1 nieuwe haarlemsche courant. £LCK WAT WILS Zaterdag 23 Februari 1924 - Derde blad 1919 3.131 7.740 29.583 9.630 7.045 2.598 LANDBOUW EN VISSCHERIJ. TREKJES No 335 ADMINISTRATIEVE ROMPSLOMP. Voor 14 dagen geleden schreef ik voor deze rubriek een artikeltje onder boven staand hoofd, waarin ik hoofdzakelijk wees op de var k nredelijke critiek welke met name tegen de Raden van Arbeid wordt aange voerd, terwijl niet zelden zij, die de felste critiek uitoefenen de oorzaak zijn van veel geschrijf en gewrijf en de daaruit voort vloeiende kosten. Een en ander gaf mij tevens gelegenheid om eens te wijzen op de ontduiking van de verplichtingen welke krachtens de Inv. en Ouderdomsverz- den werkgevers zijn op gelegd en die niet alleen een zoo groote kosten en administratieve rompslomp waar tegen zij zelf vaak zoo razen te weeg brengt, maar ook groote schade kan geven voor den arbeider. In dit blad van 14 Februari komt de hèer P. J. J. Nuijens met een bezwaar tegen een daarbij terloops geplaatste bewering n.l. dat m.i. het gebied der Raden van Arbeid, als administratief orgaan, wel grooter dus relatief goedkooper zou kunnen zijn. De heer Nuijens, die eerst in Zeist en nu in Koorn heel wat ervaring zal hebben op gedaan, tracht met cijfers duidelijk te ma ken, dat Raden met een kleiner gebied doel treffender hebben gewerkt dan de grootere en toetst dat aan het aantal navorderingen welke er geschied zijn. De heer Nuijens is het overigens volmaakt met mij ééns, dat de „rompslomp" van de invaliditeits- en ouderdomswet voor een goed deel wordt veroorzaak': door het niet naleven van de wet door de werkgevers het bedrag waardoor navordering moet wor den binnengehaald bedraagt elk jaar zelfs ruim twee millioen gulden. Ook is hij het er mee eens, dat heel wat arbeiders machteloos staan om hun recht op te vorderen en voor de keuze worden ge steld hun renteboekje thuis te laten ofwel geen arbeid te krijger». Het verschil tusschen ons loopt dan ook s'.echts over de vraag of het wel juist is, dat door uitbreiding van het gebied der Raden van Arbeid, besparing kan worden verkregen zonder dat de belangen van de verzekerden worden geschaad. Daarover valt rustig te praten want de cijfers door den heer Nuijens gegeven heb ben nog niet kunnen overtuigen dat mijn inzicht in deze onjuist moet zijn. Het gaat er om waar de grens ligt. om eenerzijds een goede controle mogelijk te voorkomen dat de kosten niet te groot wor den. Die grens is uiteraard een tamelijk willekeurige, want ook de heer Nuijens zou niet gaarne medewerken om op elke plaats van beteekenis een Raad van Arbeid te hébben. Waar dus die grens ligt is niet alleen een kwestie van praktijk maar vooral ook van waardeering nopens datgene wat de prak tijk ons leert. i Wat zegt ons nu het bloote feit, dat eenige groote Raden relatief minder aan navor deringen binne. halen als eenige kleineren? De heer Nuijens heeft zelf al gevoeld dat er wei eenig verschil is tusschen groote steden en platteland. Als die cijfers eens achter eiken met name genoemden Raad waren geplaatst en dan van alle Raden en we vroegen dan eens aan de administratie van die Raden voor zoover we de oorzaak zelf niet kunnen achterhalen waaraan ;een en ander te wijten is ik maak me sterk, ;dat de conclusie van den heer Nuijens wel J eenige wijziging zou moeten ondergaan. Het valt b.v. zeer sterk op dat de heer Nuijens geen vergelijkende cijfers geeft van jdie Raden die over andere Raden zijn ver- deeld toch zou het m.i. van veel meer be- i teekenis zijn geweest, wanneer hij eens het j nadeel had aangetoond van de opheffing der Raden van Zeist, Heerlen en Zaandam. I Is nu, zoo vraag ik mij af, de toestand in het gebied der Raden van Arbeid, die zich een stuk van de opgeheven Raad zagen toe bedeeld ongunstiger worden Cijfers daar omtrent heb ik nog niet gezien. Wel meen ik te mogen zeggen, dat mij als lid van den Raad van Arnbeid te Haar lem geen ongunstige gevolgen bekend zijn, hoewel deze Raad een stuk van het Amstel- land aan zijn gebied zag toegevoegd. De regeling door genoemden Raad is van dien aard, dat ook dat gedeelte een zelfde behandeling ontvangt als het overige deel zonder dat zulks bijzondere kosten mede brengt. Het spreekt wel vanzelf dat men niet maar onbeperkt kan uitbreiden, zopdat alles van een Centraalpunt uit moer geregeld wor den, maar dat