Brieven uit Frankrijk. BUITENLAND. J Rosa de smokkelaarsier. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Maandag 10 Maart 1924 - Tweede blad Poincaré's geprikkeldheid. De publicatie der documenten inzake de verzekering van Frankrijks veiligheid. Het wantrouwen in België tegen Theunis. Verzet tegen een benoeming van Paul Hermans. De af zetting van den Kalief en de mogendheden. Onder de Radio-berichten: Het defenitieve plan voor de Duitsche Goid- notenbank. Een conflict in den Franschen Senaat aangaande de finan cieele maatregelen. Poincaré blijft op zijn stuk staan. Venizelos uit Griekenland vertrokken, Papanastasioe Kabinetsformateur. SEfê. 81HTEHL. SERSSHTEN, HET GRIEKSCHE KABINET AFGE TREDEN. KUNST EN KENNIS. De oudheidkundige vondsten te Roermond. UIT BOEK EN BLAD. FEUILLETON. WAT GOD VEREENT, ZAL DE MENSCH NIET SCHEIDEN. In tegenstelling met de vele tooneelstuk- ken, die ons haast zonder uitzondering spre ken van ongelukkige huwelijken, het met den echtelijken trouw alles behalve ernstig meenen, is juist het Fransche gezinsleven meer dan elders wellicht, zeer sterk ont wikkeld. i Spaarzaamheid en huiselijkheid zijn den (Franschman ingeboren en wij zouden het Fransche volk een verkeerden maatstaf aan leggen, indien wij het beoordeelden naar de wuftheid der toor.eelschrijvers of het licht zinnige .even te Parijs, dat als in iedere we reldstad zijn grond vindt in het internationale leger van vreemdelingen. I De gezinnen mogen klein zijn, de familie band is des te grooter. Het godsdienstig leven, het praktiseerend Katholicisme, hebben in den loop der jaren helaas een al te merkbare verslapping ondergaan, maar de Katholieke gedachte, dat het gezin de basis is van iedere geordende maatschappij, leeft nog onge schonden voort. Deze past trouwens volko men bij dit weliswaar Republikeinsche, maar au .ond zoo innig conservatieve volk. tiet is daaraan dan ook wellicht toe te schrij den, dat echtscheiding hier minder voorkomt Jan in andere landen, hoewel de statistieken tn dit opzicht steeds bedenkelijker cijfers »aan vertoonen. Waar dit beginsel van huwelijks-onver- breekbaarheid nog zoo levendig rs, zelfs in kringen, waar men met het Katholicisme heeft afgedaan, valt het niet te verwonderen dat er van verschillende zijden pogingen in het werk worden gesteld, de burgerlijke echt scheiding uit de bestaande wet te lichten. Of het ooit zoo ver zal komen, staat te bezien. De eerste stap echter op dit moeilijke pad is gezet en verdient nadere beschouwing. Dit vraagstuk is voor ons Katholieken van ontzaggelijke beteekenis en wij kunnen niet genoeg iedere poging toejuichen om tot de wettelijke opheffing der echtscheiding te geraken. De meermalen besproken geboorten- crisis is tot aanleiding geworden, voor, „le consul superieur de la natalité" een advi- seerend lichaam. Van de Regeering, de middelen vast te leggen in een rapport om die crisis te bezwe ren. Een daarvan is het onlangs gepubli ceerde voorstel echtscheiding eerst toe te j 1-a nvee iaren huwelijksleven. Men gaat daarbij uit van deze gedachte, dat een ieder de gevolgen van zijn daden moet dragen, ook indien deze op een vergissing berusten. Niet aanstonds dient men bevrijd te wor den van de verplichtingen, vrijwillig op zich genomen. Evenmin als in het dagelijksche even, mag ook in het huwelijksleven het /erantwoordelijkheidsgevoel worden uit geschakeld. Dit begrip sluit zich geheel aan bij de Roomsche leer, die door alle eeuwen neen de heiligheid en de onverbreekbaarheid van het huwelijk heeft gepredikt. Het voorstel van den Raad is echter niet op godsdienstige, maar zuiver op maatschappe- hjKe overwegingen gebaseerd. Het draagt Jaarvan ontegenzeggelijk de sporen, is in tegenstelling met de voorschriften der kerk inconsequent, neemt een grens van twee iaren aan, terwijl een consequent doorge voerde overtuiging tot de absolute onver breekbaarheid moet leiden. Intusschen moeten wij ons reeds over dit oegin verheugen. Een Fransch spreekwoord zegt indien men niet kan krijgen wat men w-1, moet men willen wat men krijgen kan." Zoo ook in dit geval.' Te meer is er reden ons te verheugen, waar dit voorstel vrij algemeen in goede aarde is gevallen en kans heeft door de Regeering te worden gesteund. Al zal een heftige be strijding van ongeloovige zijde niet uitblijven, een tot stand komen van deze regeling ligt ge heel in de lijn van het Fransche volk en zal eerder dan in andere landen hier een feit kunnen worden. De geschiedenis van Frankrijk is boven dien daar om den afkeer van echtscheiding te bewijzen en niets staat uit burgerrechtelijk oogpunt in