EEN MOEDIGE VROUV/ DE~OUDE HOEDENDOOS. geen menschelijke hulp was in staat het leven der arme te verlengen; noch Hun tingdon bij haar doodsbed te brengen Marte iii-'Ti' eenig* meandc:! r.a haar aankomst te Kings'on, nadat ai] van har- een belofte geëeischt had waarvan de zonderlingheid slechts toegeschreven kon worden aan den hevigen angst, die haar man haar inboezemde, een angst, die bij haar het verschijnsel van monomanie had aangenomen Zij gaf Gaunt de papieren in bewaring, waardoor de geldigheid un haar huwelijk bevestigd kon worden, en liet hem zwe ren ze getrouw en geheim te nawaren tol den dood van mijnheer Huntingdon, haar kind onder de bescherming :ener oude bloedverwante te plaatsen, die zij nog in Engeland bezat, aan wie hij ie geschie denis van het kind moest mededeelen; en onder geen enkel voorwends.*, aan een ander persoon het bestaan van Cecilia of de papieren mee te deelen. Zij liet Gaunt bovendien zweren het kind te beschermer, alsof het zijn eigen was en hef nooit een dag zonder zijn hoede te laten. Verder verzocht zij hem haar portret aan haar man te zenden en hem tevens het bericht van haar dood over te brengen Het kaatste gedeelte van haar wil, was ook het zonderlingste. Zij eischte van Charles dat hij bij den dood van Henri de geschiedenis van het kind openbaar zou maken, en bij het gerecht de papieren overleggen, die haar huwelijk bevestigden om zoo aanspraak te maken op 't heele fortuin, dat miinheer Hunting don zou nalaten Met een angst, d-- dikwijls het gevolg is van een ziekelijken toestand, gevoegd bij een lichte verstoring van den geest, drong zij er bij Charles op aan, toch voor al goed voor de papieren te zorgen, om dat haar man zeker zou trachten ze te vernietigen en het vaderschap van de kleine Cecilia te ontkennen, van wie hij nooit gehouden had. In haai verhitte ver beelding was Henri oen ellendeling, in wiens handen zelfs het leven van haar kind niet veilig was en haar laatste woor den waren een vurige smeekbede aan Charles om het kleine meisje nooit aan haar vader over te laten. Onder andere omstandigheden had Gaunt misschien geweigerd een derge lijke verantwoording op zich te Demen, maar er lag zoo iets roerends in den treu- rigen toestand waarin Huntingdon zijn jonge vrou ,s gebracht had, dat Gaunt zich door de dringende smeekbeden van Ma ria liet overhalen, haar de belofte gaf, die zij eischte, en ze zoo goed mogelijk hield. Eenige maanden na den dood van Ma rie slaagde hij er in de verblijfplaats van mijnheer Huntington te ontdekken. Hij zond hem het portret, met een brief, waarin hij den dood van zijn vrouw meld de. Toen Charles in Engeland kwam, stel de hij het kind onder de zorgen van me vrouw Marsch en hernam zijn oude ge woonten. Gaunt was er de man niet naar, om over het verleden te blijven peinzen of er zich om te bekommeren. Zoodra Cecilia goed en wel te Blacltheast onder dak ge bracht was en hij de kostbare papicien zorgvuldig in een Indisch kistje had weg gesloten, vergat hij bijna de heele zaak. Hij dacht alleen om Cecilia bij het ein de van elke drie maanden, als hij aan mevrouw Marsch het bedrag van het kostgeld zond. Hij was daarom zeer verwonderd en erg vit zijn humeuC gebracht, toen hij na- vcrloop van een jaar een brief van Htnri Huntington ontving, waarin deze vroeg, wat er van de papieren en overige zaken geworden was, van de persoon, wier por tret hij vroeger ontvangen had. De brief kwam van l'arijs en de schrij ver vroeg per omgaande antwoord. Gaunt wilde zich tot geen enkelen prijs van de bewuste papieren ontdoen: om niet van zijn vrouw te spreken, had Hundington wijselijk den term de persoon gebruikt, waardoor Charles nog in zijn besluit ge sterkt werd, om zijn belofte te houden Hij wist bovendien, dat Huntingdon d- teruggave der papieren niet eischen kon, dan door te openbaren door Welken band hij aan Marie verbonden was ge weest. Hij antwoordde daarom niet op den brief. Een tweede brief, die onmiddellijk cp den eersten volgde, en die veel gebieden der luidde, deed Charles besluiien voor goed een einde te maken aan deze aan matigende eischen. Hij zond met dit doel mevrouw Marsch met een brief naar Parijs, waarin hi) Huntingdon