EEN MOEDIGE VROUV/
DE~OUDE HOEDENDOOS.
geen menschelijke hulp was in staat het
leven der arme te verlengen; noch Hun
tingdon bij haar doodsbed te brengen
Marte iii-'Ti' eenig* meandc:! r.a haar
aankomst te Kings'on, nadat ai] van har-
een belofte geëeischt had waarvan de
zonderlingheid slechts toegeschreven kon
worden aan den hevigen angst, die haar
man haar inboezemde, een angst, die bij
haar het verschijnsel van monomanie had
aangenomen
Zij gaf Gaunt de papieren in bewaring,
waardoor de geldigheid un haar huwelijk
bevestigd kon worden, en liet hem zwe
ren ze getrouw en geheim te nawaren tol
den dood van mijnheer Huntingdon, haar
kind onder de bescherming :ener oude
bloedverwante te plaatsen, die zij nog in
Engeland bezat, aan wie hij ie geschie
denis van het kind moest mededeelen; en
onder geen enkel voorwends.*, aan een
ander persoon het bestaan van Cecilia of
de papieren mee te deelen.
Zij liet Gaunt bovendien zweren het
kind te beschermer, alsof het zijn eigen
was en hef nooit een dag zonder zijn
hoede te laten. Verder verzocht zij hem
haar portret aan haar man te zenden en
hem tevens het bericht van haar dood
over te brengen Het kaatste gedeelte van
haar wil, was ook het zonderlingste. Zij
eischte van Charles dat hij bij den dood
van Henri de geschiedenis van het kind
openbaar zou maken, en bij het gerecht
de papieren overleggen, die haar huwelijk
bevestigden om zoo aanspraak te maken
op 't heele fortuin, dat miinheer Hunting
don zou nalaten
Met een angst, d-- dikwijls het gevolg
is van een ziekelijken toestand, gevoegd
bij een lichte verstoring van den geest,
drong zij er bij Charles op aan, toch voor
al goed voor de papieren te zorgen, om
dat haar man zeker zou trachten ze
te vernietigen en het vaderschap van de
kleine Cecilia te ontkennen, van wie hij
nooit gehouden had. In haai verhitte ver
beelding was Henri oen ellendeling, in
wiens handen zelfs het leven van haar
kind niet veilig was en haar laatste woor
den waren een vurige smeekbede aan
Charles om het kleine meisje nooit aan
haar vader over te laten.
Onder andere omstandigheden had
Gaunt misschien geweigerd een derge
lijke verantwoording op zich te Demen,
maar er lag zoo iets roerends in den treu-
rigen toestand waarin Huntingdon zijn
jonge vrou ,s gebracht had, dat Gaunt zich
door de dringende smeekbeden van Ma
ria liet overhalen, haar de belofte gaf, die
zij eischte, en ze zoo goed mogelijk hield.
Eenige maanden na den dood van Ma
rie slaagde hij er in de verblijfplaats van
mijnheer Huntington te ontdekken.
Hij zond hem het portret, met een brief,
waarin hij den dood van zijn vrouw meld
de. Toen Charles in Engeland kwam, stel
de hij het kind onder de zorgen van me
vrouw Marsch en hernam zijn oude ge
woonten.
Gaunt was er de man niet naar, om
over het verleden te blijven peinzen of er
zich om te bekommeren. Zoodra Cecilia
goed en wel te Blacltheast onder dak ge
bracht was en hij de kostbare papicien
zorgvuldig in een Indisch kistje had weg
gesloten, vergat hij bijna de heele zaak.
Hij dacht alleen om Cecilia bij het ein
de van elke drie maanden, als hij aan
mevrouw Marsch het bedrag van het
kostgeld zond.
Hij was daarom zeer verwonderd en
erg vit zijn humeuC gebracht, toen hij na-
vcrloop van een jaar een brief van Htnri
Huntington ontving, waarin deze vroeg,
wat er van de papieren en overige zaken
geworden was, van de persoon, wier por
tret hij vroeger ontvangen had.
De brief kwam van l'arijs en de schrij
ver vroeg per omgaande antwoord. Gaunt
wilde zich tot geen enkelen prijs van de
bewuste papieren ontdoen: om niet van
zijn vrouw te spreken, had Hundington
wijselijk den term de persoon gebruikt,
waardoor Charles nog in zijn besluit ge
sterkt werd, om zijn belofte te houden
Hij wist bovendien, dat Huntingdon d-
teruggave der papieren niet eischen
kon, dan door te openbaren door Welken
band hij aan Marie verbonden was ge
weest. Hij antwoordde daarom niet op
den brief.
Een tweede brief, die onmiddellijk cp
den eersten volgde, en die veel gebieden
der luidde, deed Charles besluiien voor
goed een einde te maken aan deze aan
matigende eischen.
Hij zond met dit doel mevrouw Marsch
met een brief naar Parijs, waarin hi)
Huntingdon meldde, dat deze dame els
naaste bloedverwante van Maria, gereed
was op alle vragen te antwoorden, die hij
haar wenschte te doen.
