VOOR DE ;:iiiiiii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiinr i.iiiii, iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiii :innm:inii:iiiinii :i:;iiniimiiimi:n:ii niinini:ii"iiininn:i;; r Li B ss IilllIlSIiIlIl!Il!IHiiI131iiiiiini!!I!III]l!illl!ISilIiI9I^§)!liI3111I91!:üllilllIlill!i!lS!r~liIISi!lifE:iL"liar 'Ilir:iLIIIilISIIIII!llllIiIIIIIlLBS De zwerversjaren van Kees Melders UiT DE MOPPENTROMMEL NUMMER 33. DERDE JAAROANü 192A alsdan ontstane verwarring gelegenheid MTLTTA Luitenant, „.weciuu: isa psteel, wa ver staat gij onder theoretisch onderwijs te vinden, te vluchten, vond men hem op te keren dag dood in zijn cel Zoo ><ndigde het leven van Tondort, Raapsteel. Een onderwijs, dat niet prac. die door zijn losbandig leven eerst zijn ^sdj betrekking daarna zijn eer en ten slotte zijn leven verloor. BLUF. Eerste reiziger. „Wij gebruiken op ons kantoor zoovee zand, dat wij dit artikel direct uit de woestijn aten komen On langs ontvingen wij wederom eene zen ding Bij he uitpakken van den vierden baal vonden wij er en levenden leeuw in." Tweede reiziger „En wat hebt ge met dat wilde beest gedaan?' Een tat beklaagde zich in een gezel- Eerste rei-ger „Niets, toen wij met het schap, dat hij aan zware hoofdpijn leed, uitpakken gereed waren, was het beest en voegde èr bij „het is de gewone ziekte in onze kolossale magazijnen verdwenen, van geestige lui." Nimmer zagen wii den 'eeuw terug." „Hebt ge dan de ziekte van anderen i" vroeg een uit het gezelschap. EEN SLECHT PAND. WAARSCHUWING Professor (.tegen een jeugdig dokter, die zijne opwachting bij ZHooggel. komt maken). „Ik feliciteer u hartelijk met uwe „Ik verpand u mijn hootd, dat ge het prom ti waarde dokter doch ik raad geld op den bepaalden tijd zult terug heb- u uwe praktijk in eene andere stad te gaan ben," zei een losbol tot den woekeraar, bij uitoefenep hier inde residentie is de wien hij geld wilde leenen Dank je," was het antwoord, „tk neem nooit ledige fusten tot onderpand." ONBEWUSTE CRITIEK, sterfte toch al zeer groot." MAATSTAF. „Waarom ben ie zoo stil. Moeder, Fransje Frans. „Omdat ik nog niet genoeg ge- Boer (tegen den kunstschilder, die een geten heb." landschap naar de natuur schildert).Zeg Moeder. ,,Ik meende toch dat ge verza- eens. mijnheer, wat is nu eigenlijk het ^igd waart. schilderij? (beurtelings op het doek en Ftans. „Nee. nee, tk heb nog geen maag- op het palet wijzende). Dit of dat GULHARTIGE BEKENTENIS. SEN PLEIZIERIG COMPLIMENT, Rechter, ,,'t is nu de zevende maal dat In een bericht over een iandbouwten- ge voor het gerecht staat. Wil het u met toonstelling, in een klein plattelands- de eerlijkheid niet gelukken?' plaatsje, kwam het volgende voor „Bijna Vagebond. „Ik heb het nog niet gepro- op elke bladg'jde van den catalogus, voer becrd" m!,nheer de rechter. zoover die namelijk het vee behandelt, ONNOODIGE WAARSCHUWING, ontmoetten wij de namen onzer gemeente- naren' Dokter „Ten slotte wil ik u nog een goeden raad geven t drink tiief *e veel DUIDELIJK. ^ier Patiënt „Wees daar niet bezorgd over Mevrouw (na een druk gesprek dat te yee, wordt het VOO!. mii nooit." ruim n uur duurde). „Ge weet met, man- liet hoeveel drukke bezigheden ik den ganschen dag heb, ik kan waarlijk geen tijd vinden om met u te gaan wandelen." Mijnheer. „Welnu, laat dan uwe tong voor u gaan wandelen.' BIJ DEN ANTIQUAAR. Heer. „Wat kost die pendule Louis XV?" Antiquaar. „Met uw