den weg, om de huwelijks-onont bindbaarheid ook wettelijk vast te leggen. Zij die beweren dat het burgerlijk huwelijk een contract is als ieder ander, derhalve ont bonden kan worden door gemeenschappelij k overleg der beide partijen, vergeten dat het huwelijk een geheel ander karakter draagt. Niet alleen de gehuwden zijn bij dit contract betrokken, ook de gemeenschap is er ten nauwste mee gemoeid. Het huwelijk is, buiten beschouwing latend het Goddelijk en Sacramenteel karak ter, niet alleen van individueele, maar ook van sociale beteekenis. De echtscheiding tast ae maatschappelijke orde aan, en alleen reeds krachtens deze overweging is de wet gever gerechtigd het huwelijk als onverbreek baar te beschouwen, indien zij oordeelf dat de landsbelangen dit vereischen. Een practisch bewijs dat verbod van echt scheiding kan bestaan in landen waar het huwelijk zuiver als bugerlijk contract wordt beschouwd, levert Italië. De geschiedenis van Frankrijk, ik zei het reeds, leert ons dat het instituut der echtscheiding er steeds voor verwerpelijk werd gehouden. Het dateert eerst van 1789, werd in 1816 wederom opgeheven, zonder de minste tegenwerping te vinden. In 1848 opnieuw ter sprake gebracht, wist een voorste! om op nieuw echtscheiding in te voeren, al zeer weinig belangstelling te wekken en tot 1876 bleven nieuwe voorstellen in den doofpot. Eerst in 1884 werd de echtscheiding op nieuw in de wet opgenomen. De jaren daarna wijzen statistisch op het weinig populaire van de echtscheiding. En de code civil, die de echtscheiding handhaafde, voegde er derge lijke bezwarende bepalingen aan toe, dat nog steeds de voorstanders van echtscheiding er geen voldoende waarborgen in vinden voor de erkenning der menschelijke vrijheidsrech ten, op uitbreiding er van aandringen. Een verbod van echtscheiding zou ongetwijfeld een grooten omkeer in het maatschappelijk leven en de tegenwoordige gewoonten van het Fransche volk teweeg brengen. Dit is evenwel geen reden de echtscheiding te handhaven. De geboortenraad heeft een goed werk gedaan, net weliswaar halfslachtige, maar niettemin gewichtige voorstel in te die nen. De Katholieken zullen daarin een krach tige aansporing vinden om voort te blijven werken aan de verwezenlijking van hun Roomsch beginsel, de integrale vervulling van hun eeuwenoude wenschen, de burgerlijke onverbreekbaarheid van het huwelijk. Wat God vereent, zal de mensch niet scheiden, geldt niet alleen voor hen die kerke lijk hun huv.elijk doen inzegenen, het is een wet voor geheel de menschheid. Frankrijk zal zich met recht de oudste en veelgeliefde dochter der kerk toonen, in dien het op dit gebied een heerlijk voorbeeld zou geven. Parijs, 27 Februari 1924. Mr. P. v. S. De Fransche binnenland sche politiek. Vrijdag heeft de heer Poincaré in de Fransche Kamer zijn aangekondigde rede gehouden ter beantwoording van de inter pellaties over de binnenlandsche politiek. Bij Het nauwe verband tusschen de buitenland- sche en de binnenlandsche politiek, welke laatste, zooals Poincaré zeide, door de eerste wordt beheerscht, was het duidelijk dat de minister ook over de buitenlandsche staat kunde niet geheel en al zou zwijgen. Hij wees sr op, dat z.i. de bezetting van het Ruhr- gebied bnoodzakelijk was geweest om de Duitschers te dwingen hun verplichtingen na te komen en hij meende dan ook, dat de bezetting voor de geallieerden goede resul taten heeft opgeleverd, wijl men immers nu mag hopen op een regeling, waarbij Duitsch- land zal gaan betalen. Dat is de belooning van het cordate op treden van Frankrijk, verklaarde de Fran sche minister-president, die met zijn uiteen zetting natuurlijk hoopte de critiek te ont wapenen, die onder den indruk van de voort durende daling van den frank en van heel den financieelen toestand van Frankrijk, ook in dit land meer en meer tegen de Ruhr- politiek wordt gehoord. In hoofdzaak echter was zijn rede gewijd aan de binnenlandsche staatkunde en felle interrupties, die hem bij zijn spreken be moeilijkten, bewijzen wel hoezeer de bin nenlandsche quaesties in de huidige omstan digheden en bij de nadering van de verkie zingen de gemoederen warm maken. Teeke nend voor de heerschende stemming is zeker wel de uitdaging, die Poincaré den recht- schen afgevaardigde Provost de Launay deed toekomen, wegens een door dezen gedane uitlating. Al komt er van dit duel niets, de uitdaging toont wel hoezeer Poincaré ge prikkeld is door het telkens weer opduikend, zij het dan ook steeds weer bedwongen, ver zet tegen zijn politieke maatregelen, een stemming die nog verscherpt wordt door de onmacht om de daling