Mijnheer Huntingdon ontving de cude
dames met meer verwondering en verle
genheid, dan plezier.
Hij verzekerde haar, dat hij niets te
eischen had van cle erfgenamen van me
juffrouw Marie Marsch; hij had er zich
van willen overtuigen, of mijnheer Gaunt
papieren en brieven van de jonge vrouw
in zijn bezit had
Hij eischte niets, hij wist, dat hij er
geen recht op had en maakte ook geen
enkele toespeling op het kind
Dit vertrouwelijk onderhoud werd
plotseling onderbroken door de komst
van een schoone, jonge, blonde vrouw,
die een kleinen jongen van ongeveer
twee jaar 'op de armen droeg.
Het kind riep: Papal' en dc verwon
dering, die mevrouw Marsch had onder
vonden over de beleefde ontvangst van
mijnheer Huntingdon verdween eens
klaps.
Mevrouw Marsch won zoo spoedig
mogelijk inlichtingen in over deze jonge
dame en bij haar terugkomst deelde zij
Charles mede, dat Henri Huntingdon bij
zijn terugkomst uit Indië een rijk, jong
meisje gehuwd had, van voorname ge
boorte en dat uit dit huwelijk een kind
geboren was, dat nu den leeftijd van an
derhalf iaar bereikt had. Dit nieuws was
alles behalve aangenaam voor den armen
Gaunt,
Hij kwam nu in de noodzakelijkheid
om handelend op te treden, wat voor een
man van zijn karakter een zware taak
was.
Na eenige aarzeling besloot hij naar
Parijs te gaan, Henri op te zoeken en
een onderhoud met hem te krijgen.
Te Parijs aangekomen vond hij het ho
tel, dat Henri bewoond had, maar Hun-
tin'gdon was met vrouw en kind vier da
gen geleden naar Indië vertrokken, Char
les betreurde deze onderbreking in zijn
plan niet. Er verliep toen geruime iijd,
zonder dat men iets van hen hoorde
De lezer weet, hoe ons verblijf
in het Borp eindigde met de komst van
mevrouw Marsch, die mevrouw Hunting
don herkende, en hoe wij nu tot de ont
dekking kwamen, dat wij de dupe ge
weest waren, van de dame uit het Zwit-
sersc'ne huisje, die het zoo behendig had
v/eten aan te leggen om in het bezit te
komen van de belangrijke papieren, die
Charles zoo zorgvuldig bewaarde,
XVI.
Er verliepen eenige maanden. Gaunt
was afwezig. Ik keerde naar Londen te
rug en hernam mijn gewone bezighe
den. Zonder de bezoeken, die ik van fijd
tot tijd te Blackheast aflegde, waar de
mooie kleine Cecilia mij altijd met blijd
schap oniving, zou ik ons avontuur van
dezen zomer spoedig vergeten hebben.
Wij waren zoo volkomen de dupe ge
worden van de verleidelijke dame uit
het Zwitsersche huisje, dat de herinne
ringen die aan deze geschiedenis ver
bonden waren, voor ons niets aange
naams hadden, en als ik mij niet zoo zeer
tot de kleine Cecilia aangetrokken ge
voeld had, dan zou ik mevrouw Hunting
don rustig in het bezit van de trofeeën
harer overwinning gelsten, en de geschie
denis verzwegen hebben.
Ik wist, dat Gaunt er een afkeer van
had voor het gerecht als getuige op te
treden tegenover een dame, en ik ge
loof, dat het hem genoegen deed, dat
er maanden verliepen, zonder dat men
de schoone dievegge ontdekte.
Het v/as nu de avond vóór Kerstmis.
De grond was met sneeuw bedekt en
hard bevroren, het was vinnig koud en
de sterren schitterden aan het uitspan
sel. Dat vertelde mij ten minste de oude
vrouw, die mijn huishouden in orde hield,
want ik zat. in 't hoekje van den haard bij
mijn opgestoken lamp, en te goed be
schut tegen dc guurheid van het sei
zoen, om dergelijke opmerkingen te ma
ken.
Ik dacht aan het diner van den vol
genden dag, dat Gaunt, die twee dagen
geleden van Parijs gekomen was, moest
presideeren, toen de deur openging en
de meid zeide, dat er een heer was, die
mij v/enschtc te spreken.
Een man, in t zwart gekleed, en die
den hoed diep in de oogen getrokken
had, trad langzaam binnen, deed eenige
stappen voorwaart, maar bleef toen zwij
gend staan, tot de deur achter hem ge
sloten werd.
Hij hield zich in dc schaduw cn zijn
hoed en zijn baard verborgen zoo goed
zijn trekken, dat ik zijn bruine kleur en
zijn Oostersche gelaat niet kon zien.
Toen hij mij zwijgend een brief over
reikte, deed dc bruine kleur zijner han
den mij de oogen opslaan ei. hem nieuws
gierig aankijken.
„Zemide!" riep ik uit. Toen greep ik
hem bij den arm cn stond haastig op,
met dc bedoeling te roepen en hem de
politie in handen te geven. De Indiër
deed geen moeite, om zich los te rukken
of xir-h leden mijn "hardhandiéheid l»
zette*. Hij keek mij enkel met zfjn groo-
te, zwarte oogen aan en sprak toen op
kalmen toon:
„Lees den brief, mijnheer, en wel ter
stond!"
