m> Het laatste kunststuk. De wraak van den metselaar Paul Amandier. de fout van een andere bediende, die een huisgezin heeit." Kees bloosde Hei speel nem, dat de chet hef wist Waarschijnlijk had Bergers het toch verteld. Wordt voortgezet.) 't Was in den nerist, dai ik met een troep reisde die a) den geheel en zomer bij el kander was geweest Ons gezelschap be stond uit vier-en-dertig personen behal ve diegenen welke er voor moesten zor gen, dat ons optreden n de eene ol andere stad mogelijk en bekend gemaakt werd Tot onze troep oehoorde ook een Amen- kaan. een man van ongeveer vijltig taai die onder den naam .Monreili" het groot ste deei zijns levens zwervend had doorge bracht Zijn vrouw en zijn dochter een allerliefst meisie van zeventien laar met hem Moutelli en zijn vrouw waren uitstekende koorddansers terwijl Nella als kunstrijdster 'veel opgang maakte Het waren stille, vriendelijke menschen die met groote innigheid aan elkaar gehecht en bij onzen troeo door allen s-eacht en be mind waren Wij hadden een korten uja .n St Paole, een stad in 't gebergte aan de kust, ge speeld en waren voor de volgende week in Rio-de-Janeiro aangekondigd Montel li's vrouw was 111 de eerste stad zwaar ziek geworden en werd er den taatsten Zaterdag, toen wij daai waren, begraven Den volgenden Maandag zag men ons reeds in Rio. Van ouds was het bij ons gewoonte, zoodra wij onzen intocht ge houden hadden, dadelijk een korte open bare voorstelling te geven, die gewoonlijk door Montelli en mij uitgevoerd werd Hij maakte eemge toeren op zijn zeer hoog gespannen koord en ik aan mijn rek, 't welk in het midd»fi van dar koo-cl was vastgemaakt Het meest eilectmajseuue nummer van Montelli's programma was gewoonlijk, dat hij zijn dochter in een kruiwagen over het koord reed moeielijke onderneming, vooral wanneer men daarbij in aanmerking neemt welk gevoel Montelli moest be zielen, die het leven van zijn grootsten schat in handen had en wist, dat behoud van dat leven alleen van zijn behendigheid, de sterkte zijner zenuwen en de kracht Zijner spieren afhing Ik was bang Mon telli in Rio het waagstuk te zien volvoeren, daar zijn zenuwen door het verlies zijner vrouw zeer geschokt waren. De roem zij ner behendigheid was echter al tot Rio doorgedrongen, zoodat hij zijn kunste naarseer eemgszins op het spel zou zetten, als hij den grooten toer niet ten uitvoer bracht Ook was deze al weken te voren aangekondigd en het volk verlangde er naar het wonder te aanschouwen De breedste straat van de Braziliaansche hoofdstad, die waarin de meeste openbare gebouwen zijn, is de „Rua Dircita", de rechte straat. Over deze was Montelli's koord van het dak van ons hotel tot aan dat van den tegenoverliggenden schouw burg gespannen. Mijn rek hing als ge woonlijk in 't midden er van. Ik lag, kort voor het begin der voorstelling, ge heel gekleed in Montelli's kamer te bed, terwijl deze nog bezig was zich klaar te maken. Met oplettendheid sloeg ik elk zijner sierlijke en krachtvolle bewegingen gade. Hij was een flinke figuur zijn vijf tig ïarcu hadden hem nog geen enkele grijze haar bezorgd. Zijn levenswijze was Zeer ingetogen en matig, wat bij ons hand werk noodzakelijk is zijn spieren waren van een bizondere ontwikkeling en be hoefden voor staal en hardheid niet onder te doen Hij keek eens uit het venster op de steeds grooter wordende menschenrnassa, die voor het hotel te zamen stroomde. De aangekondigde tijd naderde, en het pu bliek, voor het grootste gedeelte uit negers en Brazilianen bestaande, werd uit angst voor een geduchte regenbui, die door de bewolkte lucht voorspeld werd, ongedul dig „Hoor nu eens dat lawaai daar beneden" Zeide Montelli, terwijl een verachtelijke trek om zijn mond speelde „zij kunnen den tijd niet afwachten om te zien hoe wij ons leven op 't spel zetten om hen te amuseeren I Ik wed, als een van ons bei den viel en