Het ongeval te Epe-Oene en de ont
ploffing in Slades Green
De begrafenis van Rector M. Zijm
Edison 77 jaar
Uit de Pers.
Het roode testament.
Zaterdag 23 Februari 1924
Tweede blad
f/ef regeeringsbeleid.
Het inhalen van een
burgemeester.
Het groote politieke debat.
Hooger belasting wegens
uitsluiting.
FEUILLETON.
Het „Centrum" zegt, dat de wijze, waarop
de voorzitter van den Ministerraad en de
Minister van Financiën de sprekers bij het
algemeene debat antwoordden en een ver
dediging en verdere uiteenzetting gaven
van het regeeringsbeleid kan niet anders
dan een zeer gelukkige genoemd worden.
„De redevoeringen hebben blijkbaar ook
ter overzijde indruk gemaakt, al ontbrak het
dan niet aan tegenspraak en zelfs rumoerige
tegenspraak nu en dan, toen de ministers
aan het woord waren
Beide bewindslieden stonden sterk in hun
betoog, dat logisch opgezet en stevig gedo
cumenteerd was
Bij den minister van Financiën school de
kracht der argumentatie uit den aard der
zaak vooral in de cijfers.
Maar niet minder ruim en stevig was het
materiaal, dat jhr. Ruys de Beerenbrouck
te zijner beschikking had.
De premier was ditmaal uitvoeriger, dan
hij pleegt te zijn.
Hij had veel te zegen, en hij zeide het
klaar, rustig, overtuigend en zonder zich een
oogenblik door de soms heftige interrup
ties van de wijs te laten brengen.
De rede boeide door haar belangrijken in
houd, door haar gelukkigen vorm en door
de forsche, goed te volgen wijze, waarop zij
werd voorgedragen, van het begin tot het
einde.
Zij was terzelfdertijd aanval en verdedi
ging, en bleek zij eenerzijds een zeer zake
lijk karakter te dragen, anderzijds legde zij
ook den nadruk op den principiëelen aard
van het Kabinet, levende uit de beginselen
der Rechterzijde.
Men kon het niet anders en men kon het
ook niet beter verwachten.
Het Kabinet is in zijn oorsprong en sa
menstelling een Rechtscb Kabinet, steunen
de op een Rechtsche meerderheid.
Dit moet ook blijken uit zijne daden,
bet kan niet anders.
Maar daarmee is geenszins in strijd de
nationale taak, welke het onder de tegen
woordige omstandigheden te vervullen heeft.
Rechts en Nationaal sluit elkander aller
minst uit
En ook groep ter Linkerzijde zijn daarbij
tot samenwerking en medewerking geroe
pen, gelijk Jhr Ruqys mede te verstaan gaf.
Het algemeen belang is bij dit Ministerie
in veilige handen
En wie daaraan nog twijielen mocht, die
zal, door de kloeke redevoeringen, waarin
het regeeringsbeleid werd belicht en verde
digd, tot een beter en meer verhelderd in
zicht zijn gekomen.
MR. M. J. c. M. KOLKMAN f
De „Residentiebode", waarvan de over
leden minister, President-Commissaris
was, schrijft o.m.:
„Kolkman kon scherp zijn vlijmscherp,
zooals spot kan wezen, en to-h was hij het
nooit uit lust om pijn te doen en daarom
wondde hij nooit. Zijn felste vijanden wa
ren alleen politiek tegen hem gekant, per
soonlijk mocht ieder hem graag Hij kon
raak zijn en scherp, als men hem of de Kerk
te na kwam, maar in d,en regel bediende hij
zich van goedigen humor. Als hij, waar ook,
het woord voerde, dromde men bijeen, om
niets van zijn rede te missen. Een redevoe
ring in grooten stijl verwachtte men van
hem niet, hij zocht zijn kracht in pakken-
den vorm, al wist hij terdege ook argumen
ten te hanteeren. Het was een lust hem
bezig te hooren op zijn eigenaardigen trant
en zoo droogweg langs zijn neus weg de
grappigste dingen te hooren uitzeggen, zóó
dat ieder het uitschaterde. De moeilijkste
debatten wist hij dusdoende te kruiden en
de saaiste Kamerdagen op te vroolijken
Dat causeurtalent liet hem nooit in den
steek. Ook buiten de Kamer, op politieke
vergaderingen, als leider van bijeenkomsten
en petit comité, vooral ook als tafelredenaar
vierde hij triomfen. Hoevele ooiitieke en an
dere groote diners heeft hij verlucht met
zijn bonhomie. Als Kolkman er was, kon men
verzekerd zijn van een vroolijk festijn.
