1
nieuwe haarlemsche courant.
£LCK WAT WILS
Zaterdag 23 Februari 1924 - Derde blad
1919
3.131
7.740
29.583
9.630
7.045
2.598
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
TREKJES No 335
ADMINISTRATIEVE ROMPSLOMP.
Voor 14 dagen geleden schreef ik voor
deze rubriek een artikeltje onder boven
staand hoofd, waarin ik hoofdzakelijk wees
op de var k nredelijke critiek welke met name
tegen de Raden van Arbeid wordt aange
voerd, terwijl niet zelden zij, die de felste
critiek uitoefenen de oorzaak zijn van veel
geschrijf en gewrijf en de daaruit voort
vloeiende kosten.
Een en ander gaf mij tevens gelegenheid
om eens te wijzen op de ontduiking van de
verplichtingen welke krachtens de Inv. en
Ouderdomsverz- den werkgevers zijn op
gelegd en die niet alleen een zoo groote
kosten en administratieve rompslomp
waar tegen zij zelf vaak zoo razen te weeg
brengt, maar ook groote schade kan geven
voor den arbeider.
In dit blad van 14 Februari komt de hèer
P. J. J. Nuijens met een bezwaar tegen een
daarbij terloops geplaatste bewering n.l.
dat m.i. het gebied der Raden van Arbeid,
als administratief orgaan, wel grooter dus
relatief goedkooper zou kunnen zijn.
De heer Nuijens, die eerst in Zeist en nu
in Koorn heel wat ervaring zal hebben op
gedaan, tracht met cijfers duidelijk te ma
ken, dat Raden met een kleiner gebied doel
treffender hebben gewerkt dan de grootere
en toetst dat aan het aantal navorderingen
welke er geschied zijn.
De heer Nuijens is het overigens volmaakt
met mij ééns, dat de „rompslomp" van de
invaliditeits- en ouderdomswet voor een
goed deel wordt veroorzaak': door het niet
naleven van de wet door de werkgevers
het bedrag waardoor navordering moet wor
den binnengehaald bedraagt elk jaar zelfs
ruim twee millioen gulden.
Ook is hij het er mee eens, dat heel wat
arbeiders machteloos staan om hun recht op
te vorderen en voor de keuze worden ge
steld hun renteboekje thuis te laten ofwel
geen arbeid te krijger».
Het verschil tusschen ons loopt dan ook
s'.echts over de vraag of het wel juist is,
dat door uitbreiding van het gebied der
Raden van Arbeid, besparing kan worden
verkregen zonder dat de belangen van de
verzekerden worden geschaad.
Daarover valt rustig te praten want de
cijfers door den heer Nuijens gegeven heb
ben nog niet kunnen overtuigen dat mijn
inzicht in deze onjuist moet zijn.
Het gaat er om waar de grens ligt. om
eenerzijds een goede controle mogelijk te
voorkomen dat de kosten niet te groot wor
den. Die grens is uiteraard een tamelijk
willekeurige, want ook de heer Nuijens
zou niet gaarne medewerken om op elke
plaats van beteekenis een Raad van Arbeid
te hébben.
Waar dus die grens ligt is niet alleen een
kwestie van praktijk maar vooral ook van
waardeering nopens datgene wat de prak
tijk ons leert.
i Wat zegt ons nu het bloote feit, dat eenige
groote Raden relatief minder aan navor
deringen binne. halen als eenige kleineren?
De heer Nuijens heeft zelf al gevoeld dat
er wei eenig verschil is tusschen groote
steden en platteland. Als die cijfers eens
achter eiken met name genoemden Raad
waren geplaatst en dan van alle Raden
en we vroegen dan eens aan de administratie
van die Raden voor zoover we de oorzaak
zelf niet kunnen achterhalen waaraan
;een en ander te wijten is ik maak me sterk,
;dat de conclusie van den heer Nuijens wel
J eenige wijziging zou moeten ondergaan.
Het valt b.v. zeer sterk op dat de heer
Nuijens geen vergelijkende cijfers geeft van
jdie Raden die over andere Raden zijn ver-
deeld toch zou het m.i. van veel meer be-
i teekenis zijn geweest, wanneer hij eens het
j nadeel had aangetoond van de opheffing der
Raden van Zeist, Heerlen en Zaandam.
I Is nu, zoo vraag ik mij af, de toestand in
het gebied der Raden van Arbeid, die zich
een stuk van de opgeheven Raad zagen toe
bedeeld ongunstiger worden Cijfers daar
omtrent heb ik nog niet gezien.
Wel meen ik te mogen zeggen, dat mij
als lid van den Raad van Arnbeid te Haar
lem geen ongunstige gevolgen bekend zijn,
hoewel deze Raad een stuk van het Amstel-
land aan zijn gebied zag toegevoegd.
De regeling door genoemden Raad is van
dien aard, dat ook dat gedeelte een zelfde
behandeling ontvangt als het overige deel
zonder dat zulks bijzondere kosten mede
brengt.
Het spreekt wel vanzelf dat men niet maar
onbeperkt kan uitbreiden, zopdat alles van
een Centraalpunt uit moer geregeld wor
den, maar dat sluit nog niet in dat de grenzen
die nu getroffen zijn voor geen uitbreiding
vatbaar zouden zijn.
