GEMENGD NIEUWS.
Ons Onderwijs,,
Derde Blad
21 December 1923
PASKLAAR VOOR HET CACHOT GE
SLAGEN.
De Neef van Curapao
Hollandscf'.e tater eten uit net begin
der vorig eeuw.
iWILHELMINA VAN DER GAARD AAN
CORNELIA SCHRAVERS.
In den laatsten tijd was het zoover geko
men dat geen heil van het leven verwacht
werd tenzij men gestudeerd had. Men be
gint gelukkig daarvan terug te komen. Het
liep de spuigaten uit.
Aanleg of geen aanleg, ieder kind moest
gaan studeeren, het onderlijs werd zoo
hoog opgeschroefd, alsof ieder Nederlander
zijn toekomst in de wetenschap moest vin
den. I
De reactie bleef natuurlijk niet uit, men
begint nu niet minder kennis, maar meer
nuttige kennis te vragen.
In de Nederlander schrijft V. de volgende
behartenswaardige beschouwingen:
Het geeft te denken, dat de nu onlangs
overleden architect De Bazel weinig onder
wijs had genoten. Niet aan de Academie te
Delft was hij gevormd, maar op de Am
bachtsschool, in de werkplaats en op het
architectenbureau.
Evenals onze bekende bouwmeester Outs-
hoorn, de bouwer, onder meer, van het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam, is hij uit de
praktijk voortgekomen en toch werd hij een
onzer grootste bouwkundigen. Zijn vrije geest
was niet in bepaalde richting gedrongen. Hij
was niet door examenstudie afgejakkerd,
voordat hij den strijd des levens begon.
Wij hechten vaak aan het onderwijs veel
te veel waarde. Op dat punt gaan wij nog
gebukt onder de liberale tradities. Zoo lang
zamerhand begint de meening door te drin-
k gen, dat het onderwijs volstrekt niet ge-
geven heeft, wat het beloofde hen toch niet
geven kon.
I Een land heeft veel meer aan een groot
[aantal goede, degelijke en flinke menschen
die niet alleen schrijven en spreken kun
nen, maar ook handelen, dan aan al die halve
geleerden, zonder evenwicht, die de tegen
woordige opvoeding kweekt, en die zoo dik
wijls de gelederen versterken van de mis
lukten en de malcontenten.
Dat de architect De Bazel ons nu te zien
heeft gegeven, vertoonen ons tal van andere
"groote mannen, niet alleen uit vroegere
eeuwen, maar ook uit onzen eigen tijd.
Onze groote geleerde Anthonie van
Leeuwenhoek genoot niet veel meer onder
wijs, dan de dorpsschool te Warmond in de
17e eeuw geven kon, en toch hebben zijne
uitvindingen nu nog waarde. Alle vorsten en
aanzienlijken, die ons land bezochten, en on
der hen Czaar Peter van Rusland, kwamen
hem bezoeken, ofschoon zijne maatschappe
lijke positie zeer nederig was en vele buiten-
landscbe geleerden stonden met hem in be
trekking. Vondel en Breeroo bezochten ook
alleen maar de lagere school. Pascal genoot
geen andere opvoeding, dan die zijn vader
hem gaf en deze ontdekte op een goeden dag,
dat zijn zoon zich met meetkundige vraag-
stukken bezig hield, zonder ooit meetkunde
i te hebben geleerd.
De philosoof en socioloog Spencer vormde
geheel zichzelf evenals Abraham Lincoln, die
I van kolenbrander opklom tot president van
l Noord-Amerika. Ook Benjamin Franklin, de
uitvinder van den bliksemafleider, begon als
I drukkersgezel en eindigde als een wereldbe-
j roemd staatsman en geleerde.
Onze groote zeehelden hadden, voor het
meerendeel, weinig of niets geleerd. Maarten
Harpertszoon Tromp was de zoon van een
lichtmatroos. De ouders van de Ruyter
waren zeer arm. Die mannen verwierven door
eigen inspanning de kundigheden, die zij
werkelijk noodig hadden. Zij pasten zich tel
kens aan de omstandigheden aan en schiepen
tenslotte de regelen der krijgskunde ter zee,
die nu nog worden gevolgd.
Lloyd George, die nu nog een der grootste
staatslieden is van zijn tijd, begon als mijn
werker en genoot bitter weinig onderwijs
Hij vormde geheel zichzelf En Rhodes, de
groote man in Zuid-Afrika, ging eerst studee-
ren, nadat hij in zaken succes had gehad.
Geen financieele zorgen belemmeren toen
meer de ontplooiing van zijn rijken geest, ter
wijl menig man, die gestudeerd heeft, nooit
tot welvaart komt, omdat hij te geleerd is
en nooit tot wetenschap omdat hij niet ge
noeg welvaart heeft en dus ook niet genoeg
lijd om ziqh aan de wetenschap te wijden.
Wij herinneren hier ook aan den vroeger
zoo bekenden bankier A. C Wertheim en
aan mr. N. G. Pierson, die in heel zijn leven
slechts één examen deed en ten slotte minis-
ter werd van Financiën en een staatshuis-
houdkundige van grooten naam. Het onder
wijs is zeker van groote betcekenis Het is
een onmisbaar bestanddeel van de opvoeding,
maar men vereenzelvige het niet met die
opvoeding.
Wij moeten ook niet blind zijn voor het
feit, dat het onderwijs niet alleen geeft, maar
ook nemen kan. Dat het naast de voordeelen
ook nadeelen kan opleveren en dat het vol
strekt niet opgaat te zeggen, hoe meer on
derwijs, hoe meer succes!
