Het ongeval te Epe-Oene en de ont ploffing in Slades Green De begrafenis van Rector M. Zijm Edison 77 jaar Uit de Pers. Het roode testament. Zaterdag 23 Februari 1924 Tweede blad f/ef regeeringsbeleid. Het inhalen van een burgemeester. Het groote politieke debat. Hooger belasting wegens uitsluiting. FEUILLETON. Het „Centrum" zegt, dat de wijze, waarop de voorzitter van den Ministerraad en de Minister van Financiën de sprekers bij het algemeene debat antwoordden en een ver dediging en verdere uiteenzetting gaven van het regeeringsbeleid kan niet anders dan een zeer gelukkige genoemd worden. „De redevoeringen hebben blijkbaar ook ter overzijde indruk gemaakt, al ontbrak het dan niet aan tegenspraak en zelfs rumoerige tegenspraak nu en dan, toen de ministers aan het woord waren Beide bewindslieden stonden sterk in hun betoog, dat logisch opgezet en stevig gedo cumenteerd was Bij den minister van Financiën school de kracht der argumentatie uit den aard der zaak vooral in de cijfers. Maar niet minder ruim en stevig was het materiaal, dat jhr. Ruys de Beerenbrouck te zijner beschikking had. De premier was ditmaal uitvoeriger, dan hij pleegt te zijn. Hij had veel te zegen, en hij zeide het klaar, rustig, overtuigend en zonder zich een oogenblik door de soms heftige interrup ties van de wijs te laten brengen. De rede boeide door haar belangrijken in houd, door haar gelukkigen vorm en door de forsche, goed te volgen wijze, waarop zij werd voorgedragen, van het begin tot het einde. Zij was terzelfdertijd aanval en verdedi ging, en bleek zij eenerzijds een zeer zake lijk karakter te dragen, anderzijds legde zij ook den nadruk op den principiëelen aard van het Kabinet, levende uit de beginselen der Rechterzijde. Men kon het niet anders en men kon het ook niet beter verwachten. Het Kabinet is in zijn oorsprong en sa menstelling een Rechtscb Kabinet, steunen de op een Rechtsche meerderheid. Dit moet ook blijken uit zijne daden, bet kan niet anders. Maar daarmee is geenszins in strijd de nationale taak, welke het onder de tegen woordige omstandigheden te vervullen heeft. Rechts en Nationaal sluit elkander aller minst uit En ook groep ter Linkerzijde zijn daarbij tot samenwerking en medewerking geroe pen, gelijk Jhr Ruqys mede te verstaan gaf. Het algemeen belang is bij dit Ministerie in veilige handen En wie daaraan nog twijielen mocht, die zal, door de kloeke redevoeringen, waarin het regeeringsbeleid werd belicht en verde digd, tot een beter en meer verhelderd in zicht zijn gekomen. MR. M. J. c. M. KOLKMAN f De „Residentiebode", waarvan de over leden minister, President-Commissaris was, schrijft o.m.: „Kolkman kon scherp zijn vlijmscherp, zooals spot kan wezen, en to-h was hij het nooit uit lust om pijn te doen en daarom wondde hij nooit. Zijn felste vijanden wa ren alleen politiek tegen hem gekant, per soonlijk mocht ieder hem graag Hij kon raak zijn en scherp, als men hem of de Kerk te na kwam, maar in d,en regel bediende hij zich van goedigen humor. Als hij, waar ook, het woord voerde, dromde men bijeen, om niets van zijn rede te missen. Een redevoe ring in grooten stijl verwachtte men van hem niet, hij zocht zijn kracht in pakken- den vorm, al wist hij terdege ook argumen ten te hanteeren. Het was een lust hem bezig te hooren op zijn eigenaardigen trant en zoo droogweg langs zijn neus weg de grappigste dingen te hooren uitzeggen, zóó dat ieder het uitschaterde. De moeilijkste debatten wist hij dusdoende te kruiden en de saaiste Kamerdagen op te vroolijken Dat causeurtalent liet hem nooit in den steek. Ook buiten de Kamer, op politieke vergaderingen, als leider van bijeenkomsten en petit comité, vooral ook als tafelredenaar vierde hij triomfen. Hoevele ooiitieke en an dere groote diners heeft hij