VOOR DE Fi I- ::iiiiiii;iiiiiiiiiiiimiiiiiiii 'iiiiiii iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii:iiiiiiiii:iiiii:;iiiiiir:iiiitiiiiiiiiiiiiii;ii;ii ;iiiiiiiiii:ii"iiii:iiiiiii:{ ilj L,= Ki!iiiii!Httiiiiiiiiiiuiiiiiii::iuiiin:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiir iiiiiiiiii:;ii:ii;r iiini.iiimiiiiini.iiiiiiiiiiiiif: De zwerversjaren van Kees Melders UIT DE MOPPENTROMMEL NUMMER 32 DERDE JAARGANG 1934 liedereiiboekjes te gaan koopen bij den was altijd yergezeld van zijn doehtc. Deze uitgever Hij kwam eens op een Septem- heette ts anche en was zea lieftallig, ber-avonci terug en zong niet mee hij ofschoon zeer klein en tenger mei haar speelde viool Van 't oogcnbhk af dat hij zaclu bleek gelaat, haar prachtige blonde den stjrij kstok over de snaren haalde, haren en haar groote gazellenoogen Zeide ik tot mijzelven '„Maar dat is een kunstenaar, die on gelukkige. Ik luisterde. Ik haa nooit een muziek stuk gehoord, waardoor ik mij zoo leven dig bewogen gevoeide. Het was tegelijker Ik hield van haar en zij van mij. Zij was wees. Mijn oude kameraad was haar grootvader Ik vroeg haar hand. „BI nche za e vrouw worden," gai de oude vader Dormann ten antwoord „maar 1 een op de voorwaarde, dat ie ie tijd zacht als het gezang de vogelen n viool uit laten varen. Zie ie, mijn longen, ons ambafht evert niets op. Het s altijd gebrek Ik was verliefd, mijnheer ik; zocht een betrekking, vond die en trouwde Blanche Wai een heerlijke dag, toen ik mijn jon ge vrouw n mijn eenvoudige woning binnenleidde Het was lente, onze harten waren vol. Er Speelden kinde en in den hof. de ïonge meisjes ongen in het oude. zv a te' huis, dat mij zoo vroolijk scheen, Ach, wa waren we gelukkig Vader Dormann was geen eenvoudig hun nest en droef en naargeestig als het vallen van de bladeren onder den mistigen herfsthemel De muzikant had zijn hootd naar ach teren geworpen zijn blik scheen iets ie zoeken tn den wijden blauwen hetnei. Toen hij geëindigd had. vielen zijn armen angs zijn lichaam en onder het bevende gele gaslicht, zag ik hem weenen. Gedreven door een gevoel van medelij den liep k de straat op en naderde den onge ukk ge. „Wat wilt u van mij vroeg hij mij, het geld oprap nde, dat men hem uit de speler zooals er zooveel zijn, mijnheer hij was een artist van eersten rang, een toondichter van groot tal nt, zooals tk na mijn huwelijk gelegenheid had op tc merken Maar zijn leven was mets dan een opeenvolging geweest van wreede teleurstellingen. Hij had geleden en de vensters had toegeworpen Ik zeidê hem dat ik een zijner getrouwe toehoorders was n ik wenschte hem ge luk met de wijze waarop hij dit muziek stuk had uitgevoerd, „Ah 1 hebt u geluisterd Welnu i neen, Zeg met, dat ik goed gespeeld heb dat zijnen doen lijden, hen aan de hardste is met juistAh als u den oude had ge- ontberingen blootgesteld hoord Men moest weenen, als men hem En het was opdat zijn kleindochter en hoorde, men voelde zich trillen ais de ik met zulk ecu bestaan zouden hebben snaren der viool i Het was het stuk dal Blanche, mijn vrouw, het liefs hoorde. Zij wil dat ik he haar voorspeel n ik als hij, dat hij had geëischt dat ik mijn vioolspel zou laten varen Wij waren gelukkig.Maar helaas kan met, neen, ik kan hei met weergeven ons geluk was niet van iangen duur. zooals vader Dormann hel speelde en De grootvader stierf. Blanche werd ziek, zooals Blanche het zoo graag hoorde." Een borstkwaal ondermijnde haar. Zij Al sprekende had hij zijn viool en zijn werd bedlegerig en vier maanden geleden strijkstok weggeborgen en te zamen