VOOR DE
iinuiisiitiiiHiiisiiHiiiiii.iiiniiiiiiiiiiiHSiisir^iiHEiitiiniiiiiiEiii'iL iiisnsiirjr'nnnni!j
"d^1
inimnHininiiiiniiHsiifiiainiijiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuiiiiniiiiniiiiiisHiii^ iuiüiihiiiüskj mnuLiiammuiiimmn;;
GcDWONG
1 UIT DE I
MOPPENTROMMEL
mm
NUMMER 22
DERDE JAARGANG 1923
had zich dadelijk na ons gesprek in haar
kamer teruggetrokken en zich bi) 't diner
wegens vermoeidheid laten verontschul
digen, zoodat ik geen eeleeenheid had haar
meer re spreken
Op een van de paarden gezeten, nad ik
den omtrek Joorkruisd, met het onbe
stemde vermoeden, mijn onbekende wel
licht op het onverwachts te ontmoeten,
ja zelfs aan den Ptasmolen, waar ik een
oogenblik bij de vriendelijke kasteleines
uitrustte, bedekt geïnformeerd ol mevr
Brughel logeer had en of er in den om
trek ook dame gelogeerd waren, met
wie tante non converseeren zij kon mij
echter geen inlichting geven, ofschoon
ik wel aan haar merkte, dat zij, wellicht
door Jacob of Hanne. van de nachtelijke
muziek had gehoord. Onbevredigd keer
de ik terug en verbeidde met verlangen
het uur. waarop de piano zich weder zou
doen hooren om dan volgens den raad.
nuj door tante gegeven, haar met mijn
viool te accomoagneeren en de speelster
te verrassen
De avond viel opgewonden wandelde
ik doot mijn kamer, totdat op 't oogen
blik dat de laatste slag van tien uur klonk,
een fraai preludium mij deed hooren,
dat de onzichtbare musicienne haar
tooverspel was begonnen ik wachtte
eenige oogenblikken en begon toen
op mijn viool de eerste maten van de
„Symphonie Pastorale", waarop tot mijn
groot blijdschap de piano dadelijk inviel.
Het eerste gedeelte af gespeel o hebbende
begaf ik mn evenals den vorigen avond,
met de meeste behoedzaamheid naar de
deur van het heiligdom op de trap werd
ik echter zoo droevig te moede, dat het
mij onmogelijk was naar boven te gaan
en mij op de trede moest nederzetten, om
niet te vallen met moeite herstelde ik
mij, steeg hooger en drukte mijn oor
tegen de deut, daar ik te angstig was die
te openen, en luisterde in angstige span
ning.
De diepste suite neersente in net ver
trek en een ongekende moedeloosheid
overviel mi), daar ik door geen enkele
spleet de zwakste lichtstraal zag schitte
ren.
Niet wetende wai te doen, te ontsteld
de deur te openen en dus aan mijn toe
stand vol, hoop en vrees een einde te ma
ken, gr%ep ik mijn viool en begon het
tweede gedeelte der symphonie dade
lijk antwoordde de piano en wij vervolg
den ons concert.
Toen opende ik haastig de deur en.
bracht onwillekeurig de handen voor mijn
oogen terwijl ik een oogenblik onbeweeg
lijk en sprakeloos in de oost der deur
bleef staan
Een lamp op een taiei en twee kaarsen
op de piano, door lichtschermpjes gedekt,
verlichtten het vertrek
't Eerst, waar mijn oog op viel, toen ik
mijn handen van mijn gelaat verwijder
de, was tante, die op eenige passen vóór
mij stond, even kalm als gewoonlijk ik
uitte een kreet en liet mijn viool vallen,
wier snaren mijn smartkreet herhaalden.
Mevr Doortje deed een stap ter zijde en
ik bemerkte toen een meisje, een dame,
een engel van ongeveer achttien a twin
tig jaren, zoo schoon en schitterend, als
ik nooit te voren zag, wier zie'volle, diep
blauwe oogen mij met een vriendelijken
blik beschouwden, terwijl haar glanzend
blond haar in dikke golven zich over de
sierlijken hals en borst kronkelde alle
détails van dit schoone, slanke wezen zag
ik in één oogenblik, terwijl ik het vol
gende reeds aan haar voeten geknield lag
en haar met van aandoening bevende hand
het muiltje paste, dat alleen voor dat on
vergelijkelijk kleine scheen ge
maakt te zijn
„Gij waart het uus,nep ik m vervoe
ring uit, terwijl ik haar smeekend aanzag.