van den frankenkoers tot staan te brengen. Een Fransch Geelboek. Het Zaterdag gepubliceerde Fransche Geel boek wijst er cp, dat alle Fransche regeeringen sedert den wapenstilstand opgetreden, zich onveranderlijk hebben beziggehouden met de definitieve verzekering van Frank ijk's veiligheid en dat er daarbij geen moment sprake is geweest van inlijving van ook maar het kleinste stukje Duitsch gebied. Het boek haalt verklaringen aan van Tardieu, Briand en Poincaré, waaruit duidelijk blijkt dat elke annexionistische gedachte aan de Fransche politiek vreemd is gebleven. Een memoran dum van Foch van 8 Januari 1919 wees alle annexatie af en eischte uitsluitend de orga nisatie van den Rijn als militaire grens va de Westelijke mogendheden totdat de ge- leidelijke ontwikkeling van den Volken- bond het veroorlooft, haar te vervangen. De zes volgende stukken betreffen de onderhandelingen tusschen Frankrijk en Engeland in December 1921. Een telegram van de Saint Aulaire wijst in het bizonder op de noodzakelijkheid om voorbedacht te zijn op een indirecten aanval van Duitsch- land, b.v. tegen Polen. Vervolgens komen de onderhandelingen te Cannes. Briand eischte toen in het bizonder le. wederzijds binden de verdragen 2e. de verbintenis van Enge land om een aanval tegen Rijnland te be schouwen als gelijkstaand met een aanval tegen Frankrijk 3e. de verbintenis de schen ding door Duitschland van de militaire, maritieme en luchtclausules te beschouwen als een casus foederis 4e. een overeenkomst tot eventueel militair samenwerken tusschen de generale staven van beide landen en de uitwisseling van gedachten om den bedreig den vrede te beschermen. Men weet dat de onderhandelingen te Cannes, werden afgebroken toen Lloyd Ge orge Briand een ontwerp van een Fransch Britsen verdrag kwam ter hand stellen. De stukken 23 en 24 zette de meening van Poincaré over het paot uiteen. Poincaré noo- digde den gezant te Londen uit om de be sprekingen over een Fransch tegenvoorstel te hervatten, dat niet gunstig werd ontvan gen. Een aan Curzon gezonden memoran dum stelde een pact voor van 20 tot 30 jaar inplaats van 10 en tevens de uitbreiding van de entente tot alle kwesties. Curzon ant woordde, dat het hem niet gelegen kwam ver- oetering van het pact na te streven, omdat hij gevaar liep zich alsdan onmogelijk te ma ken, en stalde voor van te voren de kwestie op de conferentie te Genua over Oostersche zaken en het statuut van Tanger te legelen. In den loop der conferentie van Genua ontving de Fransche gezant een nieuwe in structie tot hervatting van de onderhandelin gen teneinde't sluiten van een pact te bevor deren en wel door desnoods't voorstel tot sa menwerking tusschen de generale staven te rug te nemen en in de toetredingen België en Italië en de bondgenooten van Midden- Europa tot het accoord te voorzien. Een nieuwe interventie van de zijde van Frankrijk had 31 Mei plaats na het sluiten van het verdrag van Rappallo. De Fransche gezant zette tegenover Balfour uitten, dat Frankrijk vooral een prefentief pact wenschte. Hij ontving geen enkel antwoord. Een Britsche nota merkte 20 Juli 1923 slechts ten aanzien van de schadevergoedingen op, dat de regeering te Londen bereid was, wel willend de kwestie der veiligheid op elk ge schikt ocgenblik te onderzoeken. Frankrijk antwoordde 29 Juli dat het er de voorkeur aangaf de problemen niet met elkaar te ver mengen. Frankrijk verklaarde evenwel in een nota van 20 Augustus, dat het bereid was om onverwijld het onderzoek van alle kwesties betreffende de veiligheid te hervatten. De diplomatieke nota's werden dus in Augustus 1923 gestaakt. Een lange nota resumeert vervolgens het werk van den Volkenbond en herinnert er aan dat deze erkende 30. dat bij den tegen- woordigen toestand der wereld tallooze re geeringen hun bewapeningen niet ernstig zou den kunnen verminderen zonder ernstige waarborgen voor hun veiligheid te ontvan gen 2o. dat deze veiligheid kan worden ver schaft door een verdrag van wederzijdsche hulp 3o. dat een algemeen verdrag op zich zelf onvoldoende zou zijn en dat overeen komstig tusschen de staten met gemeen schappelijke belangen het zouden kunnen aanvullen. de Fransche financieele wetsontwerpen. In een drie uur lange uiteenzetting in de begrotingscommissie van den Senaat, heeft Poincaré Zaterdagmorgen aangetoond dat deze zoo spoedig mogelijk de reeds door de Kamer gevoteerde financieele voorstellen onveranderd aannemen moet, wil ze een dam opwerpen tegen de toenemende stijging der. buitenlandsche deviezen. Hij heeft betreurd, dat de Senaat zijn zitting gisteren tot Donder