wan- verloor ik mijn betrekking. Ik had enkele delden wij naar Belleville, waar hij woon de hij deelde mij mee, dat hij handels bediende was geweest en dat hij zijn be trekking had verloren en dus gedwongen was, om op straat den kost voor zich en zijn vrouw te verdienen. „Maar u bent een kunstenaar,zeide ik hem. „en u zou kunnen,.,." „Niets mets meerviel hij mij in de spaarpenningen overgegaard, ik zocht een nieuwe bezigheid, ik vond niets, weldra had ik geen geld meer, een voor een werden onze kostbaarheden en alle andere voorwerpen van eenige waarde naar den lommerd gebracht ik ging zelfs de vogel op de markt verkoopen, welke Blanche had grootgebracht. Einde lijk had ik mets meer over dat eemge rede met bitterheid. „Het is te laatwaarde had dan de viool van grootvader. Kommer en ellende hebben mij gebroken- Toen kwam ik op het denkbeeld op de Vroeger speelde ik mee in de schouwburg- hoeken der straten liedjes te gaan ver- orkesten en de concerten, maar...." koopen en ik heb mijn brood verdiend Hij eindigde den zin me met dé viool, die ik niet meer zou aan- Aan zijn woning gekomen een oud raken, bouwvallig en gescheurd zwart huis mef Eergisteren... een gtoot aantal kleine zwarte vensters vroeg ik hem zijn naam, hem belovende dat ik hem zou bezighouden. Hij heette Paul Amandier. De volgende dagen kwam hij niet meer ben oogenbhk hield Paul Amandier op hij stond op en hernam op nog dofferen toon me ijn holle stem .Eergisteren, toen ik weer thuis kwam, als gewoonlijk aan mijn venster wat richtte Blanche zich op in haar bed en was hem overkomen vroeg mij, haar de „Myosotis" voor te Op een avond wendde ik mijn schreden spe en. U weet, borstlijders hebben altijd naar Belleville otn aan Amandier mede te deelen, dat ik een werkkring voor hem gevonden had Ik bereikte zijn verblijf langs een som bere, vuile trap, met versleten treden een soort van molenaarsladder tusschen twee muren, zonder leuning. Op de veer tiende trede klopte ik aan een half geopen een zwak, dat hen bezig houdt. Blanche wilde het stuk liooren door haar groot vader voor viool gecomponeerd, dat ik nog me had kunnen ten genoore brengen, zooals ik dat gaarne wenschte. Bij het schijnse van het lich eener nachtkaars scheen Blanche mij nog lij derder en bleeke toe, dan de voorgaande de d. ur waarop zich en visitekaartje dagen zij lachte mij toe, waardoor haar ontkleurd tandvleesch duidelijk uitkwam n die glimlach deed mij zeer. Ik nam de viool en begon, maar mijn Aan het venster gezeten, in het zwart vingers kromden zich om de sna en, die gekleed, het hoofd achterover en de oogen valsch knersten onder de strijkstok, ik gekeerd naar den hemel, die telkens al hoorde de ademhaling van Blanche, flui- ineer en meer verdonkerde, zat hij te tend en snel ik beereep, dat zij mij ging bevonu Men antwoordde niet, maar ik hoorde de viool van Paul Am ndicr ik trad binnen. spelen Een sterke lucht kwatn mij tegemoet, alles lag door elkaar Op het geluid mijner voetstappen hield Paul Amandier op met spelen toen hij verlaten Eensklaps strekte zij de handen naar mij uit en zeide „Paul, mijn Paul ik zal du3 gaan ster ven zonder het nog eens voor de laatste mij herkende, legde hij de viool neer en maal tc hebben gehoord kwam naar mij toe. Zijn oogen waren Toen zag ik verward rond, het gonsde verwilderd, zijn gelaal teckendc ontstel- in ntijn ooren, mijn hart sloeg om te bre- tents ken en ik weet niet welk een koortsachtig „Blanche is dood 1" zeide hij mij, zijn gevoel zich van mij meester maakte, hoofd schuddend. Hij liet zich op een Ik begon opnieuw. Ah dezen keer