Tante liet mij echter geen tijd, haar
tegelijk alles te zeggen wat op den bodem
mijner ziel had gesluimerd en reeds op
mijne lippen lag. Beide nam ze ons bij de
hand en geleidde ons naar haar kamer.
„Jo-lief," zeide zij tot het aanbiddelijk
meisje, „laat ons een oogenblik alleen."
„Ach, blijf," riep ik uit, haar hand grij
pende en hartstochtelijk aan mijn tippen
drukkende, „blijf, beminnelijke Johanna,
of ik geloof dat de goede engelen, waartoe
ook gij behoort, u voor altijd aan mij zul
len ontvoeren en 't werkelijk een spel van
mijn verbeelding is geweest."
„Laat haar een oogenblik gaan," zeide
tante, „en ik zal zorgen, dat uw verbeel
ding werkelijkheid wordt.
Ik had nu een oogenblik tijd gehad haar
opmerkzaam te beschouwen, maar hoe
zal ik u de zuiverheid der lijnen van dat
gelaat beschrijven, waarop al de reinheid
van ziel, al de kinderlijke onschuld van
een verheven gemoed lagen uitgedrukt,
terwijl zij de oogen met zedigheid had
nedergeslagen.
„Welnu dan, tante, vergun mij ten
minste, een kus vol eerbied en dankbaar
heid te drukken op de vingers, die mij ge
durende twee dagen zoo onvergelijkelijk
veel genot verschaften." En zonder zelfs
het antwoord af te wachten knielde ik
voor Johanna neder en drukte ik haai
vingers aan mijn lippen, die vingers
zoo teeder en tegeli;k zoo krachtig, die ik
in mijn hand voelde beven Mijn oogen
opheffende ontmoette ik haar blik, zoo
vol uitdrukking, dat hij tot het diepste
mijner ziel doordrong en nooit verga
ten werd.
Johanna verliet de kamer en ik bevond
mij weder alleen mei tante, die mij naasi
zich deed plaats nemen en mij het vol
gende mededeelde „Johanna was de
éénige dochter van mijn oom's broeder
die, door tegenspoed gedrukt, kort na
haar geboorte was overleden, vrouw en
kind aan de goedheid van zijn broeder
overlatende Oom had dien heiligen last
gewillig op zich genomen en Johanna,
wier moeder ook kort daarna gestorven
was. een uitstekende opvoeding laten ge
nieten. Gedurende mijn academietijd
was zij bij tante teruggekeerd, en ofschoon
dikwijls uitgenoodigd, had ik nooit tijd
kunnen vinden de oude vrouw te bezoe
ken, enzooals zij er met een fijn
lachje bijvoegde, „en zoodoende een ge
luk van mij verwijderd gehouden, dat
ik nu zoo koortsachtig najaagde." Zij had
zich gelukkig gevoeld dar ik-zell de mu
ziek was komen brengen en toen het plan
opgevat mij, dien zij wist een muziek
liefhebber te zijn, in verrassing te brengen,
om zoo in korten tijd mij beter te leeren
kennen dan anders bij een gewone voor
stelling wellicht 't geval zou geweest zijn,
„daar", voegde zij er glimlachend bij,
„iemand in opgewonden oogenblikken
zich meer bloot geeft en zijn inborst beter
laat zien dan in fraai toilet in een receptie
kamer." Haai nichtje als een moeder
liefhebbende, had zij steeds den wensch
gekoesterd mij met haar te vereenigen,
maar wilde toch eerst weten wie en wat ik
was geworden sedert zij mij met meer
had gezien, „te meer," voegde zij er erns
tig bij. „daar zij mijn erfgename zal
worden en een huwelijk door mij nog
als iets hoogst ernstig wordt beschouwd."
Hierop noodigde zij mij met haar naar het
salon te gaan, waar een keurig souper
gereed stond en waar ik weldra gelegen
heid had op te merken dar Johanna's
geest evenzeer ontwikkeld was. als haar
vingers geoefend waren
Met tante's goedvinden weru ons
huwelijk eenige maanden daarna, in
tegenwoordigheid van een uitgelezen
kring vrienden, door den burgemeester
van de Bronk voltrokken, en speelden
wij dien avond voor de gasten de „Sym
phonie Pastorale" en „Asschepoetster"
tot aandenken aan onze gelukkige ver-
eemging, terwijl ik mijn lief vrouwtje
verraste en een blos op haar wangen te
voorschijn riep, toen ik haar het muiltje,
dat ik zorgvuldig bewaard had, sierlijk
gemonteerd, onder een sto'oie als bruids
cadeautje aanbood.
