i-J
Ui
VOOR DE
»;iII!IIII!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIir:ïlllIII!;illIIIIII!IIIIIIIIII!ll!!lllllll!IIIII!!6gSilIH!!lS!IIE:3!!!Hiil8i!!lllilllIlS3H:il!!!l!l!l!;inillf!!!!SI!l^;
^niIlllIIlIlllI31]ieilI8IlIIIIi:3ISUilll2iIIISillil!l!SliiSfl9!iI]igIi!i:3IiiI13!!Ii!9Ii!Ifi II!liS311Ii:iiiiiI!
1 UIT DE I7
moppentrommel
NUMMER
DERDE JAARGANG No. 192#
OP HET EERSTE GEZICHT.
BEELD DES TIJDS.
„Lise „Dus tot aanstaanden Zondag
niet waar
Eetsy „Neen, dan kan ik met komen,
dan heeft mijn Mevrouw haar Zondag.
BELASTING.
Vageoond„Mijnheer de ontvanger
ik kan dit laar waarlijk mijn belasting
niet betalen, gerechtelijke vervolging zal
weinig baten, want de deurwaarder zal
niets bij mij thuis vinden.
Ontvanger „Zoo, ik zal van een en
ander nota nemen, overigens geloof ik
dat de Staat u de belasting wel kan schen
ken, want ik zie duidelijk aan uw neus,
dat ge reeds veel, zeer veel indirecte be
lasting betaald hebt."
MISLUKT.
Rechter „Ge houdt dus vol dat ge uw
tegenpartij in hef duel niet opzettelijk
hebt gedood
Beschuldigde „Ja, mijnheer de rech
ter, ik wilde er naast schieten, doch ik
schoot mis."
OP DE TRAM.
Een dame wil uitstappen en verzoekt
den conducteur te bellen.
Een heer „Och, conducteur bei dan
tweemaal, ik stap er hier ook uit."
TE OPLETTEND.
Op een doopmaal worden als huis-
Trienden ook genoodigd een dokter en
een professor Bij de wederzij dsche be
groeting komen beiden tot een onaange
name ontdekking de dokter namelijk
had zijn ok aangetrokken terwijl de
professor in zijs gewone tas verscheen.
Beiden verlaten op geheimzinnige wijze
de zaal om spoedig weder onder de gas
ten terug te keeren en heeft de dokter
een ias aan, de professor echter prijkt
in den rok.
SLIM.
Dokter „Wees voorzichtig met het
nuttigen van spijzen. Als ge vet eet, ge
bruik er dan steeds een stuk droog brood
bij."
Patiënt. „Bij mijn boterham ook
EEN GELUKKIG MAN,
Gesprek tusscnen twee theater-direc
teuren „Zeg eens, waarde collega, gaan
de zaken bij u ook zoo slecht? Ik heb
gisteren opnieuw duizend gulden hypo
theek op het komediegebouw moeten
nemen. „Maar vriendlief, dan zijt ge
nog een gelukkig man. Bij mij staat er
reeds een hypotheek op het souffleurs
hok."
BAAS BOVEN BAAS.
De leeuw van Androcles is overtroffen.
Men weet dat deze, uit dankbaarheid
dat de man hem van een doorn in den poot
had verlostAndrocles sedert overal
volgde zonder hem op te eten maar de
dankbaarheid van een Algerijnschen
leeuw tegenover een Fransch sergeant was
van meer practischen en positieven aard.
Die leeuw was door den sergeant even
eens bevrijd van een doorn in den poot.
En wat deed nu het dankbare dier Op
een nacht ging hij naar het kamp en wist
de ranglijst van de compagnie machtig
te worden, keek die nauwkeurig na en
at toen een half dozijn onder-officieren en
officieren op, die vóór zijn redder op het
kader stonden, zoodat deze den volgenden
dag tot kapitein avanceerde, Deze leeft
jhans rustig van zijn pensioen ergens
in Gasconje.
WARM.
„Dat patroon van kleed moet u nemen,
dame, dat komt goed bij de gordijnen 't
is warm van toon." „O, dat hoeft anders
niet,'' is het antwoord, „we laten de
kachel altijd staan."
