Uit de Pers. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Maandag 10 Maart 1924 - Derde blad Ex-Keizer Wilhelm en het Katholicisme. Het groote euvel. BINNENLAND. In naam onzer moedertaal. EINNENLANDSCH NIEUWS, Een adres aan den Ministerraad. Openbare verkoopingen en verpachtingen. De salarisverlaging van het Rijkspersoneel. Nederl. vereeniging van kaashandelaren. Een werk over Atjeh. Maatregelen tegen de „parlevinkers." De gesloten vischtijd. Een moeilijke beslissing. Overheidssteun aan de Holl. Llqyd. Van het Hof. Belastingontduiking. UIT ONZE OOST. Employé vermoord. VERKEER EN POSTERIJEN Snelvervoer en bestelgoed- zendingen. INGEZONDEN. „Nieuw Nederland" geeft, met gebruik making van hetgeen Dr. Hans Rost daar over onlangs publiceerde, een kijk op de verhouding waarin de ex-keizer tot het Katholicisme stond. Men zou namelijk dwalen, aldus dit weekblad, wanneer men meent, dat Kei zer Wilhelm II den Katholieken gunstiger gestemd was dan zijn anti-roomsche vader of grootvader. Dat de gemalin van Keizer Wilheïm II, Keizerin Augusta, als enghartig protestant- sche in haar hofhouding geen enkele Ka tholieke of 'Katholiek duldde, mag bekend heeten. 't Is zelfs gebeürd, dat de intiem ste vriendin der keizerin, de opperhof- meesteresse gravin Brockdorff, eens tot een dienstmeisje zeide: „Wat, ben je ka tholiek? Foei!" Ook Keizer Wilhelm werd opgevoed in de oude vooroordeelen tegen het Katholi cisme; hij leefde in den ban waarin de tal rijke protestantsche fabeltjes over het Ka tholicisme hem gevangen hielden, en wan neer hij bij officieele gelegenheden met Katholieken in aanraking kwam, ging hij in zijn gesprekken nooit verder dan de conventi of de gewone beleefde vriende lijkheid het vorderen. Wanneer de Keizer aan den Aartsbis schop van Keulen de verzekering gaf goed „landsvader" te zijn voor zijn Katholieke onderdanen, dan deed hij dit voorstel opdat de aartsbisschop en de geestelijkheid het Katholieke volk de liefde en gehoorzaam heid aan de door God boven hen gestelde overheid zouden inprenten. En als de Keizer in Beuron en Maria Laach den Be nedictijnen met eenige welwillendheid de jverzekering gaf, den godsdienst van het jvolk hoog te willen houden, of wanneer hij aan de Pausen herhaaldelijk blijken gaf jvan waardeering en voor de Katholieken in Jeruzalem de Dormitio liet bouwen of aan 'Windthorst een bijzonder eervolle begra fenis ten deel liet vallen, dan stonden te genover deze oogenschijnlijke vriendelijk heden de meest onvriendelijke daden. Om slechts enkele voorbeelden aan te halen: de Keizer deed jegens de Benedic tijnen of hij hun goed gezind was, toen de Duitsche Jezuïeten, van wie niet weinigen het IJzeren Kruis eerste klas behaalden in den oorlog van '70, verbannen bleven ibuiten hun vaderland. In de naaste omge ving van den Keizer en de Keizerin waren Katholieke dames of heeren, die een hoo- geren post bekleedden beslist buitengeslo ten, in tegenstelling met het Beiersche hof, dat ook Protestanten zeer verdraagzaam ioelie ten behandelde. Wanneer een katho liek officier een protestantsch meisje huw de, dan moest hij zijn kinderen, een streng volgehouden bevel, protestantsch laten op voeden. Toen de landgravin Anna von Hessen den 9en October 1901 tot de Ka tholieke Kerk overging, schreef de Keizer haar een woedenden brief, waar deze zin in voorkwam: „Je weet, hoe ik de Katho lieken haat". Jegens prins Heinrich uitte Wilhelm II den wensch voor het verwek ken van een anti-ultramontaansche bewe ging. Toen het beruchte tooneelsiuk werd opgevoerd van den afvalligen ordensgees- jelijken Ohorn: „De Broeders van St. Bern- hard", hetwelk een beleediging der kloos ters beteekende, was het de Keizer, de gastvriend der Benedictijnen! die het stuk luide toejuichte. En telkens als hij zich veilig wi3t, nam hij geen blad voor den mond; dan Was er geen sprake meer van welwillendheid of goede gezindheid. Den 7en Februari 1895 schreef hij aan Tzaar Nicolaas: „Mijn Rijksdag gedraagt zich slecht; hij zwenkt voor en achteruit tus- schen de socialisten, die door de joden 'worden aangezet, en de ultramontaansche katholieken; beide partijen zijn, voor zoo ver ik beoordeelen kan, binnenkort rijp om onthalsd te worden." In het derde deel van zijn „Gedachten en Herinneringen" (bl. 81 en 82) vertelt Bismarck: Ik begon mijn op wachting bij den Keizer aldus: „Ik kan Uwe Majesteit melden, dat Windthorst uit «ijn gebouw gekomen is en mij heeft opge kocht", waarop de Keizer uitriep: „Wel, en «ij hebt hem natuurlijk de deur laten uit gooien?" Bismarck antwoordde, dat hij Windthorst „natuurlijk" ontvangen had, waarop de Keizer verklaarde, dat Bis marck hem daartoe vooraf verlof hal moe zen vragen. Bismarck sprak dit tegen, doch de Keizer week niet van zijn standpunt en voegde er bij, dat hij wist, hoe het bezoek van Windthorst door de bemiddeling van len bankier Bleichröder tot stand was ge komen: „Joden en Jesuieten houden het steeds met elkander." De Pruisische Katholieken konden mee praten over de ruwe onverdraagzaamheid, die zij van den Keizer moesten verduren. jMen behoeft hiertoe slechts de geschiede nis hunner officieele achteruitzetting, hun '.