3 B ELCK WAT WILS. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad - Zaterdag 19 Januari 1924 A. J. L. MAANDBERICHT OVER DECEMBER DÏNNENLANDSCH NIEUWS. ORDE EN ARBEID, De loonsverlaging bij de spoo'" wegen. TREKJES 330, „VRIJGESTELDEN." Belofte maakt schuld de vorige week heb ik zoowat toegezegd het bovenstaande on derwerp eens wat meer van nabij te bezien, doch nu,ik voor de uitvoering sta, gevoel ik de moeilijkheid om in een betrekkelijk kort bestek dat onderwerp te behandelen. Vooraf dus mijn verontschuldiging, wan neer ik langer dan mijn gewoonte is, voor eenzelfde onderwerp aandacht vraag. 't Schijnt eigenlijk zooiets, wat we zoo'n tien- of vijftiental jaren terug met vrucht als onderwerp van bespreking konden kie zen, maar wat we als een overwonnen stand punt kunnen beschouwen, waaraan elk woord ten onrechte wordt besteed. Uit het ingezonden stuk van een „onge organiseerde" bleek echter als we 't nog niet wisten dat nog niet tot allen is door gedrongen wat er alzoo aan het instituut „vrijgestelden" vastzit. Moge de werkgevers zich over het algemeen met deze instelling reeds hebben verzoend, het kanker-systeem van de communisten spaart uiteraard ook de leiding der organisatie's niet zoodat het nog geen overbodige weeld'e is om op een en ander wat nader in te gaan, ondanks het hopelooze om hen, die nu nog niet overtuigd zijn, die overtuiging bij te brengen. Deze moeilijkheid wordt niet geringer nu ik zelf tot het korps vrijgestelden behoor en dus met de mogelijkheid moet worden rekening gehouden dat men een en ander als een pleidooi voor eigen zaak zal voor stellen. Tegen een dergelijke voorstelling sta ik uiteraard machteloos maar zij heeft eigen lijk met het onderwerp als zoodanig niets jte maken omdat ik geen personen maar hej nstituut wil bezien. En dat instituut, de functie als zoodanig dankt zijn bestaansrecht aan eigen nuttig heid of noodzakelijkheid. Een functie die niet noodzakelijk of nut tig is voor het doel dat men tracht te bereiken mag niet en kan niet in stand worden ge houden zij is veroordeeld daar helpen geen kunstmiddelen voor- om te verdwijnen binnen Ttetrekkelijk korten tijd. We hebben dus de nuttigheid van de functie te onderzoeken, voor we kunnen ver der gaan. Om echter een goed oordeel te kunnen vellen, moeten we terug naar den tijd toen onze organisaties ondanks zooveel en belang loos werk van betrekkelijk velen, maar niet tot bloei waren te brengen en futlooze van baitenstaanders afhankelijke instellingen waren. Onze gecentraliseerde vakbonden van thans bestonden nog niet en we hadden nog mej, de eigenaardige structuur van de Vak-Secretariaten te doen, waarbij elke Afdeeling haar eigen leven leidde hetgeen niet zelden meer óp een slepend bestaan dan op een „leven" geleek. Ongetwijfeld was 'er ook destijds veel moois te onderkennen hoe onvolkomen alles ook overigens was de belanglooze toewijding en opoffering uit die dagen blijft onze waardeering vragen en heeft den bodem bewerkt voor verderen groei. Wat niet wegneemt dat zonder andere hulpmiddelen het groote werk niet verder kon worden afgedaan. Plaatselijke bestuur ders die de belangen van de organisatie met kracht' voorstonden kwamen steeds meer in het gedrang, werden vaak ontslagen of met broodeloosheid gedreigd wanneer zij niet bedankten hetgeen ook anderen weer hield om de opengevallen plaatsen te' be zetten- Wie aan overdrijving denkt, doet verstan dig om de geschiedenis van onze Vakbonden eens na te gaan en ook heden ten dage nu de plaatselijk bestuurders niet meer naar buiten behoeven op te treden is het actief werken van hen nog niet steeds geheel zonder gevaar. Van uitbreding der organisatie was dan ook zonder die omstandigheden weinig sprakeplaatselijke niet omdat de werk gevers met de organisatie speelden als een kat met de muis, landelijk niet omdat op plaatsen waar de arbeiders aan den natuur lijken drang tot organisatie wilden gevolg geven, de eerste pogingen daartoe al in den kiem werden gesmoord. Met de leiding der hoofdbesturen stond het al niet veel 'beter. Ook deze bestonden uit afhankelijke menschen die in dienst van derden hun brood moesten verdienen. Met lofwaardigen ijver werd het allernoodigste verricht en al waren de resultaten gering aan opofferingsgezindheid heeft het hen stellig niet gemangeld. Maar met dat al ging het een slakken- gangetje en voor zoover er nog van ont wikkeling sprake was, ontwikkelde zich tevens de zucht tot het afsluiten van Col lectieve Contracten waarvan