den nek brak, zouden zij daar over jarenlang als over een zeldzaam icnouwspei spreken en hun kleinkinde ren zouden nog met trots verteden. dai hun grootvader gezien had hoe een man van den circus gevallen en op de plaats dood gebleven was 1 De verroomng waar naar zij allen zoo verlangen, maakt op mij den indruk alsof ik ter slachtbank geleid wordt Er iag bitterheid in zijn toon ik zag in, dat hij dien dag niet tn de goede stemming was. Een zeldzame opgewondenheid maak- e zich van mij meester „Kom Montelli." zei ik, „zoolang het e plicht is dezen toer te wagen, doe het, moedig als voorheen, en ga er pas later over piekeren Als ik met door mijn con tract gebonden was, zou ik ook vandaag liever niet werken, doch dat moet nu een maal Ik wreet hem daarna hoofd, gezicht en schouders goed met rum tn, waardoor hij zich eemgszins opgeruimd voelde Toen hij klaai was. klopte zijn dochter aan de deur Hij opende die, en zij trad, geheel gekleed voor de voorstelling in de kamer „■Alles is m orde, vader," begon zij; ,,'t is nog maar vijftien minuten voor den tijd 't zou goed zijn, als wij ons op het dak lieten zien „Hoe staar het met je zenuwen, Nella/ vroeg hij, terwijl hij haar een kus op 't voorhoofd drukte „O, zij zijn als staal 1" „En de mijne," riep hij, liep naar de. waschtafe) en vulde een glas tot aan den rand met water; „kijk." Hij hief het op en hield het een minuut lang met gestrekten arm tn de hoogte Het water bewoog met. Vervolgens zette hij het glas weer neer zonder ook maar een druppel te storten. De arm van een marmeren beeld zou het glas met stiller hebben kunnen houden dan Montelli's krachtige spieren het gedaan hadden, Mijn arm zou er ni"f voor cwmlnkf ge weest zijn „jack zei Monieui tot uuj, „ik ga over eemge oogenblikken mijn gevaarlijk sten toer ondernemen. Ik voel mij ech ter met zooals anders, ofschoon z oals ie daareven gezien hebt, mijn zenuwen on- ge chokt zijn. Het koord is vijftig voet van de loeiende menigte verwijderd. Het is toch zoo strak mogelijk gespannen?" „Met behulp van een half dozijn politie agenten is het mij gelukt, een weinig plaats voor de knechts aan de spantouwen te verkrijgen. Trekt stevig aan nep ik nog eens, terwijl de Directeur aan mijn zijde stond. De mannen wonden zich de spantouwen om het lijf en leunden met hun volle gewicht achterover, totdat het koord nauwelijks nog trilde. Montelli was nu gereed zijn gang te wa gen, Op het dak van het hotel en van den schouwburg bevonden zich de weinige ge- noodigden, op de straat joelde en krioelde de menschenmasse door elkander. Einde lijk vertoonde zich Montelli op het voor ons doel gebouwde balkon, met den ba lanceerstok in de hand. Een luid „hoera", dat hij met eene bui ging beantwoordde, steeg uit de menigte tot hem op. „Trekt stevig aan, trekt goed aan de touwen en verroert u niet," riep hij naar beneden. De mannen trokken zoo hard ze kon den, zoodat er nauwelijks een trilling van het koord was te bemerken, toen Montelli glimlachend er over heen liep. Hij bereikte den overkant en keerde met dezelfden glimlach, die bij 't heengaan zijn gelaat plooide, terug, terwijl de menigte op de straat zich bijna heesch schreeuwde, „De afstand is wat groot," zeide hij, „en de helling aan dezen kant iets hooger dan aan den anderen. Dit huis schijnt minstens twee voet hooger te zijn dan de schouwburg." Daarop legde hij nog eens, nu met rin gen aan de voeten, denzelfden weg af. Hij schreed met zekerheid voort ik zag ech ter, dat het koord een of tweemaal eene kleine zijwaartsche beweging maakte. Hij keerde evenzoo zeker terug, maar riep toen met gefronst voorhoofd „Trekt de touwen toch steviger aan, mannen, of laat ze anderen vasthouden die het beter kunnen 1" Een paar stevige negers grepen mee het touw vasthet verroerde zich niet meer. Nu trok Montelli een zak over 't hoofd, jegde zijn weg met verbonden oogen af, rolde