«ZE. EUGD m rn f 1 Amsterdamsche kout. (D HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD Rosa de smokkefaarsfer. NIEUWE HAARLEM3CHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 22 Maart 1924 Oplossingen der laatstt oefenraadsels. Nieuwe oef enopgave De socialist. Een vroolijke achtervolging. UIT DE MOPPENTROMMEL. door PIJLTJE. FEUILLETON. V ll lil' .1 ir i V (Speciale correspondentie voor de Nieuwe Haarlemsclie Courant. Nadruk verboden). Het meisje voor alles. Er komen in bet leven soms wonderlijke inconsequenties voor. De tijden zijn slecht, er heerscht werkloos- beid en de op zich zelf volkomen gerecht vaardigde zucht naar bezuiniging vergroot ttie werkloosheid. Alle factoren zijn er dus in schijn voor aanwezig dat van een tekort aan arbeidskrachten, op welk gebied dan ook, geen sprake kan zijn. Doch dat deze stel ling niet opgaat, bewijst het bestaan van iet dienstbodenvraagstuk, van het nijpend gebrek aan dienstboden, dat nu weer acuter is geworden nu de Duitscbe Eisjes met de rentemark weer naar das grosse Vaterland voor een deel ten minste zijn terugge keerd. Men zou zoo zeggen: met deze slechte tijden zullen een heeleboel echtgenooten van klagende middenstanders hel zonder dienst bode nog wel af kunnen. Haar handen zitten nog niet verkeerd, hopen we. En dan hebben zij allicht een dochter. Maar en dit is een heel treurig punt dat ik even moet aanroe ren op die dochter of die dochtertjes kunnen vele moeders niet meer rekenen. Ze ieeren en studecrcn ie veel en te een zijdig, worden voor het practische leven on bruikbaar. Men begrijpe mij goed. Niemand kan enthousiaster zijn dan ik om de alge- meene geestelijke ontwikkeling der vrouw. Met „geleerdheid" heeft dit absoluut niets te maken. Dit is misschien een paradox, maar later hoop ik het „waarom" in finesses te betoogen. Ik verheug mij er over als een vrouw of meisje als een verstandig mensch mee kan spreken met gezonde hersens over de eenvoudige vragen van den dag, dat het schaamrood mij niet naar de kaken stijgt, wanneer zij op geografisch of historisch ge bied een idiotisme zegt, waarover ik haar niet rondweg in haar gezicht uit wil lachen; ook niet met schoolmeesteres, eigenlijk niet weet wat te antwoorden en dus in zekeren zin zelf het gekke figuur sla. Daar is bij het gros der tegenwoordige meisjes niet veel kans op. Ze leeren aardig wat, alleen is voor het practische leven de stof niet altijd in juiste proporties gekozen. Van de wis- en na tuurkundige vakken .wordt bijv. buitenge woon werk gemaakt, terwijl do meisjes van litteratuur en aardrijkskundige staathuis houdkunde en daarmee samenhangende stu- dieën kennis dus ook van toestanden in het buitenland wel iets meer af mochten weten. Maar nog grooter is de wanverhouding, wanneer we als resultaat van het schoolon derwijs zien, dat de practische huishoudkun de bij de meisjes voor een groot deel ge heel te looi- gaat. Als er aardappelen „ge schild", „opgeruimd", „schoon gemaakt of „eten gekookt moet worden", staan haar handen verkeerd. Ik denk nog niet eens aan die stumperds, die het niet kunnen, maar alleen aan die jonge meisjes, die alleen in den hoogsten nood en met veel aandrang er toe te bewegen zijn de handen zelf uit den mouw te steken en 't als regel moeder en dienstbode of moeder alleen laten op knappen. De groote fout lijkt mij toe dat de meisjes in te korten tijd te veel moeten leeren, als gevolg daarvan te veel met huiswerk wor den opgescheept. Wanneer de leerstof verdeeld werd óver een eenigszins langeren tijd en vooral