sluit nog niet in dat de grenzen die nu getroffen zijn voor geen uitbreiding vatbaar zouden zijn. Als kon worden aangetoond, dat de reeds voltrokken uitbreiding van enkele Raden inderdaad een minderwaardige uitvoering van de wet hadden medegebracht, dan zou ik de eerste zijn, die er tegen zou waarschu wen om op dat pad verder te gaan doch nu de heer Nuijens houde het mij ten goede kan ik aan zijn cijfergroepeering maar betrekkelijke waarde toekennen en acht ik die niet beslissend voor zijn stelling dat het tegendeel van mijn bewering moet worden aangenomen. Zonder nadere toelichting zou ik zelfs geneigd zijn om elke waarde van die cijfers ten aanzien van het onderwerpelijk punt te ontkennen omdat het mij wil voorkomen dat het aantal navorderingen eensdeels van de plaatselijke verhoudingen en daarnaast ook voor een .niet gering gedeelte van de opvattingen van den voorzitter eener Raad afhankelijk zijn. In mijn vorig artikeltje mocht ik er juist op wijzen hoe m.i. in sommige Raden be langrijke afwijkingen zijn, zonder dat daar aan voldoende aandacht wordt geschonken. Dat zit 'ni toch niet in de uitgestrektheid van zoo'n Raad maar m.i. veel meer in de wijze waarop de voorzitter want dit is practisch de uitvoerder van de wet meent zijn taak te moeten vervullen. Samenvattend meen ik dus op grond van het feit dat mij geen enkel nadeel be kend is van het opheffen van drie Raden, waardoor toch een belangrijke besparing wordt verkregen te mogen zeggen, dat door een uitbreiding van gebied van verschil lende Raden van Arbeid nogwel wat te be reiken is zonder dat de belangen van de ver zekerden worden geschaad en daarnaast dat de becijfering van den heer Nuijens niet zoo overtuigend was, dat ik daardoor mijn zienswijze zou moeten veranderen. Intusschen acht ik deze gedaclitenwisseling nog vruchtbaar genoeg, wijl daardoor op eenvoudige wijze een bespreking heeft kun nen plaats vinden over een onderwerp, dat naar mijn wijze van zien nog steeds te weinig aandacht trekt van talloos velen die er toch zoo sterk bij geïnteresseerd zijn. A. J. L. VERKEERD BEGREPEN Het kan mij slechts verheugen wanneer ik telkens 6emerk, dat deze rubriek de belang stelling heeft van velen, doch het is te ver staan, dat niet aan allen eenzelfde beoordee ling daarvan geven. Hoe kan het ook anders Waar allerhande vraagstukken die ons sociale leven beroeren, in deze rubriek zij het op zeer eenvoudige wijze-bespreking vinden ligt het tamelijk voor de hand, dat er critiek komt, 't zij dan rechtstreeks, 't zij min of meer langs een om weg. Ofschoon zulks op zich zelf bezien dus een heel gewoon verschijnsel is, meen ik toch de vrijheid mij te moeten voorbehouden, om die critiek aan de werkelijkheid te toetsen voor ik haar als terecht geplaatst aanvaard. Hieruit volgt, dat ik de critische bemerking welke mij onlangs langs een omweg gewerd als zou ik veel meer aandacht schenken aan de liberale als aan de socialistische dwaling, aan een nader onderzoek mag onderwerpen. En ik wil vooraf wel zeggen dat een dergelijke opvatting geen bestaansgrond kan vinden in de door mij geschreven artikeltjes en dat men zeer klaarblijkelijk de strekking daar van niet goed heeft begrepen. Hierin toch ligt de min of meer bedekte beschuldiging dat het socialistisch gevaar door mij niel: of niet vol doende zou worden gezien. Wat mij van voldoende belang toeschijnt om daarop wat nader in te gaan. Ik wil dan beginnen met te erkennen, dat ik voor uitsluitend negatieven arbeid maar heel weinig kan gevoelen. Reeds meerdere malen heb ik betoogd, dat we er niet mee klaar zijn met te zeggen, dat we nóch van liberalisme, nóch van socialisme iets moeten hebben, maar dat we bij het bestrijden van die stelsels of van deszelfs propagandis ten, den rdemtoon hebben te leggen op onze eigen beginselen dat we dus gelijktijdig heb-1 ben aan te toonen dat wij zelfs iets beters heb ben dan zij aau de markt brengen. Juist in dezen tijd van algemeene verwar ring hebben wij als Katholieken tot taak om daadwerkelijk aan te toonen niet alleen dat anderen dwalen, maar dat de toepassing van onze beginselen een heel wat betere maat schappij-ordening geeft dan ons van beide zijden wordt voorgespiegeld. Omdat die beginselenmits werkelijk toegepast aan den eenen kant rekening houden met de menschelijke natuur, zoo als die nu eenmaal is en wat door