RECHTMATIG ONGENOEGEN. 1
„Hè, wat doen die koeien hier?" zegt
op de Koloniale en Uitvoertentoonstel-
iing een eerzame huismoeder uit een
volksbuurt tof haar echtvriend, als
ze de prachtige dieren aanschouwt, door
de Maatschappij van Landbouw geëx
poseerd
„Dat bennen geen koeien.; dat bennen
karrebouwen I" antwoordt vader, die het
begrip „koloniaal" wat enger opvat dan
de commissie.
„Maar ze loeien dan toch 1" houdt
moeder vol.
„Natuurlijk," expliceert vader, „dat
kan ie begrijpen In „de Indies" zijn ze
gekookte rijst gewoon en hier krijgen ze
maar strooi
En het echtpaar verwijdert zich in de
heilige overtuiging, dat het stroo onder
de dieren als voeder dienen moet, en dat
voor de koe in Indië een rijsttafel wordt
aangericht
ROEPING VOOR DEN KOOPMANS
STAND.
^Heer „Hé 1 Jij bent toch niet die
longen aan wien ik straks mijn paard
te bewaren heb gegeven
Jongen „Nee, meneer I maar ik heb
dat baantje uit spikkulasie, voor drie
centen van kleinen' Kees gekocht."
EEN ENFANT TERRIBLE.
Oom Jan betrapt de kleine Lize, terwijl
ze bezig is, haar pop te doopen met bran
dewijn „Wat doe e daar vraagt
oom „Wel, ik wil mijn pop een roode
kleur geven." „Met brandewijn?" „Ja,
mama heeft gezegd, dat oom zoo'n roode
neus gekregen had door den brandewijn."
DE TEERGEVOELIGE RECRUTEN.
Sergeant: „Links.... om (tot de
recruten die rechtsom maken). Wat moet
men nu toch met zulke kerels beginnen?
En als ik ze nu bij de ooren neem en in de
gracht smijt dat ze er in verdrinken,
dan zullen ze zich waarachtig nog belee-
digd gevoelen.
SCHERPZINNIG.
Luitenant „Jan, hoe is 't mogelijk
dat je mij een pantalon met zulke ge
scheurde zakken geeft, ezel?'
Jan „Ik dacht, luitenant, 't is vandaag
de twintigste, geld zal er toch niet meer in
komen."
DE GEVOLGEN DER BELEEFD
HEID.
Op een badplaats zijn twee heeren,
een bejaard Professor en een niet bejaard
koopman door een derde aan elkander
voorgesteld.
„Nu, hoe bevalt u de Professor
vraagt laatstgenoemde een paar dagen
later aan den koopnan.
„O, goed 1" is het antwoord, „maar
een memorie als een garnaal 1 Verbeeld
u, dat ik zeker al twintigmaal dezelfde
interessante igeschiedenis heb verteld, en
telkens, ik kan het zien denkt hij,
dat hij wat nieuws hoort 1"
Een poosie later richt de gemeenschap
pelijke vriend dezelfde vraag, die hij aan
den koopman gedaan had, tot den Pro
fessor, waarop deze antwoordt
„O, 't is een best mensch, die koopman,
maar een memorie I Verschrikkelijk 1
Verbeeld u, dat hij mij nu zeker al wel
twintigmaal dezelfde flauwe historie, tel
kens weer woordelijk hetzelfde, heeft
opgedischt."
SARCASTISCH.
Een vriendelijk Duitsch vorst, ont
moette op de jacht een knaap, die de zwij
nen hoedde. „Hoeveel verdient gij,"
vroeg Zijne Hoogheid. „Vijftig Thaler
jaarlijks en een paar schoenen," antwoord
de de knaap „Niet meer zeide de vorst,
„nu ik ben ook herder maar ik verdien
toch meer dan gij." „Dat wil ik wel ge-
looven," hervatte de knaap, „maar dan
hebt ge ook meer varkens." „Neem dit
ad notam. mijneheeren," zei de Vorst
tot zijn gevolg.
KOLONIAAL;
Mietje de naaister en Daatje de meid
b zo ..ken samen een tentoonstelling.
Voor het gebouw van de Koloniale
afdeeling gekomen zegt Daatje:
„Zullen we hier ook nog eens een kijkje
nemen
Mietje de naaister „Ik zou je danken.
Op die Harderwijkers heb ik het niets
voorzien."