verlucht met zijn bonhomie. Als Kolkman er was, kon men verzekerd zijn van een vroolijk festijn. Dat vroolijke onbezorgde element in Kolkman's karakter, hetwelk verder ging dan de specifiek Roomsche blijheid, kwam ook vooral uit in zijn particulier leven, hoe wel een diepe ondergrond van zijn karakter een zwaarmoedige was. Met een grapje wist hij echter eigen leed te verzetten. Beschei denheid "hoopt ons evenwel hier niet over uit te weiden Een zeer mooie trek in Kolkman's karak ter, die wel eenigszins met zijn zonnigheid verband hield, was de openheid, het ronde, dat steeds en in alle omstandigheden voor de waarheid dorst uit te komen, als het noodig was. En dat hij het dikwijls noo- dig oordeelde, weten speciaal zijn vrienden, die hij ook niet placht te sparen, als hij spreken plicht achtte Die vrienden wisten dat te waardeeren en er was er geen, die het hem kwalijk nam. Kolkman mocht alles doen en men nam het van hem aan, als hij critiek leverde. Wat men van een ander wel licht niet had uitgestaan, mocht Kolkman, met een grapje maar daarom niet minder raak, zeggen. Of hij stond op een arbei dersvergadering dan wel tegenover 's Pau- j sen gezant, hij zei wat hij meende te moe- ten uiten. Wijl de waarheid °en machtig iets is op deze wereld, heeft Kolkman ook door dat voorbeeld veel goeds bewerkt. Trouwens, zijn voorbeeld ook n het par ticulier leven en in het vervullen der maat schappelijke plichten is spreekwoordelijk." In een driestar, gewijd aan net overlijden van Mr. M. J C M. Kolkman, zegt de „Standaard," dat zijn beteekenis vooral uitkomt in zijn karakter. Het A. R.-hoofdorgaan schrijft dan: „Hij was een ijverig en bekwaam Kamer lid, maar die zijn er meer. Hij was een goed Minister. Die zijn iets zeldzamer, maar er zijn er zoo toch meer. Hij was een man van overtuiging Een man, die stond voor zijn inzicht en die zich door kleine overwegingen met van zijn stuk liet brengen. Men had hem te nemen, zooals hij was En dan was hij allereerst geestverwant van Schaepman, met wien hij door banden van vriendschap verbonden was en wiens politieke gedragslijn zijn onverdeelde in stemming had. Dat zegt eigenlijk genoeg. Daarmee is zijn politieke standpunt aange geven, maar ook de wijze waarop het werd ingenomen en gehandhaafd. Cordialiteit tegenovei verbonden groepen, I met zuivere handhaving van het eigen, Roomsche beginsel. Standvastigheid en trouw in den politieken kamp. Chevalier sans peur et sans reproche! Een figuur, die met weemoed doet terugverlan gen naar den tijd van voor de evenredige vertegenwoordiging. Een vroom man ook Een Roomsche, die voor ons nog wat anders was dan een polü'eke bondgenoot; één, bij wien men de geestelijke verwant schap ook persoonlijk aanvoelde Een geloovig zoon zijner Kerk; een door en door karakteristiek Nederlander. Zijn laatste levensjaren gingen voorbij onder druk. De eigen gezondheid was afne mende en het verlies zijner trouwe gade drukte den geest Maar da Tjn van zijn 1^- ven bleef dezelfde tot aan hit einde Er ging een man van ons heen. Dien ook het Anti-revolutionnaire volk van Nederland in dankbare gedachtenis houdt. Naar aanleiding lai oe inhuldiging en he inhalen van den nieuwen burgemeester van Vucht bij 's-Bosch, die mooi en treffend was in zijn soberheid als in zijn hartelijkheid, schrijft het „Huisgezin". „In de steden kent men enkel de officieel? installatie. Van de burgerij'woont een uiterst klein ge deelte die plechtigheid bij, de meerderheid leest 's avonds in de krant een verslag van de plechtigheid. Deze kan correct, hoffelijk en zelfs warm zijn, ze spreekt niet tot de volksziel, omdat die er geen deel aan heeft. Op ons Brabantsche platteland is het de ge meenschap zelf, die haar nieuwe hoofd ver welkomt, hem toejuicht, hem door haar aan