„Om u den tijd te geven, te ontsnap
pen," sprak is. „Gemeene dief, die ge
bent!"
„Ontsnappen!" herhaalde hij op min
achtenden toon. „Ben ik niet vrijwillig
hierheen gekomen? Lees den brief, mijn
heer," voegde hij er bij met zijne gewone
onverschilligheid.
Ik keek naar de enveloppe; 't sierlijke
schrift was gemakkelijk te herkennen. Ik
had die letters dikwijls genoeg gezien op
de briefjes; die ons gezonden werden in
de herberg het Witte Paard; toeii keek
ik den Indiër weer aan. Als ik aan zijn
gezicht had kunnen zien, dat hij raadde,
hoe ontroerd ik mij gevoelde, dan geloof
ik, dat ik hem neergeslagen zou hebben.
Toen ik zijn arm losliet, behield hij zijn
gewone kalmte, en hij verroerde zich
ook riiet, toen ik de deur sloot, zonder
hem uit het oog te verliezen.
„Als deze brief," begon ik op strengen
toon, „geen aanwijzing bevat omtrent de
papieren, die je mijn vriend ontstolen
hebt, laat ik je niet van hier gaan, dan
onder geleide van de politie.
Zémide verwaardigde zich niet eens,
op mijn bedreiging te antwoorden; hij
bleef onbeweeglijk voor mij staan, lerwijl
ik de enveloppe openmaakte. De brief
bevatte slechts deze weinige regels:
„Geachte mijnheer Ovsenl
Wèes zoo goed, u door Zémide bij mij
te laten brengen, om u tijdingen njede
te deelen, die voor uw vrienden mis
schien van belang zullen zijn. Ik heb cp
dit oogenblik zeer vee! verdriet. Kom al
leen."
De brief was een echt stukje van Ma-
thilde Owenson, Welke andere vrouw
zou de stoutmoedigheid, de onbe
schaamdheid gehad hebben, zulk een uit-
noodiging te zenden aan iemand, dien
zij bedrogen had, die als instrument ge
diend had voor haar plannen?
Juffrouw Owenson vroeg mij alleen te
komen! Dacht zij dan, dat ik Gaunt ver
zoeken zou, mij te vergezellen? En dat
wij ons zoo gelukkig zouden gevoelen,
als wij haar terug zagen, dat wij de be
trekking weer v/ilden aanknoopen, die
tusschen ons bestaan had in het dorp,. Of
wist zij, dat de zaak in handen van 't ge
recht was en dat Charles een ad
vocaat zou meebrengen?
Een ocgenblik dacht ik hierover na.
Wat moest deze vrouw slim zijn! Zij wist
wel, dat ik, ondanks al mijn vriendschap
voor Charles Gaunt, den moed niet zou
hebben, om als haar tegenstander op te
treden. Zij. liep dus geen gevaar, door
zich tot mij te wenden.
Ik moest mij toch goed houden, dacht
ik bij mij zeiven, terwijl ik den brief op
vouwde, en haar gaan bezoeken. Ik stond
op.
„Woont je meesteres ver van hier?"
vroeg ik aan den Indischer. bediende.
„Een half uur loopens," antwoordde
hij kortaf
„Laat ons dan gaan
Terwijl wij de trap afgingen, was ik
zoo voorzichtig, Zemide bij den arm vast
te houden, waartegen hij zich volstrekt
niet verzette.
Het weder was vinnig koud, waardoor
het warme gevoel, dat het bekende
schrift in mij opgewekt had, geheel ver
koelde. Terwijl ik op de besneeuwde
straat voortliep, speet het mij, dat ik de
zaak maar niet liever aan de zorg der
politie had toevertrouwd en warm en wel
bij het vuur was blijven zitten,
Zémide bracht mij eindelijk naar een
groot huis in een der schoonste wijken
van West End gelegen, cn klom de tre
den van het bordes op, met een vlugheid,
die mij aantoonde, dat hij voldaan was
over het welslagen zijner zending.
De deur werd geopend door een ka
merdienaar in rouw, achter v/ien een
ander bediende stond, gereed, om ons
naar boven te geleiden. Zémide ging vo-or
en verzocht mij, hem te volgen.
Wij liepen dc trap op. Het huis was
prachtig gemeubileerd, en toen wij het
salon voorbij gingen, waarvan de deur
openstond, zag ik twee of drie personen.
Daar zag men iefs vreemds of geheim
zinnigs; het huis werd blijkbaar bewoond
door een gezin,' dat tol cle voornaamste
standen in de maatschappij behoorde en
dat zeket geen dame in zijn midden op
genomen zou hebben, zooals onze oude
kennis uit het Zwitsersche huisje.
