VOOR DE
Fi
I-
::iiiiiii;iiiiiiiiiiiimiiiiiiii 'iiiiiii iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii:iiiiiiiii:iiiii:;iiiiiir:iiiitiiiiiiiiiiiiii;ii;ii ;iiiiiiiiii:ii"iiii:iiiiiii:{
ilj L,=
Ki!iiiii!Httiiiiiiiiiiuiiiiiii::iuiiin:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiir iiiiiiiiii:;ii:ii;r iiini.iiimiiiiini.iiiiiiiiiiiiif:
De zwerversjaren van Kees Melders
UIT DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER 32
DERDE JAARGANG 1934
liedereiiboekjes te gaan koopen bij den was altijd yergezeld van zijn doehtc. Deze
uitgever Hij kwam eens op een Septem- heette ts anche en was zea lieftallig,
ber-avonci terug en zong niet mee hij ofschoon zeer klein en tenger mei haar
speelde viool Van 't oogcnbhk af dat hij zaclu bleek gelaat, haar prachtige blonde
den stjrij kstok over de snaren haalde, haren en haar groote gazellenoogen
Zeide ik tot mijzelven
'„Maar dat is een kunstenaar, die on
gelukkige.
Ik luisterde. Ik haa nooit een muziek
stuk gehoord, waardoor ik mij zoo leven
dig bewogen gevoeide. Het was tegelijker
Ik hield van haar en zij van mij.
Zij was wees. Mijn oude kameraad
was haar grootvader Ik vroeg haar hand.
„BI nche za e vrouw worden," gai
de oude vader Dormann ten antwoord
„maar 1 een op de voorwaarde, dat ie ie
tijd zacht als het gezang de vogelen n viool uit laten varen. Zie ie, mijn longen,
ons ambafht evert niets op. Het s altijd
gebrek
Ik was verliefd, mijnheer ik; zocht
een betrekking, vond die en trouwde
Blanche
Wai een heerlijke dag, toen ik mijn jon
ge vrouw n mijn eenvoudige woning
binnenleidde Het was lente, onze harten
waren vol. Er Speelden kinde en in den
hof. de ïonge meisjes ongen in het oude.
zv a te' huis, dat mij zoo vroolijk scheen,
Ach, wa waren we gelukkig
Vader Dormann was geen eenvoudig
hun nest en droef en naargeestig als het
vallen van de bladeren onder den mistigen
herfsthemel
De muzikant had zijn hootd naar ach
teren geworpen zijn blik scheen iets ie
zoeken tn den wijden blauwen hetnei.
Toen hij geëindigd had. vielen zijn
armen angs zijn lichaam en onder het
bevende gele gaslicht, zag ik hem weenen.
Gedreven door een gevoel van medelij
den liep k de straat op en naderde den
onge ukk ge.
„Wat wilt u van mij vroeg hij mij,
het geld oprap nde, dat men hem uit de speler zooals er zooveel zijn, mijnheer
hij was een artist van eersten rang, een
toondichter van groot tal nt, zooals tk
na mijn huwelijk gelegenheid had op tc
merken Maar zijn leven was mets dan
een opeenvolging geweest van wreede
teleurstellingen. Hij had geleden en de
vensters had toegeworpen
Ik zeidê hem dat ik een zijner getrouwe
toehoorders was n ik wenschte hem ge
luk met de wijze waarop hij dit muziek
stuk had uitgevoerd,
„Ah 1 hebt u geluisterd Welnu i neen,
Zeg met, dat ik goed gespeeld heb dat zijnen doen lijden, hen aan de hardste
is met juistAh als u den oude had ge- ontberingen blootgesteld
hoord Men moest weenen, als men hem En het was opdat zijn kleindochter en
hoorde, men voelde zich trillen ais de ik met zulk ecu bestaan zouden hebben
snaren der viool i Het was het stuk dal
Blanche, mijn vrouw, het liefs hoorde.
