Ë'JUi
VOOR DE
Fm
I.
xmiii!:i!iiiii!!iiiiiiiiiiiir'ii:niH.iuiiiiii!Hiiiiiiiiiiiuiiiiii:iiiiiiiiuiiiiijj!jii!i!':iniui!ii:iiiiii!i:ii:i[.:iiiiiii!ii:ii":MMiiiiii:i::
immimimismmmiiiiniimmiKiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiniiomiiiiiiii iiiiiiiin;:ini;i iii; u.u:iii!iiii:iiiiiiiii!iiii:i::
EEN ONVERGETELIJKE VERJAARDAG
Ia!
1 UIT DE l
MOPPENTROMMEL
„ja."
NUMMER 24
DERDE JAAROANÜ 1923
senav, zocht er het fijnste velletje papier
uit en schreef er eenvoudig op
„Lieve Johjt
BERTHA."
plakte den brief dicht, kuste de enveloppe
en bracht hem naar de brievenbus op den
hoek der straat Daarna ging zij 'erug
om het avondeten tot het laatste mondje
vol re gebruiken gat haar hart nogmaals
lucht tn een.dankbaren tranenvloed en
viel tn slaap met een glimlach op de lippen.
Wat John zeide, toen hij den vo genden
morgen kwam, welk een verrukkclijken
dag zii te zamen doorbrachten, en waf
een aardig goud ringetje Bertha's virgei
sierde, toen hi) haar hand bij het heen
gaan losliet, zijn geen zaken, waarover
moet worden uitgeweid.
AAN 'T VERKEERDE KANTOOR,
Een pas benoemd minister krijgt een
bezoek van een academie-vriend die
nooit heeft willen deugen dan als model
van luiheid en onbeschaamdheid. Met
een knipoogje vraagt hij om een postje,
„zoo'n sinecuurtje, weet je
„Weef ie wat?" zegt Z.Exc,, „zoek.
maar eens zelf zoo'n betrekking uit. Dan
spreken we elkaar nader."
Een paar dagen later komt de vriend
terrug en noemt zijn vriend den minister
die en die betrekking, waarin men niets
te doen heeft en die „ndst zoo iets voor
hem" is.
„En zal je me nu die betrekking bezor
gen?" dus eindigt de sollicitant.
„Neen, ik zal haar opheffen," antwoordt
de minister droogjes.
VLEIEND.
„Kom, laat ik je als lid voorstellen 1"
„Maar als ze me nu eens deballotee-
reu
„Praatjes Onzin 1 Er is immers geen
schepsel in de club die je kent 1"
DE KLEINE PESSIMIST.
Vader„Waarom betoont ge geen
blijdschap nu ik al dat fraaie speelgoed
voor u heb meegebracht
Jantje „Omdat ik al aan de klappen
denk, die ik nog krijgen zal, eer alles
vernield is."
FOëZIE EN PROZA.
Dochter „Hoor eens, hoe schoon die
vogels zingen, 't is heerlijk, 't is ziels-
verrukkend. Houdt ge ook van vogels,
papa
Vader „Wis en zeker, mijn kind, 't
liefst heb ik ze goed bruin gebraden met
appelmoes er bij."
BOOSAARDIG.
„Meent ge in ernst dat de heer X. veel
verstand heeft
„Zeer zeker, mijn waarde, hij gaat er
immers spaarzaam mede om."
LEER OM LEER.
Kruidenier (tot den melkboer)„Zeg
eens, vriendlief, ik zou gaarne eens willen
weten, waar die kalk vandaan komt, die
ik telkens in mijn kopje vind."
Melkboer„Waarschijnlijk hebt ge
van diezelfde suiker gebruikt, die ge mij
gisteren verkocht hebt."
BEDRIJFSKAPITAAL.
Een Atnerikaansch blad maakt melding
van het vertrek van een „waardigen mede
burger," die naar het zuiden ging om
een goud- en zilverwinkel te openen.