zuiver plaat selijke gedacht niets kon terecht komen en de kiem van .centralisaf/e in zich droeg. Van uit deze phase der vakvereenigings- geschiedenis moet men gaan redeneeren als men het over het stelsel der bezoldigde be stuurders wil hebben. De arbeiders begrepen maar al te goed dat er van hun organisatie niets kon terecht komen als zij niet zotgden dat een hunner werd „vrij" gemaakt om zich geheel aan den dienst der organisatie te wijden. En al stond die functie met al wat daaraan vast zit, niet aan allen even duidelijk voor de oogen zij, die zich van de werking der organisatie eenig begrip hadden gevormd begrepen dat het zóó niet langer zou doorgaan en de eene na de andere organisatie nam het besluit om tot aanstelling van een der aangeslotenen over te gaan. Vaak nadat groote, bijna on overkomelijke moeilijkheden waren over wonnen maar waardoor dan ook met te meer stelligheid kan worden beweerd dat de in stelling als zoodanig uit harde noodzaak is geboren. Eenmaal als vaststaand aanvaardend, dat er voor de instelling een dringende reden bestond hebben we ons nog dc vraag voor te leggen of we thans in het huidig ont wikkelingsstadium het instituut kunnen mis sen en voor de beantwoording van deze vraag behoeft waarlijk geen breed onderzoek te worden gehouden. Hoe toch moeten onze Collectieve Con tracten tot stand komen en naleving erlangen; hoe moet de werkloosheidsverzekering ge regeld worden hoe de propaganda hoe het contract bewaard blijven tusschen de leden die over het geheele land verspreid zijn hoe de publicaties in vakblad enz. hoe het beheer van het weerstandsvermogen kort om, hoe stelt men zich voor, dat alles wat nu door den dagelijkschen arbeid en studie van zoovelen verricht wordt, tot zijn recht zou komen. Over het voornaamste element in het organisatieleven, n.l. de dagelijksche leiding, waarvan toch zoo onnoemlijk vee! afhangt wil ik maar zwijgen, ofschoon het geen toeval is dat onze vijanden juist daarop hun scherpste pijlen afzenden. Niemand zal intusschen goo naief zijn om te meenen dat dit alles wel in eenige vrije uurtjes van enkele Hoofdbestuurders kan afgewerkt worden en bovendien onze or ganisatie's hebben niet alleen de directe belangen van hare leden te behartigen maar zij hebben ook een groote cultureele taak. Hoe wil men verrichten, die wereldher- vormende taak, om ons geheele bedrijfs leven te organiseeren als beroepsstanden of bedrijfsgemeenschappen met publiekrech telijke bevoegdheid hoe wil men ons soli daristisch stelsel gedragen door de be ginselen van Recht en Liefdg de plaats doen innemen van het door en door mater rialistisch drijven wat aan het economische liberalisme inhaerent is en thans overal nog heerscht En al is aan de Vakorganisatie niet rechts- streeks een Godsdienstig-zedelijke taak toe gekend het is mijn stellige overtuiging dat haar nut te dien aanzien door niemand kan worden ontkend en geen onzer sociale organisaties zich op dat terrein grooter ver diensten heeft verworven een beteekenis die men niet kan verkleinen of te niet doen als men haar materialistische strevingen of zelfs klassenstrijd wil aanwrijve 1 want wie zich niet in oppervlakkigheid verliest kan heel wat anders zien. Van niemand wordt echter gevorderd om eenzelfde opvatting van de vak-organisatie te hebben maar hoe men ook dé ontwikke lingsgang daarvan ziet vast staat toch wel, dat als alles' wat geacht moet worden te be- hooren tot haar onafwendbare taak, door menschen moest worden verricht die zulks in hun „vrije" uurtjes moeten waarnemen, we dan met pak en zak naar den kelder gin gen en we de baan vrij lieten aan de steeds sterker oplevende liberale ideéen eenerzijds en de anarchie als onvermijdelijk gevolg aan den anderen komt. Daarvoor hebben we nu een keer noodig hoofdbestuurders, die zich geheel aan hun taak kunnen geven en dan ook de volle ver antwoordelijkheid van hun werken op zich nemen. Hieruit kan en mag niet worden ge distilleerd dat plaatselijke bestuurders van weinig of geen beteekenis zijn integendeel. Zooals in elk ander organisme heeft ook hier elk orgaan een eigen levensrichting en geen dier organen kan gemist worden zonder het levensdoel van het geheel te schaden. Ik heb ook geen aandacht gevraagd voor het feit, dat het vervullen van een functie voor een grootere of kleinere volksgemeen schap iets is, wat allerwege wordt toegepast en geen specifieke uiting is V3n de arbeiders vakorganisatie het wordt integendeel toe gepast op elk terrein des levens, doch ik