Zij wil dat ik he haar voorspeel n ik
als hij, dat hij had geëischt dat ik mijn
vioolspel zou laten varen
Wij waren gelukkig.Maar helaas
kan met, neen, ik kan hei met weergeven ons geluk was niet van iangen duur.
zooals vader Dormann hel speelde en De grootvader stierf. Blanche werd ziek,
zooals Blanche het zoo graag hoorde." Een borstkwaal ondermijnde haar. Zij
Al sprekende had hij zijn viool en zijn werd bedlegerig en vier maanden geleden
strijkstok weggeborgen en te zamen wan- verloor ik mijn betrekking. Ik had enkele
delden wij naar Belleville, waar hij woon
de hij deelde mij mee, dat hij handels
bediende was geweest en dat hij zijn be
trekking had verloren en dus gedwongen
was, om op straat den kost voor zich en
zijn vrouw te verdienen.
„Maar u bent een kunstenaar,zeide
ik hem. „en u zou kunnen,.,."
„Niets mets meerviel hij mij in de
spaarpenningen overgegaard, ik zocht
een nieuwe bezigheid, ik vond niets,
weldra had ik geen geld meer, een voor
een werden onze kostbaarheden en alle
andere voorwerpen van eenige waarde
naar den lommerd gebracht ik ging
zelfs de vogel op de markt verkoopen,
welke Blanche had grootgebracht. Einde
lijk had ik mets meer over dat eemge
rede met bitterheid. „Het is te laatwaarde had dan de viool van grootvader.
Kommer en ellende hebben mij gebroken- Toen kwam ik op het denkbeeld op de
Vroeger speelde ik mee in de schouwburg- hoeken der straten liedjes te gaan ver-
orkesten en de concerten, maar...." koopen en ik heb mijn brood verdiend
Hij eindigde den zin me met dé viool, die ik niet meer zou aan-
Aan zijn woning gekomen een oud raken,
bouwvallig en gescheurd zwart huis mef Eergisteren...
een gtoot aantal kleine zwarte vensters
vroeg ik hem zijn naam, hem belovende
dat ik hem zou bezighouden.
Hij heette Paul Amandier.
De volgende dagen kwam hij niet meer
ben oogenbhk hield Paul Amandier op
hij stond op en hernam op nog dofferen
toon me ijn holle stem
.Eergisteren, toen ik weer thuis kwam,
als gewoonlijk aan mijn venster wat richtte Blanche zich op in haar bed en
was hem overkomen vroeg mij, haar de „Myosotis" voor te
Op een avond wendde ik mijn schreden spe en. U weet, borstlijders hebben altijd
naar Belleville otn aan Amandier mede
te deelen, dat ik een werkkring voor hem
gevonden had
Ik bereikte zijn verblijf langs een som
bere, vuile trap, met versleten treden
een soort van molenaarsladder tusschen
twee muren, zonder leuning. Op de veer
tiende trede klopte ik aan een half geopen
een zwak, dat hen bezig houdt. Blanche
wilde het stuk liooren door haar groot
vader voor viool gecomponeerd, dat ik
nog me had kunnen ten genoore brengen,
zooals ik dat gaarne wenschte.
Bij het schijnse van het lich eener
nachtkaars scheen Blanche mij nog lij
derder en bleeke toe, dan de voorgaande
de d. ur waarop zich en visitekaartje dagen zij lachte mij toe, waardoor haar
ontkleurd tandvleesch duidelijk uitkwam
n die glimlach deed mij zeer.
