Uit de Pers.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Maandag 10 Maart 1924 - Derde blad
Ex-Keizer Wilhelm en het Katholicisme.
Het groote euvel.
BINNENLAND.
In naam onzer moedertaal.
EINNENLANDSCH NIEUWS,
Een adres aan den
Ministerraad.
Openbare verkoopingen en
verpachtingen.
De salarisverlaging van het
Rijkspersoneel.
Nederl. vereeniging van
kaashandelaren.
Een werk over Atjeh.
Maatregelen tegen de
„parlevinkers."
De gesloten vischtijd.
Een moeilijke beslissing.
Overheidssteun aan de
Holl. Llqyd.
Van het Hof.
Belastingontduiking.
UIT ONZE OOST.
Employé vermoord.
VERKEER EN POSTERIJEN
Snelvervoer en bestelgoed-
zendingen.
INGEZONDEN.
„Nieuw Nederland" geeft, met gebruik
making van hetgeen Dr. Hans Rost daar
over onlangs publiceerde, een kijk op de
verhouding waarin de ex-keizer tot het
Katholicisme stond.
Men zou namelijk dwalen, aldus dit
weekblad, wanneer men meent, dat Kei
zer Wilhelm II den Katholieken gunstiger
gestemd was dan zijn anti-roomsche
vader of grootvader.
Dat de gemalin van Keizer Wilheïm II,
Keizerin Augusta, als enghartig protestant-
sche in haar hofhouding geen enkele Ka
tholieke of 'Katholiek duldde, mag bekend
heeten. 't Is zelfs gebeürd, dat de intiem
ste vriendin der keizerin, de opperhof-
meesteresse gravin Brockdorff, eens tot
een dienstmeisje zeide: „Wat, ben je ka
tholiek? Foei!"
Ook Keizer Wilhelm werd opgevoed in
de oude vooroordeelen tegen het Katholi
cisme; hij leefde in den ban waarin de tal
rijke protestantsche fabeltjes over het Ka
tholicisme hem gevangen hielden, en wan
neer hij bij officieele gelegenheden met
Katholieken in aanraking kwam, ging hij
in zijn gesprekken nooit verder dan de
conventi of de gewone beleefde vriende
lijkheid het vorderen.
Wanneer de Keizer aan den Aartsbis
schop van Keulen de verzekering gaf goed
„landsvader" te zijn voor zijn Katholieke
onderdanen, dan deed hij dit voorstel opdat
de aartsbisschop en de geestelijkheid het
Katholieke volk de liefde en gehoorzaam
heid aan de door God boven hen gestelde
overheid zouden inprenten. En als de
Keizer in Beuron en Maria Laach den Be
nedictijnen met eenige welwillendheid de
jverzekering gaf, den godsdienst van het
jvolk hoog te willen houden, of wanneer
hij aan de Pausen herhaaldelijk blijken gaf
jvan waardeering en voor de Katholieken in
Jeruzalem de Dormitio liet bouwen of aan
'Windthorst een bijzonder eervolle begra
fenis ten deel liet vallen, dan stonden te
genover deze oogenschijnlijke vriendelijk
heden de meest onvriendelijke daden.
Om slechts enkele voorbeelden aan te
halen: de Keizer deed jegens de Benedic
tijnen of hij hun goed gezind was, toen de
Duitsche Jezuïeten, van wie niet weinigen
het IJzeren Kruis eerste klas behaalden
in den oorlog van '70, verbannen bleven
ibuiten hun vaderland. In de naaste omge
ving van den Keizer en de Keizerin waren
Katholieke dames of heeren, die een hoo-
geren post bekleedden beslist buitengeslo
ten, in tegenstelling met het Beiersche hof,
dat ook Protestanten zeer verdraagzaam
ioelie ten behandelde. Wanneer een katho
liek officier een protestantsch meisje huw
de, dan moest hij zijn kinderen, een streng
volgehouden bevel, protestantsch laten op
voeden. Toen de landgravin Anna von
Hessen den 9en October 1901 tot de Ka
tholieke Kerk overging, schreef de Keizer
haar een woedenden brief, waar deze zin
in voorkwam: „Je weet, hoe ik de Katho
lieken haat". Jegens prins Heinrich uitte
Wilhelm II den wensch voor het verwek
ken van een anti-ultramontaansche bewe
ging. Toen het beruchte tooneelsiuk werd
opgevoerd van den afvalligen ordensgees-
jelijken Ohorn: „De Broeders van St. Bern-
hard", hetwelk een beleediging der kloos
ters beteekende, was het de Keizer, de
gastvriend der Benedictijnen! die het
stuk luide toejuichte. En telkens als hij
zich veilig wi3t, nam hij geen blad voor den
mond; dan Was er geen sprake meer van
welwillendheid of goede gezindheid. Den
7en Februari 1895 schreef hij aan Tzaar
Nicolaas: „Mijn Rijksdag gedraagt zich
slecht; hij zwenkt voor en achteruit tus-
schen de socialisten, die door de joden
'worden aangezet, en de ultramontaansche
katholieken; beide partijen zijn, voor zoo
ver ik beoordeelen kan, binnenkort rijp om
onthalsd te worden." In het derde deel van
zijn „Gedachten en Herinneringen" (bl. 81
en 82) vertelt Bismarck: Ik begon mijn op
wachting bij den Keizer aldus: „Ik kan
Uwe Majesteit melden, dat Windthorst uit
«ijn gebouw gekomen is en mij heeft opge
kocht", waarop de Keizer uitriep: „Wel, en
«ij hebt hem natuurlijk de deur laten uit
gooien?" Bismarck antwoordde, dat hij
Windthorst „natuurlijk" ontvangen had,
waarop de Keizer verklaarde, dat Bis
marck hem daartoe vooraf verlof hal moe
zen vragen. Bismarck sprak dit tegen, doch
de Keizer week niet van zijn standpunt en
voegde er bij, dat hij wist, hoe het bezoek
van Windthorst door de bemiddeling van
len bankier Bleichröder tot stand was ge
komen: „Joden en Jesuieten houden het
steeds met elkander."