Als kon worden aangetoond, dat de reeds
voltrokken uitbreiding van enkele Raden
inderdaad een minderwaardige uitvoering
van de wet hadden medegebracht, dan zou
ik de eerste zijn, die er tegen zou waarschu
wen om op dat pad verder te gaan doch
nu de heer Nuijens houde het mij ten
goede kan ik aan zijn cijfergroepeering
maar betrekkelijke waarde toekennen en acht
ik die niet beslissend voor zijn stelling
dat het tegendeel van mijn bewering moet
worden aangenomen.
Zonder nadere toelichting zou ik zelfs
geneigd zijn om elke waarde van die cijfers
ten aanzien van het onderwerpelijk punt
te ontkennen omdat het mij wil voorkomen
dat het aantal navorderingen eensdeels van
de plaatselijke verhoudingen en daarnaast
ook voor een .niet gering gedeelte van de
opvattingen van den voorzitter eener Raad
afhankelijk zijn.
In mijn vorig artikeltje mocht ik er juist
op wijzen hoe m.i. in sommige Raden be
langrijke afwijkingen zijn, zonder dat daar
aan voldoende aandacht wordt geschonken.
Dat zit 'ni toch niet in de uitgestrektheid
van zoo'n Raad maar m.i. veel meer in de
wijze waarop de voorzitter want dit is
practisch de uitvoerder van de wet meent
zijn taak te moeten vervullen.
Samenvattend meen ik dus op grond
van het feit dat mij geen enkel nadeel be
kend is van het opheffen van drie Raden,
waardoor toch een belangrijke besparing
wordt verkregen te mogen zeggen, dat door
een uitbreiding van gebied van verschil
lende Raden van Arbeid nogwel wat te be
reiken is zonder dat de belangen van de ver
zekerden worden geschaad en daarnaast
dat de becijfering van den heer Nuijens niet
zoo overtuigend was, dat ik daardoor mijn
zienswijze zou moeten veranderen.
Intusschen acht ik deze gedaclitenwisseling
nog vruchtbaar genoeg, wijl daardoor op
eenvoudige wijze een bespreking heeft kun
nen plaats vinden over een onderwerp, dat
naar mijn wijze van zien nog steeds te weinig
aandacht trekt van talloos velen die er toch
zoo sterk bij geïnteresseerd zijn.
A. J. L.
VERKEERD BEGREPEN
Het kan mij slechts verheugen wanneer ik
telkens 6emerk, dat deze rubriek de belang
stelling heeft van velen, doch het is te ver
staan, dat niet aan allen eenzelfde beoordee
ling daarvan geven.
Hoe kan het ook anders Waar allerhande
vraagstukken die ons sociale leven beroeren,
in deze rubriek zij het op zeer eenvoudige
wijze-bespreking vinden ligt het tamelijk
voor de hand, dat er critiek komt, 't zij dan
rechtstreeks, 't zij min of meer langs een om
weg.
Ofschoon zulks op zich zelf bezien dus een
heel gewoon verschijnsel is, meen ik toch de
vrijheid mij te moeten voorbehouden, om die
critiek aan de werkelijkheid te toetsen voor ik
haar als terecht geplaatst aanvaard.
Hieruit volgt, dat ik de critische bemerking
welke mij onlangs langs een omweg gewerd
als zou ik veel meer aandacht schenken aan
de liberale als aan de socialistische dwaling,
aan een nader onderzoek mag onderwerpen.
En ik wil vooraf wel zeggen dat een dergelijke
opvatting geen bestaansgrond kan vinden
in de door mij geschreven artikeltjes en dat
men zeer klaarblijkelijk de strekking daar
van niet goed heeft begrepen. Hierin toch ligt
de min of meer bedekte beschuldiging dat het
socialistisch gevaar door mij niel: of niet vol
doende zou worden gezien.
Wat mij van voldoende belang toeschijnt
om daarop wat nader in te gaan.
Ik wil dan beginnen met te erkennen, dat
ik voor uitsluitend negatieven arbeid maar
heel weinig kan gevoelen. Reeds meerdere
malen heb ik betoogd, dat we er niet mee
klaar zijn met te zeggen, dat we nóch van
liberalisme, nóch van socialisme iets moeten
hebben, maar dat we bij het bestrijden
van die stelsels of van deszelfs propagandis
ten, den rdemtoon hebben te leggen op onze
eigen beginselen dat we dus gelijktijdig heb-1
ben aan te toonen dat wij zelfs iets beters heb
ben dan zij aau de markt brengen.
Juist in dezen tijd van algemeene verwar
ring hebben wij als Katholieken tot taak om
daadwerkelijk aan te toonen niet alleen dat
anderen dwalen, maar dat de toepassing van
onze beginselen een heel wat betere maat
schappij-ordening geeft dan ons van beide
zijden wordt voorgespiegeld.
Omdat die beginselenmits werkelijk
toegepast aan den eenen kant rekening
houden met de menschelijke natuur, zoo
als die nu eenmaal is en wat door het socialt-
me volkomen wordt verwaarloosd aan den
anderen kant de juiste grens aangeven tus
schen hetgeen aan de menschelijke natuur in-
haerent is en en datgene waaromtrent we
onzen aandrift" moeten beteugelen.