En hiermede, vriendelijke lezer, is mijn
sprookje uit. Datgene wat ik miste, heb
ik gevonden een lieftallige vrouw en
een huiselijke haard. Wellicht verhaal ik u
later de geschiedenis van 't kleine duimpje,
daar van mijn reis naar Afrika of met de
„Willem Barends" nu nooit iets zal komen.
MODERNE KINDEREN
Tante (tot haar zesjarig neefje Jan)
„Wel foei, kereltje, rook jij al sigaren
Dan rookt je jongste broertie zeker ook
al?"
Jantje „Neen, tante, die snuift."
VERKEERD BEGREPEN.
Professor (met den dokter op weg
naar het consult) „Is het geval hope
loos
Dokter „Toch met, de patiënt heeft
een rijken oom in Amerika."
ARISTOCRATISCH.
Arts „Het is me aangenaam, u te
kunnen berichten, mevrouw, dat ik uw
kleine zal kunnen vaccineeren van een
gezond kindnameliik van
Roemer.
Barones s „O neen, dokter, dat Kan ik
onmogelijk permitteeren wij wenschen
in geenerlei opzicht intimiteiten met die
famf<>
ühjN GOEDE BETREKKING.
Zoo, gaan uw zaken niet naar wensch,
nu ik kan je helpen. Ik weet een aange
name, rustige betrekking voor je in de
menagerie je hebt den ganschen dag
niets te doen, dan tweemaal je hoofd in
den muil van »®n leeuw te steken.
EEN RAADSELACHTIG PUNT.
Zekei oud heer was er volor bekend
dat hij altijd vuil linnengoed droeg Een
zijner vrienden, die opmerkzaam naar
de borst van zijn overhemd had gekeken
zeide eens „Ik heb u nu al vijf-en-twin-
tig jaar gekend, Mokes, en toch hebt ge
'ets over u dat ik m3ar niet begrijpen
kan Daar zou ik u we! eens naar willen
vragen, als ge er niet tegen hebt. Ge zult
het mij, hoop ik, niet kwalijk nemen
„O neen, dat gelooi ik niet
..Welnu, dan, Mokes, ge moet eens
vertellen wie uwe overhemden draagt,
voordat zij vuil ziin
VEREFFEND.
Er werd oruiloft gehouden. Bij het
diner had de bruid het ongeluk drie valsche
sche tanden uit haar mond te laten vallen
Zij wiat zich niet beter te redden dan in
zwijm te vallen. De bruidegom ving haar
op in zijn armen.
„Waar ben ik zeide zij na verloop
van eenigen tijd.
„In het midden uwer vrienden en in de
armen van je man."
„Mijn hemel wat is er gebeurd
„Ach
„Iets vreesenjka niet waar
„Ja. iet; verschrikkelijks, iets om zich
de haren uit het hoofd te rekken," en
met deze woorden greep de bruidegom
naar zijn kuif en trok zijn pruik van het
hoofd.
Tableau, waarna algemeene hilariteit.
De zaak was vereffend.
NIEUWE MODE.
Gastvrouw :„Caroline breng spoedig
een glas water voor Mevrouw de Gravin,
maar op een bord, hoort ge
Caroline (in zich zelve) „Op een bord
Dat is weer een nieuwe mode; nu drinken
de groote lui het water als de kat uit een
soepbord."
GESLAGEN.
„in Indië," aldus verhaalde een fan
tasie-rijk reiziger aan een anderen, „in
Indië kon het mij maar niet bevallen. Als
men in dat land 's-morgens een glas melk
wil drinken, heeft men wel een uur noo-
dig om al die vliegen er uit te visschen,
die er in gevallen zijn gedurende het
transport van den koestal naar de kamer."
„Beste vriend," hernam de andere, „dat
ts niets in vergelijking met Cochinchina
Daar heb ik nooit melk geproefd, er waren
slechts vliegen in 't glas de melk had
den die dekselsche insecten onderweg
totaal opgedronken
FRAAIE WONINGEN.