De Pruisische Katholieken konden mee
praten over de ruwe onverdraagzaamheid,
die zij van den Keizer moesten verduren.
jMen behoeft hiertoe slechts de geschiede
nis hunner officieele achteruitzetting, hun
'.„ongeschiktheid" voor betrekkingen enz-
[nauwkeurig na te gaan. Maar het oordeel
dat Prins Friedrich Wilhelm van Pruisen
in zfjn hoedanigheid van Pruisischen Land
raad, in een schrijven aan de regeerings-
president van Breslau durft geven over de
Katholieken, was zoo doortrokken van den
geest der Hohenzollern dat het wel als
typisch voorbeeld van het vele en groote
onrecht, den Katholieken in de laatste ja-
zen aangedaan, vermeld dient te worden.
De Paters Redemptoristen, die men tij
lens den oorlog vol edelmoedigheid op het
slagveld en de lazaretten konden vinden,
wilden in Wartha (Silezië) begin des jaars
1915 een retraitenhuis oprichten. Het ver
zoek was uitgegaan van Wartha zelf. De
Koninklijke Landraad Prins Friedrich Wil
helm van Pruisen, wiens gebied van 45.600
inwoners ongeveer 37.000 katholieken tel
den, deed het verzoek evenwel vergezeld
gaan van den volgenden commentaar, dat
hij zond aan den Regeeringspresident in
Breslau: „Aan Uw Hoogwelgeboren zend ik
u gaarne een schrijven in duplo van het
bestuur der stad Wartha, betreffende het
verzoek, een retraitenhuis te mogen bou
wen, ten behoeve van het aldaar gevestig
de Redemptoristen-College. De oprichting
van een dergelijk huis in Wartha is reeds
sedert 1913 door Rector Schweter van het
daar bestaande Redemptoristenklooster,
eerst in het geheim en daarna in een ver
zoekschrift aan Uw Hoogwelgeboren, den
19en Januari van dit jaar aangevraagd
Wat mij betreft, ik ben en blijf beslist
gekant tegen de oprichting van een derge
lijk huis uit den tijd van de middeleeuwen
en in welke inrichting de gruwelijkste ge
wetensdwang volgens echt Jesuietisch sys
teem plaats vindt. Wat baten al die heer
lijke overwinningen onzer legers en het be
vestigen der uiterste vrijheid bij het volk,
wanneer aan de Kerk, die het volk knecht,
de vrije hand wordt gelaten? De geschie
denis van Spanje en Frankrijk leert ons
voldoende, waartoe de volkeren geraken,
die op dusdanige wijze worden voorgegaan.
Het is volgens mijtf meening van de groot
ste beteekenis voor den Staat, de oprich
ting van het retraitenhius te verbieden.
Want het gaat om de Katholieke Kerk, den
grootsten en onverzoenlijksten vijand der
Pruisen, het gaat hier om een internationa
le, en in elk geval antimanarchlstische in
richting, die het, zooals de ervaring leert,
zoo nauw niet neemt, wanneer het er op
aankomt, met de sociaal-democraten tegen
de Regeering front te maken; het gaat hier
om die Kerk, wier bedienaren in België op
onze soldaten met machinegeweren hebben
geschoten. Zou fen dergelijken demorali
seerenden instituten 'n gunst willen bewij
zen?
Het is bedroevend, op welke wijze bui
tendien reeds de tegenwoordige geestelijk
heid en andere fanatieke lieden meest
langs sluipwegen jacht maken op de
protestanten. Het zou daarom diep betreu
renswaardig zijn, wanneer zou worden toe
gegeven aan dit verzoek, dat den gods
dienst bedreigt.
Wat het deelnemen aan den oorlog door
de Redemptoristen betref^, dit kan volgens
mijn meening geen reden zijn, om hun ver
zoek toe te staan. Want dat was van zelf
sprekend en niet meer dan een dankbaar-
heidsplicht jegens den staat. Maar dat men
voor het vullen van een plicht jegens den
staat tegelijkertijd een rekening overreikt,
toont reeds voldoende het Jezuietisrae en
den aard van het orthodox Katholicisme.
Daarom verzoek ik Uw Hoogedelgeboren
nogmaals dringend, dat u zich pertinent
tegen het bouwen van een retraitenhuis
zult verklaren, daar het geven van retrai-
ten gepaard met de opsluiting van leeken,
ver uitgaat over de grenzen van de eigen
lijke zielzorg, welke de Redemptoristen
zeggen te willen uitoefenen."
Ziedaar boe een broeder des keizers over
de Katholieken dacht en hoe hij even dom
als blind oordeelde over een retraitenhuis,
waarvan hij beteekening. inrichting en doel
niet bleek te kennen. Welk een berg van
vooroordeelen. En welk een sluwe, geheime
pressie, om de Katholieken tegen te wer
ken!
In dezen geest zijn de Katholieken van
Pruisen, tot de revolutie kwam, door een
keizerlijke bureaucratie geregeerd gewor
den. Men behoeft niet te letten op de be-
leedigende uitdrukkingen en den onver-
draagzamen toon, die in dit schrijven
voorkomen, maar men vrage zich eens af,
wat er wel in Pruisen zou gebeurd zijn,
indien een Katholieke Landraad op een
zelfde wijze zich hadde geuit tegen de in
richtingen van een protestantsch kerkge
nootschap? Hij ware dadelijk uit zijn ambt
ontzet, terwijl de protestantsche Landraad
van koninklijke bloede natuurlijk ongehin
derd bleef.