toen den leegen kruiwagen heen en terug en herhaalde eindelijk hetzelfde waagstuk zonder balanceerstok. Nu zou nog de laatste, moeilijkste roer volgen Toen ik hem hootd en schoucLrs met tnsch watet wreet, beefden mijn handen sterker dan ooit te voren. Tien minuten rustte Montell in 'welken tijd een van onzen troep, beneden op een wagen een rede hield over de buitengewone voor stelling, die nu nog volgen zou, en het volk aanmaande zich onvoorwaardelijk stil te houden wat er ook gebeuren mocht Hij wees hen op het gevaar, waarin Mon telli zweefde en werd gelukkig begrepen Daar keek Montelli van het dak naar be neden, doch nu liet het volk geen kreet meer hooren Overal heerschte de stilte des grafs Nella zat reeds in oen uit iicnt, maai uit sterk hout vervaardigden kruiwagen, waarvan de handvatsels om een des te zekerder steun te bieden, cirkel vormig waren saamgebogen. Het rad, dat een met caoutchouc bekleeden gleuf had, draaide om een haakvormige as van smeedijzer, die naar voren, tot onder het koord, door liep, zoodat, zelfs in het ongelukkige geval, dat het rad van het koord afschoof, de kruiwagen toch hieraan bleef hangen, al vielen ook beide acrobaten. Hij werd dan door dien haak teruggehouden, en hij. die het handvatsel in de hand had, kon nog daaraan blijven hangen, tot hem hulp gebracht werd. Tegenwoordigheid van geest is een eerste vereischte voor een acrobaat Aan Nella was dan ook van het begin af aan op het hart bedrukt, zoodra zij den wagen voelde wankelen, er uit te springen, het koord te grijpen en daaraan te blijven hangen, tot ook haar hulp gebracht zou zijn. Montelli scheen als uit staal ge smeed, toen hij het handvatsel van dien kruiwagen greep. Hij boog zich voorover, kuste Nella en vroeg „Is alles tn orde, lieveling De genoodigden keken hem met stom me verbazing na, toen hij het rad op het koord zette en het naar voren schoof. Een gegons van verwondering steeg ook van de straat op „Stil/' riep onze directeur. „De span touwen goed aangetrokken 1" De menigte verstomde weer, maar drie duizend gezichten waren onafgewend naar boven gericht. „Klaar Nella!" Daar gingen zij, langs het door de span touwen gehouden koord, naar beneden. Beiden glimlachten. De helling was zeer steil ik sidderde toen ik hen gadesloeg het tweede spantouw was gelukkig over schreden, ook het derde, het vierde het vijfde.... Zouden zij ook gelukkig over dit midden komen, waar de spanmng geringer was I De volksmassa was doodstil; ik, die dagelijks mijn leven waagde, beef de, toen ik die twee op het midden van het koord zag. Doch hij schreed verder en had na een oogenblik het gevaarlijke punt achter zich. Het koord verroerde zich niet. Nu weer naar boven, over het laatste door de knoopen der spantouwen weer telkens afgebroken steile deel van den weg tot het aan de voorkant liggende balkon was be reikt. Luide jubelkreten kwamen uit het volk naar boven, ik zelf was ontroerd en blij dat het waagstuk ten halve was vol voerd. De menigte op de straat schreeuw de zich nagenoeg heesch, Montelli rustte vijf minuten uit en ondernam dan, Nella als voorheen in den wagen rijdend, den terugweg. De menschenrnassa was nu nog grooter geworden gelukkig begunstigde hen de bewolkte lucht. Zoo kwam hij tot op het midden nog restte hem de steile helling naar het hotel toe. Alles zweeg, zelfs de lucht scheen stil l Langzaam kwam hij voorwaarts en hield Zich, bijna zonder eemge beweging van zijn stok, in evenwicht Nella keek naar mij en glimlachte. Zij hadden al een stuk van de helling achter zich, toen het koord merkbaar trilde. Ik wierp een blik naar beneden en zag dat alle mannen aan de spantouwen me; kracht trokken. Hier was dus alles in orde. Ik boog mij een wei nig voorover en greep het touw ik kon het met de hand bewegen 1 De angst deed mij het hart stilstaan. Montelli bevond zich nog ongeveer vijf tig voet van het