Het gansche bedrijfskapitaal bestond,
volgens het blad, uit een.... breekijzer.
ACH ZOO 1
„Is het werkelijk waar wat ik heden
heb gehoord Men zegt dat Snapmeier
in het tuchthuis zit."
„En waarvoor
„Omdat hij van zijn buurman 25 gul
den wilde leenen."
„Onzin, daarvoor zet men niemand in
de gevangenis.''
„Zeer zeker, hij ging slechts in den
nacht, omdat de deur gesloten was, door
een venster bij zijn buurman in huis en
omdat deze het geld niet wilde geven
heeft hij hem een weinig gewurgd."
GOEDE RAAD.
Ezeldrijver (in de bergen) „Wees hiec
Voorzichtig, mijnheer, op deze plaats is
reeds menig ezel in den afgrond gevallen.
SPREKEN IS ZILVER, ZWIJGEN TE
GOUD
Een Indisch koopman bracht een oli
fant naar eene jaarmarkt. Zoodra hij daar
was aangekomen merkte hij een Europe
aan op, die. zonder een woord te zeggen,
om den olifant heen liep en hem van alle
kanten bekeek. De koopman deed hem
eemge vragen, waarop hij geen antwoord
kreeg Er kwam iemand, die voornemens
was den olifant te koopen, en de koopman
wendde zich toen tot den Europeaan en
fluisterde hem toe „Zeg geen woord
voordat ik den olifant verkocht heb, en ik
zal u een mooi geschenk geven." De
vreemdeling knikte toestemmend en be-
waardde hef stiLwijgen als te voren.
Toen de koop gesloten en het geld be
taald was, overhandigde de koopman hem
tien percent, van de koopsom en zeide tot
den geheimzinnigen persoon „Nu kunt
gij spreken gij moet mij toch eens uit
leggen hoe gij dat gebrek aan den linker
poot van mijn olifant ontdekt hebt ik
dacht dat ik het zoo goed verborgen had.'
„Een gebrek zeide de ander. „Ik
heb niets ontdekt 't is voor 't eerst in
mijn leven dat ik een olifant gezien heb
en ik bekeek hem 'uit louter nieusgierig-
heid."
STERK FOOIEN.
„In Rusland geweest „Ja 1"
,,'t Hangt er van fooien aan elkaar, is 't
niet „Nog al, reeds aan de grens
moest ik de beambten eerst om koopen
eer ze iets wilden aannemen 1"
EEN KLEIN VERSCHIL.
Toen koning Friedrich Wilhelm IV
zich eens beklaagde, dat zijn bevelen niet
stipt werden ten uitvoer gebracht, terwijl
de minste wensch van Keizer Nicolaas
van Rusland onmiddellijk werd bevre
digd, antwoordde Generaal von Gerlach
op zijne eigenaardige, drastische wijze
„Ja, Sire, de wenschen van Keizer Nico
laas hebben het eigenaardige dat zij tot
stokslagen kristalliseeren."
TROEF.
Een overmoedig Berlijner vroeg aan
een Zwaab, „weet ge wel het onderscheid
tusschen een Berlijner en een Zwaab
„Wel zeker," antwoordde de aange
sprokene „als ik een ezel ontmoet iaat hij
de ooren trong bergen, maar als hij een
Berl.jner ontmoet, danst hij van vreugde
omdat hij een bekende ziet.
UITWERKING DER CONCURREN
TIE.
Reiziser. „Naar ik verneem, mijnheer,
wordt door uwe firma een reiziger ge
vraagd, mag ik mij voor die betrekking
aanbevelen
Koopman. Tot mijn eedwezen kan ik
aan uw v rzoek niet voldoen, u ziet er
mij veel te chique uit door de kolossale
concurrentie zijn de prijzen zoo gedrukt,
dat wij niet anders dan een medelijden op-
wekkenden reiziger er op na kunnen hou
den, willen we kans hebben nog eenige
zaken te doen."
HET MODEL.