De geschiedenis van keizer Wilhelras
verhouding tot de Katholieken is meeren-
deels een keten van onrechtvaardigheid en
onverdraagzaamheid te beginnm bij het
verbod, dat aan Katholieken geen betrek
kingen in den Staat mochten worden ge
gund met een hooger inkomen dan 300
Thaler, tot een verbod tot het oprichten
van een onschuldig retraitenhuis, dat ten
deel heeft den godsdienst onder het vplk te
bewaren.
Gelijk de Hohenzollern eenmaal de Je
zuïeten in ballingschap zonden, zoo ver
toeft thans het hoofd hunner dynastie op
vreemden bodem. Goddank heeft Neder
land met dezelfde gastvrijheid, waarmede
het de eerste herbergde, ook den tweeden
opgenomen. Maar hoe beklagenswaardig,
van zuiver menschelijk standpunt bezien, de
val der Hohenzollern ook moge wezen,
van het standpunt eener reeds op aarde
zoenoffers eischende gerechtigheid kan zij
als een boete geschouwd worden voor de
systematische beleediging van het grondbe
ginsel: „De rechtvaardigheid is het funda
ment van het bestuur der Staten."
De omstandigheid, dat het doorluchtig
Episcopaat een gezamenlijk Vastenraande-
ment heeft uitgevaardigd over eenzelfde
onderwerp, doet wel zeer sterk uitkomen,
hoe ernstig de zaak is, waarom het hier
gaat.
Laat men daarom dit herderlijk schrijven
Jezen en hèrlezen, zoo zegt het „Centrum":
„En vooral, laat men door daden toonen,
dat men niet alleen met eerbied en gehoor
zaamheid, zooals het katholieken betaamt,
wil luisteren naar de stem der Bisschoppen,
maar ook, dat men heeft begrepen en ver
staan, wat dit episcopale woord aan ver
maningen inhoudt.
Het is een algemeen, wij zouden kunnen
zeggen een internationaal kwaad, waartegen
Neêrland's Kerkvoorgden hunne onderhoo-
rigen met zooveel klem waarschuwen.
En een kwaad, dat, wel verre van te ver
minderen, steeds grooter afmetingen schijnt
aan te nemen, steeds driester en dreigender
«zich vertoont.
Dat het ook onder de hun toevertrouwde
Scudde rampzalige slachtoffers maakt, con-
«tateeren de Bisschoppen met diepe smart.
En dat ook in andere landen zij, die tot
het bestuur der Kerk zijn geroepen, reden
tot klachten hebben en ernstige vermanin
gen, blijkt o. a. uit den Vastenbrief van
ferland's primaat, kardinaal Logue, waarin
Z. Em. opkomt tegen de schaamtelooze wijze
van kleeding, zoo geheel afwijkend van de
ingetogenheid, waarop het Iersche volk
vroeger fier ging-
Heidensche opvatfdmgen en practijken
dreigen gaandeweg de wereld te ovrschadu.
wen en aan de menschen onberekenbaar na
deel too te brenten.
Mogen de katholieken daartegen pal staan
en den ernst der tijden, den ernst hunner
taak en de beteekenis van de vermanende
taal hunner geestelijke Leidsmannen be
grijpen!"
Juist in zulke tijden als wij beleven, als
de decadentie rondspookt, hebben de Ka
tholieken te bewijzen, dat ze op de rots
bouwen.
Als men de winkelstraten van den Haag
passeert, zegt de „Residentiebode," dan valt
niets meer op, dan dat er zooveel Franschc
en Engelsche winkelires zijn, althans men
schen die vreemde waren verkoopen, cui
siniers-patissiers, coiffeurs, taill tailors
die hun waren veilen in salons de refraicbis-
sements, lunchrooms enz. enz. En als er geen
vreemde waren te koop zijn, spreekt men
er toch minstens vreemde talen, zooals de
opschriften: on parle francais, man sprigt
Deutsch, enz, getuigen. Vreemdelingen die er
binnen loopen, merl.cn er anders dikwijls
weinig van, als ze het koeterwaalsch hooren,
wat dan Fransch, Duitsch of Engelsch moet
heeten.
Enfin, 't is grootsch maar klein-Hollandsch.
En in naam onzer dierbare taal hebben we
sl eens het voorstel opgeworpen om al die
opschriften in vreemde taal te belasten. Dan
zou het mes aan twee kanten snijden: Som
mige zouden die opschriften ten spoedigste
laten verdwijnen en de Hollandsche taal
voer er wel bij en anderen zouden er
grootsch op gaan, omdat onze aard nu een
maal zóó is en de fiscus voer er wel bij.
Men kan hier echter wel zoo iets voor
stellen, maar er moeten dan minstens 25 ja
ren over heen gaan, eer het wordt ingevoerd,
ook al weet men er iets tegen in te brengen.
Men leere nu echter van Mussolini.
Ook Rome had van hetzelfde euvel te
lijden.
We lezen nu in de „Tel." het volgende,
uit Rome geschreven:
„De winkels van Rome hadden dat ge
meen met winkels in andere landen, dat zij
prijkten met opschriften in alle moderne ta
len. Ook vermeldden zij in gouden letters op
de ruiten der étalage-kasten: „on parle fran
cais, english spoken, man spricht deutsch,
se habla spaniola."
Dat waren bijna altijd vergulde leugens
„om bestwil." Want sprak men er Fransch of
Engelsch of een andere der uitgekraamde
talen, dan was de verwarring grcot De juf
frouw of de jonge man dien men aansprak
had gewoonlijk een alibe. Zij of hij moest
niets hebben van die vreemde talen. En er
ontstond een groot geroep naar meneer of
juffrouw zoo en zoo, die altijd merkwaardi
ger wijze, juist even uitgegaan was.