had stoel neervallen en herhaalde „Blanche ik het gevonden Ja, dat was het, en het is dood en" met snikkende stem ging was schoon Maar niet ik was het, die de 'lij voort s „Dat is een droevige, zeer droe- snaren trillen deed onder den strijkstok, ,'ige geschiedenis ik zal ze u vertellen." het was een geest, die zich van mij had Zenuwachtig en op doffen toon ving hij aan „Het is vijf jaar geleden, toen ik in het theater waar ik deel van het orkest uit maakte, een oude violist leerde kennen, dien men vader Dormann noemde, Hij meester gemaakt de geest van groot vader Blanche was blijven liggen met de oogen wijd geopend, recht voor zich uit starend en aandachtig luisterend toen ik ophield, slaakte zij een langen zucht en viel terug in haat kussen. z.ij was dood Op de tafel, nabij het ned, waren deze woorden op een stukje papiei geschre ven „Wanneer ie wilt, da ik weder bij je zal zijn, speei dan de „Myosotis Heden heeft men haar begraven, daar ginds in S ïnt-Ouen. Op de vestingen speeld de muziek, een waar draa orgel. Het was vreugde n vroolijkheid daar Ma i toen we van iuer vertrokken, was er droefheid de kinderen vermaakten zich niet meer in den hof, de kleine meis- i s waren naar het venste geloopen en zongen met meer, het oude zwart huis scheen te weenen doo de scheuren in den muur Wacht, mijnheer, ik zal de „Myosotis" spelen en Blanche zal komen, ge zult haar zien.' Paul Amandier nam zijn viool weder op. Met de oogen naar den hemel, het hoofd achterover geworpen, en een glim lach op de lippen, speelde hij het lied dat ik eens op een avond onder mijn venster had gehoord Het was zachter dan het gezang der vogels n hun nest en dan werd het droe vig, droe geestiger dan het vallen der bladeren onder een mistige herfstlucht. Toen hij geëindigd had, ontsnapte den kunstenaar ijn viool, hij viel op de knieën en riep, de handen uitgestrekt „De hemel is open Ziedaar is Blanche Zie, mijnheer, zie Ja, daar is ze, daar is ze Ik schudde droevig het hoofd. Ik had alles begrepen, Paul Amandier was krank zinnig geworden DE ONTSTELDE VADER. Een vrek zal met zijn zoontje aan het open venster boven de begane gronds- verdieping. D, knaap maakte een on voorzichtige beweging, cn tuimelde over de vensterbank naar beneden. Vol schrik riep de vader hem achterna: „Piet, scheur je broek niet NIET IER NAVOLGING. Blink's vrouw heeft hem uitstekend genezen; hij drinkt geen droppel m *r." „Hoe heeft zij dat klaar gespeeld?" „Al wat hij verdient, besleed zij aan haar toilet." EEN GOEDE ZOON. „Te weerga. Jan," merkte een soldaat op, toen hij zijn kameraad met verba zend groote letters een brie! zag schrij ven „dat zijn letters als koeienl" „Ja, ik schrijf altijd groot schrift, als ik aan mijn moeder schrijf, want ze is erg doof, weet ic EEN PRACHTIG STUK. „Is „Spc! van de Zee" gisteren-a rond mooi opgevoerd?" „Dat zou ik denken: de geheels zaal was zeeziek!" ONRECHTMATIG. Chefi „Ik begrijp hel in het gehee! niet hoe u als stille vennoot zoo'n verschrik kelijk lawaai op het kantoor durft ma ken." CONSEQUENT. „Waaraan is WiUemsc eigenlijk ge storven?" „Ja, dat weet ik niet „Een consequente kerel die Willemse; men wist ook nooit waar hij van leefde." VERGELIJKING. Het was de eerste keer dat kleine Bet- sie die mei haar ouders naar Indië was gegaan, een slang zag en zij kwam adem loos in huis geloopen en vertelde wat zc gezien had: „O mama kom gauwl Daar ligt een staart te kwispelen in den luin, maar er zit geen hond aan." FRANSCH Mina; „Weel jij wat een portière is?" Louise: „Natuurlijk: de vrouw van een portier!" ZACHTE WENK. Patroon (tot nieuwen kassier]. „En in dien u op een goeden dag cr eens lust in inocht krijgen, mol de kas van door tc gaan, waarschuw me dan - dan ga ik tnee FATAAL.... Ziet u, 'l zou mij slechts een woord kosten, om mijn vrouw 't zwijgen op te leggen wanneer #j een bedsermoen houdt) Maar waarom doet u 't dan niet? Ja, ziet u, ik kom niet aan t woord. VERSTKOU1U Professor (peinzend t binnenste van zijn trouwring beschouwend): Daar staat het: 23 Januari 1863 en 9 Augustus 1864; maar nu weet ik waarlijk niet meer wel ke van beide de datum van mijn verlo ving is en we'ke die van ons huwelijkt VANDAAR DE NAAM. „Wat is dat voor een vreeselijk la waai daar in het kantoortje?" „O, dat is de „stille compagnon," dje met den baas afrekent." DAGVERDEELING. Dokter; „Mag ik vragen, hoe u uw dag verdeelt?" Ambtenaar: 's Avonds blijf ik thuis bij mijn vrouw, mijn vrije tijd breng ik'door op mijn bureau." EEN VOORSTEL TEN BESTE. Kleermaker (nijdig) Nog steeds geen geld? Voor die armzalige broek, kan ik elke weck bij u terugkomen!" Student; „Als u er dan een jas bij maakte, dan loonde 't de moeite!" UIT DEN KINDERMOND. Karei: „Oom, waarom neemt u een hond mee op jacht bent u bang /oor de hazen?". ONDER STUDENTEN „Och kom, je- vertelt ook maar wat. Een aanslag op je leven gedaan, wien, drommel zou 't in 't hoofd komen om een aanslag te doen op jouw leven!" „En toch is het, zooais ik gezegd heb; er is geen kastelein die mij meer borgen wil. Als je dit nu nog geen aanslag op mijn leven noemt, weet ik er niets meer van ONDER VRIENDINNEN. Adèle: „Zeg eens de baron is toch een ideaal van een man!" Thérèsc: „Hoe dat zoo?" Adèle: „Wel, hij drinkt niet, bij speelt niet en hij rookt niet." Thérèse: „Alles goed cn wel, nutrit l ij trouwt ook niet VOORWAARDE. Vader: „Dus u denkt werkelijk nijn dochter gelukkig te kunnen maken?" Jonge dokter: „Ik weet dat zij mij :ief- heeft, en ik kan zonder haar niet icven." Vader: „Nu. dan geef ik mijn toestem ming. maar onder ééne voorwaarde." Dokter.' „En die is?' Vader: „Dat u mijn kind niet zelf be handelt. als ze eens ziek mocht worden." HET VOORNAAMSTE, Een dame had aan een oude vrouw, 'di* steen cn been klaagde een aflegger tje gegeven voor linar dochter. Toen de bedelaarster later weer kwam, vroeg de dame. „Wel, kan je dochter de japon dragen?" „O, kostelijk mevrouw Ze heeft er zich Zondag mee laten uit portret toeren.* NAAR WAARHEID. Dit seizoen is het vermaarde tijdperk van het jaar, dat ie den eenen dag een dikke overjas draagl, den andere*, dag een demi-saison, den derden geen over jas en geen demi-saison en den vierden een recept van den dokter UITVERKOOP Aan bet station tc Utrecht ontmoet ten elkaar twee familiën de cene op reis naar Schcveningen, de ander reeds op den terugweg van die badplaats. Mevrouw P.: Wel, nu reeds genoeg van het bad. het seizoen is nauwelijks aangevangen. Mevrouw B, (die haar twee dochters aan den man heeft gebracht): Wat zal ik er notf doen 'k "en uitverkocht. m/UMUELSREIZIGERS. ïwec handelsreizigers zitten tc nolec- ren cn hun boekjes: „Ik ben nu drie weken uit en kreeg in dien lijd maar 4 orders, zeide de een. Dan win je 't van mij. zeide de an dere, want ik ben nu 4 weken uit en kreeg slechts één order en wel van mijn firma, om terug te komen. HUISKAMER 3 Ooor Tine Langenhorst HOOFDSTUK VI. GEEN MOED VERLOREN Toen Kees den dag na St. Nicolaas in het magazijn kwam en aan den chef ver telde dat hij een van de kostbare vazen van mijnheer van Woudenstijn gebroken had, en dat hij dien heer beloofd had, een andere er voor te brengen, was de chef boos