Dat vroolijke onbezorgde element in
Kolkman's karakter, hetwelk verder ging
dan de specifiek Roomsche blijheid, kwam
ook vooral uit in zijn particulier leven, hoe
wel een diepe ondergrond van zijn karakter
een zwaarmoedige was. Met een grapje wist
hij echter eigen leed te verzetten. Beschei
denheid "hoopt ons evenwel hier niet over
uit te weiden
Een zeer mooie trek in Kolkman's karak
ter, die wel eenigszins met zijn zonnigheid
verband hield, was de openheid, het ronde,
dat steeds en in alle omstandigheden voor
de waarheid dorst uit te komen, als het
noodig was. En dat hij het dikwijls noo-
dig oordeelde, weten speciaal zijn vrienden,
die hij ook niet placht te sparen, als hij
spreken plicht achtte Die vrienden wisten
dat te waardeeren en er was er geen, die
het hem kwalijk nam. Kolkman mocht alles
doen en men nam het van hem aan, als hij
critiek leverde. Wat men van een ander wel
licht niet had uitgestaan, mocht Kolkman,
met een grapje maar daarom niet minder
raak, zeggen. Of hij stond op een arbei
dersvergadering dan wel tegenover 's Pau-
j sen gezant, hij zei wat hij meende te moe-
ten uiten. Wijl de waarheid °en machtig iets
is op deze wereld, heeft Kolkman ook door
dat voorbeeld veel goeds bewerkt.
Trouwens, zijn voorbeeld ook n het par
ticulier leven en in het vervullen der maat
schappelijke plichten is spreekwoordelijk."
In een driestar, gewijd aan net overlijden
van Mr. M. J C M. Kolkman, zegt de
„Standaard," dat zijn beteekenis vooral
uitkomt in zijn karakter.
Het A. R.-hoofdorgaan schrijft dan:
„Hij was een ijverig en bekwaam Kamer
lid, maar die zijn er meer.
Hij was een goed Minister. Die zijn iets
zeldzamer, maar er zijn er zoo toch meer.
Hij was een man van overtuiging Een
man, die stond voor zijn inzicht en die zich
door kleine overwegingen met van zijn stuk
liet brengen. Men had hem te nemen, zooals
hij was
En dan was hij allereerst geestverwant
van Schaepman, met wien hij door banden
van vriendschap verbonden was en wiens
politieke gedragslijn zijn onverdeelde in
stemming had. Dat zegt eigenlijk genoeg.
Daarmee is zijn politieke standpunt aange
geven, maar ook de wijze waarop het werd
ingenomen en gehandhaafd.
Cordialiteit tegenovei verbonden groepen,
I met zuivere handhaving van het eigen,
Roomsche beginsel. Standvastigheid en
trouw in den politieken kamp.
Chevalier sans peur et sans reproche! Een
figuur, die met weemoed doet terugverlan
gen naar den tijd van voor de evenredige
vertegenwoordiging.
Een vroom man ook
Een Roomsche, die voor ons nog wat
anders was dan een polü'eke bondgenoot;
één, bij wien men de geestelijke verwant
schap ook persoonlijk aanvoelde
Een geloovig zoon zijner Kerk; een door
en door karakteristiek Nederlander.