Een agent van politie arresteert twee
vagebonden. „Waar woon iii vroeg
hij den eenen.
„Ikik woon nergens!"
„En jij vroeg hij den anderen.
„Ik woon een verdieping hooger."
IEDER ZIJN WAPEN.
Onlangs trouwde een officier in volle
uniform. Een broertje van de bruid vond
dat vooral zijn degen heel mooi stond, en
daar hij nog een zuster had, wier minnaar
timmerman was, vroeg hij Ma, als Ja
cob met Anna trouwt, doet hij dan ook
een van zijn groote zagen om
ONTVANGEN
Een rustend burger gal onlangs ter ge
legenheid van het huwelijk zijner doch
ter, een prachtige partij. Toen hij de re
keningen nazag en eens optelde, hoeveel
hij had uitgegeven, riep hij uit „En dat
noemen de voorname lui nu „ontvan
gen I"
CLIMAX.
Leerling (een opstel voorlezend)
„en toen viel hij neer en was dood
Onderwijzer. „Dat is te kort gezegd.
Daar hadt ge iets moeten bijvoegen, zoo
dat het slot meer indruk op den lezer
maakt."
Leerling (verbeterend) en toen
viel hij neer en was hardstikkedood."
ONNOODIGE STUDIE.
Een boerenvrouw, die vernam dat haar
zoontje in de school aardrijkskunde van
Europa moest leeren, riep vol verontwaar
diging „Wat heeft die jongen in 's He
melsnaam met Europa noodig daar komt
hij immers in ziin heele leven niet
.rrtTP wn--
Keiziger. Mijn naam :s van buffelen,
ik reis voor het huis van Zwabberen.
Winkelier. Voor Van Zwabberen zegt
ge Mag ik u dan beleefd verzoeken, de
deur van buiten te sluiten.
MODERN.
Student (tot zijn vader, een eenvoudig
kastenmaker) Zie eens, vader, ik heb weer
een jas algedankt, die kan moeder nu voor
i in orde maken
IN DEN GEEST DER ROd
Tooneelspeler „Kellner een bief tuk.
maar een bloedige, ik heb zoo even den
Macbeth eesneeld.
EEN TYPE VAN BELEEFDHEID.
Aan den eisch, dien de hertog de f ny
stelde om een beleefd man te ziin. is met
gemakkelijk te voldoen. „Een beleeld
man." zeide hij, „is iemand die tiet
belangstelling luistert naar iets, waar liij
alles van weet, als het hem verteld wordt,
door iemand die er niefs van weer
ntlfKArtln
Twee schepen ontmoeten eiüaai in !e
Noordzee op zeer korten afstand en w.s-
selen door den scheepsroeper de volgenoe
woorden „Wo kummst du her
„Von Huil
„Wat hest du loden
„Wul!
„Wie ts de Frachf
„Vuil
„Wie heit dat schip
„John Buil
„Und de Kapiteen
„Krul!
Waarop de vrager woedend terug-
schreeuwt „Minsch. du bist io wull
dull
HET EENIG GEBREK.
A. „Nu ik den ezel gekocht en be
taald heb, verzoek ik u beleefd de goed
heid te hebben mij eerlijk te wi'len remen
of hij gebreken heeft
B. Gebreken heeft hij mei, inj is
slechts een weinig kort van memorie
A. „Hoe noet ik dat verstaan?"
B. Dat zal ik u verklaren ziet ge,
nauwelijks heeft hij slaag gehad wegens
halsstarrigheid en is hij drie of vier stappen
vooruit gegaan of hij heeft de slagen reeds
weder vergeten en hij blijft weer onbe
wegelijk op den weo
AD Kern.
Frans 1, Koning van Frankrijk, wilde
een geleerde tot een hoogen rang verhef
fen nu was hij nieuwsgierig te weten of
hij wel van adel was.
„Sire," antwoordde de iuC Op
's Konings vraag, ze waren met hun drie
ën broers in de ark van Noach ik weet
ongelukkig niet. uit welken van die drie
ik afstam."
xANKEE-Sl 1JE.
Bij ons in Amerika is alles veel frisscher
en daarom werkdadiger dan in het oude,
muffe Europa, zei oniangs een Amerikaan.