geworden. Er was van die vazen geen afzonderlijk stuk te krijgen dus was heel her stel, dat meer dan honderd gulden kostte, waardeloos geworden. Kees kreeg dadelijk zijn ontslag, en zijn aanbod, een nieuw stel voor zijn rekening te koopen, werd niet aangenomen. Zulke jongelieden kon men op het magazijn met gebruiken. Hij moest die honderd gulden, als hij tenminste zooveel bezat, dan maar ge bruiken om van te leven tot hij een ande ren dienst had Dat had de chef gezegd en Kees was heen gegaan, vond dat de chef gelijk had, dat hij zijn geld beter bewaren kon en een ander baantje zoeken. Het was lam, dat hij geen getuigen had, maar hij wilde toch liever een betere betrekking zoeken. De lange avonden had hij benut niet les te nemen cn over een paar maanden zou hij diploma hebben voor handelsrekenen, correspondentie 111 Hollandsch en En- gelsch en dan zou hij een goed kantoor kunnen krijgen. Maar twee maanden zijn lang, de lessen moesten betaald, zijn kamertje, zijn kleeren, eten en drinken Nu was zuinigheid geboden en het ge spaarde geld moest er weer aan Toen hij 's-avonds op zijn kamertje zat te werken kwam er bezoek, 't Was Bergers, die van de chef gehoord had dat Kees op 3taanden voet ontslagen was. „Maar kerel, hoe heb je dat kunnen doen nep de goede man uit. „Wel, ik ben op de gladde stoep uit gegleden. 't Had jou ook kunnen gebeu ren," plaagde Kees. „Nee, dat meen ik met „Wat meen ie dan vroeg Kees, die heel goed begreep, waarop Bergers doelde. „Wel, als je verteld had, dat ik de vazen had moeten wegbrengen, en je het voor mijn plezier gedaan hebt, zou de baas je niet ontslagen hebben." „O, meen je dat 1 Nou, ik vond 't niet noodig dat te vertellen. Ik heb den vaas gebroken, dus is 't mijn schuld," „Nee, ik was verantwoordelijk, omdat het een|voorwcrp uit mijn afdeel:ug was, dus. „Dus zou de chef jou ontslagen heb ben.1" „Juist. Misschien ook niet, omdat ik er al tien jaar werk en vrouw en kinderen heb. Je had het moeten zeggen." „En als je dan wel ontslagen was „Dati had ik mijn verdiende loon ge kregen. Ik had je die kostbare vazen niet moeten toevertrouwen." „Zeg Bergers, doe me nou 'n plezier en praat er niet meer over. Ik zal wel 'n andere betrekking vinden. Over 'n paar maanden heb ik mijn diploma's." „En waar leef ie die paar maanden van „O, ik heb wat gespaard 1 Dat had ie niet van dien losbol gedacht, hè Met een zucht van verlichting ging Bergers, die al dien tijd was blijven staan, nu op den hem aangeboden stoel zitten, keek zijn jongen vriend trouwhartig aan en zei „Zeg, ik heb 'n voorstel, ook namens mijn vrouw. Zoolang je niets hebt, kom je bij ons in huis. Mijn vrouw wil 't goed maken, dat je mij niet bij den baas in on genade gebracht hebt." „Maar jelui hebt geen ruimte." „O jawel, de kinderen kunnen best op het zolderkamertje slapen, dan krijg jij het zijkamertje, waar je kunt slapen en studeeren, en als je niet hoeft te wer ken, kom je in de huiskamer." „En hoeveel kost me dat?" „Als je weer geld verdient, betaal je ons wel.". „Nee hoor. 'k Wil geen schuld maken. Ik heb genoeg om 'n paar maanden zuinig te leven. Ik geef hier tien gulden per week en dat kan ik bij jelui dan ook betalen." „Daar zou ie niet mee vooruit komen. Dan kan je net zoo goed hier blijven," gromde Bergers. „O neé, ik ben liever bij jelui. Als je niet zoo klein behuisd was, had ik je het al eerder gevraagd." „Weet je wat, praat er over niet mijn wijf en geef wat zij goed zal vinden, zon der verder geklets. En nu je hand kerel, cn wel bedankt hoor 1" De twee vrienden wisselden een stevi- gen handdruk en