Zijn laatste levensjaren gingen voorbij
onder druk. De eigen gezondheid was afne
mende en het verlies zijner trouwe gade
drukte den geest Maar da Tjn van zijn 1^-
ven bleef dezelfde tot aan hit einde
Er ging een man van ons heen.
Dien ook het Anti-revolutionnaire volk
van Nederland in dankbare gedachtenis
houdt.
Naar aanleiding lai oe inhuldiging en he
inhalen van den nieuwen burgemeester van
Vucht bij 's-Bosch, die mooi en treffend was
in zijn soberheid als in zijn hartelijkheid,
schrijft het „Huisgezin".
„In de steden kent men enkel de officieel?
installatie.
Van de burgerij'woont een uiterst klein ge
deelte die plechtigheid bij, de meerderheid
leest 's avonds in de krant een verslag van de
plechtigheid.
Deze kan correct, hoffelijk en zelfs warm
zijn, ze spreekt niet tot de volksziel, omdat
die er geen deel aan heeft.
Op ons Brabantsche platteland is het de ge
meenschap zelf, die haar nieuwe hoofd ver
welkomt, hem toejuicht, hem door haar aan
wezigheid en houding moed en vertrouwen in
boezemt.
Wat klinkt het feestlied mooi, in de open
lucht door de kinderen gezongen.
Of het feestlied ook hooge kunst of ook
maar kunst is, wie vraagt er naar het ver
tolkt de gevoelens der bevolking, en het zijn
kinderstemmen, welke die gevoelens tot
uiting brengen.
De redevoering van den voorzitter van het
feestcomité, het antwoord van den nieuwen
burgemeester, de hartelijke toejuichingen der
bevolking, het is alles echt, het komt uit het
gemoed.
Zelfs de „blasé", die gekomen mocht zijn
om met wat hij een „vertooning" acht te
■potten, raakt onder den indruk en wordt stil.
Hij vindt hier een gemeenschap, die in den
ourgemeester iets anders en iets meer ziet
dan een ambtenaar, die in hem erkent en
aanvaardt den drager en vertegenwoordiger
van het gezag een burgemeester, die weet
dat het vertrouwen en de genegenheid der
bevolking hem zekerder zal steunen bij de
vervulling zijner taak dan al zijn wet rnnis
en administratieve bekwaamheid.
Wij leven in een tijd, waarin alles hoe lan
ger meer vervaagd en effen gestreken wordt,
waarin men geen hoogten meer wil zien,
waarin twijfelzucht en onverschilligheid en
egoisme de overhand krijgen, waarin de vroe
ger zoo rijk opbloeiende poëzie van het leven
wordt gedood door den killen ademtocht van
ret materialisme.
Wat zijn wij bij al onzen vooruitgang en
met al onze uitvindingen armer dan de kleur
rijke Middeleeuwen, toen heel de gemeen
schap uit den godsdienst leefd'toen deze
haar stralend licht goot ook over het burger
lijk leven en dit vermoeide met een glans,dier
wij niet meer kennen.
Een afschaduwing daarvan vindt men nog
op ons Roomsche platteland, in onze Bra
bantsche streken, waar geestelijk en burger
lijk gezag elkaar eeren en steunen.
Blijven deze gemeenschapsfeesten nog lang
in zwang en blijve ongerept de eerbied vooi
het gezag, het vertrouwen in de overheid,
waaraan onze zieke maatschappij vóór alles
behoefte heeft."
Aldus schetst de overzicht-schrijver van
,de Standaard" het laatste half uur van het
groote politieke debat
„Vrijdagmiddag ruim 5 uur.
In de Kamer „loopt" het groote politieke
iebat. 't Gaat speciaal over de financieele
plannen der Regeering.
Het „gemeen overleg" is gaande.
Er zijn in de zaal drie excellenties Ruys
Heemskerk en Van Swaay.
De laatste zit op den tweeden rang te pein
zen over mogelijke giro-verrassingen.
Suze Groeneweg spreekt.
