Gedwongen. Eer» vreeselijke nacht. Kregen en juist wikte heengaan toen Kees Melders aankwam. Die had toen gezegd, te zullen wachten en was het kantoor binnen gegaan. Van twee kanten dus werd bevestigd dat allee i Kees op het kantoor gewees was. maar toch kon de patroon niet aan de schuld van den ongen seioo- ven. Hij lie de politie komen en weer werd een nauwk.urig onderzoek mgesteld Ook ansen werd zeer sche p verhoord; en vertelde nog, dat hij, toen de pa roon in de auto weggereden was, weer naar het kantoo terug wilde gaan. cm mijnheer Melders te zeggen dat de patroon weg was, e" da Kees 'oen tuist ui' de kleedkamer gekomen was en het gebouw had verlaten. (Wordt voortgezet.) Beide moeders waren weduwe, een samenloop van omstandigheden, die voor beiden bijna gelijk waren, had haar bijeen gebracht. Zij moesten haar best doen om in haar onderhoud te voorzien dc een gaf les, de andere borduurde. Toch bezaten ze iets, dat zij in den loop der tijden hadden bunnen vergaren. Ge lukkig in het bezit harer kinderen, klaag den zij nimmer. En wat waren ze aardig die twee klei nen hij blond met blauwe, onbestemd in het rond ziende oogen, zij een levendige brunette. Ze speelden met elkander zooals onschuldige kleinen dat kunnen tot vreugde hunner moeders. De twee moe ders verheugden zich in dien vriend- schappelijkeu omgang, en dikwijls als de kinderen voor haar uitliepen, kon men liet haar weer hooren herhalen „Wat staat dat toch liefwat zien ze er toch aardig uit Eens zeide een der moeders „Wat zou dat later een knap paar kunnen zijn Van dat oogenblik dachten zij aan niets anders meer, daar zij geen fanilie hadden, waanden zij zich meester over beide jonge harten. Willem hield veel van zijn kleine vrien din dikwijls kon hij haar zoo teeder aanzien en dan wisselden zij een blik van verstandhouding en trachtte Emma hem te plagen Als zij met haar moeder, die haar werk aan huis deed, alleen thuis bleef, dan wachtte zij het oogenblik af, waarop haar speelmakker van school zou zijn terug gekeerd, want de jongen bleef altijd bij zijn vriendin wachten op de thuiskomst zijner moeder en beiden hadden dan een schik en speelden met elkander, dat het een lust was. Maar dat alles zou anders worden. Willem had een oom, die zich gedu rende den weduwenstaat van juffrouw Philips, zijn zuster, zoo uitstekend had doen vergeten, dat het kind van het be slaan van dien bloedverwant niets alwist en de moeder er zelfs niet meer aan dacht. Daar herinnerde de oude heer Bastiaans zich op een goeden dag, dat hij een neef had. Hij had kort geleden zijn eenigen zoon verloren, de hoop van zijn handels firma en den erfgenaam van zijn fortuin. Wat moest er nu gebeuren En zijn huis, zijn trots, in welke handen zou het na hem overgaan Hij schreef zijn zuster, verontschul digde zich over zijn lang stilzwijgen en verzocht haar heur zoon mede te bren gen dien hij wenschte te leereu kennen. Voor de reiskosten was een bankbiljet van 100 gulden ingesloten. Dat was een evenement, maar ook een droefheid. Scheiden als men sedert jaren samen leeft in volmaakte harmonie cn dat voor een onbekende!.... Waarlijk, men zou aarzelen. Eindelijk echter kwam men tot de conclusie, dat de toekomst van den jongen er mede gemoeid was en de kleine Emma troostte hetli in zijn neerslachtig heid. „Je komt immers terug," zei ze tot hem, ,we zien elkander toch weer, ween dus niet 1" En zij snikte met hem, glim lachend door haar tranen heen, om hem daardoor moed in té boezemen. II. De heer Bastiaans was niet kwaad hij ontving zijn zuster en zijn neef goed en verontschuldigde zich, dat hij niet vroeger aan hen h.td gedacht. De jongeling werd erstond in de zaken ingewijd en de moe der met de zorg voor het huishouden belast. Moeder en zoon konden nu een goed leven leiden. Men gewent