VOOR DE iinuiisiitiiiHiiisiiHiiiiii.iiiniiiiiiiiiiiHSiisir^iiHEiitiiniiiiiiEiii'iL iiisnsiirjr'nnnni!j "d^1 inimnHininiiiiniiHsiifiiainiijiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuiiiiniiiiniiiiiisHiii^ iuiüiihiiiüskj mnuLiiammuiiimmn;; GcDWONG 1 UIT DE I MOPPENTROMMEL mm NUMMER 22 DERDE JAARGANG 1923 had zich dadelijk na ons gesprek in haar kamer teruggetrokken en zich bi) 't diner wegens vermoeidheid laten verontschul digen, zoodat ik geen eeleeenheid had haar meer re spreken Op een van de paarden gezeten, nad ik den omtrek Joorkruisd, met het onbe stemde vermoeden, mijn onbekende wel licht op het onverwachts te ontmoeten, ja zelfs aan den Ptasmolen, waar ik een oogenblik bij de vriendelijke kasteleines uitrustte, bedekt geïnformeerd ol mevr Brughel logeer had en of er in den om trek ook dame gelogeerd waren, met wie tante non converseeren zij kon mij echter geen inlichting geven, ofschoon ik wel aan haar merkte, dat zij, wellicht door Jacob of Hanne. van de nachtelijke muziek had gehoord. Onbevredigd keer de ik terug en verbeidde met verlangen het uur. waarop de piano zich weder zou doen hooren om dan volgens den raad. nuj door tante gegeven, haar met mijn viool te accomoagneeren en de speelster te verrassen De avond viel opgewonden wandelde ik doot mijn kamer, totdat op 't oogen blik dat de laatste slag van tien uur klonk, een fraai preludium mij deed hooren, dat de onzichtbare musicienne haar tooverspel was begonnen ik wachtte eenige oogenblikken en begon toen op mijn viool de eerste maten van de „Symphonie Pastorale", waarop tot mijn groot blijdschap de piano dadelijk inviel. Het eerste gedeelte af gespeel o hebbende begaf ik mn evenals den vorigen avond, met de meeste behoedzaamheid naar de deur van het heiligdom op de trap werd ik echter zoo droevig te moede, dat het mij onmogelijk was naar boven te gaan en mij op de trede moest nederzetten, om niet te vallen met moeite herstelde ik mij, steeg hooger en drukte mijn oor tegen de deut, daar ik te angstig was die te openen, en luisterde in angstige span ning. De diepste suite neersente in net ver trek en een ongekende moedeloosheid overviel mi), daar ik door geen enkele spleet de zwakste lichtstraal zag schitte ren. Niet wetende wai te doen, te ontsteld de deur te openen en dus aan mijn toe stand vol, hoop en vrees een einde te ma ken, gr%ep ik mijn viool en begon het tweede gedeelte der symphonie dade lijk antwoordde de piano en wij vervolg den ons concert. Toen opende ik haastig de deur en. bracht onwillekeurig de handen voor mijn oogen terwijl ik een oogenblik onbeweeg lijk en sprakeloos in de oost der deur bleef staan Een lamp op een taiei en twee kaarsen op de piano, door lichtschermpjes gedekt, verlichtten het vertrek 't Eerst, waar mijn oog op viel, toen ik mijn handen van mijn gelaat verwijder de, was tante, die op eenige passen vóór mij stond, even kalm als gewoonlijk ik uitte een kreet en liet mijn viool vallen, wier snaren mijn smartkreet herhaalden. Mevr Doortje deed een stap ter zijde en ik bemerkte toen een meisje, een dame, een engel van ongeveer achttien a twin tig jaren, zoo schoon en schitterend, als ik nooit te voren zag, wier zie'volle, diep blauwe oogen mij met een vriendelijken blik beschouwden, terwijl haar glanzend blond haar in dikke golven zich over de sierlijken hals en borst kronkelde alle détails van dit schoone, slanke wezen zag ik in één oogenblik, terwijl ik het vol gende reeds aan haar voeten