meldde, dat deze dame els naaste bloedverwante van Maria, gereed was op alle vragen te antwoorden, die hij haar wenschte te doen. Mijnheer Huntingdon ontving de cude dames met meer verwondering en verle genheid, dan plezier. Hij verzekerde haar, dat hij niets te eischen had van cle erfgenamen van me juffrouw Marie Marsch; hij had er zich van willen overtuigen, of mijnheer Gaunt papieren en brieven van de jonge vrouw in zijn bezit had Hij eischte niets, hij wist, dat hij er geen recht op had en maakte ook geen enkele toespeling op het kind Dit vertrouwelijk onderhoud werd plotseling onderbroken door de komst van een schoone, jonge, blonde vrouw, die een kleinen jongen van ongeveer twee jaar 'op de armen droeg. Het kind riep: Papal' en dc verwon dering, die mevrouw Marsch had onder vonden over de beleefde ontvangst van mijnheer Huntingdon verdween eens klaps. Mevrouw Marsch won zoo spoedig mogelijk inlichtingen in over deze jonge dame en bij haar terugkomst deelde zij Charles mede, dat Henri Huntingdon bij zijn terugkomst uit Indië een rijk, jong meisje gehuwd had, van voorname ge boorte en dat uit dit huwelijk een kind geboren was, dat nu den leeftijd van an derhalf iaar bereikt had. Dit nieuws was alles behalve aangenaam voor den armen Gaunt, Hij kwam nu in de noodzakelijkheid om handelend op te treden, wat voor een man van zijn karakter een zware taak was. Na eenige aarzeling besloot hij naar Parijs te gaan, Henri op te zoeken en een onderhoud met hem te krijgen. Te Parijs aangekomen vond hij het ho tel, dat Henri bewoond had, maar Hun- tin'gdon was met vrouw en kind vier da gen geleden naar Indië vertrokken, Char les betreurde deze onderbreking in zijn plan niet. Er verliep toen geruime iijd, zonder dat men iets van hen hoorde De lezer weet, hoe ons verblijf in het Borp eindigde met de komst van mevrouw Marsch, die mevrouw Hunting don herkende, en hoe wij nu tot de ont dekking kwamen, dat wij de dupe ge weest waren, van de dame uit het Zwit- sersc'ne huisje, die het zoo behendig had v/eten aan te leggen om in het bezit te komen van de belangrijke papieren, die Charles zoo zorgvuldig bewaarde, XVI. Er verliepen eenige maanden. Gaunt was afwezig. Ik keerde naar Londen te rug en hernam mijn gewone bezighe den. Zonder de bezoeken, die ik van fijd tot tijd te Blackheast aflegde, waar de mooie kleine Cecilia mij altijd met blijd schap oniving, zou ik ons avontuur van dezen zomer spoedig vergeten hebben. Wij waren zoo volkomen de dupe ge worden van de verleidelijke dame uit het Zwitsersche huisje, dat de herinne ringen die aan deze geschiedenis ver bonden waren, voor ons niets aange naams hadden, en als ik mij niet zoo zeer tot de kleine Cecilia aangetrokken ge voeld had, dan zou ik mevrouw Hunting don rustig in het bezit van de trofeeën harer overwinning gelsten, en de geschie denis verzwegen hebben. Ik wist, dat Gaunt er een afkeer van had voor het gerecht als getuige op te treden tegenover een dame, en ik ge loof, dat het hem genoegen deed, dat er maanden verliepen, zonder dat men de schoone dievegge ontdekte. Het v/as nu de avond vóór Kerstmis. De grond was met sneeuw bedekt en hard bevroren, het was vinnig koud en de sterren schitterden aan het uitspan sel. Dat vertelde mij ten minste de oude vrouw, die mijn huishouden in orde hield, want ik zat. in 't hoekje van den haard bij mijn opgestoken lamp, en te goed be schut tegen dc guurheid van het sei zoen, om dergelijke opmerkingen te ma ken. Ik dacht aan het diner van den vol genden dag, dat Gaunt, die twee dagen geleden van Parijs gekomen was, moest presideeren, toen de deur openging en de meid zeide, dat er een heer was, die mij v/enschtc te spreken. Een man, in t zwart gekleed, en die den hoed diep in de oogen getrokken had, trad langzaam binnen, deed eenige stappen voorwaart, maar bleef toen zwij gend staan, tot de deur achter hem ge sloten werd. Hij hield zich in dc schaduw cn zijn hoed en zijn baard verborgen zoo goed zijn trekken, dat ik zijn bruine kleur en zijn Oostersche gelaat niet kon zien. Toen hij mij zwijgend een brief over reikte, deed dc bruine kleur zijner han den mij de oogen opslaan ei. hem nieuws gierig