spoedig aan welvaart en comfort. En juffrouw Philips, die -haar zoon zag, ontwikkelde in gezondheid en kracht, vergaf het feit, dat haar broer haar zoolang alleen had gelaten. Hoewel de oom weinig genegen heid aan anderen betoonde, hield hij toch van zijn neef, wiens zacht en gemakkelijk te leiden karakter zich gewillig liet be- heerschen. De oom leidde alles, zelfs de zaken, die de huishouding raakten. Wel hield juffrouw Philips het huis in orde, doch zonder dat zij een wil had. Zij onder wierp zich, omdat haar verstand haar dit zeide Willem, omdat zijn karakter dit meebracht. Het leven was zoo behaaglijk, men verlangde niets dan het goed te hebben nu nog een weinig vrijheid en ze zouden gelukkig geweest zijn. Drie jaren gingen heen, waarna de oom Zijn neef voor de zaken Het reizen. De jongen gedroeg zich goed en toonde, dat hij het ernstig opnam, zoodat de oom hem dan ook naar de hoofdstad zond. Dat was een vreugde voor den jongen man hij zou zijn vriendin Emma weer zien, aan welke hij nimmer had opgehou den te denken. Zij was thans zestien jaar. Dat is de leeftijd, waarop men droomt en dweept en zij hielp haar moeder in haar arbeid, en in het huis, waar Willem binnentrad, zonder er verwacht te zijn, heerschte een zekere weelde. „Ik had het u wel gezegd, moeder dat hij komen zou." De jonge man, die overgelukkig was, was wel een weinig verlegen tegenover dit schoone meisje, waarin het kind van vroeger geheel was opgegaan. Emma Itfehte, babbelde, vroeg alles, verlangend als zij was alles van hem te weten. Toen hij vertrok, in bedrukter stemming dan de eerste maal, aanbad hij haar en had hij het haar gezegd. Thuis gekomen vond hij een groote verandering in het huis van zijn oom. Een leelijke en bleeke achternicht was er sedert eenige dagen geiinstalleerd en zij zou er eenige dagen blijven. Haar vader had haar daar gebracht, opdat zij gelegen heid zou hebben een specialiteit voor haar ziekte geregeld te kunnen consulteeren, opdat zij genezen zou. Weduwnaar van de geboorte zijner dochter af en in staat haar een som van honderdduizend gulden mee ten huwelijk te geven, wilde hij niet dat zij sterven zou. Honderdduizend gulden mee ten huwe lijk De heer Bastiaans belastte zich met de zorg voor het meisje, zijn neef de opdracht gevend haar met toewijding te behandelen, zooals zijn moeder reeds begonnen was te doen. Willem leende Zich tot alles, wat men hem vroeg. Twee jaar later zeide de oom tot de moeder „Uw zoon moet gaan tfouwen." Zij beefde, daar zij vermoedde, wat er volgen zou en zij de liefde van haar Wil lem kende. De jonge man was wanhopighet beeld van Emma, zoo lief, zoo bekoorlijk, verscheen telkens weer voor» zijn geestes oog, bovenal als de protégé van zijn oom bij hem was. En zichtbaar poogde het arme meisje, ondanks de koelheid van Willem, zich te doen beminnen, maar liem Het dit koud, en altijd en altijd weer zag hij haar, die hij aanbad en in de herinnering aan deze vond hij de kracht eindelijk den voorslag van zijn oom af te wijzen. „Je weigert honderdduizend gulden, jij, die letterlijk niets bezit," riep Bastiaans uit. „Ik bemin een ander." De oom haalde de schouders op. Het was hem duidelijk geworden, dat hij in dit opzicht den jongen niet zou doen zwichten door hem te wijzen op zijn belang. De erfooms zijn tot alle helden daden in staat deze werd comediaut. Eens toen zijn zuster ziek was, zei hij op huilenden toon tot zijn neef„Arme jongen, je wilt dus je moeder dooden f" Willem vroeg geen opheldering. „Zij kan niet meer werken, als vroeger het zou haar dood zijn en toch, als jij je ondankbaar tóont door mij het eenig ge noegen, dat je me doen kunt, te weigeren dan loopen onze wegen voortaan uiteen, en kunnen jelui beiden lertigkeeren, van waar je gekomen bent. Twee maanden later wag de mos» getrouwd. Toen