Eenzaam staat ze daar en haar stem is
rustig, zelfs eenigszins vriendelijk. De eenige,
die op haar geluid en op haar wijsheid bleef
wachten, is de heer IJzerman. Hoogst rustig
hangt hij in z'n bankje.
Links anders niemand meer dan in de
verte Wijnkoop, die zoo nu en dan niet in
maar op z'n bankje zit. Anders niemand meer
aan deze zijde.
Aan de overzijde nog Beumer, de Monté
Verloren en Michielsen.
Suze moet eindigen, de hamer des Voor
zitters roept haar, de „roode" tijd is om. Ze
vraagt deemoedig, of ze eind aan haar betoog
mag maken. De ridderlijke President staat
het toe.
Dan staat de heer Beumer op. Spreekt over
huwende ambtenaressen en Koninklijke be
sluiten. Zegt zelf een keer deze juffrouw
sis hij de geachte afgevaardigde mej. Wester-
nan bedoelt.
Vijf over halt zes de heer Nolens wipt
oinnen en zet zich in z'n bankje bij den heer
Beumer
Even later aan de andere zijde arriveert
de heer Weit kamp.
Acht over half 6 de heer Wijnkoop ver
dwijnt naar Amsterdam en met hem de ver
slaggever van „de Tribune".
Tien over half 6 Excellentie Van Swaay
rijst op en gaat stillekens de zaal verlaten
Dan komt mej. Groeneweg uit haar bankje
;n daalt naar het midden der zaal af, om de
goede woorden des heeren Beumer niet te
-nissen.
Elf minuten over half 6 de heer Loerakker
irriveert en luistert.
Veertien minuten over half 6 de heer
Fruytier komt binnen, zit even, kijkt rond,
leemt z'n portefeuille en verdwijnt.
Even later krijgt de heer Weitkamp z'n
st nogram, zet z'n bril op en begint het na te
ezen.
Kwart voor 6 de Regeering krijgt het
woord.
Zoo verliep het laatste half uur van dit
groote debat over de groote politiek.
In een artikel van den heer Alb. van der
Meijs, den voorzitter van den Ned R. K.
Textielarbeidersbond, waarin deze een be
roep doet op den steun van het publiek
voor de arbeiders in den strijd tusschen de
Twentsche fabrikanten en hun arbeiders,
lazen wij o.a. het volgende
„De werkgevers eischen volledige onder
werping aan hun tot nog tot ongebreidel-
den wil en onbeperkte heerschappij Hun
wil moet wet zijn
Daarvoor staan nu al maandenlang dui
zenden arbeiders op straat, overgegeven,
als niet anderen zich oveT hun ontfermden,
aan armoede en ellende; d .arvaor ligt al
dien tijd een nijvere industriestreek geheel
stil met al de voor die st-eek en haar be
woners nadeelige gevolgen Jaarvan; daar
voor laten zij tal van gemeenten wekelijks
duizenden guldens uitkeeren aan armlastige
ongeorganiseerde arbeiders, wat jarenlang
wellicht zal drukken op de belastingbetalers
dier gemeenten
Het'zijn vooral de laatste regelen, die de
aandacht verdienen, zoo zegt hierop de „N.
Tilb. Crt.":
„Er is hier een conflict in een tak van
nijverheid, waarin velen betrokken zijn. Niet
alleen lijden „de streek en haar bewoners"
daaronder, maar ook moeten ,.ta van ge
meenten wekelijks duizerden guldens uit
keeren aan armlastige ongeo ganiseerde
arbeiders, wat jarenlang weili-ht zal druk
ken op de belastingbetalers diei gemeente."
-Het komt er dus op neer, nat d, aanstich
ters en verder de partijen van het conflict
de kosten voor een deel op anderen afwen
telen
Er rijzen hier een paar vragen
Zijn zij, die de verantwoording dragen
gerechtigd anderen te doen betalen voor het
geschil, dit in ieder geval iirce' alleen de
betrokkenen raakt, en waarvan de kosten
dan ook feitelijk door die betrokkenen ge
dragen moesten worden?