Kunstschilder, (beschouwt langen tijd
de spijskaart)
Kastelein. „Ge schijnt in den geest een
ontwerp te maken om de spijskaart te
illustreeren."
Kunstschilder. „Ge raadt het juist en ik
zou u wel willen verzoeken, als model voor
een schaapskop te willen poseeren."
EEN KOOPJE.
Op een onlangs gehouden kunstveiling
koopt een Franschman vrij goedkoop een
aardig schilderijtje van een bekenden
meester. „Nou, dat is ook een koopje
mompelt halfluid een Amsterdamsche
handelaar. „Quoi, ttne copteV' roept nu
de Franschman verontwaardigd en 't
kostte inderdaad eenige moeite hera de
zaak uit te leggen en weer tot kalmte te
brengen.
OOK ERN RECLAME.
Een Parijsche winkelier kondigt een
middel aan ter versterking en verhaalt ter
aanprijzing er van o.a. Mevrouw S. was
eenigen tijd geleden zoo zwak dat men
voor het behoud van haar leven vreesde.
Thans nu zij mijn middel gebruikt heeft,
ls zij in staat, haren echtg>nx>t strijk
ijzer* naar het hoofd te weipen, zonder
ooit te missen,
VERWACHTE TOELOOP
Wat zeg ie, vroeg de millionair, heb iK
goed verstaan, wil je mijn dochter trouwen
Zij is een schoolmeisje."
„Ja meneer. Maar ik kom zoo vroeg om
niet in het gedrang te komen."
DE HOED.
Onlangs zond een onzer kennissen zij.
nieuwen knecht, die, omdat het Zondag
was, een hoed op het hoofd had, naar een
buurman met een boodschap.
„Wei, heb je het briefje afgegeven aan
mijnheer Tremp? En heb je 'm zelf gespro
ken?"
„Ja, meneer."
„En hoe maakt hij het
„Wel, hij zag er nogal goed uit, meneer,
maar hij is stekeblind."
„Stekeblind Wat is dat voor een aardig
heid
„Heelemaai geen aardigheid, meneer. De
man kan geen Teek zien, want toen ik al
lang in de kamer was vroeg hij waar mijn
hoed was en ik had hem al dien tijd al op
mijn hoofd."
ALTIJD PARVENU,
Een dame, rijk geparfumeerd, ruischend
van zijde, de vrouw van den parvenu tot op
een mijl van zich vooruit zendend, komt
een postkantoor binnen.
„Och mijnheer, geef me een dozijn post
zegels."
„Ja mevrouw, van één stuiver?"
„Zijn dat dc beste die je hebt?"
„JA."
„Ja," is het gemakkelijkste woordje inde
Hollandsche taal, en toch kost het een jong-
mensch soms bovenmenschelijke pogingen
om het een jong meisje te doen uitspreken.
CONSCIËNTIEUS.
Op een spoorbaan kwam een wandelaar
in aanraking met een locomotief. De man
werd ter aarde geworpen, doch bekwam
geen verwondingen. Aanstonds werd hij
door tal van personen omringd, die niets
anders dachten dan hem deerlijk verminkt
te zullen vinden.
De halfbezwijmde richtte zich op en nep:
„Och, Iaat me toch gaan 1 Als ik iets be
schadigd heb. zal ik het wel betalen."
Een paardenarts zei tot een boer „Neem
deze buis, doe die vol met dat poeder, steek
haar dan in den bek van het paard en blaas
er hard in."
Een half uur later komt de boer terug, aller
lei leelijke gezichten trekkend.
„Wel, wat is er?"
„Het paard heeft het eerst geblazen."
DE PARVENU IN HET DORPSCAFÉ.
Het is voor zeker slag van parvenu's, wien
het geld in den weg zit, steeds een behoefte
om het overbluffend te laten rammelen.
B. is zulk een parvenu.
Hij kwam onlangs in een dorp in een café.
B. „Jan, heb je champagne?"
„Champagne, meneer Wordt hier nooit
gevraagd.