heb mij slechts bepaald om de nuttigheid van de instelling ook in onzen tijd aan te toonen. Hoezeer ik getracht heb door hier en daar maar een greep te doen, zooveel mogelijk binnen het bestek te blijven waaraan arti kelen in deze rubriek gebonden zijn, toch wordt dit opstel nog langer dan ik had ver wacht. Een paar opmerkingen zou ik nochthans gaarne plaatsen. Want als eenmaal gelijk ik meen te hebben aangetoond de nuttigheid van de instelling als .zoodanig vaststaat, dan is het toch wel van alle redelijkheid gespeend om menschen die het vertrouwen van de arbei ders verworven hebben en waaraan op veler lei gebied zulke hooge in waarheid te hooge eischen worden gesteld als baan tjesjagers voor te stellen, daarmede fcet vertrouwen te ondermijnen en als gevolg daarvan het werken te bemoeilijken zeer ten gerieve van alles wat vijandig tegenover de arbeidersbeweging staat. Ik wil mij er niet van afmaken, door te zeggen dat buitenstaanders eigenlijk elk recht van kritiek missen hoewel dat formeel juist zou zijn, maar ik begrijp dat menschen wier werken zóó diep ingrijpen in de sociale en economische verhoudingen niet elke critiek van buiten geheel kunnen negeeren. Maar daarmede is dan ook andermaal de zwaarte van hun taak volkomen bewezen zij dragen niet slechts verantwoordelijkheid binnen de grenzen van hun organisatie maar vèr, zeer ver daarbuiten. Menig „vrijgestelde" zal het dan ook vergaan zijn als mij en zal zich hebben afgevraagd of er niet te véél wordt verlangd van menschen, die slechts wat lager onderwijs konden genieten en hun sociale opleiding ontvingen op het veld of in de werkplaats waar zij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat doorbrachten. Bij het stelsel, hier in Nederland gevolgd en waarbij de bestuurders als regel worden gekozen uit de leden der organisatie, waarbij dus de kennis van het bedrijf en oe psyche der'arbeiders van hoogere waarde wordt ge acht dan meerdere ontwikkeling op ander terrein een stelsel wat rn.i. het meest juiste moet worden geacht is er met aan te ontkomen en zullen de gekozenen gehou den zijn om bij hun dagelijksch werk alles te doen wat mogelijk is om zich zoover mo gelijk te bekwamen. Men versta mij alweer niet verkeerd ik bedoel geen klaaglied aan te heffen veeleer het tegenovergestelde. Voor zoover ik trotsch mag wezen, zou ik het willen zijn op het ver trouwen dat ik ondanks vele tekort komingen al sedert zoo geruimen tijd van mijn vakgenooten ondervind. Neen, er is geen reden tot klagen, maar wel durf ik met kracht opkomen tegen alles en allen die probeeren de leiding van, onze organisatie te ondergraven, door varr die leiding een carricatuur te maken en haar te vereenzelvigen met baantjesjagerij, demo- gogisch drijven en alles wat onedel is. Want zij treffen daarmede niet die leiders en zeker niet hen op de eerste plaats, maar de arbeiders en hun beweging. Dat hebben zelfs zeer hoog geplaatste personen in hun verblindheid gedaan, dat doen de anarchisten bij elke gelegenheid, nagepraat door sommigen onzer die hun eigen tekortkomingen achter dat sloopend werk trachten te verbergen en steeds gevoel ik mij gedrongen daar tegen in te gaan om dat men daarmede de ziel van onze beweging tracht te dooden, omdat men daardoor de vooruitgang van de Christelijke-sociale ge dachte belemmert, omdat het in wezen een liberaalanarchistisch heibektje is. Het staat ieder vrij om vrijgestelden die zich misdragen persoonlijk aan te vallen, maar van het instituur heeft men af te blij ven, tenzij het zijn nuttigheid zou gaan'ver liezen en dan maar daffl ook met volle recht moet het verdwijnen. De nuttigheid. - zooals wij dat in Chris- telijken en maatschappelijken zin verstaan is het fundament waarop alles steunen moet en zoolang dat steunpunt gaaf is, zoo lang kan men wel trachten schade te be rokkenen, maar blijft en dat stemt tot gerustheid naast het bestaansrecht ook de bestaanszekerheid behouden. Wat echter niet wegneemt dat we gehou den zijn om alles wat schade kan doen aan onze mooie R. K. beweging, met haar mooie idealen, met haar schitterend verleden, heb ben weg te dringen met alle kracht waarover we beschikken. A. J. L. NOG STEEDS DEZELFDE DWALING. „De Nederlandsche Nijverheid" Orgaan van het Verbond van Ned. Fabrikantenver- eenigingen is haar tweede lustrum ingegaan en het ziet met welgevallen terug op de af gelegde levensbaan. Zij heeft gewaarschuwd en geroepen toen het den verkeerden kant uitgjng, doch men heeft te weinig willen luistersen en