Deze overdenking maakte ik, terwijl ik
achter den Indiër de trap ophep en mij
afvroeg, wat wel het fijne van dc gosch1/-
denis zou ziin
,rVfT
Tour wij op de derde vei dieping kwa
men ging de deur tegenover de trap open
en ik zag een jong meisje verschijnen,
dat een lamp in de hand hield Zij hield
ze zoo, dat het licht er van op. ons ge
laat viel en tevens haar zelve bestraalde.
Het was een zeer mooi meisje en on
der andere omstandigheden zou mij ze
ker de gelijkenis getroffen hebben die er
bestond tusschen haar en Mathilde
Owenson Daar ik verwachtte, haar te
zien verschijnen, was. ik er niet verwon
derd over, een persoon te zien, die bliik-
gaar haar naaste bloedverwante was
liet is goed, dat u gekomen bent" zeide
zij met een bevallige buiging, zoodra ik
den voet op den drempel zette. „Mijn
arme nicht is zeer treurig gestemd."
Zij opende de deur van dg aangrenzende
kamer en verzocht mij binnen te komen.
Na de lamp op de tafel gezet te heb
ben, zweeg zij en scheen zeer verlegen,
ïk bemerkte, dat zij in diepen rouw was
en dat haar gelaat er bleek en afgemat
uitzag.
„ik hoop, sprak ik eindelijk, om déze
drukkende stilte te verbreken, dat me
vrouw, ik bedoel juffrouw, niet ziek is?"
„Neen," antwoordde zij op levendigen
toon; „zij is niet ziek, maar is zeer on
gelukkig. Zij heeft mij verzocht u te ont
vangen en u te zeggenHelaas ik
weet niet, hoe ik dif treurige verhaal be
ginnen zal,"
Het jonge meisje kwam dichterbij en
zag mij aan met haar mooie oogen, die
vol tranen stonden.
„Mathilde, hernam zij met bevende
stem. is altijd zoo goed voor mij geweest,
dat ik nauwelijks gelooven kan aan de
waarneid van hetgeen er*" gebeurd is. O,
mijnheer, ik verzeker u, dat zij zeer te
beklagen is."
Er heerschte weer stilte.
,,'t Is een zeer ernstige zaak," zeide
ék tegen haar, want ik begon thans haar
toespelingen te begrijpen,
„Dat is zoo," antwoordde zij op fluis
terenden toon „U kunt mijn ontstelte
nis verbeelden, toen zij mij acht dagen
geleden alles verteld heeft, toen haar
kleine Geoffro ziek geworden is."
„Nog maar acht dagen geieden? Waar
is zij dan al dien tijd geweest?. Weet
u, juffrouw, wat er van de papieren ge
worden is?" vroeg ik haar.
„Een oogenblik geduld en u zult alles
weten, mijnheer," antwoordde het jonge
meisje op zachten toon. ,,lk wil u verha
len, wat er gebeurd is. Mathilde verlangt
vurig, dat u haar bemiddelaar zult zijn
bij mijnheer Gaunt. Ik kan u niet zeggen,
"hoe verlangend zij is, hem te zien. U bent
ongetwijfeld op de hoogte van alles, wat
hem betreft in deze treurige zaak."
,,U maakt een toespeling op de betrek
king die er bestond tusschen hem en
juffrouw Owenson, en op het verlies van
deze belangrijke papieren,"
„Moet ik' u de geschiedenis van de
klgine Cecilia vertellen, en de ongeluk
kige qmslandighëden van het huwelijk
met mijnheer Huntingdon?" sprak mijn
ondervraagster, en men kon zien, dat elk
woord haar moeite kostte.
„Neen, juffrouw deze feiten zijn mij
bekend, Een enkel punt behoeft maar
opgehelderd te worden. Waar zijn de pa
pieren?"
„De papieren zijn in dit huis cn zij zul
len u weldra ter hand gesteld worden."
Ik sidderde en hef meisje vervolgde
met deze woorden: „U bent er misschien
verwonderd over, dat Mathilde er in toe
stemt, ze af te geven. Ik geloof, dat deze
omstandigheid haar misschien in de
oogen van mijnheer Gaunt zal veront
schuldigen cn rechtvaardigen. Hij zal be
grijpen, dat het niet uit egoïsme was,
dat zij een daad bedreef, waaraan men
den naam van diefstal zou kunnen ge
ven, en waarover zij nu bitter berouw
heeft."
De oogen van het jonge meisje begon
nen te schitteren, cn hoewel het mij on
mogelijk was, sympathie te gevoelen
voor haar ontroering, kon ik toch' niet
nalaten te erkennen, dat zij mij levendig
belang inboezemde.
„Toen Mathilde mijnheer Huntingdon
trouwde," hernam het jonge meisje,
„vermoedde zij niet, dat er reeds een
kind was uit het eerste huwelijk. De
eerste maanden na hun trouwen be
waarde hij hieroyer het stilzwijgen. Eerst
nadat de vriendin van mijnheer Gaunt
een bezoek aar. Parijs gebracht had, deel
de Henri Huntingdon zijn vrouw dc waar
heid mee, nadat zij een hevigen twist
met elkander gehad hadden.