geknield lag en haar met van aandoening bevende hand het muiltje paste, dat alleen voor dat on vergelijkelijk kleine scheen ge maakt te zijn „Gij waart het uus,nep ik m vervoe ring uit, terwijl ik haar smeekend aanzag. Tante liet mij echter geen tijd, haar tegelijk alles te zeggen wat op den bodem mijner ziel had gesluimerd en reeds op mijne lippen lag. Beide nam ze ons bij de hand en geleidde ons naar haar kamer. „Jo-lief," zeide zij tot het aanbiddelijk meisje, „laat ons een oogenblik alleen." „Ach, blijf," riep ik uit, haar hand grij pende en hartstochtelijk aan mijn tippen drukkende, „blijf, beminnelijke Johanna, of ik geloof dat de goede engelen, waartoe ook gij behoort, u voor altijd aan mij zul len ontvoeren en 't werkelijk een spel van mijn verbeelding is geweest." „Laat haar een oogenblik gaan," zeide tante, „en ik zal zorgen, dat uw verbeel ding werkelijkheid wordt. Ik had nu een oogenblik tijd gehad haar opmerkzaam te beschouwen, maar hoe zal ik u de zuiverheid der lijnen van dat gelaat beschrijven, waarop al de reinheid van ziel, al de kinderlijke onschuld van een verheven gemoed lagen uitgedrukt, terwijl zij de oogen met zedigheid had nedergeslagen. „Welnu dan, tante, vergun mij ten minste, een kus vol eerbied en dankbaar heid te drukken op de vingers, die mij ge durende twee dagen zoo onvergelijkelijk veel genot verschaften." En zonder zelfs het antwoord af te wachten knielde ik voor Johanna neder en drukte ik haai vingers aan mijn lippen, die vingers zoo teeder en tegeli;k zoo krachtig, die ik in mijn hand voelde beven Mijn oogen opheffende ontmoette ik haar blik, zoo vol uitdrukking, dat hij tot het diepste mijner ziel doordrong en nooit verga ten werd. Johanna verliet de kamer en ik bevond mij weder alleen mei tante, die mij naasi zich deed plaats nemen en mij het vol gende mededeelde „Johanna was de éénige dochter van mijn oom's broeder die, door tegenspoed gedrukt, kort na haar geboorte was overleden, vrouw en kind aan de goedheid van zijn broeder overlatende Oom had dien heiligen last gewillig op zich genomen en Johanna, wier moeder ook kort daarna gestorven was. een uitstekende opvoeding laten ge nieten. Gedurende mijn academietijd was zij bij tante teruggekeerd, en ofschoon dikwijls uitgenoodigd, had ik nooit tijd kunnen vinden de oude vrouw te bezoe ken, enzooals zij er met een fijn lachje bijvoegde, „en zoodoende een ge luk van mij verwijderd gehouden, dat ik nu zoo koortsachtig najaagde." Zij had zich gelukkig gevoeld dar ik-zell de mu ziek was komen brengen en toen het plan opgevat mij, dien zij wist een muziek liefhebber te zijn, in verrassing te brengen, om zoo in korten tijd mij beter te leeren kennen dan anders bij een gewone voor stelling wellicht 't geval zou geweest zijn, „daar", voegde zij er glimlachend bij, „iemand in opgewonden oogenblikken zich meer bloot geeft en zijn inborst beter laat zien dan in fraai toilet in een receptie kamer." Haai nichtje als een moeder liefhebbende, had zij steeds den wensch gekoesterd mij met haar te vereenigen, maar wilde toch eerst weten wie en wat ik was geworden sedert zij mij met meer had gezien, „te meer," voegde zij er erns tig bij. „daar zij mijn erfgename zal worden en een huwelijk door mij nog als iets hoogst ernstig wordt beschouwd." Hierop noodigde zij mij met haar naar het salon te gaan, waar een keurig souper gereed stond en waar ik weldra gelegen heid had op te merken dar Johanna's geest evenzeer ontwikkeld