nu zitten we in den put. We zijn al te vaak vergast op de denkbeel den van dat blad om ons er over te verwon deren, dat het gekant is tegen ongeveer alles waar nog eenig goeds van is te verwachten. Het is gekant tegen de arbeidswet, tegen art. 28 van die wet hetwelk de mogelijkheid opent om door overleg tusschen organisaties van werkgever en werknemer een soepeler toepassing van de wet te verkrijgen het is tegen de arbeidsgeschillenwet, tegen de bindendverklaring der Collectieve Contrac ten, enz. enz. Met „gepaste fierheid" meent het van al die actie en strijd te mogen gewagen en we moeten aannemen hoe moeilijk dat ook is —dat al die pogingen bedoeld zijn in het welbegrepen belang van de industrie. Maar wij zien de zaken toch wel even anders en het schijnt een weinig eervolle taak om alles wat tot grondslag heeft de positie van de arbeiders of de sociale verhouding te verbeteren, te bestrijden en te bekampen. Het behoeft bijna niet gezegd, dat het blad ook een bewonderaar is van het zenden der werkloozen naar de armbesturen en het hoopt dat het Minister Colijn zal zijn gegeven om de werkloozen niet langer in een uitzon deringspositie te plaatsen tegenover andere behoeftigen. Ik kan aan de verleiding niet weerstaan om een enkel citaat over te nemen van het daarop betrekking hebbend artikel „De vraag, of de crisiswerkloosheid grootendeels het gevolg is van de inkrim ping van tijdens den oorlog abnormaal uit gezette bedrijven, laten wij hier onbespro ken. Hoe interessant zij ook moge zijn, zij doet o.i. hier niet ter zake. Het gaat hier eenvoudig om de conrecte vraag of 't aan gaat, wanneer de kassen voor de werk loosheidsverzekering zijn uitgeput, daar aan honderd procent of meer bijslag van Re- geeringswege te blijven geven en of er een zedelijke grond kan worden aangevoerd om dubbel en driedubbel „uitgetrokken" arbeiders van Rijkswege te blijven steunen in een tijd, waarin de Rijksfinanciën er veel slechter voorstaan den die der gemeen ten. En vooral gaat het om deze vraag, of of het aangaat dezen steun automatisch en gelijkelijk te verleenen over de gansche linie, inplaats van bij die steunverleening volgens gezonde .beginselen van armen zorg te individualiseeren en dus te steunen alleen daar, waar die steun verdiend is en waar hij noodig is, terwijl voorts die steun dient te worden verstrekt naar be hoeften en niet bijwijze van vaste uitkee- ring, waarop men zeker recht zou kunnen doen gelden." Alweer dezelfde dwaling dus. Inderdaad gaat het bij deze zaak slechts over de vraag hoe de Overheid en in deze het Rijk staat tegenover uitgetrokken leden van verzeke ringskassen nóg eenvoudiger wat is de meest doeltreffende vorm waarop we de werkloozen moeten helpen. Voor het gezonde begrip van geindividuaii- seerde armenzorg is het blad nog wel te vin den maar Het is juist het bedrag dat een maal vastgesteld als een recht wordt be schouwd waartegen het bezwaar gaat. Hier worden een paar belangrijke elemen ten uitgeschakeld. Op de eerste plaats hee£ de verzekerde een stellig onevenwichtige bijdrage geofferd voor de verzekering. Die verzekering moest feitelijk door het bedrijf in stand worden gehouden maar bij ontbre ken van een wettelijken maatregel en wellicht ook wegens practische moeilijkheden, betaalt alleen de arbeider en het ontbrekende, wat mén in theorie gevoeglijk als een plicht voor de werkgevers kan beschouwen, wordt door het Rijk als subsidie of steun uitgekeerd. Dat de kassen niet langer kunnen uitkee- ren, dan ze doen komt niet omdat zij die uitkeeringsduur voldoende achten, ook niet omdat de bijdrage van de arbeiders te gering is, maar eenvoudig omdat niemand op een dergelijke crisis heeft kunnen rekenen en voor zoover men dat als een tekortkoming beschouwt, zal men dat zeker veeleer en veelmeer aan de gezamenlijke ondernemens, dan aan de werklieden moeten wijten. Op de tweede plaats rijst de vraag of het zelfs, los van het bovenstaande wel te recht vaardigen zou zijn en of het ook wel econo misch juist is, om die tienduizenden den. weg naar het armbestuur te leeren en hen op een lijn te stellen met hen die om andere reden behoeftig zijn. Men behoeft waarlijk die andere behoefti gen nog niet voor minderwaardigen aan te zien om toch te gevoelen, dat we toch geen menschen zijn die dagelijks gereed staan om te arbeiden en de krachten bezitten om te wer ken, maar die vanwege de tekortkomingen van jaren terug dagelijks de ellende onder vinden, en hen niet op een lijn kunnen stellen. Zij zijn slachtoffers van de verkeerde maatschappelijke opvattingen en het ont gaat mij volkomen wat er nu toch voor kan zijn om ook hen nog naar armen zorg te ver wijzen. 't Is behalve dat toch nog erg genoeg en al zou het een groot geldelijk offer kosten zouden we het daarom toch niet mogen laten. Maar het is geen groot geldelijk offer. Wie de steunregelingen kent weet dat daarin wel is waar geen plaats is gelaten voor geïndi vidualiseerde onderzoeken naar behoefte, maar dat overigens wel degelijk rekening met de behoefte wordt gehouden zocals ge huwd of ongehuwd zijn, vaak ook het aantal kinderenenz zoodat de kosten aan steunrege ling e. d. niet beduidend hooger kunnen zijn dan bij bedeeling. Zeker de industrie zal haar deel hebben te dragen is de lasten en niemand zal haar Zwaarder willen belasten dan streng noodza kelijk, is, maar de last en de ellende beiden te doen dragen door de arbeiders die zeker niet meer schuld hebben aan de crisis dan de werkgevers zou hoogst onbillijk zijn. Beter dan dergelijk gepeuter lijkt een voorlichting en propaganda om de werkloos heid te voorkomen of nietjroekeloos te vergroo ten door allerhande werken in het buitenland te plaatsen zooals met het schip wat nu naar Frankrijk gaat, maar waaraan 1000 men schen een jaar werk hadden kunnen hebben en dat we juist die propaganda missen, maakt de waarde van dergelijke argumenten nog twijfelachtiger! A. J. L. OVERDREVEN VOORSTELLING. Onze sociale verzekeringen verheugen zich nog steeds in een zeer groote belangstelling. Nog altijd is de strijdvraag niet beslist of we de uitvoering moeten opdragen aan Overheidsorganen Raden van Arbeid en Rijksverzekeringsbank, dan wel aan de or ganisaties van werkgevers en werknemers 111 den geest zooals bij de land en Tuinbouw- Ongevallenwet is geschied. Toch schijnt men steeds meer voor het laatste systeem te gaan gevoelen vooral nu blijkt, dat de uitvoering van de Land en Tuinbouw-ongevallenwet heel goed is en niet slechts bij de werkgevers, maar ook bij de werknemefs bevrediging geeft. Wat niet wegneemt, dat door voorstanders van het Overheidsorgaan allerhande bezwa ren tegen de bedrijfsvereenigingen worden aangevoerd. Zoo ook de Heer Koedijk, die in Sociale Voorzorg het een en ander omtrent onze so ciale verzekering ten beste geeft maar waar uit wel blijkt, dat hij de werking van de Be- drijfsvereeniging al heel onzuiver niet heeft begrepen. Voor de zooveelste maal wil ik herhalen, dat ik geen lust zou gevoelen dergelijke op werpingen te weerspreken als het uitsluitend ging om de bedrijfsvereenigingen bedoeld in de Land-en Tuinbouw-ongevallenwet, deze zijn er eenmaal en voldoen wel zóó goed, dat men ze wel verbeteren maar niet meer weg duwen kan. Maar het gaat over het systeem en waar nu wel vaststaat, dat we den chaos op 't terrein der sociale verzekering toch niet kunnen behouden en er avond of morgen een ver andering moet komen is het van het aller grootste belang, dat we voorkomen dat on juist voorstellingen verder worden gedragen. De Heer Koedijk schrijft „Wat de bezwaren tegen de uitvoering der Landbouwongevallenwet aangaat, deze gaan in eeningszins andere richting. Zij betreffen voornamelijk den overwegenden invloed, dien de werkgevers, met uit schakeling der arbeiders, zich op de uit voering dezer wet verzekeren. Hoewel dit vooral geschiedt in de plaatselijke uitvoe ringscommissies, is het toch ook in een bedrijfsvereeniging reeds voorgekomen, dat de werkgeversleden het voorzitter schap voor zich opvorderden en dit zonder meer in beslag namen, ondanks de protes ten der arbeidersleden en niettegenstaan de het feit, dat de wet den werkgevers niet het onbetwiste recht op het presidium geeft. Het is een bevestiging van hetgeen ik reeds vroeger over de uitvoering door be drijfsvereenigingen schreef, n.l. dat een dergelijke uitvoering op den grondslag van verder gaande en ondubbelzinnig vast staande bevoegdheden voor de arbeiders en hun vertegenwoordigers, dient te ge schieden." Een dergelijke voorstelling van zaken lijkt mij nu toch wat al te erg. Waarheid is, dat de statuten van sommige bedrijfsvereenigingen bepalingen bevatten waardoor de keuze van den voorzitter be perkt is tot de werkgevers of waarbij hij door de werkgeversorganisatie wordt aangewezen waarheid is ook dat de statuten van sommige Bedrijfsvereenigingen niet in is omschreven hoe de samenstelling van de plaatselijke On gevallencommissies zal zijn en in geef gaarne toe dat daar althans theoretisch iets te gen in te brengen