Het tegendeel komt dikwijls maar al te
duidelijk naar voren en menig man, die vroe
ger vooraan was op de school, komt achter
aan in het leven.
Het onderwijs is dus volstrekt niet waar
deloos; maar de waarde is vaak schromelijk
overdreven en waar bezuiniging plicht is,
mag het worden gevraagd, of bezuiniging ook
niet op onderwijsgebied mogelijk is, zonder
dat de maatschappij daaronder lijdt
Het onderwijs kan duur zijn en toch slecht,
goedkooper en toch goed. Er is niet, nood
zakelijk, een direct verband tusschen de
waarde van het onderwijs voor den leerling
en het aantal millioenen dat wij er aan be-
steden.
EEN BANGE NACHT.
Het bedienend personeel van den vuur
toren Armen aan de Bretonsche kust van
Frankrijk tegenover het eiland Sein, heeft
van Maandag op Dinsdag een benauwden
nacht meegemaakt. Toen zij tegen den avond
bezig waren de lichten op een der boven-
galerijen te ontsteken, bemerkten zij, dat
er rook opsteeg uit het benedengedeelte
van den to en.
Zij snelden de trap af doch zagen zich den
uitgang door hoogoplaaiende vlammen ver
sperd.
Het bleek, dat de brand was ontstaan in
de keuken, waarschijnlijk en gevolge van
het i ntploffen van de daar staande petroleum
kachel. De brand breidde zich snel uit en de-
mannen zaten in de bovenkamer van den
toren als in e n muizenval
In hun benauwdheid klommen zij ten
slotte op het dak, hetgeen hun redding werd.
Daar kwamen zij namelijk op het denkbeeld
zich lang den bliksemaflèide naar beneden
te laten zakken. Op vele plaatsen was de
buitenmuur eeds gloeiend heet, doch zij
slaagden er allen in op den beganen grond te
komen. Ook daar was e hter nog geen vol
komen veiligheid.
Want zij bevonden zich tusschen razende
/lammen, die het geheele branbare gedeelte
/an den t oren verteerden en een niet minder
razenden stormwind, die de golven hoog op-
Cwiepte, welke hen ieder oogenblik dreigden
mee te sleuren.
Eerst den volgenden morgen kon een
regeeringsboot hen bereiken, na twee uur
met vloed en stormwind geworsteld te heb
ben.
GEVAARLIJKE AUTOMATEN..
Volgens het Vad. hebben tegenwoordig
eemge kroegjes in Den Haag a. Ier gevaarlijk
ste automaten van Duitschen invoer, op
gesteld. 't Zijn borreltjes-loterijen. Men
koopt een penning, welke in het apparaat
wordt geworpen. Als resultaat komt eenig
cijfer, vaq nul tot tien, boven, aangevend
het aantal gratis borrels dat verorberd mag
word n. Natuurlijk alleen in de kroeg waar
het toestel is opgesteld.
Mag dat vraagt het blad.
De 19-jarige loopknecht H. W. en de 18-
jarige varensgezel W. L. te Rotterd m zagen
Dinsdagavond het leven, de menschen den
de dingen van den vroolijken kant. Ze bracht-
ten een bezoek aan enkele der tallooze ge
legenheden, waar steeds innemende per
sonages samenkomen. Ten leste belandden
ze op den Schiedamschedijk aldaar. In het
café van I N. was men echter van hun aan
wezigheid daar niet gediend en d kaste
leines weigerde hun te tappen. Haar broer
wilde de jongelui met zachten drang ver
wijderen, .maar kreeg een klap met een leeg
bierglas op het hoofd. Toen deden de twee
wat overmoedige menschen doen, ze namen
wat ze niet k egen en dronken de glazen van
de bezo kers leeg. Nu zijn over het alg meen
bezoekers van de café's op den Schiedam-
sch dijk geen lammetjes. Ze lieten zich dan
ook de kaas nie van hun brood eten hier
het bier niet uit hun glans drinken en ge
zamenlijk namen ze de twee jongens „onder
handen" en mikten ze na de behandeling den
Schiedamschedijk op. Woedend ver
nielde daarop één der uitgeworpenen een
spiegelruit van het café. Toen kwam de poli
tie er aan te pas. Het tweetal werd naar het
politiebureau overgebracht en daar opgeslo
ten, wat niet zoo heel veel moeite opleverde,
aangezien de drinkebroers door de Schie-
damscliedijkers volgens den geijkten term
„pasklaar voor het cachot geslagen" waren
I
VAN DER VEN'S ZOMERFILM NAAR
HET BUITENLAND.
Op Vrijdag 28 December a.s. zal de heer
D. J. van der Ven, de bekende folklorist uit
Oosterbeek, in samenwerking met prof.
Julius Röntgen, directeur van liet Conserva
torium voor Muziek te Amsterdam, de film
„Ncerland's Volksleven in den zomer" ver
toonen te Antwerpen, op uitnoodiging van
het Vlaamsche Kunstverbond. De leiding van
dezen avond berust bij mr. Maurits Sabbe,
conservator van het Museum Plantin-More-
tus, terwijl burgemeester Frans van Cauwe-
laert eveneens zijn medewerking verleent tot
het welslagen van deze tentoonstelling.