was. als haar vingers geoefend waren Met tante's goedvinden weru ons huwelijk eenige maanden daarna, in tegenwoordigheid van een uitgelezen kring vrienden, door den burgemeester van de Bronk voltrokken, en speelden wij dien avond voor de gasten de „Sym phonie Pastorale" en „Asschepoetster" tot aandenken aan onze gelukkige ver- eemging, terwijl ik mijn lief vrouwtje verraste en een blos op haar wangen te voorschijn riep, toen ik haar het muiltje, dat ik zorgvuldig bewaard had, sierlijk gemonteerd, onder een sto'oie als bruids cadeautje aanbood. En hiermede, vriendelijke lezer, is mijn sprookje uit. Datgene wat ik miste, heb ik gevonden een lieftallige vrouw en een huiselijke haard. Wellicht verhaal ik u later de geschiedenis van 't kleine duimpje, daar van mijn reis naar Afrika of met de „Willem Barends" nu nooit iets zal komen. MODERNE KINDEREN Tante (tot haar zesjarig neefje Jan) „Wel foei, kereltje, rook jij al sigaren Dan rookt je jongste broertie zeker ook al?" Jantje „Neen, tante, die snuift." VERKEERD BEGREPEN. Professor (met den dokter op weg naar het consult) „Is het geval hope loos Dokter „Toch met, de patiënt heeft een rijken oom in Amerika." ARISTOCRATISCH. Arts „Het is me aangenaam, u te kunnen berichten, mevrouw, dat ik uw kleine zal kunnen vaccineeren van een gezond kindnameliik van Roemer. Barones s „O neen, dokter, dat Kan ik onmogelijk permitteeren wij wenschen in geenerlei opzicht intimiteiten met die famf<> ühjN GOEDE BETREKKING. Zoo, gaan uw zaken niet naar wensch, nu ik kan je helpen. Ik weet een aange name, rustige betrekking voor je in de menagerie je hebt den ganschen dag niets te doen, dan tweemaal je hoofd in den muil van »®n leeuw te steken. EEN RAADSELACHTIG PUNT. Zekei oud heer was er volor bekend dat hij altijd vuil linnengoed droeg Een zijner vrienden, die opmerkzaam naar de borst van zijn overhemd had gekeken zeide eens „Ik heb u nu al vijf-en-twin- tig jaar gekend, Mokes, en toch hebt ge 'ets over u dat ik m3ar niet begrijpen kan Daar zou ik u we! eens naar willen vragen, als ge er niet tegen hebt. Ge zult het mij, hoop ik, niet kwalijk nemen „O neen, dat gelooi ik niet ..Welnu, dan, Mokes, ge moet eens vertellen wie uwe overhemden draagt, voordat zij vuil ziin VEREFFEND. Er werd oruiloft gehouden. Bij het diner had de bruid het ongeluk drie valsche sche tanden uit haar mond te laten vallen Zij wiat zich niet beter te redden dan in zwijm te vallen. De bruidegom ving haar op in zijn armen. „Waar ben ik zeide zij na verloop van eenigen tijd. „In het midden uwer vrienden en in de armen van je man." „Mijn hemel wat is er gebeurd „Ach „Iets vreesenjka niet waar „Ja. iet; verschrikkelijks, iets om zich de haren uit het hoofd te rekken," en met deze woorden greep de bruidegom naar zijn kuif en trok zijn pruik van het hoofd. Tableau, waarna algemeene hilariteit. De zaak was vereffend. NIEUWE MODE. Gastvrouw :„Caroline breng spoedig een glas water voor Mevrouw de Gravin, maar op een bord, hoort ge Caroline (in zich zelve) „Op een bord Dat is weer een nieuwe mode; nu drinken de groote lui het water als de kat uit een soepbord." GESLAGEN. „in Indië," aldus verhaalde een fan tasie-rijk reiziger aan een anderen, „in Indië kon het mij maar niet bevallen. Als men in dat land 's-morgens een glas melk wil drinken, heeft men wel een uur noo- dig om al die vliegen er uit te visschen, die er in gevallen zijn gedurende het transport van den koestal naar de kamer." „Beste