Vrijwillig deelen in de kosten staat an
deren natuurlijk vrij en z iO *s eer beroep
der arbeiders op steun van het publiek vol- j
komen gerechtigd en in den haak.
Maar gedwongen deelnemen in dien strijd
in den vorm van belasting, die opgebracht j
moet worden door personen «noest doodon
schuldig aan den strijd is die ook in den
haak?
Dat is een vraag van gewicht, dunkt ons. I
en die op de zware verant«vo «rdeh kheidj
wijst van hen,- die zulke conflicten in hetj
leven roepen. Eene verantwoordelijkheid,
die er niet minder op wordt omdat de be-1
trokken gemeenten al niet anuers kunnen J
doen dan zij doen.
Maar er is meer.
In de veronderstelling dat net ongelijk i&l
aan den kant der Twentsche fabrikanten!
zijn zij niet alleen verantwoordelijk maarl
ook moreel verplicht en in staat dc schade!
te vergoeden/die anderen door de belasting-l
heffing wordt aangedaan.
Bemiddeling van regee rings we ge h ebben 1
de heeren niet gewild, maar de Staat heeft
er belang bij niet zijn toch al weerlooze be
lastingschuldige burgers aan het bon plaisïr
van anderen over te leveren Er is dus
den voor de Overheid om een onderzoek
naar het gelijk in zulk een conflict te doen
instellen, en zij heeft de middelen om
tijen te dwingen zich aan zulk een onder
zoek of enquête te onderwerpen
En als dan goed en we! vast zou staan
wie met de schuld ook de gevolgen moet
dragen, dan moet er ook een weg te vi
den zijn om die gevolgen, vooi zoover zij
belasting officieel karakter dragen te n
te doen.
Gezwegen nog van de preventieve wer-J
king ervan."
De begrafenis te Bergen (N. H.) van den verleden week overleden Directeur der
Eerw. Zusters Ursulinen van het Bisdom Haarlem, Rector M. J. ZIJM.
Een kiekje van de brug te Epe-Oene, waarvan een auto te water reed.
(Onze leuning toont de provisorische leuning). Naar men gelezen heeft,
verdronken bij dat ongeval de heer J. Schakelaar en diens toekomstige
schoonvader.
Naar men weet, wordt er te Amsterdam op de groenten- en fruitmarkt gestaakt
door de aardappellossers, zoodat, zooals onze foto toont, de winkeliers zelf genoodzaakt
zijn, hun waar te lossen "en te vervoeren.
95.
„Ik ken hem nietHeb 'm nooit gezien,"
„Hoe ziet hij er uit?"
„Heel netjes.. Hij komt uit ^Choisy-le-
Roi om mevrouw te spreken
„Uit Choisy-le-Roi?.Daar heb ik in
't geheel geen kennissenEigenaardig.
Enfin, laat mijnheer maar in het salon, ik
kom dadelijk."
Mevrouw Labarre groette den vreemde
ling, die eerbiedig opstond en boog.
„Ik heb toch de eer mevrouw de weduwe
Labarre te spreken, de weduwe van den be
kenden advocaatl"
„Ja, mijnheer. Wat verlangt u."
„Ik zou u willen vragen, mij te veroor-
looven, u eenige vragen te stellen."
„Mij vragen te stellen?" merkte mevrouw
Labarra verwonderd op.
„Ja mevrouw, 't is noodzakelijkMaar
u kunt er zeker van zijn, dat ik niet onbe
scheiden zal zijn."
„Als het noodzakelijk is, ga dan uw gang
maar."
„U heeft een zoon, mevrouw?"
„Ja mijnheer," antwoordde weduwe,
plotseling ongerust
„Uw zoon is thans afwezig? ..Uit Parijs?"
„Ja, mijnheer, hij is op reis...."
„Wanneer is hij vertrokken?"
„Zaterdagavond".
„En Yaar ging hij heen?"
„Naar Tours."
„Is u daar zeker van?"
