«ZE.
EUGD
m
rn
f
1
Amsterdamsche kout.
(D
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD
Rosa de smokkefaarsfer.
NIEUWE HAARLEM3CHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 22 Maart 1924
Oplossingen der laatstt
oefenraadsels.
Nieuwe oef enopgave
De socialist.
Een vroolijke achtervolging.
UIT DE MOPPENTROMMEL.
door PIJLTJE.
FEUILLETON.
V ll lil' .1 ir i V
(Speciale correspondentie voor de Nieuwe Haarlemsclie Courant. Nadruk verboden).
Het meisje voor alles.
Er komen in bet leven soms wonderlijke
inconsequenties voor.
De tijden zijn slecht, er heerscht werkloos-
beid en de op zich zelf volkomen gerecht
vaardigde zucht naar bezuiniging vergroot
ttie werkloosheid. Alle factoren zijn er dus in
schijn voor aanwezig dat van een tekort aan
arbeidskrachten, op welk gebied dan ook,
geen sprake kan zijn. Doch dat deze stel
ling niet opgaat, bewijst het bestaan van
iet dienstbodenvraagstuk, van het nijpend
gebrek aan dienstboden, dat nu weer acuter
is geworden nu de Duitscbe Eisjes met de
rentemark weer naar das grosse Vaterland
voor een deel ten minste zijn terugge
keerd.
Men zou zoo zeggen: met deze slechte
tijden zullen een heeleboel echtgenooten van
klagende middenstanders hel zonder dienst
bode nog wel af kunnen. Haar handen zitten
nog niet verkeerd, hopen we. En dan hebben
zij allicht een dochter. Maar en dit is een
heel treurig punt dat ik even moet aanroe
ren op die dochter of die dochtertjes
kunnen vele moeders niet meer rekenen.
Ze ieeren en studecrcn ie veel en te een
zijdig, worden voor het practische leven on
bruikbaar. Men begrijpe mij goed. Niemand
kan enthousiaster zijn dan ik om de alge-
meene geestelijke ontwikkeling der vrouw.
Met „geleerdheid" heeft dit absoluut niets
te maken. Dit is misschien een paradox,
maar later hoop ik het „waarom" in finesses
te betoogen. Ik verheug mij er over als een
vrouw of meisje als een verstandig mensch
mee kan spreken met gezonde hersens over
de eenvoudige vragen van den dag, dat het
schaamrood mij niet naar de kaken stijgt,
wanneer zij op geografisch of historisch ge
bied een idiotisme zegt, waarover ik haar
niet rondweg in haar gezicht uit wil lachen;
ook niet met schoolmeesteres, eigenlijk niet
weet wat te antwoorden en dus in zekeren
zin zelf het gekke figuur sla. Daar is bij het
gros der tegenwoordige meisjes niet veel
kans op. Ze leeren aardig wat, alleen is voor
het practische leven de stof niet altijd in
juiste proporties gekozen. Van de wis- en na
tuurkundige vakken .wordt bijv. buitenge
woon werk gemaakt, terwijl do meisjes van
litteratuur en aardrijkskundige staathuis
houdkunde en daarmee samenhangende stu-
dieën kennis dus ook van toestanden in
het buitenland wel iets meer af mochten
weten.
Maar nog grooter is de wanverhouding,
wanneer we als resultaat van het schoolon
derwijs zien, dat de practische huishoudkun
de bij de meisjes voor een groot deel ge
heel te looi- gaat. Als er aardappelen „ge
schild", „opgeruimd", „schoon gemaakt of
„eten gekookt moet worden", staan haar
handen verkeerd. Ik denk nog niet eens
aan die stumperds, die het niet kunnen, maar
alleen aan die jonge meisjes, die alleen in
den hoogsten nood en met veel aandrang
er toe te bewegen zijn de handen zelf uit
den mouw te steken en 't als regel moeder
en dienstbode of moeder alleen laten op
knappen.
De groote fout lijkt mij toe dat de meisjes
in te korten tijd te veel moeten leeren, als
gevolg daarvan te veel met huiswerk wor
den opgescheept.