Het beste Fransch hoorde ik spreken in
w.inkcls, waar men bet 't minst verwachten
zou en die er niet aan dachten deze taal
kennis op de winkelruit te vermelden.
Die opschriften waren dus meer een vrij
onschuldige opsnijderij. Het stond goed, het
kostte niets en, had men eenmaal den vreem
deling binnen, aangelokt door de opschriften,
dan moest het al heel raar loopen als hij,
zonder iets te koopen weer verdween.
Nu echter is dat anders geworden. De fas
cistische regeering, die'een groote bekwaam
heid toont in het opleggen van belastingen,
die verder een snikheet nationaal hart be
zit, gaat belasting heffen van dergelijke me-
dedeelingen in vreemde talen.
Dat wil zeggen, zij zou dezen belasting in
derdaad gaarne heffen en raadt den winke
liers in hun eigen belang aan opgave te doen
van opschriften in of aan bun winkels.
Door dc Federatie van de Dioc. R. K.
Volks- en Werklicdenbonden in Nederland
en het Bureau der R. K. Vakorganisatie, is
een adres aan den Ministerraad gezonden,
waarin wordt medegedeeld, dat zijn inzien
het groote volksbelang, hetwelk gebaat is
door het verkrijgen van evenwicht tus-
schen inkomsten en uitgaven en van dit ge
zichtspunt uit dc verschillende maatrege
len en plannen hebben bekeken.
Daarom erkennen zij de noodzakelijkheid
van verschillende maatregelen, die ze in
andere omstandigheden zouden afkeuren.
Dit neemt niet weg, dat ze mennen als
nog de volgende wenschen en bezwaren on
der het oog der Regeering te moeten bren
gen. Het adres vervolgt dan:
Wat de versterking der middelen betreft,
ofschoon niet blind voor het feit, dat de
directe belastingen reeds tot een zeer hoog
peil zijn opgevoerd en derhajve met de
Regeering. van meening, dat zoo spoedig
mogelijk naar verlaging moet worden ge
streefd, ofschoon dus erkennende, dat in
directe belastingen niet zullen kunnen
worden vermeden, meenen zij Uwe regee
ring met allen aandrang te moeten verzoe
ken bij de keuze der zwaarder of nieuw
te belasten verteringen te willen vermijden
het verzwaren der lasten op artikelen, wel
ke den druk ook op de minst draagkrachti-
gen zouden verhoogen en zooveel mogelijk
te ontzien het toch reeds zoo moeilijk le
vende groote gezin.
In dit opzicht stemt het Ontwerp van
Wet betr. de theebelasting hen niet tot ge
rustheid.
Mocht eene belasting op thee evenwel
niet geheel zijn te ontgaan, dan zagen zij
gaarne, dat de lasten alleen werden gelegd
op de duurdere soorten. Daardoor zullen
de minst draagkrachtige volksgroepen vrij
uitgaan en krijgt ook deze belasting meer
het karakter eener luxe-belasting, wordt
een werkelijk genotmiddel en niet een
schier noodzakelijk geworden artikel van
volksqgebruik belast.
Verder verzoeken zij dringend bij de las
ten, die nog op het volk zullen moeten wor
den gelegd, zooveel mogelijk te bandhaven
het beginsel, dat in onze belasting-wetgeving
tot dusver vrij goed is toegepast: het be
ginsel van belasting naar draagkracht
In dit opzicht .heeft' de beraamde Rijwiel
belasting hunne instemming niet kunnen
verwerven.
Eene belasting op het rijwiel het volks
vervoermiddel bij uitnemendheid is op
zichzelf reeds zeer onsympathiek. Ze is al
leen te accepteeren wegens den grooten
nood der schatkist en moet, naar de mee
ning van ondergefeekenden, zoo spoedig mo
gelijk verdwijnen. Maar afgescheiden hier
van heeft het wetsontwerp hunne instem
ming niet kunnen verwerven omdat het, wet
geworden, gelijken last zal leggen op het
gebruik van een rijwiel zonder rekening te
houden met de draagkracht van den gebrui
ker. Daar zullen er zijn, die teveel, ande-
ren, die eigenlijk te weinig belasting beta
len,
Onctergeteekenden zijn het eens met de
meening, neergelegd in de Memorie van
Toelichting bij het Wetsontwerp, dat de kos
ten van inning niet noemenswaard mogen
zijn, doch het wil hun voorkomen, dat met
inachtneming daarvan eene billijker regeling
ware te treffen, door b.v. drie verschillen
de, duidelijk van elkaar te onderscheiden be
wijzen van betaling in te voeren voor klas
sen van 1.3.en 'f 5.naar het
inkomen van de bezitters. Deze drie klassen
zouden kunnen zijn: tot een inkomen van
1000, de laagste klasse, tot 2500 de 2e
klasse en daarboven de hoogste klasse.
De bewijzen zouden op even gemakke
lijke wijze te verkrijgen zijn op vertoon van
het aanslagbiljet voor het loopende belas
tingjaar der Inkomstenbelasting,
Arbeiders, die wegens te laag inkomen
zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting, zou
den geen moeilijkheden opleveren: in het
kohier ware even te controleeren, of de
aanvrage juist is.
Ondergeicekendcn ontveinzen zich niet,
dat bij dit stelsel meer aanleiding zou zijn
tot fraude, doch bet schijnt hun, dat het
menschelijk opzicht en desnoods zware straf
voor geconstateeerde fraude in staat zullen
zijn, deze tot het uiterste te beperken, zoo
niet te voorkomen.
