de koloniën; en onder al de werk zaamheden, was de herinnering aan Ma rie spoedig uit zijn geheugen verdwenen. Hij dacht ook weinig meer aan zijn ouden vriend Huntingdon, dien hij niet meer te rug had gezien. Daar ontving hij op zekeren uag geheel onverwacht een brief van de dochter van den rentmeester, door tussch'enkomst van een onbekende persoon, deze brief was onder teekend: „Marie Huntingdon." Deze weinige, bijna onleesbare regels, maar die droefheid, ellende en teleurstel ling uitdrukten, waren voldoende om het medelijden van Charles op te wekken voor 't zachtaardige, schoone kind, dat aan zijn bescherming was opgedragen. Hij aarzelde geen oogenblik, steeg Ie paard en reed naar de plaats, die men aangewezen had. Hij vond de ongelukkige vrouw in een verschrikkelijken toestand. Na een tus- schcntijd van nauwelijks vier jaren, was het hem bijna onmogelijk de schoone Ma rie tc herkennen in dit magere, uitgeteer de schapsel. XV Marie had spoedig het verhaal harer ongelukken aoëindigd Zij vertelde, dat Henri kort na den dood van haar vader haar voorgesteld had te trouwen: hij had er bij gevoegd, dat dit huwelijk eenigen tijd geheim moest blijven, ter wille van een rijke bloedver wante, die hij ontzien moest. .Zij huwden daarop. Marie was met deze verkiarmg tevre den en trachtte haar afzondering in een eenzaam huis te verdragen, waar haar man haar bij lange tusschenpoozen kwam bezoeken. De geboorte van een kind dat -slechts enkele maanden leefde, bracht wat aflei ding in haar eenzaam leven, en er verlie pen twee jaren, eer Marie, die haar on geduld niet langer bedwingen kon, open lijk in verzet kwam. Toen eerst begonnen werkelijk haar ongelukken, want Henri had volstrekt geen lust zich in het publiek te vertoonen met een vrouw, wier schoonheid hem on verschillig geworden was en wier lage af komst hem vernederde, volgens zijn mea ning. Hij bezocht haar nu nog minder en als hij kwam, vielen er gewoonlijk scènes voor, die met een hevigen tw^st eindig den. Henri bleef standvastig bij zijn weige ring, cn Marie, die vast besloten was, zich niet langer aan zoo'n behandeling te on derwerpen, dreigde hem te dwingen haar voor zijn wereld openlijk als zijn vrouw te erkennen. Zij bezat haar huwelijksakte, haar trouwring, brieven, die hij haar ge schreven had en waarin hij haar natuur lijk zijn vrouw noemde; dit waren de wa penen, waarvan zij zich tegen hem wilde bedienen. Het was het ongelukkigste denkbeeld, dat in haar op kon komen; want haar man, die bemerkte, dat zij geestkracht en wil genoeg bezat, om haar bedreiging ten uitvoer te brengen, verzuimde geen en kele gelegenheid, om zjcli van deze be wijzen meester te maken, die legen hem aangevoerd konden worden. Zij leefde afgezonderd van de bewoonde centra, berootd van alle hulpmiddelen. Huntingdon begon weldra haar te tarten, door haar van alle weelde te berooven, waarmede hij haar tot nu toe omringd had, en weigerde haar bijna het allernoo- digstc. Hij bediende zich van alle wreede middelen die zijn geest kon uitdenken, om Mare te dwingen, zich naar zijn wil te schikken. Maar de geboorte van een tweede kind de kleine Cecilia versterkte de vrouw in haar besluit, om, het kostte wat het wil, de kostbare papieren te bewa ren, en haar man te dwingen hun huwe lijk aan zijn hooge omgeving bekend te maken. Deze staat van zaken duurde ongeveer een jaar, toen staakte haar man plotseling zijne bezoeken en zij hoorde niets meer van hem. Toen een lange vergeefsche afwachting haar de zekerheid schonk, lat hij haar verlaten had, riep zij al haar geestkracht te hulp, en sterk in de volvoering van een besluit, wist zij alle hinderpalen uit den weg to ruimen, talrijke gevaren te boven te komen. Zoo bereikte zij King ston juist op het tijdstip der eerste reis van Charles Gaunt. Daar hoorde rij, dat haar man vertrokken was. Ontbloot van alles, ziek, geheel alleen, wist zij niet meer tot wien zich om hulp te wenden. Met de wanhoop van een schipbreuke ling, die zich aan een laatste plank van het vaartuig vastklemt, dat zinkt, schreef zij aan Charles Gaunt, om hem tc smce- ken naar haar toe te komen. Gelukkig behoorde Charles niet tot de genen, op wie men vergeofsch een oernep doet; hij deed voor haar alles wat men set •'oedheid, en geld doen kon, maar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 15