B. „Heb je dan Bourgogne."
„Het spijt me," antwoordde Jan, „maar
er wordt hier nooit Bourgogne gedronken."
„Je hebt toch bier?"
„Zeker meneer, zeker."
„Breng me dan een vat
MACHT DER GEWOONTE.
Ik herhaal het, alles is gewoonte, ik heb
een vrouw, twee schoonzusters en een schoon
moeder thuis. Als die toevallig eens ophou
den met babbelen, dan raak ik met mijn werk
in de war.
GEVAARLIJK.
Schildwacht (bij het kruitmagazijn) „Zeg,
jij daar, doe onmiddellijk die sigaar weg, zie
je niet dat het rooken hier verboden is?"
Wandelaar „ls 't rooken dan zoo ge
vaarlijk?"
Schildwacht„Wis en zeker, je mag hier
niet eens snuiven."
BLOEMENSPRAAK.
Koetsier „Heer Baron, wees zoo goed,
mij een schriftelijk bewijs te geven dat ik
geen nieuwjaars-fooi van u ontvangen heb,
anders denkt mijn vrouw dat ik het geld in de
herberg heb verteerd."
v
AANGENAME ONTMOETING.
Straatroover „Wat zoudt ge geven als
iemand uw horloge steelt en men u dit terug
bracht V
Heer „Twintig gulden."
Straatroover „Welnu, geef mij dan die
twintig gulden, dan zijt ge van allen last be
vrijd.'7
HYPERBOLISCH.
Vrouw (tot haar echtgenoot) „Wat, wil
je die melk niet drinken, omdat er een vlieg
in is gevallen I Nou, dan ben ik anders op
gevoed, ik zou mijn melk hebben moeten
drinken, al vrat m en* hond ia gevallen."
ONBEGRIJPELUK
Zij „Maar man, schaamt gij u niet?
Hoe kunt gij in zoo'n toestand thuis komen
Hij „Ja, vrouw, heel gemakkelijk is het
ook niet gegaan."
HET TOPPUNT.
A.„Jansen schilderde zoo natuurlijk
een bord kersen, dat
B. „Ja, ja, ik weet het al, dat de vogels
er aan pikten."
A, „Nee 1 Dat zijn vrouw ze wilde in
maken."
AI TE PAKKEND.
Dame „Wij hebben de advertentie ge
lezen van dit huis, dat e koop is, en kwamen
het eens zien."
Eigenaar „Ja, mevrouw, maar nadat wij
de beschrijving er van door 't woningbureau
hebben gelezen, zijn wij besloten, het niet te
verkoopen."
KOUDBLOEDIG.
Klant (woedend tegen den winkelier)
„Kijk u die broek nu eens aan, hoe die
gekrompen is, nadat ik in den regen heb ge-
loopen. Dat had u toch te voren moeten
weten."
Winkelier „Hoe kan ik dat weten, mijn
heer Ben ik dan een weerprofeet V'
ZE BEGREPEN ELKAAR.
Jansen was laat uitgeweest en kwam te
laat op het kantoor.
De chef keek verstoord naar het bleek
gelaat van Jansen en vroeg toen kort „Wel
JNiet zoa erg meneer," zei Jansen, „nogal
hoofdpijn
ririDELAARSBRUTALITEIT.
Heer „Foei, 't is schande dat zoo'n
jonge kerel als gij zijt, in zulk een armoedige
kleedij loopt te bedelen."
Bedelaar „Ge moest u veeleer schamen
met mij zoo'n lang gesprek te houden, geef
mij liever iets en ga dan uws weegs, dat is be
ter dan mij in mijn affaire te hinderen."
„Nu, meisje, ik zie uit je getuigschriften
dat je in drie maanden vier betrekkingen
hebt gehad."
„Ja mevrouw nu kunt u nagaan hoe ik
in trek ben
„Ik heb nooit begrepen waarom Willemse
zoo dol was op thee maar nu weet ik het."