Ook in Keulen zal binnenkort en opvoering
van de zomerfilm plaats hebben, uitgaande
van het „Forschungsinstitut für Sozialwissen-
schaften", welke voordracht in de Aula van de
Universiteit gehouden zal worden. Prof. L.
von Wisse, de bekende socioloog heeft in de
Kölnische Zeitung zeer waardeerend over de
zomerfilm geschreven, die hij tijdens zijn ver
blijf in Holland zag en bereidt de vertooning
voor de samenwerking met Prof. A. Wrede,
dén geleerden vorscher der „Rheinische
J Volkskunde" en Prof. Thcrbecke, presi-
dent van „Die Gesellschaft für Erdkunde".
i Ook zijn besprekingen gaande over een
opvoering te Praag ter gelegenheid van het
aldaar te houden Internationaal Congres voor
Anthropologic in 1924, waarop zeer waar
schijnlijk Nederland zal uitkomen, o.a. met
een vertooning van de zomerfilm, waarbij de
heer v. d. Ven de verklarende voordracht zal
houden en prof. Julius Röntgen de muzikale
illustratie zal geven.
NOODLOTTIGE INSTORTING
Te Hasselt (België) heeft Maandagavond
eer ernstig ongeluk plaats gehad. Men was
daar bezig met de vergrooting van een mou
terij, een gebouw 20 meters lang, 30 meters
diep en vier verdiepingen hoog, dat heelemaal
in beton was opgetrokken.
Toen de werklieden zich gereed gemaakt
hadden om naar huis te gaan en voor den
gevel van het gebouw stonden, deed zich
eensklaps een vreeselijk gekraak hooren, ter
wijl de grond dreunde, alsof er een aard
beving plaats had. Heel het gebouw stortte
onder donderend geraas in en van de om
wonenden maakte zich een paniek meester.
Toen het eerste oogenblik van ontzetting
voorbij was, kwamen er van alle kanten
menschen toegeloopen, de straat lag onder
puin bedolven.
Politie, gendarmen en brandweerlieden
snelden onmiddellijk te hielp. Laatstgenoem
den verrichten met vel toewijding het red
dingswerk, dat zeer ..oeilijk en gevaarlijk
was. Groote brokken beton en stukken ijzer
hingen dreigend boven het puin.
Op het oogenblik, dat de instorting plaats
had, bevonden zich nog verschillende werk
lieden in het gebouw, terwijl er ook een druk
verkeer in de straat was. Men vreesde, dat
er binnen en buiten het pand dus vele slacht
offers zouden zijn gemaakt.
Kort na het ongeluk werden een doode en
vijf gewonden onder de puinen uit gehaald.
Men vreesde, dat er nog meer slachtoffers
onder de ruïnes lagen. Eén der gewonden,
een 45-jarige metselaar, had beide beenen en
eenige ribben gebroken en bovendien zware
wonden aan het hoofd bekomen. Stervend
werd hij naar het gasthuis vervoerd. De ge
vonden doode, een jongen van 17 jaar, was
een zoon van voornoemden metselaar.
DE WAARDE VAN EEN NEDERLAND-
SCHEN GULDEN.
In een artikel in de „E. S. B." merkt prof.
mr. W. C. Mees R.Azn. o.a. op
Vrees voor inflatie beteekent een grijpen
naar alle middelen, welke nog gegeven zijn
om te redden wat er te redden valt. Hypothe
ken met goudclau ule hadden zonder onbil
lijkheid tegenover iemand eenige redding
kunnen brengen. Onze in deze gebrekkige
wetgeving maakt het middel echter zeer on
zeker, terwijl van hoogerhand toepassing
werd tegengewerkt. Grondbezit heeft niet
rechtstreeks van eventueele inflatie te lijden
(mits niet op langen termijn wordt verpacht),
maar komt voor den bezitter van een klein ka
pitaaltje veelal niet in aanmerking wegens te
laag rendement en moeilijkheid van een goede
keuze en beheer. Voor velen blijft dus niet
veel anders over dan belegging in fondsen,
luidende in een munt van meerdere waarde
vastheid dan ae gulden heett. Uit den aard
der zaak rich en aller oagen zich naar bet
land van den gouden standaard Amerika
De fondsan zelf behoeven nog niet bepaald
Amerikaansch te zijn als ze maar in dollars
luiden is menigeen tevreden. Het wantrou
wen geldt menigmaal niet zoozeer den debi
teur als we! de munteenheid. Zoo doet het
vreemde geval zich voor, dat onze leeningen
in Amerika moeten worden geplaatst en dan
met graagte door Nederlanders aldaar wor
den gekocht. Alleen omdat ze in dollars lui
den, geeft men de voorkeur boven de hier te
lande uitgegeven stukken. Heel wat rationee-
ler en goedkooper ware het dus voor ons
land, indien de uitgiften d delijk in Nederland
werden geplaatst. Een dollarleening zou hier
te lande thans zeker op succes kunnen bogen.
Niet het Nederl. crediet is geschokt, maar
het vertrouwen in het betaalmiddel. De
emissie van een Nederlandsche dollarlee
ning hier te lande zou echter een openlijke
erkentenis £ijn van de minde, waardigheid
van ons betaalmiddel tegenover het Ameri-
kaansche en die openlijke erkenning houdt
gevaren in.
Die latente, maar telkens weer oplaaiende
onrust toont duidelijk, dat wij op den ver
keerden weg zijn met ons geldwezen. Zoo
lang zij blijft bestaan zal ons geldwezen zich
in een uiterst precairen toestand blijven be
vinden, want wantrouwen in het betaalmid
del kweekt inflatie. Dat vertrouwen moet dus
worden weggenomen. Alleen terugkeer tot
den gouden standaard kan dat doen.
EEN ELECTRISCHE „VAL" VOOR
INBREKERS.