Wanneer de leerstof verdeeld werd óver
een eenigszins langeren tijd en vooral vee!
dat op de grens staat van ,.niet-direct-noo-
dig" en „overtollig" werd uitgeschakeld (ik
denk hier speciaal aan vakken die bij wis
er; natuurkunde moeten ondergebracht wor
den) zouden de moeders niet meer recht
legen haar dochtertjes kunnen optreden. Nu
ontzien zij de meisjes, legen wie zij in zeke
ren zin een beetje opzien. Zij zien de kin
deren blokken, zij zijn er trotscb op dat
„Miesje" met pa en anderen over zulke ge
leerde dingen kan. meespreken en merken
zelfs op, dat ook pa wel eens even moet
nadenken als zijn dochtertje hem een vraag
stelt en Miesje het soms beter weet dan
pa, als men op een van die voor zeven acht
sten der menschheid schoolwijsheidkundige
terreinen komt, waarvan de kennis na dé
school niet stijgt maar daalt; dingen die je
nooit te pas komen.
Zonder dus iets af te dingen op de groote
wenschelijkheid, dat ook meisjes over alge
meen e kennis beschikken, wat alleen door
leeren kan worden verkregen (leeren s.v.p.
niet te verwarren met suf-studeeren en in-
stompen in een minimum tijd) wensch ik
om weer op onze schaapjes, pardon dienst
meisjes terug te keeren te wijzen op de
zeker niet minder groote noodzakelijkheid
van hel aankomende vrouwelijke geslacht,
dat 't ook iets. ja veel in de huishouding zal
presteeren, dat zij niet alleen alles zelf
kunnen doen, maar dat zij 't ook in de prac-
tijk doen van tijd lot tijd. Dat wordt ver
waarloosd en ik zou "t een gezond revolu-
tionnaire daad achten, als een huismoeder
haar met huiswerk opgescheept dochtertje
van tijd lot tijd eens met een briefje naar
de school zond met de mededeehng: mijn
dochtertje heeft dit of dat werk niet kun
nen maken, omdat zij ook haar arbeid in de
huishouding heeft te onderhouden.
Ik wil op dit onderwerp nu niet verder
ingaan, maar geef mijn mede-ouders den
raad; Let eens op het huiswerk uwer kinde
ren. Ga eens na of de som van 't werk op
gegeven door mej. A en mijnheer B niet veel
te groot is voor avondwerk, dus om feitelijk
gemaakt te worden in de vrije uren na den
schooltijd.
Het niet-meewerken der dochters in dc
huishouding is ongetwijfeld dus ook een aan
leiding voor het bestaan van een dienstbode-
vraagstuk. Er komt echter ook bij. dal vele
meisjes het niet me»r als een vak beschou
wen. Als zij zonder gestudeerd te hebben
werken moeten voor haar brood, zoeken
zij een betrekking in een winkel of fabriek,
doch niet in de huishouding, (het kantoor
beschouw ik voor de een beetje gestudeerde
meisjes) zoowel omdat 't te weinig betaalt
als omdat dc dienst haar niet den noodi-
gen(?) vrijen tijd biedt.
De Arbeidsbeurs te Amsterdam tracht al
jaren het dienstbodenvraagstuk op te los
sen, stelde zich op nationaal standpunt,
werkte dus niet mee aan een import van
vreemde werkkrachten, doch trachtte die
uit 't binnenland te halen. De Duitsche
dienstmeisjes zijn er dus zonder haar geko
men. Niettegenstaande haar groot aantal
bleef hel tekort der laatste vier jaar aan
zienlijk.
Een advertentie-campagne in Friesland
waar in een 25-tal plaatselijke bladen werd
geadverteerd, leverde het resultaat op, dat-
er twee, zegge twee aanbiedingen inkwamen
Dc Gemeente-Arbeidsbeurs doet werkelijk
haar best op allerlei gebied werkgevers cn
-nemers (in dit geval alles in 't vrouwelijk)
tot elkaar te brengen. Waar mijn bewon
dering voor de meeste andere takken van
gemeentedienst maar zeer nietig is. wil ik
den heer Deliger, (dir. Gemeente-Arbeids
beurs) dan ook con amore een pluim op den
hoed steken.
Hij onderzoekt het vraagstuk, zoekt naar
middelen, confereert met ons, journalisten
en met bestuurderen van vakvereenigingen
maar.gevonden heeft men 't lek nog niet
Daatje. de goedkoope keukenmeid is nog
altijd niet te vinden. Ja mevrouw is Alida
geworden, in Frankrijk stelt zij zelfs al den
eisch „mademoLelle" te worden genoemd of
in goed Hollandsch „juffrouw!"