-ij had hem toen kunnen dwingen, het
huwelijk opnieuw te sluiten, of bij de
rechtbank echtscheiding aanvragen, maar
dat lag niet in haar bedoeling. Haar was
een zoontje uit het huwelijk geboren. U
kent Mathilde en u kunt wel begrijpen,
dat zij wanhopig v/as. Er had thans een
gehccle verandering mot haar plaats. Zij
maakte in het geheim toebereidselen voor
haar vertrek,# verlief mijnbeer Hunting
don zonder hem te waarschuwen en
vluchtte met haar kind naar Engeland.
Zonder dat wij het minste veraoeden
der werkelijkheid hadden, gat zij voor,
dat er oncenigheid ontstaan was tusschen
haar cn haar man en dat zij het nu be
ter oordeelden voor eenigen lijd elk af
zonderlijk hun levenswijze voort te zet
ten. Henri had haar ook medegedeeld,
dat de stukken van zijn eerste huwelijk
in het bezit waren van mijnheer Gaunt
en dat die ook ongetwijfeldwaakte ever
de opvoeding van het kind van Marie,
„Ongevoelig voor de gevolgen van deze
bekentenis,' had de ellendeling er bij
gevoegd, alleen om Mathilde te plagen,
dat hij haar gehuwd had, terwijl zijn an
dere vrouw nog leefde Zelfs had hij haar
het portret van Marie gegeven.
Het was enkel toeval, dat mijn nicht
aan het station een kind ontmoette, dat
zoo sprekend op dit portret geleek, dat
Mathilde er niet aan twijfelde, of dit
meisje was het kind van Huntingdon,
toen zij het hoorde vragen, hoe het met
haar oom Gaunt was. Zij vertrouwde mij
toen haar treurig geheim toe en vroeg
mij, haar te helpen, bij het buitensporigste
pian, dat een vrouw ooit heeft opgevat.
Zij besloot naar het dorp B. te gaan
er kennis aan te knoopen met Gaunt, en
zich dan door de een of andere list mees
ter te maken van deze papieren, die voor
haar van groot belang waren.
U weet, hoe zij haar plan ten uitvoer
bracht. Deze laatste bizonderheid weet
ik eerst sedert acht dagen, U zult nu be
grijpen, dat haar lijden haar gedrag
eenigszins verontschuldigde."
„En Paar man," voeu ik, „wat denkt die
er van
„Henri heeft er mets van geweien. Ma
thilde vertrouwde haar geheim aan nie
mand toe. Bovendien had zij volstrekt
geen verlangen, een man terug te zien,
die' haar zoo wreed bedrogen en getergd
had. Zij wist, dat de gezondheid van
mijnheer Huntingdon, die door zijn los
bandig leven zeer vee! geleden had, van
dien aard was, dat hij spoedig zou ster
ven, en zij wachtte nu geduldig. Zij zwoer
mij, dat er maar één reden bestond,
waarom zij zich van de papieren had
meester gemaakt. Na den dood van mijn
heer Huntingdon, zou Gaunt zeker voor
Cecilia het fortuin van haar vader opge-
ëischt hebben, waarop volgens haar mea
ning haar kleine Geoffroi recht had. Als
zij nu in het bezit van de papieren was,
dan meende zij, kon zij met Gaunt een
verdrag sluiten. Zij wilde dan het heele
vermogen aan het kind van zijn eerste
vrouw overlaten, als de geboorte van
haar zoon van schande verschoond bleef.
Kan men haar niet eenigszins vergeven?"
En opnieuw vulden de oogen van het
meisje zich met tranen.
Ik kon niet nalaten „ja" te zeggen.
„Zij is zoo diep, diep ongelukkig," her
nam zij, „twee dagen geleden hebben
wij gehoord, dat mijnheer Huntingdon ge
storven is en gisteren, o God! de arme
kleine Geoffroi.
Zij begon opnieuw te weenen en zij
bedekte haar gelaat met beide handen,
ora haar snikken te smoren.
„Kom, mijnheer," zeide ze mij, toen zij
wat kalmer geworden was. „Mathilde
wacht ons." Zij ging mij voor naar de an
dere kamer."
„U'zult de schoone darne uit het. Zwit
sersche huisje niet meer herkennen,"
sprak zij op treurigen toon, terwijl zij een
oogenblik stil bleef staan, voor zij de
deur der kamer opende. Toen ik bin
nenging zag ik, dat het vertrek door twee
groote waskaarsen verlicht werd, maar er
was geen vuur aan en de koude deed mij
huiveren.
Een blonde vrouw, met een bleek ge
laat, in 't zwart gekleed, kwam mij te ge-
moet, Tusschen on- sto~d •- klei/te
doodkist
Mathilde v,as even bleek a:s net ge
laal van het kleine kind, dat in zijn
doodskleed gehuld was, cn wiens trek
ken aan die van de'moeder herinnerde.
Zij zag cr met treurige blikken naar en
over het doodkistje heen reikte zij mij
het Indische kistje over.