Ik nam de viool en begon, maar mijn
Aan het venster gezeten, in het zwart vingers kromden zich om de sna en, die
gekleed, het hoofd achterover en de oogen valsch knersten onder de strijkstok, ik
gekeerd naar den hemel, die telkens al hoorde de ademhaling van Blanche, flui-
ineer en meer verdonkerde, zat hij te tend en snel ik beereep, dat zij mij ging
bevonu Men antwoordde niet, maar ik
hoorde de viool van Paul Am ndicr
ik trad binnen.
spelen
Een sterke lucht kwatn mij tegemoet,
alles lag door elkaar
Op het geluid mijner voetstappen hield
Paul Amandier op met spelen toen hij
verlaten
Eensklaps strekte zij de handen naar
mij uit en zeide
„Paul, mijn Paul ik zal du3 gaan ster
ven zonder het nog eens voor de laatste
mij herkende, legde hij de viool neer en maal tc hebben gehoord
kwam naar mij toe. Zijn oogen waren Toen zag ik verward rond, het gonsde
verwilderd, zijn gelaal teckendc ontstel- in ntijn ooren, mijn hart sloeg om te bre-
tents ken en ik weet niet welk een koortsachtig
„Blanche is dood 1" zeide hij mij, zijn gevoel zich van mij meester maakte,
hoofd schuddend. Hij liet zich op een Ik begon opnieuw. Ah dezen keer had
stoel neervallen en herhaalde „Blanche ik het gevonden Ja, dat was het, en het
is dood en" met snikkende stem ging was schoon Maar niet ik was het, die de
'lij voort s „Dat is een droevige, zeer droe- snaren trillen deed onder den strijkstok,
,'ige geschiedenis ik zal ze u vertellen." het was een geest, die zich van mij had
Zenuwachtig en op doffen toon ving hij
aan
„Het is vijf jaar geleden, toen ik in het
theater waar ik deel van het orkest uit
maakte, een oude violist leerde kennen,
dien men vader Dormann noemde, Hij
meester gemaakt de geest van groot
vader
Blanche was blijven liggen met de
oogen wijd geopend, recht voor zich
uit starend en aandachtig luisterend
toen ik ophield, slaakte zij een langen
zucht en viel terug in haat kussen.
z.ij was dood
Op de tafel, nabij het ned, waren deze
woorden op een stukje papiei geschre
ven „Wanneer ie wilt, da ik weder
bij je zal zijn, speei dan de „Myosotis
Heden heeft men haar begraven, daar
ginds in S ïnt-Ouen. Op de vestingen
speeld de muziek, een waar draa orgel.
Het was vreugde n vroolijkheid daar
Ma i toen we van iuer vertrokken,
was er droefheid de kinderen vermaakten
zich niet meer in den hof, de kleine meis-
i s waren naar het venste geloopen en
zongen met meer, het oude zwart huis
scheen te weenen doo de scheuren in
den muur
Wacht, mijnheer, ik zal de „Myosotis"
spelen en Blanche zal komen, ge zult
haar zien.'
Paul Amandier nam zijn viool weder op.
Met de oogen naar den hemel, het
hoofd achterover geworpen, en een glim
lach op de lippen, speelde hij het lied dat
ik eens op een avond onder mijn venster
had gehoord
Het was zachter dan het gezang der
vogels n hun nest en dan werd het droe
vig, droe geestiger dan het vallen der
bladeren onder een mistige herfstlucht.
Toen hij geëindigd had, ontsnapte den
kunstenaar ijn viool, hij viel op de knieën
en riep, de handen uitgestrekt
„De hemel is open Ziedaar is Blanche
Zie, mijnheer, zie Ja, daar is ze,
daar is ze
Ik schudde droevig het hoofd. Ik had
alles begrepen, Paul Amandier was krank
zinnig geworden
DE ONTSTELDE VADER.
Een vrek zal met zijn zoontje aan het
open venster boven de begane gronds-
verdieping. D, knaap maakte een on
voorzichtige beweging, cn tuimelde
over de vensterbank naar beneden. Vol
schrik riep de vader hem achterna:
„Piet, scheur je broek niet
NIET IER NAVOLGING.
Blink's vrouw heeft hem uitstekend
genezen; hij drinkt geen droppel m *r."
„Hoe heeft zij dat klaar gespeeld?"