De huisvrouw, de „juffrouw" van vroeger
is immers ook overal „mevrouw" geworden:
zachtst dat het meisje tot „juffrouw" wil
opklimmen. Op dien titel met bijhoorende
rechten ware misschien nog wel met haar tc
onderhandelen, kreeg men de Hollandsche
dienstbode onder anderen naam wel weet
in huis; maar met haar.... hel paard van
Troje! H. HENNING Jr.
7
10
29
3!
29
31
7
10
31
29
10
7
10
7
31
29
2.
3.
4.
5.
6.
De zeef (meervoud zeven).
Theegezelschap.
Kaneel (ka neel).
Kameel.
Berk-zerk-kerk-perk.
Oplossing niet fn te zenden.
Dezen keer maar één raadsel, maai- een,
waar je wel wat tijd voor noodig hebben zult.
Wie weet er namelijk eeri rij spreekwoor
den te vinden, waarvan de beginletters te
zamen dit spreekwoord vormeïl:
Na regen komt zonneschijn?
VASTEN-TIJD-SCHETS
door
NICO A.
In een armoedige achterbuurt woonde hij.
Aan den uithoek van "n groote stad, in een
Klein, onooglijk huisje. Zijn vader verdiende
het geld voor de zijnen als loopknecht bij
een groote firma, alwaar hij sinds jaren in
betrekking was. En daarin dien vunzigen uit
hoek woonde dc vader van Klaas. Klaas zelf,
was een jongen van 12 jaar, die den gcheelen
dag luierde en nooit kerk of kluis be
zocht, Door zijn moeder en de onderwijzeres
gedwongen ging hij een enkele maal naar
school, zelfs des Zondags voelde hij geen ge
wetensbezwaar als hij eens niet naar de kerk
gmg.
Buiten zijn groote gebreken had Klaas er
neg een, dat hem nogal eens met de politie
in aanraking bracht.
Klaas...*, bedelde soms. Ja.... hij beeld-
Je in de hoofdstraten.
Smeekbeden van zijn ouders hadden niets
gebaat, hij bleef doof en vond he' eer. veel
makkelijker werk, dan op school sommen ie
zitten maken, welke hij niet begreep.
Vandaag was het enkele dagen na Asch-
Woensdag, dus in den tijd van dc H. Vasten.
Volgens gewoonte was Klaas laat opgestaan.
Lui slenterde hij de straten door en als hij
kans zag, liet hij een gelegenheid tot bede
len niet voorbijgaan. Én al te veel waren
er, die hem om zijn armoedig uiterlijk een
aalmoes gaven. Onder deze was ook een
dame, die den kiemen bedelaar al eens meer
had zien staan. Ook nu gaf ze als gewoonlijk
'n Hinken aalmoes, dien Klaas onder duizend
dankbetuigingen aanvaardde. Het scheen hem
vandaag bijzonder mee te loopen. Van ver
schillenden kreeg hij 'n gift, die anders nooit
iets of zeer wenig gaven. Zoo tegen den mid
dag keek hij zijn geld eens na, en kwam tot
de ontdekking dat hij nu meer had. dan an
ders in een heelen dag; Hij meende het er
nu maar eens van te moeten nemen. Wat
zou hij koopen? Hij wist het niet. Hij peins
de en peinsde maar geen enkel voorwerp
dat in zijn gedachten kwam, vond hij waard
om te koopen.
Maar hij begon honger te krijgen. Zou hij
ergens gaan eten? Ja, dat was niet kwaad.
Dan was zijn geld goed besteed en kon hij
eens fijn en volop genieten. Spoedig bad hij
een hem lijkende plaats gevonden om te
„dineeren," een klein hotelletje in een ach
terbuurt, een gebouwtje, dat den naam van
hotel in 't geheel niét verdiende.
Hij bestelde een flink diner, maar de ketl-
ner scheen hem niet al te zeer te vertrouwen.
Klaas, die begrëcp waar hem de schoen
wrong, legde alvast het ooodige geld op ta
fel neer, hetgeen de dienende geest vlug
opstreek, die zich toen haastte het bestelde
diner te bezorgen.