vriend," hernam de andere, „dat ts niets in vergelijking met Cochinchina Daar heb ik nooit melk geproefd, er waren slechts vliegen in 't glas de melk had den die dekselsche insecten onderweg totaal opgedronken FRAAIE WONINGEN. Een agent van politie arresteert twee vagebonden. „Waar woon iii vroeg hij den eenen. „Ikik woon nergens!" „En jij vroeg hij den anderen. „Ik woon een verdieping hooger." IEDER ZIJN WAPEN. Onlangs trouwde een officier in volle uniform. Een broertje van de bruid vond dat vooral zijn degen heel mooi stond, en daar hij nog een zuster had, wier minnaar timmerman was, vroeg hij Ma, als Ja cob met Anna trouwt, doet hij dan ook een van zijn groote zagen om ONTVANGEN Een rustend burger gal onlangs ter ge legenheid van het huwelijk zijner doch ter, een prachtige partij. Toen hij de re keningen nazag en eens optelde, hoeveel hij had uitgegeven, riep hij uit „En dat noemen de voorname lui nu „ontvan gen I" CLIMAX. Leerling (een opstel voorlezend) „en toen viel hij neer en was dood Onderwijzer. „Dat is te kort gezegd. Daar hadt ge iets moeten bijvoegen, zoo dat het slot meer indruk op den lezer maakt." Leerling (verbeterend) en toen viel hij neer en was hardstikkedood." ONNOODIGE STUDIE. Een boerenvrouw, die vernam dat haar zoontje in de school aardrijkskunde van Europa moest leeren, riep vol verontwaar diging „Wat heeft die jongen in 's He melsnaam met Europa noodig daar komt hij immers in ziin heele leven niet .rrtTP wn-- Keiziger. Mijn naam :s van buffelen, ik reis voor het huis van Zwabberen. Winkelier. Voor Van Zwabberen zegt ge Mag ik u dan beleefd verzoeken, de deur van buiten te sluiten. MODERN. Student (tot zijn vader, een eenvoudig kastenmaker) Zie eens, vader, ik heb weer een jas algedankt, die kan moeder nu voor i in orde maken IN DEN GEEST DER ROd Tooneelspeler „Kellner een bief tuk. maar een bloedige, ik heb zoo even den Macbeth eesneeld. EEN TYPE VAN BELEEFDHEID. Aan den eisch, dien de hertog de f ny stelde om een beleefd man te ziin. is met gemakkelijk te voldoen. „Een beleeld man." zeide hij, „is iemand die tiet belangstelling luistert naar iets, waar liij alles van weet, als het hem verteld wordt, door iemand die er niefs van weer ntlfKArtln Twee schepen ontmoeten eiüaai in !e Noordzee op zeer korten afstand en w.s- selen door den scheepsroeper de volgenoe woorden „Wo kummst du her „Von Huil „Wat hest du loden „Wul! „Wie ts de Frachf „Vuil „Wie heit dat schip „John Buil „Und de Kapiteen „Krul! Waarop de vrager woedend terug- schreeuwt „Minsch. du bist io wull dull HET EENIG GEBREK. A. „Nu ik den ezel gekocht en be taald heb, verzoek ik u beleefd de goed heid te hebben mij eerlijk te wi'len remen of hij gebreken heeft B. Gebreken heeft hij mei, inj is slechts een weinig kort van memorie A. „Hoe noet ik dat verstaan?" B. Dat zal ik u verklaren ziet ge, nauwelijks heeft hij slaag gehad wegens halsstarrigheid en is hij drie of vier stappen vooruit gegaan of hij heeft de slagen reeds weder vergeten en hij blijft weer onbe wegelijk op den weo AD Kern. Frans 1, Koning van Frankrijk, wilde een geleerde tot een hoogen rang verhef fen nu was hij nieuwsgierig te weten of hij wel van adel was. „Sire," antwoordde de iuC Op 's Konings vraag, ze waren met hun drie ën broers in de ark van Noach ik weet ongelukkig niet. uit welken van die drie ik afstam." xANKEE-Sl 1JE. Bij ons in Amerika is alles veel frisscher en daarom werkdadiger dan in het oude, muffe Europa, zei oniangs een