dak af, en de helling was Zeer steil I Hij was juist bij een knoop van een der spantouwen, twee schreden ging hij achteruit en toen met kracht er op los maar het raa Dieet stenen. Nog een.i schreed hij een paar passen terug en reed tegen den knoop aan, maar hij kon het rad met de helling op krijgen, daar stond ik nu, op vijftig voet afstands en kon niet helpen In een oogenblik had ik hei dak ontruimd Ik was alleen Montelli lette mei op mij Hei volk beneden werd al opgewondener Daar stond hij boven den dreigenden afgrond en hield zich met zijn ijzeren spieren m evenwicht Alle kleur was uit zijn gelaat verdwenen Nella was bleek ais de dood Weer week hij een pa.ii schreden rerug Als nu de toeschouwers zich maar stil wi den houden weer ging het op den knoop roe. Trekt stevig aan, nep beneden' de directeur Verscheidenen wendden het gelaat at de mannen aan de spantouwen nokken zoo hard ze konden. Ook ik wendde de oogen af. opdat de ver- 'wijfelde uitdrukking er van. Montelli nog mei meer in de war zou brengen De mannen aan de spantpuwen deden wat hun mogelijk was om het koord sti) ge strekt te houden Aan elk eind stonden er nu zelfs twee. Het onverklaarbare gegons, dat altijd van een opgewonden volksmas sa uitgaat, ai houdt ieder zich ook stil, scheen als in golven naar de hoogte te komen. Het rad kwam nog eens met den knoop in aanrakine en pint? er eindelijk overheen De spanning van n~t touw was echter te groot geweest, het brak, en 't volgende oogenblik al hing Nella met beide handen aan het koord en Montelli zweefde vrij in de lucht, aan het handvatsel "an zijn wa gen, die door den haak voor het rad te ruggehouden werd l Een kreei van ontzet ting ging ui» de menigte op Vrouwen vie len in zwijm, mannen wendden vol angst- her gezicht af 1 In een oogenblik gleed de ring, waaraan ik gewoonlijk naar boven klom, langs het koord naar beneden, tot dicht bij de plaats, waar zij hingen Nella was op het punt bewusteloos te worden. Mbntelh, die geen oogwenk zijn blik van haar afwendde, bemerkte het ge- lukkig. Niettegenstaande hij zelf geheel vrij in de lucht hing, gelukte het hem toch den rechterarm om het middel zijner doch ter te slaan en haaf dus van een verschrik- kelijken dood te redden. Nu hield hij zich nog slechts met een hand vast en had met de andere ook nog het gewicht van Nella te torsen. Vijftig voet van het dak en vijf- en-veertig van de straat verwijderd 1 „Houd goed vast, kameraad." riep ik hem toe, „in minder dan een minuut ben ik bij u Beneden mij ontwaarde ik. er twee van onzen troep, krachtige en zeer flinke man nen. Hun nep ik toe „Haal dien wagen daar en plaatst hem onder het koord en jij, Rivers en Thomp son, klimt er op en houdt je gereed ze op te vangen. Ik zal ze naar beneden halen." Zij deden wat ik hun vroeg en ik gleed langs het koord tot aan mijn ring, die on geveer een voet van Montelli afhing. Toen ik eenmaal den steun van mijn ring voelde, was ik geheel op mijn gemak De wagen stond juist onder mij en de mannen er op. Een van hen had zijn schoenen uitgetrok ken. Mijn hart klopte sneller toen ik dit zag, het was een bewijs dat zij mij begre pen hadden. „Laat de spantouwen alle naar één kant leggen en dan sterk er ran trekken riep ik. Dit gebeurde, waado^, ik ongeveer vier voet dichter bij den grond gebracht werd. Nu legde ik den arm om Nella en gleed met haar langzaam langs den aan den ring bevestigden riem naar beneden. Met een blik vol innige dankbaarheid keek Mon telli mij aan, terwijl hij zich vaster aan zijn steunpunt klampte. Verde. gleed ik langs den riem naar beneden. Zou hij lang ge noeg zijn „Goddank ja." Toen ik zoo dicht bij den wagen was als ik kon, sprong Thompson op Rivers schouders en stond recht als een kaars totdat hij mij het bewustelooze meisje afnam en het zijn kameraad overreikte. Dan sprong hij op zij en ik kwam vlak naast hem neer. In het