Steeds heb ik getracht onze R. K. Organi-
satie's en de beginselen door haar aangehan
gen, te verdedigen waarbij ik als uitgangspunt
nam wat ons in Rerum Novarum ais juist
is voorgehouden en wat door R- K- sociolo
gen als juiste uitleg daarvan is aangegeven.
Daarin ligt al uiteraard zoowel de verwer
ping van het socialisme als van het liberalisme
opgesloten doch waar uit handelingen van
socialisten leering was te putten heb i k even
zeer op de actie van deze als van de ande
re zijde gewezen.
Maar elk tijdvak heeft nochtans zijn eigen
karakter en het tijdperk waarin wij thans
leven geeft zeer duidelijk een opleving van
het economisch liberalisme te zien, wat als
gevolg heeft dat ook de verdediging zich
zeer vaak naar die zijde zal moeten richten.
Waar naast toch ook niet uit het oog mag
worden verloren dat liberalisme in verhouding
staat tot het socialisme als oorzaak en gevolg.
Daarmede is niet gezegd, dat het gevolg
dus minder in strijd zou zijn met onze R K.
beginselen maar wél, dat we, vooral nu
een opleving is waar te nemen van de „oor
zaak" we ons ook vooral tegen die oorzaak
zullen te keeren hebben.
Vooral tegen de oorzaak. Want het wil er
bij mij maar niet in, dat het socialisme voor
de arbeiders ook maar eenige aantrekkelijk
heid zou hebben wanneer werkelijk onze eigt n
beginselen meerdere toepassing vonden, wan
neer er wat meer medewerking be
stond voor een sociaal-economische recon
structie, die er op gericht zou zijn om het ge
organiseerde bedrijf een groote mate van
zelfstandigheid toe te kennen, waarbij aan
dat bedrijf de verordenende en rechtspre ken
de bevoegdheid zou worden toegekend.
Dat tast het leiderschap van den onder
nemer niet aan, maar kent aan den bedrijfs-
genoot, den arbeider, in het bedrijf een mede
zeggingschap toe, die voldoende waarborgen
biedt dat niet eenzijdig op het belang van
één groep producenten die der onderne
mers wordt gelet.
Het „Heer in huis" kan dan slechts toepas
sing vinden binnen de grenzen door het
georganiseerde bedrijf zélf gesteld, dat, voor
zoover zijn maatregelen niet als strijdig met
het algemeen belang door de Overheid wor
den vernietigd, met volkomen autonomie
moet kunnen beslissen.
Daar gaan we, zonder eemgen twijfel tóch
naar toe en was er nu wat meer medewerking
om, in geleidelijk tempo den weg daartoe te
bereiden dan was er toch geen plaats voor de
dwaze liberale theorieën ten overstaan van
werkloozenzorg, van loon en arbeidsdag en
als gevolg daarvan zou de animositeit tus
schen werkgevers en werknemers kortom alle
agitatie op sociaal terrein een gevoelige slag
toegebracht.
En niet alleen aan de agitatie maar even
zeer aan het socialisme. Ik durf gerust zeg
gen, dat ik onder de arbeiders, onverschillig
van welke gezindheid, nog nimmer iets heb
bemerkt van een beteckend aantal dar werke
lijk socialisme zou begeeren.
Men noemt zich socialist, niet omdat men
socialisme wil, tnaar om de agitatie, om de
reactie tegen de inderdaad eenzijdige heer
schappij van de bezitters der kapitaalgoede
ren.
Deze heerschappij wordt verscherpt door
hen, die, met voorbijzien van alle menschelij
ke rechten die men ook tegenover den ar
beider heeft te eerbiedigen, de economische
theorieën van het liberalisme met steeds meer
kracht naar voren schuiven M. a. w. die
de voedingsbodem voor het socialisme be
ploegen, eggen en bezaaien.
Wie zóó de zaken ziet zal wel willen toege
ven dat in dezen tijd de aanvallen voor een
groot deel van die zijde komen en dus de ver
dediging zich ook in .dezelfde evenredigheid
daarnaar richt.
Nogmaals wil ik er den klemtoon op leg
gen, dat van een doelbewust streven naar
socialisme onder de arbeiders weinig of niets
valt waar te nemen maar naast eenige politieke
agitatie, die zonder de sociale dito al heel
spoedig aan een betrekkelijk kleine groep zou
overgelaten worden, bestaat het overgroote
aantal „socialisten" uit menschen die van
socialisme waarlijk niet al te veel afweten en
er ook onverschillig tegenover staan, doch
slechts „socialist" zijn omdat zij den strijd
tegen de verderfelijke uitwassen van het
kapitalistisch productie systeem vereen
zelvigen met een strijd dan om socialistische
beginselen tegen dat systeem als zoodanig
die meer socialistisch zijn om de „bewe
ging"
Neem dus die uitwassen weg en ge ver
richt niet alleen positief vruchtbaren ar
beid, maar ge ondergraaft daarbij de voedings
bodem van het socialisme, omdat daarmede
aan de agitatie op sociaal terrein em gevoelige
slag zou toegebracht zijn.
In dat licht zie ik het gebeuren op sociaal
terrein in dezen tijd en dan kan toch moei
lijk van eenzijdigheid in boevengenoemden
zin worden gesproken.
Er zou natuurlijk nog heel wat meer van
te zeggen zijn, maar dat is nu eenmaal niet
mogelijk binnen het bestek van deze arti
keltjes.