Jongelui, die, ofschoon een inkomen heb
bende, nog in het geheel geen belasting be
talen, zouden, naar de meening van onder-
geteekenden, voor de hoogste klasse in aan
merking moeten komen. Deze zouden dan
althans iets bijdragen in de lasten, welke op
de volksgemeenschap rusten.
Op deze wijze geregeld, zou zeer waar
schijnlijk de belasting minstens evenveel op
brengen, als thans is geraamd, zij zou aan
inningskosten niet meer vorderen en zij zou
veel billijker zün, omdat ze o. a, van de
genen, die het rijwiel voor het vervullen van
hun beroep niet kunnen missen en wier in
komen eigenlrk reeds te gering is om zich
het noodzakelijke te verschaffen hoeveel
van dergelijke arbeiders trekken er dagelijs
op heen en weer slechts een
zou vordaren-
Wij bevelen dit denkbeeld alsnog in gun
stige overweging bij uwe regeering aan.
Wat de maatregelen tot beperking der uit
gaven betreft, meenen wij het volgende on
der de aandacht der Regeering.te moeten
brengen. Ook in hunne kringen heeft het
voorloopig niet doorvoeren van het 7e leer
jaar op de Lagere School vele bezwaren
ontmoet.
Behalve verschillende kleinere bezwaren
heeft deze maatregel het groote nadeel dal
hij de eenige gelegenheid welke het over-
groote deel der jeugd heeft om voor het
steeds zwaarder eischen stellende leven de
noodige ontwikkeling en kennis op te doen,
handhaaft op haar tegenwoordigen omvang,
hier en daar zelfs beperkt, terwijl boven
dien voor zeer vele arbeiders-kinderen de
gewenschte aansluiting tusschen Leerplicht
wet en Arbeidswet blijft gemist. De daaraan
verbonden nadeelen behoeven ondergetee-
kenden 'Uwe Excellenties ongetwijfeld niet
te noemen.
Nu schijnt het mogelijk op het Onderwijs
aanmerkelijk te bezuinigen, zonder den bo
venbedoelden schadelijken maatregel toe te
passen.
Wij hopen en vertrouwen daarom, dat
Uwe Regeering alsnog ernstig zal willen
overwegen, het reeds bekende Kon. Besluit
inzake het opschuiven der onderste grens
van den leerplichtigen leeftijd, reeds tot 1
September a.s. uitgesteld, benevens het wets
ontwerp tot het opschorten der invoering
van het 7e leerjaar terug te nemen en daar
voor andere, minder schadelijke maatrege
len te beramen.
Ten slotte meenen wij, dat het Wetsont
werp inzake het Nijverheidsonderwijs de
bezuiniging op de verkeerde plaats zoekt.
Veelal wordt er over geklaagd, dat ons
land arm is aan goed onderlegde vaklieden.
Voor den arbeider is een degelijke vakop
leiding van de grootste beteekenis, doch
ook de maatschappij is er mee gebaat.
Daarom schijnt 't ons verkeerd, de gele
genheid tot het genieten van Nijverheids
onderwijs te verminderen. Het wil hun
voorkomen, dat veel beter dan daar ge
zocht zou kunnen worden bij het M.U.L.O.,
hetwelk, naar hunne meening, op vele
plaatsen en in veel te groot aantal jongelui
aflevert, die moeilijk eene hun passende
plaats in de maatschappij kunnen vinden
en de groep der ontevredenen een der mis
lukkelingen steeds zullen vergrooten.
Wij doen een beroep op de welwillend
heid Uwe Excellentie en vertrouwen, dat
bovenstaande wenschen en bezwaren alsnog
ernstig onder het oog zullen worden ge
zien.
Blijkens ht Voorloopig Verslag inzake het
wetsontwerp tot „Regeling omtrent het
dragen der kosten van. openbare verkoopin
gen en verpachtingen, en het uitloven van
premiën bij openbare verkoopingen en ver
pachtingen", verklaarden verscheidene le
den, die hun leedwezen er over uitspraken,
dat het te voren over deze aangelegenheid
ingediende wetsontwerp door de Eerste Ka
mer werd verworpen, op grond van het
daarin opgenomen verbod van uitloving van
strijk- of trekgelden, niettemin na het door
genoemd college uitgebrachte votum, met
instemming de indiening van dit gewijzigd
wetsontwerp te hebben- gezien, waardoor
kan worden bereikt, dat aan de heffing van
pen aantal andere premiën, omtrent welken
afkeurenswaardig karakter eenstemmigheid
bestaat, een einde zal worden gemaakt.
Andere leden waren van oordeel, dat de
indiening van dit wetsontwerp de Eerste
Kamer feitelijk in staat stelt tot het uit
oefenen van een, zij het verkapt recht van
amendement. Zij hadden daartegen groot be.
zwaar en wenschten zich met het oog daar
op de vrijheid voor te behouden, aan dit
voorstel hun stem te onthouden. Vete andere
leden verklaarden intusschen geen spoor
daarvan te kunnen ontdekken in hetgeen
met betrekk'ng tot de onderwerpelijke ma
terie is geschied.
Zeer vele leden achtten het toelaten van
strijkgelden bij openbare verpachtingen ten
eenenmale ongewenscht en overbodig. Zij
meenden, dat de wenschelijkheid daarvan
bij de behandeling van het vorige wetsont
werp ook niet in debat is geweest en ver
zochten de regeering met nadruk het wets
ontwerp op dit onderdeel alsnog te wijzigen.
Andere leden hadden daartegen bezwaar.