volgende oogenblik gleed ook Montelli, hand voor hand. langs den riem naar beneden Toen hij eindelijk in dei. agen sprong, donderde een jubelkreet uit duizenden kelen door de lucht. De geheele atmos feer trilde van enthousiasme. Een der man nen droeg Nella naar haar kamer, waar de dokter van onze troepen haar spoedig weer tot bewustzijn bracht. Iedereen was buiten zichzelf ..ver den gelukkigen al- loop van wat zoo vreeseliik had kunnen worden 0 „Wat moeten we met den kruiwagen doen. die nu nog aan het koord hang» vroeg een der knechts „Laat hem naar beneden vallen en tot splinters verbrijzelen Ik zal hem nooit meer gebruiken Montelli heeft woord genouden, Gustave Wengier was een in alle op zichten benijdenswaardige man. Vroolijk jonggezel en vermogend als hij was kon hij aan lederen wensch van zijn vreugde zoekend hart voldoen. Een zijner vele uit spanningen be tond in he maken van korte voetreizen, die hem het schoone van zijn vaderland leerden kennen, genieten en bewonderen, Daar zijn beurs steeds goed gevuld was, kon hij zoolang hij dit verkoos, vertoeven op de een of andere plaats, die hem bizonder aantrok door haar schilderachtige en heerlijke ligging, haar merkwaardigheden, grootsche ge bouwen, en door alles wat een echt kunst en schoonheidsminnaar vermag te boeien. Het ipeest echter hield hij van schoone vergezichten Op zékeren morgen, toén nij m een lan delijke herberg overnacht, en daar zijn smakelijk ontbijt genuttigd had, vroeg hij den dikken waard, of de omtrek niets bezienswaardigs aanbood, een mooi ver gezicht bijvoorbeeld, of iets dergelijks. „Een mooi vergezicht Wel, -dat zou ik denken," verklaarde deze. „Daarvoor be hoeft u slechts een bezoek te brengen aan de Landskroon." „De Landskroon? Wat is dat?" vroeg Wengier „Dat is de rume van een ouden burcht, met een reusachtigen wachttoren. Als u dien bestijgt, zult u het heerlijkste land schap aanschouwen, dat zich 001 voor uw blikken ontrold heeft. De bergen en dalen van twaalf uren in de omtrek liggen als aan uw voeten. Doch de toren is slechts met behulp van touwen te bestijgen. Maar dat is minder ik ben er ook eens geweest, en toch ben ik veel zwaarder dan u." „Dan ga ik er terstond heen," riep Wengier geestdriftig uit. „Is het ver „Drie kleine uurtjes. De weg leidt door een heerlijk schoone streek." Wengier vertrok. Het weder was prach tig. Zijn weg voerde, gelijk de waard ge zegd had, door bloeiende landerijen en heerlijke bosschen in de verte bemerkte onze reiziger reeds den toren, die op een aanzienlijke hoogte gebouwd was, Toen Wengier zijn doel meer nabij kwam, vertoonde zich de burchtruïne in al haar indrukwekkende grootschheid aan Zijn opgetogen blikken. De wachttoren, een hecht, eeuwentrotseerend gebouw, was zestig meters hoog. Hij was voorzien v n een sterke muurlijst en andere ope ningen dan twee of drie luchtgaten bezat hij niet. Een weinig lager dan de muurlijst, be merkte Wengier een smallen steiger, ge lijk aan dien, waarvan zich de metselaars gewoonlijk bedienen Hij besteeg het tamelijk steile voetpad, dat naar de ruïne leidde. Deze werd om geven door een ruime met gras begroeide plaats, overschaduwd door eenige boo- men. Aan den voet van den toren zaten twee arbeiders, die hun ontbijt gebruik ten. „Bent u bezig met het herstellen van den toren?" vroeg Wengier, de beide mannen vriendelijk groetend. Een hunner, een krachtige gestalte met doordringende, donkere oogen, en zwar- - ten baard, keek verwonderd op en zag den vrager langen tijd opmerkzaam aan. Het was Wengier, als had hij dat gelaat meer gezien, doch waar en wanneer kon hij zich niet herinneren. „Wilt u den toren bestijgen vroeg de zwartg :baardej „Men is niet eiken dag in de gelegenheid zulk een heerlijk gezicht te zien, als u hierboven te aanschouwen krijgt." „M ar hoe zal ik boven komen „O, dat is gemakkelijk," antwoordde de arbeider. „Met