„Al wat hij verdient, besleed zij aan
haar toilet."
EEN GOEDE ZOON.
„Te weerga. Jan," merkte een soldaat
op, toen hij zijn kameraad met verba
zend groote letters een brie! zag schrij
ven „dat zijn letters als koeienl"
„Ja, ik schrijf altijd groot schrift, als
ik aan mijn moeder schrijf, want ze is
erg doof, weet ic
EEN PRACHTIG STUK.
„Is „Spc! van de Zee" gisteren-a rond
mooi opgevoerd?"
„Dat zou ik denken: de geheels zaal
was zeeziek!"
ONRECHTMATIG.
Chefi „Ik begrijp hel in het gehee! niet
hoe u als stille vennoot zoo'n verschrik
kelijk lawaai op het kantoor durft ma
ken."
CONSEQUENT.
„Waaraan is WiUemsc eigenlijk ge
storven?"
„Ja, dat weet ik niet
„Een consequente kerel die Willemse;
men wist ook nooit waar hij van leefde."
VERGELIJKING.
Het was de eerste keer dat kleine Bet-
sie die mei haar ouders naar Indië was
gegaan, een slang zag en zij kwam adem
loos in huis geloopen en vertelde wat zc
gezien had: „O mama kom gauwl Daar
ligt een staart te kwispelen in den luin,
maar er zit geen hond aan."
FRANSCH
Mina; „Weel jij wat een portière is?"
Louise: „Natuurlijk: de vrouw van een
portier!"
ZACHTE WENK.
Patroon (tot nieuwen kassier]. „En in
dien u op een goeden dag cr eens lust
in inocht krijgen, mol de kas van door tc
gaan, waarschuw me dan - dan ga ik
tnee
FATAAL....
Ziet u, 'l zou mij slechts een woord
kosten, om mijn vrouw 't zwijgen op te
leggen wanneer #j een bedsermoen
houdt)
Maar waarom doet u 't dan niet?
Ja, ziet u, ik kom niet aan t woord.
VERSTKOU1U
Professor (peinzend t binnenste van zijn
trouwring beschouwend): Daar staat het:
23 Januari 1863 en 9 Augustus 1864;
maar nu weet ik waarlijk niet meer wel
ke van beide de datum van mijn verlo
ving is en we'ke die van ons huwelijkt
VANDAAR DE NAAM.
„Wat is dat voor een vreeselijk la
waai daar in het kantoortje?"
„O, dat is de „stille compagnon," dje
met den baas afrekent."
DAGVERDEELING.
Dokter; „Mag ik vragen, hoe u uw dag
verdeelt?"
Ambtenaar: 's Avonds blijf ik thuis bij
mijn vrouw, mijn vrije tijd breng ik'door
op mijn bureau."
EEN VOORSTEL TEN BESTE.
Kleermaker (nijdig) Nog steeds geen
geld? Voor die armzalige broek, kan ik
elke weck bij u terugkomen!"
Student; „Als u er dan een jas bij
maakte, dan loonde 't de moeite!"
UIT DEN KINDERMOND.
Karei: „Oom, waarom neemt u een
hond mee op jacht bent u bang /oor
de hazen?".
ONDER STUDENTEN
„Och kom, je- vertelt ook maar wat.
Een aanslag op je leven gedaan, wien,
drommel zou 't in 't hoofd komen om een
aanslag te doen op jouw leven!"
„En toch is het, zooais ik gezegd heb;
er is geen kastelein die mij meer borgen
wil. Als je dit nu nog geen aanslag op
mijn leven noemt, weet ik er niets meer
van
ONDER VRIENDINNEN.
Adèle: „Zeg eens de baron is toch een
ideaal van een man!"
Thérèsc: „Hoe dat zoo?"
Adèle: „Wel, hij drinkt niet, bij speelt
niet en hij rookt niet."
Thérèse: „Alles goed cn wel, nutrit l ij
trouwt ook niet
VOORWAARDE.