is. In de praktijk beteekent het geheele be zwaar niets. De voorzitter heeft hoegenaamd geen andere functie dan het leiden van de bestuurs- en ledenvergaderingen. De leden vergadering bestaat uit werkgevers en kan op de uitvoering van de wet geen invloed uit oefenen. In die bedrijfsvereenigingen waar die beperking niet aanwezig is hebben de arbeiders dan ook heel natuurlijk van hun bevoegdheid om een voorzitter-arbeider te kiezen geen gebruik gemaakt. En wat de plaatselijke Ongevallencommis sies betreft deze hebben geen enkele wettelijke bevoegdheid en waar men dus afwijking vreest heeft bestuur van de Bedrijfsvereeni ging alle rechten om daaraan een eind te ma ken. Het was wellicht verstandiger van de be trekkelijke bedrijfsvereeniging en om zelfs die theoretische beperking die intusschen niet in strijd met de wet is weg te nemen. Er verandert niets door, alleen zou men aan theoretici de gelegenheid ontnemen om der gelijke dingen tegen de Bedrijfsvereenigingen en daardoor tegen het systeem uit te spreken. 1923. Voor rekening van „Herwonnen Levens kracht" werden uitgezonden Naar het Sanatorium „Berg en Bosch" te Apeldoorn 3 Dec. 1 kind van een lid uit 's Gravenhage; 4 1 kind van een lid uit Nederhorst den Berg 4 1 kind van een lid uit Rotterdam. 12 1 vrouw van een lid uit Helder 17 1 kind van een lid uit Terborg 18 1 kind van een lid uit Bergen (N.H.) 20 1 kind van een lid uit Alkmaar 20 1 lid uit Amsterdam 21 1 lid uit Rotterdam 27 1 vrouw van een lid uit Groningen 27 1 vrouw van een lid uit Lisse 28 1 lid uit Goor. Naar het R. K. Herstellingsoord „Maria Auxiliatrix" te Venlo 1 Dec. 1 kind van een lid uit Reuver. Deze 13 personen ontleenden hunne rech ten als volgt 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Kantoorbed. 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Landarbeiders 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Bouwvakarbeiders 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bortd van Metaalbewerkers 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Transportarbeiders 2 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Meubelmakers 1 als aangesloten bij den Ned. R. K. Bond van Steenfabrieksarbeiders 1 als aangesloten bij den Dico. Bond Haar lem 1 als aangesloten bij den Dioc. Bond U- trecht. Op 31 December 1923 waren in totaal vooi rekening van „Herwonnen Levenskracht"' 57 patiënten in verpleging, TEGEN MISDRIJVEN OP WATER GEBIEDEN. Een wetsontwerp ingediend. Een wetsontwerp is ingediend, dat beoogd voorziening ter bestrijding van de begunsti ging van misdrijven op bepaalde waterge bieden. In de memorie van toelichting wordt erop gewezen, dat het vervoer te water, in het bij zonder het internationale vervoer van massa goederen een gunstigen voedingsbodem voor vermogensdelicten levert. Alleen indirect is hier veel te bereiken als men de mogelijkheid van heling zooveel mogelijk opheft. Aldus heeft het ook de gemeente Rotter- daht begrepen, die met gebruikmaking van door de Helingswet verleende bevoegdheden, ten aanzien van haar havens een strenge controle op 't verkeer met de schepen heeft ingevoerd. Zoowel het bedrijf van rivier- venter onder den dekmantel, waarvan gemak kelijk misbruiken plaats vinden, als dat var opkooper te water is daar onder regelen ge steld. Het behoeft echter weinig betoog, dat een dergelijk optreden van de gemeenten voor het verkeer op de groote rivieren, waar het opkoopersbedrijf evenzeer welig tiert, niet kan baten. Het betreft daar immers water gebieden, die over tal van gemeenten, ja ovet meerdere provinciën zijn verdeeld. Hiei kon alleen het centraal gezag optreden. Het is den minister voorgekomen, dat voor derge lijke maatregelen, niet anders dan van het Rijksgezag kan worden uitgegaan. De aard dezer maatregelen is echter znodanig, dat re geling daarvan slechts bij algemeenen maat regel van bestuur behoorlijk kan geschie den. Het wetsontwerp strekt dan ook alleen voor dergelijke voorschriften de mogelijkheid te openen. DE GIRO-ELLENDE. Een somber bericht en een verrassing. De „Bossche Ct." heeft van een welinge lichte (doch naar we hopen te sombere! zijde vernomen, dat de hervatting van dezen diens nog wel eenige maanden op zich zal laten wachten. Er bestaat weinig kans, dat de dienst vóór 1 Juli a.s. in werking zijn zal. Als pleiter op deze voor velen inderdaad pijnlijke wonde heeft Vadertje Staat een aar dige suprise uitgevonden. In de „Rotterdammer" schrijft een gelukt kige, die dit meevallertje reeds mocht genie ten. er op verrukten toon over. als Volgt Vanmorgen bracht de post het ons. 