wezigheid en houding moed en vertrouwen in boezemt. Wat klinkt het feestlied mooi, in de open lucht door de kinderen gezongen. Of het feestlied ook hooge kunst of ook maar kunst is, wie vraagt er naar het ver tolkt de gevoelens der bevolking, en het zijn kinderstemmen, welke die gevoelens tot uiting brengen. De redevoering van den voorzitter van het feestcomité, het antwoord van den nieuwen burgemeester, de hartelijke toejuichingen der bevolking, het is alles echt, het komt uit het gemoed. Zelfs de „blasé", die gekomen mocht zijn om met wat hij een „vertooning" acht te ■potten, raakt onder den indruk en wordt stil. Hij vindt hier een gemeenschap, die in den ourgemeester iets anders en iets meer ziet dan een ambtenaar, die in hem erkent en aanvaardt den drager en vertegenwoordiger van het gezag een burgemeester, die weet dat het vertrouwen en de genegenheid der bevolking hem zekerder zal steunen bij de vervulling zijner taak dan al zijn wet rnnis en administratieve bekwaamheid. Wij leven in een tijd, waarin alles hoe lan ger meer vervaagd en effen gestreken wordt, waarin men geen hoogten meer wil zien, waarin twijfelzucht en onverschilligheid en egoisme de overhand krijgen, waarin de vroe ger zoo rijk opbloeiende poëzie van het leven wordt gedood door den killen ademtocht van ret materialisme. Wat zijn wij bij al onzen vooruitgang en met al onze uitvindingen armer dan de kleur rijke Middeleeuwen, toen heel de gemeen schap uit den godsdienst leefd'toen deze haar stralend licht goot ook over het burger lijk leven en dit vermoeide met een glans,dier wij niet meer kennen. Een afschaduwing daarvan vindt men nog op ons Roomsche platteland, in onze Bra bantsche streken, waar geestelijk en burger lijk gezag elkaar eeren en steunen. Blijven deze gemeenschapsfeesten nog lang in zwang en blijve ongerept de eerbied vooi het gezag, het vertrouwen in de overheid, waaraan onze zieke maatschappij vóór alles behoefte heeft." Aldus schetst de overzicht-schrijver van ,de Standaard" het laatste half uur van het groote politieke debat „Vrijdagmiddag ruim 5 uur. In de Kamer „loopt" het groote politieke iebat. 't Gaat speciaal over de financieele plannen der Regeering. Het „gemeen overleg" is gaande. Er zijn in de zaal drie excellenties Ruys Heemskerk en Van Swaay. De laatste zit op den tweeden rang te pein zen over mogelijke giro-verrassingen. Suze Groeneweg spreekt. Eenzaam staat ze daar en haar stem is rustig, zelfs eenigszins vriendelijk. De eenige, die op haar geluid en op haar wijsheid bleef wachten, is de heer IJzerman. Hoogst rustig hangt hij in z'n bankje. Links anders niemand meer dan in de verte Wijnkoop, die zoo nu en dan niet in maar op z'n bankje zit. Anders niemand meer aan deze zijde. Aan de overzijde nog Beumer, de Monté Verloren en Michielsen. Suze moet eindigen, de hamer des Voor zitters roept haar, de „roode" tijd is om. Ze vraagt deemoedig, of ze eind aan haar betoog mag maken. De ridderlijke President staat het toe. Dan staat de heer Beumer op. Spreekt over huwende ambtenaressen en Koninklijke be sluiten. Zegt zelf een keer deze juffrouw sis hij de geachte afgevaardigde mej. Wester- nan bedoelt. Vijf over halt zes de heer Nolens wipt oinnen en zet zich in z'n bankje bij den heer Beumer Even later aan de andere zijde arriveert de heer Weit kamp. Acht over half 6 de heer Wijnkoop ver dwijnt naar Amsterdam en met hem de ver slaggever van „de Tribune". Tien over half 6 Excellentie Van Swaay rijst op en gaat stillekens de zaal verlaten Dan komt mej. Groeneweg uit haar bankje ;n daalt naar het midden der zaal af, om de goede woorden des heeren Beumer niet te -nissen. Elf minuten over half 6 de heer Loerakker irriveert en luistert. Veertien minuten over half 6 de heer Fruytier komt binnen, zit