Er bestaan allerlei middelen om met vrij
groote zekerheid aan te toonen, dat er iemand
in een ruimte is. Zoo heeft men gebruik
gemaakt van een selenniumcel om een elec-
trisch signaal te doen klinken, zoodra in een
ruimte een licht word opgestoken, terwijl
die cellen zoo gevoelig gemaakt zijn, dat
zelfs het ontsteken van een lucifer zedoet
werken. Zoo'n cel bestaat uit een zeer dun
gewonden reepje selenium (een element dat
in vele opzichten chemisch op zwavel gelijkt),
dat in contact staat met een geleiding en
stroomgever. In het donker is selenium een
zeer slechte geleider, maar bij belichting
vermindert de weerstand plotseling, zoodat
dan een stroom kan gaan werken, die tevoren
niet doorgelaten kon worden.
Anderen hebben voorgesteld gebruik te
maken van zeer g voelige thermo-elementen,
die opgesteld zijn in of vlak bij het brand
punt van een parabolischen spiegel. Wanneer
iemand op vrij grooten afstand langs zoo'n
spiegel loopt, wordt alle warmte, die daarop
valt, geconcentreerd in het brandpunt, waar
door dat 'hermo-element een electrischen
st. oom levert, die sterk genoeg is om door
middel van een vrij gevoelig relais een ster
keren stroom een alarmsignaal te doen geven.
Deze „vallen" hebben echter het groote
n deel zeer duur te zijn, zoodat van alge
meens toepassing vrijwel geen sprake kan
zijn.
Een nieuwere val maakt geb tuk van een
ouderwetsch middel, n.l., van een stérken
dunnen draad, dien men in een ruimte zoo
kan spannen, dat een indringer er noodzake
lijk tegenaan moet loopen. Nu wordt die
draad door middel van een gew.chtje ge
spannen gehouden, terwijl hij gaat over een
klein toestelletje, dat vlak onder een of ander
schelcon act aangebracht kan worden en
ongeveer even groot is als de gewone druk
knop. Dit speciale contact is met twee draden
met het schelcontact verbonden. Zoodra nu
iemand tegen den gespannen draad loopt,
maakt het speciale contacdat de schel
gaat klinken en door blijft bellen, tot men
het contact met een specialen sleutel weer
afstelt.
Het gewicht, dat den draad voldoende
spanning geeft, is zoo uitgevoerd, dat het
kan dienen voor het opwinden van den
draad, als we overdag de kamer wee vrij
willen hebben. Het toestelletje ziet er op de
afbeeldingen zoo eenvoudig uit, dat het niet
veel kan kosten. Men kan met een langen
draad een groot aantal deuren tegelijk zoo
beveiligen, dat geen enkele open kan gaan
zonder de schel te doen overgaan.
RUSTVERSTORING OP EEN MIJN
ONDERNEMING.
Op de mijn-onderneming Goenoeng-Batoe-
Besar rapporteerde de assistent-resident te
Kota Baroe (Borneo), dat op 29 Aug j.l. op
die onderneming een rustverstoring plaats
vond, welke tot oorzaak had concurrentie-
vrees en een 50-tal Chmeesche mijnkoelies
in verband met het in dienst nemen van
Boetonneesche mijnwerkers door de Maat
schappij.
Na een geringe aanleiding vielen de
Chineeren in massa de inlanders aan.
waarbij een Javaan gedood werd. Die aan
val was te voren georganiseerd, 's nachts
waren wapens aangemaakt.
De aanvallers waren voorzien van roode
banden om hoofd en polsen. Na vergeefsche
sommatie van politiezijde tot halt maken en
na een salvo over de hoofden, moest ten
slotte met scherp worden geschoten op de
voortrukkende massa ter voorkoming van
een algemeene slachting.
Het gevolg was, dat 6 Chineezen gedood
en 13 gewond werden. Weigerachtig het
werk te hervatten, bleven de Chineezen
verzameld in loodsen op den heuvel, zij
waren in het bezit van een groot aantal
speren en mijnboren.
Zij stelden als ultimatum dat alle Boe-
tonneezen zouden worden weggezonden,
dat de schadevergoedingen aan de betrek
kingen der gedooden zouden worden uit
gekeerd en dat scheepsgelegenheid rou wor
den verstrekt voor overvoer van alle Chi
neezen tegelijk naar Singapore, in welke
eischen uiteraard niet kon worden getreden.
Ter voorkoming van een nieuwen aanval
werd een brigade militairen onder comman
do van den kapitein civiel gezaghebber van
Tanah Gragot voor versterking der aan
wezige gewapende politie naar Goenoeng-
Batoe-Besar gedirigeerd.
41 Chineezen werden op 4 September
naar Singapore verscheept, met bepaling,
dat de overigen binnen een tijdsverloop van
drie maanden zouden volgen.
Intusschen keerde de rust op de onder
neming terug en werd de arbeid hervat.
De vermoedelijke moordenaars van den
Javaan bovenbedoeld, werden sedert ge
arresteerd, terwijl het bestuur den toestand
volkomen meester bleef.
HET VERDACHTE GEVAL TE DIEMEN.
De vrouw in hechtenis genomen.
Naar die Tel. verneemt, is de te Diemen
woonachtige vrouw wier 8-jarig stiefdoch
tertje onder verdachle omstandigheden ver
dronken is, na Maandag door den reohter-
Gommissaris gehoord ie zijn, niet op vrije
voeten gesteld, doch naar het Huis van Be
waring alhier overgebracht. Deze arrestatie
moet verband houden met sporen, welke aan
hel kinderlijkje ontdekt zijn en welke er op
wijzen zouden dat het meisje een geweld-
dadigen dood zou gestorven zijn.