aankijken. „Zemide!" riep ik uit. Toen greep ik hem bij den arm cn stond haastig op, met dc bedoeling te roepen en hem de politie in handen te geven. De Indiër deed geen moeite, om zich los te rukken of xir-h leden mijn "hardhandiéheid l» zette*. Hij keek mij enkel met zfjn groo- te, zwarte oogen aan en sprak toen op kalmen toon: „Lees den brief, mijnheer, en wel ter stond!" „Om u den tijd te geven, te ontsnap pen," sprak is. „Gemeene dief, die ge bent!" „Ontsnappen!" herhaalde hij op min achtenden toon. „Ben ik niet vrijwillig hierheen gekomen? Lees den brief, mijn heer," voegde hij er bij met zijne gewone onverschilligheid. Ik keek naar de enveloppe; 't sierlijke schrift was gemakkelijk te herkennen. Ik had die letters dikwijls genoeg gezien op de briefjes; die ons gezonden werden in de herberg het Witte Paard; toeii keek ik den Indiër weer aan. Als ik aan zijn gezicht had kunnen zien, dat hij raadde, hoe ontroerd ik mij gevoelde, dan geloof ik, dat ik hem neergeslagen zou hebben. Toen ik zijn arm losliet, behield hij zijn gewone kalmte, en hij verroerde zich ook riiet, toen ik de deur sloot, zonder hem uit het oog te verliezen. „Als deze brief," begon ik op strengen toon, „geen aanwijzing bevat omtrent de papieren, die je mijn vriend ontstolen hebt, laat ik je niet van hier gaan, dan onder geleide van de politie. Zémide verwaardigde zich niet eens, op mijn bedreiging te antwoorden; hij bleef onbeweeglijk voor mij staan, lerwijl ik de enveloppe openmaakte. De brief bevatte slechts deze weinige regels: „Geachte mijnheer Ovsenl Wèes zoo goed, u door Zémide bij mij te laten brengen, om u tijdingen njede te deelen, die voor uw vrienden mis schien van belang zullen zijn. Ik heb cp dit oogenblik zeer vee! verdriet. Kom al leen." De brief was een echt stukje van Ma- thilde Owenson, Welke andere vrouw zou de stoutmoedigheid, de onbe schaamdheid gehad hebben, zulk een uit- noodiging te zenden aan iemand, dien zij bedrogen had, die als instrument ge diend had voor haar plannen? Juffrouw Owenson vroeg mij alleen te komen! Dacht zij dan, dat ik Gaunt ver zoeken zou, mij te vergezellen? En dat wij ons zoo gelukkig zouden gevoelen, als wij haar terug zagen, dat wij de be trekking weer v/ilden aanknoopen, die tusschen ons bestaan had in het dorp,. Of wist zij, dat de zaak in handen van 't ge recht was en dat Charles een ad vocaat zou meebrengen? Een ocgenblik dacht ik hierover na. Wat moest deze vrouw slim zijn! Zij wist wel, dat ik, ondanks al mijn vriendschap voor Charles Gaunt, den moed niet zou hebben, om als haar tegenstander op te treden. Zij. liep dus geen gevaar, door zich tot mij te wenden. Ik moest mij toch goed houden, dacht ik bij mij zeiven, terwijl ik den brief op vouwde, en haar gaan bezoeken. Ik stond op. „Woont je meesteres ver van hier?" vroeg ik aan den Indischer. bediende. „Een half uur loopens," antwoordde hij kortaf „Laat ons dan gaan Terwijl wij de trap afgingen, was ik zoo voorzichtig, Zemide bij den arm vast te houden, waartegen hij zich volstrekt niet verzette. Het weder was vinnig koud, waardoor het warme gevoel, dat het bekende schrift in mij opgewekt had, geheel ver koelde. Terwijl ik op de besneeuwde straat voortliep, speet het mij, dat ik de zaak maar niet liever aan de zorg der politie had toevertrouwd en warm en wel bij het vuur was blijven zitten, Zémide bracht mij eindelijk naar een groot huis in een der schoonste wijken van West End gelegen, cn klom de tre den van het bordes op, met een vlugheid, die mij aantoonde, dat hij voldaan was over het welslagen zijner zending. De deur werd geopend door een ka merdienaar in rouw, achter v/ien een ander bediende stond, gereed, om ons naar boven te geleiden. Zémide ging vo-or en verzocht mij, hem te volgen. Wij liepen dc trap op. Het huis was prachtig gemeubileerd, en toen wij het salon voorbij gingen, waarvan de deur openstond, zag ik twee of drie personen. Daar zag men iefs vreemds of geheim zinnigs; het huis werd blijkbaar bewoond door een gezin,' dat tol cle voornaamste standen in de maatschappij behoorde en dat zeket geen dame in zijn midden op genomen zou hebben, zooals onze oude kennis uit het Zwitsersche huisje. Deze overdenking