Vader: „Dus u denkt werkelijk nijn
dochter gelukkig te kunnen maken?"
Jonge dokter: „Ik weet dat zij mij :ief-
heeft, en ik kan zonder haar niet icven."
Vader: „Nu. dan geef ik mijn toestem
ming. maar onder ééne voorwaarde."
Dokter.' „En die is?'
Vader: „Dat u mijn kind niet zelf be
handelt. als ze eens ziek mocht worden."
HET VOORNAAMSTE,
Een dame had aan een oude vrouw,
'di* steen cn been klaagde een aflegger
tje gegeven voor linar dochter.
Toen de bedelaarster later weer kwam,
vroeg de dame. „Wel, kan je dochter de
japon dragen?"
„O, kostelijk mevrouw Ze heeft er
zich Zondag mee laten uit portret toeren.*
NAAR WAARHEID.
Dit seizoen is het vermaarde tijdperk
van het jaar, dat ie den eenen dag een
dikke overjas draagl, den andere*, dag
een demi-saison, den derden geen over
jas en geen demi-saison en den vierden
een recept van den dokter
UITVERKOOP
Aan bet station tc Utrecht ontmoet
ten elkaar twee familiën de cene op
reis naar Schcveningen, de ander reeds
op den terugweg van die badplaats.
Mevrouw P.: Wel, nu reeds genoeg
van het bad. het seizoen is nauwelijks
aangevangen.
Mevrouw B, (die haar twee dochters
aan den man heeft gebracht): Wat zal
ik er notf doen 'k "en uitverkocht.
m/UMUELSREIZIGERS.
ïwec handelsreizigers zitten tc nolec-
ren cn hun boekjes: „Ik ben nu drie
weken uit en kreeg in dien lijd maar 4
orders, zeide de een.
Dan win je 't van mij. zeide de an
dere, want ik ben nu 4 weken uit en
kreeg slechts één order en wel van mijn
firma, om terug te komen.
HUISKAMER
3 Ooor Tine Langenhorst
HOOFDSTUK VI.
GEEN MOED VERLOREN
Toen Kees den dag na St. Nicolaas in
het magazijn kwam en aan den chef ver
telde dat hij een van de kostbare vazen
van mijnheer van Woudenstijn gebroken
had, en dat hij dien heer beloofd had,
een andere er voor te brengen, was de chef
boos geworden. Er was van die vazen geen
afzonderlijk stuk te krijgen dus was heel
her stel, dat meer dan honderd gulden
kostte, waardeloos geworden. Kees kreeg
dadelijk zijn ontslag, en zijn aanbod, een
nieuw stel voor zijn rekening te koopen,
werd niet aangenomen. Zulke jongelieden
kon men op het magazijn met gebruiken.
Hij moest die honderd gulden, als hij
tenminste zooveel bezat, dan maar ge
bruiken om van te leven tot hij een ande
ren dienst had
Dat had de chef gezegd en Kees was
heen gegaan, vond dat de chef gelijk had,
dat hij zijn geld beter bewaren kon en
een ander baantje zoeken. Het was lam,
dat hij geen getuigen had, maar hij wilde
toch liever een betere betrekking zoeken.
De lange avonden had hij benut niet les
te nemen cn over een paar maanden zou
hij diploma hebben voor handelsrekenen,
correspondentie 111 Hollandsch en En-
gelsch en dan zou hij een goed kantoor
kunnen krijgen. Maar twee maanden
zijn lang, de lessen moesten betaald, zijn
kamertje, zijn kleeren, eten en drinken
Nu was zuinigheid geboden en het ge
spaarde geld moest er weer aan
Toen hij 's-avonds op zijn kamertje
zat te werken kwam er bezoek, 't Was
Bergers, die van de chef gehoord had dat
Kees op 3taanden voet ontslagen was.
„Maar kerel, hoe heb je dat kunnen
doen nep de goede man uit.