vee! dat op de grens staat van ,.niet-direct-noo- dig" en „overtollig" werd uitgeschakeld (ik denk hier speciaal aan vakken die bij wis er; natuurkunde moeten ondergebracht wor den) zouden de moeders niet meer recht legen haar dochtertjes kunnen optreden. Nu ontzien zij de meisjes, legen wie zij in zeke ren zin een beetje opzien. Zij zien de kin deren blokken, zij zijn er trotscb op dat „Miesje" met pa en anderen over zulke ge leerde dingen kan. meespreken en merken zelfs op, dat ook pa wel eens even moet nadenken als zijn dochtertje hem een vraag stelt en Miesje het soms beter weet dan pa, als men op een van die voor zeven acht sten der menschheid schoolwijsheidkundige terreinen komt, waarvan de kennis na dé school niet stijgt maar daalt; dingen die je nooit te pas komen. Zonder dus iets af te dingen op de groote wenschelijkheid, dat ook meisjes over alge meen e kennis beschikken, wat alleen door leeren kan worden verkregen (leeren s.v.p. niet te verwarren met suf-studeeren en in- stompen in een minimum tijd) wensch ik om weer op onze schaapjes, pardon dienst meisjes terug te keeren te wijzen op de zeker niet minder groote noodzakelijkheid van hel aankomende vrouwelijke geslacht, dat 't ook iets. ja veel in de huishouding zal presteeren, dat zij niet alleen alles zelf kunnen doen, maar dat zij 't ook in de prac- tijk doen van tijd lot tijd. Dat wordt ver waarloosd en ik zou "t een gezond revolu- tionnaire daad achten, als een huismoeder haar met huiswerk opgescheept dochtertje van tijd lot tijd eens met een briefje naar de school zond met de mededeehng: mijn dochtertje heeft dit of dat werk niet kun nen maken, omdat zij ook haar arbeid in de huishouding heeft te onderhouden. Ik wil op dit onderwerp nu niet verder ingaan, maar geef mijn mede-ouders den raad; Let eens op het huiswerk uwer kinde ren. Ga eens na of de som van 't werk op gegeven door mej. A en mijnheer B niet veel te groot is voor avondwerk, dus om feitelijk gemaakt te worden in de vrije uren na den schooltijd. Het niet-meewerken der dochters in dc huishouding is ongetwijfeld dus ook een aan leiding voor het bestaan van een dienstbode- vraagstuk. Er komt echter ook bij. dal vele meisjes het niet me»r als een vak beschou wen. Als zij zonder gestudeerd te hebben werken moeten voor haar brood, zoeken zij een betrekking in een winkel of fabriek, doch niet in de huishouding, (het kantoor beschouw ik voor de een beetje gestudeerde meisjes) zoowel omdat 't te weinig betaalt als omdat dc dienst haar niet den noodi- gen(?) vrijen tijd biedt. De Arbeidsbeurs te Amsterdam tracht al jaren het dienstbodenvraagstuk op te los sen, stelde zich op nationaal standpunt, werkte dus niet mee aan een import van vreemde werkkrachten, doch trachtte die uit 't binnenland te halen. De Duitsche dienstmeisjes zijn er dus zonder haar geko men. Niettegenstaande haar groot aantal bleef hel tekort der laatste vier jaar aan zienlijk. Een advertentie-campagne in Friesland waar in een 25-tal plaatselijke bladen werd geadverteerd, leverde het resultaat op, dat- er twee, zegge twee aanbiedingen inkwamen Dc Gemeente-Arbeidsbeurs doet werkelijk haar best op allerlei gebied werkgevers cn -nemers (in dit geval alles in 't vrouwelijk) tot elkaar te brengen. Waar mijn bewon dering voor de meeste andere takken van gemeentedienst maar zeer nietig is. wil ik den heer Deliger, (dir. Gemeente-Arbeids beurs) dan ook con amore een pluim op den hoed steken. Hij onderzoekt het vraagstuk, zoekt naar middelen, confereert met ons, journalisten en met bestuurderen