5 Toch zou ik nog eens willen opmerken,
dat ik mij niet alleen geheel vrij gevoel van
de bovenbedoelde eenzijdigheid, tnaar ook
meen ik dat er vaak te veel aandacht gewijd
wordt aan de bestrijding van de anderen
Juist in dezen tijd van economische en
geestelijke verwarring hebben we te bedenken
dat als wij ons beperken tot uitsluitend ne
gatieve actie, we in een belangrijk deel van
onze taak te kort schieten. Hoofdzaak is> en
moet blijven onze positieve actie, de actie
voor de doorvoering van onze eigen begin
selen ook en vooral op sociaal-economisch
terrein.
De gedachte wil mij maar niet verlaten dat
wat ik van de „socialisten" beweerde, cck
voor eest niet gering gedeelte waarheid is
voor de Roomschen.
Veel socialisten weten niet wat socialisme
ts, maar ik vrees dat veel Roomschen nog
niet begrepen hebben wat ons Roomsch be
ginsel op sociaal economisch terrein vraagt
of eischt.
Ea als we niet zorgen dat daarin verbetering
komt, als niet zij die op een of aidere wijze
tot leiding geven geroepen zijn, ieder op hun
wijze medewerken om de kennis van die be
ginselen te verdiepen, dat mist elke negatieve
actie m.i. volkomen haar doel.
De bedoeling van ondergeteekende kan
niet anders zijn en is voor zoover ik weet ook
nooit anders geweest, dan om onze beginselen
te verbreiden en bij elke bestrijding de te
genstelling tusschen onze en de bestreden
beginselen te belichten.
Waarin ik dan ook te kort mocht komen
critiek tegen bovengenoemde eenzijdigheid
meen ik te mogen afwijzen te meer waar ik
poogde om bij elke bestrijding de tegenstel
ling tusschen eigen en andere beginselen
duidelijk te maken.
A. J. L.
EEN KLACHT.
In het „Zebtraiblatt der Christliche Ge-
werkschaften" van Januari 1924 komt de
volgende ontboezeming voor over het
Internationaal Arbeidsbureau. (I.A.B.)
„In een in vele dagbladen verschenen
artikel klaagt de Rijksdagafgevaardigde, de
heer Ersing, op luide wijze over de houding
van het I.A.B.. Het doet absoluut niets om
aan de verbeteringen der sociale verhou
dingen in Duitschland mede te werken.
In het bijzonder deed het niets toen de
stakende mijnwerkers in het Saargebied de
bemiddeling van het I.A.B. inriepen.
Het deed niets toen in het bezette gebied
duizenden arbeiders en beambten uit hun
gezin en hun bedrijf gedreven werden.
Het deed niets toen tal van Duitsche
arbeiders op hun fabriek of werkplaats
werden neergeschoten.
Het deed niets toen de leiders der Duitsche
vakorganisaties uit het bezette gebied ge
dreven werden.
Het doet nu nog niets ter bestrijding van
de geweldige werkloosheid in Duitschland
en den daarmede gepaard gaanden nood der
Duitsche arbeiders.
Het Internationaal Arbeids-Bureau zwijgt
in alle talen over alles wat door vreemdelingen
op Duitschen bodem geschiedt om de Duit
sche economie en de vroeger voorbeeldige
sociale wetgeving, in puin te slaan.
Wij zijn van meening dat een door de
Vaders van het Versailler Vredesverdrag
opgerichte en onafhankelijke internationale
arbeidsorganisatie, in alle eeuwigheid zwijgen
zal zoolang zij de gunst van haar vaders
door een strijd voor de waarheid verliezen
kan.
Inderdaad een zeer ernstige klacht, die
men maar niet geheel en zónder meer on
gegrond kan noemen.
INVALIDITEITSWET.
Blijkens opgave, ontvangen van het De
partement van Arbeid, bedraagt het totaal
aantal gevallen, waarin geneeskundige be
handeling of verpleging krachtens artt. 99
en 100 der Invaliditeitswet is toegestaan, tot
i November 1923 8 415 en tot 1 December
1923 8 679 het aantal desbetreffende aan
vragen van de Raden van Arbeid bij de Rijks
verzekeringsbank ingekomen, bedraagt tot
I November 1923 11 705 en tot 1 December
1923 12 025, waarvan 67 nog niet zijn afge
daan.
(Maandschr. v. d. Statistiek.)
OOGSTBERICHTEN.
De oorzaken van den grooten wereld
tarweoogst in 1923.
Het „Bulletin de statistique agricole et
commerciale" van liet Internationaal Land-
bouw-Instituut te Rome van Januari a.c.
bevat de volgende beschouwingen over de
oorzaken van den riikeu wereldtarweoogst
in 1923
De groote oogst zou gevolg kunnen zijn
van een buitengewoon grooten uitzaai of
van een hooge productie per H.A. of wel
van deze omstandigheden gezamenlijk.
De volgende staat bevat de totale met tarwe
beteelde oppervlakten tn Europa (met uit
zondering van het tegenwoordige Rusland)
en in de voornaamste productielanden bui
ten Europa in 1919 tot en met 1923, alsmede
de gemiddelde cijfers dienaang"""te van
het tijdvak 19091913
Landen.
Europa (met uitzond, v. Ruslandj
Noord-Afrika
Canada
Vereen. Staten van Amerika
Britsch-Indië
Argentinië
Australië!