Echter moet nog *niel vaststaan, of het
kind eerst, hetzij door ver worging of op
andere wijze om hei leven gebracht en daar
na te water geworpen is, of dat de littee-
kens aan het lijkje veroorzaakt zouden zijn
door de pogingen, om het kind door onder-
water-houding hef leven te benemen.
ONREGELMATIGHEDEN ONTDEKT.
Het trok eenigen tijd geleden op het kan
toor van een vennootschap te Utredhl, die
veel leveranties doet aan de genie, de aan
dacht. dat de boekhouder Ier voldoening
eener nota van de genie een bedrag heeft
ontvangen, dat gnooter was dan het totaal
bedrag der nota. Evenwel kwam in de boe
ken vqor als onlvangpost het eindbedrag der
nota. Dit wekte argwaan en de directie der
vennootschap stelde een onderzoek in, waar
bij bleek, dat het te veel betaalde bedrag la
ter dioor een militair wederom was terugge
haald De directie stelde zich daarna onmid
dellijk in verbinding met den conrmandee-
rend officier van het regiment. De militaire
politie werd in de zaak gemoeid.
Uit een nader onderzoek bleek, naar het L\
D. mededeelt, dat de aangehoudene zich op
deze manier een aantal kieine bedragen had
toegeëigend, die hij te veel betaalde en daar
na van den .boekhouder weer terug kreeg.
Het beloopt, voor zoover thans kan worden
nagegaan, drie bedragen, varieerend tusschen
10 en 50.
De zaak zal dezer dagen bij den militairen
rechter aanhangig worden gemaakt,
STORM.
Op Wieringen.
Uit Wieringen wordt gemeld:
Twee sloepen van de marine uit Den
Helder, die Dinsdagmiddag op de Zuiderzee
een oefeningstocht maakten, werden op den
Zuidwal door den opgekomen storm over
vallen, zoodat de booten half vol water
geraakten en de inzittenden niet meer in
staat waren tegen storm en stroom in te
roeien. Schipper L. Wigbout alhier het ge
vaar ziende, waarin de booten verkeerden,
voer met zijn visschersaak er heen en had
het geluk de bemanning, bestaande uit 14
mariniers, 4 matrozen, 1 officier en 1 re
serve-officier aan boord op te nemen en
hter binnen te brengen Eén der roei-
booten kon op sleeptouw worden genomen,
doch de andere is achtergelaten.
Een gedeelte van het Strandhotel op
Schiermonnikoog weggeslagen.
Door den hevigen storm en het wegslaan
der duinen, is Dinsdagnacht een groot ge
deelte van het Strandhotel, waaronder de
Oostelijk gelegen serre en middelste over
dekte veranda, benevens een gedeelte van
het café en de eetzaal naai beneden ge
stort. Groote stukken dak zijn over het
hotel heengewaaid en lagetf ten Zuiden op
den straatweg.
Dam er haast geen eb intrad en dien
tengevolge het zeewater den geheeien nacht
tegen de duinen bleef staan, zijn deze voor
den vuurtoren zeer veel afgenomen.
Stoomschip gestrand.
Een stoomschip,- vermoedelijk de „Sloo-
per", dat van een sleepboot was losgeraakt,
is op Vlieland door de gronden heen
geslagen en aan den Oostwal gestrand.
De equipage is gered Een sleepboot is
ter assistentie aanwezig.
De Duitsche stoomtreiler „Otto Hein-
rich", die hier gisteravond binnenliep als
bijlegger, vertrok heden naar Breinerhaven.
Het stoomschip „Yaroslavl'kapitein Meis-
sel, vroeger toebehoorende aan de Royal
Mail Company, hetwelk gisteravond strand
de in de Jacobsruggen, zit hcog in de
branding, De sleepboot „Volharding" liep
bij het verbinding maken zware averij op
aan hare boeg, terwijl de sleepboot „Texel"
anker en ketting verloor. Men tracht het
schip met vier sieepbooten en twee zand
zuigers af te brengen.
De zee staat zeer hoog.
Schade te Monnikendam.
Te Monnikendam zijn de vischrookerijen
aan den buitenkant van de plaats geheel
onder water geloopen, hetgeen nogal schade
heeft aangericht. De boot van de Noord-
Hollandsche Tram vertrekt thans niet van
den gewonen steiger, maar van de sluis.
v Last van het water.
Het opstuwende Zuiderzeewater stroom
over den Zuiderdijk den Baamschen en
Eemnesser polder in.
Door den Noordwesten wind is het zee.
water gestegen tot 1.65 plus A. P.. zoodat
de buitendijksche landen bij Edam en
Monnikendam ondergeloopen zijn.
DE OVERSTROOMING TE MARKEN?
Aangaande de overstrooming van hel
eiland Marken de herinnering aan den
gemeld:
Tot in lengte van dagen blijft op bet
etland Marken de herinnering aan den
grooten watersnood van 1916 levendig en
men weet nog pijnlijk nauwkeurig hoe in
den nacht var. 13 op 14 Januari het water
steeg tot 3 M. 25 boven A. P. Sindsdien
beeft Marken nog meer dan eens blank
gestaan, maar den vorm van een ramp nam
de overstrooming gelukkig nooit meer aan
en Marken is gewend geraakt en er ge
heel op berekend eens of meermalen per
jaar zijn wegen en paden te z'en verdwijnen
onder de grijze Zuiderzee-golven.