Emma en haar moeder dit nieuws vernamen, ondervonden zij een wreede teleurstelling want Willem had bij zijn laatste reis formeele beloften gedaan en gevraagd of zijn verloofde zoo noemde hij haar reeds wachten wilde, tot hij terugkeerde. Een vriendin, er zijn er altijd als het op raadgeven aankomt, zeide tot Emma „Je moet je wreken. Je kunt rijk worden, daarvoor ben je knap genoeg. Je moet hem verpletteren door-je rijkdom en weelde." „En hij zou het recht hebben mij te verachten," antwoordde het jonge meisje. „Neen, mijn wraak zal een andere zijn." III. Sedert lang werd niet meer aan dat alles gedacht. Emma bezat evenveel wils kracht als aan Willem ontbrak, zij was weer vlijtig aan het werk gegrut. En daar was een dag gekomen, dat een eerlijk ambtenaar haar hand had gevraagd en zij dezen het jawoord had gegeven. Een gelukkig gezin was het geworden en de jonge vrouw maakte de zorgen van haar man aanmerkelijk lichter 'door het werk, waarmede zij er nog iets bij ver diende. Op een middag in den zomer stond men juist van tafel op twee kinderen lachten en speelden met hun vader zooals alleen kinderen lachen en spelen kunnen, die volkomen gezond zijn toen een heer binnentrad. „Juffrouw „Mijnheer Willem 1" riep Emma uit. Een zucht ontsnapte dezen. „Wat scheelt u Hij wees op de kinderen. „De mijne zijn dood," zeide hij. De heele familie .^omringde hem, op de ondubbelzinnigste wijze haar deel neming betuigend. „Hun moeder was niet gezondzij konden dan ook niet in 't leven behouden worden 1" En toen hij beide kinderen met hun gezonde gelaatskleur aanzag, kon hij an dermaal een zucht niet onderdrukken. Hij had de vriendin zijner jeugd willen weer zien zeer vurig had hij er nog iets van gehoopt. En liij vertelde eenige episodes uit zijn zwaar beproefd leven. Zijn vrouw had hij niet liefgehad, maar zijn kinderen des te mee» En hij dacht eraan, hoe zij, die daar aan zijn voeten speelden, vol leven en gezondheid, zijn kinderen hadden kunnen zijn, indien hij minder zwak geweest was 1 En als voorheen trachtte Emma hem te troosten, terwijl zij hem wees op zijn plicht en hem sprak van de zelfopoffering die ook nog liefde was. Zij was te goed gewroken, om nog eenigen wrok te koesteren, Verscheidene jaren geleden had ik dienst op een klein spoorwegstation, ver in het westen. Op een ongewoon heeten avond in Augustus liep ik in de wacht kamer van net station op en neder, toen het losbreken van een hevig onweer mij eensklaps deed opschrikken uit mijn rus tige kalmte. Helle bliksemschichten en geweldige donderslagen gingen een ont zettende wolkbreuk vooraf, en daarbij gierde en raasde dc storm uit alle macht, trachtend alles omver te rukken wat niet stevig vaststond. Het was een helsch concert, en ofschoon ik anders een man ben, onversaagd in alle opzichten, maakte dit onweer mij toch een weinig bevreesd* daar het ook voor de veiHgheid van het spoorwegverkeer niet zonder gevaar was. Nog werd mijn angst niet weinig ver meerderd doordien de sneltrein reeds in aantocht moest zijn, en ik nog mets van zijn nadering had bespeurd. Ik besloot eindelijk, hoewel de regen in stroomen neerviel, e ns buiten te gaan kijken, om te zien of de trein nog niet aankwam. Ik had nog slechts een paar voètstappen gedaan toen een vrouw doodelijk ontsteld op mij toeijlde. „Snel, snel riep zij tot mij. „De trein is gederailleerd Alles is verloren 1 Mijn man.... mijn kind.... dood, dood Ik voelde dat >k doodsbleek werd van ontzetting, in vtiegenöe haast wees dé vrouw mij het naaste kruispunt aan als de plaats, waar de trein gederailleerd was en ik besloot mij terstond derwaarts te begeven. Ik zei de vrouw het stationsgebouw binnen te gaan en daar op mijn terug komst te wachten. Dan spoedde ik mij, met een lantaarn in de hand, voort naar de plaats waar