Gemid
delde
1909—1913
29.339 23.988
3.114
4.025
19.060
11.286
6.496
3.077
Totalen 76.937 83.715
1920
1921
1922
1923
24.386
25.871
25.827
26.441
3.091
3.113
3.064
3.469
7.378
9.415
9.074
9.175
24.744
25.777
25.219
23.597
12.120
10.434
11.415
12.478
6.076
5.877
6.508
6.967
3.671
3.933
4.030
4.047
81.466
84.418
85.137
86.147
Hieruit blijkt een aanzienlijke toeneming
van de totale met tarwe beteelde oppervlakte
in de voornaamste productie-gebieden in de
laatste jaren. Daarbij dient echter niet uit
het oog te worden verloren
le. dat Rusland niet in dien staat is opge
nomen. De uitvoer van tarwe en meel uit
dit land was in de jaren 1909 zeer aanzien
lijk, jaarlijks ongeveer 4.300.000 ton. Eerst
in den allerlaatsten tijd is die uitvoer her
vat de geëxporteerde hoeveelheden zijn
echter nog geenszins belangrijk. Een gedeelte
van de vermeerdering van de in andere lan
den met tarwe beteelde oppervlakte compen
seert dus de sterke vermindering van het
deel, dat Rusland eertijds bijdroeg in de
tarwe voorziening van de wereld
e. dat de nieuw beteelde gronden dikwerf
minder vruchtbaar zijn dan de oude cultuur
gronden De vermeerdering van de produc
t's is dus met recht evenredig aan e toene
ming van het oppervlak
3e. dat gedurende her laatste tijdvak van
tien jaren de bevolking der wereld is ver
meerderd en dat het verbruik van tarwe is
toegenomen in verschillende landen buiten
Landen.
Europa. Deze omstandigheden hebben ruim
schoots opgewogen legen de beperking van
de tarweconsumptie. welke in verschillende
Europeesche landen neett plaats eevonder.
in verband met den moeilijken economischer
en financiëelen toestand, waarin zij ziel
bevinden
Om de genoemde redenen mag men aan
nemen, dat de uitbreiding der beteelde op
pervlakte in de jaren 1919 tot en met 1922
in overeenstemming was mei de consumptie.
In 1923 is de beteelde oppervlakte weder
om toegenomen Deze bedroeg toen pim.
86.200.000 H.A. tegen gemiddeld 83.700.00C
H.A. in het tijdvak 1919—1922. hetgeen eer
vermcerdering van 3% (2.500.000 H.A.
beteekent. De overeenkomstige vermeer
dering van den oogst bedroeg echter 18 o
Dit feit alleen reeds geeft aan. dat de bui
tengewone grootte van den oogst in 1923
in hoofdzaak veroorzaakt i? door een voot
het gewas bijzonder gunstige weersgesteld
heid. hetgeen ook blijkt uit onderstaande
tabel, aangevende de tarweopbrengst per
H.A. in de voornaamste productiegebieden
in 1919 tot en met 1923
Europa (met uitzond, v. Rusland)
Vereen. Staten van Amerika
Britsch-Indië
Australië!
Gemiddeld 0.88
Het is wel een buitengewone gebeurtenis,
dat in een enkele campagne het graangewas
in alle belangrijke productielanden een hooge
opbrengst per H.A. geeft. In de laatste 15
jaren is het behalve verleden jaar nog slechts
éénmaal, namelijk in 1915, voorgekomen,
dat in alle landen met een belangrijke tarwe-
productie de opbrengst van dit gewas per
H.A. boven het. gemiddelde van de vijf voor
afgegane jaren was.
Men mag dan ook aannemen, dat de bui
tengewoon gunstige resultaten van 1923 niet
weldra nogmaals zullen worden verkregen.
Vastgesteld is, dat de overvloedige tarwe
oogst van verleden jaar slechts in geringe
mate veroorzaakt is door uitbreiding van
de met dit gewas beteelde oppervlakte, maar
Gemid
1919
1920
1921
1922
1923
deld
1919—1923
ton.
ton.
ton.
ton.
ton.
ton.
1.07
1.06
1.28
1.09
1.31
1.16
0.65
0.56
0.92 -
0.63
0.86
0.72
0.68
0.97
0.87
1.20
1.39
1.02
0.87
0.92
0.86
0.94
0.91
0.90
0.79
0.85
0.65
0.87
0.81
0.79
0.84
0.70
0.88
0.79
1.01
0.84
0.48
1.08
0.89
0.72
0.81
0.80
0.88
0.93
0.97
0.97
1.07
0.96
in hoofdzaak door een uiterst gunstige wcers
gesteldheid. Daarom moge men er zich goec
rekenschap van geven, dat eenerzijds be
zwaarlijk kan worden verwacht, dat de weers
gesteldheid in 1924 even gunstig zal zijn, en
dat anderzijds de in de Vereenigde Staten
van Amerika thans met wintertarwe beteelde
oppervlakte zoodanig verminderd is, da;
de totale toeneming van de met dit gewas
bebouwde oppervlakte in de voornaamste
productielanden der we: el J in 1923, welke,
vergeleken bij de gemiddeld in de jaren
19191922 beteelde oppervlakte, pim.