verlof, mijnheer, zij is stijl Louis XVI.' Heer. „Ook goed, ik zie met op een en kelen Louis." EEN MISVERSTAND. De dikke neer van Puttenberg komt s avonds laat bij een stad en v aagt aan boer of hij nog doqr de poort zou kunnen komen. „O, met gemak.' antwoordde de landman, „er rijden wel hooiwagens door MILITAIRE THEORIE. Waarom moei ae soiaaai, wanneer hij in den spoorwagen vervoerd wordt zich rustig en stil houden Omdat de sol- PHLEGMA. daat zich fatsoenlijker behoort te gedra gen dan een burger (Tot een andere Kellner. „Mag ik u verzoeken op te recruut) „Weet ij 'tbeter?' „Omdat staan, mijnheer, er is brand op no. 5." een soldaat eoedkoover meerijdt dan een Engelschman. „Zoo, en welk nummer burger heb ik Kellner. „no. 12." Engelschman. „Welnu, wek mij dan als er brand is op no. 11." SLIM. Soldaat„Met uw verlof, sergeant, NIET INHALIG. In zeker dorp zou de nieuwbenoemde burgemeester geïnstalleerd worden. Eeni- ge ingezetenen vormden een eerewacht, om Zijn Edel Achtbare feestelijk in te halen, en noodigden ook een bakker uit kunt ge ons niet zeggen wat een meteoor er aan deel te nemen. ..Inhalen sprak de bakker, „neen, daar pas ik voor ik ben niet inhalig." is We lezen hier in de courant, dat er een meteoor gevallen is." Sergeant: „Meteoor meteoor,..., dai komt van 't Hcbreeuwsch. Kent ge Hebreeuwsch Soldaat „Neen, sergeant. Pickins," van Alaboma, om de Jury te Sergeant „Nu, (lan begrijp je het toch het hpfpr n,aPnt{. EEN GEPAST ANTWOORD. Een advocaat vroeg eens aan rechter niet. als ik 't verklaar, ezels." EEN KOOPJE. Uit de brieven eener jonge vrouw aan instrueeren, dat het beter is als negentig schuldigen ontsnappen, dan dat een on schuldige gestraft wordt. „Ja,", zei de geestige rechter,pk zal hun dit zeggen, maar volgens mijn opinie, zijn hare moeder „Voor Willem's verjaar- de negentig schuldige» in deze streek dag ben ik toch zóó aardig geslaagd. Ik feeds aJ,rn ontsnap heb een kist sigaren voor hem gekocht "L coTncwtrerH en vefbeeld u, hij betaalt voo precies SPORADISCH EN EPIDEM.. zoo'n groote kir.t vijftig gulden en ik maat jemand, die al zeer wéinig hersenen in twintig 1 Ik geloot c:t ze de heeren toch hoofd had, wilde eens een geneesheer ook maar laten betalen wat ze willen..' beetnemen en vroeg „zeg mij eens dok ter', weik verschil er is tusschen spora- EEN PIJNLIJKE AANDOENING. disch en epidemisch?" „Uwe goede heldere oogenblikken ko- Dat alscbeid veroorzaakte een pijn- men sporadisch, uwe minder heldere lijke aandoening," zei een persoon na het ideeën evenwel epidemisch voor, ant- trzkkeu van een zijner kiezen, woqrdde de geneesheeg ONZE DIENSTBODEN. Dienstboue „Mevrouw, ik wou graag naar de kerk." Mevrouw „Goed, ge kunt gaan.' Dienstbode „Zou ik mevrouws regen mantel en het kerkboek met het gouden slot te leen mogen hebben Mevrouw „Wel meid hoe durf je 't vragen Dienstbode „Vragen 4s dat dan zoo erg U kunt niet meer zeggen dan neen, en dat waag ik er aan." GEVAT. „Ik heb geen afgedragen kleeren voor je," zei iemand tot een bedelaar. „Nou, een jas of broek, die je een paar malen aan 't lijf gehad hebt, versmaad ik ook niet," sprak de landlooper. SCHERP. „Wij moeten spijkers met koppen slaan," riep een raadslid, tevens timmer man van het dorp zijner inwoning. „Die kunnen tenminste nageteld wor den," merkte een ander raadslid aan, om dat hij meermalen bespeurd had, dat de timmerman op zijn rekeningen kwistig was met her ooschriiven van snij kers. •juau