het ongeluk gebeurd meest zijn. Doch toen ik op de plaats kwam en met mijn oogen de duisternis door boorde, om de puinhoopen, en de stuk ken en brokken te ontdekken, waarin de trein door een ramp veranderd moest zijn, was het mij onmogelijk iets te bespeuren wat daarop geleek. Ook geen smartkreet, noch een kreet om hulp ver nam ik, slechts de wind huilde, en striem de mij den regen tn het gelaat, en loeide door de takken der boomen. De vrouw moest zich door haar angst en verwarring bepaald in de plaats van het onheil vergist hebben wellicht was het nog een kwar tier of een half uur gaans verder. Maar ik kon niet op goed geluk m de duisternis doorloopen, ook mocht ik mij met al te ver van het aan mijn hoede toevertrouwde station verwijderen. Ik besloot derhalve om terug te keereii en de vrouw nauw-j- keuriger over hetgeen zij wist, te onder vragen. Terwijl ik de rails langs liep, uit gewoonte den blik op den grond gericht om te zien of alles in orde was, bemerkte ik plotseling, dat één wissel, die van de hoofdlijn op een zijlijn voerde, verkeerd gesteld was. Indien de sneltrein op die zijlijn terechtkwam, zou hij met den daar gereed staanden goederentrein in botsing moeten komen. Daar ik wist, dat ik zelf den wissel goed gesteld had, kwam mij dit vooral zonderling voor. Doch vóór ik nog tijd had daarover na te denken, ver nam ik plotseling het luide en schrille gefluit van den sneltrein, die gederail leerd en totaal verongelukt moest zijn. Was het een droom, of was het werkelijk heid? Voor ik mijzelf op deze vraag een antwoord had kunnen geven, zak ik reeds in de verte de lantaarns van de locomo tief van den trein, die met razende snel heid naderde De trein was dus met ontspoord, maar hij moest ontsporen, als ik den wissel niet goed zette. Dit kon echter slechts van het station uit geschieden. Hier hielp geen redeneeren of bezinnen, ik jncest het station bereiken voor de trein op den wissel was. Ik begon dus zoo snel mijn beenen het mij veroorloofden, te loopen. Ik weet nog heden niet, hoe het mij ge lukte de plaats te bereiken, vanwaar de wisse! verzet kon worden. Ik rende blin delings over alles heen, en toen ik bij de correspondeerende toestellen was, wierp ik met één geweldigen ruk den wissel om, juist op 't oogenblik, dat de trein de kritieke plaats had bereikt. De sneltrein placht gewoonlijk niet bij kleine stations stil te houden, doch al leen zijn snelheid te vertragen, om indien er passagiers wachtten, te stoppen. Dit maal echter bleet, vóór ik nog goed en wel van mijn verbazing over het gebeurde be komen was, de trein staan en kwam de conducteur op mij toeloopen. „Mijnheer," zeide hij, „wilt u dit pakket aannemen en het zorgvuldig bewaren, totdat'men het bij u komt halen? Zorg er goed voor, want de inhoud is van zeer kostbaren aard. Ik zal u later alles verkla- i ren. Hij duwde mij een klein zwaar pakket in de hand, floot en de trein zette zich in beweging. Geheel en al in de war door alles wat ik tn zoo weinig tiids had gehoord en gezien, bereikte ik mijn kantoor tn het stations gebouw, waar ik mij in een stoel het neer vallen. Ik legde het pakket voor mij neer, toen keek ik om naar dc vrouw, die ik hier meende te vinden. Zc was verdwe nen. Ik zat onbeweeglijk in mijn stoel en keek in gedachten verzonken naar den muur. Zoo verliepen ongeveer tien minu ten. Honderden gedachten en vermoe dens doorkruisten gedurende dien tijd mijn brein, en toen ik «ihdelijk weer voor mij heen keek, schrikte ik plotseling op. Achter een deur in een hoek stond de vrouw, die mij had medegedeeld, dat een ongeluk met den trein gebeurd was. „Hemel I" riep ik uit. „Wat heeft dat alles te beduiden Zij lachte slechts, waarwj sw een dub bele rij hagelwitte tanden toonde. te onderscheiden, volgas op den vorfgencn sprong van