„ongeschiktheid" voor betrekkingen enz- [nauwkeurig na te gaan. Maar het oordeel dat Prins Friedrich Wilhelm van Pruisen in zfjn hoedanigheid van Pruisischen Land raad, in een schrijven aan de regeerings- president van Breslau durft geven over de Katholieken, was zoo doortrokken van den geest der Hohenzollern dat het wel als typisch voorbeeld van het vele en groote onrecht, den Katholieken in de laatste ja- zen aangedaan, vermeld dient te worden. De Paters Redemptoristen, die men tij lens den oorlog vol edelmoedigheid op het slagveld en de lazaretten konden vinden, wilden in Wartha (Silezië) begin des jaars 1915 een retraitenhuis oprichten. Het ver zoek was uitgegaan van Wartha zelf. De Koninklijke Landraad Prins Friedrich Wil helm van Pruisen, wiens gebied van 45.600 inwoners ongeveer 37.000 katholieken tel den, deed het verzoek evenwel vergezeld gaan van den volgenden commentaar, dat hij zond aan den Regeeringspresident in Breslau: „Aan Uw Hoogwelgeboren zend ik u gaarne een schrijven in duplo van het bestuur der stad Wartha, betreffende het verzoek, een retraitenhuis te mogen bou wen, ten behoeve van het aldaar gevestig de Redemptoristen-College. De oprichting van een dergelijk huis in Wartha is reeds sedert 1913 door Rector Schweter van het daar bestaande Redemptoristenklooster, eerst in het geheim en daarna in een ver zoekschrift aan Uw Hoogwelgeboren, den 19en Januari van dit jaar aangevraagd Wat mij betreft, ik ben en blijf beslist gekant tegen de oprichting van een derge lijk huis uit den tijd van de middeleeuwen en in welke inrichting de gruwelijkste ge wetensdwang volgens echt Jesuietisch sys teem plaats vindt. Wat baten al die heer lijke overwinningen onzer legers en het be vestigen der uiterste vrijheid bij het volk, wanneer aan de Kerk, die het volk knecht, de vrije hand wordt gelaten? De geschie denis van Spanje en Frankrijk leert ons voldoende, waartoe de volkeren geraken, die op dusdanige wijze worden voorgegaan. Het is volgens mijtf meening van de groot ste beteekenis voor den Staat, de oprich ting van het retraitenhius te verbieden. Want het gaat om de Katholieke Kerk, den grootsten en onverzoenlijksten vijand der Pruisen, het gaat hier om een internationa le, en in elk geval antimanarchlstische in richting, die het, zooals de ervaring leert, zoo nauw niet neemt, wanneer het er op aankomt, met de sociaal-democraten tegen de Regeering front te maken; het gaat hier om die Kerk, wier bedienaren in België op onze soldaten met machinegeweren hebben geschoten. Zou fen dergelijken demorali seerenden instituten 'n gunst willen bewij zen? Het is bedroevend, op welke wijze bui tendien reeds de tegenwoordige geestelijk heid en andere fanatieke lieden meest langs sluipwegen jacht maken op de protestanten. Het zou daarom diep betreu renswaardig zijn, wanneer zou worden toe gegeven aan dit verzoek, dat den gods dienst bedreigt. Wat het deelnemen aan den oorlog door de Redemptoristen betref^, dit kan volgens mijn meening geen reden zijn, om hun ver zoek toe te staan. Want dat was van zelf sprekend en niet meer dan een dankbaar- heidsplicht jegens den staat. Maar dat men voor het vullen van een plicht jegens den staat tegelijkertijd een rekening overreikt, toont reeds voldoende het Jezuietisrae en den aard van het orthodox Katholicisme. Daarom verzoek ik Uw Hoogedelgeboren nogmaals dringend, dat u zich pertinent tegen het bouwen van een retraitenhuis zult verklaren, daar het geven van retrai- ten gepaard met de opsluiting van leeken, ver uitgaat over de grenzen van de eigen lijke zielzorg, welke de Redemptoristen zeggen te willen uitoefenen." Ziedaar boe een broeder des keizers over de Katholieken dacht en hoe hij even dom als blind oordeelde over een retraitenhuis, waarvan hij beteekening. inrichting en doel niet bleek te kennen. Welk een berg van vooroordeelen. En welk een sluwe, geheime pressie, om de Katholieken tegen te wer ken! In dezen geest zijn de Katholieken van Pruisen, tot de revolutie kwam, door een keizerlijke bureaucratie geregeerd gewor den. Men behoeft niet te letten op de be- leedigende uitdrukkingen en den onver- draagzamen toon, die in dit schrijven voorkomen, maar men vrage zich eens af, wat er wel in Pruisen zou gebeurd zijn, indien een Katholieke Landraad op een zelfde wijze zich hadde geuit tegen de in richtingen van een protestantsch kerkge nootschap? Hij ware dadelijk uit zijn ambt ontzet, terwijl de protestantsche Landraad van koninklijke bloede natuurlijk ongehin derd bleef. De geschiedenis van keizer Wilhelras verhouding tot de Katholieken is meeren- deels