het socialt- me volkomen wordt verwaarloosd aan den anderen kant de juiste grens aangeven tus schen hetgeen aan de menschelijke natuur in- haerent is en en datgene waaromtrent we onzen aandrift" moeten beteugelen. Steeds heb ik getracht onze R. K. Organi- satie's en de beginselen door haar aangehan gen, te verdedigen waarbij ik als uitgangspunt nam wat ons in Rerum Novarum ais juist is voorgehouden en wat door R- K- sociolo gen als juiste uitleg daarvan is aangegeven. Daarin ligt al uiteraard zoowel de verwer ping van het socialisme als van het liberalisme opgesloten doch waar uit handelingen van socialisten leering was te putten heb i k even zeer op de actie van deze als van de ande re zijde gewezen. Maar elk tijdvak heeft nochtans zijn eigen karakter en het tijdperk waarin wij thans leven geeft zeer duidelijk een opleving van het economisch liberalisme te zien, wat als gevolg heeft dat ook de verdediging zich zeer vaak naar die zijde zal moeten richten. Waar naast toch ook niet uit het oog mag worden verloren dat liberalisme in verhouding staat tot het socialisme als oorzaak en gevolg. Daarmede is niet gezegd, dat het gevolg dus minder in strijd zou zijn met onze R K. beginselen maar wél, dat we, vooral nu een opleving is waar te nemen van de „oor zaak" we ons ook vooral tegen die oorzaak zullen te keeren hebben. Vooral tegen de oorzaak. Want het wil er bij mij maar niet in, dat het socialisme voor de arbeiders ook maar eenige aantrekkelijk heid zou hebben wanneer werkelijk onze eigt n beginselen meerdere toepassing vonden, wan neer er wat meer medewerking be stond voor een sociaal-economische recon structie, die er op gericht zou zijn om het ge organiseerde bedrijf een groote mate van zelfstandigheid toe te kennen, waarbij aan dat bedrijf de verordenende en rechtspre ken de bevoegdheid zou worden toegekend. Dat tast het leiderschap van den onder nemer niet aan, maar kent aan den bedrijfs- genoot, den arbeider, in het bedrijf een mede zeggingschap toe, die voldoende waarborgen biedt dat niet eenzijdig op het belang van één groep producenten die der onderne mers wordt gelet. Het „Heer in huis" kan dan slechts toepas sing vinden binnen de grenzen door het georganiseerde bedrijf zélf gesteld, dat, voor zoover zijn maatregelen niet als strijdig met het algemeen belang door de Overheid wor den vernietigd, met volkomen autonomie moet kunnen beslissen. Daar gaan we, zonder eemgen twijfel tóch naar toe en was er nu wat meer medewerking om, in geleidelijk tempo den weg daartoe te bereiden dan was er toch geen plaats voor de dwaze liberale theorieën ten overstaan van werkloozenzorg, van loon en arbeidsdag en als gevolg daarvan zou de animositeit tus schen werkgevers en werknemers kortom alle agitatie op sociaal terrein een gevoelige slag toegebracht. En niet alleen aan de agitatie maar even zeer aan het socialisme. Ik durf gerust zeg gen, dat ik onder de arbeiders, onverschillig van welke gezindheid, nog nimmer iets heb bemerkt van een beteckend aantal dar werke lijk socialisme zou begeeren. Men noemt zich socialist, niet omdat men socialisme wil, tnaar om de agitatie, om de reactie tegen de inderdaad eenzijdige heer schappij van de bezitters der kapitaalgoede ren. Deze heerschappij wordt verscherpt door hen, die, met voorbijzien van alle menschelij ke rechten die men ook tegenover den ar beider heeft te eerbiedigen, de economische theorieën van het liberalisme met steeds meer kracht naar voren schuiven M. a. w. die de voedingsbodem voor het socialisme be ploegen, eggen en bezaaien. Wie zóó de zaken ziet zal wel willen toege ven dat in dezen tijd de aanvallen voor een groot deel van die zijde komen en dus de ver dediging zich ook in .dezelfde evenredigheid daarnaar richt. Nogmaals wil ik er den klemtoon op leg gen, dat van een doelbewust streven naar socialisme onder de arbeiders weinig of niets valt waar te nemen maar naast eenige politieke agitatie, die zonder de sociale dito al heel spoedig aan een betrekkelijk kleine groep zou overgelaten worden, bestaat het overgroote aantal „socialisten" uit menschen die van socialisme waarlijk niet al te veel afweten en er ook onverschillig tegenover staan, doch slechts „socialist" zijn omdat zij den strijd tegen de verderfelijke uitwassen van het kapitalistisch productie systeem vereen zelvigen met een strijd dan om socialistische beginselen tegen dat systeem als zoodanig die meer socialistisch zijn om de „bewe ging" Neem dus die uitwassen weg en ge ver richt niet alleen positief vruchtbaren ar beid, maar ge ondergraaft daarbij de voedings bodem van het socialisme, omdat daarmede aan de agitatie op sociaal terrein em gevoelige slag zou toegebracht zijn. In dat licht zie ik het gebeuren op sociaal terrein in dezen tijd en dan kan toch moei lijk van eenzijdigheid in boevengenoemden zin worden gesproken. Er zou natuurlijk nog heel wat meer van te zeggen zijn, maar dat is nu eenmaal niet mogelijk binnen het bestek van deze arti keltjes. 