Een schrijven van het Comité van Tien aan
de Regeering,
Het Comité van Tien, voortgekomen uit de
Centrale van Hoogere Rijksambtenaren, de
R. K. Centrale van Burgerlijk Overheidsper
soneel, het Permanent Comité vah Christe
lijke organisaties van personeel in Publieken
dienst, het Comité van Neutraal Overheids
personeel en het Comité ter behartiging van
de algemeen'e belangen van Overheidsperso
neel, te zamen vertegenwoordigende ruim
50.000 rijksambtenaren, onderwijzers en rijks-
werklieden heeft aan de regeering een schrij
ven gezonden, waarin het standpunt der
organisaties ten aanzien der voorgenomen
salarisverlaging wordt uiteengezet.
In het schrijven geven adressanten o.ra. tc
kennen, dat zij zich op het standpunt hebben
geplaatst, dat men de oogen voor de moei
lijkheden waarin het land verkeert, niet mag
sluiten en zij er daarom toegekomen zijn,
zich bereid te verklaren tegenover de leden
.der in aanmerking komende organisaties, het
eventueel brengen van een offer over 1924
te verdedigen, mits: 1. de uitvoering van het
voornemen tot intrekking van art. 40 zou
■worden opgeschort, tot over de a.s. wijzigin
gen van het geheele Bezoldigingsbesluit en
andere voorgenomen verslechteringen, zooals
die in het schrijven van de regeering d.d, 21
Februari 1924 zijn medegedeeld, zou zijn be
slist; 2. niet van te voren vast zou staan, dat
het bedrag van circa 14 millioen gulden in
elk geval opgebracht zal moeten worden; 3.
de gelegenheid tot het houden van rugge
spraak met de leden zou worden Verleend
en de datum van 6 Maart derhalve eenigszins
zou worden verschoven.
Adressanten wenschen er met grooten na
druk op te wijzen, dat geen dezer 3 deside
rata genade heeft kunnen vinden in de oogen
van den vertegenwoordiger der regeering,
minister Westerveld, wiens laatste woord
was, zoo wordt gezegd, dat, los van eenig
beding der organisaties, bet meermalen ge
noemde bedrag van circa 14 millioen gulden,
vermeerderd met een door bet personeel der
staatsbedrijven te brengen evenredig offer,
door het rijkspersoneel zal moeten worden
opgebracht.
Ook nu nog, aldus het schrijven, blijven de
organisaties bereid, met den ernst der tijden
rekening te houden, doch zij kunnen haar be
ginsel niet prijsgeven, dat er overleg zal wor
den gepleegd in den werkelijken zin des
woords.
In hotel „de Zalm" te Gouda hield de Ne-
derlandsche Vereeniging van Kaashandelaren
haar 78ste algemeene vergadering, onder pre
sidium van den heer Withof Keus
De voorzitter hield een rede over den alge-
mesnen toestand in den kaashandel, waarin
hij diverse regeeringsmaatregelen becritl-
scerde.
Do rekening en verantwoording alsmede
do begrooting werden goedgekeurd, Gezien
het dalend ledenaantal wees de heer Schilt
er op, van hoeveel belang het is, dat de
kaashandelaren georganiseerd zijn; want de
directeur-generaal had spr. er op gewezen,
dat in kwesties den kaashandel betreffende,
alleen rekening zou worden gehouden met de
georganiseerden.
De minimum-contributie werd vastgesteld
op 15 per jaar. Als leden van het bestuur
werden gekozen de heeren H. M. v. d. Most,
Bodegraven; T. L. Heil, Haarlem; W. Heus-
dens Gouda en B. M. van Zwet, Rotterdam.
Een voorstel tot statuten-wijziging zal in
de volgende vergadering aan de orde wor
den gesteld.
Vertrouwelijke mededeelingen werden ge
daan over een onderhoud tusschen den heer
Schilt en den directeur-generaal van Land
bouw, inzake het ontwerp Boter- en Kaas-
wet.
Het bestuur verklaarde zich bereid diligent
te zijn ten aanzien van een verzoek omadhae-
sie te betuigen aan de Kamer van Koophan
del te Haarlem, betreffende een aan de re
geering gericht adres om zich te onttrekken
van subsidieverleëning aan de Handelskamer,
die, zoo meende men, geen reden van bestaan
meer heeft en het Rijk millioenen kost.
De voorzitter sloot met een opwekkend
woord de vergadering.
Door den heer Joh. Langhout, journalist
werd Donderdag persoonlijk aan H. M. de
Koningin aangeboden een exemplaar van zijn
werk: „Vijftig jaren economische Staatkunde
in Atjeh," tot stand gebracht, met medewer
king van de Regeering, naar aanleiding van
het feit, dat het op 26 Maart a.s. vijftig jaren
geleden zal zijn, dat de Atjeh-oorlog werd
verklaard.
Blijkens het Voorloopig Verslag in zake het
wetsontwerp tot Voorziening ter bestrijding
van de begunstiging van misdrijven op be
paalde watergebieden verklaarde men vrij al
gemeen zich er mede te kunnen verenigen,
dat door een aanvulling van het Wetboek van
Strafrecht de mogelijkheid zal worden ge
opend. bij algemeenen maatregel van bestuur
bepalingen in het leven te roepen om te
voorkomen, dat rivierventers of opkoopers
te water in het dagelijksch verkeer veelal
„parlevinkers" genoemd zich schuldig ma
ken aan het misdrijf van heling. Wel waren
eenige leden beducht, dat de handhaving van
die bepalingen tot niet onbelangrijke uitga
ven voor het rijk zou kunnen leiden.