een keten van onrechtvaardigheid en onverdraagzaamheid te beginnm bij het verbod, dat aan Katholieken geen betrek kingen in den Staat mochten worden ge gund met een hooger inkomen dan 300 Thaler, tot een verbod tot het oprichten van een onschuldig retraitenhuis, dat ten deel heeft den godsdienst onder het vplk te bewaren. Gelijk de Hohenzollern eenmaal de Je zuïeten in ballingschap zonden, zoo ver toeft thans het hoofd hunner dynastie op vreemden bodem. Goddank heeft Neder land met dezelfde gastvrijheid, waarmede het de eerste herbergde, ook den tweeden opgenomen. Maar hoe beklagenswaardig, van zuiver menschelijk standpunt bezien, de val der Hohenzollern ook moge wezen, van het standpunt eener reeds op aarde zoenoffers eischende gerechtigheid kan zij als een boete geschouwd worden voor de systematische beleediging van het grondbe ginsel: „De rechtvaardigheid is het funda ment van het bestuur der Staten." De omstandigheid, dat het doorluchtig Episcopaat een gezamenlijk Vastenraande- ment heeft uitgevaardigd over eenzelfde onderwerp, doet wel zeer sterk uitkomen, hoe ernstig de zaak is, waarom het hier gaat. Laat men daarom dit herderlijk schrijven Jezen en hèrlezen, zoo zegt het „Centrum": „En vooral, laat men door daden toonen, dat men niet alleen met eerbied en gehoor zaamheid, zooals het katholieken betaamt, wil luisteren naar de stem der Bisschoppen, maar ook, dat men heeft begrepen en ver staan, wat dit episcopale woord aan ver maningen inhoudt. Het is een algemeen, wij zouden kunnen zeggen een internationaal kwaad, waartegen Neêrland's Kerkvoorgden hunne onderhoo- rigen met zooveel klem waarschuwen. En een kwaad, dat, wel verre van te ver minderen, steeds grooter afmetingen schijnt aan te nemen, steeds driester en dreigender «zich vertoont. Dat het ook onder de hun toevertrouwde Scudde rampzalige slachtoffers maakt, con- «tateeren de Bisschoppen met diepe smart. En dat ook in andere landen zij, die tot het bestuur der Kerk zijn geroepen, reden tot klachten hebben en ernstige vermanin gen, blijkt o. a. uit den Vastenbrief van ferland's primaat, kardinaal Logue, waarin Z. Em. opkomt tegen de schaamtelooze wijze van kleeding, zoo geheel afwijkend van de ingetogenheid, waarop het Iersche volk vroeger fier ging- Heidensche opvatfdmgen en practijken dreigen gaandeweg de wereld te ovrschadu. wen en aan de menschen onberekenbaar na deel too te brenten. Mogen de katholieken daartegen pal staan en den ernst der tijden, den ernst hunner taak en de beteekenis van de vermanende taal hunner geestelijke Leidsmannen be grijpen!" Juist in zulke tijden als wij beleven, als de decadentie rondspookt, hebben de Ka tholieken te bewijzen, dat ze op de rots bouwen. Als men de winkelstraten van den Haag passeert, zegt de „Residentiebode," dan valt niets meer op, dan dat er zooveel Franschc en Engelsche winkelires zijn, althans men schen die vreemde waren verkoopen, cui siniers-patissiers, coiffeurs, taill tailors die hun waren veilen in salons de refraicbis- sements, lunchrooms enz. enz. En als er geen vreemde waren te koop zijn, spreekt men er toch minstens vreemde talen, zooals de opschriften: on parle francais, man sprigt Deutsch, enz, getuigen. Vreemdelingen die er binnen loopen, merl.cn er anders dikwijls weinig van, als ze het koeterwaalsch hooren, wat dan Fransch, Duitsch of Engelsch moet heeten. Enfin, 't is grootsch maar klein-Hollandsch. En in naam onzer dierbare taal hebben we sl eens het voorstel opgeworpen om al die opschriften in vreemde taal te belasten. Dan zou het mes aan twee kanten snijden: Som mige zouden die opschriften ten spoedigste laten verdwijnen en de Hollandsche taal voer er wel bij en anderen zouden er grootsch op gaan, omdat onze aard nu een maal zóó is en de fiscus voer er wel bij. Men kan hier echter wel zoo iets voor stellen, maar er moeten dan minstens 25 ja ren over heen gaan, eer het wordt ingevoerd, ook al weet men er iets tegen in te brengen. Men leere nu echter van Mussolini. Ook Rome had van hetzelfde euvel te lijden. We lezen nu in de „Tel." het volgende, uit Rome geschreven: „De winkels van Rome hadden dat ge meen met winkels in andere landen, dat zij prijkten met opschriften in alle moderne ta len. Ook vermeldden zij in gouden letters op de ruiten der étalage-kasten: „on parle fran cais, english spoken, man spricht deutsch, se habla spaniola." Dat waren bijna altijd vergulde leugens „om bestwil." Want sprak men er Fransch of Engelsch of een andere der uitgekraamde talen, dan was de verwarring grcot De juf frouw of de jonge man dien men aansprak had gewoonlijk een alibe. Zij of hij moest niets hebben van die vreemde talen. En er ontstond een groot geroep naar meneer of juffrouw zoo en zoo, die altijd merkwaardi ger wijze, juist even uitgegaan was. Het beste Fransch hoorde ik spreken in w.inkcls, waar men bet 't minst verwachten zou en