even, kijkt rond, leemt z'n portefeuille en verdwijnt. Even later krijgt de heer Weitkamp z'n st nogram, zet z'n bril op en begint het na te ezen. Kwart voor 6 de Regeering krijgt het woord. Zoo verliep het laatste half uur van dit groote debat over de groote politiek. In een artikel van den heer Alb. van der Meijs, den voorzitter van den Ned R. K. Textielarbeidersbond, waarin deze een be roep doet op den steun van het publiek voor de arbeiders in den strijd tusschen de Twentsche fabrikanten en hun arbeiders, lazen wij o.a. het volgende „De werkgevers eischen volledige onder werping aan hun tot nog tot ongebreidel- den wil en onbeperkte heerschappij Hun wil moet wet zijn Daarvoor staan nu al maandenlang dui zenden arbeiders op straat, overgegeven, als niet anderen zich oveT hun ontfermden, aan armoede en ellende; d .arvaor ligt al dien tijd een nijvere industriestreek geheel stil met al de voor die st-eek en haar be woners nadeelige gevolgen Jaarvan; daar voor laten zij tal van gemeenten wekelijks duizenden guldens uitkeeren aan armlastige ongeorganiseerde arbeiders, wat jarenlang wellicht zal drukken op de belastingbetalers dier gemeenten Het'zijn vooral de laatste regelen, die de aandacht verdienen, zoo zegt hierop de „N. Tilb. Crt.": „Er is hier een conflict in een tak van nijverheid, waarin velen betrokken zijn. Niet alleen lijden „de streek en haar bewoners" daaronder, maar ook moeten ,.ta van ge meenten wekelijks duizerden guldens uit keeren aan armlastige ongeo ganiseerde arbeiders, wat jarenlang weili-ht zal druk ken op de belastingbetalers diei gemeente." -Het komt er dus op neer, nat d, aanstich ters en verder de partijen van het conflict de kosten voor een deel op anderen afwen telen Er rijzen hier een paar vragen Zijn zij, die de verantwoording dragen gerechtigd anderen te doen betalen voor het geschil, dit in ieder geval iirce' alleen de betrokkenen raakt, en waarvan de kosten dan ook feitelijk door die betrokkenen ge dragen moesten worden? Vrijwillig deelen in de kosten staat an deren natuurlijk vrij en z iO *s eer beroep der arbeiders op steun van het publiek vol- j komen gerechtigd en in den haak. Maar gedwongen deelnemen in dien strijd in den vorm van belasting, die opgebracht j moet worden door personen «noest doodon schuldig aan den strijd is die ook in den haak? Dat is een vraag van gewicht, dunkt ons. I en die op de zware verant«vo «rdeh kheidj wijst van hen,- die zulke conflicten in hetj leven roepen. Eene verantwoordelijkheid, die er niet minder op wordt omdat de be-1 trokken gemeenten al niet anuers kunnen J doen dan zij doen. Maar er is meer. In de veronderstelling dat net ongelijk i&l aan den kant der Twentsche fabrikanten! zijn zij niet alleen verantwoordelijk maarl ook moreel verplicht en in staat dc schade! te vergoeden/die anderen door de belasting-l heffing wordt aangedaan. Bemiddeling van regee rings we ge h ebben 1 de heeren niet gewild, maar de Staat heeft er belang bij niet zijn toch al weerlooze be lastingschuldige burgers aan het bon plaisïr van anderen over te leveren Er is dus den voor de Overheid om een onderzoek naar het gelijk in zulk een conflict te doen instellen, en zij heeft de middelen om tijen te dwingen zich aan zulk een onder zoek of enquête te onderwerpen En als dan goed en we! vast zou staan wie met de schuld ook de gevolgen moet dragen, dan moet er ook een weg te vi den zijn om die gevolgen, vooi zoover zij belasting officieel karakter dragen te n te doen. Gezwegen nog van de preventieve wer-J king ervan." De begrafenis te Bergen (N. H.) van den verleden week overleden Directeur der Eerw. Zusters Ursulinen van het Bisdom Haarlem, Rector M. J. ZIJM. Een kiekje van de brug te Epe-Oene, waarvan een auto te water reed. (Onze leuning toont de provisorische leuning). Naar men gelezen heeft, verdronken bij dat ongeval de heer J. Schakelaar en diens toekomstige schoonvader. Naar men weet, wordt er te Amsterdam op de groenten- en fruitmarkt gestaakt door de aardappellossers, zoodat, zooals onze foto toont, de winkeliers zelf genoodzaakt zijn, hun waar te lossen "en te vervoeren. 