Amerikaan. Zoo heeft b v Dr. Speerman in Milwau kee onlangs mijn schoonvader een dosis salpeter ingegeven als zweetdrijvend mid del. Hoe meent ge nu dat de werking was Den volgenden morgen vond ik mijn schoonvade- -r 1NXC.U vV 1; UOrUNl 1 XX-, Kleine Piet ziet voor het eerst een fiets voorbijkomen en kondigt deze zijn waarneming aan met de woorden „Kijk. Moe een seharensliep op hol 1" DIN DE U DEN D Reiziger Conducteur, heb ik op het volgend station tijd om een glas bier te drinken V' Conducteur „Als u met verder reist, ja." VERSPROKEN. (Een kellner stort wijn) Gast„O, dat schaadt niet." Kastelein „Zwavelzuur op mijn ma- honiehrvr-n vloer, schaadt dat nier dn HANDIGE SYMPATHIE. „Ach groote Hemel I" riep een be ginnend jong genie zuchtend uit, terwijl hij zijn pen nederwierp en afgemat in zijn stoel achterover leunde, „wat is het toch veel aangenamer en gemakkelijker mijn gedichten te lezen dan ze te maken P „Arme vent, zei een deelnemend vriend, die bij hem zat „wat moet jij dan wel niet 1«"d— iROBF „Waar uandelt gij in?" vroeg onlangs een reiziger aan een zijner collega's. „In gezond verstand," antwoordde deze. „Zoo," hervatte gene, „monsters hebt grj> 70't.o- n lOMOGEE'N IN DE HOOP. Chef de bureau „Hoor eens, mijn waarde, ik hoop dat ik niet meer gewaar word, dat er lv'ee on 't bureau pc-ookt wo-'h denaar „treilde hoop koester ook ik, geachte chef." M *3 Sinds de weKen dat Relinda haar dage lij ksche werkzaamheden vervulde,smaak te zij ook de genoegens die de arbeid met zich brengt. Haar moeder deelde in haar geluk e 1 telkens als de klok vijf uur ge slagen hd, zette mevrouw Josselin zich aan het venster om haar dochter te zien terugkeerea. Eens maaKte ue oude «lame net pian om het voorbeeld van haar dochter te volgen en haar vrije uren aan den arbeid te wijden. In stilte had zij haar voornemen aan Mo deste meegedeeld, die al zijn best doen zou om iets voor haar te vinden. Tweemaal meende zij in de dagbladen de betrekking die zij zocht gevonden te hebben. Zij be gaf zich dan op weg naar het opgegeven adres, maar aan de deur gekomen zege vierde haar schroomvalligheid. „Ik ben laf," zeide zij dikwijls ontevreden over zicnzelve en zij nam zich daarbij voor, een volgende gelegenheid moediger te zijn. „Zou het u bevallen," vroeg op zekeren dag Modeste, „om aan een heer de cou rant voor te lezen en zijn brieven te schrij ve „tuom mei, ..unuk. .e _,.zvrouw Josselin. „Zijn brieven zal hij mij zeker ook dicteeren, veronderstel ik." latuurlij k „rs het een bejaard heer of een zieke misschien „Hij is nog jong, maar na een zware ziek te blind geworden, tenminste dat scheelt met vee „Hoe -,-_i iuj," vroeg mevrouvv josse lin, die aanstonds aan Tersac, den jour nalist begon te denken, opgewonden. „Savien Cassert is zijn naam.... Hij bewoont de vijfde verdieping." „Dat is mogelijk, ik ken de huurders niet. Hebt ge hern van mij gesproken „Ja, maar ik heb hem niet gezegd dat u de eigenares is van dit huis." „Dat heb je goed gedaan, Modeste. Wanneer wilde hij mij spreken „Onmiddellijk, mevrouw. Hij verveelt zich vreeselijk, en geen wonder. Het roo- ken, dat hem eerst nog een afleiding was, is lietn thans geheel verboden." a ieder trapportaal moest mevrouw Jos.sun een oogenblik rusten om niet buiten adem boven aan te komen. Waar zou ze hem vinden Hoe zou hij haar ont vangen Zou zij geschikt zijn voor de taak die zij verlangde op zich te nemen Deze en andere gedachten doorkruisten onsamenhangend haar geest. De vijfde