Zoo heeft b v Dr. Speerman in Milwau
kee onlangs mijn schoonvader een dosis
salpeter ingegeven als zweetdrijvend mid
del. Hoe meent ge nu dat de werking was
Den volgenden morgen vond ik mijn
schoonvade- -r
1NXC.U vV 1; UOrUNl 1 XX-,
Kleine Piet ziet voor het eerst een
fiets voorbijkomen en kondigt deze
zijn waarneming aan met de woorden
„Kijk. Moe een seharensliep op hol 1"
DIN DE U DEN D
Reiziger Conducteur, heb ik op het
volgend station tijd om een glas bier te
drinken V'
Conducteur „Als u met verder reist,
ja."
VERSPROKEN.
(Een kellner stort wijn) Gast„O, dat
schaadt niet."
Kastelein „Zwavelzuur op mijn ma-
honiehrvr-n vloer, schaadt dat nier
dn HANDIGE SYMPATHIE.
„Ach groote Hemel I" riep een be
ginnend jong genie zuchtend uit, terwijl
hij zijn pen nederwierp en afgemat in
zijn stoel achterover leunde, „wat is het
toch veel aangenamer en gemakkelijker
mijn gedichten te lezen dan ze te maken P
„Arme vent, zei een deelnemend
vriend, die bij hem zat „wat moet jij dan
wel niet 1«"d—
iROBF
„Waar uandelt gij in?" vroeg onlangs
een reiziger aan een zijner collega's.
„In gezond verstand," antwoordde deze.
„Zoo," hervatte gene, „monsters hebt
grj> 70't.o- n
lOMOGEE'N IN DE HOOP.
Chef de bureau „Hoor eens, mijn
waarde, ik hoop dat ik niet meer gewaar
word, dat er lv'ee on 't bureau pc-ookt
wo-'h
denaar „treilde hoop koester
ook ik, geachte chef."
M
*3
Sinds de weKen dat Relinda haar dage
lij ksche werkzaamheden vervulde,smaak
te zij ook de genoegens die de arbeid met
zich brengt. Haar moeder deelde in haar
geluk e 1 telkens als de klok vijf uur ge
slagen hd, zette mevrouw Josselin zich
aan het venster om haar dochter te zien
terugkeerea.
Eens maaKte ue oude «lame net pian om
het voorbeeld van haar dochter te volgen
en haar vrije uren aan den arbeid te wijden.
In stilte had zij haar voornemen aan Mo
deste meegedeeld, die al zijn best doen zou
om iets voor haar te vinden. Tweemaal
meende zij in de dagbladen de betrekking
die zij zocht gevonden te hebben. Zij be
gaf zich dan op weg naar het opgegeven
adres, maar aan de deur gekomen zege
vierde haar schroomvalligheid. „Ik ben
laf," zeide zij dikwijls ontevreden over
zicnzelve en zij nam zich daarbij voor, een
volgende gelegenheid moediger te zijn.
„Zou het u bevallen," vroeg op zekeren
dag Modeste, „om aan een heer de cou
rant voor te lezen en zijn brieven te schrij
ve
„tuom mei, ..unuk. .e _,.zvrouw
Josselin. „Zijn brieven zal hij mij zeker
ook dicteeren, veronderstel ik."
latuurlij k
„rs het een bejaard heer of een zieke
misschien
„Hij is nog jong, maar na een zware ziek
te blind geworden, tenminste dat scheelt
met vee
„Hoe -,-_i iuj," vroeg mevrouvv josse
lin, die aanstonds aan Tersac, den jour
nalist begon te denken, opgewonden.
„Savien Cassert is zijn naam.... Hij
bewoont de vijfde verdieping."
„Dat is mogelijk, ik ken de huurders
niet. Hebt ge hern van mij gesproken
„Ja, maar ik heb hem niet gezegd dat
u de eigenares is van dit huis."
„Dat heb je goed gedaan, Modeste.
Wanneer wilde hij mij spreken
„Onmiddellijk, mevrouw. Hij verveelt
zich vreeselijk, en geen wonder. Het roo-
ken, dat hem eerst nog een afleiding was,
is lietn thans geheel verboden."
a ieder trapportaal moest mevrouw
Jos.sun een oogenblik rusten om niet
buiten adem boven aan te komen. Waar
zou ze hem vinden Hoe zou hij haar ont
vangen Zou zij geschikt zijn voor de
taak die zij verlangde op zich te nemen
Deze en andere gedachten doorkruisten
onsamenhangend haar geest.