95. „Ik ken hem nietHeb 'm nooit gezien," „Hoe ziet hij er uit?" „Heel netjes.. Hij komt uit ^Choisy-le- Roi om mevrouw te spreken „Uit Choisy-le-Roi?.Daar heb ik in 't geheel geen kennissenEigenaardig. Enfin, laat mijnheer maar in het salon, ik kom dadelijk." Mevrouw Labarre groette den vreemde ling, die eerbiedig opstond en boog. „Ik heb toch de eer mevrouw de weduwe Labarre te spreken, de weduwe van den be kenden advocaatl" „Ja, mijnheer. Wat verlangt u." „Ik zou u willen vragen, mij te veroor- looven, u eenige vragen te stellen." „Mij vragen te stellen?" merkte mevrouw Labarra verwonderd op. „Ja mevrouw, 't is noodzakelijkMaar u kunt er zeker van zijn, dat ik niet onbe scheiden zal zijn." „Als het noodzakelijk is, ga dan uw gang maar." „U heeft een zoon, mevrouw?" „Ja mijnheer," antwoordde weduwe, plotseling ongerust „Uw zoon is thans afwezig? ..Uit Parijs?" „Ja, mijnheer, hij is op reis...." „Wanneer is hij vertrokken?" „Zaterdagavond". „En Yaar ging hij heen?" „Naar Tours." „Is u daar zeker van?" „Zeker, zeer zeker-... Ik heb hem zelf naar het station gebracht." „Welk station?" „Dat voor de treinen ,%.ar Orleans." „Uw zoon is achttien of negentien jaar oud, nietwaar mevrouw?" „Negentien jaar Maar waarvoor die nen eigenlijk die vragen allemaal? Kwam u mij iets zeggen aangaande mijn zoon?" De vreemdeling scheen te aarzelen. „Ja helaas mevrouw.De inlichtingen, die u nu gegeven hebt, nemen allen twijfel weg." „1 wijfel?Ik begrijp u nipt.Wat is er gebeurd?" „Uw zoon is het slachtoffer van een on geluk geworden, mevrouw." „Wat?.... Slachtoffer?.... Wat is er gebeurd?.... Is hij bestolen?.... „Neen, mevrouw." „Wat is er dan met hem gebeurd?" „Iets ergs, mevrouw." „Is hij ziek.... gewond?" De bezoeker boog het hoofd, maar ant woordde niet. .Antwoord dan, mijnheer.... Wat is re met René?" „Ik ben belast mevrouw met een pijnlijke zending.... een zeer droevige zending. „Wat.... Is.... Is René.... misschien., dood?" „Helaas ja mevrouw." Mevrouw Labarre werd doodsbleek. „Dood!.... Dood!.... Neen.... Neen dat is niet mogelijk.... 't kan niet..-- kan niet. Hij is Zaterdag op reis gegaan.. t Is onmogelijk.... Mijnheer, zeg, dat u zich vergist hebt.... Zeg dat hij niet dood is." „Helaas mevrouw, ik kan niet liegen.... U zult mij daar straks wel goed verstaan hebben Gedurende eenige oogenblikken werd er niet gesproken. Mevrouw Labarre weende. „Hoe is hij gestorven?.... stamelde ze. „Spoorwegwachters hebben hem op de rails bij Choisy-le Roi gevonden, verpletterd door den trein, waarschijnlijk a.1 heden nacht." „Maar is u wel zeker, dat u zich niet ver gist? Wat bewijst u, dat de doode, dien u gevonden hebt, mijn zoon is?" „Daaromtrent is alle twijfel uitgesloten, mevrouw. In een der zakken van zijn jas hebben wij een visitekaartje met zijn naam en i„res gevonden „Maarwaar is mijn arme jongen nu?" vroeg de weduwe „Mevrouw, het lijk was herkend, dus was het onze wreede plicht om het lijk naar uw woning te brengen," „Wat zegt u.... Hier brengen.... Is mijn zoon hier?" „Ja mevrouw, het is beneden in een wagen en ik wacht slechts op uw bevel het in uw woning te brengen." „Ik zal hem halen." „Wees bedaard mevrouw,ik bid 't u. houd u kalm.... Wacht hier,.... dat zal beter zijn." Even later werd het lijk uit den wagen getild en in de woning gebracht. Mevrouw Labarre wachte op den drempel van haar kamer. Men legde het lijk op het bed in de slaap kamer van René neer en de dragers