van vakvereenigingen maar.gevonden heeft men 't lek nog niet Daatje. de goedkoope keukenmeid is nog altijd niet te vinden. Ja mevrouw is Alida geworden, in Frankrijk stelt zij zelfs al den eisch „mademoLelle" te worden genoemd of in goed Hollandsch „juffrouw!" De huisvrouw, de „juffrouw" van vroeger is immers ook overal „mevrouw" geworden: zachtst dat het meisje tot „juffrouw" wil opklimmen. Op dien titel met bijhoorende rechten ware misschien nog wel met haar tc onderhandelen, kreeg men de Hollandsche dienstbode onder anderen naam wel weet in huis; maar met haar.... hel paard van Troje! H. HENNING Jr. 7 10 29 3! 29 31 7 10 31 29 10 7 10 7 31 29 2. 3. 4. 5. 6. De zeef (meervoud zeven). Theegezelschap. Kaneel (ka neel). Kameel. Berk-zerk-kerk-perk. Oplossing niet fn te zenden. Dezen keer maar één raadsel, maai- een, waar je wel wat tijd voor noodig hebben zult. Wie weet er namelijk eeri rij spreekwoor den te vinden, waarvan de beginletters te zamen dit spreekwoord vormeïl: Na regen komt zonneschijn? VASTEN-TIJD-SCHETS door NICO A. In een armoedige achterbuurt woonde hij. Aan den uithoek van "n groote stad, in een Klein, onooglijk huisje. Zijn vader verdiende het geld voor de zijnen als loopknecht bij een groote firma, alwaar hij sinds jaren in betrekking was. En daarin dien vunzigen uit hoek woonde dc vader van Klaas. Klaas zelf, was een jongen van 12 jaar, die den gcheelen dag luierde en nooit kerk of kluis be zocht, Door zijn moeder en de onderwijzeres gedwongen ging hij een enkele maal naar school, zelfs des Zondags voelde hij geen ge wetensbezwaar als hij eens niet naar de kerk gmg. Buiten zijn groote gebreken had Klaas er neg een, dat hem nogal eens met de politie in aanraking bracht. Klaas...*, bedelde soms. Ja.... hij beeld- Je in de hoofdstraten. Smeekbeden van zijn ouders hadden niets gebaat, hij bleef doof en vond he' eer. veel makkelijker werk, dan op school sommen ie zitten maken, welke hij niet begreep. Vandaag was het enkele dagen na Asch- Woensdag, dus in den tijd van dc H. Vasten. Volgens gewoonte was Klaas laat opgestaan. Lui slenterde hij de straten door en als hij kans zag, liet hij een gelegenheid tot bede len niet voorbijgaan. Én al te veel waren er, die hem om zijn armoedig uiterlijk een aalmoes gaven. Onder deze was ook een dame, die den kiemen bedelaar al eens meer had zien staan. Ook nu gaf ze als gewoonlijk 'n Hinken aalmoes, dien Klaas onder duizend dankbetuigingen aanvaardde. Het scheen hem vandaag bijzonder mee te loopen. Van ver schillenden kreeg hij 'n gift, die anders nooit iets of zeer wenig gaven. Zoo tegen den mid dag keek hij zijn geld eens na, en kwam tot de ontdekking dat hij nu meer had. dan an ders in een heelen dag; Hij meende het er nu maar eens van te moeten nemen. Wat zou hij koopen? Hij wist het niet. Hij peins de en peinsde maar geen enkel voorwerp dat in zijn gedachten kwam, vond hij waard om te koopen. Maar hij begon honger te krijgen. Zou hij ergens gaan eten? Ja, dat was niet kwaad. Dan was zijn geld goed besteed en kon hij eens fijn en volop genieten. Spoedig bad hij een hem lijkende plaats gevonden om te „dineeren," een klein hotelletje in een ach terbuurt, een gebouwtje, dat den naam van hotel in 't geheel niét verdiende. Hij bestelde een flink diner, maar de ketl- ner scheen hem niet al te zeer te vertrouwen. Klaas, die begrëcp waar hem de schoen wrong, legde alvast het ooodige geld op ta fel neer, hetgeen de dienende geest vlug opstreek, die zich toen haastte het bestelde diner te bezorgen. Het eenvoudige