Het eenvoudige maal was voor den knaap
tets buitengewoons. Hij kreeg aardappelen,
jus, vleesch en twee groenten, terwijl ook
kleinere bijgerechten niet ontbraken,
Juist wilde hij gaan eten, toen eenige oude
re straatjongens, „socialisten", ook binnen-
nentreden en Klaas zagen zitten. Ze gingen
naar hem toe en namen aan hetzelfde tafeltje
plaats. Ook de nieuwaangekomenen bestelden
SÏWU.7
hetzelfde en vielen direct aan. Maar Klaas
wilde eerst nog'bidden, maar.... hij durfde
voor zijn „roode" tafelgcnooteu niet. Diesf
ging hij zonder bidden eten. Dat was het be
gin, Doch even was bij aan 't eten of een
schok voer door hem heen; het was Vasten,
en nu nog wel een Quatertemper, geboden
vastendag. Vol schrik dacht hij aan het reeds
verorberde vleesch. Mocht dat? Was het
geen zonde? Neen, zoo redeneerde hij, hij
deed hef niet met moedwil, dus was het geen
zonde. Maar deze korte pauze en zijn schrik
bij het vleeschelen was een zijner tafelburen
niet ontgaan.. Hij begreep meteen, wat dȣG
„paap" bedacht.
„Zoo Klaas, lust je geen vleesch meer. om-
dat het vasten is? Kom, ben je mal. .Jullie
God zal toch geen gorteteller zijn. Hij zal
toch niet op één keertje kijken?
Kom, wees'flink en eet door, anders wordt
je ziek, want sterk zie je er ook niet uit en
een hapje vleesch zal je goed doen.'
Klaas, wiens geloof al niet zoo sterk meer
was door slechten omgang, gaf zich gewon
nen en.at mee.
Ziedaar het begin van zoovelen.
Het is 10 jaar later. Op het marktplein
van bovenvermelde plaats staan eenige
menschcn om een reclame-zuil, alwaar een
plakkaat in helroode kleuren de aandacht
trekt. Het is dc aankondiging van een so
cialistische vergadering.
Op den bepaalden avond stroomdtn er
een groot aantal menschen naar het gebouw,
waar de vergadering zou plaats hebben. Zeer
vele socialisten uit den omtrek hadden zich
naar dit middelpunt begeven, om naar een
grooten, ofschoon onbekenden redenaar te
luisteren,
De tijd va» aanvang was genaderd. De
zaal was stampvol, geen muis kon hier meer
in of uit.
Eindelijk kwam dc eerste spreker, doch
deze voldeed niet, men riep om den rede
naar, voor wie zoo'n reclame werd ge
maakt.
Eindelijk betrad een jongeman den kathe
der. 1
Niemand kende hem. niémand wist iets van
zijn afkomst. Slechts enkele mannen in een
hoekje gedoken, fluisterden onder elkander;
„Ken je hem nog, dat is die jongen, die
Klaas, die in dat hotel niet durfde bidden en
trots den vastendag vleesch at." De anderen
stemden hiermede in.
Eindelijk begon de spreker zijn rede.
Vloeiend rolden de woorden uit zijn mond.
Hij hield het volk voortdurend in de grootste,
spanning door zijn gloedvolle woorden.
Reeds was hij een kwartier aan het spre
ken, toen hij den aanwezigen zijn eigen le
vensloop begon te verhalen.
en toen ik honger had, trad ik
„mannen-broeders, een café binnen,
„alwaar ik voor het eerst mijn geloof ver-
loochende, door niet te bidden voor het
„eten en op den Vastendag vleesch te eten.
„Ja, dit was mijn eerste daad op socialis-
„tisch gebied. En mochten er onder U allen
„zijn, die aan mijn woorden twijfelen, dan
„kunnen ze dit hooren bevestigen door
„dengeiie die daar in den uitersten Linkschen
„hoek met twee anderen staat te praten."
„Op mannen, voor dc goede zaak! Op voor
„de uitroeiing van het Christendom. Doe
„zooals ik! Ik heb gezegd!"
Een stormachtig applaus volgde op deze
lofspraak, van een man, die trotsch ging op
zijn geloofsverloochening waarmede hij reeds
was begonnen bij het begin van zijn leven, op
12-jarigen leeftijd, door een simpel gebeuren
in een hotel.
En daar ging „Klaas" prat op.
Zoo zijn er meer!
EEN VAN 'T ONVERVALSCHTE RAS.
Een predikant, die 'n preek moest maken,
had de dienstbode last gegeven in geen
geval bezoekers toe te laten, behalve na
tuurlijk in zeer dringende gevallen.