dag verdaagd heeft, inplaats tot Dinsdag, doch de hoop uitgesproken, dat het rapport der commissie dan ook gereed zijn zal, zoodat da delijk met de behandeling begonnen kan worden. De commissie verklaarde, bij monde van den voorzitter volkomen bereid te zijn, de regeering zooveel mogelijk te helpen en des noods permanent zitting te houden tot de bespreking afgedaan is. Ze is Zaterdagmiddag met de behandeling kunnen beginnen. Naar het zich laat aanzien, zal de Senaat het voor beeld der Kamer volgen en de voorstellen aannemen, zij het wellicht niet zonder enkele wijzigingen. De Senaatscommissie voor financiën, die zich bezig houdt met de bespreking van den tekst van de financieele wetsontwerpen, door de Kamer aangenomen, hechtte Zaterdag nog, volgens latere berichten, haar goedkeuring aan het beginsel om een som van één milliard franc te bezuinigen op de staatsuitgaven over het jaar 1924. Zij verving met 15 tegen 2 stem men den door de Kamer aangenomen tekst, waarbij de regeering wordt gemachtigd om langs den weg van reglementaire besluiten te werk te gaan, door een tekst, waarbij een be drag van één milliard definitief wordt gean nuleerd op de credieten op de algemeene be grooting. Deze annuleering zal worden ver deeld over de ministeries door decreten van den president der republiek. De commissie nam artikel 2 (geen creëering van nieuwe functies), artikel 3 (de double decime), artikel 4 (zegelrechten) en artikel 5 aan. De Belgische Kabinets crisis. De moeilijkheden, welke Theunis onder vindt bij de samenstelling van zijn nieuwe kabinet, blijken nog niet uit den weg te zijn geruimd. De voorloopige samenstelling maak te melding van vijf liberalen, hetgeen niet naar den zin der katholieken is, die over 80 zetels in de Kamer beschikken tegen 33 der liberalen, Bovendien ondervindt de benoe ming van Paul Hymans tot minister van buitenlandsche zaken tegenwerking van Vlaamsche zijde, terwijl de gestadige daling van den franc er op zou wijzen dat een nieuw kabinet-Theunis niet het volle vertrouwen bezitten zou. De (Antwerpsche) „Schelde" zegt dat de Belgische regeering tegenover de Fransche financieele wereld staat als de Duitsche tegen over de Ruhrmagnaten in 1920. Indien de volken beter de geschiedenis kenden van hun eigen tijd, zouden zij zich niet zoo onver schillig naar de slachtbank laten leiden. Lees de Duitsche bladen van voor drie en vier jaar, zegt het blad. Indien men de artikelen letter lijk vertaalde, zouden zij branden van ac tualiteit. De capitulatie voor de financieele kringen was in Duitschland het begin van de inflatie. En het blad vervolgt Zal Theunis de ge heimzinnige ongrondwettelijke macht, die hem weer aan het bewind heeft gebracht, weerstaan Er zijn twee soorten van dicta tuur. De militair-financieele en de politieke. Mussolini trof politieke maatregelen en de lire werd gered. Maar verklaarde Theunis eergisteren niet, dat hij van geen politiek hooren wilDit is zeker het derde ka binet-Theunis zal beschikken over een dic tatoriale macht. De meerderheid van het Par lement zal geen andere rol te vervullen heb ben dan die volmacht.te dekken. Het is dus goed, dat wij van te voren de ver antwoordelijkheid vaststellen. Wie Theunis aan het bewind helpt houden, is mee verant woordelijk voor zijn beslissingen en voor de gevolgen daarvan. Denkt Theunis nu waarlijk dat het bui tenland eenig vertrouwen schenken kan aan een regeering ontstaan in dergelijke omstan digheden Theunis zet zijn onderhandelingen voort. De groote moeilijkheid, nu de kabinets formateur is gevonden, bestaat in de ver deeling der portefeuilles onder de partijen, die de meerderheid zullen vormen, en daar zoowel de liberalen als de katholieken druk in de weer zijn om te beletten dat de andere partij groote voordeelen uit den toestand trekt, wordt het vaak lastig den geschikten man te vinden. Zoo meenen reeds de katho lieken dat, indien buitenlandsche zaken, kunsten en wetenschappen, waarbij het open baar onderwijs berust, en justitie aan libe ralen zouden worden toevertrouwd, het aan deel der katholieken daar nooit tegen op wegen kan, daar deze drie departementen juist de belangrijkste zijn en er dus de meeste invloed van de partijen op kan uitgaan, te meer daar Theunis zelf door de liberalen is opgedrongen, buiten de partijen staat, en dus vanzelf sprekend niet heel sterk gekant kan zijn tegen den liberalen invloed. De strijd gaat vooral om de portefeuille van buitenlandsche zaken, die de katholie ken opeischen en die Theunis reeds aan Hijmans had aangeboden, toen de delegatie van de Katholieke Kamergroep Theunis in kennis