„Wel, ik ben op de gladde stoep uit
gegleden. 't Had jou ook kunnen gebeu
ren," plaagde Kees.
„Nee, dat meen ik met
„Wat meen ie dan vroeg Kees, die
heel goed begreep, waarop Bergers doelde.
„Wel, als je verteld had, dat ik de vazen
had moeten wegbrengen, en je het voor
mijn plezier gedaan hebt, zou de baas je
niet ontslagen hebben."
„O, meen je dat 1 Nou, ik vond 't niet
noodig dat te vertellen. Ik heb den vaas
gebroken, dus is 't mijn schuld,"
„Nee, ik was verantwoordelijk, omdat
het een|voorwcrp uit mijn afdeel:ug was,
dus.
„Dus zou de chef jou ontslagen heb
ben.1"
„Juist. Misschien ook niet, omdat ik
er al tien jaar werk en vrouw en kinderen
heb. Je had het moeten zeggen."
„En als je dan wel ontslagen was
„Dati had ik mijn verdiende loon ge
kregen. Ik had je die kostbare vazen niet
moeten toevertrouwen."
„Zeg Bergers, doe me nou 'n plezier
en praat er niet meer over. Ik zal wel 'n
andere betrekking vinden. Over 'n paar
maanden heb ik mijn diploma's."
„En waar leef ie die paar maanden
van
„O, ik heb wat gespaard 1 Dat had ie
niet van dien losbol gedacht, hè
Met een zucht van verlichting ging
Bergers, die al dien tijd was blijven staan,
nu op den hem aangeboden stoel zitten,
keek zijn jongen vriend trouwhartig aan
en zei
„Zeg, ik heb 'n voorstel, ook namens
mijn vrouw. Zoolang je niets hebt, kom
je bij ons in huis. Mijn vrouw wil 't goed
maken, dat je mij niet bij den baas in on
genade gebracht hebt."
„Maar jelui hebt geen ruimte."
„O jawel, de kinderen kunnen best
op het zolderkamertje slapen, dan krijg
jij het zijkamertje, waar je kunt slapen
en studeeren, en als je niet hoeft te wer
ken, kom je in de huiskamer."
„En hoeveel kost me dat?"
„Als je weer geld verdient, betaal je ons
wel.".
„Nee hoor. 'k Wil geen schuld maken.
Ik heb genoeg om 'n paar maanden zuinig
te leven. Ik geef hier tien gulden per week
en dat kan ik bij jelui dan ook betalen."
„Daar zou ie niet mee vooruit komen.
Dan kan je net zoo goed hier blijven,"
gromde Bergers.
„O neé, ik ben liever bij jelui. Als je
niet zoo klein behuisd was, had ik je het
al eerder gevraagd."
„Weet je wat, praat er over niet mijn
wijf en geef wat zij goed zal vinden, zon
der verder geklets. En nu je hand kerel,
cn wel bedankt hoor 1"
De twee vrienden wisselden een stevi-
gen handdruk en Kees beloofde, al den
volgenden dag met juffrouw Bergers te
gaan ptraten.
Het resultaat was, dat Kees als lid van
de familie werd aangenomen, voor heel
wat minder dan hij op zijn zolderkamertje
betaalde. Juffrouw Bergers wilde er im
mers niets aan verdienen. Hij betaalde
wat de eenvoudige huishouding meer
zou kosten, dat was vanzelf sprekend.
De Kerstdagen waren voorbij. Leentjc
was een van die dagen bij Bergers ge
weest en had verteld dat vader den laatstcn
tijd weer veel dronk en er haast geen huis
met hem ie houden was. Het arme kind
zag er moe en afgetobd uit.
„Ga er uit en laat hem alleen. Hij kan
bij buurman in de kost komen," raadde
Kees.
„Nee, ik laat hem niet aan vreemden
over."
„Nou, je moet h*t weten, maar je hebt
op zoo'n manier niet veel aan je leven."