Na 'n half uurtje klopte de meid
Een heer om u te spreken.
Wel, 'ik heb je toch gezegd....
Ja, ik heb hem gevraagd of het drin
gend was en hij zei, dat het een zaak van
leven of dood was.
De predikant ging naar beneden en
vond in de spreekkamer een verzekerings
agent.
DE STIEKEMERT.
Toddcbaas: „Haze- of konijnevelle, ouwe
schoene?"
Heer des huizes: ,,'k Weet 't niet, m'n
vrouw is uit."
Toddebaas (zachtjes): „Flcsschen?"
WIL JE EEN AUTO?
„Kerel, wat voer je daar -pit?"
„O, ik heb mijn werkplaats eens uitgemest
en nu gooi ik dc heele mikmak hier neer
voor den vuilnisman."
„Moet je niet doen. Haal die ouwe
emmers, inmaakblikkcn, schroeven, moeren,
spijkers en vooral dat. stuk zeildoek uit den
hoop, maak daarvan een net pakje en zend
dat naar Ford."
„Zeg, maak nou met mij de kachel an!"
„Nee, zonder gekheid, doe het nu maar,
dan zul je wel zien wat er gebeurt."
De man deed het en hij kreeg per om
megaande het volgende schrijven: „Hier
mede bevestigen wij de ontvangst van uw
wagen. Hij is in zeer slechten staat, maar
we hopen hem binnen 54 dagen gerepareerd
tc kunnen afleveren. Hoogachtend Ford."
Hetgeen ik jelui hier opgeef, is niet zoo
gemakkelijk als het misschien in het eerste
oogenblik schijnen mocht. Je hebt zeke?
wel eens meer een plaatje in elkaar gezet,
waarvan de stukken door elkaar geschom
meld waren, Welnu, zoo iets geef ik je hier
Pok op. Ik heb een schaakbord in slukker
gesneden en dat moet je nu weer in elkaar
zetten. Je weet toch allen wel hoe een
schaakbord er uit ziet, ov erigens heb ik er
nog een afbeelding van het geheel, erg klein,
van gegeven, 't Is een vierkant met vier en
zestig hoekjes, in elke rij acht, die afwisse
lend zwart en wit zijn Dc zestien stukken,
waarin ik nu het schaakbord heb verdeeld,
zien jelui hierbij. Je teekenl die zestien fi
guren over, door middel van een door
schijnend papier, Knip ze dan uit en zet ze
dan tot een schaakbord weer in elkaar.
Maar de stukken moeten precies zoo blijven,
als ik ze heb uitgesneden en je moogt niet
van het eene stuk een vierkantje afknippen
om het bij een ander stuk te voegen. Heb
je het schaakbord weer in elkaar gezet, dan
plak je het netjes op een ander stuk papier.
16. Drommels, dat doet pijn, zuchtte Holly-Dolly na een poosje,
toen het stil in een hoekje zitten hem begon te vervelen. En al, wrij
vende over de pijnlijke plek van z'n broek overwoog hij bij zich zelf,
dat hij nu toch we] echt Ridder was, want werden heuscbe ridders
ook niet door hun vijand in. kelders opgesloten? En dan wisten ze
altijd te ontvluchtenvluchten, zou hij dat ook niet kunnen?
17. t Raampje was laag. O, bij wist precies hoe 't open te krijgen.
Z'n naam zou geen Holly-Dolly zijn als. hem dat niet mogelijk 'was.
Een sprongetje, een zetje, een duwtje en daar zat hij al halverwege
buiten 't raampje, maar-hij zag niet, dat daaronder een dik vet var
kentje zich in de zon zat te koesteren. Ridders letten niet op zulke
kleinigheden.
18. Hoep! Eén sprong en hij was vrij, maar o wee. Pardoes kwam
Holly-Dolly terecht, niet op den beganen grond, maar op 't vette
ruggetje van het varkentje, dat luid schreeuwend uit z'n dutje op
schrok en zoo hard het kon aan den haal ging, Holly-Dolly met zich
mee voeren naar nieuwe onbekende oorden,naar nieuwe, ongekende
avonturen.
VERZACHTENDE OMSTANDIGHEID.