maal was voor den knaap tets buitengewoons. Hij kreeg aardappelen, jus, vleesch en twee groenten, terwijl ook kleinere bijgerechten niet ontbraken, Juist wilde hij gaan eten, toen eenige oude re straatjongens, „socialisten", ook binnen- nentreden en Klaas zagen zitten. Ze gingen naar hem toe en namen aan hetzelfde tafeltje plaats. Ook de nieuwaangekomenen bestelden SÏWU.7 hetzelfde en vielen direct aan. Maar Klaas wilde eerst nog'bidden, maar.... hij durfde voor zijn „roode" tafelgcnooteu niet. Diesf ging hij zonder bidden eten. Dat was het be gin, Doch even was bij aan 't eten of een schok voer door hem heen; het was Vasten, en nu nog wel een Quatertemper, geboden vastendag. Vol schrik dacht hij aan het reeds verorberde vleesch. Mocht dat? Was het geen zonde? Neen, zoo redeneerde hij, hij deed hef niet met moedwil, dus was het geen zonde. Maar deze korte pauze en zijn schrik bij het vleeschelen was een zijner tafelburen niet ontgaan.. Hij begreep meteen, wat d»£G „paap" bedacht. „Zoo Klaas, lust je geen vleesch meer. om- dat het vasten is? Kom, ben je mal. .Jullie God zal toch geen gorteteller zijn. Hij zal toch niet op één keertje kijken? Kom, wees'flink en eet door, anders wordt je ziek, want sterk zie je er ook niet uit en een hapje vleesch zal je goed doen.' Klaas, wiens geloof al niet zoo sterk meer was door slechten omgang, gaf zich gewon nen en.at mee. Ziedaar het begin van zoovelen. Het is 10 jaar later. Op het marktplein van bovenvermelde plaats staan eenige menschcn om een reclame-zuil, alwaar een plakkaat in helroode kleuren de aandacht trekt. Het is dc aankondiging van een so cialistische vergadering. Op den bepaalden avond stroomdtn er een groot aantal menschen naar het gebouw, waar de vergadering zou plaats hebben. Zeer vele socialisten uit den omtrek hadden zich naar dit middelpunt begeven, om naar een grooten, ofschoon onbekenden redenaar te luisteren, De tijd va» aanvang was genaderd. De zaal was stampvol, geen muis kon hier meer in of uit. Eindelijk kwam dc eerste spreker, doch deze voldeed niet, men riep om den rede naar, voor wie zoo'n reclame werd ge maakt. Eindelijk betrad een jongeman den kathe der. 1 Niemand kende hem. niémand wist iets van zijn afkomst. Slechts enkele mannen in een hoekje gedoken, fluisterden onder elkander; „Ken je hem nog, dat is die jongen, die Klaas, die in dat hotel niet durfde bidden en trots den vastendag vleesch at." De anderen stemden hiermede in. Eindelijk begon de spreker zijn rede. Vloeiend rolden de woorden uit zijn mond. Hij hield het volk voortdurend in de grootste, spanning door zijn gloedvolle woorden. Reeds was hij een kwartier aan het spre ken, toen hij den aanwezigen zijn eigen le vensloop begon te verhalen. en toen ik honger had, trad ik „mannen-broeders, een café binnen, „alwaar ik voor het eerst mijn geloof ver- loochende, door niet te bidden voor het „eten en op den Vastendag vleesch te eten. „Ja, dit was mijn eerste daad op socialis- „tisch gebied. En mochten er onder U allen „zijn, die aan mijn woorden twijfelen, dan „kunnen ze dit hooren bevestigen door „dengeiie die daar in den uitersten Linkschen „hoek met twee anderen staat te praten." „Op mannen, voor dc goede zaak! Op voor „de uitroeiing van het Christendom. Doe „zooals ik! Ik heb gezegd!" Een stormachtig applaus volgde op deze lofspraak, van een man, die trotsch ging op zijn geloofsverloochening waarmede hij reeds was begonnen bij het begin van zijn leven, op 12-jarigen leeftijd, door een simpel gebeuren in een hotel. En daar ging „Klaas" prat op. Zoo zijn er meer! EEN VAN 'T ONVERVALSCHTE RAS. Een predikant, die 'n preek moest maken, had de dienstbode last gegeven in geen geval bezoekers toe te laten, behalve na tuurlijk in zeer dringende gevallen. Na 'n half uurtje klopte de meid Een heer om u te spreken. Wel, 'ik heb je toch gezegd.... Ja, ik heb hem gevraagd of het drin gend was en hij zei, dat het een zaak van leven of dood was. De predikant ging naar beneden en vond in de spreekkamer een verzekerings agent. DE STIEKEMERT. Toddcbaas: „Haze- of konijnevelle, ouwe schoene?" Heer des huizes: ,,'k Weet 't niet, m'n vrouw is uit." Toddebaas (zachtjes): „Flcsschen?" WIL JE EEN AUTO? „Kerel, wat voer je daar -pit?" „O, ik heb mijn werkplaats eens uitgemest en nu gooi ik dc heele mikmak hier neer voor den vuilnisman." „Moet je niet doen. Haal die ouwe emmers, inmaakblikkcn, schroeven, moeren, spijkers en vooral dat. stuk zeildoek uit den hoop, maak daarvan een net pakje en zend dat naar Ford." „Zeg, maak nou met mij de kachel an!" „Nee, zonder gekheid, doe het nu maar, dan zul je wel zien wat er gebeurt." De man deed het en hij kreeg per om megaande het volgende schrijven: „Hier mede bevestigen wij de ontvangst van uw wagen. Hij is in zeer slechten staat, maar we hopen hem binnen 54 dagen gerepareerd tc kunnen afleveren. Hoogachtend Ford." Hetgeen ik jelui hier opgeef, is niet zoo gemakkelijk als het misschien in het eerste oogenblik schijnen mocht. Je hebt zeke? wel eens meer een plaatje in elkaar gezet, waarvan de stukken door elkaar geschom meld waren, Welnu, zoo iets geef ik je hier Pok op. Ik heb een schaakbord in slukker gesneden en dat moet je nu weer in elkaar zetten. Je weet toch allen wel hoe een schaakbord er uit ziet, ov erigens heb ik er nog een afbeelding van het geheel, erg klein, van gegeven, 't Is een vierkant met vier en zestig hoekjes, in elke rij acht, die afwisse lend zwart en wit zijn Dc zestien stukken, waarin ik nu het schaakbord heb verdeeld, zien jelui hierbij. Je teekenl die zestien fi guren over, door middel van een door schijnend papier, Knip ze dan uit en zet ze dan tot een schaakbord weer in elkaar. Maar de stukken moeten precies zoo blijven, als ik ze heb uitgesneden en je moogt niet van het eene stuk een vierkantje afknippen om het bij een ander stuk te voegen. Heb je het schaakbord weer in elkaar gezet, dan plak je het netjes op een ander stuk papier. 16. Drommels, dat doet pijn, zuchtte Holly-Dolly na een poosje, toen het stil in een hoekje zitten hem begon te vervelen. En al, wrij vende over de pijnlijke plek van z'n broek overwoog hij bij zich zelf, dat hij nu toch we] echt Ridder was, want werden heuscbe ridders ook niet door hun vijand in. kelders opgesloten? En dan wisten ze altijd te ontvluchtenvluchten, zou hij dat ook niet kunnen? 17. t Raampje was laag. O, bij wist precies hoe 't open te krijgen. Z'n naam zou geen Holly-Dolly zijn als. hem dat niet mogelijk 'was. Een sprongetje, een zetje, een duwtje en daar zat hij al halverwege buiten 't raampje, maar-hij zag niet, dat daaronder een dik vet var kentje zich in de zon zat te koesteren. Ridders letten niet op zulke kleinigheden. 