Door den heer Duymaer van Twist is aan
den minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw de volgende vraag gesteld:
Is de minister bereid in verband met de
weinige gelegenheid, wélke de binnenvis-
schers ten gevolge van de vorst hebben ge-
bad, om hun bedrijf uit te oefenen, en mede
in verband met de omstandgheid, dat de
paartijd der visschen uit hoofde van de
weersgesteldheid dit jaar later dan gewoon
lijk zal plaats hebben, den einddatum van
den gesloten tijd, zijnde 16 Maart voor dit
jaar te wijzigen in 1 April?
i
t
Zooals men weet hebben de liefdadig
heidszegels een 18.000 opgebracht tèn bate
van liefdadige instellingen. Naar het „Vad."
verneemt hebben een 160 tot 180. instellin
gen aangevraagd voor een deel van de op
brengst in aanmerking te mogen komen. De
verdeeling lijkt wel moeilijk. Men is het op
Binnenlandsche Zaken nog niet met zich zelf
eens, hoe dit gebeuren moet.
Voorschotten van resp. 5.2 en 1.7 millioen.
Ingediend is een wetsontwerp tot het ver
kenen van bestuursvoorschotten aan de N.V.
Koninklijke Hollandsche Lloyd.
In de memorie van toelichting wordt aller
eerst een uitvoerige uiteenzetting gegeven
van de ontwikkeling van dit bedrijf en de
moeilijkheden, waarin het is geraakt.
Zooals uit de gesloten overeenkomst is te
zien, geeft de gemeente Amsterdam 1/4 van
de in totaal noodig geachte bedragen en de
staat 3/4.
Aan de steunverleening ligt de gedachte
ten grondslag, dat er geen sprake van mag
zijn, dat aandeelhouders of schuldeischers
der maatschappij uit Rijksgelden voor ver
liezen zouden worden behoed.
De oplossing is gevonden in dezen zin, dat
staat en de gemeente Amsterdan gedurende
eenige jaren in de behoeften van de mid
delen als gevolg van het tekort op de exploi
tatie-rekening voorzien.
De duur dezer hulpverleening is gesteld op
vijf jaar. Aangenomen wordt dan, dat na zulk
een tijdsverloop de tegenwoordige abnor
male verhoudingen op scheepvaartgebied
voorbij zullen zijn en de maatschappij ge
leidelijk weer in een toestand zal komen,
dat zij zichzelf kan helpen.
Het maximum bedrag der op deze wijze te
verstrekken gelden is ten slotte vastgesteld
op f 5.250.000 onder voorwaarde, dat de ge
meente Amsterdam bereid is voor hetzelfde
doel een bedrag van f 1.750.000 beschikbaar
te stellen.
Vrijdagavond heeft de Koningin te haren
paleize in het Noordeinde te 's-Gravenhage,
een 260 dames en heeren ontvangen. De
voordrachtskunstenaar Louis Landry heeft
Nederlandsche poëzie en proza voorgedragen.
Het Nederl. Corr.-bureau te 's-Graven
hage verneemt van bevoegde zijde
Het schijnt voor te komen, dat personen,
die in vroeger jaren vermogens- of inkom
stenbelasting hebben ontdoken, jaar in jaar
uit onjuiste aangiften blijven inleveren,
omdat de vrees voor ontdekking van het
begane verzuim en de daaraan verbonden
gevolgen hen weerhoudt hun verhouding
tegenover den fiscus te zuiveren. De aan
dacht wordt er daarom op gevestigd, dat in
gevallen, waarin de belastingschuldige geheel
uit eigen beweging den inspecteur van de
gepleegde ontduikingen in kennis stelt,
volstaan wordt met vordering van de ontdo
ken belasting, zonder eenige verhooging,
terwijl geen strafverordering wordt ingesteld.
Uit Cberibon wordt dato 3 Februari aan
de „Loc." geseind:
Gistermidag werd de employé, de heer
Maas, van de Dijckerhof en Wiimann A. G,
die tijdelijk werkzaam was op de suiker
fabriek Nieuw-Tersana, onverhoeds door
een koelie aangevallen en vermoord. De
dood trad bijna onmiddellijk in. Aanleiding
tot de daad was een klein verschil van mee
ning over de werkzaamheden. Handtastelijk
heden zouden, volgens zmttf*" niot voorge
vallen zijp.
Bij K. B. van 20 Februari zijn eenige bet-
palingen van het Alg. Regl. op het vervoe;
(1901) op de spoorwegen, gewijzigd en an-
gevuld.
Wij stippen er het volgende uit aan
Afzenders kunnen voortaan voor bestel
goederen vervoer met bepaalde door hen
aangewezen reizigerstreinen verlangen, mits
het goed geschikt zij om in den bagagewagen
te worden vervoerd en uiterlijk een half uur
vóór het vertrek van den trein aan het sta
tion bezorgd zij.
Voor colli, zwaarder dan 50 K.G., kan
in bijzondere gevallen, ter beoordeeling door
den spoorwegdienst, de hulp van den afzen
der bij de inlading van de colli als voorwaarde
voor het vervoer met een bepaalden trein wor
den besteld en behoeft bij overlading
de doorzending onderweg niet te geschieden
met den onmiddellijk aansluitenden trein,
wanneer de overgangstijd minder dan 30 mi
nuten bedraagt.
Heeft bij een bestelgoedzending, welke on
derweg moest worden overgeladen, de over
gangstijd op punten van aansluiting, al dan
niet ten gevolge an treinvertraging, minder
bedragen dan 15 minuten (minder dan 30 mi
nuten voor colli zwaarder dan 50 K.G.), dan
komt voor de berekening van den leverings
tij d niet de onmiddellijk aansluitende trein
in aanmerking, maar de eerstvolgende trein,
waarvoor de overgangstijd ten minste 15
minuten (ten minste 30 minuten voor colli
zwaarder dan 50 K.G.) heeft bedragen. De
bestuurders van den spoorwegdienst mogen
echter, onder goedkeuring van den minister
van Waterstaat, voor bepaalde stations lan
gere overgangstijden vaststellen.