EEN MOEILIJKE TAAK,
„Een man die ernstige bezigheden heeft
kan zich nooit ongelukkig gevoelen, zei
zeker auteur." „Die man heeft nooit
de taak gehad, een paar tweelingen stil
te houden, als de moeder is gaan wande-
leh," antwoordde een gehuwd man.
stts.
MISGEREKEND.
Dezer dagen gingen drie heeren hun
vriend op diens buitenplaats bezoeken,
met het voornemen zich eenige dagen bij
hem te vermaken. Weldra moesten zij
gevóelen dat zij de rekening verkeerd had
den gemaakt, want terwijl zij nog bezig
waren te verhalen, dat zij op hun weg
een zeer rijk met vruchten voorzienen
boomgaard hadden gezien, antwoordde
de gastheer „als gij dezen avond naar
huis gaat, dan zult gij aan de overzij nog
fraaier en veel zwaarder beladen boomen
zien."
HUISHEER-LOGICA.
Eerste huisheer „Mijn waarde heer
Meijer, van 1 Mei af zult ge f 100 meer
huu moeten betalen."
Meijer „Om welke reden
Huisheer „Omdat de Tram uit
deze straat verwijderd wordt, 't Gevolg
daarvan is dat ge 't hier veel rustiger
krijgt en die kalmte zal u toch wel f 100
's jaars waard zijn."
Tweede huisheer „Mijn waarde heer
Van Puffelen, van 1 Mei af moet ge f 100
meer huur betalen."
Van Puffelen.: „Om welke reden?"
Huisheer „Omdat in deze straat de
Tram wordt aangelegd, een gemak
dat u ongetwijfeld minstens f 100 's jaars
waard zal zijn
BAAS BOVEN BAAS.
Mozes en Levie zijn bij een koopman
ten eten genoodigd. Bij het dessert valt
een zilveren lepel op den grond. Mozes
raapt dien op en laat hem in de schacht
van zijn laars verdwijnen. Een en ander
wordt door Levie gezien, die op zijn beurt
begeerig wordt op het bezit van een zil
veren lepel en op middelen peinst om
er een machtig te worden. Na afloop van
den maaltijd dankte hij den gastheer voor
het genotene en zegt ten slotte dat hij een
proefje van zijn bedrevenheid in het
goochelen wil ten beste geven. Hij neemt
diensvolgens een zilveren lepel, steekt
dien in zijn zak en zegt een, twee, drie,
nu is de lepel in de laarzenschacht van
Mozes. En zoo was het. De aanwezigen
lachten luide Levie verwijderde zich met
zijn verbluften collega.
GEVOEL VAN EIGENWAARDE.
Rechter „Hoor eens, mijnheer Snuf
felaar, in deze crimineele zaak moet ge
met de meeste voorzichtigheid achter de
waarheid zien te komen."
Rechercheur „Stel u gerust, mijnheer
de rechter, als ik niet achter de waarheid
kom, dan bestaat zij ook niet."
TEGENWOORDIGHEID VAN
GEEST.
Professor Van Poeteren heeft de ge
woonte des avonds in bed een weten
schappelijk werk te bestudeeren. Op
zekeren avond is hij onder de lectuur
in slaap gevallen terwijl de kaars op zijn
tafel brandde. Door een ongelukkige
beweging van den slapenden professor
vatten de ledikantgordijnen vuur. De
hoogleeraar ontwaakt, bluscht den brand,
opent het venster om den rook te laten
ontsnappen en zegt vervolgens „Nu
kan men eens zien wat tegenwoordigheid
van geest is zonder mij zou ik thans
gestikt zijn."
- OP DE RENPLAATS,
Baron „Bravo Bravo 1 mijn paard
heeft gewonnen."
Bankier Is geen kunst de eerste te
Zijn, als de anderen zoo ver achter zijn."
ALTIJD DEZELFDE.
Leendert Schomel„Mijnheer de bankier
heb de goedheid mij te helpen. Ge kent
mij immers nog 1 Wij hebben vroeger nog
al zaken gemaakt, doch thans vervolgt
mij het ongeluk, ik smeek u dus geef mij
een afgedragen jas want zoo ge ziet ben ik
in lompen gekleed."
Bankiér „Gaarne wil ik u helpen, aan
gezien ik echter geen afgedragen jas heb,
kunt gij hierover in den kleerenwinkel voor
mijne rekening er een koopen. Ga er dug
heen, ik volg spoedig."