„Zeg, Jan, wat zou je doen in mijn geval
Zooeven heeft Pietersc mij den grootslen
ezel dezer eeuw genoemd. Dat kan ik er
niet bij laten zitten!" i
„Kom, kom, de eeuw is immers pas goed;
en wel aan den gang. Er kunnen nog we!
grootere komen.
WIE?
Majoorsvrouw: „Maar man, ik kan het'
hier van den tabaksrook niet meer uit-'
houden."
Majoor (zijn groote kostbare meerschui
men pijp uit den mond nemend, tot zijn
cppasser): „Peter draag ze voorzichtig de
kamer uit."
„Oppasser: „Mevrouw of de pijp, majoor?"
ZIJN WENSCH VERVULD.
Een jongmensch had zich in schulden ge
stoken en schreef een brief aan zijn papa.
Beste vader. Tot mijn spijt heb ik
speelschulden. Stuur mij alstublieft honderd
gulden. Uw liefhebbende zoon.
P. S. Ik schaam mij zoo over dez'.n
brief, dat ik eigenlijk hoop. dat hij u nooit
in handen komt.
De vader antwoordde;
Béste jongen. Je wensch is vervuld.
Ik heb je brief niet ontvangen. Je liefheb
bende vader.
HET VERSCHIL.
Een niet buitengewoon acteur zou optreden
als Hamlet. Het publiek bewerkte hem mef
rotte eieren.
„Ik heb nooit zoo gelachen," zei er één ui»
het publiek, „als toen die vent optrad air
Hamlet".
„En ik nooit zoo erg," zei een ander, „als
toen hij van het toor.eel verdween als om-
mekt".
44.
„Waarschijnlijk wel, zcidc Marguerite,
„ga eens naar haar toe en vraag haar of ze
iels noodig heeft."
Het jonge meisje ging terstond. Margue
rite riep haar terug.
„Ga zacht naar boven, misschien slaapt
ze. Ze slaapt toch al zoo weinig, dat wij
moeten oppassen haar niet wakker te ma
ken.
„Ik zal zacht kloppen: als ze geen ant
woord geeft dan slaapt zcDan ga ik niet
naar binnen en zal ik weer even behoed
zaam naar beneden gaan."
Laure keerde na verloop r an eenige mi
nuten weer terug.
„Ik heb tot twee keer toe geklopt, maar
ik kreeg geen antwoord, moeder slaapt ze
ker."
„Vanmiddag,' zcide oom Julien, „heb ik
Antoinette op den steenen bank in den tuin
ontmoet.... Ik ben een goed half uur bij
haar geblevenhet kwam mij voor dat ze
niet beter en minder was dan gewoonlijk."
„Ze bevindt zich dikwijls op die plaats,"
zeide I' ernand op zijn beurt, „maar ze moet
er reeds lang weer vandaan zijn.Is ze
misschien iemand langs gekomen inct naar
huis gaan?.... Laure en ik zijn door de
groote laan teruggekeerd
„En ïk ben door het hek binnengekomen,"
zeide Marguerite.
„En ik heb uw moeder achtergelaten toen
ik naar huis terugkeerde," zeide oom Julien,
„waar ik tot nu toe heb zitten lezen....
Maar Fernand heeft gelijk dat Antoinette
den tuin reeds lang verlaten zal hebben,
want het is nogal frisch vanavond.
Ze zal misschien vermoeid zijn geweest en
naar bed gegaan zijn."
„Dat doel ze dikwijls zonder iemand te
waarschuwen," hernam Marguerite. „Zou
het haar ziekte zijn? Moeder wordt steeds
verdrietiger, en ze zoekt meor cn meer de
eenzaamheid. Ze is het meest op haar ge
mak als niemand zich met haar bemoeit.
Niemand mag haar naar haar toestand vra
gen.... Ik durf nauwelijks één of tweemaal
op een dag in haar kamer te komen
„Ik evenmin," zeide Laure. „ze stuurt me
altijd heen, terwijl ze zegt, dat ze rust wil
llouden. Als ze echter zelf een van ons wil
zien of iets noodig heeft dan is ze niet te
ziek om te roepen."
„Moeder maakt zich zelf ziek, ik geloof
dat de zwaarmoedigheid haar eenige kwaal
is."
„Het is niets anders," bevestigde oom
Julien, „en ik geloof werkelijk, kinderen, dal
het beter is zich niet te veel met haar te
bemoeien
Het was reeds gehcei donker toen ipen
van tafel ging. Etienne Alban en Fernand
gingen onder de veranda een sigaar rooken,
Laure vroeg aan haar zuster: „Zullen we
een paar stukjes op de piano gaan spelen."