rsc,z,Ox<oij. Een jongen, die een flesch hopbitter gehaald had, struikelde, zoodat het flesch- je brak en het vocht in de goot stroomde. De knaap schreide erbarmelijk. „Huil maar niet," voegde een voorbijgaand ge neesheer hem toe, „je hebt 't goed juist bezorgd waar 't eigenlijk behoort te we zen." SARCASTISCH. Vol trots gewaagde een vader over de kunstvaardigheid in het teekenen van zijn zoon, tegen een kennis, die zeer bijziende was. „Ik zal u een teekening laten zien," sprak de vader, „die hij van morgen gemaakt heeft, voorstellende mijn persoon bij den vetten os in den stal." De teekening werd gehaald en den vriend vertoond. „Welnu", sprak de vader vol zelfvoldoening ..Wat zeg ie daar van ,,'t Is mooi, zeer mooi 1" iiernam de be zoeker, „maar wie van de twee is nou eigenjijk de os KLEPTOMANIE. „Kleptomanie/' vroeg de rechter op de onschuldigste manier, „wat is klep tomanie „Een ziekte, mijnheer," zei de advocaat, „van zoodanigen aard, dat de lijder daaraan onwillekeurig zich aan diefstal schuldig maakt." „O, ik begrijp het al," hernam de rech ter, „en een ziekte, mijnheer, waarvoor de rechters de geneesheeren zijn. Mijn recept, oider de tegenwoordige omstan digheden, is twaalf maanden gevange nisstraf met dwangarbeid GULLE BEKENTENIS. „Zeg me nu eens oprechtben je schul dig of niet?" vroeg de advocaat ó*n zijn cliënt, toen zij samen alleen waren. „Zou je denken, dat ik zoo'n schreeu wend duren advocaat nemen zou, als 'k onschiiMiV was?" luidde tiet antwoord. Protessor i,tot de.i candidaat). zul len met de natuurlijke historie beginnen. Zeg me eens kort en goed wat zijn week dieren Candidaat. „Weekdieren, vraagt u Professor (ongeduldig). „Ja." Candidaat. „Wel, mij dunkt stokviseti, want die moet men eerst weeken. voor men hem kan eten HOOGSTWAARSCHIJNLIJK. Kapitein. „Wat is de oorzaak geweest van den dood van den korporaal Pimpel meier Sergeant. „Pnupeimeier is gevallen op 't veld van eer. Kapitein een granaat nam hem het hoofd van den romp, en dit zal wel de vermoedelijke oorzaak van zijn dood zijn'geweest.' SARCASME. Een zeker iemïïtd die om zijn domheid den bijnaam van „ezel" kreeg, at zoo veel en zoo gauw, dat een spotvogel hem den raad gaf, ten strijde te trekken tegen de Atchineezen van het wapen, waarmee Simson driehonderd zijner vijanden ver flagen lu4| SLECHTE GEWOONTE „Dat is nu reeds de vierde tnaal dat ge een accoord aan uw schuldeischers aan biedt. Dat wordt toch wel wat kras.' „Wat zal ik je zeggen, amice, ieder- rnensch heeft zoo ziin zwakke zijde." s V OU1 OF NOn. In de Belgische Kamer van afgevaardig den sprak onlangs een der leden bij de stemming zeer onduidelijk. De quaestor wilde de stem als non opschrijven, doch eenige afgevaardigden riepen dat hij oui gezegd had. De president nooHi«de den afgevaardigde uit iets nader *e ticden en nogmaals te stemmen. Dit geschiedde. De quaestor wilde nu de stem als oui noteeren, doch eenige andere leden teekenden thans protest aan en verklaar den dat hij i,non" gezegd had. De presi dent was ten einde raad en verzocht den afgevaardigde zeer dicht bij de tafel te treden en zeide „Wees zoo goed, mijn heer, en zeg ons luide en duidelijk, hoe hebt ge gestemd? Afgevaardigde„Thans heb ik non gezegd President „En even te voren Afgevaardigde „Heb ik oui gezegd." President „En hoe wilt ge nu dat uwe stem zal genoteerd worden Afgevaardigde „Thans verkies ik mij van stemming te onthouden VOKiOrULLisilbÜ ANGST. Een koriste had den eerzuchtigen wensch om ook eens een solo te zingen. De direc teur voldeed eindelijk aan haar herhaald verzoek.Toen nu het gewichtig oogen- blik van haar eerste optreden gekomen was, sprak zij „U weet niet. hoe ik in angst zit." „En ik dan antwoordde de direc teur. EEN VAN BEIDE. Dé tooneelspeler John Kemble speelde in een provinciestad een zijntr 'ievelings- rollen, en werd van tijd tot tijd gehinderd door het geschreeuw van een kind op de galerij, totdat hij eindelijk met plechtige stappen voor het voetlicht trad, en op zijn meest tragischen toon het publiek aldus toesprak „Dames en heeren, als het stuk niet ophoudt, kan het kind met zeen vn.-vn .,uiruii VUUK KUN DEREN. Een bejaard, ongehuwd heer kwam onlangs bij een kinderrijke familie, waar van dé jongste leden ijverig bezig waren hun stemorganen te oefenen. „U houdt zeker niet veel van kinderen?" vroeg de vrouw des huizes. „Integendeel," antwoordde de be jaarde heer, „ik houd veel van kinderen, vooral als zij schreeuwen." „Maar dat ts een zonderlinge smaak," hernam de dame. „waarom juist als zij schreeuwen „Omdat zij dan uit de kamer gejaagd worden." snrak de heer UÖEDE RAAD* „Heer Burgemeester, gisteren heeft mij iemand voor ezel uitgescholden, en nu wou ik u verzoeken, procesverbaal tegen hem op te maken 1" „Dat zou ik in uw plaats niet doen, De Vries „Waarom niet „Hij kon wel in staat wezen het te De- wijzen, en dan ben ie openlijk geschand vlekt j„oe ais iken lieg niet Ik heb twee por- temonnaies. De eerste heb ik gedoopt „Iemand", de andere „De gansche we reld". Mijn geld steek ik in de eerste, in de tweede niets. Vraagt men mij nu om geld ter leen, dan haal ik de tweede te voor schijn en zeg, dat ik geen cent in de gan sche wereld bezit en dat, wanneer ik geld noodig heb, ik zelf di eerst bij iemand moet leenen. Zoo lieg ik niet, blijf goede vrienden en behoud mijn geld. NIET VERMOED ANTWOORD. Geloof je Jantie dat ie zuster veel vafl me houdt 1 „Of ze meneer Alirea rZe heeft het aan tafel nog voor u opgenomen." „Zei dan iemand iets van me „O het was niet zoo erg. Vader zei dat zijn meening was dat u gewoonweg een groote ezel was, doch zus verdedigde ii en zei dat vader beter zou dceniemand niet naar zija uiterlijk te beoordeehm." HUISKAMER ft Bw5<0 S3f"& Door Tine Langerhore „Daar hoef je niet voor te blozen, bes te kerel. Ik hoorde echter nog meer," ver volgde de fabrikant. „Die bediende, waar je nu in huis bent had verteld, dat je stu deerde voor kantooropleiding en liet hem bij ons komen, ik hoorde dat je diplo ma's hebt eu^nu bied ik je een plaats op mijn kantoor aan, voornamelijk voor Engelsche correspondentie en het ont vangen van orders en wat er verder voor komt, Ik hoop niet dat je al een betrek king hebt. of dat mijn aanbod ie niet bevalt, „iea betrekking heb ik nog niet en ik wil hier graag komen. Kier heeft u mijn diploma's „Je bent tvAitij jaar dus laat ik zeggen, dat we beginnen met je honderd gulden per maand te betalen. Gaat alles naar wensch, dan krijgt u 't volgend jaar da delijk het dubbele want ik houd er niet van af en toe 'n kleine verhoogiiig te ge ven. Dus wat dunkt u ,,'k Wil 't heel graag mijnheer en zal mijn bast doei: bet ti r-sr den sia M ma ke i\a iiog uumgcaunudtueiicu en atspraak •wanneer -Kees in dienst zou komen gaf mijnheer Woudenstijn zijn nieuwen kan toorbediende een hand tot afscheid en Kees verliet het kantoor met«een