Schomel(bij den kleerenkoopman) „De
bankier Meijer wil me een nieuwe jas
koopen, wees zoo goed en laat er mij ook
wat aan verdienen. Begrepen
HERTOG EN KOOPMAN.
Zeker hertog zat in groote geldverlegen
heid. Zijn vrienden gaven hem den raad
zich persoonlijk bij een zeer rijk koopman
te vervoegen. De hertog volgde dezen
raad. Toen hij zijnverlangen aan den koop
man had bekend gemaakt, antwoordde
deze „het spijt mij zeer dat ik aan uw ver
zoek niet kan voldoen. Een hoogst aan
zienlijk man heeft mij sterk afgeraden
geld te leenen."
„Wie is die onmeedoogende man,
vroeg de Hertog.
„Hij is geen onderdaan van u, ant
woordde de koopman, „zijn naam is
Sirach, die schrijft„leen nooit aan een
machtiger mensch dan gij zijt, zoo ge echter
toch leent, beschouw de som dan als ver
loren."
OOK EEN BELANG.
Op de imperiale eener omnibus zeide
de een passagier tot den andere, die geen
plan scheen e hebben te gaan zitten
„Maar mijnheer, neemt toch plaats, gij
zoudt kunnen vallen en armen en beenen
breken."
„Interesseert u dit zoo?
„Zeker, wij zouden daardoor opont
houd kunnen hebben."
EEN POLYLINGUIST.
Eerste vriend „Ik zeg je mijn Samuel
kan rekenen als een professor."
Tweede vriend „Dat beteekent me
mendal, dat kan mijn Mozes ook, maar je
moet hem hooren spreken vier talen
kent hij, zonder ze ooit te hebben geleerd.
Eerste vriend „Niet geleerd dat is
ongelooflijk."
Tweede riend „Hij spreekt vier talen
zeg ik je, Hollandsch, Joodsch-Hollandsch»
Hollandsch-Joodsch endoor de neus»
MOTIEF VOOR EEN PROCES.
A. „Hoe komt het in je brein op, om
te procedeeren De zaak is immers duide-
lij kt"
B. „Zeker, de zaak is zoo helder mo-
sclij k/r
A. „En gij erkent dus 't geld aan Mul
ler schuldig te zijn
B. Zeker."
A. .'.Maar waartoe dan een proces?'^
B. Nu, de rechter kan zich vergissen.
UIT DE KINDERKAMER.
Echtgenoote van den kolonel(ver
halend) En toen hebben de wolven het
kind opgegeten
Kleine Jan. Mama, eten de wolven ook
Kolonelskindercn op
MISLUKT.
Kapitein. Jan ga naar mijn huis en vraag
aan mijn echtgenoote of zij u de veld-
flesch wil geven drink er echter niet
uit, ik geloof dat er vergift in is.
Jan. (in de woning van den kapitein).
Mevrouw, compliment van den kapitein
en of u mij zijn veldflesch wil geven.
Mevrouw. Welke veldflesch, de kapitein
heeft er vele
Jan. Die, Mevrouw, waarvan de kapi
tein denkt, dat ik zou meenen dat er ver
gift in zit
PROEF.
Pedant heer. Mejuffrouw, mag ik u mijn
arm aanbieden
Dame. Dank u, ik heb er zelf twee.
NIET VERDER.
Onderofficier (tegen een vrijwilliger,
die- doctor in de philosophic is) „Maar
te drommel als ge dokter zijt, waarom
dient ge dan uw tweede jaar niet
als officier van gezondheid
Vrijwilliger„Ik ben met Dr.
medicinae, maar Dr philosophiae."
Onderofficier „Zoo, ja als je t niet
nier verder gebracht hebt, moet je ook
maar de gevolgen ondervinden."
Het was in een roes van gelukzaligheid,
dat zij elkander hadden gevonden. Hij
was haar op de straat tegengekomen.
Het eerste gezicht was voor hem overwel
digend.
„Ah, dit verrukelijke wezen 1" riep
hij voor en na.
Zij had goudblond haar, dat in twee
lange vlechten over haar rug hing en oogen
zoo helder blauw als slechts aan weinige
uitverkorenen op den weg door het leven
worden meegegeven.