maakte ik, terwijl ik achter den Indiër de trap ophep en mij afvroeg, wat wel het fijne van dc gosch1/- denis zou ziin ,rVfT Tour wij op de derde vei dieping kwa men ging de deur tegenover de trap open en ik zag een jong meisje verschijnen, dat een lamp in de hand hield Zij hield ze zoo, dat het licht er van op. ons ge laat viel en tevens haar zelve bestraalde. Het was een zeer mooi meisje en on der andere omstandigheden zou mij ze ker de gelijkenis getroffen hebben die er bestond tusschen haar en Mathilde Owenson Daar ik verwachtte, haar te zien verschijnen, was. ik er niet verwon derd over, een persoon te zien, die bliik- gaar haar naaste bloedverwante was liet is goed, dat u gekomen bent" zeide zij met een bevallige buiging, zoodra ik den voet op den drempel zette. „Mijn arme nicht is zeer treurig gestemd." Zij opende de deur van dg aangrenzende kamer en verzocht mij binnen te komen. Na de lamp op de tafel gezet te heb ben, zweeg zij en scheen zeer verlegen, ïk bemerkte, dat zij in diepen rouw was en dat haar gelaat er bleek en afgemat uitzag. „ik hoop, sprak ik eindelijk, om déze drukkende stilte te verbreken, dat me vrouw, ik bedoel juffrouw, niet ziek is?" „Neen," antwoordde zij op levendigen toon; „zij is niet ziek, maar is zeer on gelukkig. Zij heeft mij verzocht u te ont vangen en u te zeggenHelaas ik weet niet, hoe ik dif treurige verhaal be ginnen zal," Het jonge meisje kwam dichterbij en zag mij aan met haar mooie oogen, die vol tranen stonden. „Mathilde, hernam zij met bevende stem. is altijd zoo goed voor mij geweest, dat ik nauwelijks gelooven kan aan de waarneid van hetgeen er*" gebeurd is. O, mijnheer, ik verzeker u, dat zij zeer te beklagen is." Er heerschte weer stilte. ,,'t Is een zeer ernstige zaak," zeide ék tegen haar, want ik begon thans haar toespelingen te begrijpen, „Dat is zoo," antwoordde zij op fluis terenden toon „U kunt mijn ontstelte nis verbeelden, toen zij mij acht dagen geleden alles verteld heeft, toen haar kleine Geoffro ziek geworden is." „Nog maar acht dagen geieden? Waar is zij dan al dien tijd geweest?. Weet u, juffrouw, wat er van de papieren ge worden is?" vroeg ik haar. „Een oogenblik geduld en u zult alles weten, mijnheer," antwoordde het jonge meisje op zachten toon. ,,lk wil u verha len, wat er gebeurd is. Mathilde verlangt vurig, dat u haar bemiddelaar zult zijn bij mijnheer Gaunt. Ik kan u niet zeggen, "hoe verlangend zij is, hem te zien. U bent ongetwijfeld op de hoogte van alles, wat hem betreft in deze treurige zaak." ,,U maakt een toespeling op de betrek king die er bestond tusschen hem en juffrouw Owenson, en op het verlies van deze belangrijke papieren," „Moet ik' u de geschiedenis van de klgine Cecilia vertellen, en de ongeluk kige qmslandighëden van het huwelijk met mijnheer Huntingdon?" sprak mijn ondervraagster, en men kon zien, dat elk woord haar moeite kostte. „Neen, juffrouw deze feiten zijn mij bekend, Een enkel punt behoeft maar opgehelderd te worden. Waar zijn de pa pieren?" „De papieren zijn in dit huis cn zij zul len u weldra ter hand gesteld worden." Ik sidderde en hef meisje vervolgde met deze woorden: „U bent er misschien verwonderd over, dat Mathilde er in toe stemt, ze af te geven. Ik geloof, dat deze omstandigheid haar misschien in de oogen van mijnheer Gaunt zal veront schuldigen cn rechtvaardigen. Hij zal be grijpen, dat het niet uit egoïsme was, dat zij een daad bedreef, waaraan men den naam van diefstal zou kunnen ge ven, en waarover zij nu bitter berouw heeft." De oogen van het jonge meisje begon nen te schitteren, cn hoewel het mij on mogelijk was, sympathie te gevoelen voor haar ontroering, kon ik toch' niet nalaten te erkennen, dat zij mij levendig belang inboezemde. „Toen Mathilde mijnheer Huntingdon trouwde," hernam het jonge meisje, „vermoedde zij niet, dat er reeds een kind was uit het eerste huwelijk. De eerste maanden na hun trouwen be waarde hij hieroyer het stilzwijgen. Eerst nadat de vriendin van mijnheer Gaunt een bezoek aar. Parijs gebracht had, deel de Henri Huntingdon zijn vrouw dc waar heid mee, nadat zij een hevigen twist met elkander gehad hadden. -ij had hem toen kunnen dwingen, het