behulp van touwen trekt men zich elf naa- boven. Wilt u het beproev n „Ja, maai „Daar is tn het geheei geen gevaar bij, wees daaromtrent gerust. D toren be staar reeds m er dan vierhonderd jaren, en nog is hij even hecht als toen men hem bouwde ook de touwen zijn zoo sterk, dat u met ongerust hoeft te wezen Wengier was bereid. Zulk een avon tuur als hij nu te gemoet ging, had hij nog n mme» tl riïo H-o'-oot- mr>a>pn ooteeke- nen „ik zaï uuj nei ccsi omuoog trekken," ging de zwartgebaarde man voort, „en dan zal ik u bij uw bestijging behulpzaam zijn Robert," zoo wendd hij zich tot den anderen werkman, die veel longet was dan hij, „help dien heer aanstonds een handje en haal versche kalk in het dorp." Behendig sprong hij op de malle zit bank, greep een der touwen en stiet met zijn voet tegen den. muur. Wengier volgde zijn voorbeeld. Doch toen hij den opstij gende nastaarde en hem imme hooger zweven zag, greep hem een zekere angst aan, en misschien had hij van zijn voor- n?men afgezien, zoo hij zich met ge schaamd had voor lafh a-rit» t? worden ge scholden De touwen gieueii wcci naai oeneaëri, en thans was het zijn beurt om op te stijgen. De aanwijzing van den metselaar volgende, greep hij de touwen, en lang zaam ging het omhoog. Nauwelijks was hij tien meter gesteg n, of een zenuw achtig beven beving hem. Zijn leven hing nu af van de sterkte der dunne koor den en van den wil van den metselaar Hoe hooger hij steeg, des te heviger be knelde de angst zijn borst. Hij blikte om hoog en rekende in stilte uit, hoeveel meters hij nog in deze schommelende vaart moest afleggen. Toen hij een enkele maal naar beneden en in de donkere diepte staarde, werd hij duizelig en onwille keurig sloot hij de oogen. Geheel zijn moed en wilskracht moest hij te hulp -oepen, om niet van zijn zitplaats te tui melen angstzweet bedekte zijn voorhoofd en benepen was zijn keel „Nog een weinig geduld en we .ijn er," nep de arbeider hem toe „Wij zijn aan dat stijgen gewoon, en voor ons is het als gleden wij over een ijsbaan." „Een mooie ijsbaan." mompelde Wengier N,u evenw.l was ook het einde van zijn zonderlingen tocht daar dicht bij het platform hield hij op te stijgen, Met onzekeren stap betrad Wengier den steiger. „Ga naar het dorp het bestelde halen," hoorde hii den arbeider zijn makker toe roepen. Hij zag nog juist, hoe deze zich verwijderde Het waarlijk verrukkelijke uitzicht dat zich voor Wenglers blikken ontvouw de loonde hem voor den doorgestanen angst. Ver beneden hun lagen, als groote, met bloemen doorweefde tapijten, lachen de zaadvelden. Als ontelbare linten slinger den zich de wegen daartusschen door, en de vele dorpjes met hun witte gevels, hun helderroode daken cn spitse kerk torens maakten een waarlij k'betooveren- den indruk op den natuurminnenden jonkmani „Zoo, nu zijn wc voor een uurtje alleen", sprak thans de metselaar op ruwen toon, en een heesch, afstootend gelach ont wrong zich aan zijn keel. „Wat, een vol uur zou ik hier boven blijven?" vroeg Wengier verbaasd. „Nu, u moet toch behoorlijk genieten kunnen van dit heerlijke landschap, mijnheer Gustave Wengier," spotte de an dere ruw. De tourist schrok, „Is u mijn naam bekend Groote hemel, wie bent u toch?" „Dat zult u gauw genoeg vernemen 1 Doch maak het u eerst cetiigszins ge makkelijk hier, u zou anders van louter verwondering naar beneden tuimelen. Ik ga u een geschiedenis verhalen, die u misschien in uw dagboek hebt vergeten op te teekenen. In een voorstad der residentie, leefde eens een jong, schoon meisje wier vader eigenaar was van een drukbezocht koffiehuis. In dezelfde voor stad woonde toen een jonge man, die een flinke zaak van zijn ouders geërfd had. Hij was vlijtig en iedereen achtte hem om zijn onbis^. rechtschapen eedrag. Het jonge meisje beminde hem.; hij kon haar een gelukkig, alhoewel be scheiden tehuis aanbieden Reeds had haa vader