18. Hoep! Eén sprong en hij was vrij, maar o wee. Pardoes kwam Holly-Dolly terecht, niet op den beganen grond, maar op 't vette ruggetje van het varkentje, dat luid schreeuwend uit z'n dutje op schrok en zoo hard het kon aan den haal ging, Holly-Dolly met zich mee voeren naar nieuwe onbekende oorden,naar nieuwe, ongekende avonturen. VERZACHTENDE OMSTANDIGHEID. „Zeg, Jan, wat zou je doen in mijn geval Zooeven heeft Pietersc mij den grootslen ezel dezer eeuw genoemd. Dat kan ik er niet bij laten zitten!" i „Kom, kom, de eeuw is immers pas goed; en wel aan den gang. Er kunnen nog we! grootere komen. WIE? Majoorsvrouw: „Maar man, ik kan het' hier van den tabaksrook niet meer uit-' houden." Majoor (zijn groote kostbare meerschui men pijp uit den mond nemend, tot zijn cppasser): „Peter draag ze voorzichtig de kamer uit." „Oppasser: „Mevrouw of de pijp, majoor?" ZIJN WENSCH VERVULD. Een jongmensch had zich in schulden ge stoken en schreef een brief aan zijn papa. Beste vader. Tot mijn spijt heb ik speelschulden. Stuur mij alstublieft honderd gulden. Uw liefhebbende zoon. P. S. Ik schaam mij zoo over dez'.n brief, dat ik eigenlijk hoop. dat hij u nooit in handen komt. De vader antwoordde; Béste jongen. Je wensch is vervuld. Ik heb je brief niet ontvangen. Je liefheb bende vader. HET VERSCHIL. Een niet buitengewoon acteur zou optreden als Hamlet. Het publiek bewerkte hem mef rotte eieren. „Ik heb nooit zoo gelachen," zei er één ui» het publiek, „als toen die vent optrad air Hamlet". „En ik nooit zoo erg," zei een ander, „als toen hij van het toor.eel verdween als om- mekt". 44. „Waarschijnlijk wel, zcidc Marguerite, „ga eens naar haar toe en vraag haar of ze iels noodig heeft." Het jonge meisje ging terstond. Margue rite riep haar terug. „Ga zacht naar boven, misschien slaapt ze. Ze slaapt toch al zoo weinig, dat wij moeten oppassen haar niet wakker te ma ken. „Ik zal zacht kloppen: als ze geen ant woord geeft dan slaapt zcDan ga ik niet naar binnen en zal ik weer even behoed zaam naar beneden gaan." Laure keerde na verloop r an eenige mi nuten weer terug. „Ik heb tot twee keer toe geklopt, maar ik kreeg geen antwoord, moeder slaapt ze ker." „Vanmiddag,' zcide oom Julien, „heb ik Antoinette op den steenen bank in den tuin ontmoet.... Ik ben een goed half uur bij haar geblevenhet kwam mij voor dat ze niet beter en minder was dan gewoonlijk." „Ze bevindt zich dikwijls op die plaats," zeide I' ernand op zijn beurt, „maar ze moet er reeds lang weer vandaan zijn.Is ze misschien iemand langs gekomen inct naar huis gaan?.... Laure en ik zijn door de groote laan teruggekeerd „En ïk ben door het hek binnengekomen," zeide Marguerite. „En ik heb uw moeder achtergelaten toen ik naar huis terugkeerde," zeide oom Julien, „waar ik tot nu toe heb zitten lezen.... Maar Fernand heeft gelijk dat Antoinette den tuin reeds lang verlaten zal hebben, want het is nogal frisch vanavond. Ze zal misschien vermoeid zijn geweest en naar bed gegaan zijn." „Dat doel ze dikwijls zonder iemand te waarschuwen," hernam Marguerite. „Zou het haar ziekte zijn? Moeder wordt steeds verdrietiger, en ze zoekt meor cn meer de eenzaamheid. Ze is het meest op haar ge mak als niemand zich met haar bemoeit. Niemand mag haar naar haar toestand vra gen.... Ik durf nauwelijks één of tweemaal op een dag in haar kamer te komen „Ik evenmin," zeide Laure. „ze stuurt me altijd heen, terwijl ze zegt, dat ze rust wil llouden. Als ze echter zelf een van ons wil zien of iets noodig heeft dan is ze niet te ziek om te roepen." „Moeder maakt zich zelf ziek, ik geloof dat de zwaarmoedigheid haar eenige kwaal is." „Het is niets anders," bevestigde oom Julien, „en ik geloof werkelijk, kinderen, dal het beter is zich niet te veel met haar te bemoeien Het was reeds gehcei donker toen ipen van tafel ging. Etienne Alban en Fernand gingen onder de veranda een sigaar rooken, Laure vroeg aan haar zuster: „Zullen we