„Voor hem heb ik het gedaan,sta
melde zij, „en nu is mijn kind dood! Als
ik verkeerd gedaan heb," vervolgde zij,
mij met een smeekend gelaat aanziende,
„dan heeft God mij er zwaar voor ge
straft. Een troost blijft mij over. De ge
boorte van mijn kind v/as rein, want uit
de papieren blijkt duidelijk, dat de eer
ste vrouw van Huntingdon gestorven
was, voor hij met mij. huwde en dat zijn
woorden dus slechts een bedreiging zijn
geweest. Wees bij Charles Gaunt mijn
voorspraak, vraag hem, mij fë vergeven.
Zeg hem," en haar stem beefde, „dat ik
bij het doodsbed van mijn kind de rech
ten van Cecilia erkend heb
Toen wendde zü zich om. en zonk
naast het doodkistj'e op de knieën neer.
Dan barstte zij in tranen uit, en weende,
zooals men dit alleen van een hartstoch
telijke natuur als de hare verwachten
kan
Achttien maanden zijn er sedert deze
gebeurtenissen verloopen.
Wij zijn in de maand Augustus en ik
pak mijn koffer, omdaf ik den volgenden
dag Londen voor eenige weken verlaten
zal. Dezen keer denk ik mijn jaarlijksch
verlof in het Zwitsersche huisje door te
brengen, zoo heeft Charles Gaunt zijn
nieuw landgoed genoemd.
Mevrouw Gaunt heeft mij een uitnoo-
diging gezonden, waarbij Cecilia een al
lerliefst postscriptum gevoegd heeff en
hoewel ik als stelregel heb, om jong ge
huwden het eerste jaar hunner verceni-
girig nooit lastig te vallen, heb ik toch
hun dringende uitnoodiging niet willen
afslaan.
Na haar huwelijk heeft Mathilde haar
humeur weer herkregen, maar zij is zoo
zacht en zoo meegaande, dat men in haar
de dame van het Zwitsersche huisje niet
meer herkennen zou, zij staat met Ce
cilia op goeden voet, die thans veel van
Mathilde houdt ten gevolge van de liefde
en zorg die zij in haar ziekte van deze
vrouw ondervonden heeft
Gaunt vervulde zijn belofte letterlijk.
Zoodra hij wist, dal mijnheer Huntingdon
dood was, maakte hij voor Cecilia aan
spraak op diens nalatenschap. Daar het
echter onnoodtg was om deze geschie
denis in alle bizonderheden te openba
ren, werd ze zooveel mogelijk geheim
gehouden. Na verscheidene malen met
Mathilde een onderhoud gehad te heb
ben, bleek het dat hij werkelijk gioote
genegenheid voor haar had en wen! tot
het huwelijk gesloten, dat even gelukkig
is. als het andere ongelukkig was.
TTfVT^T"
„Goud, meneer Doorn/" vroeg de aar
dige jonge vrouw achter de toonbaik,
„Zooals altijd," antwoordde de boer,
die juist het kleine kassierskantoor was
binnengetreden en een ckè'que had aan
geboden.
De bank was in cezi eer drukste stra
ten van M„ een tamelijk groote stad'in
Californië, gevestigd. „Zeg eens mevrouw
Mohr, zijt gij hier geheel alieen?"
„Ja, mijn man is vandaag op reis.1
„En zijc gij dan niet bang?"
„Bang?" vroeg zij lachend, en zag hem
met haar groote bruine oogen verwon
derd aan. „Neen, vrees ken ik niet."
„Waar is dan uw bediende. Springer?"
„Die is gaan eten,"
„Nu, mevrouw Mo.hr, om u de waar
heid te zeggen, ik vindt het zeer on
verstandig dat men u alleen laat met die
hoeveelheid goud en de andere kost
baarheden, die in den kelder liggen."
zeide de boer hoofdschuddend, terwijl
hij op den valdeur in den vloer wees.
„Hebt gij niet gehoord, dat de „duivels-
bende" den omtrek onveilig maakt?"
Ka the Mohr krulde minachtend de
lippen.
„O, die laat ze maar komen. Ik zal
mij wel verdedigen. Ik kan prachtig
schieten, dat heeft Frans mij geleerd,
Bovendien is Mina altijd in de keuken.
Die staat wel twee mannen en zij is in
een minuut hier bij mij als ik haar roep.
„En als die eene minuut u nu eens
niet wordt gelaten, wat dan?"
Zij lachte opgeruimd, „ik ken geen
vrees, meneer Doorn. Ziedaar uw goud;
tel even na, als u wilt. Hoe is het thuis
bij u? Alles wel?"
„Dank u, alles in orde. Dag mevrouw
Mohr. En let er op hoor, voorzichtig,
voorzichtig."
Kathe gaf hem de han-d en knikte hem
vriendelijk toe. Toen ging hij.
Toen Frans Mohr 's avonds thuis
kwam, vertelde zijn vrouw hem het ge
sprek en lachte om Doom's waarschu
wing.
Sedert het bezoek van den boer wa
ren nu al een paar weken verloopen en
men had van de roovers niets meer ge
hoord
„Kathe," zeide Frans op een morgen,
„zou je vandaag een paar uur op de zaak
willen letten? Ik moet een gewichtige
boodschap doen."