die er niet aan dachten deze taal kennis op de winkelruit te vermelden. Die opschriften waren dus meer een vrij onschuldige opsnijderij. Het stond goed, het kostte niets en, had men eenmaal den vreem deling binnen, aangelokt door de opschriften, dan moest het al heel raar loopen als hij, zonder iets te koopen weer verdween. Nu echter is dat anders geworden. De fas cistische regeering, die'een groote bekwaam heid toont in het opleggen van belastingen, die verder een snikheet nationaal hart be zit, gaat belasting heffen van dergelijke me- dedeelingen in vreemde talen. Dat wil zeggen, zij zou dezen belasting in derdaad gaarne heffen en raadt den winke liers in hun eigen belang aan opgave te doen van opschriften in of aan bun winkels. Door dc Federatie van de Dioc. R. K. Volks- en Werklicdenbonden in Nederland en het Bureau der R. K. Vakorganisatie, is een adres aan den Ministerraad gezonden, waarin wordt medegedeeld, dat zijn inzien het groote volksbelang, hetwelk gebaat is door het verkrijgen van evenwicht tus- schen inkomsten en uitgaven en van dit ge zichtspunt uit dc verschillende maatrege len en plannen hebben bekeken. Daarom erkennen zij de noodzakelijkheid van verschillende maatregelen, die ze in andere omstandigheden zouden afkeuren. Dit neemt niet weg, dat ze mennen als nog de volgende wenschen en bezwaren on der het oog der Regeering te moeten bren gen. Het adres vervolgt dan: Wat de versterking der middelen betreft, ofschoon niet blind voor het feit, dat de directe belastingen reeds tot een zeer hoog peil zijn opgevoerd en derhajve met de Regeering. van meening, dat zoo spoedig mogelijk naar verlaging moet worden ge streefd, ofschoon dus erkennende, dat in directe belastingen niet zullen kunnen worden vermeden, meenen zij Uwe regee ring met allen aandrang te moeten verzoe ken bij de keuze der zwaarder of nieuw te belasten verteringen te willen vermijden het verzwaren der lasten op artikelen, wel ke den druk ook op de minst draagkrachti- gen zouden verhoogen en zooveel mogelijk te ontzien het toch reeds zoo moeilijk le vende groote gezin. In dit opzicht stemt het Ontwerp van Wet betr. de theebelasting hen niet tot ge rustheid. Mocht eene belasting op thee evenwel niet geheel zijn te ontgaan, dan zagen zij gaarne, dat de lasten alleen werden gelegd op de duurdere soorten. Daardoor zullen de minst draagkrachtige volksgroepen vrij uitgaan en krijgt ook deze belasting meer het karakter eener luxe-belasting, wordt een werkelijk genotmiddel en niet een schier noodzakelijk geworden artikel van volksqgebruik belast. Verder verzoeken zij dringend bij de las ten, die nog op het volk zullen moeten wor den gelegd, zooveel mogelijk te bandhaven het beginsel, dat in onze belasting-wetgeving tot dusver vrij goed is toegepast: het be ginsel van belasting naar draagkracht In dit opzicht .heeft' de beraamde Rijwiel belasting hunne instemming niet kunnen verwerven. Eene belasting op het rijwiel het volks vervoermiddel bij uitnemendheid is op zichzelf reeds zeer onsympathiek. Ze is al leen te accepteeren wegens den grooten nood der schatkist en moet, naar de mee ning van ondergefeekenden, zoo spoedig mo gelijk verdwijnen. Maar afgescheiden hier van heeft het wetsontwerp hunne instem ming niet kunnen verwerven omdat het, wet geworden, gelijken last zal leggen op het gebruik van een rijwiel zonder rekening te houden met de draagkracht van den gebrui ker. Daar zullen er zijn, die teveel, ande- ren, die eigenlijk te weinig belasting beta len, Onctergeteekenden zijn het eens met de meening, neergelegd in de Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp, dat de kos ten van inning niet noemenswaard mogen zijn, doch het wil hun voorkomen, dat met inachtneming daarvan eene billijker regeling ware te treffen, door b.v. drie verschillen de, duidelijk van elkaar te onderscheiden be wijzen van betaling in te voeren voor klas sen van 1.3.en 'f 5.naar het inkomen van de bezitters. Deze drie klassen zouden kunnen zijn: tot een inkomen van 1000, de laagste klasse, tot 2500 de 2e klasse en daarboven de hoogste klasse. De bewijzen zouden op even gemakke lijke wijze te verkrijgen zijn op vertoon van het aanslagbiljet voor het loopende belas tingjaar der Inkomstenbelasting, Arbeiders, die wegens te laag inkomen zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting, zou den geen moeilijkheden opleveren: in het kohier ware even te controleeren, of de aanvrage juist is. Ondergeicekendcn ontveinzen zich niet, dat bij dit stelsel meer aanleiding zou zijn tot fraude, doch bet schijnt hun, dat het menschelijk opzicht en desnoods zware straf voor geconstateeerde fraude in staat zullen zijn, deze tot het uiterste te beperken, zoo niet te voorkomen. Jongelui, die, ofschoon een inkomen heb bende, nog in het geheel geen belasting be talen, zouden, naar de meening van onder- geteekenden, voor