een paar stukjes op de piano gaan spelen." „Neen," antwoordde Marguerite, „ik ga wandelen. Overigens kunnen wij geen mu ziek maken als moeder rust." „Dat is waar ook, daar heb ik heelemaal niet aan gedachtArme moeder! Ik vind het vreeselijk dat ze altijd zoo ziek is.Ik ga dan bij oom zitten, misschien vertelt hij eens wat van zijn verre reizen." Ze nam een gemakkelijken stoel en ging bij haar broer en Etienne zitten Marguerite verwijderde zich zonder opzien te baren en kwam op het erf van de boer- derij, J Men had bij vader Lurieux juist het avondeten gebruikt. De daglooners waren vertrokken. De boer zat met zijn vrouw op de treden van een steenen trap in afwach ting dat de knechten, dit waren heenge gaan om het hooi voor de paarden te ver- verschen, zouden terugkeeren De waakhond lag voor zijn hok. „Pataud," riep het jonge meisje, „kom, Pataud!" Het beest lichtte zijn kop op, sprong overeind en rende naar haar toe. De. boerin, die uit haar humeur was, mom pelde: „Ze zal dien hond heelemaal beder ven!.... Nu krijgt ze het in haar hoofd om hem 's avonds van de boerderij mee te ne men!" „Ach, het is pas de derde maal dat ze het doet," antwoordde haar man, „al zou ze het alle dagen doen, dan zou ik er nog niets van kunnen zeggen." Toen Marguerite eenmaal op den weg was in gezelschap van den trouwen hond, versnelde ze hare passen. Het was een rustige avond.... Er woei een zachte wind.... de hemel stond vol sterren. Geen geluid, geen stem verbrak de. vredige stilte in deze schilderachtige vallei, die lag te sluimeren, bestraald door het zilveren maanlicht. Zachtjes klonken de eerste trillers van het weemoedige lied van een nachtegaal. Lang zaam zwol zijn teedere zang en weldra tril de er. kweelde zijn lied luide door het woud. Marguerite snelde steeds haastiger voort altijd voort, in de richting van de ber gen Vóór haar rezen reusachtige donkere scha duwen omhoog.... het waren de eerste rot sen die zich massaal afteckenden te^en den donkeren hemelMarguerite vertraagde haar tred.... De weg begon te stijgen-... Honderd meters verder, iusschen de zware granieten blokken, moest Rosa zich bevin den. Ze zag haar schaduw reeds oprijzen, hoog boven de rotsenRosa zag haar ko komen. Ze klom van de rots af en bleef on beweeglijk midden op den weg staan. Mar guerite was een zeer energiek meisje: ze zag het gevaar liever recht in de oogen dan dat ze rustig bleef toezien. Ze had er langen tijd over nagedacht Zou ze gaan?Vele bezwaren waren in haar geest opgekomen.Ze kon den dood misschien recht in de armen loopen. Ten slotte had ze besloten het gevaar te Irotseeren. Toen ze haar vijandin daar recht tegen over zich zag staan, aarzelde zc echter Ze voelde zich eensklaps zeer opgewon den..., Ze nam Pataud. die eveneens was blijven stilstaan, bij zijn balsband en liep weer vooruit. Rosa kwam haar een eindje tegemoet. Het beest, een echte hond uit de Arden nen, met vlammende oogen, begon te grom men toen hij Rosa zag. „Zoo, zoo," zeide ze, „het schijnt dat u mij nog steeds niet erg vertrouwt? U heeft een verdediger meegenomen „Ja, een verdediger! Een verdediger, die u bij de minste geweldpleging naar de keel za. vliegen," antwoordde Marguerite, ..toe Pataud, koest!" Rosa lachte. „Stil dan, leelijk beest," riep ze uit. „Wee je dan niet meer dat je voor 'n stuk vleesch des nachts je snuit hield, als ik den tuin wilde binnendringenJe bent een mooie waakhond. „Hij was nog tc jong, om erg kwaad te zijn. Maar inmiddels is hij het geworden en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5