„Zeker, zeer zeker-... Ik heb hem zelf
naar het station gebracht."
„Welk station?"
„Dat voor de treinen ,%.ar Orleans."
„Uw zoon is achttien of negentien jaar
oud, nietwaar mevrouw?"
„Negentien jaar Maar waarvoor die
nen eigenlijk die vragen allemaal?
Kwam u mij iets zeggen aangaande mijn
zoon?"
De vreemdeling scheen te aarzelen.
„Ja helaas mevrouw.De inlichtingen,
die u nu gegeven hebt, nemen allen twijfel
weg."
„1 wijfel?Ik begrijp u nipt.Wat
is er gebeurd?"
„Uw zoon is het slachtoffer van een on
geluk geworden, mevrouw."
„Wat?.... Slachtoffer?.... Wat is er
gebeurd?.... Is hij bestolen?....
„Neen, mevrouw."
„Wat is er dan met hem gebeurd?"
„Iets ergs, mevrouw."
„Is hij ziek.... gewond?"
De bezoeker boog het hoofd, maar ant
woordde niet.
.Antwoord dan, mijnheer.... Wat is re
met René?"
„Ik ben belast mevrouw met een pijnlijke
zending.... een zeer droevige zending.
„Wat.... Is.... Is René.... misschien.,
dood?"
„Helaas ja mevrouw."
Mevrouw Labarre werd doodsbleek.
„Dood!.... Dood!.... Neen.... Neen
dat is niet mogelijk.... 't kan niet..-- kan
niet. Hij is Zaterdag op reis gegaan.. t Is
onmogelijk.... Mijnheer, zeg, dat u zich
vergist hebt.... Zeg dat hij niet dood is."
„Helaas mevrouw, ik kan niet liegen....
U zult mij daar straks wel goed verstaan
hebben
Gedurende eenige oogenblikken werd er
niet gesproken. Mevrouw Labarre weende.
„Hoe is hij gestorven?.... stamelde ze.
„Spoorwegwachters hebben hem op de
rails bij Choisy-le Roi gevonden, verpletterd
door den trein, waarschijnlijk a.1 heden
nacht."
„Maar is u wel zeker, dat u zich niet ver
gist? Wat bewijst u, dat de doode, dien u
gevonden hebt, mijn zoon is?"
„Daaromtrent is alle twijfel uitgesloten,
mevrouw. In een der zakken van zijn jas
hebben wij een visitekaartje met zijn naam
en i„res gevonden
„Maarwaar is mijn arme jongen nu?"
vroeg de weduwe
„Mevrouw, het lijk was herkend, dus was
het onze wreede plicht om het lijk naar uw
woning te brengen,"
„Wat zegt u.... Hier brengen.... Is mijn
zoon hier?"
„Ja mevrouw, het is beneden in een wagen
en ik wacht slechts op uw bevel het in uw
woning te brengen."
„Ik zal hem halen."
„Wees bedaard mevrouw,ik bid 't u.
houd u kalm.... Wacht hier,.... dat zal
beter zijn."
Even later werd het lijk uit den wagen
getild en in de woning gebracht.
Mevrouw Labarre wachte op den drempel
van haar kamer.
Men legde het lijk op het bed in de slaap
kamer van René neer en de dragers ver
trokken.
„Ik wil mijn kind zien,.... laat 't mij
zien," beval mevrouw Labarre den vreem
deling, wijzend op het doek, waaronder het
lijk lag.
„Mevrouw, doe t niet.... Doe t om uw
eigen bestwil niet....Uw smart kan er niet
anders dan grooter door worden
„Ik wil hem zien.... Wil net.
„Mevrouw ik verbied het u."
Mevrouw Labarre riep de dienstmeid.
„Julie, ga oogenblikkelijk dokter Thomp
son halen, hij alleen kan hier raad geven.
De meid verdween met bekwamen spoed
Mevrouw Labarre liet zich door den
vreemdeling weer naar het salon terug
brengen.