't Zag er wel wat erg officieel uit zoo'n groote gele envelop, zoo echt zakelijk. Maatr de inhoud viel niet tegen. Wat er dan uit kwam? Een heele hoop Teneerste 'een heel groot mooi dubbel vel goede kwaliteit folio-papiei Dan nog een dubbel vel van datzelfde papiet keurig in vakken verdeeld en met aardige pijltjes opgesierd. Toen een half vel van dat zelfde mooie papier. Toen een aardig strookje carton aan een zijde bedrukt met mooie let ters en aardig versierd met een grooten zwar ten pijl. Toen twee aardige rose enveloppen en om het spel te volmaken een leuk strookje papier met enkele cijfers erop maar dat was zeker een klein beetje mislukt, want daar was niet veel van te begrijpen en je kreeg er ook zulke vieze vingers van. 't Leek wel een soort puzzle of iets om een gezelligen oude jaarsavond mee te hebben. Als 't tegen St Nicolaas kwam zou ik denken, dat het iet? was om een zwarten Piet te fabriceeren. Ik zal 't nu maar tot volgend jaar bewaren. Is dat niet alleraardigst van vadertje Staat Om in deze kwade tijden zoo aan zijn kinde ren te denken. Hoe was vadertje zoo op dat idee geko men Och, heel eenvoudig. Hij wou zoc graag weten of ik op 24 September nog wer kelijk zéven en zeventig eenten van hem had te vorderen voor zoo iets als een girodienst die er eens geweest is. En nu sprak vadertjes geweten een klein beetje omdat ze laatst heel erg gemeen was dat hadden verteld dat hij zoo maar een Duitsche chèque var f 127.000.— in de prullemand had gegooid En om dat nu weer goed te maken, krijgt ieder van z'n ruim honderdduizend girokin deren zoo'n mooi pakje kladpapier cadeau Als dat nu eens f 23.000 kost kunnen ze ten minste niet zeggen dat die f 127.000 zoo'n raar onregelmatig getal is. Dan is het precies f 150.000 anderhalve ton dat klink' veel mooier. En dan zullen al die 100.000 girokinderen wel zoo dankbaar zijn voor hun presentje, dat ze niet vragen waarom ze toch too vee! belasting moeten betalen. Want daar zou vadertje niet zoo gemakke lijk een antwoord op weten. En dus wit niet sterk is, moet slim zijn. Zaterdag a.s. zal een nieuwe conferentie tusschen de Directie der Ned. Spoorwegen er de vertegenwoordigers der Vakbonden plaatt hebben. Het einde. Toen wij klein waren was hij zoo'n jon gen van twaalf of dertien. Hij hoorde in 'n steegje in de buurt. We kropen achter onze grootere broer of zus weg als we 'm zagen aankomen. Want hij zat toen al vol gemeenc streken. We waren erg bang voor 'm. Als ie 't kon lappen bij kleineren dan bij-gaf ie je onverwachts 'n geniepige slomp of kneep, gritste boodschappencen- ten uit je handen, of smeet 'n kwak modder tegen je schoone hes. 't Was 'n dwaas-vcrWend jog, die van jongsaf bij z'n moeder geen kwaad had kun nen doen. Als de buren bij baar over Jakob kwamen klagen verdedigde zij hem nog, be weerde, dat de door htm geplaagde of mis handelde kinderen er vast en zeker ook wel schuld aan zouden hebben. Als de vader hem 'n pak rammel gaf be schermde de moeder hem desnoods met haar eigen lijf. en gaf hem 'n koekje of 'n paar centen. Toen ie vijftien was, stond ie met de groo teren van achttien en twintig om geld te dobbelen.... en als ie te kort kwam gap te -nie 't, soms van z'n eigen moeder, En als ze 't durfde wagen er iets van te zeggen kreeg ze 'n groote bek van 'm. Weer 'n paar jaar later was 't al zoover, dat ie z'n moeder sloeg en met z'n vader vocht.... meermalen moest de politie er bij te pas komen. Hij werd de schrik van de stad en 't ge beurde vaak, dat zes agenten hem met moeite konden mannen. Hoe de knul nog tot 'n huwelijk kwam begreep geen mensch. .Vier jaar is ie getrouwd geweest en van die vier heeft ie er twee in de gevangenis doorgebracht. Z'n vrouwtje, dat al heel gauw 'n stum- perdje werd, moest eindelijk bij 'm vandaan loopen, om niel de een of andere dag te worden doodgeslagen. Jakob verdween toen ook. In 'n andere stad, meer naar de grens, zwierf ie al 'n paar jaar rond, levend en drinkend van roof en andere ongure voor deeltjes. 