2.500.000 H.A. bedroeg, alleen uit dien
hoofde reeds is gecompenseerd.
(Mededeeling van de Directie van
den Landbouw).
De Tong blaar op de Zwolsche
markt.
300 koeien onder militaire bewaking.
Naar aanleiding van de mond- en klauw-
zeergevallen, Donderdag j.l. op dc veemarkt
te Zwolle geconstateerd, is door den minis
ter van Binnenlandschc Zaken beslist, dat
het in de marktstallen van de firma's Dcr-
bovcn, Vos en Brinkhuis gestalde vee, ruim
300 stuks, (waarvan van één veehandelaar
niet minder dan 29,) niet zal worden afga
maakt, maar in beslag genomen blijft. Er zak
voor de stallen militaire bewaking kornet
tot bet uitziekingsproces is afgeloopen.
De financieele gevolgen zijn voor tal van
veehandelaren zeer ernstig (Tel.)
ENTWAS
In de wintermaanden en dan vooral bij
vorst of sneeuwweer is het de beste tijd om
entwas te maken, aangezien men dan niets
te verzuimen heeft. Daar de tijd van enten
weer spoedig aangebroken is voor den
boomkweeker, geven we hier een recept
voor het maken van heele goede z.g warme
entwas.
Zooals men wel weten zal, heeft men n.l.
twee soorten entwas. Koude entwas. die in
afgesloten bussen bewaard moei worden, is
vloeibaar; die heeft men er dus maar op te
smeren, heel goed voor amateurs, maar veel
te duur en te lastig voor den kweeker. De
warme entwas is hard en men kan ze het
beste bewaren in een vat met water. Deze
entwas moet voor het gebruik en om de
goede eigenschappen èn omdat ze niet
duur is.
Koude entwas heeft nog al eens de las
tige en schadelijke eigenaardigheid, dat ze
's zomers bij feilen zonneschijn van de boo-
men afdruppelt. Dat mag natuurlijk niet. Bi-
de harde entwas, waarvan de fabricage hie;
volgt, heeft men daar geen last van. Alleet
moet men zorgen, dal men zc niet laat ko
ken bij het verwarmen, alleen maar vloei
baar maken dus.
Voor het maken van entwas heeft mer
noodig een ijzeren pot en een tobbe met
water, alsook een voorwerp om mede te
scheppen.
Men neemt 10 K.G. hars, 1 K.G rundvet
en 1 L raapolie. Eerst smelt men de hars
en doet er het van icvoren gesmolten rund-
vet al roerende bij en vervolgens al roeren
de pl.m. L. raapolie. Kookt het heel goed
door; dan moet het vuur wat minderen en
men moet vooral oppassen, dat er geen
vlammen in slaan, want hel is natuurlijk
zeer brandbaar. Nu moet men voor het vol
gende met minsiens drie man zijn, een
schepper en twee trekkers De trekkers
smeren hun handen en armer, goed in met
dc rest van de raapolie. Nu schept men
pl.m. een liter van het mengsel uit de po*
en giet het voorzichtig in de lobbe met wa
ter en bij de tobbe staal iemand, die de
gloeiende massa bij elkaar houdt en er zoo
spoedig mogelijk onder water een bal van
maakt; is dat gelukt, dan moet die bal uit
getrokken worden; eerst wordt het dan
groen, vervolgens geel en ten slotte wit. Is
de massa wit en drijft zc op het water, dan
is dc entwas klaar.
Dit trekken is de grootste kunst van het
entwas maken. Het moet vlug gedaan wor
den. anders is de massa koud voor de ent
was goed is. De handen moeten zoo nu er
dan eens ingesmeerd v orden met raapolie,
anders brandt men dc handen te licht en
kleeft de massa te veel aan dc handen.
Deze entwas kan men in water jaren
lang bewaren in den vorm van ballen.
Rechtszaal-herinnering.
De gewoonte-galmstem van de deurwaar
der -holt door de groote vestibule van 't
rechtbank-gebouw.
„Officier van Justitie ambtshalve eischer
tegen Neeitje, Pietje van der Meppen....!"
Vrouwtje, niet grooi van stuk, glad kapsel
van vette, dikke rtaar-halmen, gedekt door
klungelig-vermaakt git-hoedje, komt licht
schuw -de rechtszaal binnenschuiven, vereert
de vijf toga-heeren achier de groene tafel
met schichtige hoofdknikjes, trammel!, ze
nuwachtig aan dc hals-fladdertjes van de
schreeuwend-rose jumper, die vuile plekken
telt.
„Daar moet u gaan zitten" geeft de
deurwaarder haar 'n arm-slompje.
Volgen drie getuigen;
'n Jullrouw in 'n kaal bruin mantelpakje,
dat veel heeft meegemaakt; zeilen regen
hoedje laat 'n paar kliekjes rossig-blond
■laar vrij.
Daarachter 'n oud menschje, dat met heel
t gekromde lijfje plus de ledematen beverig
loet.
Tot slot dc gemeente-veldwachter, even
zoo oud als z'n veüig-glanzend uniform, 't
Mantelpakje cn 't beef-vromvlje worden
door hem met 'n gezicht van: ik kom hier
dagelijks in de getuigenbank gewerkt,
t Oude vrouwtje doet óók al zenuwachtig en
kauwt heftig op haar tandvleesch.