„Och, ik ben al blij ais 't een beetje
gaat en zal er wel door scharrelenzei
Leen met een glimlach, maar in stilte
dacht ze, dat het nog jaren en iaren zoo
zou kunnen gaan.
Twee dagen later kwam Lcentje nog
heel laat in den avond bij Bergers en
vertelde dat vader een ongeluk gekregen
had. Waarschijnlijk had hij wat veel ge
dronken cn was tegen een hek gevallen
zoodat hij, met een hevig bloedende wonde
aan het hoofd, naar huis was gebracht,
De dokter was er geweest en had 't geval
Zeer ernstig ingezien. Waarschijnlijk zou
hij den volgenden dag naar het gasthuis
gebracht^wordcn,
oen jj„ai aagen iang nad Melders ne-
vtge koortsen en herkende zijn kinderen
niet, als ze in het bezoekuur bij hem kwa
men. Den derden dag was hij bij kennis,
maar zoo zwak en uitgeput van bloed
verlies en koorts, dat hij bijna met spreken
kon. Hij scheen echter zijn toestand zelf
zeer ernstig in te zien, en sprak met zijn
kinderen over zijn dood
„ik h b jelui de laatste jar n veel ver
driet gedaan. Dat moet jelui me vergeven.
Leentje heelt veel geduld met mij gehad
en Kees heeft haar geholpen als ik tekort
schoot in mijn plichten. Ik dank ielui
daarvoor."
Dat waren Melders laatste woorden
tegen zijn kinderen. Hij viel uitgeput neer.
stak hen elk een hand to 2 die d; kinde
ren hartelijk drukten. Bij het heengaan
gaven zij hun vader een kus, wat ze sinds
iaren niet gedaan hadden. D n volgenden
morgen kregen zij bericht dat Melders
gestorven was en de kinderen waren blij,
dat ze hem nog gesproken hadden en
getoond hadden, dat ze hem zijn slecht
gedrag vergaven.
Voor Leentje kwam er nu een groote
verandering. Het huisraad werd verkocht
en voor 't geld werden nette kleeren ge
kocht. Toen zocht Leentje een dienst die
ze spoedig vond. omdat haar eenvoudige
manieren en vriendelijk gezichtje terstond
innamen. Zij kwam bij heel rijke men-
schen als derde meisje en had dus geen
zwaar week te doen. Nu kwam haar
heel yeel tepas van wat Trina haar geleerd
had, over tafeldienen, linnen vouwen en
mazen en stoppen en in een langen brief
aan de goeie Geldersche bakkersvrouw
vertelde het meisje, hoe dankbaar ze haar
nog steeds was.
Intusschcn werkte Kees hard voor zijn
diploma's, want zijn spaarduitjes waren
bijna op.
„Maak je daarover geen kopzorg," zei
juffrouw Bergers als Kees over zijn zor
gen sprak en dan viel vader Bergers met
zijn zware stem in en zong „Van je hela,
hola houd er den moed maar in!" het zoo
bekende volksliedje cn dan sprong Kees
een oogenblik later weer met de twee
kleine Bergers door de kamer.
„Pas op, voor de gaskousjes van de
buren," zei juffrouw Bergers dan pla
gend, want beneden hen was een pakhuis
en daar waren dus geen buren die gas
kousjes hadden en van hun gespring last
konden hebben.
Toen Kees in de Paaschvacantie zijn
diploma's had, begon hij naar een kantoor
te solliciteeren, maar het werd Pinksteren
en nog had hij niets gevonden. Wel had
hij niet thuis stil gezeten maar had ver
schillende tijdelijke baantjes waargenomen
eti zoo nog wa geld verdiend. Hij was
autobestuurder geweest bij een dokter,
wiens chauffeur ziek was. Daarna bedien
de in een boekwinkel waar uitverkoop en
tijdelijk drukte was, maar daarvoor had
hij och niet avond aan avond zitten stu
deeren
En hij had zooveel noodig. Den gan-
schen winter had hij geen klcedingstuk
luinn n koopen!