Kees beloofde, al den volgenden dag met juffrouw Bergers te gaan ptraten. Het resultaat was, dat Kees als lid van de familie werd aangenomen, voor heel wat minder dan hij op zijn zolderkamertje betaalde. Juffrouw Bergers wilde er im mers niets aan verdienen. Hij betaalde wat de eenvoudige huishouding meer zou kosten, dat was vanzelf sprekend. De Kerstdagen waren voorbij. Leentjc was een van die dagen bij Bergers ge weest en had verteld dat vader den laatstcn tijd weer veel dronk en er haast geen huis met hem ie houden was. Het arme kind zag er moe en afgetobd uit. „Ga er uit en laat hem alleen. Hij kan bij buurman in de kost komen," raadde Kees. „Nee, ik laat hem niet aan vreemden over." „Nou, je moet h*t weten, maar je hebt op zoo'n manier niet veel aan je leven." „Och, ik ben al blij ais 't een beetje gaat en zal er wel door scharrelenzei Leen met een glimlach, maar in stilte dacht ze, dat het nog jaren en iaren zoo zou kunnen gaan. Twee dagen later kwam Lcentje nog heel laat in den avond bij Bergers en vertelde dat vader een ongeluk gekregen had. Waarschijnlijk had hij wat veel ge dronken cn was tegen een hek gevallen zoodat hij, met een hevig bloedende wonde aan het hoofd, naar huis was gebracht, De dokter was er geweest en had 't geval Zeer ernstig ingezien. Waarschijnlijk zou hij den volgenden dag naar het gasthuis gebracht^wordcn, oen jj„ai aagen iang nad Melders ne- vtge koortsen en herkende zijn kinderen niet, als ze in het bezoekuur bij hem kwa men. Den derden dag was hij bij kennis, maar zoo zwak en uitgeput van bloed verlies en koorts, dat hij bijna met spreken kon. Hij scheen echter zijn toestand zelf zeer ernstig in te zien, en sprak met zijn kinderen over zijn dood „ik h b jelui de laatste jar n veel ver driet gedaan. Dat moet jelui me vergeven. Leentje heelt veel geduld met mij gehad en Kees heeft haar geholpen als ik tekort schoot in mijn plichten. Ik dank ielui daarvoor." Dat waren Melders laatste woorden tegen zijn kinderen. Hij viel uitgeput neer. stak hen elk een hand to 2 die d; kinde ren hartelijk drukten. Bij het heengaan gaven zij hun vader een kus, wat ze sinds iaren niet gedaan hadden. D n volgenden morgen kregen zij bericht dat Melders gestorven was en de kinderen waren blij, dat ze hem nog gesproken hadden en getoond hadden, dat ze hem zijn slecht gedrag vergaven. Voor Leentje kwam er nu een groote verandering. Het huisraad werd verkocht en voor 't geld werden nette kleeren ge kocht. Toen zocht Leentje een dienst die ze spoedig vond. omdat haar eenvoudige manieren en vriendelijk gezichtje terstond innamen. Zij kwam bij heel rijke men- schen als derde meisje en had dus geen zwaar week te doen. Nu kwam haar heel yeel tepas van wat Trina haar geleerd had, over tafeldienen, linnen vouwen en mazen en stoppen en in een langen brief aan de goeie Geldersche bakkersvrouw vertelde het meisje, hoe dankbaar ze haar nog steeds was. Intusschcn werkte Kees hard voor zijn diploma's, want zijn spaarduitjes waren bijna op. „Maak je daarover geen kopzorg," zei juffrouw Bergers als Kees over zijn zor gen sprak en dan viel vader Bergers met zijn zware stem in en zong „Van je hela, hola houd er den moed maar in!" het zoo bekende volksliedje cn dan sprong Kees een oogenblik later weer met de twee kleine Bergers door de kamer. „Pas op, voor de gaskousjes van de buren," zei juffrouw Bergers dan pla gend, want beneden hen was een pakhuis en daar waren dus geen buren die gas kousjes hadden en van hun gespring last konden hebben. Toen Kees in de Paaschvacantie zijn diploma's had, begon hij