„Hoedat zoo
„Ik heb koffie bij hem gedronken."
„Waarom zingt uw ddfchter iedere» avond
„Och, om den tijd te dooden."
„Hm, juist. Maar daar had ze een minder
moorddadig wapen voor kunnen kiezen."
„Mama," sprak het jonge vrouwtje, „wat
is dat vervelend John praat in zijn slaap 1"
„Daar moet je wat tegen doen," sprak
mama beslist. „Als je het weer merkt, slaap
dan ook tn en spreek hem tegen."
„Je moet na vijven weer terugkomen,
man," zei de dienstbode tegen den bedelaar
„Mevrouw is uit."
„Dat zal niet gaan," sprak de bedelaar.
„Ik heb den achturigen werkdag. Na vijven
bedel ik niet meer."
„Maak wat voort, Mina," maande mama
haar dochter die voor de derde maal trouwde
en bezig was zich voor de plechtigheid te
kleeden. „Allebei de vorige keeren was je ook
al te laat. Je moet er geen gewoonte van
maken."
„Moeilijk werk," zei een boer, die met
studie naar een beeldhouwer stond te kijken
die bezig was aan een buste
„Niks moeilijk," sprak de man die naast
hem stond. „Hij hakt er gewoon maar wat
af wat hij niet noodig lieeft."
„Ik feliciteer je. Ik hoor dat je verloofd
bent met een van die knappe tweelingdoch
ters van Jansen
„Ja, dank je.
„Zeg, maar.... hoe kuil je de twee meis
jes nu uit elkaar houden?"
„Uit cl kaar houden Daar dne tJt geen moei
te voor."
HUISKAMER
wfm
Weder was er een lachje op haar gelaat zij konden goed leven wij zijn dikwijls
Zichtbaar, dat evenals een zonnestraal te zamen naar buiten gegaan en hebben
haar geheele wezen scheen te vervroolij- in den een of anderen tuin braaf pret ge-
Mijnheer Schraap was een arme rijke, den, als hij zulk een onervaren jongen die ken. Mijnheer Schraap keek haar ver- maakt. Een half jaar geleden redde dé man
Ofschoon hij reeds een aanzienlijk ver- som toevertrouwde. De zaak zou natuurlijk wonderd aan en kon zich niet begrijpen een jongen uit het water en werd ziek, om-
mogen bezat, trachtte hij dit steeds te in een korten tijd te niet gaan en hij had hoe 't mogelijk was, dat iemand altijd dat hij met zijn natte kleederen nog een
vermeerderen, hetzij door speculatiën nooit lust gevoeld een bankroetier in zijn lachen kon eind ver moest loopen. Dit zou nu nog
of door zijn geld tegen hoogen intrest
uit te zetten. Zijn hebzucht liet hem rust
nog duur en met den eenigen bloedver
want, dien hij bezat, den zoon zijner
overleden zuster, leefde hij sinds iaren in
onmin.
kwanr de nieuwe gedachte bij -hem op
„komt 't wel ornda* zij hulp verleend
heeft l'
„Nu zegt de dokter, dat de vrouw goed
verzorgd moet worden. Krachtige wijn,
familie te hebben. Nadat het meisje eens nieuwsgierig in met zoo heel erg zijn geweest, maar eni-
Waarschijnlijk was zijn te groote goed- de rondte liad gezien, vroeg zij met die gen tijd daa-na ging de fabriek bankroet
heid en mildheid oorzaak, dat zijn neef openhartigheid, aan kinderen eigen en was hij zijn betrekking kwijt, hij kon
hem zulk een buitensporigheid durfde ,,'s 't waar, dat gij zoo rijk zijt?" niet dadelijk een andere betrekking krij-
voorstellen de goede meening, die hij „Waarom vraagt gij dat zoo, mijn kind?' g n en tot overmaat van ramp werd ook
tot nu toe van zijn neef had gehad, was „Omdat ik dan, in uw plaats, in een rijn vrouw zwaar ziek."