„Beklaagde staat u eens op" zegt de
president tot 1 rose ylek-jumpertje in dc
beklaagdenbank,Is u Neeitje, Pietje
van der Meppen geboren Voordorst?'
„Ja. weledel acht..achtbare.
„Vier en dertig jaar oud en gehuwd met
Dirk, Wilhelmus vhn der Meppen, wonende
te V.?"
„Jawel.... edel-wel-acht.
„Zegt u maar meneer voor 't gemak."
„Ozooas u wilw-eledelach
„Gaal u dan maar zitten, 't woord is aan
de Oificier van Justitie.
Dc officier vertelt, dat Neeitje, Pietje op
de zooveelste van de zooveelste, Margaretha
Sprinkels ft mantelpakje)een aantal slagen
op het hoofd en in 't gelaat heeft toege
bracht, zoodal genoemde Margaretha Sprin
kels daardoor pijnlijk werd getroffen.
„Is dat waar beklaagde?" informeert de
president.
„Nee. weledel-acht..meneer.
„Wat zegt u daar?"
„Nou ja, ik bedoel dan eigelek, da) die
kwestie op 'n reuze-manier wordt opge
draaid.
„Zoo, opgedraaid?
„Ja, weledel.meneerik heb 'r
amper angeraakt.maar dat mensch gilt
al aster naar d'r geroken wordt, 't Was 'n
tikkie van niks."
„Wel allemachies!" - komt opeens t
mantelpakje 'in de getuigenbank overeind
staan. Ze buigt het spitse hoofd naar "t oude
beefmoedertjt en kwettert: „Hoor je dat,
buurvrouw! 'n Tikkie van niks, zcit ze
'n tikkie van
„Stilte daar!" gebiedt de president. ,.U
mag nog niets zeggen, begrepen? Straks
wordt u als getuige gehoord!"
„0.... pedon...." schrikt t mantel
pakje en zakt onderdanig terug.
„Hou je kalm. mensch.. boe je kalm
hier in 'l gerecht" angst-fluistert 't moe
dertje naast haar „anders krijg je nog 'n
preses d r hij.
Pietje-Neellje: draait zich in t beklaag
denbankje om en ziel de getuigen zitten.
Haar gezicht zegt duidelijk, dat ze daar niet
op had gerekend. De oogen van 't mantel
pakje flitsen vuurstraaltjes naar haar uit.
„U moet vóór u kijken, beklaagde. Dus u
beweert, dat 't heclemaal niet erg is ge
weest?"
„Zeker, edel--.-eh. .meneer, dat hou 'k
stijf vol, al most 'k 'r voor de perreplu in
.Ik geef 't u te doen as je elke dag over
nieuw wordt geplaagd en getreiterd door
zoo'n stuk ver.
„Voorzichtig. anders kon u wel eens
'n nieuw proces-verbaal krijgen.... We
zullen eerst de getuigen maar es hooren."
't Mantelpakje moet voor 't getuigenbankje
komen. Volgen eerst de gebruikelijke vragen.
„Kent u de beklaagde."
..Ja, meneer."
„Geen familie van u?'
„Nee. meneer."
„Geen dienstbetrekking tusschen u en
h'aar?'
„Nee, meneer.'
„Is u bereid hier als getuige de waarheid
le zeggen en niets dan de waarheid?"
„Ja, meneer."
„Steek dan de twee voorste vingers van
de rechterhand op en zeg mij na; „Zoo waar
lijk helpe mij God Almachtig."
't Mantelpakje hort de gewichtige woor
den na.
„Heeft deze beklaagde u toen op dit mor
gen op 't iiooid en in 't gelaat geslagen?"
„Nou! En niet zoo zuinig, 'k Heb vier da
gen met striemen en acht dagen met 'n bult
i geloopen."
„Dat lieg je!" stuift Neeitje Pietje op.
„Beklaagde, u moet uw mond houden en
wachten tot er wat gevraagd wordt, begre
pen?'
„Jawel, cdelach..
„Ja, ga nu maar zitten en hou je tong in
bedwang. Veltel eens. getuige "hoe kwam
dal zoo?"
„Heelemaai onverwachs, meneer, hcele-
gaar onverwachts, da's juist 't lage d'r I
van.... afijn, die geniepigheden zijne we j
van haar wel gewent Ze viel me in de j
rug an, om 't zoo maar es uit te drukken, j
Met d'r volk vuist sloeg ze me op me hoofd j
en toen ik me omdraaide. pats.. met- j
een had ik 'r al weer een pal op me wang. j
As ze me niet vast haddc gehouwe zou 'k j
zóó neergeslagen hebben van de pijn en de j
duizeünge..
„Hoor nou toch zoo'n mi...."
„Stil, beklaagde!"
„Janou zal zc we! zeggen, dat 't
niet waar is, nou ze hier voor de hééren
staat, maar tegen 'n buurvrouw van d'r. óók
zoo'n mooie, juffrouw, heb ze zelf gezegd:
„'k Heb nóg spijt, da 'k niet tienmaal zoo
hard heb gemept."
„Dat bennc doortrapte leug'es, edelach...."
„Nu zeg ik voor 't laatst, dat je je mond
moet houden, beklaagde, en anders zul je de
gevolgen
„Ja, maar weledel....'
„Zwijg! U verklaart dus, getuige, dal ze
u pijnlijk heeft getroffen? Heeft u er nog
veel last van gehad?