de hoogste klasse in aan merking moeten komen. Deze zouden dan althans iets bijdragen in de lasten, welke op de volksgemeenschap rusten. Op deze wijze geregeld, zou zeer waar schijnlijk de belasting minstens evenveel op brengen, als thans is geraamd, zij zou aan inningskosten niet meer vorderen en zij zou veel billijker zün, omdat ze o. a, van de genen, die het rijwiel voor het vervullen van hun beroep niet kunnen missen en wier in komen eigenlrk reeds te gering is om zich het noodzakelijke te verschaffen hoeveel van dergelijke arbeiders trekken er dagelijs op heen en weer slechts een zou vordaren- Wij bevelen dit denkbeeld alsnog in gun stige overweging bij uwe regeering aan. Wat de maatregelen tot beperking der uit gaven betreft, meenen wij het volgende on der de aandacht der Regeering.te moeten brengen. Ook in hunne kringen heeft het voorloopig niet doorvoeren van het 7e leer jaar op de Lagere School vele bezwaren ontmoet. Behalve verschillende kleinere bezwaren heeft deze maatregel het groote nadeel dal hij de eenige gelegenheid welke het over- groote deel der jeugd heeft om voor het steeds zwaarder eischen stellende leven de noodige ontwikkeling en kennis op te doen, handhaaft op haar tegenwoordigen omvang, hier en daar zelfs beperkt, terwijl boven dien voor zeer vele arbeiders-kinderen de gewenschte aansluiting tusschen Leerplicht wet en Arbeidswet blijft gemist. De daaraan verbonden nadeelen behoeven ondergetee- kenden 'Uwe Excellenties ongetwijfeld niet te noemen. Nu schijnt het mogelijk op het Onderwijs aanmerkelijk te bezuinigen, zonder den bo venbedoelden schadelijken maatregel toe te passen. Wij hopen en vertrouwen daarom, dat Uwe Regeering alsnog ernstig zal willen overwegen, het reeds bekende Kon. Besluit inzake het opschuiven der onderste grens van den leerplichtigen leeftijd, reeds tot 1 September a.s. uitgesteld, benevens het wets ontwerp tot het opschorten der invoering van het 7e leerjaar terug te nemen en daar voor andere, minder schadelijke maatrege len te beramen. Ten slotte meenen wij, dat het Wetsont werp inzake het Nijverheidsonderwijs de bezuiniging op de verkeerde plaats zoekt. Veelal wordt er over geklaagd, dat ons land arm is aan goed onderlegde vaklieden. Voor den arbeider is een degelijke vakop leiding van de grootste beteekenis, doch ook de maatschappij is er mee gebaat. Daarom schijnt 't ons verkeerd, de gele genheid tot het genieten van Nijverheids onderwijs te verminderen. Het wil hun voorkomen, dat veel beter dan daar ge zocht zou kunnen worden bij het M.U.L.O., hetwelk, naar hunne meening, op vele plaatsen en in veel te groot aantal jongelui aflevert, die moeilijk eene hun passende plaats in de maatschappij kunnen vinden en de groep der ontevredenen een der mis lukkelingen steeds zullen vergrooten. Wij doen een beroep op de welwillend heid Uwe Excellentie en vertrouwen, dat bovenstaande wenschen en bezwaren alsnog ernstig onder het oog zullen worden ge zien. Blijkens ht Voorloopig Verslag inzake het wetsontwerp tot „Regeling omtrent het dragen der kosten van. openbare verkoopin gen en verpachtingen, en het uitloven van premiën bij openbare verkoopingen en ver pachtingen", verklaarden verscheidene le den, die hun leedwezen er over uitspraken, dat het te voren over deze aangelegenheid ingediende wetsontwerp door de Eerste Ka mer werd verworpen, op grond van het daarin opgenomen verbod van uitloving van strijk- of trekgelden, niettemin na het door genoemd college uitgebrachte votum, met instemming de indiening van dit gewijzigd wetsontwerp te hebben- gezien, waardoor kan worden bereikt, dat aan de heffing van pen aantal andere premiën, omtrent welken afkeurenswaardig karakter eenstemmigheid bestaat, een einde zal worden gemaakt. Andere leden waren van oordeel, dat de indiening van dit wetsontwerp de Eerste Kamer feitelijk in staat stelt tot het uit oefenen van een, zij het verkapt recht van amendement. Zij hadden daartegen groot be. zwaar en wenschten zich met het oog daar op de vrijheid voor te behouden, aan dit voorstel hun stem te onthouden. Vete andere leden verklaarden intusschen geen spoor daarvan te kunnen ontdekken in hetgeen met betrekk'ng tot de onderwerpelijke ma terie is geschied. Zeer vele leden achtten het toelaten van strijkgelden bij openbare verpachtingen ten eenenmale ongewenscht en overbodig. Zij meenden, dat de wenschelijkheid daarvan bij de behandeling van het vorige wetsont werp ook niet in debat is geweest en ver zochten de regeering met nadruk het wets ontwerp op dit onderdeel alsnog te wijzigen. Andere leden hadden daartegen bezwaar. Een schrijven van het Comité van Tien aan de Regeering, Het Comité van Tien, voortgekomen uit de Centrale van Hoogere Rijksambtenaren, de R. K. Centrale van Burgerlijk Overheidsper soneel, het Permanent Comité vah Christe lijke organisaties van personeel in Publieken dienst, het