verdieping was evenals de eerste aan den eenen kant in twee vertrek ken verdeeld. Modeste klopte zachtjes aan en een oude vrouw, in het zwrt pekleed, deed open. „Zijt gij het, Modeste," zeiue ze toen zij den concierge zag, „en zdat is zeker de dame die voor mijn zoon komt schrijven." Zonder meer werd mevrouw Josselin in een kamer gebracht die zoo donker was, dat zij in het bepin niets onderschei den kon. „Savien, ik breng hier de dame, van wie iVh'ueste je gesnroken heeft," zei de oude v-k— „Geiiik'.V,wees zoo goed plaats te nemen," klonk een mannenstem. Zij bleef een oogenblik stil en onbeweeg lijk. Toen zij wat aan de duisternis ge wend raakte, zag zij zijn forsche gestalte in een leunstoel uitgestrekt, terwijl een zwarte band zijn oogen verborg. Mevrouw Josselin bleef een oogenblik st 1 en onbeweeglijk. Zij zweefde tusschen de vrees herkend te worden, wat haar zou Vernederen, en het medelijden dat zijn toestand bij haar opwekte. Waarom droeg hij hier niet denzelfden naam als in Biar ritz en San Sebastien Wat kon de reden zijn om zijn naam verborgen te houden Maar zij moest spreken, wilde zij zich niet verraden. „Mijnheer", begon zij met een trilling van ontroering in haar stem, „men heeft mij gezegd dat u iemand zocht om voor te lezen en voor u te schrijven." „Dat is zoo. Heeft u reeds zulk een be trekking vervuld „Neen mijnheer, maar ik wil al het mo gelijke doen om het u naar den zin te ma ken." „Hoeveel uren heeft u dagelijks be schikbaar „Zooveel u verlangt. Al mijn tijd kan ik aan uw dienst wijden en ik bewoon ook dit huis." „Uitstekend 1 Eerst zal u zich echter wat aan de duisternis moeten gewennen. Maar als het lezen u vermoeit, zal ik u wel dic teeren. Vooraf moet ik u evenwel zeggen dat ik niet rijk ben. vooral sinds het oogen blik, dat men mij alle ernstig werk ont zegd heeft. Ik kan u niet meer dan vijftig cent per uur geven't Is weinig voor hetgeen ik van uw krachten vorderen In de kast daar langs den wand lig gen boekdeelen, waarover men mij om artikelen'vraagt. Samen zullen wij ze be handelen. terwijl u ijverig aan tee keningen „.eviouw Josselin ontstelde opnieuw. Hij zou haar dus artikelen laten schrijven voor couranten Zij vergat dat zij al leen het willoos werktuig was om op te schrijven wat Tersac dacht. „U vindt het zeker wat te weinig," vroeg Savien, bemerkend dat zij het stil zwijgen bleef bewaren. „Voor mij is het weinig, maar ik be grijp dat het voor u veel moet zijn," ant woordde zij „U neemt dus mijn voorstel niet aan," vroeg hij onrustig. „Zeker wel," hernam zij haastig. Zij berekende dat zij op slot van zaken nog meer verdiende dan haar dochter. En daar ging ze trotsch op. „Ik dank u.We zullen dan onmid dellijk maar beginnen. Hoe laat is het, grootmoeder Hij kon de oude vrouw niet zien, maar toch scheen hij te weten dat zij er was, wacht bij zijn laatste woor den wendde hij het hoofd naar de deur, waar zijn grootmoeder zwijgend het einde van het gesprek afwachtte. ,,'t Is tien uur, Savien." „Dan zullen we beginnen met de brie ven te beantwoorden, die hier liggen. Ik verzoek u ze eerst voor te lezen, daar mijn grootmoeder ze niet ontcijferen kon." De schrijftafel was zoo bij de deur van het vertrek geplaatst, dat dc zieke in duis ternis gehuld bleef, terwijl zijn secretaresse door een vensterraam het noodzakelijke li>v.f r,----'- Mijn.icc. w„ssert onder dezen schuil naam stond hij in Parijs zeer bekend had niet dezelfde wijze van couranten lezen als mevrouw de