nooit ge kend gevoel van geluk. Heerlijk, heerlijk dat ik gewerkt heb Nu zijn de zwerversjaren voorgoed voorbij. Gauw naar Leentje om haar 't prettig r.i :uws te vertellen en plannen voor de toekomst te maken. Hij had willen dan sen van geluk, voelde zich als een kwa jongen die de Lente in het hoofd heeft. In de deftige straat waar Leentje diende stonden de vuilnisbakken gereed voor den aschman en in zijn overmoed schopte Kees er een op straatjongensmanier om ver Als rr""aheer 'w ou«* ^stiiu Haf eens gezien h- Leentje, ovcigelUKkig, beloofde 's-avonds bij Bergers te zullen komen om alles in bijzonderheden te bepraten en 's avonds Zaten vier gelukkige menschen bijeen, maakten plannen voor de toekomst als Kees pver een jaar tweehonderd gulden per maand verdiende en een eigen huis houden met Leen zou beginnen, zoodat ze niet meer ondergeschikt behoefde te zijn. Juffro'uw Bergers was blij dat Kees dit jaar nog bij haar bleef en het zijkamertje, met en benevens haar eenvoudigen pot, voor lief bleef nemen, nu hij een deftig kantoorheer geworden was. En de deftige kantoorheer sloeg zijn jas open, stak zijn duimen in de rafelige armsgaten van zijn vest, met 'n air, alsof hij „de baas zelf _was", zooals Bergers zei. Vlle HOOFDSTUK. STORM IN ZONNESCHIJN. Toen Kees een jaar op het kantoor v^ti mijnheer Woudenstijn geweest was had hij zich daar onmisbaar gemaakt. Niet alleen bij den fabrikant, die hem ver zekerde dat hij het nu dubbel zoo groote salaris eigenlijk al een jaar lang verdiend had, maar ook bij dé,verdere kantoorbe dienden, Ook' met het werkvolk stond hij op goeden voet en deed niet „uit de hoog te" tegen hen zooals een paar andere kan- toorheeren dat deden. Toen Kees aan mijnheer Woudenstijn vertelde dat hij nu met zijn verdubbeld salaris een eigen huishouden wilde begin nen riep deze uit „Maar jongen, je bent nog veel te jong om te trouwen „Zeker, u heeft gelijk, maar 't meisje in betrekking en dat is nog al zwaar voor haar, omdat ze niet zoo heel sterk is. Zoo'n kleine huishouding is voor haar b :ter." „Maar, omdat je meisje niet sterk is, moet je toch niet zoo jong trouwen." „Ik zeg ook niet dat ik ga trouwen," lachte Kees. „Nee maar, je spreekt van een eigen huishouden bem'nnen. Wie is dat meisje d- - Mijn zuster Leentje „Ah zoo 1" lachte de fabrikant. „Jon gen, dat is een prachtig denkbeeld. Het lieve kind zal blij zijn een eigen huisje te hebben, hoewel het mevrouw Jelgers- ma, die toevallig een goede bekende van mij is, zeer zal spijten dat ze weg gaat. Je weet dat ik je zuster wel eens zag, als ik bij de Jelgersma's op bezoek was, en ze een of ander in het salon bracht. Men was dan altijd zoo vol lof over haar. „Ja 't is een handige meid. Ze heeft thuis een harde leerschool doorgemaakt, toen vader nog leefde." „Maar jelui hebt toen toch al je meube len verkocht „Ja, maar we wilden wat nieuwe koo- pett." „Nou, weet je wat, bij mij thuis staan nog heel wat ongebruikte meubelen op zolder. Ik zal die voor je gereed laten zet ten, en dan kan je ze weg laten halen, zoodra je een woning hebt. Je hoeft dan alleen bij te koopen wat nog ontbreekt, zooals beddengoed en huishoudelijke dingen." „Mijnheer, u overlaadt mij met goed heid," zei Kees die echter dankbaar was vcor de vaderlijke genegenheid, welke mijnheer Woudenstijn hem toedroeg. Toen een aardig bovenhuis gehüurd was werd een verhuiswagen naar Keizers gracht 732 gezonden, want mijnheer Wou denstijn