In 1923 bleef tot dusverre overstrooming
achterwege; 't laatste zette November van
het vorig jaar het eiland onder water.
Doch in den nacht van Dinsdag op
Woensdag joeg een zware Noordwester-
storm, met hagel- en sneeuwbuien, het
water van de Zuiderzee onweerstaanbaar
op het eiland af. Be Noordwesthoek, dit
is de gevaarlijke voor Marien .En 't woei
er vandaan, zóó, dat men begreep, dat het
mis moest loopen, al was gisteravond er
nog niemand op bedacht.
Om 6 uur „was het pad weg" en stonden
dus dijk en wegen onder water. Wat. nog
op 't land of in kelders lag. werd met
spoed opgehaald; de „buurtjes", waar de
woningen staan, liggen hoog en droog. 89
man, die door de werkverschaffing met
arbeid bij de begraafplaats belast waren,
moesten er in allerijl, in den kouden nacht,
de materialen, vooral hout, in veiligheid
brengen, en dat gelukte nog goed op tijd
De hoogste stand werd tusschen 7 en 8 be
reikt, 1 M, 70 b. A.P., terwijl de gewone
waterstand 50 a 5Q e.M. boven A. P. be
draagt. In den loop van de eerste morgen
uren viel het water eenige centimeters,
doch de overstrooming houdt aan zoolang
de wind uit het Noordwesten blijft waa en.
Ook al heeft hij niet bepaaldelijk het ka
rakter van een storm.
Gelukkig zijn er geen ongevallen, op het
eiland of in dé haven gebeurd, en schade
van eenige beteekenis leed niemand.
„Normaal boog water" noemt de Marker
den toestand van het oogenblik, en de
menschen spreken er bovendien van een
„gedwongen isolement", want voor het
onderling verkeer der „7 buurten" op Mar
ken zijn nu roeibootjes noodig. De Dost, de
melkboer, de bakker, allen gaan per bootje,
de Marker fiets.
De scheepvaart door de Oranjesluizen.
Men schrijft ons;
Wegens den hoogen stand der Zuiderzee
was Dinsdag de scheepvaart door de Oranje
sluizen gestremd, zoodat veel vertraging
ontstond. Alle buitenpolders aan het Pam
pus zijn overstroomd.
door
JOS. P. H. HAMERS
Amsterdam, den 16den Juny 18.
Getrouwe Vriendin,
Waar vind ik woorden, om dezen brief "aan
/e te beginnen? Ofschoon het nauwelijks
achtdagen geleden zijn, dat gij er een van mij
ontvangen hebt, moet ik je echter thans
schrijven ik moet mijn tot berstens toe over-
kropt gemoed lucht geven,
j Ach lieve Keetje, wist ge wat mij overko
men is, tn welk 'n gemoedsstemming ik dezen
aan je schrijf, ge zoudt deernis met mijn toe
stand hebben. Ik ben misleid, gruwzaam be
drogen en misleid de vreugde mijns levens
is voor altijd verwoestik heb een slang aan
mijn hart gekoesterdDoch neen, nog
kan ik het niet gelooven, ofschoon al mijn
zinnen mij de vreeselijke waarheid er van
opdringen.
Och hemel, zou dan de ondeugd zóó lis-
tig kunnen huichelen Zouden dan achting
en liefde slechts klanken zijn, waarmede
bedrog en eigenbaat hun spel drijven Neen,
het is niet mogelijk, dat de valschheid zich
zóó kunstig onder het mom van ongeveinsde
braafheid zou weten te verbergen niet
mogelijk zeg ik, én ik zou wenschen, dat
alles de begoocheling van een droom ware,
hetgeen ik lijd. Dan, kan ik de overtuiging
mijner zinnen weerspreken Kan, wat ik
zelf hoorde, zag en wakende Waarnam, kan
dat begoocheling heeten? Neen, het is .de
harde werkelijkheid. Ach, mijn droomen van
geluk zijn verdwenen ik heb van deugd,
van achting, van reine liefde, van toekom
stig huiselijk geluk gedroomd.... Ik arme,'komen zijn; maar wat? Ik maakte allerlei
i misleide, hoe bedrogen kom ik uitWare) gissingen. Had zijn gezondheid wellicht ge-
3 ijn ontwaken slechts niet zoo plotseling,
z°o onzacht geweest 1
„Wat lees ik daar? Droom ik ol waak
ik"? hoor ik je al vragen. Ja, dat moogt ge
gerust. Ach, lieve Keetje, verschoon mij als
ik zooeven vaak onzin schreef het is mij
soms, alsof al mijn denkbeelden zich gaan
verwarrenIk wensch thans menigmaal,
dat mijn hart met een ijskorst omzet en ik
minder aandoenlijk ware, dan zou ik het
lijden dat mij treft, minder diep voelen.
Maar, ik zou je mijn wedervaren mee
deden. Laat ik dus trachten een wijle mij
zelve te bezitten. Ik wil beproeven, je mijn
ontmoeting te schetsen, zóó koel en kalm,
dat ge je verbeelden zult, een huwelijks
aankondiging te lezen. Het zal mij, dit ge
voel ik, inspanning kosten hierbij mijn aan
doeningen te bedwingen. Dan, ik wil pro-
beeren, hoe vér ook ik, een meisje, het bren
gen kan in de kunst van bedaardheid te
toonen, waar mijn heele gemoed in opstand
is.
Luister en oordeel.