Josselin. Wanneer deze er een voor zich ter hand nam, be gon zij bij de feuilleton en zocht dan naar de voornaamste gebeurtenissen, het nieuws op politiek gebied las zij nimmer na. Bij Savien was het juist omgekeerd. „Verder.... verder," zei hij. „Vreemde correspondentie, debatten in de Kamers, crifische artikelen over literaire werken, dat alleen kon zijn aan dacht trekken. Dan begon zij aan de sta pels boeken die al drie maanden op het bureau van Tersac opgestapeld stonden. Het eerste was een roman. Halverwegen het eerste hoofstuk riep hij „Genoeg, genoeg Sla enkele bladzijden over, mis schien wordt de schrijver daar belangwek kender.... Nog een paar!.... Nu het laatste hoofdstuk, de ontknooping is me nu genoeg.... Niets nieuwer dan de rest en daarbij, slecht geschrevenHet volgende boek 1" De arme mevrouw Josselin was er bijna duizelig van geworden. Maar toch hield zij dapper vol, zonder dat Relinda iets van de betrekking van haar moeder merkte. Mevrouw Josselin had zich ook vast voor genomen de eerste dagen niet over haar betrekking en haar ontmoeting op de vijfde verdieping te spreken, maar het geheim woog te zwaar en meer dan eens was het haar bijna ontsnapt, 's Zaterdag 's-avonds zei zij Relinda alles. Het moest er uit. Relinda had haar plannen voor den Zondagmiddag reeds blootgelegd. In Ver sailles wilde zij dien middae eaan door brengen. „Ik zou met beter verlangen,' zei me vrouw Josselin, „als ik vrij was. Maar ik heb mijn armen zieke beloofd, als naar ge woonte. een uurtje te komen lezen." „Uw zieke," vroeg Relinda verrast. „Ik bedoel den huurder van de vijfde verdieping." „Mijnheer Savien Cassert Hoe kent u hem zoo „Ken jij hem ook, mijn kind „Volstrekt niet 1 Ik ken hem bij naam, omdat hij een van de bewoners is van ons huis, maar ik heb hem nooit gezien." „Juist je kent dus alleen zijn schuil naam. Herinner je jé den vriend van mijn heer de Lésigny, met wien wij in Biarritz nog gesproken hebben „Mijnheer Tersac?.... Ja, dien her inner ik mij goed. Hoe, woont die hier Ik heb hem nooit ontmoet." „Dat verwondert mij ook niet, hij gaat nooit uit. Voorloopig mag hij de duisternis niet verlaten." „Misschien neelt mj zijn oogen met ge spaard?.... Modeste heeft u zeker het voorstel gedaan Och, arme lieve moeder, die ook heeft willen werken," riep Relinda ontroerd, terwijl zij haar moeder liefdevol omhelsde. „Ik w'-.t niet wat, maar ik zag dat er iets bizonoers was in de politiek scheen u de laatste dager, zoo heel goed thuis te zijn.... Dat alles is nu wel goed, zoolang het u niet afmat, maar bij de minste vermoeidheid, bid ik u, om uw betrekking op te zeggen. En heeft hij u niet herkend „Neen.mijn stem heelt niets eigen aardigs, waardoor hij mij herkennen zou. Eiken dag wacht hij mij met ongeduld en de uren van mijn aanwezigheid zijn hem veel te kort. Dikwijls zou ik om hem nog langer willen blijven...." „Dat moet niet moeder 't Is reeds veel voor u eiken dag vier uur te lezen en te schrijven." Toen mevrouw Josselin oen volgenden dag den journalist bezoeken ging, vond zij hern tot haar voldoening in een vroo- lijke stemming. Savien vertelde haar dat de dokter juist was heengegaan en hem verzekerd had, dat hij na korten tijden den band zou mogen afdoen. Een klep was dan voldoende om zijn oogen tegen het helle daglicht te beschermen. „Die zal me niet veel mooier staan, maar enfin, ik ga er mee vooruit. Boven dien mag ik een beetje werken en nu en dan per rijtuig een uitstapje doen. Nauwe