schrik op, toen nij aaamf ut een ruwe, brutale vent, oie voor niets „Wat meent u?" vroeg ze bedaard. tegelijkertijd hoorde ik een geweldigen den inhoud van den zak te weten kwam. terugdeinst en woont vlak bij het mu- f,Nu, wat moet dat beduiden, dat ver- donderslag, een ontzettend ge kraak, de „Kerel,'' riep hij, „de zak moet 23.000 seuni," haal dat de sneltrein is ontspoord, en dat bliksem was ingeslagen. Bewusteloos Mark bevatten, waar is dat geld De politie begai zich terstond met den uw echtgenoot en kind dood zouden zijn. stortte ik neder. „Ik weet het niet," antwoordde de directeur naar de woning van Tondorf, Daareven ging de trein hier voorbij. Wat Toen ik weder tot bezinning kwam, postillon beteuterd, nu eens ijskoud, dan waar zij diens vrouw alleen te huis troffen, beteekent dat"alles scheen de zon reeds door dc vensters van weer gloeiend heet wordehd. „Is uw man niet thuis Zij lachte luide het stationsgebouw en hoorde ik het ge- De beambte bekeek den zak, die geen „Neen, hij is veekooper en hij heeft „Wat dat beduiden moet Het was een zang der vogels, die den heerlijken zo- enkele beschadiging verraadde, cok de gisteren-middag de stad verlaten," ant- list; om u van het station te verwijderen," niermorgen begroetten. Eenige passen van verzegeling was in goeden staat. De ge- woordde de vrouw, die evenzeer verschrok antwoordde zij. „Doch desnietiegenstaan- mij af zag ik den man, die mij zooveel schiedenis was voor hem een raadsel. Zou ken als verwonderd scheen over het de hebt u voor een deel mijn plan schip- ontzetting had gebracht, op den grond wellicht een der spoorwegbeambten voor vroege en zeldzame bezoek, breuk doen lijden, door den wissel op het uitgestrektzijn gelaat was doodsbleek het brievenvervoer zich een ongepaste grap „Waar is hij naar toe laatste oogenblik nog goed te zetten." terwijl een roode streep zich aan zijn lin- hebben veroorloofd? „Ik geloot naar Erkeienz of naat „Den wissel, dien gij eerst verkeerd ge- kerslaap vertoonde. „Hier," zei de commies tot den beven- München-Gladbach." Zet hadt," riep ik. - De bliksem had hem getroffen, hij was den postman, „pak dien zak weer in en „Dus was hij van nacht niet thuis „Zoo is- het," antwoordde zij. dood. Op de tafel lag het pakket, dat hij rijd dadelijk naar het station om mij den „Neen, ik heb hem althans niet gezien.' „Ellendige 1" riep ik uit. „Weet je wat mij had willen ontrooven, onaangetast. Ik goeden zak te brengen." Een huiszoeking voerde tot geenerle' geschied zou zijn, indien ik niet ter rcch- kreeg een rijke belconing maar altijd zal De man deed wat hem bevolen was, resultaat, het geld werd niet gevonden ter tijd hier geweest was ik vol ontzetting denken aan dien vreese- maar hij ontving daar dc verzekering, daarentegen vond de directeur in de Zij lachte weer. lijken nacht. dat hij,den juisten zak had ontvangen. De kachel een menigte paperen, die evenwei „O ja, ik v/eet liet," zei zij. beambte, die dc gelden cn geldswaarden geheel verkoold waren en geen aanknoo- „En wat om Godswil hadt gij daarmee in den zak had gedaan, beriep zich op pingspimt gaven, ook ontbrak het gewicht voor?" Kftfannriilrfi rfjftfcfai het getuigenis van een collega en van de aan de klok, „Ik zal het u zeggen. Als jij den wissel 1 J V- bureau-bediende; niemand wilde iets „Hoe lang staat die klok stil niet goed had gezet, zouden eenige dozij- Eemge jaren geleden kwam de snel- weten van een schoenzool en een klok- „Reeds zeer lang." nen slachtoffers meer de eeuwigheid zijn trein naar Parijs 's morgeus vijf uur het gewicht. De zak, dien de postillon liet Wat te doen Was Tondorf de dief o ingezonden en jij waart op de bank der hoofdstation te Keulen binnen. De rei- zien, werd weliswaar erkend ais tc behoo- met? beschuldigen terecht gekomen. Door uw eigers