5 Toch zou ik nog eens willen opmerken, dat ik mij niet alleen geheel vrij gevoel van de bovenbedoelde eenzijdigheid, tnaar ook meen ik dat er vaak te veel aandacht gewijd wordt aan de bestrijding van de anderen Juist in dezen tijd van economische en geestelijke verwarring hebben we te bedenken dat als wij ons beperken tot uitsluitend ne gatieve actie, we in een belangrijk deel van onze taak te kort schieten. Hoofdzaak is> en moet blijven onze positieve actie, de actie voor de doorvoering van onze eigen begin selen ook en vooral op sociaal-economisch terrein. De gedachte wil mij maar niet verlaten dat wat ik van de „socialisten" beweerde, cck voor eest niet gering gedeelte waarheid is voor de Roomschen. Veel socialisten weten niet wat socialisme ts, maar ik vrees dat veel Roomschen nog niet begrepen hebben wat ons Roomsch be ginsel op sociaal economisch terrein vraagt of eischt. Ea als we niet zorgen dat daarin verbetering komt, als niet zij die op een of aidere wijze tot leiding geven geroepen zijn, ieder op hun wijze medewerken om de kennis van die be ginselen te verdiepen, dat mist elke negatieve actie m.i. volkomen haar doel. De bedoeling van ondergeteekende kan niet anders zijn en is voor zoover ik weet ook nooit anders geweest, dan om onze beginselen te verbreiden en bij elke bestrijding de te genstelling tusschen onze en de bestreden beginselen te belichten. Waarin ik dan ook te kort mocht komen critiek tegen bovengenoemde eenzijdigheid meen ik te mogen afwijzen te meer waar ik poogde om bij elke bestrijding de tegenstel ling tusschen eigen en andere beginselen duidelijk te maken. A. J. L. EEN KLACHT. In het „Zebtraiblatt der Christliche Ge- werkschaften" van Januari 1924 komt de volgende ontboezeming voor over het Internationaal Arbeidsbureau. (I.A.B.) „In een in vele dagbladen verschenen artikel klaagt de Rijksdagafgevaardigde, de heer Ersing, op luide wijze over de houding van het I.A.B.. Het doet absoluut niets om aan de verbeteringen der sociale verhou dingen in Duitschland mede te werken. In het bijzonder deed het niets toen de stakende mijnwerkers in het Saargebied de bemiddeling van het I.A.B. inriepen. Het deed niets toen in het bezette gebied duizenden arbeiders en beambten uit hun gezin en hun bedrijf gedreven werden. Het deed niets toen tal van Duitsche arbeiders op hun fabriek of werkplaats werden neergeschoten. Het deed niets toen de leiders der Duitsche vakorganisaties uit het bezette gebied ge dreven werden. Het doet nu nog niets ter bestrijding van de geweldige werkloosheid in Duitschland en den daarmede gepaard gaanden nood der Duitsche arbeiders. Het Internationaal Arbeids-Bureau zwijgt in alle talen over alles wat door vreemdelingen op Duitschen bodem geschiedt om de Duit sche economie en de vroeger voorbeeldige sociale wetgeving, in puin te slaan. Wij zijn van meening dat een door de Vaders van het Versailler Vredesverdrag opgerichte en onafhankelijke internationale arbeidsorganisatie, in alle eeuwigheid zwijgen zal zoolang zij de gunst van haar vaders door een strijd voor de waarheid verliezen kan. Inderdaad een zeer ernstige klacht, die men maar niet geheel en zónder meer on gegrond kan noemen. INVALIDITEITSWET. Blijkens opgave, ontvangen van het De partement van Arbeid, bedraagt het totaal aantal gevallen, waarin geneeskundige be handeling of verpleging krachtens artt. 99 en 100 der Invaliditeitswet is toegestaan, tot i November 1923 8 415 en tot 1 December 1923 8 679 het aantal desbetreffende aan vragen van de Raden van Arbeid bij de Rijks verzekeringsbank ingekomen, bedraagt tot I November 1923 11 705 en tot 1 December 1923 12 025, waarvan 67 nog niet zijn afge daan. (Maandschr. v. d. Statistiek.) OOGSTBERICHTEN. De