In mijn laatsten meldde ik je, dat Burnagel
van zijn reize naar Noordhorn was terugge
keerd ik voegde er bij, dat hij sinds zijn
terugkomst niet zoo opgeruimd scheen te
zijn als ik wel zot* wenschen en als hij voor
heen altijd placht te wegen. Ik voegde er
nog aan toe, dathij bij vlagen buitenge
woon stil en afgetrokken was, ja, zich niet
zelden, somber en koel jegens mij gedraagt,
Al dadelijk in de eerste oogenblikken na
zijn wederkomst, miste ik zijn gewone spraak
zaamheid Ge weet Keetje-lief, hij wist
altijd door zijn onderhoudende gesprekken
de gezelligheid in onzen huiselijken kring
aan te brengen. Maar thans was hij stil en in
zich zeiven gekeerd. In plaats van ons, bij
voorbeeld, het een en ander van .zijn lot
gevallen op reis te verhalen, scheen bij elke
vraag, die daarop neerkwam, zorgvuldig te
ontwijken. Ik kon in her eerst volstrekt niet
beseffen, hoe het Jcwam,-dat we hem, die
anders de lieve openhartigheid en veijfou-
welijkheid zelve was, dusdanig veranderd
vonden. Er moest hem iets op reis over
leden O neen, hij verkeerde in blakenden
welstand. Had hij het doel zijner reize soms
gemist Integendeel, allee was naar zijn
wensch voor hem uitgevallen.
Tevergeefs was al mijn navorschen. Hen
drik zweeg op dit punt en wist elke poging,
die ik ondernam, om de ware oorzaak dezer
zonderlinge verandering op het spoor te
komen, behendig te verijdelen. Dit ver
dubbelde mijn bekommering, mijn angstige
bezorgdheid voor hem want, de hemel
weet het, lieve vriendin, hoe nauw mij z'n
welzijn ter harte ging en deze bekentenis
ontvloeie dan mijne pen, al bloze ik tot over
de ooren terwijl ik dit schrijf met welk
een teedere liefde ik elk zijner wenschen
gade sloeg. En, hoe beloonde hij mijn innige
deelneming - Door een koel en ont-
wijkend stilzwijgen
Maar laat ik verder gaan. Ach, dit alles is
sfechts een flauw conterfeitsel van hetgeen
ik ga meedeelen
Hoor slechts.
Een dag ot acht geleden, moest ik bij
Krisje Elzenrijk, mijn wollennaaister zijn,
wier zuster, gelijk je bekend zal wezen, on
langs met den kantoorbediende van neef
Dulen getrouwd is. Ze woont op de Egelan
tiersgracht, op een fraai bovenhuis.
Ik had juist dien morgen met Justine
Brenchs een wandeling in den voor-middag
gedaan en haar, in de terugkomst, tot bij
haar tante, die op de Leliegracht woont, ver
gezeld dus bevond ik mij toch in de buurt
en ging bij Krisje de naaister aan.
Op de stoep gekomen, schelde ikde
deur ging open en ik riep „Is juffrouw
Elzenrijk huis?"
„Neen juffrouw," klonk het an woord
van boven, „maar met uw verlof"en
•tegelijk daalde er een juffrouw van de trap
pen af. Het was de bewoonster van het an
dere gedeelte van het bovenhuis, waar Krisje
woont en dat in tweeën verdeeld is.
„Als u zoo lang boven gelieft te komen,"
zei de onbekende op een buitengemeen
Vriendelijken toon „juffrouw Elzenrijk is
even in de buurt zekan elk oogenblik
terugkomen."
Het was juist een weinig beginnen te mot
regenen ik had geen regenscherm meege-
nonten en daar de vrouw, die mij de deur
geopend h2d, een zeer fatsoenlijk mensch
scheen te zijn, maakte ik van.haar vriendelijk
aanbocj gulweg gebruik en begaf mij naar
boven, om op Krisie's terugkomst te wach
ten.
Ik werd op een fraaie voorkamer gebracht,
die netjes en met smaak gemeubeleerd was.
Aan het raam zat een jonge juffrouw, zeer
smaakvol en in zindelijk ochtendgewaad
gekleed, die zich met festonneeren scheen
bezig te houden. Bij mijn komst rees ze even
op en maakte een beleefde neiging. Ik zag
dat men juist aan 't koffiedrinken was ook
st' id er een geopend likeurkeldertje en een
trommeltje met banket op de tafel. Nu moest
ik gaan zitten de meid werd gelast om naar
juffrouw Elzenrijk uit te zien en die te ver
wittigen als ze aankwam, dat er een me
vrouw dezen titel gaf men mij, waarvan
ik mij echter, zooals je begrijpen kunt, be
leefdelijk verschoonde op haar za te
wachten Er werd mij koffie, of, naar mijn
verkiezing, een glas morgenwijn aangebo
den, kortom m'n lieve Kea, de onbekende
juffrouw was zoo buitengemeen vrien
delijk en voorkomend jegens mif, dat ik er
compleet confuus mede werd en zonder een
onwellevendheid te begaan, hare beleefdheid
niet kon ontwijken. Ik liet mij derhalve in
alle gemeenzaamheid een kop koffie toe
reiken, die mij voorkwam, zeer wel toebe
reid te wezen.