Zijn vriend, die hem vergezelde, had
bij zijn geestdrift glimlachend de schou
ders opgehaald, en toen de andere haar
achterna wilde zetten, hem tegenhouden
met de woorden „Je bent gek, Johan 1"
Ja, hij was een beetje gek Zijn leven
lang had alleen de wetenschap zijn hart
verwarmd en zijn hoofd gevuld. Hij was
germanist uit hartstocht en behalve zijn
boeken was hem alles onverschillig. Hij
bekommerde zich niet om zijn collega's
en bezocht hun gezelschappen niet.
Ook leidde hij geen kroegleven en had
geen andere vrienden dan den eenen, die
thans naast hem ging.
„Je kunt je voor 't overige geruststel
len, mijn jongen," voegde zijn vriend en
collega Louis erbij, ik kan je haar naam,
haar leeftijd, haar afkomst, haar familie
omstandigheden en alles wat je verlangt
te weten, verraden."
Johan bloosde. Hoe kinderachtig was
het van hem, zich door twee wel is waar
schoone blauwe oogen, twee blonde haar
vlechten en een fijn gesneden neusje zoo
in verrukking te laten brengen.
„Och, dat interesseert mij zoozeer niet,
maar ik was in|!het eerste oogenblik in
vervoering zij is zoo mooi 1"
„Dat hebben ook anderen reeds opge-
- merkt. Het verwondert mij alleen, dat zij
niet eerder je aandacht heeft getrokken.
„Wie is zij dan
„Juffrouw Margaretha Blissing, doch
ter van den overleden bankdirecteur. Zij
leeft met haar moeder samen, doet veel
aan muziek, rijdt graag schaatsen, danst
veel en is overigens een net meisje, dat
ook op zeer veel andere harten dan het
jouwe indruk gemaakt en verscheidene
blauwtje heeft laten loopen."
„Waarom
„Ja, Johan, dat weet ik niet. Dat moet
je haar zelf vragen."
„Je schertst. Ook behoef je het niet
zoo ernstig op te nemen I Je zult toch
niet gelooven, dat ik direct verliefd ben
Zoo op het eerste gezicht, als een Ro
meo Ik heb dat altijd zeer belachelijk
gevonden.
Maar dat belette niet, dat hij in den
loop van den dag en van de volgende da
gen verscheidene malen op de lieve
blonde schoonheid terugkwam.
En er gebeurde iets ongehoords. Doc
tor Johan Brettschneider, privaat-docent
die zich sedert zijn vestiging in de aca
demiestad zoo goed als nooit in gezel
schappen had laten zien, maakte plotse
ling visites eu nam invitaties aan.
„Ik geloof dat doctor Brettschneider
het plan hegft om te trouwen," zeiden
verscheidene moeders reeds na korten
tijd tot haar echtgenooten. Zij hadden een
goeden neus voor zulke zaken. Maar hoe
fijn haar neuzen ook waren, het gebraad
roken zij niet.
De' anders zoo onkundige geleerde
overlegde het zeer fijn. Zijn vriend Louis
introduceerde hem bij de families, waar
hij Greta leerde kennen. Greta bloosde
bij de voorstelling want de heer een
docent was haar sedert eenigen tijd op
haar weg van en naar de muziekschool
eiken dag tegengekomen. Zoo iets be
merkt een meisje toch.
Maar van beide kanten was men zoo
terughoudend, dat ten slotte de verlovings-
aankondiging als een bliksemslag bij
helderen hemel in de voornaamste kringen
der kleine academiestad sloeg.
„Onmogelijk ongelooflijk ver
rassend gek ^belachelijk 1" Met deze
woorden ongeveer begroette de meerder
heid van hen, die zich daarvoor interes
seerden, de verlovingskaarten.
De mannen gunden het schoone meisje
niet aan den afgetrokken, naar het scheen
hoogmoedigen Johan, die geen vriend
schapsrelaties gezocht en aangeknoopt
had. De vrouvC'en, met name de moeders,
zouden de aan den universiteitshemel
opgaande ster de studenten gingen
bij stroomen naar zijn colleges over Ger-
maansche godenleer die bovendien de
eenige erfgenaam van een rijken wijn
handelaar was, maar al te gaarne voor
een harer dochtertjes gekaapt hebben
en waren nu allen jaloersch op de geluk
kige overwinnares.