De vijfde verdieping was evenals de
eerste aan den eenen kant in twee vertrek
ken verdeeld. Modeste klopte zachtjes aan
en een oude vrouw, in het zwrt pekleed,
deed open.
„Zijt gij het, Modeste," zeiue ze toen zij
den concierge zag, „en zdat is zeker de
dame die voor mijn zoon komt schrijven."
Zonder meer werd mevrouw Josselin
in een kamer gebracht die zoo donker
was, dat zij in het bepin niets onderschei
den kon.
„Savien, ik breng hier de dame, van
wie iVh'ueste je gesnroken heeft," zei de
oude v-k—
„Geiiik'.V,wees zoo goed plaats
te nemen," klonk een mannenstem.
Zij bleef een oogenblik stil en onbeweeg
lijk. Toen zij wat aan de duisternis ge
wend raakte, zag zij zijn forsche gestalte
in een leunstoel uitgestrekt, terwijl een
zwarte band zijn oogen verborg.
Mevrouw Josselin bleef een oogenblik
st 1 en onbeweeglijk. Zij zweefde tusschen
de vrees herkend te worden, wat haar zou
Vernederen, en het medelijden dat zijn
toestand bij haar opwekte. Waarom droeg
hij hier niet denzelfden naam als in Biar
ritz en San Sebastien Wat kon de reden
zijn om zijn naam verborgen te houden
Maar zij moest spreken, wilde zij zich
niet verraden. „Mijnheer", begon zij met
een trilling van ontroering in haar stem,
„men heeft mij gezegd dat u iemand zocht
om voor te lezen en voor u te schrijven."
„Dat is zoo. Heeft u reeds zulk een be
trekking vervuld
„Neen mijnheer, maar ik wil al het mo
gelijke doen om het u naar den zin te ma
ken."
„Hoeveel uren heeft u dagelijks be
schikbaar
„Zooveel u verlangt. Al mijn tijd kan
ik aan uw dienst wijden en ik bewoon ook
dit huis."
„Uitstekend 1 Eerst zal u zich echter wat
aan de duisternis moeten gewennen. Maar
als het lezen u vermoeit, zal ik u wel dic
teeren. Vooraf moet ik u evenwel zeggen
dat ik niet rijk ben. vooral sinds het oogen
blik, dat men mij alle ernstig werk ont
zegd heeft. Ik kan u niet meer dan vijftig
cent per uur geven't Is weinig voor
hetgeen ik van uw krachten vorderen
In de kast daar langs den wand lig
gen boekdeelen, waarover men mij om
artikelen'vraagt. Samen zullen wij ze be
handelen. terwijl u ijverig aan tee keningen
„.eviouw Josselin ontstelde opnieuw.
Hij zou haar dus artikelen laten schrijven
voor couranten Zij vergat dat zij al
leen het willoos werktuig was om op te
schrijven wat Tersac dacht.
„U vindt het zeker wat te weinig,"
vroeg Savien, bemerkend dat zij het stil
zwijgen bleef bewaren.
„Voor mij is het weinig, maar ik be
grijp dat het voor u veel moet zijn," ant
woordde zij
„U neemt dus mijn voorstel niet aan,"
vroeg hij onrustig.
„Zeker wel," hernam zij haastig. Zij
berekende dat zij op slot van zaken nog
meer verdiende dan haar dochter. En daar
ging ze trotsch op.
„Ik dank u.We zullen dan onmid
dellijk maar beginnen. Hoe laat is het,
grootmoeder Hij kon de oude vrouw
niet zien, maar toch scheen hij te weten
dat zij er was, wacht bij zijn laatste woor
den wendde hij het hoofd naar de deur,
waar zijn grootmoeder zwijgend het einde
van het gesprek afwachtte.
,,'t Is tien uur, Savien."
„Dan zullen we beginnen met de brie
ven te beantwoorden, die hier liggen. Ik
verzoek u ze eerst voor te lezen, daar mijn
grootmoeder ze niet ontcijferen kon."