stelde van den eisch der Ksfthoiieken. Naar de „Standaard" thans mededeelt zou Hijmans aan Theunis zijn opgedrongen. Om zich uit de moeilijkheid te redden zou Theu nis er nu aan denken om den liberalen mini ster van Justitie Masson, tevens vice-voor- zitter van den ministerraad, met een andere portefeuille te belaste a, en in zijn plaats een katholiek aan justitie te brengen. Vrijdagavond deed het gerucht de ronde dat Theunis er van had afgezien een kabinet te vormen. Het gerucht blijkt onjuist te zijn. Poullet, die eerst had geweigerd een porte feuille te aanvaarden, heeft thans op aandrin gen van zijn partijgenooten aangenomen deel uit te maken van de nieuwe combi natie. Intusschen groeit het verzet tegen Hy mans als minister van buitenlandsche zaken scherp aan. Van Vlaamsche en socialistische zijde wil men van Hymans niet weten, en tevens neemt het verzet fegen een nieuwe combinatie Theunis toe. De „Peuple" en de „Standaard" drukken in groote letters een bericht af, waaruit blijkt dat de frank is gaan stijgen zoodra Theunis was gevallen en steeds beter is geworden zoolang er van Theunis als kabinetsformateur geen sprake was, doch dat hij weer is gaan zakken toen bleek dat de oud-premier de nieuwe regeerirg zou vormen. Men verwachtte dat Theunis Zaterdagavond zijn medewerkers zou heb ben gevonden of anders den koning zou meedeelen dat hij van zijn opdracht afziet. Van uur tot uur wisselen de kansen. In tusschen komt van een bezuinigen door het verminderen van het aantal departementen mets. Er zijn te veel candidaten. Forthomme zal misschien als minister van landsverdedigin toch aanblijven, ofschoon men hem daar wil weghebben, omdat- hij te veel wil bezuinigen op de oorlogsbegrooting. Dit alles verhoogt echter allerminst het prestige van de toekom stige regeering als ten minste Theunis er in slaagt er een te vormen. De afzetting van den Ka lief. Er bestaat te Parijs nogal verschil van opi nie omtrent de houding die Frankrijk heeft aan te nemen tegenover de afzetting van den Turkschen Kalief. De eerste opwelling was om op den Engelschen schaakzet, waarbij koning Hoessein als zijn opvolger werd aan gewezen, te antwoorden door den sultan van Marokko candidaat voor de hoogste Moham- medaansche kerkelijke waardigheid te doen stellen, zoodra deze onder Franschen in vloed gekomen zou zijn. Daartegenover stelde de bekende Turkenvriend Claude Farrère in de „Echo de Paris" de meening, dat de Fraijsche regeering gastvrijheid behoorde aan te bieden aan den afgezetten Kalief Abdoel Medjid, die immers niet regelmatig bij de beslissing van den Sjeik-Oel-Islam vervangen is en die dus zijn geestelijke waar digheid niet verloren heeft. Men zou hem, meende Farrère, op het Tunesische eiland Djerba kunnen zetten, waar hij zou voort gaan met zijn functie uit te oefenen. Het schijnt, dat geen van beide plannen voorloopig in de bedoeling liggen van de Fransche regeering. In het „Journal des Débats" betoogt Gauvain, dat Frankrijk wel dwaas zou zijn zich in dit Mohamme- daansche krakeel te steken, nu het zelf met zooveel moeite den religieusen vrede thuis gekregen heeft. Herbette in de „Temps" zet zijnerzijds uiteen, dat de Koran verbiedt, dat de heerscher der geloovigen woont op grondgebied, dat aan vreemd gezag is onder worpen. Daarom is het onwaarschijnlijk, dat de Engelsche onderneming slaagt en moet Frankrijk niet trachten deze door de candi- datuur van den sultan van Marokko na te volgen. Overigens is Frankrijk, waar schei ding tusschen Kerk en staat zoo uitgesproken is, het laatste land, dat zich in deze dingen mengen kan. Deze uitingen wijzen er op, dat de Fransche regeering weinig zin heeft te betoogen van nationalistische zijde, dat Frankrijk tegen de Engelsche onderneming ingaan moet, op te volgen. HET UITROEPEN VAN KONING HOES SEIN TOT KALIEF. Er worden verdere gebeurlijkheden ver wacht in verband met de uitroeping van koning Hoessein tot Kalief., Waarschijnlijk zullen Egypte en Mafokko candidaten voor stellen. De gevoelens in Indië worden met groote belangstelling afgewacht. Er wordt op gewezen, dat de Mohamme danen van Hedjas, Irak en Transjordanië slechts een klein gedeelte van den Islam uitmaken. DE SCHULDEISCHERS VAN DEN KALIEF. De pathos van het dramatisch vertrek van den Kalief en de leden van het Othman- sche Huis wordt eenigermate getemperd door enkele humoristische bijzonderheden.De Turksche autoriteiten worden nl. bestormd door schuldeischers, die rekeningen voor leggen met hooge bedragen, welke zij nog van het huishouden van den Kalief hebben te ontvangen. Zelfs hebben zij de regeering verzocht de