't Was 'n vieze kerel. Sprieterige wenkbrauwen van grauwe ha ren staken stug uit boven de traan- cogen, weggezonken achter scherpe juk-beenderen. Onder de brutaal-gemeene oogen rimpelde 't perkament-gelig vel, waaruit 'n paarse stompneus opknolde Z'n sjokkerige hou ding en verfomfaaide kleeding zeiden: „la- maar-waaie." De menschen op straat ontweken hem, al zou 't alleen maar zijn geweest om zn scherp-walgelijke reuk van jenever en gocd- koope pruimtabak. Misschien ook*""wel om dat ze bang van 'm waren, want als er van hem werd gesproken, hoorde je meteen woorden mompelen van: „kerkdief moordenaar." De straatjongens hadden 't natuurlijk op 'm gemunt. „1-i-iJakob de.... en dan volgde 'n onkiesch woord - tierden ze 'm na in uitdagend rek-gegchreeuw. Jakob schudde dan z'n knikkend hoofd naar de vlegelds om, en uit z'n scheef getrokken mond sisten vloeken. Hij was le slap en te lamlendig geworden om hen na te zetten. Deze avond van Driekoningen lag hij ge hurkt in 'n donkere hoek van de kerk. Nu en dan flikkerden z'n oogen grijnzend naar 't. schitterend kribje, Hij had 'n plan. Hè, kwam er nu niet even 'n oogenblikje, dat er niemand bij 't kribje stond? „Ga toch naar buis, sufferds, met je bid - derij..., straks komt de koster nog om te sluiten. en mijn kans is verkeken. 'n Deftig-uitziend heer met aan de hand n klein ventje kwam nog dc kerk binnen Hm. gingen óók al er naar toe. De vieze rik mompelde 'n vloek en schudde z'n grim mige kop. Wat dee zoo'n rijke meneer nou hier? Waar kwam die nou nog voor bidden? Hij zag nu, dal de heer 't jongetje optilde, om hem beter 't kribje te laten zien. En eensklaps.... hè, daar kreeg ie nou 'n raar gevoel van.... herinnerde hij zich, dal z'n moeder hem ook es precies zoo had opge tild bij 'n kribbetje in 'n kerk. gek, dat ie dat nou ineensHij werd er even heel stil van.... Smeet toen de gedachte uit zn 'hersens. 't Was een van de laatste genade-stralen geweest waarschijnlijk. De meneer ging weg met t jongetje. Zou er nou nóg ergens iemand zijn? Behoedzaam loert hij rondNiemand Hij stond nu. telkens naar de ingang van de kerk spiedend, bij 't offerblok.... „Vooruit nou.eventjes handig zijn. Wat staat daar op 't bordje? „Voor de Missie van...." 'n Korte aarzeling nog. Dan is gauw 't slot gesprongen. Met bijna wilde grepen haalt de dief 't of ferblok leeg. „Nou nog 'n paar kaarsen.... in 't donker maf je minder gezellig.... „Hé, wat is dat?" Verschrikt deinst hij achteruit.... „O, 't beeld van 'nherder of zoo iets, waar ie tegen aan stootte.... Stom van me ,'t gaat me vanavond niet zoo rustig af als anders. Buiten hijgde dc lucht fijne nevels uit de schemerige maan streelde even met haar glansen een flauw-schijnende ster. In de straat hing 'n stilte van rust. In hém raasde de hartstocht naar drank.. Horterig-vlug liep hij door. 'n Hobbelig steeg- gangetje bracht hem bij z'n „koopman".... 'n voos-dikke kroegbaas met twijfelachtige reputatie. „Zoo. heb je weer wat „gevonden?" grinuikt de baas met 'n smerige lach. En 'n torloge van Jakob aannemende: „Hm. en nou maar niet zoo veeleischend hè? Je mot denken, dat 't voor mijn óók telkens n heele waag is." Met kennersoog beschouwt hij 't uurwerk, wat Jakob 's middags al had buitgemaakt. „Zes heitjes," „Hè. wat ben je weer inhalerig.'t Is je geluk, dat 'k verga van de dorst. Kijk. je geeft me vier kwartjes en 'n flesch klare... en dan wissel je me wat van dit klein-goed.... da's sekuurder." De kroegbaas knikt. Timmend rollen de ar me missie-centen in de kleverig-vette han den. Vlug trekt Jakob de flesch naar zich toe, houdt 'm legen 't licht, om te zie_n of „die oneerlijke schurk" wel genoeg heeft gegeven .en neemt gulzig een slok. Jakob sliep in 't vochtige strooschuurtje, waar hij noodgedwongen door de eigenaar werd geduld. Hier perste hij een van de kaarsen tus schen 'n paar sleenen. En nou drinken. Heidaar schrok ie van en braakte 'n afschuwelijke zelf-verwensching uit. Die kaars boog opzij.met al dat stroo hier... Most es gebeuren als ie sliep.... Hij veegt rond de kaars t stroo wat weg... j „Verbeel je.... als er nou es brand.... en dan Met 'n drift-ruk zet hij de flesch weei aan z'n mond „Hlals 'n mensch dat niet had...." Met 'n reeselijke schreeuw schoot hij wakker. j Vuur.... hel.... vuur.... aan alle kan- j ten om hem heen. t Vuur greep hem z'n klcerenwild sloeg hij de vlammen van zich af.... maar aan- slonds grepen ze hem weer van n anderi zijde....' j Vloekend en gillend plofte hij neer... i waar stroo brandde.. Midden onder t noodend luiden der klok- j ken voor 't Lof, begon de brandklok t« brommen. Een groep kerkgangers verdrong zich on 't schuurtje.... emmers water werden aan gedragen.... 't gat niks meer. Er brandde 'n lijk.... en de menschen huiverden.... wisten wie 't moest zijn. En dat was nou alleen nog maar 't lichaam En dal had misschien maar 'n kwartier ge duimd G. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9