„Beste Frans", antwoordde Kat! t. „Je
weet hoe trotsch ik ben als ik jouw plaats
ag inemen."
Toen haar echtgenoot was weggereden
ging Kathe vroolijk aan jiaar werk; daar
bij zag zij cr zoo opgewekt uit, alsof er
nergens ter wereld iets anders Jan icin
geluk wa3.
7ij schreef ijverig, /onder cp te zien
Daar sloeg de torenklok een.
„Al één uur?" mompelde zij. ,.M neer
Springer, u kunt wel gaan eten maar
zoudt u vandaag wat vroeger willen ko
men, dan kunt u een anderen keer wel
wat langer wegblijven.
De bediende bciooiae het en ging.
Nu. was Kathe geheel alleen.
De bediende was ongeveer tien minu
ten weg, toen de deur wefd geopend cn
een- man naar binnen kwam. De jenge
vrouu 1 ij
wenschte. De klant maakte met zijn lan
de baren den indruk van een kunstenaar
en hij scheen Zich te verwonderen,
een vrouw in den in kei te vinden
„Vertel u mij eens, hoe staat het met
den koers der H stukken. Ik wilde na
melijk een paar duizend dollars beleg-
gen."
„Zij staan zeer goed, antwoordde Ka
the," terwijl zij naar een tafel ging en
een groot kantoorboek opnam.
Daarbij zag zij toevallig dat de val
deur open stond.
„Die Springer vergeet toc-h alles, Hoe
vaak is hem nu toch gezegd, dat die
deur altijd dicht moet zijn, dacht zij.
Zij legde het boek den vreemdeling
voor en bladerde er in.
„Ziet u, hier hebt u, wat u zoekt zei
de Kiithe met haar vinger aanwijzend.
De vreemdeling boog zich over het boek
en volgde opmerkzaam haar verklarin
gen over de beteekenis der getallen en
data, welke op de II stukken betrekking
hadden plotseling liet zij een kreet
hooren.
„Verrcer u niet, donderde een ruwe
stem haar in 't oor. „Anders rijt gij ver
loren."
Zij hief haar van schrik wijd geopende
oogen op de eenige beweging, die zij
maken durfde en zag een v/oesten
man achter zich staan, die den glinste-
renden loop van een revolver op haar
slapen richtte. De eerst aangekomene was
verdwenen. Als een stroom ijskoud water
liep over de jonge vrouw en het bloed
stolde haar in de aderen maar blik
semsnel had zij haar vreesclijken toe
stand begrepen.
Frans was er niet Springer weg
de man, die naar dc papieren had ge
vraagd ook weg en de bandiet met de
revolver naast haar verroeren mocht
zij zich niet, roepen ok niet het was
ontzettend. Wat moest zij nu doen?
Maar ook in dit oogenblik verfoor de
dappere vrouw haar bezinning geen
oogenblik, zij dacht en dacht
Toen sloot zij haar oogen steunde
wankelde beproefde zich aan de
tafel vast te houden en schijnbaar on
machtig viel zij op den grond.
De bandiet boog zich over haar heen,
bespiedde haar eenige minuten en sloop
toen geruischloos, zooals hij vroeger ach
ter haar was komen staan, de trappen
van den kelder af.
Beweegloos bleef Kathe, die geen
oogenblik haar bezinning verloren had,
op den grond liggen geen spier be
woog aan haar totdat dc diepste stilte
rondom" haar heerschte.
•Toen stond zij snel op en ijlde geruisch
loos op de valdeur toe: die was wel
vreeselijk zwaar zou ze haar wel snel
genoeg kunnen neerlaten? Hoe'zij het
gedaan kreeg, kon de jonge vrouw later
nooit verklaren. Met inspanning van al
haar krachten had zij den ijzeren deur
dichtgeslagen.
Toen legde zij met beide handen den
dikken ijzeren ketting die in den wand
was vasigemetseld door den ring van de
valdeur en deed het slot dicht. Dat alles
was het werk van weinige oogcnblikken.
Nu liep zij de straat op en riep den
eersten den besten voorbijganger te hulp
Binnen een paar minuten waren ver
scheidene stevige kerels bij haar in huis;
ook kwam er al spoedig een agent van
politie en achter hem Springer, die op
zijn hoogst een half uur was weg geweest.
„Mijn hemel, mevrouw Mohr, wal is
er gebeurd vroeg hij verschrikt.
„Goed, dat u er bent Springer. Komt
nu allen spoedig mede naar het kantoor."
Nu vertelde zij met een paar woor
den, wat er gebeurd was. De winkel was
intusschen met menschcn gevuld.
„Bandieten, mevrouw Mohr?" v„#;g Je
agent.
„Zijn ze al weg?"
„Neen ze zijn opgesloten daar
onder," antwoordde Kathe, op de
valdeur wijzend.
Een donderend gelach en bravogeroep
volgde op deze woorden.
„Dat noem ik slim. -Wat een dapper
vrouwtje. Ais daar niet, dn „J.'ivel-
trocp" achter zit. Ten slotte heeft zij
een duivel zelf nog gevangen, klonk het
door elkaar.