oorzaken van den grooten wereld tarweoogst in 1923. Het „Bulletin de statistique agricole et commerciale" van liet Internationaal Land- bouw-Instituut te Rome van Januari a.c. bevat de volgende beschouwingen over de oorzaken van den riikeu wereldtarweoogst in 1923 De groote oogst zou gevolg kunnen zijn van een buitengewoon grooten uitzaai of van een hooge productie per H.A. of wel van deze omstandigheden gezamenlijk. De volgende staat bevat de totale met tarwe beteelde oppervlakten tn Europa (met uit zondering van het tegenwoordige Rusland) en in de voornaamste productielanden bui ten Europa in 1919 tot en met 1923, alsmede de gemiddelde cijfers dienaang"""te van het tijdvak 19091913 Landen. Europa (met uitzond, v. Ruslandj Noord-Afrika Canada Vereen. Staten van Amerika Britsch-Indië Argentinië Australië! Gemid delde 1909—1913 29.339 23.988 3.114 4.025 19.060 11.286 6.496 3.077 Totalen 76.937 83.715 1920 1921 1922 1923 24.386 25.871 25.827 26.441 3.091 3.113 3.064 3.469 7.378 9.415 9.074 9.175 24.744 25.777 25.219 23.597 12.120 10.434 11.415 12.478 6.076 5.877 6.508 6.967 3.671 3.933 4.030 4.047 81.466 84.418 85.137 86.147 Hieruit blijkt een aanzienlijke toeneming van de totale met tarwe beteelde oppervlakte in de voornaamste productie-gebieden in de laatste jaren. Daarbij dient echter niet uit het oog te worden verloren le. dat Rusland niet in dien staat is opge nomen. De uitvoer van tarwe en meel uit dit land was in de jaren 1909 zeer aanzien lijk, jaarlijks ongeveer 4.300.000 ton. Eerst in den allerlaatsten tijd is die uitvoer her vat de geëxporteerde hoeveelheden zijn echter nog geenszins belangrijk. Een gedeelte van de vermeerdering van de in andere lan den met tarwe beteelde oppervlakte compen seert dus de sterke vermindering van het deel, dat Rusland eertijds bijdroeg in de tarwe voorziening van de wereld e. dat de nieuw beteelde gronden dikwerf minder vruchtbaar zijn dan de oude cultuur gronden De vermeerdering van de produc t's is dus met recht evenredig aan e toene ming van het oppervlak 3e. dat gedurende her laatste tijdvak van tien jaren de bevolking der wereld is ver meerderd en dat het verbruik van tarwe is toegenomen in verschillende landen buiten Landen. Europa. Deze omstandigheden hebben ruim schoots opgewogen legen de beperking van de tarweconsumptie. welke in verschillende Europeesche landen neett plaats eevonder. in verband met den moeilijken economischer en financiëelen toestand, waarin zij ziel bevinden Om de genoemde redenen mag men aan nemen, dat de uitbreiding der beteelde op pervlakte in de jaren 1919 tot en met 1922 in overeenstemming was mei de consumptie. In 1923 is de beteelde oppervlakte weder om toegenomen Deze bedroeg toen pim. 86.200.000 H.A. tegen gemiddeld 83.700.00C H.A. in het tijdvak 1919—1922. hetgeen eer vermcerdering van 3% (2.500.000 H.A. beteekent. De overeenkomstige vermeer dering van den oogst bedroeg echter 18 o Dit feit alleen reeds geeft aan. dat de bui tengewone grootte van den oogst in 1923 in hoofdzaak veroorzaakt i? door een voot het gewas bijzonder gunstige weersgesteld heid. hetgeen ook blijkt uit onderstaande tabel, aangevende de tarweopbrengst per H.A. in de voornaamste productiegebieden in 1919 tot en met 1923 Europa (met uitzond, v. Rusland) Vereen. Staten van Amerika Britsch-Indië Australië! Gemiddeld 0.88 Het is wel een buitengewone gebeurtenis, dat in een enkele campagne het graangewas in alle belangrijke productielanden een hooge opbrengst per H.A. geeft. In de laatste 15 jaren is het behalve verleden jaar nog slechts éénmaal, namelijk in 1915, voorgekomen, dat in alle landen met een belangrijke tarwe- productie de opbrengst van dit gewas per H.A. boven het. gemiddelde van de vijf voor afgegane jaren was. Men mag dan ook aannemen, dat de bui tengewoon gunstige resultaten van 1923 niet weldra nogmaals zullen worden verkregen. Vastgesteld is, dat de overvloedige tarwe oogst van verleden jaar slechts in geringe mate veroorzaakt is door uitbreiding van de met dit gewas beteelde oppervlakte, maar Gemid 1919 1920 1921 1922 1923 deld 1919—1923 ton. ton. ton. ton. ton. ton. 1.07 1.06 1.28 1.09 1.31 1.16 0.65 0.56 0.92 - 0.63 0.86 0.72 0.68 0.97 0.87 1.20 1.39 1.02 0.87 0.92 0.86 0.94 0.91 0.90 0.79 0.85 0.65 0.87 0.81 0.79 0.84 0.70 0.88 0.79 1.01 0.84 0.48 1.08 