„Ja zeker, meneer.... 'k heb vier dagen
mei zalt motte werken en 'n paar nachten
ben 'k 'r nog koorserig van geweest, zoo
vuil as ze me had geranseld.
En wat was de reden van die mishande
ling?'
„Ze beweerde, dat k vijf borden en twee
schalen, die op 'n plausic stonge, had stuk
gesmeten. Maar de buren kennc getuigen,
dat 't niei waar is.... d'r was n kat op
gespronge
„Ja. die kat was jij, gemeenerik" bijl
beklaagde de getuige toe, maar kruipt voor
de oogen van de president in haar schulp.
„Volgende getuige" beveelt de presi
dent.
't Is 't beef-moedertje, dat niets begrijpt.
De deurwaarder helpt haar naar 't getuigen-
hekje, waarvan ze de rand krampachtig om
knelt....
„Heeren...." glimlacherl ze. alsof zc
hoog bezoek ontvangt.
Volgen weer de ambtelijke vragen:
„Keni u beklaagde?"
„Ja, raeheernou, óf ik.... ze....'
,.U moet gewoon ja ot neen antwoor
den.
uOjuistzooals u belieft
„Is beklaagde familie van u?'
„O, nee. meheer. beelemaal "ietk
zou 't niet graag...."
„Ook geen dienstbetrekking tusschen u en
haar?"
„Hoe zeil uwes? Dienst....
„Is u niet in haar dienst?'
„Nee, werentig niet, k zou zp nie motte
fók
„En zij ook niet in uw dienst?
„O, nee, hoor.... 'k had net zoo lief...."
„Ja, dan weten we 't wel..
't Heft heel wat om t lijf eer t moeder
tje op dc goede manier dc eed heeft afge
legd.'
„Wat weet u van deze mishandeling af?"
„Ikke? Niks, meheer.... k heb niks d'r
van gezien.... ik bemoei me niet met die
burekwestiesdaar ben 'k veels te fe-
soenlijk voor opgebracht. 'k mot 'r niks
van hebben, hoor..niks.laat zc hun
eigen boontjes maar doppen.... 'k hou niet
van herrie.... net as toen in ncgeticn-ach-
lien, toenc zc zeeë. dat V revelusie was....
Ik zeg, wat heb ik inel revelusie te maken,
jullie krijge mijn d'r niel na toe, hoor....
en
„Maar u is toch als getuigt opgeroepen
„Kan ile niel helpen, meneer.... 'k vin 'l
vrecselek genog, da'k hier voor 't gerecht
mot komme.... 'k ben nooit met pliesie in
aanraking geweest en nou mot 'k op mc
ouwe dag nog in zóó'n zakie gehaald worde
't is...."
„Maar u heeft toch in elk geval gezien, dat
de getuige, die hier zoo juist stond, 'n ge
zwollen gelaat had op die bewuste och
tend
„Ja, meheer. erg' gezwolle.... t was net
of ze de roos in d'r gezicht bacl. Maar
meer weet ik 'r niet van.... 'k Heb wel 'n
paar klappen gehoord toen 't dan gebeurd
most zijn.... maar gezien heb 'k ze niet.
'k Woti d'r niks mee te maken hebben....
daar ben 'k veels te fesoenlijk van opvoe
ding voor... me moedei hem me altoos
vporgehouwe, dat ik...."
,,'t Is goed, vrouwtje.... u kunt wel weer
naar uw plaats gaan."
t Vrouwtje bibbert weer naar 't getuigen
bankje. slaakt 'n zware zucht.
De veldwachter komt verklaren, wat 'n
veldwachter te verklaren heeft.
De officier vraagt 'n geldboete van twin
tig gulden.
„Hoort u dat. beklaagde? vraagt dg
president „Meneer dc Officier vraagt 2C
gulden boete
„Wat?!" schrikt Neeitje, Pietje....
„Twintig gulden voor l<. o'n paar meppies?
En noemt tl dat gerechtigheid?"
„Ja. dat noemen wij gerechtigheid."
„Nou nou.nou. stottert Neei
tje, Pietje Verder komt ze niet en begint
hard te huilen.... I Is n raar gehoor in de
rechtszaal waar heelemaai geen ander geluic
is.
..Misschien gaat c nog wel iets af"
troost dc president „Maai alleen ondei
voorwaarde, dat ie voortaan je handen thuis
houdt en de buurt n:et trcei in opschudding
brengt. Wil je dat beloven?'
„Jawel. edel.... vvel-edel.
„En wil je met je buurvrouw in vred.o
naar V. teruggaan?"
„Jawel, edel...."
.-En wil u dal ook, getuige?"
„An mijn za! 't niet legge. meheer" -
zegt 't mantelpakje, blijkbaar meens mede
lijden krijgend.
„Goed, dan zal '1 nog wel meevallen bij d.
uitspraak."
„Dank u. weledel....acht.
Beklaagden en getuigen vcriaien gedriecr
de rechtszaal.
.'k Ben nog nóóit met pliesie of gerecht..
hooren we nog 'l stemmetje van 't oude
beef-menscbje wegsterven.
Dit is een van dc weinige keeren geweest,
dat 'k de heeren president en rechters veel.
moeite heb zien doen om '11 streng gezicht te
blijven zetten.
G. N.