verlieten spoedig de coupé's en ren tot den inventaris van het brievenver- Wist ce vrouw iets van den diefstal tussehenkomst was mijn plan bijna ver- het perron. Alleen in den postwagen, voer per spoor, daarentegen verklaarde Haar gedrag en kalmte pleitten tegen dit ijdeld. Die vervloekte conducteur van die helder verlicht was, werkte men de beambte dat de verzegeHng met een vermoeden. De postbode had verklaard, daar even heeft alles zoo netjes overlegd, zonder ophouden ijverig door, daar het ander zegelstempel dan het zijne was dat de man, die den zak verwisselde, geen dat hij zich morgen niet weinig verwon- trots de grootste inspanning van de post- geschied, daar het laatste in den posthoorn baard droeg Tondorf bezat daarentegen deren zal, als jij hem de geheele geschie- beambten hoogst zelden mogelijk is, het getal 6 had en de zegelafdruk van een zwaren snor- en kinbaarcl. Toen men denis vertelt." den kolossalen brievenvoorraaS uit Bel- dezen zak het nummer 11 droeg. Nu in den loop van den dag vernam, dat de „Ben je krankzinnig?" vroeg ik. gië, Frankrijk, Engeland en vaak ook uit deelde de postman de verwisseling der vermoedelijke dief zich daags te voren „O neen. Ik was nimmer beter bij mijn Spanje en Zuid-Amerika 9 a 10 groote zakken mede, maar tot zijn groote oat- den baard had laten afnemen, verdween verstand dan juist op dit oogenblik. Ziet brievenzakken in het kort traject van steltenis hoorde hij, dat niemand van het de twijfel meer en meer u het kleine pakket, dat de conducteur Verviers naar Keulen te behandelen, spoorwegpersoneel hem was nageloopen, Nu kwam het er op aan den vermeteler! u overhandigd heeft?" zoodat de commiezen in den regel nog daar niemand den waggon had verlaten, dief te pakken. De telegraaf werd naar Ik legde mijn hand op het pakje en l of 2 uur moesten overwerken. Het bleek nu maar al te duidelijk, dat alle richtingen in werking gebracht, aan wierp een donkeren blik op het ontzet- Aan het pottier van den geopenden men hier met een. doortrapten diefstal alle havenplaatsen Tondorf's portret en tende vrouwenmensch. waggon stonden conducteurs en post- te doen had, welke echter door niemand signalement gezonden en de streek tus- „Dit pakket bevat een som van 20.000 boden, die de pakken enz. kwamen af- kon zijn bedreven, niet met de toestanden schen Dusseldorp en Aken letterlijk be- tot 40.000 guldens. Ik en nog eenigen van halen, maar hoezeer zij ook aandrongen, nauwkeurig bekend en het kon waar- legerd. Maar de eene dag na den anderen mijn bende hoorden van de zending en door een der commiezen tot later werden schijn lijk zijn, dat men in den postman verliep en Tondorf èn de 23.000 mark besloten dat het geld ons eigendom wor- bescheiden. een medeplichtige te zoeken had. bleven onzichtbaar als om allen te be den zou. Ons plan werd echter verraden Mopperend trokken zij af, alleen de Wie echter was de dief, die in de uni- spotten kwam den vierden dag uit Eus- en de conducteur die er van hoorde, be- onder-commies die het eerste transport form van een ondergeschikte het post- kirchen, dus slechts eenige mijlen van sloot het geld bij u in veiHgheid'te bren- voor den courrier-trein naar Berlijn karretje had doen stilhouden en zich in Keulen, een telegram aan vrouw Tondorf gen. Intusschen kende ik zijn plan en ik moest ontvangen, kreeg vier zakken met.het bezit van een brievenzak en dienst- van baar man, waarin hij haar „smakelijk wilde in een dubbel spel het geld machtig brieven en de raan, die den geldzak voor zegel-stempel had weten te stellen? eten" wenschte. worden, en het dan voor mijzelve behou- het postkantoor te Keulen kwam halen, De postillon beschreef hem als een Da beambten der rast en politie waren den. Te dien einde nam ik mij voor den werd eveneens geholpen. Deze geldzak