„Past op mannen, achteruit," raadde de
agent- „D-e schurken ziin ongelcofijk
handig met hun «evolvera.'
Langzaam werd de valdeur geopend. De
aanwezigen gingen zóó staan dat hen
geen schot uit de kelderopening koti ra
k-en. Kathe stond er bedaard hij; zij kon
nog glimlachen over den ijver, waarmede
de mannen de roovers in handen tracht
ten te krijgen.
Nu stormden opeens verscheidene
mannen de trap af. Leven of dood, was
de leus. En op een paar revolverschoten
komt het in 't verre Westen, in het land
der gouddelvers niet aan.
Een paar minuten later werden de bei
de bandieten naar boven gebracht. Bij het
woeste gevecht waren wel een paar scho
ten gevallen, maar niemand was ernstig
wond.
„Hier, mevrouw Mohr, riep een der
mannen, „hier zijn de beide schurken."
Met vloeken en stompen werden de
'beide dieven op straat gebracht. Hier
werden zij door eenige mannen als de
aanvoerders der rooverbende herkend,
die laatst een spoortrein hadden overval
len en hen, die zich wilden verdedigen,
hadden neergeschoten.
Nu was er geen medelijden meer, he'
was een wonder te noemen, dat zij noö
levend hei woud bereikten, waar hen een
welverdiende straf wachtte. Aan den
eersten boom den besten werden ze op
geknoopt
„Nu. mevrouwtje,' zei ae boer Doorn
eenigen iijd later tot Kathe Mohr, „wie
had nu onlangs gelijk, gij of^ ik.'
„Nu gij," antwoordde de ejonge vrouw
glimlachend. „Maar ook ik heb terstond
gezegd dat ik niet bang was en dat er
nog andere hulpmiddelen 7.iin dan revol
vers."
„Dat is zoo. Een dapper hart en een
scherp verstand, maar dat bezitten niet
alle vrouwen."
Ja, tante Pennyroyal is van oudsher
mijn booze geest geweest.
Toen ik nog als knaap op het instituut
van Dr. Cramall was, zond zij ir.ij gehcele
pakken tractaatjes en wollen kousen, in
plaats van zoete koek en sappige sinaas
appelen, gelijk andere jongens kregen
van hun respectieve tantes
Wanneer ik als halfopgeschoten knaap
naar huis kwam, onder de vacantia, dan
stelde zij mij allerlei vervelende vragen
over mijn vorderingen en eischte van mij,
dat ik haar vervelende theologische ver
handelingen zou voorlózen, die een al
lang tot stof en asch vergane voorvader
had opgesteld. Pruttelde ik tegen, dan
volgde een preek over de verdorvenheid
der bedendaagsche jeugd, met tot slot de
stereotiepe ontboezeming: „loen ik nog
jong was, ging alles anders. Ja, toen zij
nog jong was! Maar dat was al zoo eeuwig
lang geleden.
Zoo lang zij in huis was, was er oor
log; zij had het beste plaatsje en kreeg
de lekkerste beetjes en eeuwig klonk
het in onze ooren: „dat hindert tante.
Bizonder ik, die om redenen, die ik
nimmer heb kunnen ontdekken, haar lie
veling was, had het meeste van haar te
lijden. Haar tegenwoordigheid drukte als
een berg op mijn ziel.
Mijn moeder schudde vaak het hoofd.
„Algernon," zeide zij, „vergeet niet, dat
je nog maar een jongen bent.
Nu ja, maar heeft een jongen dan geen
rechten? Moest ik geheel en al van mijn
jeugd afstand doen, omdat tante
Pennyroyal in ons huis verbleef? Was
er een enkele geldige reden, dat ik zou
veroordeeld worden om het speeltuig te
zijn van haar grillen? Had ik haar voor
iels te danken, dan voor vervelende ver
maningen en oude overhemden, die vroe
ger aan haar broer Jeremias hadden toe
behoord? Het is waar, als belooning
daarvoor speelde ik haar menige poets.
Toen ik echter ouder werd en begon
te begrijpen, dat het verstandig was en
passend te zorgen, dat men de gunst
van een oude, rijke tante bewaarde, na
men de zaken een andere wending.
Frans Ailston, een andere neef der
teerbeminde dame, zeide, dat ik huichel
de, maar, dat Was maar zoo'n manier van
spreken. Frans behoorde niet tot de lie
velingen van tante Pennyroyal. Zijn moe
der had namelijk de voorkeur gegeven
aan een huwelijk uit liefde boven dat
met een rijken gunsteling van tante en
dus had Frans geen vooruitzichten; hij
behoefde dus niet te huichelen.
Ik was derhalve de ongelukkige die de
lieve tante bij haar halfjaarlijksche be
zoeken te New-York aan het station
moest gaan ontvangen, dc tallooze doo-
zen en koffers moest bezorgen, en haar
zelf, door dc stad moest rondleiden. En
hoc? Oo Broadway kocht zij niets, zij
zocht dc eenzaamste en verste straten
oui koopjes te halen, en was dan trotsch