naar een kantoor te solliciteeren, maar het werd Pinksteren en nog had hij niets gevonden. Wel had hij niet thuis stil gezeten maar had ver schillende tijdelijke baantjes waargenomen eti zoo nog wa geld verdiend. Hij was autobestuurder geweest bij een dokter, wiens chauffeur ziek was. Daarna bedien de in een boekwinkel waar uitverkoop en tijdelijk drukte was, maar daarvoor had hij och niet avond aan avond zitten stu deeren En hij had zooveel noodig. Den gan- schen winter had hij geen klcedingstuk luinn n koopen! Op 'n avond kwam Bergers met 'n bi zonder vroolijk gezicht thuis. Hij bracht 'n doos gebakjes mee cn vroeg zijn vrouw, dezen avond eens iets extra's te schenken. „Ma r man, je bent toch niet jarig," plaagde juffrouw Bergers. „Nee, maar ik heb n goeie tijding, nieï voor ons, maar voor onzen vriend Kees. „Vertel dan gauw," drong zijn vrouw aan. „Nee, als Kees thuis is. Waar is hij heen „O, op 'n advertentie af voor 'n kantoor. Daar kon men zich tusschen zes en acht aanmelden." „Ik hoop dat hij 't met aanneemt 1" „Nou, da's ook watHij mag blij zijn als hij het krijgt." „En ik wed dat hij er spijt van zal heb ben, als hij hoort wat ik voor hem heb." „O, heb je 'n kantoor voor hem," riep juffrouw Bergens blij en zij draaide met haar man door de kamer en deed zoo op gewekt alsof Kees haar eigen zoon was. Even later kwam Kees thuis, vertelde dat hij de betrekking niet gekregen had, omdat hij al wat te oud was. Zij moesten een jongsten bediende hebben van zestien of zeventien, die met dertig gulden per maand tevreden was. „En jij wil zeker dertig per weck ver dienen hè „Nou, wat graag, als ik zooiets maaf had.' „Ik geloof wel, dat ik je daarmee geluk kan wenschen." „Hè wat zeg je," hij sprong verbaasd op. „Ja zeker. Ik geloof dat er zoo 'n baantje voor je is weggelegd." „Mot je me nou voor den mal houden 1" „Nee. 'k beu zoo ernstig as me grootje," „Spreek dan op en laat me niet als Nat han de Weize zeggen „Dood mij en martel mij niet langer 1" „Nu dan," begon Bergers gewichtig. Dezen middag werd ik bij den chef ge roepen die mij vroeg of je al een kantoor had. Ik vertelde, dat je diploma's had ge haald voor talen en kantooropleiding en nu iets goeds zocht maar nog niets had ge vonden dat aannemelijk was. Een oude heer die bij den chef in 't kantoor was, knikte den chef op zijn vra- genden blik toe, en toen vroeg de chef mij, je dit adres te willen geven met het verzoek je morgen aan te melden. Er was een plaats voor je op 't kantoor 1" Bergers gaf Kees een visitekaartje waar op de naam stond van den papierfabrie- kant, waarvoor Kees eens de vazen had weggebracht en waarvan hij er een had gebroken. Dat Kees met 'n opgeruimd hart ge noot van dc gebakjes cn 't extra advocaat je dat juffrouw Bergers inder haast gereed gemaakt had, behoeft niet verteld. Den volgenden dag tegen tien uur werd Kees op het kantoor van m'ijnheei van Woudenstijn gelaten. De vriendelij ken ouden heer zat voor zijn bureau en bood Kees welwillend een stoel aan. „Je kent me natuurlijk nog hè?" vroeg hij als inleiding. „Ja zeker mijnheer en de gebroken vaas ook.1" „Waardoor je ontslag kreeg hè Ik was gisteren in de zaak en vroeg, waar het jonge mensch was, dat met St. Nicolaas mijn vaas gebroken had. „Ontslagen mijnheer," zei de chef. „Ach, da's jannncr," riep ik, maar de chef zei, dat 't gewoonte was onhandige lui dadelijk te ontslaan. Ik gaf als mijn nieening tc kennen dat je er verre van on handig uitzag cn toen hoorde ik van den chef, dat je eigenlijk ontslagen was voor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 7