Op zijn neei was mijnheer Schraap zeer gedaald en 't speet hem zeer. Hierbij mooier htus zou willen wonen. Mijn va- „Waarom is die gek dan ook getrouwd
zeer verbitterd, want ofschoon hij nie- moest Schraap 't vooreerst laten want der is reeds lang dood, cn voor moeder ën Als hij alleen was, kon hij zich veel ge
mand van harte liefhad, zoo scheen het Fredenk Monter had de deur reeds be- mij kon hij slechts een klein inkomen na- makkelijker er uit redden."
hem toch onnatuurlijk toe, dat de ééiuge reikt en kondigde zijn oom aan, dat hij la en wat wij e door handenarbeid nog „Hij hield heel veel van zijn vrouw,"
mensch, die hem tot nu toe tweemaal in nooit weder diens drempel zou over- bij verdienen, is nauwelijks voldoende, verdedigde de kleine advokaat, „en dan
het jaar bezocht (met nieuwjaar en met schrijden. om vtor den oud n dag te zorgen en er zou hij ook den kleinen Hendrik niet ge-
zijn verjaardag), nu geheel en al wegbleef. Of Monter zijn plan had doorgezet en nu en dan wat van aan de armen te geven had hebben 't kleine meisje, dat geboren
En deze ondankbare neef, met wien hij of hij getrouwd was, wist Schraap niet. toch zijn onze kamers vriendelijk en hel- werd toen zijn vrouw ziek was, is, helaas
het op zijn manier goed meende, had Hij had geen huwelijksaankondiging ont- d r. Voor 't raam hebben wij prachtige gestorven De dokter vreesde voor 't le-
bovendien een gezicht en wijze van spre- vangen, en wat de familieberichten in de bloemen en twee vogeltjes. Hier zou geen ven van de vrouw moeder en ik hebben
ken, dat hem bijzonder beviel. Hij had courant aangaat, hiernaar keek Schraap pi nt bloeien, geen vogel kunnen zingen twee weken lang beurtelings 's nachts bij
een open, rond voorkomen en oogen, die nooit hij lette alleen op alles, wat op 't is hier treurig en naar." haar gewaakt, want haar man was te zwak
steeds van een inwendig genoegen schenen geldzaken betrekking had. Wat kon 'them „Ik heb geen behoefte aan vogels." en had zelf verzorging noodig. Nu is ech
te glinsteren, en zelfs op sombere dagen schelen of de menschen trouwden of „Maar iedereen wil toch iets hebben om ter alle h op dat de vrouw beter zal wor-
werd 't kleine achtervertrek, waar mijn- stierven? te verzorgen en te verplegen. Ik geloof, den.o, dat maakt mij zoo gelukkig.
heer Schraap iedereen ontving, niet wei- Reeds vijf jaren waren er sedert dien dat ik lang oo gelukkig niet zou zijn als „Waarom een kind niet al gelukkig
mg vervroolijkt door 't binnentreden dag voorbij gegaan. Schraap zat op den de voge.'s niet 't zaad uit mijn hand pikten kan zijn En wat ziet zij er vroolijk uit 1"
van zijn neef Frederik Monter 20sten November zijn verjaardag of op mijn schouders kwamen zit en.... dach Schraap. „Misschien hoe
't Hinderde den ouden heer geducht, voor zijn ouden, wormstekigen lessenaar maar wat zit ik hier toch te praten en
en hoe meer hij er over dacht, des te de een of andere onderneming uit. te re- thuis is iemand die hulp noodig heeft."
duidelijker stond hem 't tooneel voor den kenen. Nu en dan wierp hij 'n blik op „Is 't uw moeder Gij hebt misschien
geest, waarop de formeele breuk gevolgd 't kleine plaatsje, dat geheel door hooge, alles wat gij bezat weggegeven en moet
was. Zijn neef was nu juist vijf iaar sombere huizen ingesloten was. nu zelf gebrek lijden."