had gezegd, dat het wel een wa gen vol meubelen wa:;. Inderdaad was er zóóveel dat het kleine bovenhuis er geheel mee gemeubeld kon worden en, hoewel de meubelen niet nieuw waren, zagen ze er zeer goed uit, om dat ze vroeger veel gekost hadden. Hoe trotsch Leentje was op haar „dui ventil", zooals Bergers 't aardig huisje noemde, behoef ik niet te vertellen, 't Was 'n heerlijk gevoel voor haar nu weer te poetsen en te wrijven op voorwerpen die yan haar zelf waren. En dan zulke mooie dingen. Er waren ook platen in lijsten, die wel wat zwart gewo den waren, maar door Kees weer keurig verkild werden. Er was een groote spiegel die juist boven den schoorsteen paste en twee mooie vazen. Van Bergers kreeg hel tweetal een kioK voo, ^tenije s siaaptcamer was een geheel ameublement maar voor Kees ntoest dat gekocht worden. Na de drukte van 't verhuizen begon toen een prettig leventje zonder zorg en als Kees 's avonds in een makkelijken stoel in zijn „salon" zat, zooals hij de kamer, om zijn deftige meubelen noemde, voelde hij zich den koning te rijk en meende hij dat mets meer aan zijn geluk ontbrak. Alleen had hij den laatsten tijd op 't kan toor wel eens onaangenaamheden. Niet met den patroon of de kantoorheeren maar met den meesterknecht, die altijd de fa briekszaken met Kees moest behandelen en vond dat die hem te veel op de vingers zag. Het was wel eens voorgekomen, dat op onverklaarbare wijze een rol papier, een pak karton, een baal pakpapier of iets dergelijks was zoek geraakt en nu was Kees altijd bij 't opladen van de goederen tegenwoordig en alles werd streng ge controleerd. De meesterknecht meende, dat dit zijn werk was, en dat mijnheer Melders zich daar niet mee hoefde te be moeien en toen hij dit eens aan Kees had gezegd zei deze U hebt gelijk Jansen, maar het schijnt da. er wel eetis iets aan uw aandacht ont snapt. Telkens is er iets zoek, klopt de uit gave niet met wat er in voorraad is. Er moet dus door iemand gestolen worden en als er twee bij de afzending aanwezig zijn, zullen die het samen kunnen be letten Dan beloolde Jansen heel nederig, dat hij voortaan beter zou opletten, maar als Kees dan weer eens niet tegenwoordig was, liep 't weer verkeerd en verdween er iets. Het ergst was, dat Jansen de overige knechts tegen Kees wilde ophitsen. Hij vertelde dat Kees 'n spion van den „baas" was, om bij deze een wit voetje te krijgen. De meeste knechts geloofden het niet, maar bij enkele bleef er toch iets hangen, en als Kees Melders eens om een of ande re reden door de fabriek liep, werd hij wel eens met nijdige oogen aangezien. Kees bleef echter voor ieder even vriendelijk en voorkomend. Zijn gelukkig leventje maak te hem vanzei zoo, en hij was zich geen kwaad bewust, zoodat hij zich niet kon voorstellen dat men kwaad van hem dacht. Op een morgen werd Kees in het kan toor van den fabrikant geroepen. De ove rige heeren zaten in een daaraangrenzend vertrek en „de baas" had dus zijn eigen kantoor waar hij ook zijn bezoekers, le veranciers van grondstoffen en dergelijken ontving. „Melders, je moet 'n paar dagen voor mij op reis," zei de patroon. „Heel graag mijnheer," zei Kees, die 't 'wel 's leuk vond 'n paar dagen uit den kantoorsleur te gaan. „Je moet voor me haar Engeland." Dat was 'n kolfje naar zijn hand. Hij zou naar Engeland waar hij al zoo lang naar ve-langd had 1 Maar half luisterde hij naar de uitlegging van de zaken waar voor de patroon