lijks was u gisteren weg, toen ik van een vriend bezoek ontving. Deze houdt een equipage die hij dagelijks aan mij afstaan wil o-n een rijtoertje door het bosch te m i. Tk kan hem niet genoeg voor zijn goedheid danken#" Deze goede tijding maakte mevrouw Josselin bijna even gelukkig als den ion- gen man. Niet weinig verrastte haar den brief, dien zij nu schrijven moest aan het adres van mijnheer de Lésigny. „Is het lang geleden, dat hij naar Parijs terugge keerd is," vroeg zij belangstellend. „Kent u hem bij toeval." vroeg Tersac haar verwonderd „Dat is mijn bedoeling niet," hernam zij snel Maar ik dacht, als hij lang in Parijs gewoond heeft, waarom heeft hij dan niet eerder zijn riitutV ter uwpr beschikking ge steld „Mijn vriend en zu" jonge vrouw ze zijn nog maar kortelings getrouwd zijn eerst acht dagen geleden naar Parijs teruggekeerd. Toevallig hoorde de Lé signy dat ik ziek was en hij haastte zich daarom mij te bezoeken. Van onze kinderjaren zijn wij trouwe kameraden geweest. Maar kom, laten wij nu nog een oogenblikje schrijven." Tersac was reeds lang van pian een serie artikelen te schrijven over zijn reis door Spanje, die hij met dat doe) ook onder nomen had. San Sebastien en de stieren gevechten wel honderdmaal beschreven, ging hij zojider meer voorbij en het eerste deel dat verscheen was getiteld Een bezoek aan Burgos. Het begin vlotte goed, maar dan hield hij plotseling bij de be schrijving van de kathedraal stil. ,,'t Is toch ongehoord," riep hij spijtig uit, terwijl hij moedeloos langs zijn voorhoofd streek. „Vroeger had ik zulk een sterk geheugen, maar de ziekte heeft het mij geheel ont nomen. Ik verliet er mij geheel op, om mijn oogen bij het schriiven n;et te vermoeien. En zie „Misschien zou ik u Kunnen helpen," fluisterde mevrouw Josselin wat vrees achtig. Ik ben in Burgos geweest...." Ha, dan ben ik gered! Noem mij den naam van den monnik, wiens hoofd boven den ingang gebeiteld is." „Ik herinner het mij uitstekend.,,» 't Is als zie ik het nog voor mij." „Welnu „Helaas, de naam is mij ontgaan!...# Maar Relinda zal het mij zeggen „Wie is Relinda „Mijn dochter," antwoordde zij trotsch. „Kijk, heeft u een dochter?.... En heeft zij met u de reis gemaakt „Ja," zei mevrouw Josselin glimlachend. „Zij heeft een sterk geheugen en daarbij heeft zij nog vele aanteekeningen ge maakt." „En denkt u, dat zij mij behulpzaam zou willen zijn," vroeg Tersac, in spanning op haar antwoord wachtend. „Wel, zonder twijjel!.... Ik wil het haar dadelijk gaan vragen." Het verzoek van Tersac kwam wat on verwacht, maar daar haar moeder het kwam vragen, kon en wilde zij niet wei geren. Was dat de iorsche man, die de bewuste- looze Colette als een veertje weggedragen had Relinda stond verbaasd en kon haar oogen niet gelooven. Savien kon haar niet zien, want de zwarte band sloot nog vast tegen zijn oo gen, maar aan den lichten tred van de binnenkomende herkende hij dien van een jonge dame. „Vergeef mij juffrouw, dat ik u gestoord heb," begon hij, voorzichtig uit zijn leunstoel opstaande. „Eer had ik naar u moeten komen, maar u ziet het, ik ben wat ongesteld." „Ik weet het, mijnheer, u behoeft u niet te verontschuldigen. Men heeft mij gezegd, dat ik aanteekeningen had die u van nut konden zijn ik heb ze meege bracht," Bij de eerste klanken van mar stein had Tersac zich sidderend aan den leunstoel vastgeklemd, dan rukte hij plotseling den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1923 | | pagina 9