zijn toes emming rot een huwelijk gegeven Binnen een hall laar zouden zij 'rouwen Doch daartoe is het nooit gekomen.' fluisterde de spreker op treungen toon „Uit de residentie kwam namelijk een heer die door vleiende woorden en beloften het meisje voor zich trachtte te winnen Hij spiegelde haar een heerlijk leven voor en streelde hare ijdel- heid. Kortom het gelukte hem het meisje te ohtrukker aan haar verloofde, die haar vuriger liefhad dan zijn leven. De nietswaardige vierde zijn tnomph, doch met tang mocht hij zich verheugen in zijn geluk, want een jaar later stond hij aan haar doodsbed Wat haar eersten ver- oofde betreft, het ontbrak hem 1 n moed om te verblijven op d> olaats. waar zijn liefde en zijn geluk zoo wreed verstoord waren en met de wanhoop in hart trok hij den vreemde tn W t van hem g - worden is. wat al bitters hem het leven geboden heeft, daarover wil tk zwijgen Doch hij zwoer zich te wreken op den ver nietiger v?n zijn geluk Nu voert een zonderling toevallig toeval u tot hem, want mijn naam is Godfried Beyer, het tonge meisie heett; Pauline Kohier, en de schurk, die mij en haar bedroog ben jij I" Een vaalgrauwe kleur bedekte Wen glers gelaat. Strak zag hij zijn vijand m de oogen en n-»+ 1 1- --hii zich „U verg,ai u, „evenue stem, „het is.nooit in mij opgekomen, u onrecht te doen of te beleedigen. Pauline is niet mijn vrouw geworden door schijn- beloften en schoone woorden. Ik heb haar innig lief gehad, en ook ons huwelijk was gelukkig, doch helaas, ik mocht.mij met lang tn haar bezit verheugen, want zij stierf, toen zij het leven schonk aan een knaapje Arme P uline Zoo u haar hebt liefgehad moest u eerder medelijden voor mij gevoelen dan me te haten.*' „Medelijden De duivel hale het mede lijden schreeuwde Beyer knarsetan- tend Dreigend wilde hij de vuist op Wengier doen neerkomen doch deze ont weck haastig den slag „Ik zal ie naar beneden storten I" brulde de woesteling in dolle woede, „ik gooi »e van den steiger. O indien je eens wist hoe ik ie haat, verwoester van mijn le ven Lang heb ik dit oogenblik verbeid. Dood wil ik ie zien dood Wat er later van mij zal worden, verontrust mij niet, maar wreken wil ik mij bloedig wreken I" Wengier zag aan den wild fonkelenden blik en de dreigende beweging van zijn tegenstander, dat hij een strijd zou te voeren hebben op lev n en dood. Op leven en dood 1 e,n dat op dez plaats, hoog in de lucht, verstoken van elki men- schelijk hulp, Hij wierp een zijdelir.g- schen blik naar de touwen deze kon den hem misschien nog redden „Dat zal je niet baten schreeuwde Beyer spot tend. „Ge zult den dans met ontspringen Weer stormde hij met gebalde vuisten op Wengier toe. Deze riep luide om hulp, doch alleen de vogels, die ginds in de vallei een lustig liedie zongen, vlogen ver schrikt heeri „Je hulpkreten worden door niemand gehoord spotte de waanzinnige, „en bovendien 't zou je toch niet baten. En nu de diepte in met ie. schurk, naar den afgrond Als een tijger sprong nij op Wengier toe. De steiger waarop beiden zich be vonden was slechts eenige meters breed, en bood bovendien niet den minsten steun. Wengier klampte zich aan de muur lijst vast, en beproefde op het platform van den toren te springen doch Beyer be lette hem dit. De tourist verdedigde zich wanhopig, met zijn voeten trapte hij naar zijn vijand, zijn rechterhand omklemde krampachtig de muurlijst, terwijl zijne linker een der pijlers greep. Het waren vreesdij k oogenblikken voor Wengier. Alleen de tot doodsangst gestegen vertwijfeling, schonk hem boven- menschelijke krachten. Want hij was op het punt ten offer te vallen aan de wraak van een waanzinnige Plotseling liet zijn rechterarm den ge vonden steun los, en er ontstond een ont- zettenden strijd lus chen de beide man nen. Hol dreunden de voetstappen der strijdenden op de ruwe planken van den steiger, terwijl beiden zich in