Zoo zat ik nauwelijk eenige oogenblikken,
of ik was al met die juffrouw in een zeer le
vendig gesprek gewikkeld. Gij Keetje-lief,
plagt van onze gewezen modewinkelierster,
madame Hutin, wel eens te zeggen, dat
zij in het praten voor geen advocaat behoefde
onder e doen. Maar ei-lieve, als ge deze
juffrouw gehoord hadt, zoudt ge erkend
hebben, dat madame Hutin er zoo goed als
niks bij was.'Zulk een ongemeene „flux de
bouche," of, laat ik liever zeggen gladheid
van tong in een vrouw, heb ik van m'n leven
nog niet aangetroffen. Ze had een. wijze
van voordracht, een innemendheid in haar
spreken, welke ik je niet beschrijven kan,
maar die tot in het wegslepende toe bevallig
was, en evenwelis dit niet vreemd?
bracht dit wegslepende, een tegengestelde
indruk op mij te weeo-
Ik moest al dadelijk vernemen, dat haar
eerste man een officier in Franschen d enst
geweest en in Oostenrijksche krijgsgevangen
schap overleden was dat zij daarna een
noodlottig tweede huwelijk had aangegaan
met een leverancier bij het leger, die, na een
groot gedeelte van haar vermogen er te heb
ben doorgelapt, haar schandelijk had ver
laten en vermoedelijk naar O.-Inje verzeild
en daar zoek geraakt was dat zij in verschil
lende oorden van ons vaderland had- ge
woond en hier deze, daar wederom gene
ontmoeting gehad had, die haar tot verhui
zen hadden bewogen dat zij vele ongeluk
ken en wederwaardigheden ondervonden,
maar ook overal menschlievende menschen
had aangetroffen, die haar deelnemend had
den geholpen, en dat zij met veel aanzienlijke
lieden, die ze mij allemaal bij name noemde,
in vriendschapsbetrekking stond. Enfin, ze
vertelde mij meer dergelijke bijzonderheden
uit haar levens-geschiedenis, waarbij ten
slotte nog de wensch kwam, om nader met
mij kennis te maken, weshalve zij betuigde
zich nadrukkelijk in mijn vriendschap aan
te bevelen.
Ik moet bekennen, dat deze zonderlinge
openhartigheid, die eigenlijk aan gemeen
zaamheid grensde, mij niet behaagde. Het
was, alsof wij lange jaren vriendinnen ge
weest waren, zóó vertrouwelijk openbaarde
ze mij al hare omstandigheden, waarin ik
echter niet het minste belang stelde, zoodat
ik haar onverschillig zat aan te hooren.
Wel kan ik mij niet op het bezit van veel
ondervinding of rr.enschenkennis beroemen,
maar zóó veel heb ik toch van mijn verstan-
digen en zorgzamen vader geleerd en in den
dagelij kschen omgang bevestigd gevonden,
dat men omtrent lieden, die jegens eiken on
bekende al dadelijk tot in he' overdrevene
vriendelijk en gemeenzaam zijn, voorzichtig
en op z'n hoede dient te wezen.
„Foei" denkt ge misschien, „dat zegt je
vrouwenhart je niet, Willempje."
„Neen, Keetje-lief, maar dat zegt me mijn
gezond verstand, hetwelk sommige onder de
mannen die zich heeren der Schepping
noemen en laag op ons vrouwen neerzien,
ons wel willen ontzeggen," maar waarvan
wij niettemin toch óók een weinig voorraad
bezitten. Besef echter mijn bedoeling wel.
Ik wil daarmee niet zeggen, da achterhou
dendheid en wantrouwen in een mensch, of
een stroef, stug of norsch voorkomen juist
een bewijs voor zijn oprechtheid zou wezen
neen, verfe van daar. Ge weet, dat ik dw
bedekte, omsluierde karakters, welke heet
noch koud zijn, tot in den grond van mijn
gemoed verfoei. Maar evenzeer gevcel ik
iets afkeerigs van die overdreven gemeen
zaamheid en dikwerf tot stuitends toe her
haalde beleefdheden, waarmede sommige
menschen, iemand bij de eerste ontmoeting,
al aanstonds overladen, vooral wanneer ik
die aantref bij lieden, van wier stand en ja
ren men met recht meer kiesche terughou
dendheid zou verwachten. En dit was het
juist, wat mij in die onbekende zoo tegen
stond.
Geheel anders beviel mij daarom de toon,
welke de jonge juffrouw, die aan het raam
gezeten was, voerde. Ze sprak wel is waai
weinig, maar dat weiniae was innemend en
legde haar lciesch gevoel en een beschaafde
opvoeding aan den dag. Haar lieve onbevan
genheid, die niets van het aanstotelijke ge
meenzame had, boezemde vertrouwen in en
deed mij als van zelf ach dng en genegenheid
voor haar opvatten.
Of misschien haar aanvallig voorkomen
ook niet weinig bijdroeg, om mij-zoo gunstig
voor haar in te nemen, kan licht mogelijk
zijn. Zoo'n beeldschoon meisje, Keetje,
herinner ik me zelden gezien te hebben
er lag iets ongemeen liefelijks in haar blauwe
oogen, waaruit onschuld en een rein gemoed
straalden haar voorkomen was de lieftallig
heid zelve zij was minzaam, bescheiden in
haar manieren, kortom een engel in be
minnelijkheid.althans, zoo scheen het,
want
Maar nu ik aan dat meisje denk, valt mijn
gedachten van zelf op Burnagel, mij eens
zoo dierbaar en nu
Ach lieve vriendin, mijn blik wordt omne-
veld en verduisterd door de heete tranen
die op mijn hand druppelen, het briefpapier
doorweeken en vlekken en bederf in mijn
letters bregen. Ik moet de pen van mij af
leggen en eens overvloedig uitschreien..
fWordt vervolgd.)