prinsen nog vast te houden, al vorens ze te verbannen, totdat ze hun schul den zullen hebben betaald. Krachtens de wet op de verbanning moet aan leden der dynastie één jaar worden toegekend om hun zaken te regelen, maar in het huidige geval bezitten de prinsen niet eens de middelen om hun dagelijksche uitgaven te voldoen. Het door den Staat aan ieder van hem ver leende voorschot van 1000 Turksche pon den, is dan ook volstrekt ontoereikend. DE WEENSCHE BANKBEAMBTEN- STAKING GEËINDIGD. Het W. B. meldt uit Weenen, dat de volkomen overeenstemming is bereikt. He den wordt het werk overal en ten volle her vat. De voorbereidende maatregelen voor de hervatting van het werk begonnen eergis teren reeds. Het bijleggen van deze staking heeft vooral daarom voldoening gewekt, omdat gisteren de internationale Messe te Weenen wordt geopend, waarvoor zich ditmaaal veel meer bezoekers hebben aange meld dan ooit te voren. De staking eindigde met een compromis. De beambten stemden toe in een verlenging der kasuren en ver klaarden er zich accoord mede, dat nog in den loop van dit jaar een verlenging van den arbeidstijd zal worden ingevoerd. Hunne salarissen worden met 14% procent ver hoogd. Het kabinet-Kaffandaris is afgetreden. Dit aftreden zal waarschijnlijk het ge volg zijn van den eisch der republikeinsche officieren om onverwijld de dynastie verval len te verklaren en de republiek uit te roe pen, terwijl Kaffandaris, naar men weet, in den geest van Venizelos wilde handelen en de beslissing over deze quaestie aan een volkstemming overlaten. DE STRIJD IN MAROKKO. De terugkeer van de colonne, die ter be scherming van het convooi naar Tizza Assa was uitgezonden, geschiedde zonder dat zij werd verontrust, hetgeen bewijst dat de vij and zwaar geteisterd is. De Spaansche ver liezen zijn licht, indien men rekening houdt met den omvang der operatie. De vijand liet dooden en gewonden achter. Officieele berichten uit Melilla, te Madrid ontvangen, melden dat een Spaansch con vooi een bajonetaanval der Rifkabylen bij Tizza Assa heeft afgeslagen. De Spaansche verliezen bedroegen zeventig man de vijan delijke verliezen zijn aanzienlijk. EEN AARDBEVING IN DERBYSHIRE (ENGELAND). Een kortstondige aardbeving, diexintstel- tenis verspreidde, heeft Vrijdag om 10.50 in Alfretcm en andere deelen van Derbyshire de gebouwen doen schudden. Ook in Notting ham werd de schok gevoeld daar liepen de menschen ontsteld de straat op. Zaterdag morgen werden in Nottingshamshire nieuwe schokken gevoeld. Te Sutton in Ashfield viel een schoorsteen om. EEN MIJNRAMP. Gemeld wordt, dat 175 mijnwerkers te Salt Lake City (V.S.) werden bedolven ten gevolge van een ontploffing in een steenkool mijn. Men vreest, dat alle bedolvenen gedood zijn, hetzij' door de ontploffing, hetzij door verstikking. Men meldt uit Roermond Vrijdagmorgen werd door de rijkscom missie voor monumentenzorg, onder leiding van dr. Kalf, een nader onderzoek ingesteld naar de oudheidkundige vondsten bij de Munsterkerk alhier. Op het terrein waren aanwezig dr. Goossens, ingenieur Keulier, prof. v. d. Steur, prof. Vogelsang, prof. Miliaret en B. en W. van Roermond. Van de andere zijde wordt nog aan de Tel. bericht De laatste ontdekking, het wedervindea der zeldzame voorwerpen aan de Munster abdij te Roermond heeft de groote belang stelling gewekt der historici, deskundigen en buitenstaanders. De 13e eeuwsche muur, die helaas is verloren gegaan, heeft aan het nauwkeurig begrip der kloosterabdij uit den jare 1223 veel schade berokkend. De mooie kapiteelen, kolonetten, Romaansche bogen, hardsteenen zuilen, de beschildering met de roos der tusschengelegen steunstuk ken, (de roos het tweede wapenteeken der graven van Gelder), het abdisse-hoofd, de roode ranken met blauwe distels zijn zeker waardevolle kunstschatten. De gevonden balken geven nieuwe aan wijzingen over de adellijke abdissen, in de jaren 16001650. De gravenzaal (polatium of palt), in den beginne meer gedacht als kapittelzaal, waar de bekende balken zijn gevonden, wekt aller bewondering. Nu is opgemerkt, dat bij schuine ligging de 6 bal ken aan twee zijden beschilderd zijn. Een draagt aan twee kanten een spreuk, waarvan wij konden terugbrengen tot „Gott allein sei Unser Kraft". Het andere opschrift is minder juist te ontcijferen. Een heeft aan twee vlakken een Latijnsche spreuk, die moeilijk leesbaar is. Het jaartal is echter te zien 1617. Drie hebben aan elke zijde de 8 adellijke wapens der familie Anna van Ruip- schenberg (16041630), Elisabeth van Cor- tenbach (geprofest 1607)de laatste is min der duidelijk. Een balk telt zelfs 32 