Comité van Neutraal Overheids personeel en het Comité ter behartiging van de algemeen'e belangen van Overheidsperso neel, te zamen vertegenwoordigende ruim 50.000 rijksambtenaren, onderwijzers en rijks- werklieden heeft aan de regeering een schrij ven gezonden, waarin het standpunt der organisaties ten aanzien der voorgenomen salarisverlaging wordt uiteengezet. In het schrijven geven adressanten o.ra. tc kennen, dat zij zich op het standpunt hebben geplaatst, dat men de oogen voor de moei lijkheden waarin het land verkeert, niet mag sluiten en zij er daarom toegekomen zijn, zich bereid te verklaren tegenover de leden .der in aanmerking komende organisaties, het eventueel brengen van een offer over 1924 te verdedigen, mits: 1. de uitvoering van het voornemen tot intrekking van art. 40 zou ■worden opgeschort, tot over de a.s. wijzigin gen van het geheele Bezoldigingsbesluit en andere voorgenomen verslechteringen, zooals die in het schrijven van de regeering d.d, 21 Februari 1924 zijn medegedeeld, zou zijn be slist; 2. niet van te voren vast zou staan, dat het bedrag van circa 14 millioen gulden in elk geval opgebracht zal moeten worden; 3. de gelegenheid tot het houden van rugge spraak met de leden zou worden Verleend en de datum van 6 Maart derhalve eenigszins zou worden verschoven. Adressanten wenschen er met grooten na druk op te wijzen, dat geen dezer 3 deside rata genade heeft kunnen vinden in de oogen van den vertegenwoordiger der regeering, minister Westerveld, wiens laatste woord was, zoo wordt gezegd, dat, los van eenig beding der organisaties, bet meermalen ge noemde bedrag van circa 14 millioen gulden, vermeerderd met een door bet personeel der staatsbedrijven te brengen evenredig offer, door het rijkspersoneel zal moeten worden opgebracht. Ook nu nog, aldus het schrijven, blijven de organisaties bereid, met den ernst der tijden rekening te houden, doch zij kunnen haar be ginsel niet prijsgeven, dat er overleg zal wor den gepleegd in den werkelijken zin des woords. In hotel „de Zalm" te Gouda hield de Ne- derlandsche Vereeniging van Kaashandelaren haar 78ste algemeene vergadering, onder pre sidium van den heer Withof Keus De voorzitter hield een rede over den alge- mesnen toestand in den kaashandel, waarin hij diverse regeeringsmaatregelen becritl- scerde. Do rekening en verantwoording alsmede do begrooting werden goedgekeurd, Gezien het dalend ledenaantal wees de heer Schilt er op, van hoeveel belang het is, dat de kaashandelaren georganiseerd zijn; want de directeur-generaal had spr. er op gewezen, dat in kwesties den kaashandel betreffende, alleen rekening zou worden gehouden met de georganiseerden. De minimum-contributie werd vastgesteld op 15 per jaar. Als leden van het bestuur werden gekozen de heeren H. M. v. d. Most, Bodegraven; T. L. Heil, Haarlem; W. Heus- dens Gouda en B. M. van Zwet, Rotterdam. Een voorstel tot statuten-wijziging zal in de volgende vergadering aan de orde wor den gesteld. Vertrouwelijke mededeelingen werden ge daan over een onderhoud tusschen den heer Schilt en den directeur-generaal van Land bouw, inzake het ontwerp Boter- en Kaas- wet. Het bestuur verklaarde zich bereid diligent te zijn ten aanzien van een verzoek omadhae- sie te betuigen aan de Kamer van Koophan del te Haarlem, betreffende een aan de re geering gericht adres om zich te onttrekken van subsidieverleëning aan de Handelskamer, die, zoo meende men, geen reden van bestaan meer heeft en het Rijk millioenen kost. De voorzitter sloot met een opwekkend woord de vergadering. Door den heer Joh. Langhout, journalist werd Donderdag persoonlijk aan H. M. de Koningin aangeboden een exemplaar van zijn werk: „Vijftig jaren economische Staatkunde in Atjeh," tot stand gebracht, met medewer king van de Regeering, naar aanleiding van het feit, dat het op 26 Maart a.s. vijftig jaren geleden zal zijn, dat de Atjeh-oorlog werd verklaard. Blijkens het Voorloopig Verslag in zake het wetsontwerp tot Voorziening ter bestrijding van de begunstiging van misdrijven op be paalde watergebieden verklaarde men vrij al gemeen zich er mede te kunnen verenigen, dat door een aanvulling van het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid zal worden ge opend. bij algemeenen maatregel van bestuur bepalingen in het leven te roepen om te voorkomen, dat rivierventers of opkoopers te water in het dagelijksch verkeer veelal „parlevinkers" genoemd zich schuldig ma ken aan het misdrijf van heling. Wel waren eenige leden beducht, dat de handhaving van die bepalingen tot niet onbelangrijke uitga ven voor het rijk zou kunnen leiden. Door den heer Duymaer van Twist is aan den minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw de volgende vraag gesteld: Is de minister bereid in verband met de weinige gelegenheid, wélke de binnenvis- schers ten gevolge van de vorst hebben ge- bad, om