„Neen," antwoordde Marguerite, „ik ga
wandelen. Overigens kunnen wij geen mu
ziek maken als moeder rust."
„Dat is waar ook, daar heb ik heelemaal
niet aan gedachtArme moeder! Ik vind
het vreeselijk dat ze altijd zoo ziek is.Ik
ga dan bij oom zitten, misschien vertelt hij
eens wat van zijn verre reizen."
Ze nam een gemakkelijken stoel en ging bij
haar broer en Etienne zitten
Marguerite verwijderde zich zonder opzien
te baren en kwam op het erf van de boer-
derij, J
Men had bij vader Lurieux juist het
avondeten gebruikt. De daglooners waren
vertrokken. De boer zat met zijn vrouw op
de treden van een steenen trap in afwach
ting dat de knechten, dit waren heenge
gaan om het hooi voor de paarden te ver-
verschen, zouden terugkeeren De waakhond
lag voor zijn hok.
„Pataud," riep het jonge meisje, „kom,
Pataud!"
Het beest lichtte zijn kop op, sprong
overeind en rende naar haar toe.
De. boerin, die uit haar humeur was, mom
pelde: „Ze zal dien hond heelemaal beder
ven!.... Nu krijgt ze het in haar hoofd om
hem 's avonds van de boerderij mee te ne
men!"
„Ach, het is pas de derde maal dat ze het
doet," antwoordde haar man, „al zou ze het
alle dagen doen, dan zou ik er nog niets
van kunnen zeggen."
Toen Marguerite eenmaal op den weg
was in gezelschap van den trouwen hond,
versnelde ze hare passen.
Het was een rustige avond.... Er woei
een zachte wind.... de hemel stond vol
sterren.
Geen geluid, geen stem verbrak de. vredige
stilte in deze schilderachtige vallei, die lag
te sluimeren, bestraald door het zilveren
maanlicht.
Zachtjes klonken de eerste trillers van het
weemoedige lied van een nachtegaal. Lang
zaam zwol zijn teedere zang en weldra tril
de er. kweelde zijn lied luide door het woud.
Marguerite snelde steeds haastiger voort
altijd voort, in de richting van de ber
gen
Vóór haar rezen reusachtige donkere scha
duwen omhoog.... het waren de eerste rot
sen die zich massaal afteckenden te^en den
donkeren hemelMarguerite vertraagde
haar tred.... De weg begon te stijgen-...
Honderd meters verder, iusschen de zware
granieten blokken, moest Rosa zich bevin
den. Ze zag haar schaduw reeds oprijzen,
hoog boven de rotsenRosa zag haar ko
komen. Ze klom van de rots af en bleef on
beweeglijk midden op den weg staan. Mar
guerite was een zeer energiek meisje: ze zag
het gevaar liever recht in de oogen dan dat
ze rustig bleef toezien.
Ze had er langen tijd over nagedacht
Zou ze gaan?Vele bezwaren waren in
haar geest opgekomen.Ze kon den dood
misschien recht in de armen loopen.
Ten slotte had ze besloten het gevaar te
Irotseeren.
Toen ze haar vijandin daar recht tegen
over zich zag staan, aarzelde zc echter
Ze voelde zich eensklaps zeer opgewon
den..., Ze nam Pataud. die eveneens was
blijven stilstaan, bij zijn balsband en liep
weer vooruit. Rosa kwam haar een eindje
tegemoet.
Het beest, een echte hond uit de Arden
nen, met vlammende oogen, begon te grom
men toen hij Rosa zag.
„Zoo, zoo," zeide ze, „het schijnt dat u
mij nog steeds niet erg vertrouwt? U heeft
een verdediger meegenomen
„Ja, een verdediger! Een verdediger, die u
bij de minste geweldpleging naar de keel
za. vliegen," antwoordde Marguerite, ..toe
Pataud, koest!"
Rosa lachte.
„Stil dan, leelijk beest," riep ze uit. „Wee
je dan niet meer dat je voor 'n stuk vleesch
des nachts je snuit hield, als ik den tuin
wilde binnendringenJe bent een mooie
waakhond.
„Hij was nog tc jong, om erg kwaad te
zijn. Maar inmiddels is hij het geworden en