huwelijk opnieuw te sluiten, of bij de rechtbank echtscheiding aanvragen, maar dat lag niet in haar bedoeling. Haar was een zoontje uit het huwelijk geboren. U kent Mathilde en u kunt wel begrijpen, dat zij wanhopig v/as. Er had thans een gehccle verandering mot haar plaats. Zij maakte in het geheim toebereidselen voor haar vertrek,# verlief mijnbeer Hunting don zonder hem te waarschuwen en vluchtte met haar kind naar Engeland. Zonder dat wij het minste veraoeden der werkelijkheid hadden, gat zij voor, dat er oncenigheid ontstaan was tusschen haar cn haar man en dat zij het nu be ter oordeelden voor eenigen lijd elk af zonderlijk hun levenswijze voort te zet ten. Henri had haar ook medegedeeld, dat de stukken van zijn eerste huwelijk in het bezit waren van mijnheer Gaunt en dat die ook ongetwijfeldwaakte ever de opvoeding van het kind van Marie, „Ongevoelig voor de gevolgen van deze bekentenis,' had de ellendeling er bij gevoegd, alleen om Mathilde te plagen, dat hij haar gehuwd had, terwijl zijn an dere vrouw nog leefde Zelfs had hij haar het portret van Marie gegeven. Het was enkel toeval, dat mijn nicht aan het station een kind ontmoette, dat zoo sprekend op dit portret geleek, dat Mathilde er niet aan twijfelde, of dit meisje was het kind van Huntingdon, toen zij het hoorde vragen, hoe het met haar oom Gaunt was. Zij vertrouwde mij toen haar treurig geheim toe en vroeg mij, haar te helpen, bij het buitensporigste pian, dat een vrouw ooit heeft opgevat. Zij besloot naar het dorp B. te gaan er kennis aan te knoopen met Gaunt, en zich dan door de een of andere list mees ter te maken van deze papieren, die voor haar van groot belang waren. U weet, hoe zij haar plan ten uitvoer bracht. Deze laatste bizonderheid weet ik eerst sedert acht dagen, U zult nu be grijpen, dat haar lijden haar gedrag eenigszins verontschuldigde." „En Paar man," voeu ik, „wat denkt die er van „Henri heeft er mets van geweien. Ma thilde vertrouwde haar geheim aan nie mand toe. Bovendien had zij volstrekt geen verlangen, een man terug te zien, die' haar zoo wreed bedrogen en getergd had. Zij wist, dat de gezondheid van mijnheer Huntingdon, die door zijn los bandig leven zeer vee! geleden had, van dien aard was, dat hij spoedig zou ster ven, en zij wachtte nu geduldig. Zij zwoer mij, dat er maar één reden bestond, waarom zij zich van de papieren had meester gemaakt. Na den dood van mijn heer Huntingdon, zou Gaunt zeker voor Cecilia het fortuin van haar vader opge- ëischt hebben, waarop volgens haar mea ning haar kleine Geoffroi recht had. Als zij nu in het bezit van de papieren was, dan meende zij, kon zij met Gaunt een verdrag sluiten. Zij wilde dan het heele vermogen aan het kind van zijn eerste vrouw overlaten, als de geboorte van haar zoon van schande verschoond bleef. Kan men haar niet eenigszins vergeven?" En opnieuw vulden de oogen van het meisje zich met tranen. Ik kon niet nalaten „ja" te zeggen. „Zij is zoo diep, diep ongelukkig," her nam zij, „twee dagen geleden hebben wij gehoord, dat mijnheer Huntingdon ge storven is en gisteren, o God! de arme kleine Geoffroi. Zij begon opnieuw te weenen en zij bedekte haar gelaat met beide handen, ora haar snikken te smoren. „Kom, mijnheer," zeide ze mij, toen zij wat kalmer geworden was. „Mathilde wacht ons." Zij ging mij voor naar de an dere kamer." „U'zult de schoone darne uit het. Zwit sersche huisje niet meer herkennen," sprak zij op treurigen toon, terwijl zij een oogenblik stil bleef staan, voor zij de deur der kamer opende. Toen ik bin nenging zag ik, dat het vertrek door twee groote waskaarsen verlicht werd, maar er was geen vuur aan en de koude deed mij huiveren. Een blonde vrouw, met een bleek ge laat, in 't zwart gekleed, kwam mij te ge- moet, Tusschen on- sto~d •- klei/te doodkist Mathilde v,as even bleek a:s net ge laal van het kleine kind, dat in zijn doodskleed gehuld was, cn wiens trek ken aan die van de'moeder herinnerde. Zij zag cr met treurige blikken naar en over het doodkistje heen reikte zij mij het Indische kistje over. „Voor hem heb ik het gedaan,sta melde zij, „en nu is mijn kind dood! Als ik verkeerd gedaan heb," vervolgde zij, mij met een