hun bedrijf uit te oefenen, en mede in verband met de omstandgheid, dat de paartijd der visschen uit hoofde van de weersgesteldheid dit jaar later dan gewoon lijk zal plaats hebben, den einddatum van den gesloten tijd, zijnde 16 Maart voor dit jaar te wijzigen in 1 April? i t Zooals men weet hebben de liefdadig heidszegels een 18.000 opgebracht tèn bate van liefdadige instellingen. Naar het „Vad." verneemt hebben een 160 tot 180. instellin gen aangevraagd voor een deel van de op brengst in aanmerking te mogen komen. De verdeeling lijkt wel moeilijk. Men is het op Binnenlandsche Zaken nog niet met zich zelf eens, hoe dit gebeuren moet. Voorschotten van resp. 5.2 en 1.7 millioen. Ingediend is een wetsontwerp tot het ver kenen van bestuursvoorschotten aan de N.V. Koninklijke Hollandsche Lloyd. In de memorie van toelichting wordt aller eerst een uitvoerige uiteenzetting gegeven van de ontwikkeling van dit bedrijf en de moeilijkheden, waarin het is geraakt. Zooals uit de gesloten overeenkomst is te zien, geeft de gemeente Amsterdam 1/4 van de in totaal noodig geachte bedragen en de staat 3/4. Aan de steunverleening ligt de gedachte ten grondslag, dat er geen sprake van mag zijn, dat aandeelhouders of schuldeischers der maatschappij uit Rijksgelden voor ver liezen zouden worden behoed. De oplossing is gevonden in dezen zin, dat staat en de gemeente Amsterdan gedurende eenige jaren in de behoeften van de mid delen als gevolg van het tekort op de exploi tatie-rekening voorzien. De duur dezer hulpverleening is gesteld op vijf jaar. Aangenomen wordt dan, dat na zulk een tijdsverloop de tegenwoordige abnor male verhoudingen op scheepvaartgebied voorbij zullen zijn en de maatschappij ge leidelijk weer in een toestand zal komen, dat zij zichzelf kan helpen. Het maximum bedrag der op deze wijze te verstrekken gelden is ten slotte vastgesteld op f 5.250.000 onder voorwaarde, dat de ge meente Amsterdam bereid is voor hetzelfde doel een bedrag van f 1.750.000 beschikbaar te stellen. Vrijdagavond heeft de Koningin te haren paleize in het Noordeinde te 's-Gravenhage, een 260 dames en heeren ontvangen. De voordrachtskunstenaar Louis Landry heeft Nederlandsche poëzie en proza voorgedragen. Het Nederl. Corr.-bureau te 's-Graven hage verneemt van bevoegde zijde Het schijnt voor te komen, dat personen, die in vroeger jaren vermogens- of inkom stenbelasting hebben ontdoken, jaar in jaar uit onjuiste aangiften blijven inleveren, omdat de vrees voor ontdekking van het begane verzuim en de daaraan verbonden gevolgen hen weerhoudt hun verhouding tegenover den fiscus te zuiveren. De aan dacht wordt er daarom op gevestigd, dat in gevallen, waarin de belastingschuldige geheel uit eigen beweging den inspecteur van de gepleegde ontduikingen in kennis stelt, volstaan wordt met vordering van de ontdo ken belasting, zonder eenige verhooging, terwijl geen strafverordering wordt ingesteld. Uit Cberibon wordt dato 3 Februari aan de „Loc." geseind: Gistermidag werd de employé, de heer Maas, van de Dijckerhof en Wiimann A. G, die tijdelijk werkzaam was op de suiker fabriek Nieuw-Tersana, onverhoeds door een koelie aangevallen en vermoord. De dood trad bijna onmiddellijk in. Aanleiding tot de daad was een klein verschil van mee ning over de werkzaamheden. Handtastelijk heden zouden, volgens zmttf*" niot voorge vallen zijp. Bij K. B. van 20 Februari zijn eenige bet- palingen van het Alg. Regl. op het vervoe; (1901) op de spoorwegen, gewijzigd en an- gevuld. Wij stippen er het volgende uit aan Afzenders kunnen voortaan voor bestel goederen vervoer met bepaalde door hen aangewezen reizigerstreinen verlangen, mits het goed geschikt zij om in den bagagewagen te worden vervoerd en uiterlijk een half uur vóór het vertrek van den trein aan het sta tion bezorgd zij. Voor colli, zwaarder dan 50 K.G., kan in bijzondere gevallen, ter beoordeeling door den spoorwegdienst, de hulp van den afzen der bij de inlading van de colli als voorwaarde voor het vervoer met een bepaalden trein wor den besteld en behoeft bij overlading de doorzending onderweg niet te geschieden met den onmiddellijk aansluitenden trein, wanneer de overgangstijd minder dan 30 mi nuten bedraagt. Heeft bij een bestelgoedzending, welke on derweg moest worden overgeladen, de over gangstijd op punten van aansluiting, al dan niet ten gevolge an treinvertraging, minder bedragen dan 15 minuten (minder dan 30 mi nuten voor colli zwaarder dan 50 K.G.), dan komt voor de berekening van den leverings tij d niet de onmiddellijk aansluitende trein in aanmerking, maar de eerstvolgende trein, waarvoor de overgangstijd ten minste 15 minuten (ten minste 30 minuten voor colli zwaarder dan 50 K.G.) heeft bedragen. De bestuurders van den spoorwegdienst mogen echter, onder goedkeuring van den minister van Waterstaat, voor bepaalde stations lan gere overgangstijden