hém zond. Heerlijk was het. Den volgenden dag zou hij at in Bir mingham zijn en als hij er de zaken van zijn patroon tot 'n goed einde gebrrcht had, kreeg hij nog fv/ee dagen extra ver lof, om iets van Engeland te zien. De reiskosten waren nu toch gemaakt, dus moe' t Kt rr maar eens van p ofitceren meende mijnheer Woudensti) Rijkeiijr gein gai nujnneer nem mee, waar hij echter nauwkeurig afrekening van moest doen bij zijn terugkomst, be halve van een extra som voor eigen uit gaven waarover hij naar eigen verkiezing mocht beschikken. Mijnheer gaf hem een enveloppe waarin de brieven en adressen waren van de handelaars, waarheen Kees moest gaan. Indien hij nog eenige inlich tingen noodig had kon hij na vijf uur nog even in het kantoor komen, maar nu meest hij naar huis, alles voor de reis met de nachtboot in gereedheid maken. Kees beloofde, de belangen van zijn patroon zoo goed hij kon te behartigen en nam toen afscheid. Thuis keek hij de papieren nog eens na welke mijnheer Wou denstijn hem gegeven had en bemerkte toen dat nog een adres ontbrak. Dat zou hij voor zijn vertrek nog gaan halen. Hij pakte een klein koffertje, kleedde zich keurig, nam afscheid van Leentje en ge heel gereed om met den trein naar Vlis- singen te vertrekken en daar de nacht boot te nemen, ging hij nog even aan het kantoor om het ontbrekende adres. De patroon was echter niet op het kantoor en Jansen, de meesterknecht, die juist het kantoor van den patroon verliet toen Kees er binnenging, vertelde, dat hij tevergeefs1 geklopt had, en dat hij geloofde, dat mijn heer aan een bezoeker de fabriek liet zien. Waarschijnlijk zou hij wel dadelijk weer in het kantoor komen. Kees wachtte en wachtte, maar de pa troon verscheen niet en even later kwam de portier zeggen dat mijnheer met 'den bezoeker in diens auto vertrokken was. Kees sloot nu het kantoor, gaf den sleu tel aan den portier en ging heen. Het adres van den Engelschman zou hij toch wel te weten komen. Daar kon hij zijn trein niet voor verzuiir»n Dien nacht leunde Keas Metaers over de verschansing van de nachtboot Vlis- singen - Queensborough en genoot van den nachtelijken boottocht. De zee was kalm en rustig en het hart van den jongen was al even zoo. Het zou stellig niet zoo kalm ge klopt hebben, als Kees geweten had, wat er dezen avond op het kantoor was voorge vallen en v/aar men hem van beschu.'d'gde. De patroon was des avonds nog op het kantoor terug geweest omdat, hij op zijn schrijftafel zijn kostbarengarenkoker had laten liggen, maar het voorwerp was er niet meer te vinden. De portier vertelde dat mijnheer Melders ongeveer een kwar tier lang op mijnheer Woudenstijn had gewachttoen het kantoor had gesloten en den sleutel in de portiersloge had alge geven. Na dien was niemand meer op het kantoor geweest. Iedereen werd onder vraagd, overal werd gezocht, tevergeefs. De patroon dacht er geen oogonblik aan, dat Kees zich den goud n koker, waar kostbare diamanten ingelegd waren, zou toegeëigend hebben. Het trof wel zeer ongelukkig, dat de jonge man nu juist op reis was. Enfin den volgenden dag zou, na een nauwkeurig nHerzoek. de koker wel gevonden worden Helaas, den volgenden dag, nadat het kantoor in all hoeken doorzocht was, moest men wel aannemen da de koker gestolen was. JanSen, de meesterknecht vertelde dat hij aan de deur van het kan- faaar had gekloot, seen aehoor had ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9