ruwe wor steling omklemd hielden. Da?r gelukte bet Wengier, een zijner handen vrij te krijgen de gebalde vuist kwam met om zettende kracht neei op ce 00 tn van rijn tegenstander Deze brulde van woede en pijn, gelijk een a e wond roofdier hij verdubbelde zijn pogingen om zün vrand m de diepte te sorten. Beiden wan kelden heen en weer doch plotseling strui kelde Wengier en viel in zijn geheele leng te op den steiger, die in alle deelen kraak te Beyer wierp zich op hem. greep naar zijn kee) en reeds hing rijn hoofd bui ten den rand van den steiger Mei zijn rechterhand hield Wengier zich vast aan en plank Beyer schopte met d n voet naar deze hand. om haar tot loslat n re dwingen Bij c eze peging echter ver loor hij her evenwicht deed een misstap, en stortte met een r uwen kreet in de.... Dit alles was zot snel geschied, da» Wen- Ier geen tijd had pevonden, zijn vijand tos re laten, en daar hij zelf op den rand van den steiger lag wrd ook hij mee gesleurd in den val. Hij hoorde nog ver warde kreten toen vo-it»n- hü bet be wustzijn. Toén hij weex 101 zien zei ven Kwam, en de oogen opende, bemerkte hij eenige menschen die hem omringden. Een hun ner bevochtigde zijn lippen met een wei nig brandewijn Nog 1 eefde hij aan ai zijn ledematen, doch mei eenige moeite kon hij zich toch oprichten Hij gevoelde geen lijn en toen hij tot zijn volle bewustzijn ;wam, bemerkte hij met vreugde, dat hij ouiten eenige scbrammen, creeri let?el ge kregen h- De omstaanaers veniaaiuen nem de oorzaak zijner wonderbare redding. Meer dere arbeiders hadden uit de verte den zonderlingen strijd op den steiger be merkt, en waren ijlings toegesneld. Toen zii echter bij den burcht kwamen, lag reeds een dei worstelaars verminkt en be bloed aan den voet van den toren De andere hing aan den steiger, met her hoofd naar beneden, schijnbaar levenloos Aan stonds waren twee mannen met benulp der touwen omhoog gestegen, en hadden Wengier die met zijn tas aan een vooruit- tekend. puntig voorwerp was blijven haken, behoedzaam naar beneden ge bracht, waar hij na weinige oogenblikken ontwaakte uit zijn bewusteloosheid. De geredde wierp een schuwen blik naar den kant waar Beyer lag uitgestrekt, met verbrijzelden schede'. Nog waren zijn handen krampachtig gebald Hoe ontzettend ook de aanblik was van het lijk, toch kon Wenlger een gevoel van blijdschap over zijn redding niet onder drukken. Hij dankte God, die hem op Zoo wonderbare wijze beschermd had. Alle dagen bij de eerste morgensche mering nam de koopman in liedjes zijn plaats in onder het venster. Hij was ge kleed in een ouden jas, waarvan de na den grijs geworden wa-en, een uit de mode geraakte broek en een paar oude schoenen met gaten. Daar de kraag van zijn jas al tijd opgeslagen was, wist men niet, of hij zelfs wel een boordje 0111 had Ondanks zijn ellendig kostuum, verborg de man een fijn en blank getint gelaat onder den ouden hoogen hoed; zijn blonde knevel was goed onderhouden en altijd was hij goed ge schoren. Over t algemeen zijn de rondreizende liedjeszangers met hun beiden; hij daarente gen was altijd alleen. Zijn gelaat teekende de groote droefgees tigheid die men gevoelde in zijn lied en in den toon van den viool, misschien wns 't daarom wel, dat die man mij belangstelling inboezemde. Alle avonden als hij zijn liedjes verkocht, leunde ik aan mijn venster en luisterde naar hem, hoewel hij altijd dezelfde liedjes speelde. Gedurende een maand ongeveer, zag ik hem altijd zoo. Ongetwijfeld kenmerkte een groote smartelijke gebeurtenis het bestaan van dien man. Eens vond ik* hem zeer zon derling; van tijd tot tijd verscheen een glim lach op zijn lippen, maar die glimlach was geen teeken van vreugde; hij verried bit terheid en spot en was pijnlijker om aan te zien dan die droefgeestigheid. Had het geld hem soms ontbroken om

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 8