smeekend gelaat aanziende, „dan heeft God mij er zwaar voor ge straft. Een troost blijft mij over. De ge boorte van mijn kind v/as rein, want uit de papieren blijkt duidelijk, dat de eer ste vrouw van Huntingdon gestorven was, voor hij met mij. huwde en dat zijn woorden dus slechts een bedreiging zijn geweest. Wees bij Charles Gaunt mijn voorspraak, vraag hem, mij fë vergeven. Zeg hem," en haar stem beefde, „dat ik bij het doodsbed van mijn kind de rech ten van Cecilia erkend heb Toen wendde zü zich om. en zonk naast het doodkistj'e op de knieën neer. Dan barstte zij in tranen uit, en weende, zooals men dit alleen van een hartstoch telijke natuur als de hare verwachten kan Achttien maanden zijn er sedert deze gebeurtenissen verloopen. Wij zijn in de maand Augustus en ik pak mijn koffer, omdaf ik den volgenden dag Londen voor eenige weken verlaten zal. Dezen keer denk ik mijn jaarlijksch verlof in het Zwitsersche huisje door te brengen, zoo heeft Charles Gaunt zijn nieuw landgoed genoemd. Mevrouw Gaunt heeft mij een uitnoo- diging gezonden, waarbij Cecilia een al lerliefst postscriptum gevoegd heeff en hoewel ik als stelregel heb, om jong ge huwden het eerste jaar hunner verceni- girig nooit lastig te vallen, heb ik toch hun dringende uitnoodiging niet willen afslaan. Na haar huwelijk heeft Mathilde haar humeur weer herkregen, maar zij is zoo zacht en zoo meegaande, dat men in haar de dame van het Zwitsersche huisje niet meer herkennen zou, zij staat met Ce cilia op goeden voet, die thans veel van Mathilde houdt ten gevolge van de liefde en zorg die zij in haar ziekte van deze vrouw ondervonden heeft Gaunt vervulde zijn belofte letterlijk. Zoodra hij wist, dal mijnheer Huntingdon dood was, maakte hij voor Cecilia aan spraak op diens nalatenschap. Daar het echter onnoodtg was om deze geschie denis in alle bizonderheden te openba ren, werd ze zooveel mogelijk geheim gehouden. Na verscheidene malen met Mathilde een onderhoud gehad te heb ben, bleek het dat hij werkelijk gioote genegenheid voor haar had en wen! tot het huwelijk gesloten, dat even gelukkig is. als het andere ongelukkig was. TTfVT^T" „Goud, meneer Doorn/" vroeg de aar dige jonge vrouw achter de toonbaik, „Zooals altijd," antwoordde de boer, die juist het kleine kassierskantoor was binnengetreden en een ckè'que had aan geboden. De bank was in cezi eer drukste stra ten van M„ een tamelijk groote stad'in Californië, gevestigd. „Zeg eens mevrouw Mohr, zijt gij hier geheel alieen?" „Ja, mijn man is vandaag op reis.1 „En zijc gij dan niet bang?" „Bang?" vroeg zij lachend, en zag hem met haar groote bruine oogen verwon derd aan. „Neen, vrees ken ik niet." „Waar is dan uw bediende. Springer?" „Die is gaan eten," „Nu, mevrouw Mo.hr, om u de waar heid te zeggen, ik vindt het zeer on verstandig dat men u alleen laat met die hoeveelheid goud en de andere kost baarheden, die in den kelder liggen." zeide de boer hoofdschuddend, terwijl hij op den valdeur in den vloer wees. „Hebt gij niet gehoord, dat de „duivels- bende" den omtrek onveilig maakt?" Ka the Mohr krulde minachtend de lippen. „O, die laat ze maar komen. Ik zal mij wel verdedigen. Ik kan prachtig schieten, dat heeft Frans mij geleerd, Bovendien is Mina altijd in de keuken. Die staat wel twee mannen en zij is in een minuut hier bij mij als ik haar roep. „En als die eene minuut u nu eens niet wordt gelaten, wat dan?" Zij lachte opgeruimd, „ik ken geen vrees, meneer Doorn. Ziedaar uw goud; tel even na, als u wilt. Hoe is het thuis bij u? Alles wel?" „Dank u, alles in orde. Dag mevrouw Mohr. En let er op hoor, voorzichtig, voorzichtig." Kathe gaf hem de han-d en knikte hem vriendelijk toe. Toen ging hij. Toen Frans Mohr 's avonds thuis kwam, vertelde zijn vrouw hem het ge sprek en lachte om Doom's waarschu wing. Sedert het bezoek van den boer wa ren nu al een paar weken verloopen en men had van de roovers niets meer ge hoord „Kathe," zeide Frans op een morgen, „zou je vandaag een paar uur op de zaak willen letten? Ik moet een gewichtige boodschap doen." „Beste Frans", antwoordde Kat! t. „Je weet hoe trotsch ik ben als ik jouw plaats ag inemen." Toen haar echtgenoot was weggereden ging Kathe vroolijk aan jiaar werk; daar bij zag zij cr zoo opgewekt uit, alsof er nergens ter wereld iets anders Jan icin geluk wa3. 