HET EUCHARISTISCH CONGRES üN
DE HUISVESTING.
Het is ons, als leden van het sub-comité
voor de huisvesting, een behoefte aan de Ka
tholieken van Amsterdam en omstreken onze
voldoening uit te drukken voor de medewer-,
king, die wij bij het volvoeren van onze zware
taak allerwegen mogen ondervinden. Zooals
wij trouwens hebben verwacht, wordt alge
meen ingezien, dat het welslagen van de huis
vesting een noodzakelijke voorwaarde is voor
het welslagen van het Congres, welks succes
natuurlijk iederen rechtgeaarden Katholiek
ter harte gaat.
In het bijzonder heeft het ons getroffen,
hoevelen, zonder eenige vergoeding te eischen
hunne woning voor de congresbezoekers open
stellen. Dit immers stelt ons in staat ook gra
tis huisvestinjfaan te bieden, waardoor velen,
die anders het Congres wegens de hooge kos
ten niet zouden kunnen bijwonen, hiertoe
thans in de gelegenheid worden gesteld. Men
denke niet slechts aan de minder met stoffe
lijke goederen bedeelden uit ons eigen land,
maar ook aan congressisten uit landen met
lage valuta.
Zoo opgevat, is de huisvesting van con
gressisten een goed werk, een liefdewerk.
De omvangrijke administratie van het huis-
vestingswerk maakt het niet mogelijk steeds
te zorgen, dat iemand, die gratis huisves
ting heeft verzocht, juist geplaatst wordt in een
een gezin, dat gratis huisvesting heeft aange
boden en omgekeerd. Immers is de admini
stratie zóó ingericht, dat allen, die huisves
ting verzoeken, zich daartoe wenden tot het
comité, hetwelk tegen betaling huisvesting
verleend, tenzij men aannemelijk kan maken,
niet tot betaling in staat te zijn. Het comité
betaalt weder na het congres aan de gezinnen,
die huisvesting hebben verleend wat hun te
dier zake toekomt. Er ontstaat dus niet een
rechtstreeksche rechtsverhouding tusschen
gast en gastheer, maar tusschen congresbezoe
kers en Comité, en tusschen Comité en de ge
zinnen. Nu moet bij de huisvesting allereerst
rekening worden gehouden met tal van an
dere factorenals nationaliteit, maatschap-
pelijken stand, priester of leek, sexe enz. Dar
bovendien nog te zorgen, dat een gratis ge
huisveste juist dé ar worde ondergebracht,
waar gratis huisvesting wordt verleend, is
schier niet doenlijk. Zoo zal het derhalve
voorkomen, dat de gulle gastheer, die zonder
vergoeding onderkomen aanbiedt, tot de ont
dekking komt, dat zijn gast toch aan het Comi
té een bedrag voor huisvesting heeft betaald.
Wij verhelen ons niet, dat de aantrekkelijk
heid der vrijgevigheid aldus eenigermate
wordt verminderd. Men denke dan evenwel
aan het Evangelisch woord, dat de linker
hand niet wete, wat de rechter doet, en dac
het verleenen van gastvrijheid althans in
dit geval niet moet geschieden met het doel
dankbaarheid te oogsten, maar een goed
werk te doen. Want dit is zeker alles wat
het Comité doet en ontvangt, komt aan de
huisvesting ten goede. De vergoeding, die
door den eenen congressist, die misschien
toevallig gratis wordt gehuisvest, betaald is,
stelt ons in staat een anderen congressist
gratis te huisvesten.
Wij hopen dat de Katholieken, de moei
lijkheden beseffend, waar wij voor staan,
over dit geringe bezwaar zullen heerstappen.
Wij" van onzen kant zullen ernaar streven,:
voorzoover onze administratie zulks toelaat.'
gratis aanvragenden te plaatsen da ér, waai
men kosteloos gastvrijheid verleent.
Voorts heeft het Comité het verzoek, dal
allen, die des avonds nog hunne haardsteden
kunnen bereiken, ons niet om onderkomen
en Amsterdam verzoeken. Wij moeten met de
beschikbare ruimte woekeren, omdat wij ir
het geheel niet weten, hoeveel congressisten
zullen komen. Door het Congresbestuur zal
worden gezorgd voor goede verbindingen
met goedkoope en extra treinen, zoodat zij.
die b.v. in Rotterdam wonen, zelfs des avonds
nog gemakkelijk huiswaarts kunnen keeren.
Vermelden wij ten slotte nog, dat hei
adres van het huisvestingscomité voorloopig
hetzelfde is als dat van het Congesbureau,
dus Bagijnhof 32, Amsterdam.
Het Comité voor de Huisvesting.
Het Congresbureau verzoekt beleefd aan
degenen, die nu reeds het geld voor Congres-
kaarten opsturen (wat nog niet noodig is) ei
aan te denken, dat bij het verschuldigde be
drag ook dient betaald te worden het porto
voor het oversturen der kaarten. Wie een
kaart aan het Bureau afhaalt, betaalt 10 of
ƒ15. Wie echter de kaarten toegezonden
wenscht, moet betalen voor een congres kaaar
(met insigne en programma) 10.25 vooi
een aangeteekenden brief, voor een congres
kaart etc. met verslagboek 15.55. Voor he.
buitenland zijn de prijzen 10.35 en 16.25.
Nog wordt meegedeeld, dat voor Leeu
warden, wat betreft opgave van deelname,
aanvrage om logies en opgave voor de extra-
treinen, men zich kan opgeven bij den Weled.
heer P. F. J. Westra, Weerd 18, te'.ef. 220
en voor Heerenveen bij den weled. heer P.i
Kiestra. Heerenwal 17.