wapens. Hier zijn ook het goud en rood het best bewaard. De taak welke de stad in verband met de oudheidkundige vondsten en hun waarde wacht bij het vrijmaken der Munsterkerk zal mogelijk binnen enkele wegen een bes lissin' moeten vinden. DE PORTIER VAN DE LANGE- POORT. door Joh. Been, 2e druk VIER MAANDEN NIET NAAR SCHOOL, door M. J. Molanus Stamperius. ECCOLIEN door Truida Kok Uitgaven van de UITG. MIJ E. J. BOSCH Jbzn. te Baarn. Ze zien er kleurig en aanlokkelijk uit, deze drie deeltjes van de bekende Stampen us- bibliotheek en de teekeningen van J. G. Kesler, doen prettig aan. In de „Portier van de Langepoort" vertelt de heer Joh. Been, die op het gebied van vertellen doorkneed is, uit de jeugd van den luitenant-admiraal Witte de Wit. De heer Been is archivaris van den Briel en woont er sinds jaren. Daaraan is het vermoedelijk toe te schrijven, dat hij er een stukje ge schiedenis van den Briel doorheen vlecht, wat aan de vertelling geen afbreuk doet. „Vier maanden niet naar school", is het verhaal van een meisje van 14 jaar, dat tot herstel van haar vader, met haar ouders, niet minder dan 4 maanden, op reis gaat. Het spreekt van zelf, dat zij daar veel avontuur lijks beleeft. Truida Kok heeft het in „Eccolien" over een moederloos meisje, ietwat egoïstisch aangelegd en dat daarom niet zoo goed kan opschieten met andere meisjes van haar leeftijd daarbij is ze wat onbedachtzaam, en wil heur haantje steeds laten koning kraaien. Veel verbetering wordt in den aard van Eccolien gebracht door den omgang op een kostschool. Maar waarom moet Truida Kok in dit voor meisjes bestemd werkje, jongens en meisjes laten kampeeren, eenige dagen en nachten, al is het dan ook onder toezicht"? Dat had de schrijfster niet moeten doen daardoor bracht zij o.i. een offer aan den verkeerden tijdgeest en daarom kunnen wij „Eccolien" niet onvoorwaardelijk voot de jeugd aanbevelen. Wat jammer is, want Truida Kok vertelt uitstekend. 3. „Hij kan niet gevangen genomen zijn, riep Rosa ongeduldig uit en opgewonden ging ze voort: Vader Joseph, laat ons naar be- aaden, naar de kloof gaan, daar kunnen wij zien of hij de smokkelwaren daar heeft achtergelaten." „We kunnen beteT wachten tot het geheel en al donker is geworden „Als we er zijn aangekomen zal het reeds nacht zijn.... Overigens zal men het niet in het hoofd halen om mij vandaag reeds in het oog te houden." De oude man stond zwijgend op. „Sluit Herta op," zeide Rosa tot haar moeder, die die den hond bij den halsband nam cn hem naar de achterkamer bracht, waar ze hem achterliet en de deur dicht trok. Ze gingen heen, terwijl de smckkelaarster met angstig gelaat nogmaals vroeg: „Hij heeft zich dus niet eenmaal laten zien „Neen," herhaalde Geneviève, „maar je behoeft niet ongerust te zitn, hij is te Flo- renviile veiliger dan hier, hij zal naar- België vertrokken zijn Enkele oogenblikken later liepen Rosa en de oude man door het woud en na een moeilijken tocht van twintig minuten over rotsen en dwars door het kreupelhout heen, bereikten ze de klove waar de douanier hen verrast had. Ongeveer in het midden van deze rotsspleet was een kromme holte, waar Rosa in verdween. Daar bevond zich een opening, verborgen achter struikgewas en juist groot genoeg, dat een mensch er zich doorheen kon wringen. „Kunt het touw vinden,vroeg Vader Joseph. ,Jk heb het al." Plotseling hoorde de smokkelaar een vreeselijken gil. „Wat is er," riep hij haar met angstige stem toe. Rosa liet een eind touw zien, dat onder een te zwaren last was afgebroken. „Welnu, het is gebroken." mompelde hij, maar de angstige gelaatstrekken van het bevende meisje, dit hij ondanks de duister nis kon onderscheiden, ziende, vervolgde hij: „Maar wat scheelt je toch? Je maakt mii bang." Rosa bleef onbeweeglijk staan met staren de oogen en wijd geopenden mond, en stamelde: „Het touw!..., het touw!" „Ja, ik zie wel dat het gebroken is.... Dat is een ongelukje van geen beteekenis. ik 'heb no" een and„r eind touw bij mii om mijn middel.... Ik ban niet voor niets sedert mijn jeugd smokkelaar.