slanken, mageren man zonder baard, dien razend nu eens dacht men den ver- trein te doen ontsporen en mij daarna in bevatte de geldsommen uit Eupen, hij niet nader kende. metelen dief reeds in volle zee, dan weet de verwarring van het pakket meester te Aken ea Duren en het bedrag dezer Dit deed hem nog meer verdenken, in Keulen, totdat piotseHng, na verloop maken voor het u overhandigd werd. gelden dat daags te voren was opgegeven, want hoe durfde hij het te bestaan, den van een week, Tondorf op het bureau Door uw tussehenkomst is wel de trein, vertegenwoordigde in den regel een aan- ambtshalve hem toevertrouwden zak met yan. den commissaris kwam en dezen op- maar niet het geld gered. Ik gelast u het zienlijke som. Een commies overhandigde geld aan een vreemden man op de straat gewonden naar de reden vroeg, waarom zonder tegenstreyen aan mij te geven." den zak met de daarbij behoorende lijsten' ter verwisseling te geven. hij als dief in alle couranten gesignaleerd Zij deed een stap voorwaarts naar de aan den man, die onderzocht of dc zegels Den armen man Hepen de tranen langs stond, tafel, terwijl ik opsprong en met beide ongeschonden waren en zich haastig ver- de wangen en hij bezwoer zijn onschuld „Aha," antwoordde de commissaris, handen het pakket beetgveep. wijderde, daar de'spoor klok op het perron bij a! wat hem heilig was. terwijl hij schelde, „nu het je onmogelijk „Nooit," riep ik uit. „Dit vreemde reeds kwart over vijven wees. Een half uur later waren reeds de po- is gemaakt Europa te verlaten, wil je ons eigendom is mij toevertrouwd en ik zat Hij joeg zijn postkanetje naar het litie en de directeur van het brievenver- door brutaliteit om den tuin leiden het tot mijn laatste druppei bloed verde- hoofdkantoor, dat'een kleine 20 minuten voer volijverig aan 't werk om de 23.000, Ik arresteer je 1" digen." van het centraal-station is gelegen; Mark te zoeken, want dit is een verlies „Oho," schreeuwde Tondorf maar op De vrouw lachte honend. toen hij echter bij het nieuwe museum waarover men. zich niet zoo spoedig 't zelfde oogenblik werd hij door stevige „Welk een onzin riep zij. „Ik dacht was gekomen, hoorde hij eensklaps her- heenzet. vuisten van eenige gendarmen gegrepen, niet dat u om dat beetje geld zulk een om- haaldelijk roepen en hield, daar hij zag, Alle commiezen en beambten van de Bij de terechtzitting was het gedrag slag zou maken. Maar ik zal u tot rede dat een beambte der posterijen ademloos spoorpost eh het station werden verhoord, van beklaagde hoogst onbeschaamd hij brengen." het karretje naholde, stil. De man moest, Er kwam echter niets aan 't licht dan dat meende misschien hierdoor den rechters Mantel en rokken van zich afwerpend zooals hij daar was, uit den waggon zijn de dienstzegelstempel, waarmede de or.- ontzag in te boezemen. Zijn voorkomen veranderde zich de onheilspellende vrouw gesneld, want zijn jasmouwen waren op- dergeschoven zak was verzegeld, aan een was verre van innemend zijn trekken plotseling in een krachtigen woest uitzien- gestroopt en ziin in den wind fladderende commies-secretaris had toebehoord en verrieden ontniskr ibair.ruwheid en lied r- 'den man, die mij den loop van een revol- héren waren niet door een pet bedekt, dat die stempel ongeveer zes weken ge- lijkheid, ook over zijn gedrag a' ver op de borst hield. De roever had de Wegens het vroege morgenuur waren het leden, spoorloos was verdwenen. Dc Tondorf was onderoffici vermomming slechts gekozen om zijn plein rondom het museum en de aan- secretaris had destijds na volbrachte kwamen geen gunstige geti misdaad te volvoeren. grenzend., stieten nop leeg. route den stempel ia Stijn uniformjas laten A-mvukelijk loochende hij hacuiie. Ik keek naar bet wapen en sidderde. „Hé, stop even," riep de postbeambte, zitten en