„Twee zoo verschillende karakters
kunnen zich onmogelijk met elkaar ver
dragen 1" meende de vrouw van den
President der rechtbank Fink. En de
echtgenoote van prof. Hasselman, die nog
voor twee dochters een man moest zoeken,
stemde met haar in. Maar men moest zich
erbij neerleggen. Zij waren verloofd en
trouwden reeds na weinige maanden.
„Ja, ja, de uitspraak is waar het huwe
lijk is het graf der liefde Althans het
baart teleurstelling En ik heb mijn
vrouw toch zoo lief!" Deze en andere
gedachten gingen den jongen echtgenoot
reeds na weinige maanden door het hoofd.
Hij vluchtte juist uit de woonkamer,
nadat er weer een kleine scène had plaats
gevonden, waarin de schoonmoeder zich
gemengd had.
Er waren zware wolken aan den echte
lijken hemel van het jonge paar opgegaan.
Brettschneider was onvoorbereid in het
huwelijksbootje f esprongen zonder zich
te bedenken en naar rechts en links te
zien.
- Er is niets gevaarlijkers.
Dikwijls gaat het goed, meermalen
slecht. Evenals in elk huwelijk uit liefde
had de een in den ander het volmaakte
ideaal gezien. De teleurstelling moest des
te grooter zijn, naarmate de eischen
hooger waren.
Brettschneider had Greta als bruide
gom dikwijls van meester Gottfried en
van Walter von der Vogelweide verteld en
uit de werken dezer dichters voorgelezen.
Had zij niet vroolijk geglimlacht, als hij
een van de kleine boekjes te voorschijn
haalde En nu vond zij het „poed" ver
velend
Voor hem bestond er mets heerlijkers
dan deze middeleeuwsche gedichten,
niets verheveners dan de Noorsche goden
leer der Edda. Hoe had hij kunnen denken
dat zijn uitverkorene destijds meer met
den voorlezer dan met het voorgelezene
sympathiseerde Eigenlijk had hij met
zijn hoog, schoon voorhoofd met het
voorkomen van een geleerde, maar van
een dichter, dat wil zeggen van een dich
ter, zooals de jonge meisjes zich dien
droomen, niet zooals de werkelijkheid ze
vertoond Zij kon haar oog niet verzadi
gen aan zijn gezicht en zij werd niet moede
den weeken klank zijner stem te hooren.
In tegenstelling met de meesten zijner
collega's las hij daarbij uitstekend voor.
En hij was zich in 't geheel niet bewust
van dit voorrechtja hij had een zeer
verwonderd gezicht gezet, toen Greta
in een zoete opwelling van liefde hem dat
alles in het oor had gefluisterd. Hij was
niet ijdelhet verdroot hem zelfs, dat zij
zooveel waarde aan zijn uitwendige eigen
schappen hechtte hij wilde om zijn in-
wendigen mensch bemind zijn. En hij
zette haar lang en breed uiteen, dat een
man niet schoon behoeft te zijn.
Zij daarentegen had een sterke behoefte
aan schoonheid, en al de andere mannen
konden die behoefte niet bevredigen. De
meeste jonge geleerde droegen brillen en
slecht zittende kleeren en hoe onhandig
waren allen. Een leeraar, die haar voor 't
overige zeer goed beviel, had zij daarom
alleen een blauwtje gegeven. De jonge
handelaars, of de referendarissen, die zij
had leeren kennen, waren weer van een
ander slag modegekken, met geparfu
meerde haren en den bewusten handigen
toon. Zij geraakten voor niets in verruk
king en bekeken alle dingen van een pro
zaïsch standpunt. En van de officiers-
vereering, die zij even als elk jong meisje
eenmaal had doorgemaakt, was zij grondig
genezen. Toen zij nog op school ging,
had haar vis-a-vis haar stom aangesmacht,
en-zij hem. Hij was een knappe jonge man
en de uniform stohd hem zoo,g(*ed. Later
had zij hem leeren kennen. De eerste
teleurstelling Hij was zoo onbeduidend,
dat zij zich over haar stille genegenheid
begon te schamen. Sedert waren alle
luitenants voor haar zonder gevaar. Zij
droomde van een kunstenaar, een schilder
of dichter. Haar Johan kon althans in
verrukking geraken als een kunstenaar.
Maar met zijn oude dichters moest hij
hear nu eindelijk toch met rust laten. Zij
kende ze allen reeds Men kan dan toch
niet eeuwig Walter von der Vogelweide
en Nibelungcn hooren Zij was toch geen
geleerde, en de Edda boezemde haar
slechts weinig belang in.