De schrijftafel was zoo bij de deur van
het vertrek geplaatst, dat dc zieke in duis
ternis gehuld bleef, terwijl zijn secretaresse
door een vensterraam het noodzakelijke
li>v.f r,----'-
Mijn.icc. w„ssert onder dezen schuil
naam stond hij in Parijs zeer bekend
had niet dezelfde wijze van couranten
lezen als mevrouw de Josselin. Wanneer
deze er een voor zich ter hand nam, be
gon zij bij de feuilleton en zocht dan naar
de voornaamste gebeurtenissen, het nieuws
op politiek gebied las zij nimmer na.
Bij Savien was het juist omgekeerd.
„Verder.... verder," zei hij.
„Vreemde correspondentie, debatten
in de Kamers, crifische artikelen over
literaire werken, dat alleen kon zijn aan
dacht trekken. Dan begon zij aan de sta
pels boeken die al drie maanden op het
bureau van Tersac opgestapeld stonden.
Het eerste was een roman. Halverwegen
het eerste hoofstuk riep hij „Genoeg,
genoeg Sla enkele bladzijden over, mis
schien wordt de schrijver daar belangwek
kender.... Nog een paar!.... Nu het
laatste hoofdstuk, de ontknooping is me
nu genoeg.... Niets nieuwer dan de
rest en daarbij, slecht geschrevenHet
volgende boek 1"
De arme mevrouw Josselin was er bijna
duizelig van geworden. Maar toch hield
zij dapper vol, zonder dat Relinda iets van
de betrekking van haar moeder merkte.
Mevrouw Josselin had zich ook vast voor
genomen de eerste dagen niet over haar
betrekking en haar ontmoeting op de
vijfde verdieping te spreken, maar het
geheim woog te zwaar en meer dan eens
was het haar bijna ontsnapt, 's Zaterdag
's-avonds zei zij Relinda alles. Het moest
er uit. Relinda had haar plannen voor den
Zondagmiddag reeds blootgelegd. In Ver
sailles wilde zij dien middae eaan door
brengen.
„Ik zou met beter verlangen,' zei me
vrouw Josselin, „als ik vrij was. Maar ik
heb mijn armen zieke beloofd, als naar ge
woonte. een uurtje te komen lezen."
„Uw zieke," vroeg Relinda verrast.
„Ik bedoel den huurder van de vijfde
verdieping."
„Mijnheer Savien Cassert Hoe kent u
hem zoo
„Ken jij hem ook, mijn kind
„Volstrekt niet 1 Ik ken hem bij naam,
omdat hij een van de bewoners is van ons
huis, maar ik heb hem nooit gezien."
„Juist je kent dus alleen zijn schuil
naam. Herinner je jé den vriend van mijn
heer de Lésigny, met wien wij in Biarritz
nog gesproken hebben
„Mijnheer Tersac?.... Ja, dien her
inner ik mij goed. Hoe, woont die hier
Ik heb hem nooit ontmoet."
„Dat verwondert mij ook niet, hij gaat
nooit uit. Voorloopig mag hij de duisternis
niet verlaten."
„Misschien neelt mj zijn oogen met ge
spaard?.... Modeste heeft u zeker het
voorstel gedaan Och, arme lieve
moeder, die ook heeft willen werken,"
riep Relinda ontroerd, terwijl zij haar
moeder liefdevol omhelsde. „Ik w'-.t niet
wat, maar ik zag dat er iets bizonoers
was in de politiek scheen u de laatste
dager, zoo heel goed thuis te zijn....
Dat alles is nu wel goed, zoolang het u niet
afmat, maar bij de minste vermoeidheid,
bid ik u, om uw betrekking op te zeggen.
En heeft hij u niet herkend
„Neen.mijn stem heelt niets eigen
aardigs, waardoor hij mij herkennen zou.
Eiken dag wacht hij mij met ongeduld en
de uren van mijn aanwezigheid zijn hem
veel te kort. Dikwijls zou ik om hem nog
langer willen blijven...."
„Dat moet niet moeder 't Is reeds
veel voor u eiken dag vier uur te lezen en
te schrijven."
Toen mevrouw Josselin oen volgenden
dag den journalist bezoeken ging, vond
zij hern tot haar voldoening in een vroo-
lijke stemming. Savien vertelde haar dat
de dokter juist was heengegaan en hem
verzekerd had, dat hij na korten tijden
den band zou mogen afdoen. Een klep was
dan voldoende om zijn oogen tegen het
helle daglicht te beschermen.