0.89 0.72 0.81 0.80 0.88 0.93 0.97 0.97 1.07 0.96 in hoofdzaak door een uiterst gunstige wcers gesteldheid. Daarom moge men er zich goec rekenschap van geven, dat eenerzijds be zwaarlijk kan worden verwacht, dat de weers gesteldheid in 1924 even gunstig zal zijn, en dat anderzijds de in de Vereenigde Staten van Amerika thans met wintertarwe beteelde oppervlakte zoodanig verminderd is, da; de totale toeneming van de met dit gewas bebouwde oppervlakte in de voornaamste productielanden der we: el J in 1923, welke, vergeleken bij de gemiddeld in de jaren 19191922 beteelde oppervlakte, pim. 2.500.000 H.A. bedroeg, alleen uit dien hoofde reeds is gecompenseerd. (Mededeeling van de Directie van den Landbouw). De Tong blaar op de Zwolsche markt. 300 koeien onder militaire bewaking. Naar aanleiding van de mond- en klauw- zeergevallen, Donderdag j.l. op dc veemarkt te Zwolle geconstateerd, is door den minis ter van Binnenlandschc Zaken beslist, dat het in de marktstallen van de firma's Dcr- bovcn, Vos en Brinkhuis gestalde vee, ruim 300 stuks, (waarvan van één veehandelaar niet minder dan 29,) niet zal worden afga maakt, maar in beslag genomen blijft. Er zak voor de stallen militaire bewaking kornet tot bet uitziekingsproces is afgeloopen. De financieele gevolgen zijn voor tal van veehandelaren zeer ernstig (Tel.) ENTWAS In de wintermaanden en dan vooral bij vorst of sneeuwweer is het de beste tijd om entwas te maken, aangezien men dan niets te verzuimen heeft. Daar de tijd van enten weer spoedig aangebroken is voor den boomkweeker, geven we hier een recept voor het maken van heele goede z.g warme entwas. Zooals men wel weten zal, heeft men n.l. twee soorten entwas. Koude entwas. die in afgesloten bussen bewaard moei worden, is vloeibaar; die heeft men er dus maar op te smeren, heel goed voor amateurs, maar veel te duur en te lastig voor den kweeker. De warme entwas is hard en men kan ze het beste bewaren in een vat met water. Deze entwas moet voor het gebruik en om de goede eigenschappen èn omdat ze niet duur is. Koude entwas heeft nog al eens de las tige en schadelijke eigenaardigheid, dat ze 's zomers bij feilen zonneschijn van de boo- men afdruppelt. Dat mag natuurlijk niet. Bi- de harde entwas, waarvan de fabricage hie; volgt, heeft men daar geen last van. Alleet moet men zorgen, dal men zc niet laat ko ken bij het verwarmen, alleen maar vloei baar maken dus. Voor het maken van entwas heeft mer noodig een ijzeren pot en een tobbe met water, alsook een voorwerp om mede te scheppen. Men neemt 10 K.G. hars, 1 K.G rundvet en 1 L raapolie. Eerst smelt men de hars en doet er het van icvoren gesmolten rund- vet al roerende bij en vervolgens al roeren de pl.m. L. raapolie. Kookt het heel goed door; dan moet het vuur wat minderen en men moet vooral oppassen, dat er geen vlammen in slaan, want hel is natuurlijk zeer brandbaar. Nu moet men voor het vol gende met minsiens drie man zijn, een schepper en twee trekkers De trekkers smeren hun handen en armer, goed in met dc rest van de raapolie. Nu schept men pl.m. een liter van het mengsel uit de po* en giet het voorzichtig in de lobbe met wa ter en bij de tobbe staal iemand, die de gloeiende massa bij elkaar houdt en er zoo spoedig mogelijk onder water een bal van maakt; is dat gelukt, dan moet die bal uit getrokken worden; eerst wordt het dan groen, vervolgens geel en ten slotte wit. Is de massa wit en drijft zc op het water, dan is dc entwas klaar. Dit trekken is de grootste kunst van het entwas maken. Het moet vlug gedaan wor den. anders is de massa koud voor de ent was goed is. De handen moeten zoo nu er dan eens ingesmeerd v orden met raapolie, anders brandt men dc handen te licht en kleeft de massa te veel aan dc handen. Deze entwas kan men in water jaren lang bewaren in den vorm van ballen. Rechtszaal-herinnering. De gewoonte-galmstem van de deurwaar der -holt door de groote vestibule van 't rechtbank-gebouw. „Officier van Justitie ambtshalve eischer tegen Neeitje, Pietje van der Meppen....!" Vrouwtje, niet grooi van stuk, glad kapsel van vette, dikke rtaar-halmen, gedekt door klungelig-vermaakt git-hoedje, komt licht schuw -de rechtszaal binnenschuiven, vereert de vijf toga-heeren achier de groene tafel met schichtige hoofdknikjes, trammel!, ze nuwachtig aan dc hals-fladdertjes van de schreeuwend-rose