in den waggon opgehangen, zoo- deel te hebben aan den diefstal; toen „U hoeft niet tc vreezen," ging de reo- „je hebt den verkeerden geldzak, hier als algemeen gebruikelijk was. Iemand echter de medebeschuldigde, de ongeluk ver op kalmen toon verder, „ik zal geen is de goede, geef mij den anderen terug." moest dus den postwaggon, toen deze kige postbode besHst verklaarde, i moord begaan, als ik het vermijden kan De postillon nam den door den hijgen- zonder toezicht aan het station stond, Tondorf den man te herkennen, die zijn maar breng mij niet tot het uiterste." den en zweetenden man hem toegestoken zijn binnengeslopen en den stempel, en postkirretje tot staan had gebracht en de De grootste vertwijfeling maakte zich zak aan, dien hij aan 't uiterlijke zoowel een zak, van welke er altijd in reserve zakken verwisseld, toen de bewijzen zijner van mij meester. Ineen gevecht met een als aan de signatuur als een echten geld- lagen, zich hebben toegeëigend. schuld zich meer en meer opstapelden, gewapenden bandiet moest ik ongctwfj- zak van de spoorwt ,-posterij her!, -ide, De postman bleef bij zijn vroegere bekende hij den diefstal, doch verklaarde feld het onderspit delven, toch kon ik onderzocht de z-v -Is, die evc in ver klaring en betuigde andermaal zijn daartoe door den postbode verleid te zijn er niet toe besluiten het aan mijn zorg orde waren en gaf den zak, dien hij aan onschuldopliet oogenblik, dat de zoo- geworden, die de buit met hein wilde toevertrouwde pakket af te geven. den waggon had ontvangen aan den post- genaamde postbeambte hem had staande deden. Een felle bliksemschicht waarop een beambte deze snelde zoo gauw als hij gehouden, had hij, daar hét uiterlijk en „En waar heb je den dienststeuapel, den geweldige donderslag volgde, verlichtte gekomen wa3, terug. gedrag van den rnan zijn woorden schenen zak en de uniform gelaten vroeg de op dat oogenblik het vertrek. De'postbeambte reed verder, gaf zijn te bevestigen, niet aan een misdaad ge- Preside it. Zelfs de roover schrikte er van en ik zag zak af aan het postkantoor erf zou juist dacht. Tondorf lachte eii zweeg, hemvverblecken. heengaan, toen de beambte hem terug- Desniettemin werd hij in hechtenis „Waar is dan het geld gebleven Ellendeling 1" riep ik hem toe, „vrees riep genomen en naar de gevangenis gebracht. „Dal komen jelui nooit aan dc weet." jij niet den toorn des hemels?" „Zeg. wat beteekent dat?" vroeg hij „Verdenkt gij iémand vroeg de direc- De onschuld ynn den postbode, die „Ik vrcezen schreeuwde hij, ter- half lachend half boos, „welke zonder- teur aan de beambten. zijn misstap, d.w.z. zijn lichtzinnigheid stond zich zelf weer meester.„Neen, linge geldsommen breng je mij hier „Zou het niet dc ontslagen kantoor- om den zak met geld af tc geven, door het idioot. Nu echter hier met het geld, of Dit zeggende haalde hij uit den zak bediende Tondorf kunnen zijn?" vroeg lange voorarrest en ontslag uit den post- ik jaag je een kogel door den kop!" een in papier gewikkelde schoenzool, het een hunner. dienst had geboet, bleek duidelijk. „Nog één minuut dan," vroeg ik. gewicht van een klok, en meer dergelijke De directeur schrikte. Het gerecht sprak hem vrij het vonnis „Geen enkele.- zaken. „Die voor eenige maanden is wegge- tegen Tondorf luidde tien jaren gevange- De zin werd nooit voltooid. Een nieu- De man verbleekte en stotterde dat hij jaagd, meen je? Best mogelijk," zei hij, nisstraf. we nog veel sterkere lichtstraal, waarvan dien zak aan het st tion had ontvangen, „die kerel is tot zulk een streek in staatNadat hij eerst gepoogd had de ge- de flikkering oumogeliik maakte iets De commies onderzocht de panieren hij kent dc omstandigheden nauwkeurig, rangenis in brand te steken bij de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 10