Op 'n avond kwam Bergers met 'n bi
zonder vroolijk gezicht thuis. Hij bracht
'n doos gebakjes mee cn vroeg zijn vrouw,
dezen avond eens iets extra's te schenken.
„Ma r man, je bent toch niet jarig,"
plaagde juffrouw Bergers.
„Nee, maar ik heb n goeie tijding, nieï
voor ons, maar voor onzen vriend Kees.
„Vertel dan gauw," drong zijn vrouw
aan.
„Nee, als Kees thuis is. Waar is hij
heen
„O, op 'n advertentie af voor 'n kantoor.
Daar kon men zich tusschen zes en acht
aanmelden."
„Ik hoop dat hij 't met aanneemt 1"
„Nou, da's ook watHij mag blij zijn als
hij het krijgt."
„En ik wed dat hij er spijt van zal heb
ben, als hij hoort wat ik voor hem heb."
„O, heb je 'n kantoor voor hem," riep
juffrouw Bergens blij en zij draaide met
haar man door de kamer en deed zoo op
gewekt alsof Kees haar eigen zoon was.
Even later kwam Kees thuis, vertelde
dat hij de betrekking niet gekregen had,
omdat hij al wat te oud was. Zij moesten
een jongsten bediende hebben van zestien
of zeventien, die met dertig gulden per
maand tevreden was.
„En jij wil zeker dertig per weck ver
dienen hè
„Nou, wat graag, als ik zooiets maaf
had.'
„Ik geloof wel, dat ik je daarmee geluk
kan wenschen."
„Hè wat zeg je," hij sprong verbaasd op.
„Ja zeker. Ik geloof dat er zoo 'n baantje
voor je is weggelegd."
„Mot je me nou voor den mal houden 1"
„Nee. 'k beu zoo ernstig as me grootje,"
„Spreek dan op en laat me niet als Nat
han de Weize zeggen
„Dood mij en martel mij niet langer 1"
„Nu dan," begon Bergers gewichtig.
Dezen middag werd ik bij den chef ge
roepen die mij vroeg of je al een kantoor
had. Ik vertelde, dat je diploma's had ge
haald voor talen en kantooropleiding en
nu iets goeds zocht maar nog niets had ge
vonden dat aannemelijk was.
Een oude heer die bij den chef in 't
kantoor was, knikte den chef op zijn vra-
genden blik toe, en toen vroeg de chef mij,
je dit adres te willen geven met het verzoek
je morgen aan te melden. Er was een plaats
voor je op 't kantoor 1"
Bergers gaf Kees een visitekaartje waar
op de naam stond van den papierfabrie-
kant, waarvoor Kees eens de vazen had
weggebracht en waarvan hij er een had
gebroken.
Dat Kees met 'n opgeruimd hart ge
noot van dc gebakjes cn 't extra advocaat
je dat juffrouw Bergers inder haast gereed
gemaakt had, behoeft niet verteld.
Den volgenden dag tegen tien uur
werd Kees op het kantoor van m'ijnheei
van Woudenstijn gelaten. De vriendelij
ken ouden heer zat voor zijn bureau en
bood Kees welwillend een stoel aan.
„Je kent me natuurlijk nog hè?" vroeg
hij als inleiding.
„Ja zeker mijnheer en de gebroken
vaas ook.1"
„Waardoor je ontslag kreeg hè Ik was
gisteren in de zaak en vroeg, waar het
jonge mensch was, dat met St. Nicolaas
mijn vaas gebroken had.
„Ontslagen mijnheer," zei de chef.
„Ach, da's jannncr," riep ik, maar de
chef zei, dat 't gewoonte was onhandige
lui dadelijk te ontslaan. Ik gaf als mijn
nieening tc kennen dat je er verre van on
handig uitzag cn toen hoorde ik van den
chef, dat je eigenlijk ontslagen was voor