ver trokken. „Ik wil mijn kind zien,.... laat 't mij zien," beval mevrouw Labarre den vreem deling, wijzend op het doek, waaronder het lijk lag. „Mevrouw, doe t niet.... Doe t om uw eigen bestwil niet....Uw smart kan er niet anders dan grooter door worden „Ik wil hem zien.... Wil net. „Mevrouw ik verbied het u." Mevrouw Labarre riep de dienstmeid. „Julie, ga oogenblikkelijk dokter Thomp son halen, hij alleen kan hier raad geven. De meid verdween met bekwamen spoed Mevrouw Labarre liet zich door den vreemdeling weer naar het salon terug brengen. Geheel en al terneergeslagen en diep bedroefd bleel ze daar wachten op de komst van dokter Thompson. Jacques en Pascal bevonden zich in de s udeerkamer van dokter Thompsor. en be zagen de medailles „Volgens de drie, die tv ij nu bezitten heb ben", merkte Jacqu. s op, hebben we: 2 3 4 Van Granges de tienden zwarten vloer te tellen van Dus, wanneer we achter elkander lezen: Van Granges de Tienden zwarten vloer te tellen van. We zijn nog niets verder. Het geld is verborgen onder een zwarten vloer ergens maar waar?.... W'e moeten alle medailles hebben, geen enkele uitge zonderd." „We zullen ze hebben, maar we moeten vlug handelen, ik word bang", hernam Pas cal. Bang?.... Waarvoor?" „Dat weet ik juist niet.... 't Is een in stinctmatige vrees." „Dwaasheid!.... Hoe dikwijls heb ik je niet herhaald, dat alle voorzorgen goed ge nomen zijn, zoodat niet het minste vermoe den kon ontstaan; dat weet je zelf ook wel. „Zeker, maar er kunnen onverwachte din gen gebeuren en die zullen zeker gebeuren oat voel ik.' „Bedaar met zulke dwaze praat.... «.aten we liever handelen, zooals het 't vlugst en 't best is." „Goed," „Heb je al eens gelet op den Fluwijn, dien philosophischen visscher, die in Creteil rond zwerft?" „Ja zekerIk heb al zijn gewoonten eens naéegaan." „Men kan hem dag en nacht vinden bij de houtvlotten in Creteil en Saint Maur, aan den kant van den grooten weg." „We moeten 't kort maken." „Zeker, maar we moeten nu een ander middel gebruiken." „Een ander middel?" „Ja, een onfeilbaar middelWil ik het doen?" „Doe maar, maar wees voorzichtig.... 't Zou gevaarlijk kunnen worden als het mis lukte." „Dat zal wel gaanWe mogen nu ook wel eens denken aan die Martha Berthier." „Dat zal nog zoo gemakkelijk niet gaan." „Ik heb reeds een plan gemaakt." „Zoo,.... wat voor een plan?" „Ik denk. dat ik eens maar Genève ga en dan eens een nachtelijke huiszoeking daar ga doen.... Genève is precies als een pro vinciestadie.... De menschen gaan er met de kippen op stok.... Ik zal een paar mooie treinen uitzoeken en als men iets g waar wordt, ben ik al veilig en wel in Frank rijk „Goed.... heel goed.... Maar ik zou t nog anders doen." „Wat?" Wordt vervolgd EEN VIER-JARIG MACHINIST Raymond Tucker, het 4-jarig zoontje van een Engelschen ma chinist, heeft zijn heele jeugd bij vader's machine's doörgebracht en is er reeds nu ten volle mee vertrouwd. De wereldberoemde uitvinder Edison werd 18 Februari te New-York, ter gelegenheid van zijn 77sten verjaardag, op grootsche wijze gehuldigd door autoriteiten, industrie, handel en wetenschap. Te New-York zal begin Maart de Rus, Alexander Alekhine, wiens portret wij geven, om het wereldkampioenschap schaken, strijden tegen den kampioen Capa Blanca en den ex-kampioen Dr. Lasker, Zooals gemeld, brak de Engelsche Kroonprins door een val van zijn j paard het rechtersleutelbeen Na een dag of tien woonde hij echter] weer een voetbalwedstrijd bij van de Oxfordsche studenten te s Tottenham. Volgens de reeds gepubliceerde berichten, vonden bij een brand door een ontploffing in een munitie-fabriek te Slades Green bij Londen een man en twaalf vrouwen den dood. Een kiekje van de uitgebrande fabriek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5