„Die zal me niet veel mooier staan,
maar enfin, ik ga er mee vooruit. Boven
dien mag ik een beetje werken en nu en
dan per rijtuig een uitstapje doen. Nauwe
lijks was u gisteren weg, toen ik van een
vriend bezoek ontving. Deze houdt een
equipage die hij dagelijks aan mij afstaan
wil o-n een rijtoertje door het bosch te
m i. Tk kan hem niet genoeg voor zijn
goedheid danken#"
Deze goede tijding maakte mevrouw
Josselin bijna even gelukkig als den ion-
gen man. Niet weinig verrastte haar den
brief, dien zij nu schrijven moest aan het
adres van mijnheer de Lésigny. „Is het
lang geleden, dat hij naar Parijs terugge
keerd is," vroeg zij belangstellend.
„Kent u hem bij toeval." vroeg Tersac
haar verwonderd
„Dat is mijn bedoeling niet," hernam zij
snel Maar ik dacht, als hij lang in Parijs
gewoond heeft, waarom heeft hij dan niet
eerder zijn riitutV ter uwpr beschikking ge
steld
„Mijn vriend en zu" jonge vrouw ze
zijn nog maar kortelings getrouwd
zijn eerst acht dagen geleden naar Parijs
teruggekeerd. Toevallig hoorde de Lé
signy dat ik ziek was en hij haastte zich
daarom mij te bezoeken. Van onze
kinderjaren zijn wij trouwe kameraden
geweest. Maar kom, laten wij nu nog een
oogenblikje schrijven."
Tersac was reeds lang van pian een serie
artikelen te schrijven over zijn reis door
Spanje, die hij met dat doe) ook onder
nomen had. San Sebastien en de stieren
gevechten wel honderdmaal beschreven,
ging hij zojider meer voorbij en het eerste
deel dat verscheen was getiteld Een
bezoek aan Burgos. Het begin vlotte goed,
maar dan hield hij plotseling bij de be
schrijving van de kathedraal stil. ,,'t Is toch
ongehoord," riep hij spijtig uit, terwijl hij
moedeloos langs zijn voorhoofd streek.
„Vroeger had ik zulk een sterk geheugen,
maar de ziekte heeft het mij geheel ont
nomen. Ik verliet er mij geheel op, om mijn
oogen bij het schriiven n;et te vermoeien.
En zie
„Misschien zou ik u Kunnen helpen,"
fluisterde mevrouw Josselin wat vrees
achtig. Ik ben in Burgos geweest...."
Ha, dan ben ik gered! Noem
mij den naam van den monnik, wiens
hoofd boven den ingang gebeiteld is."
„Ik herinner het mij uitstekend.,,»
't Is als zie ik het nog voor mij."
„Welnu
„Helaas, de naam is mij ontgaan!...#
Maar Relinda zal het mij zeggen
„Wie is Relinda
„Mijn dochter," antwoordde zij trotsch.
„Kijk, heeft u een dochter?.... En
heeft zij met u de reis gemaakt
„Ja," zei mevrouw Josselin glimlachend.
„Zij heeft een sterk geheugen en daarbij
heeft zij nog vele aanteekeningen ge
maakt."
„En denkt u, dat zij mij behulpzaam
zou willen zijn," vroeg Tersac, in spanning
op haar antwoord wachtend.
„Wel, zonder twijjel!.... Ik wil het
haar dadelijk gaan vragen."
Het verzoek van Tersac kwam wat on
verwacht, maar daar haar moeder het
kwam vragen, kon en wilde zij niet wei
geren.
Was dat de iorsche man, die de bewuste-
looze Colette als een veertje weggedragen
had Relinda stond verbaasd en kon haar
oogen niet gelooven.
Savien kon haar niet zien, want de
zwarte band sloot nog vast tegen zijn oo
gen, maar aan den lichten tred van de
binnenkomende herkende hij dien van een
jonge dame. „Vergeef mij juffrouw, dat
ik u gestoord heb," begon hij, voorzichtig
uit zijn leunstoel opstaande. „Eer had ik
naar u moeten komen, maar u ziet het, ik
ben wat ongesteld."
„Ik weet het, mijnheer, u behoeft u
niet te verontschuldigen. Men heeft mij
gezegd, dat ik aanteekeningen had die u
van nut konden zijn ik heb ze meege
bracht,"
Bij de eerste klanken van mar stein had
Tersac zich sidderend aan den leunstoel
vastgeklemd, dan rukte hij plotseling den