jumper, die vuile plekken telt. „Daar moet u gaan zitten" geeft de deurwaarder haar 'n arm-slompje. Volgen drie getuigen; 'n Jullrouw in 'n kaal bruin mantelpakje, dat veel heeft meegemaakt; zeilen regen hoedje laat 'n paar kliekjes rossig-blond ■laar vrij. Daarachter 'n oud menschje, dat met heel t gekromde lijfje plus de ledematen beverig loet. Tot slot dc gemeente-veldwachter, even zoo oud als z'n veüig-glanzend uniform, 't Mantelpakje cn 't beef-vromvlje worden door hem met 'n gezicht van: ik kom hier dagelijks in de getuigenbank gewerkt, t Oude vrouwtje doet óók al zenuwachtig en kauwt heftig op haar tandvleesch. „Beklaagde staat u eens op" zegt de president tot 1 rose ylek-jumpertje in dc beklaagdenbank,Is u Neeitje, Pietje van der Meppen geboren Voordorst?' „Ja. weledel acht..achtbare. „Vier en dertig jaar oud en gehuwd met Dirk, Wilhelmus vhn der Meppen, wonende te V.?" „Jawel.... edel-wel-acht. „Zegt u maar meneer voor 't gemak." „Ozooas u wilw-eledelach „Gaal u dan maar zitten, 't woord is aan de Oificier van Justitie. Dc officier vertelt, dat Neeitje, Pietje op de zooveelste van de zooveelste, Margaretha Sprinkels ft mantelpakje)een aantal slagen op het hoofd en in 't gelaat heeft toege bracht, zoodal genoemde Margaretha Sprin kels daardoor pijnlijk werd getroffen. „Is dat waar beklaagde?" informeert de president. „Nee. weledel-acht..meneer. „Wat zegt u daar?" „Nou ja, ik bedoel dan eigelek, da) die kwestie op 'n reuze-manier wordt opge draaid. „Zoo, opgedraaid? „Ja, weledel.meneerik heb 'r amper angeraakt.maar dat mensch gilt al aster naar d'r geroken wordt, 't Was 'n tikkie van niks." „Wel allemachies!" - komt opeens t mantelpakje 'in de getuigenbank overeind staan. Ze buigt het spitse hoofd naar "t oude beefmoedertjt en kwettert: „Hoor je dat, buurvrouw! 'n Tikkie van niks, zcit ze 'n tikkie van „Stilte daar!" gebiedt de president. ,.U mag nog niets zeggen, begrepen? Straks wordt u als getuige gehoord!" „0.... pedon...." schrikt t mantel pakje en zakt onderdanig terug. „Hou je kalm. mensch.. boe je kalm hier in 'l gerecht" angst-fluistert 't moe dertje naast haar „anders krijg je nog 'n preses d r hij. Pietje-Neellje: draait zich in t beklaag denbankje om en ziel de getuigen zitten. Haar gezicht zegt duidelijk, dat ze daar niet op had gerekend. De oogen van 't mantel pakje flitsen vuurstraaltjes naar haar uit. „U moet vóór u kijken, beklaagde. Dus u beweert, dat 't heclemaal niet erg is ge weest?" „Zeker, edel--.-eh. .meneer, dat hou 'k stijf vol, al most 'k 'r voor de perreplu in .Ik geef 't u te doen as je elke dag over nieuw wordt geplaagd en getreiterd door zoo'n stuk ver. „Voorzichtig. anders kon u wel eens 'n nieuw proces-verbaal krijgen.... We zullen eerst de getuigen maar es hooren." 't Mantelpakje moet voor 't getuigenbankje komen. Volgen eerst de gebruikelijke vragen. „Kent u de beklaagde." ..Ja, meneer." „Geen familie van u?' „Nee. meneer." „Geen dienstbetrekking tusschen u en h'aar?' „Nee, meneer.' „Is u bereid hier als getuige de waarheid le zeggen en niets dan de waarheid?" „Ja, meneer." „Steek dan de twee voorste vingers van de rechterhand op en zeg mij na; „Zoo waar lijk helpe mij God Almachtig." 't Mantelpakje hort de gewichtige woor den na. „Heeft deze beklaagde u toen op dit mor gen op 't iiooid en in 't gelaat geslagen?" „Nou! En niet zoo zuinig, 'k Heb vier da gen met striemen en acht dagen met 'n bult i geloopen." „Dat lieg je!" stuift Neeitje Pietje op. „Beklaagde, u moet uw mond houden en wachten tot er wat gevraagd wordt, begre pen?' „Jawel, cdelach.. „Ja, ga nu maar zitten en hou je tong in bedwang. Veltel eens. getuige "hoe kwam dal zoo?" „Heelemaai onverwachs, meneer, hcele- gaar onverwachts, da's juist 't lage d'r I van.... afijn, die geniepigheden zijne we j van haar wel gewent Ze viel me in de j rug an, om 't zoo maar es uit te drukken, j Met d'r volk vuist sloeg ze me op me hoofd j en toen ik me omdraaide. pats.. met- j een had ik 'r al weer een pal op me wang. j As ze me niet vast haddc gehouwe zou 'k j zóó neergeslagen hebben van de pijn en de j duizeünge.. „Hoor nou toch zoo'n mi...." „Stil, beklaagde!" „Janou zal zc we! zeggen, dat 't niet waar is, nou ze hier voor de hééren staat, maar tegen 'n buurvrouw van d'r. óók zoo'n mooie, juffrouw, heb ze zelf gezegd: „'k Heb nóg spijt, da 'k niet tienmaal zoo hard heb gemept." „Dat bennc doortrapte leug'es, edelach...." „Nu zeg ik voor 't laatst, dat je je mond moet houden, beklaagde, en anders zul je de gevolgen „Ja, maar weledel....' „Zwijg! U verklaart dus, getuige, dal ze u pijnlijk heeft getroffen? Heeft u er nog veel last van gehad? „Ja zeker, meneer.... 