7ij schreef ijverig, /onder cp te zien Daar sloeg de torenklok een. „Al één uur?" mompelde zij. ,.M neer Springer, u kunt wel gaan eten maar zoudt u vandaag wat vroeger willen ko men, dan kunt u een anderen keer wel wat langer wegblijven. De bediende bciooiae het en ging. Nu. was Kathe geheel alleen. De bediende was ongeveer tien minu ten weg, toen de deur wefd geopend cn een- man naar binnen kwam. De jenge vrouu 1 ij wenschte. De klant maakte met zijn lan de baren den indruk van een kunstenaar en hij scheen Zich te verwonderen, een vrouw in den in kei te vinden „Vertel u mij eens, hoe staat het met den koers der H stukken. Ik wilde na melijk een paar duizend dollars beleg- gen." „Zij staan zeer goed, antwoordde Ka the," terwijl zij naar een tafel ging en een groot kantoorboek opnam. Daarbij zag zij toevallig dat de val deur open stond. „Die Springer vergeet toc-h alles, Hoe vaak is hem nu toch gezegd, dat die deur altijd dicht moet zijn, dacht zij. Zij legde het boek den vreemdeling voor en bladerde er in. „Ziet u, hier hebt u, wat u zoekt zei de Kiithe met haar vinger aanwijzend. De vreemdeling boog zich over het boek en volgde opmerkzaam haar verklarin gen over de beteekenis der getallen en data, welke op de II stukken betrekking hadden plotseling liet zij een kreet hooren. „Verrcer u niet, donderde een ruwe stem haar in 't oor. „Anders rijt gij ver loren." Zij hief haar van schrik wijd geopende oogen op de eenige beweging, die zij maken durfde en zag een v/oesten man achter zich staan, die den glinste- renden loop van een revolver op haar slapen richtte. De eerst aangekomene was verdwenen. Als een stroom ijskoud water liep over de jonge vrouw en het bloed stolde haar in de aderen maar blik semsnel had zij haar vreesclijken toe stand begrepen. Frans was er niet Springer weg de man, die naar dc papieren had ge vraagd ook weg en de bandiet met de revolver naast haar verroeren mocht zij zich niet, roepen ok niet het was ontzettend. Wat moest zij nu doen? Maar ook in dit oogenblik verfoor de dappere vrouw haar bezinning geen oogenblik, zij dacht en dacht Toen sloot zij haar oogen steunde wankelde beproefde zich aan de tafel vast te houden en schijnbaar on machtig viel zij op den grond. De bandiet boog zich over haar heen, bespiedde haar eenige minuten en sloop toen geruischloos, zooals hij vroeger ach ter haar was komen staan, de trappen van den kelder af. Beweegloos bleef Kathe, die geen oogenblik haar bezinning verloren had, op den grond liggen geen spier be woog aan haar totdat dc diepste stilte rondom" haar heerschte. •Toen stond zij snel op en ijlde geruisch loos op de valdeur toe: die was wel vreeselijk zwaar zou ze haar wel snel genoeg kunnen neerlaten? Hoe'zij het gedaan kreeg, kon de jonge vrouw later nooit verklaren. Met inspanning van al haar krachten had zij den ijzeren deur dichtgeslagen. Toen legde zij met beide handen den dikken ijzeren ketting die in den wand was vasigemetseld door den ring van de valdeur en deed het slot dicht. Dat alles was het werk van weinige oogcnblikken. Nu liep zij de straat op en riep den eersten den besten voorbijganger te hulp Binnen een paar minuten waren ver scheidene stevige kerels bij haar in huis; ook kwam er al spoedig een agent van politie en achter hem Springer, die op zijn hoogst een half uur was weg geweest. „Mijn hemel, mevrouw Mohr, wal is er gebeurd vroeg hij verschrikt. „Goed, dat u er bent Springer. Komt nu allen spoedig mede naar het kantoor." Nu vertelde zij met een paar woor den, wat er gebeurd was. De winkel was intusschen met menschcn gevuld. „Bandieten, mevrouw Mohr?" v„#;g Je agent. „Zijn ze al weg?" „Neen ze zijn opgesloten daar onder," antwoordde Kathe, op de valdeur wijzend. Een donderend gelach en bravogeroep volgde op deze woorden. „Dat noem ik slim. -Wat een dapper vrouwtje. Ais daar niet, dn „J.'ivel- trocp" achter zit. Ten slotte heeft zij een duivel zelf nog gevangen, klonk het door elkaar. „Past op mannen, achteruit," raadde de agent- „D-e schurken ziin ongelcofijk handig met hun «evolvera.' Langzaam werd de valdeur geopend. De aanwezigen gingen zóó staan dat hen geen schot uit de kelderopening koti ra k-en. Kathe stond er bedaard hij; zij kon nog glimlachen over den ijver, waarmede de mannen de roovers in handen tracht ten te krijgen. Nu stormden opeens verscheidene mannen de trap af. Leven of dood, was de leus. En op een paar revolverschoten komt het in 't verre Westen, in het land der gouddelvers niet aan. Een paar minuten later werden de bei de bandieten naar boven gebracht. Bij het woeste gevecht waren wel een paar scho ten gevallen, maar niemand was ernstig wond. „Hier, mevrouw Mohr, riep een der mannen, „hier zijn de beide schurken." Met vloeken en stompen werden de 'beide dieven op straat gebracht. Hier werden zij door eenige mannen als de aanvoerders der rooverbende herkend, die laatst een spoortrein hadden overval len en hen, die zich wilden verdedigen, hadden neergeschoten. Nu was er geen medelijden meer, he' was een wonder te noemen, dat zij noö levend hei woud bereikten, waar hen een welverdiende straf wachtte. Aan den eersten boom den besten werden ze op geknoopt „Nu. mevrouwtje,' zei ae boer Doorn eenigen iijd later tot Kathe Mohr, „wie had nu onlangs gelijk, gij of^ ik.' „Nu gij," antwoordde de ejonge vrouw glimlachend. „Maar ook ik heb terstond gezegd dat ik niet bang was en dat er nog andere hulpmiddelen 7.iin dan revol vers." „Dat is zoo. Een dapper hart en een scherp verstand, maar dat bezitten niet alle vrouwen." Ja, tante Pennyroyal is van oudsher mijn booze geest geweest. Toen ik nog als knaap op het instituut van Dr. Cramall was, zond zij ir.ij gehcele pakken tractaatjes en wollen kousen, in plaats van zoete koek en sappige sinaas appelen, gelijk andere jongens kregen van hun respectieve tantes Wanneer ik als halfopgeschoten knaap naar huis kwam, onder de vacantia, dan stelde zij mij allerlei vervelende vragen over mijn vorderingen en eischte van mij, dat ik haar vervelende theologische ver handelingen zou voorlózen, die een al lang tot stof en asch vergane voorvader had opgesteld. Pruttelde ik tegen, dan volgde een preek over de verdorvenheid der bedendaagsche jeugd, met tot slot de stereotiepe ontboezeming: „loen ik nog jong was, ging alles anders. Ja, toen zij nog jong was! Maar dat was al zoo eeuwig lang geleden. Zoo lang zij in huis was, was er oor log; zij had het beste plaatsje en kreeg de lekkerste beetjes en eeuwig klonk het in onze ooren: „dat hindert tante. Bizonder ik, die om redenen, die ik nimmer heb kunnen ontdekken, haar lie veling was, had het meeste van haar te lijden. Haar tegenwoordigheid drukte als een berg op mijn ziel. Mijn moeder schudde vaak het hoofd. „Algernon," zeide zij, „vergeet niet, dat je nog maar een jongen bent. Nu ja, maar heeft een jongen dan geen rechten? Moest ik geheel en al van mijn jeugd afstand doen, omdat tante Pennyroyal in ons huis verbleef? Was er een enkele geldige reden, dat ik zou veroordeeld worden om het speeltuig te zijn van haar grillen? Had ik haar voor iels te danken, dan voor vervelende ver maningen en oude overhemden, die vroe ger aan haar broer Jeremias hadden toe behoord? Het is waar, als belooning daarvoor speelde ik haar menige poets. Toen ik echter ouder werd en begon te begrijpen, dat het verstandig was en passend te zorgen, dat men de gunst van een oude, rijke tante bewaarde, na men de zaken een andere wending. Frans Ailston, een andere neef der teerbeminde dame, zeide, dat ik huichel de, maar, dat Was maar zoo'n manier van spreken. Frans behoorde niet tot de lie velingen van tante Pennyroyal. Zijn moe der had namelijk de voorkeur gegeven aan een huwelijk uit liefde boven dat met een rijken gunsteling van tante en dus had Frans geen vooruitzichten; hij behoefde dus niet te huichelen. Ik was derhalve de ongelukkige die de lieve tante bij haar halfjaarlijksche be zoeken te New-York aan het station moest gaan ontvangen, dc tallooze doo- zen en koffers moest bezorgen, en haar zelf, door dc stad moest rondleiden. En hoc? Oo Broadway kocht zij niets, zij zocht dc eenzaamste en verste straten oui koopjes te halen, en was dan trotsch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 16