geleden hem op zijn verjaardag geluk Daar werd aan zijn deur geklopt, 't was „O neen, dat is h t met I" Haar gezicht voedzaam vleesch, rijtoertjes.
komen wenschen cn na een lange, on- een vroolijk, opgewekt geklop, iets, dat werd een oogenblik ernstig, toen zij ver- „De doktoren geloovcn altijd dat zij met
duidelijke inleiding begon het jonge daar aan huis zelden gehoord werd. Ieder volgde „Voor moeder zou ik alleen wel millionairs te doen hebben."
mensch eindelijk verlegen die hier ooit binnentrad, deed 't met een kunnen orgen, dat zou ik niemand an- „Ach neen, de man zou alles wel be-
„Beste oom, ik kan u een geldleemng zekeren angst en liet dit in zijn zacht ders gunnen. Ma\ ik prak v:n een ge- taald hebben, als hij maar boekhouder
aan de hand doen, die 50 pCt. geeftkloppen duidelijk vernemen. heels familie van drie menschen." gebleven was want, evenals wij, hadden
„Is 't een zekere zaak vroeg mijnheer Mijnheer Schraap begaf zich nieuws- „Dne menschen Maar kind, denk je zij ook een beetje geld op de spaarbank.
gierig naar 't kleine kijkraam, dat hij in dan dat ik schatrijk ben, om voor drie Maar met Paschen kan hij pas in een goe-
zijn kamerdeur had laten maken, en keek menschen tegelijk te kunnen zorgen 1" de betrekking komen en tot dien tijd kan
voorzichtig uit dit deed lrij altijd vóór Nu was Schraap op zijn stokpaardje hij van zijn geld wel leven, maar heel, heel
dat hij zijn deur sloot hij werd bepaald spraakzaam. zuinig. Moeder vroeg hem vanmorgen of
Een meisje van ongeveer 15 16 jaren „Weet gij wel, kind, dat als ik iedereen hij dan geen vriend of familie had, die hem
zijn oogen de ooren te hulp moesten ko- gig hem in't gezicht en begon hem vroolijk die zich tot mij gewend heeft, moest geven met eenig geld kon helpen. Hij schudde
men m 't vernemen van dit nieuws. toe te lachen, toen zij zijn grimmige oogen wat hij vroeg, ik dan nu vanzelf genood- treurig het hoofd. Na lang v agen ver
bom, gij hebt mij eens gezegd, dat gewaar werd. Zij was eenvoudig, maar aakt zou rijn van huts tot huis te gaan, nam moeder eindelijk, dat hij nog wel een
gij mij in uw testament met een aardig net gekleed. om een aalmoes e bedelen Gij zijt nog oom had, maar dat er van dien kant niets
sommetje bedacht hebt, waardoor ik in „Gij zijt hier zeker niet terecht, mijn te jong om te weten hoe moeilijk 't leven te wachten was. Vandaag juist vijf jaar ge-
staat zou zijn een eigen zaak te beginnen, kind," sprak Schraap, terwijl hij zijn deur is voor hem, die, zooals men 't noemt, leden was 't diens verjaardag geweest
Hieruit heb ik opgemaakt, dat mijn deel een weinig opende, maar voor alle voor- met aardsche goederen gezegend is I Een toen had hij hem ook voor het laatst ge-
ongeveer 10.000 gulden zou wezen. Wel- zichtigheid den ketting er op liet. Men mooie egen Iedere dronkaard, die van sproken en gezegd dat hij nooi bij hem
nu, geel mij nu de helft, dan schenk ik kon nooit weten 1 „Ik ken u niet en krijg de trappen valt en een arm of been breekt, wilde komen."
u de rest. ook nooit bezoek van vrouwen of meis- komt bij mij." Mijnheer Schraap stond onrustig van
Het gezicht van Schraap was bij deze ies„Als hij een been gebroken heeft kan zijn stoel op wat nu volgen zou, kon van
„Uw naam is immers Schraap vroeg hij toch moeilijk bij u komen lachte het onaangenaanien aard zijn.