'k heb vier dagen mei zalt motte werken en 'n paar nachten ben 'k 'r nog koorserig van geweest, zoo vuil as ze me had geranseld. En wat was de reden van die mishande ling?' „Ze beweerde, dat k vijf borden en twee schalen, die op 'n plausic stonge, had stuk gesmeten. Maar de buren kennc getuigen, dat 't niei waar is.... d'r was n kat op gespronge „Ja. die kat was jij, gemeenerik" bijl beklaagde de getuige toe, maar kruipt voor de oogen van de president in haar schulp. „Volgende getuige" beveelt de presi dent. 't Is 't beef-moedertje, dat niets begrijpt. De deurwaarder helpt haar naar 't getuigen- hekje, waarvan ze de rand krampachtig om knelt.... „Heeren...." glimlacherl ze. alsof zc hoog bezoek ontvangt. Volgen weer de ambtelijke vragen: „Keni u beklaagde?" „Ja, raeheernou, óf ik.... ze....' ,.U moet gewoon ja ot neen antwoor den. uOjuistzooals u belieft „Is beklaagde familie van u?' „O, nee. meheer. beelemaal "ietk zou 't niet graag...." „Ook geen dienstbetrekking tusschen u en haar?" „Hoe zeil uwes? Dienst.... „Is u niet in haar dienst?' „Nee, werentig niet, k zou zp nie motte fók „En zij ook niet in uw dienst? „O, nee, hoor.... 'k had net zoo lief...." „Ja, dan weten we 't wel.. 't Heft heel wat om t lijf eer t moeder tje op dc goede manier dc eed heeft afge legd.' „Wat weet u van deze mishandeling af?" „Ikke? Niks, meheer.... k heb niks d'r van gezien.... ik bemoei me niet met die burekwestiesdaar ben 'k veels te fe- soenlijk voor opgebracht. 'k mot 'r niks van hebben, hoor..niks.laat zc hun eigen boontjes maar doppen.... 'k hou niet van herrie.... net as toen in ncgeticn-ach- lien, toenc zc zeeë. dat V revelusie was.... Ik zeg, wat heb ik inel revelusie te maken, jullie krijge mijn d'r niel na toe, hoor.... en „Maar u is toch als getuigt opgeroepen „Kan ile niel helpen, meneer.... 'k vin 'l vrecselek genog, da'k hier voor 't gerecht mot komme.... 'k ben nooit met pliesie in aanraking geweest en nou mot 'k op mc ouwe dag nog in zóó'n zakie gehaald worde 't is...." „Maar u heeft toch in elk geval gezien, dat de getuige, die hier zoo juist stond, 'n ge zwollen gelaat had op die bewuste och tend „Ja, meheer. erg' gezwolle.... t was net of ze de roos in d'r gezicht bacl. Maar meer weet ik 'r niet van.... 'k Heb wel 'n paar klappen gehoord toen 't dan gebeurd most zijn.... maar gezien heb 'k ze niet. 'k Woti d'r niks mee te maken hebben.... daar ben 'k veels te fesoenlijk van opvoe ding voor... me moedei hem me altoos vporgehouwe, dat ik...." ,,'t Is goed, vrouwtje.... u kunt wel weer naar uw plaats gaan." t Vrouwtje bibbert weer naar 't getuigen bankje. slaakt 'n zware zucht. De veldwachter komt verklaren, wat 'n veldwachter te verklaren heeft. De officier vraagt 'n geldboete van twin tig gulden. „Hoort u dat. beklaagde? vraagt dg president „Meneer dc Officier vraagt 2C gulden boete „Wat?!" schrikt Neeitje, Pietje.... „Twintig gulden voor l<. o'n paar meppies? En noemt tl dat gerechtigheid?" „Ja. dat noemen wij gerechtigheid." „Nou nou.nou. stottert Neei tje, Pietje Verder komt ze niet en begint hard te huilen.... I Is n raar gehoor in de rechtszaal waar heelemaai geen ander geluic is. ..Misschien gaat c nog wel iets af" troost dc president „Maai alleen ondei voorwaarde, dat ie voortaan je handen thuis houdt en de buurt n:et trcei in opschudding brengt. Wil je dat beloven?' „Jawel. edel.... vvel-edel. „En wil je met je buurvrouw in vred.o naar V. teruggaan?" „Jawel, edel...." .-En wil u dal ook, getuige?" „An mijn za! 't niet legge. meheer" - zegt 't mantelpakje, blijkbaar meens mede lijden krijgend. „Goed, dan zal '1 nog wel meevallen bij d. uitspraak." „Dank u. weledel....acht. Beklaagden en getuigen vcriaien gedriecr de rechtszaal. .'k Ben nog nóóit met pliesie of gerecht.. hooren we nog 'l stemmetje van 't oude beef-menscbje wegsterven. Dit is een van dc weinige keeren geweest, dat 'k de heeren president en rechters veel. moeite heb zien doen om '11 streng gezicht te blijven zetten. G. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9