Wat viel Johan voor 't overige in, zich
zoo plotseling van alle kennissen lerugjte
trekken Hij wilde in zijn vrijen tijd zijn
werk over de Duitsche dichters der mid
deleeuwen voltooien.
„Ik ben getrouwd, om een stil, vreed
zaam familieleven te leiden, niet om van
het eene diner naar het andere gesleept
te worden had hij haar geantwoord,
toen zij zich beklaagde, dat hij voor de
meeste uitnoodjgingen bedankte.
„Wat, wil je je jonge vrouw dan be
graven merkte de schoonmoeder op,
die bij hen inwoonde.
Hij zette den vrouwen nu inderdaad
zijn standpunt duidelijk uiteen, maar 1 ij
liet zich door zijn vurig temperament
meeslepen hij werd heftig. En een man
die heftig wordt, heeft altijd ongelijk.
Er is althans niets gemakkelijker voor de
vrouwen, dan hem in 't ongelijk te stellen,
Hij was dus „tuw". Iedere heftige man
is in de oogen der vrouw ruw.
Van deze zijde had hij zich echter als
bruidegom niet doen kennen. Hoe zacht
en lief was hij toen altijd geweest 1 Wat
kon hij comedie spelen, de huichelaar 1
„Ik heb mij grondig in je bedrogen 1"
Van beide kanten viel deze harde uit
spraak. We"! is waar verzoende men zich
weer met elkaar maar de teleurstelling
was er eenmaal en plaatste zich als een
scheidsmuur tusschen beide echtgenooten.
De schoonmoeder droeg er niet weinig
toe bij de vrouw tegen haar man op te
zetten. Niet juist met een slechte bedoe
ling, want in den grond was zij een dood
goede vrouw maar zij kon het niet aan
zien, dat men haar dochter tyranniseerde.
En dat deed hij 1 Of hoe moest ze het
anders noemen, als de jonge man zijn
vrouw dagen lang ontweek, omdat zij'
geweigerd had, zich met zijn oude dich
ters bezig te houden Zij ergerde zich
daar natuurlijk over, want en dat was
merkwaardig het arme kind beminde
dezen tyran nog altijd.
Of was het geen tyrannie, als hij haar
nu eens dit, dan dat genoegen ontzegde,
omdat hij, zooals hij voorgaf, te veel van
zijn studiën afgetrokken zou worden 1
Andere mannen werkten ook en gingen
niettemin toch met hun vrouwen naar
diners en bals, naar den schouwburg en
elders waar men zich amuseerde. Het
gedrag van haar schoonzoon was onver
antwoordelijk. Zij zeide hem dat meer dan
eens. De verplichting, zijn vrouw gelukkig
te maken, was toch grooter dan die, een
boek meer of minder te schrijven.
„Waarde schoonmama," antwoordde
Johan zeer beslist, „dat begrijpt u niet I
Ik heb verplichtingen tegenover mijn
wetenschap, die boven alles gaan. En dan
kan ik niet inzien, dat een vrouw haar
geluk vindt in een algemeene voedering,
waarbij zij niets anders krijgt dan zij
tehuis alle dagen kan krijgen."
„Jij denkt natuurlijk alleen aan het
eten Een jonge vrouw wil zich echter
amuseeren, zij wil lachen, dansen, zich
een weinig in alle eer en deugd na
tuurlijkhet hof laten maken!"
„Het laatste is geheel overbodig en
ongepast. Daarvoor zorg ik alleen Wat
het amusement betreft, is het puur on
begrijpelijk voor mij, hoe men zich bij
zulk een gezelschap kan amuseeren 1"
„Natuurlijk Als men alleen zijn oude
folianten in het hoofd heeft. Mijn man
zaliger was ook philoloog maar hij wist
gezelligheid te waardeeren en onderhield
zijn tafeldame niet over oude goden."
„Ja, het was inderdaad een onvergeef-
lijke domheid zulk een gans, excuseej
mij, het is uw nicht een voorstelling
te willen geven van de kracht en poëtische
diepte dezer sagen."
„Mijn man zaliger was bepaald geleerd,
maar nooit heeft hij
„Uw man was een wakkere paedagoog
maar geen onderzoeker der wetenschap,
geachte schoonmama 1"
„O, jij bent...."