't meisje met een vroolijke stem. meisje, vol vreugde over haar inval, die „Toen moeder mij dat vertelde, dacht
„Ten minste dien naam draag ik sedert haar wat aardig toescheen. ik „Gaat de neef niet naa den oom,
vjf-en-z isfig jaat." „Neen, hij komt niet zelf, maar hij zendt dan kan de oom toch wel naar den ncei
„Goed zoo, heden is 't uw verjaardag cn iemand, evenals gij ook wel gestuurd zult komen 1 Als ik den ouden heer alles ver
te duiden. Maar hij was verliefd geraakt nu kom ik u geluk wenschen 1 Maar laat zijn." tel, zooals 't is, komt alles mi schien w*.
op een mooi, long meisje en tevens bood mij nu toch binnen, 't is hier buiten te „Neen, neen, mis, dat ben ik met.... der in orde. Ik deed mijn werk •huis zoo
zich de gelegenheid aan om een zaak koud om op de steeneu te staan, en niet- ik kom uit vrijen wil 1 Ik zal u vertellen, gauw als ik kon, liep toen vlug de straat
voor een betrekkelijk kleine som gelds tegenstaande het slechte weer heb ik al hoe dat zoo komt maar dan moet u ook op..., en.,., nu ben ik hier."
over te nemen. Niet wetende, hoe dit een lange wandeling gemaakt." eerst gaan zitten en een beetje vriende- 't Lachende kindergezichtje was ern-
kapitaal bijeen te krijgen, had hij dezen Schraaps verwondering was nu ten top lijker kijken, ahders durf ik niet." stig geworden zij gevoelde dat nu t
weg ingeslagen en nu waarschijnlijk de gestegen. Hoe kon dat kind iets van zijn Mijnheer Schraap voldeed aan haar oogenblik der beslissing daar was en keet
geheele zaak bedorven. verjaardag weten, en wat was haar plan verlangen immers, als hij zich neder- Schraap met haar zachte oogen smeekend
Terwijl hij dit alles aan zijn oom duide- Een sprankje menschelijk gevoel, dat zette en zijn gezicht in wat vriendelijke aan.
lijk trachtte te maken, had deze reeds er nog bij hem overgebleven was, gebood plooi trok, behoefde hij toch nog geen Deze moeit natuurlijk iets antwoord» n,
een strafrede bedacht. Hij begon met te hem de deur te openen, en nadat 't meisje geld te geven 1 maar voor de eerste maal in zijn leven kon
betoogen, dat zulk een jongmensch in de gang de sneeuw van haar kleederen „Op onze verdieping woont een kleine hij de rechte woorden niet vinden, t Over-
Monter was dertig jaar nog niet aan had afgeschud, tot haar zeggen familie, een man, vrouw en een jongetje viel hem zoo plotseling. Een wildvreemd
trouwen of eigen zaken mocht denken. „Ga wat zitten als gij zoo lang geloo- van bijna vier jaren, o zoo'n prachtig kind meisje had aan zijn neef hulp en liefde
Hij, Schraap, moest wel een gek zijn, die pen hebt, zult gij wel moe zijn." een engeltje, hij heet Hendrik. De bewezen, alleen uit barmhartigheid, uit
onder curateele gesteld behoorde te wor- „Ik dank u wel l" man was boekhouder aan een fabriek en nwnsrhenliVfdp!Hoe vreemd klonk dat
Schraap begeerig
„Daar sta ik u voor ip hoe zou ik 't u
anders durven voorstellen I"
„Komaan, laat dan eens liooren I" zet
Schraap en zette zijn bril eerst recht alsof
woorden aschgrauw geworden en nam
zulk een barbaarsche uitdrukking aan,
dat Montér dadelijk bemerkte hoe deerlijk
hij zich vergist had. Hij vroeg zijn oom,
hem zijn vrijpostigheid niet ten kwade
r