vaststellen. HET EUCHARISTISCH CONGRES üN DE HUISVESTING. Het is ons, als leden van het sub-comité voor de huisvesting, een behoefte aan de Ka tholieken van Amsterdam en omstreken onze voldoening uit te drukken voor de medewer-, king, die wij bij het volvoeren van onze zware taak allerwegen mogen ondervinden. Zooals wij trouwens hebben verwacht, wordt alge meen ingezien, dat het welslagen van de huis vesting een noodzakelijke voorwaarde is voor het welslagen van het Congres, welks succes natuurlijk iederen rechtgeaarden Katholiek ter harte gaat. In het bijzonder heeft het ons getroffen, hoevelen, zonder eenige vergoeding te eischen hunne woning voor de congresbezoekers open stellen. Dit immers stelt ons in staat ook gra tis huisvestinjfaan te bieden, waardoor velen, die anders het Congres wegens de hooge kos ten niet zouden kunnen bijwonen, hiertoe thans in de gelegenheid worden gesteld. Men denke niet slechts aan de minder met stoffe lijke goederen bedeelden uit ons eigen land, maar ook aan congressisten uit landen met lage valuta. Zoo opgevat, is de huisvesting van con gressisten een goed werk, een liefdewerk. De omvangrijke administratie van het huis- vestingswerk maakt het niet mogelijk steeds te zorgen, dat iemand, die gratis huisves ting heeft verzocht, juist geplaatst wordt in een een gezin, dat gratis huisvesting heeft aange boden en omgekeerd. Immers is de admini stratie zóó ingericht, dat allen, die huisves ting verzoeken, zich daartoe wenden tot het comité, hetwelk tegen betaling huisvesting verleend, tenzij men aannemelijk kan maken, niet tot betaling in staat te zijn. Het comité betaalt weder na het congres aan de gezinnen, die huisvesting hebben verleend wat hun te dier zake toekomt. Er ontstaat dus niet een rechtstreeksche rechtsverhouding tusschen gast en gastheer, maar tusschen congresbezoe kers en Comité, en tusschen Comité en de ge zinnen. Nu moet bij de huisvesting allereerst rekening worden gehouden met tal van an dere factorenals nationaliteit, maatschap- pelijken stand, priester of leek, sexe enz. Dar bovendien nog te zorgen, dat een gratis ge huisveste juist dé ar worde ondergebracht, waar gratis huisvesting wordt verleend, is schier niet doenlijk. Zoo zal het derhalve voorkomen, dat de gulle gastheer, die zonder vergoeding onderkomen aanbiedt, tot de ont dekking komt, dat zijn gast toch aan het Comi té een bedrag voor huisvesting heeft betaald. Wij verhelen ons niet, dat de aantrekkelijk heid der vrijgevigheid aldus eenigermate wordt verminderd. Men denke dan evenwel aan het Evangelisch woord, dat de linker hand niet wete, wat de rechter doet, en dac het verleenen van gastvrijheid althans in dit geval niet moet geschieden met het doel dankbaarheid te oogsten, maar een goed werk te doen. Want dit is zeker alles wat het Comité doet en ontvangt, komt aan de huisvesting ten goede. De vergoeding, die door den eenen congressist, die misschien toevallig gratis wordt gehuisvest, betaald is, stelt ons in staat een anderen congressist gratis te huisvesten. Wij hopen dat de Katholieken, de moei lijkheden beseffend, waar wij voor staan, over dit geringe bezwaar zullen heerstappen. Wij" van onzen kant zullen ernaar streven,: voorzoover onze administratie zulks toelaat.' gratis aanvragenden te plaatsen da ér, waai men kosteloos gastvrijheid verleent. Voorts heeft het Comité het verzoek, dal allen, die des avonds nog hunne haardsteden kunnen bereiken, ons niet om onderkomen en Amsterdam verzoeken. Wij moeten met de beschikbare ruimte woekeren, omdat wij ir het geheel niet weten, hoeveel congressisten zullen komen. Door het Congresbestuur zal worden gezorgd voor goede verbindingen met goedkoope en extra treinen, zoodat zij. die b.v. in Rotterdam wonen, zelfs des avonds nog gemakkelijk huiswaarts kunnen keeren. Vermelden wij ten slotte nog, dat hei adres van het huisvestingscomité voorloopig hetzelfde is als dat van het Congesbureau, dus Bagijnhof 32, Amsterdam. Het Comité voor de Huisvesting. Het Congresbureau verzoekt beleefd aan degenen, die nu reeds het geld voor Congres- kaarten opsturen (wat nog niet noodig is) ei aan te denken, dat bij het verschuldigde be drag ook dient betaald te worden het porto voor het oversturen der kaarten. Wie een kaart aan het Bureau afhaalt, betaalt 10 of ƒ15. Wie echter de kaarten toegezonden wenscht, moet betalen voor een congres kaaar (met insigne en programma) 10.25 vooi een aangeteekenden brief, voor een congres kaart etc. met verslagboek 15.55. Voor he. buitenland zijn de prijzen 10.35 en 16.25. Nog wordt meegedeeld, dat voor Leeu warden, wat betreft opgave van deelname, aanvrage om logies en opgave voor de extra- treinen, men zich kan opgeven bij den Weled. heer P. F. J. Westra, Weerd 18, te'.ef. 220 en voor Heerenveen bij den weled. heer P.i Kiestra. Heerenwal 17.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9