Geheel en al terneergeslagen en diep
bedroefd bleel ze daar wachten op de komst
van dokter Thompson.
Jacques en Pascal bevonden zich in de
s udeerkamer van dokter Thompsor. en be
zagen de medailles
„Volgens de drie, die tv ij nu bezitten heb
ben", merkte Jacqu. s op, hebben we:
2 3 4
Van Granges de
tienden zwarten vloer
te tellen van
Dus, wanneer we achter elkander lezen:
Van Granges de Tienden zwarten vloer
te tellen van. We zijn nog niets verder.
Het geld is verborgen onder een zwarten
vloer ergens maar waar?.... W'e moeten
alle medailles hebben, geen enkele uitge
zonderd."
„We zullen ze hebben, maar we moeten
vlug handelen, ik word bang", hernam Pas
cal.
Bang?.... Waarvoor?"
„Dat weet ik juist niet.... 't Is een in
stinctmatige vrees."
„Dwaasheid!.... Hoe dikwijls heb ik je
niet herhaald, dat alle voorzorgen goed ge
nomen zijn, zoodat niet het minste vermoe
den kon ontstaan; dat weet je zelf ook wel.
„Zeker, maar er kunnen onverwachte din
gen gebeuren en die zullen zeker gebeuren
oat voel ik.'
„Bedaar met zulke dwaze praat.... «.aten
we liever handelen, zooals het 't vlugst en
't best is."
„Goed,"
„Heb je al eens gelet op den Fluwijn, dien
philosophischen visscher, die in Creteil rond
zwerft?"
„Ja zekerIk heb al zijn gewoonten
eens naéegaan."
„Men kan hem dag en nacht vinden bij
de houtvlotten in Creteil en Saint Maur,
aan den kant van den grooten weg."
„We moeten 't kort maken."
„Zeker, maar we moeten nu een ander
middel gebruiken."
„Een ander middel?"
„Ja, een onfeilbaar middelWil ik het
doen?"
„Doe maar, maar wees voorzichtig....
't Zou gevaarlijk kunnen worden als het mis
lukte."
„Dat zal wel gaanWe mogen nu ook
wel eens denken aan die Martha Berthier."
„Dat zal nog zoo gemakkelijk niet gaan."
„Ik heb reeds een plan gemaakt."
„Zoo,.... wat voor een plan?"
„Ik denk. dat ik eens maar Genève ga en
dan eens een nachtelijke huiszoeking daar
ga doen.... Genève is precies als een pro
vinciestadie.... De menschen gaan er met
de kippen op stok.... Ik zal een paar mooie
treinen uitzoeken en als men iets g waar
wordt, ben ik al veilig en wel in Frank
rijk
„Goed.... heel goed.... Maar ik zou t
nog anders doen."
„Wat?"
Wordt vervolgd
EEN VIER-JARIG MACHINIST Raymond
Tucker, het 4-jarig zoontje van een Engelschen ma
chinist, heeft zijn heele jeugd bij vader's machine's
doörgebracht en is er reeds nu ten volle mee
vertrouwd.
De wereldberoemde uitvinder
Edison werd 18 Februari te
New-York, ter gelegenheid
van zijn 77sten verjaardag, op
grootsche wijze gehuldigd
door autoriteiten, industrie,
handel en wetenschap.
Te New-York zal begin Maart
de Rus, Alexander Alekhine,
wiens portret wij geven, om
het wereldkampioenschap
schaken, strijden tegen den
kampioen Capa Blanca en
den ex-kampioen Dr. Lasker,
Zooals gemeld, brak de Engelsche Kroonprins door een val van zijn j
paard het rechtersleutelbeen Na een dag of tien woonde hij echter]
weer een voetbalwedstrijd bij van de Oxfordsche studenten te s
Tottenham.
Volgens de reeds gepubliceerde berichten, vonden bij een brand door
een ontploffing in een munitie-fabriek te Slades Green bij Londen
een man en twaalf vrouwen den dood. Een kiekje van de
uitgebrande fabriek.