<w> ik houdt van voorzorgsmaatregelen." „Francois.... o, Francois!.... jammerde Rosa. „Maar wat heb je toch?.... Wat is er gebeurd?" Met een gelaat, waarop een ontzettende angst te lezen was, herhaalde de jonge boerin nogmaals: „Het touw!!!" „Maar voor den duivel, dat is toch gauw genoeg hersteld! Wacht maar even „ïk ben zoo bang!..,... ik zoo bang!Francaiso, mijn arme man „Maak nu toch niet zoo'n lawaaials er douaniers in den omtrek zijn dan lok je ze hierheen," maar zelf vqelde de oude man eveneens een onbestemde vrees in zich I opkomen en bij vroeg: „Maar waar ben je dan toch zoo bang voor?" „In den nacht, toen wij hier waren in gesloten is hij in deze spelonk afgedaald met een zwaren last op zijn schouders.... Het touw was niet sterk.... hij had cr juist over geproken het den volgenden dag te vernieuwen.... Ik ben zoo bang.... zoo bang.... dat bet touw bezweken is onder de zware vracht „Dat is zeer .goed mogelijk." „Het is niet enkel mogelijkik ben er zelfs zeker van. Waarom hebt gij Fran cois niet gezocht, toen hij niet te voorschijn kwam?.... Francois is hierhoort gehij" is hier I" 1 „Je bent gek hij is lenig genoeg. Hij zal wel als een kat op zijn pooten zijn terechtgekomen „Maar hoe moest hij er uit komen?" Nu werd de oude eveneens doodsbleek. „Hoe lang is het geleden, dat hij in deze kloof is afgedaald," stamelde hij. „Tien dagen," zeide Rosa met een doffe stem, die klonk alsof zij uit een graf kwam. De oude man maakte het touw los, dat hij om zijn middel droeg en bevestigde het haastig aan een boomstronk. „Ga op zij," zeide hij, „ik ca! vóórgaan. „Neen, neen,.... ik eerst!" De smokke laarster wrong zich opnieuw in de opening, terwijl Joseph plat voorover ging liggen en luisterde. „Ik ben er al," zeide een 6tem beneden. Vervolgens verdween de oude man even eens door het gat. Zoo gauw hij beneden was haalde hij een vuurslag en een kleine lantaarn, die hij_ altijd bij zich droeg, te voorschijn. Een kleine vlam verlichtte de donkere, twintig voet hooge grot. Joseph begaf zich naar een der uiteinden van de grot, waar een groote voorraad gesmokkel de tabak lag opgestapeld. Plotseling slaakte Rosa wederom een gil, nog verschrikkeüjkei dan de vorige een gil dit haat metgezel deed verstijven van schrik Hij keerde zich om 'maar hij kon zijn oogen niet gelooven groott zweetdruppels vloeiden langs zijn slapen Rosa wierp rich op een vreeselijk ver wrongen lichaan en uitfe in haar krank zinnige wanhoop dc afschuwelijkste jam merklachten, terwijl ze met droge branden de oogen het lijk van haar man heftig tegen haar borst drukte. Vervolgens zweeg ze langen tijd Er heerschte een ontzettende stilte in de grot De oude man bleef als een waanzinnige voor zich uit staren, zijn knieën knikten, zijn tarnden klapperden.. hij liet de lan taarn uit zijn hand vallen zoodat deze uit doofde en er een ondoordringbare duister nis hing En toen bij na verloop van bijna twintig minuten opnieuw het licht aanstak hield Rosa noe steeds het lijk met haar ar men omvat.. Zij was even bleek en even onbeweeglijk als de doode Hij streek met zijn hand over hef voorboold alsof hij zich ervan wilde vergewissen dal niet alles een vreeseüjke drocm was en knielde bij hen neer. Met groote moeite kon hij de armen losmaken, die de jonge vrouw om den hals van Francois Piret gekneld hield De doodsstrijd van Francois ia de ontzettende duisternis van dezen kerker moest dagen en nachten geduurd hebben Hij moest hulpeloos om redding gekreten hebber., hoevele jammerklachten moest hij geslaakt hebbenvergeefsche jammer klachten die verloren gingen tusschen de woeste rotsen Hoe dikwijls moest hij zijn oogen hebben gericht naar die nauwe opening daarboven, waar een touw bengel- do dat hem bad kunnen reddenals het niet te. kort was geweest.... die opening die bem ten gedeelte van den wijden hemel liet aanschouwen Hij zou nooit meer de onmetelijke diepte van dien blauwen heme' weerzien, dien hemel waarnaar hij ongetwijfeld zijn oogen had gericht en zijne banden bad uitgestrekt om redding af te sme'ekcn maar er was geen hulp komen opdagen.... Niemand had geantwoord op zijn kreten, zijn smeek beden en zijn tranen Hu nad met ziin vuis ten tegen he4 graniet gebeukt... hij had zijn hoofd tegen de muien .au zijn graf ge slagen.. Vreeseüjke pijnen hadden zijn ingewanden verteerd zijn» hersens hadden hem de verschrikkelijkste droombeelden voorgetooverd en een onoverwinnelijke ver- dooving had hem aangegrepen Toen was do dood gekomen, de dood in zijn meest ont zettende gestalte, de hongerdood Francois Piret was nauwelijks meer dan een geraamte, Rosa, geleek eveneens een doode. Toch hoorde Joseph, toen hij met het oor op haar boezem luisterde dat heup hart nog klopte. Hij sprak tot haar en schud de haar heen en weer.... ze keerde echter niet tot bewustzijn terug. De oude Joseph begreep dat hij zoo snel mogelijk dit graf moest verlaten, de buiten lucht zou Rosa weer bijbrengen Maar hoe moest hij haar uit deze grot krijgen. Hij sloeg het touw waarlangs ze afgedaald waren en dat ruim op den grond afhing om het middel van Rosa, legde er een stevigen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5