ELCK WAT WILS. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad - Zaterdag 22 Maart 1924 M A. J. L. EEN KLACHT DIE TE DENKEN GEEFT. UHBBGUW EU VISSGHERU. Volkstelling onder de visschen Tegen mond- en klauwzeer. HANDEL EN NIJVERHEID Opleving in de industrie. BINNENLANDSCH NIEUWS DE BETREKKINGEN MET NEDERLAND. Achteruitgang der S.D.A.P. GEMENGD NIEUWS. Moord op een Europeaan. TREKJES 339- DE NIEUWSTE VOORLICHTING. Het socialisme is iets waarmede wij ons om principieele en practische redenen niet kunnen vereenigen en het is dus goed, dat de kennis omtrent dit stelsel zooveel mogelijk wordt verbreid. Dat is ten onzent dan ook steeds zoo be grepen er is heel wat moeite gedaan om met woord en geschrift de kennis van het socialisme in een zoo groot mogelijken kring te verbreiden. En het mag gezegd, dat de grootste mannen onder ons, zich in dezen niet onbetuigd hebben gelaten. Of er op dat terrein nog meer dan tot nu toe kan gebeuren kunnen we op dit oogen- blik in het midden laten. Maar wel meen ik het minstens zeer twijfelachtig te mogen noemen, of die kennis wel zal vergroot word- den als we elke uiting van ons sociale leven maar zonder meer als een stuk socialisme gaan doodverven. 't Nieuwste op dat gebied is zeker wel het geen ik daaromtrent in „Opbouwende Staat kunde" van 13 Maart j.l. vond. In een met „R" onderteekend artikel wordt zelfs en zonder eenige nadere motiveering het Paaschmanifest van de R. K. Vakbeweging tot een stuk socialisme geproclameerd „In het bekende Paaschmanifest staat „De R. K. Centrale Raad van Bedrijven tracht de bedrijven te maken tot organen van den Nederlandschen staat Maar dat is een stuk socialisme Wat verschilt het met de socialistische socialisatie? Het is, waar bekend mag worden geacht, hoe aller bedroevendst de resultaten van staatsexploitatie zijn (in alle landen) laffe volksbedriegerij, verwaand heid, hebzucht en heerschzucht. In- verbeelding zien zij zich al tronen in een soort Sociale Kamer, in rang met een hedendaagschen Minister gelijk." Die lieflijkheden aan het adres der voor mannen van de R. K. Vakbeweging want daarvoor zijn ze stellig bedoeld behoeven geen bespreking, maar wel zouden wij kun nen opmerken, dat het goed is, dat we in den loop der jaren hebben verleerd ons over ook maar iets al te zeer te verwonderen, anders gaf deze uiting over ons Paaschmanifest daartoe wel eenige aanleiding. Want grooter we zullen maar zeggen vergissing kan men op dat terrein toch al moeilijk begaan. Het is toch werkelijk wat al te dwaas, om het voor te stellen alsof de ge heel R. K. Vakbeweging, waartoe 'de groot werkgevers, middenstands- en landbouw organisaties behooren, zich hebben laten ver leiden tot iets wat in wezen niets of weinig van de socialisatie afwijkt. Tot een dergelijke en ietwat zonderlinge {edachte kan men slechts komen als van de vooropgezette stelling uitgaatwat de R. K. Vakbeweging doet, moet beslist verkeerd zijn, dus ook zónder het Paasch-manifest te lezen, kunnen we wel aannemen en zeg gen, dat het een stuk socialisme is. Mij althans wil het voorkomen, dat ie mand die het Paasch-manifest in zijn geheel leest nooit tot een dergelijke uitspraak kan komen. Als daarin wordt gesproken van organen van den Nederlandschen Staat, dan wórdt daarmede precies het tegenovergestelde be doeld van staatsexploitatie. Er kan zooals met alles verschil van nzicht bestaan over de uitwerking van be paalde punten, maar dat het Paasch-manifest als zoodanig zou gaan in de richting van Staatsexploitatie, moet voor ieder die bedoeld manifest gelezen heeft toch wel het zonder lingste zijn wat men er van zeggen kan. Het tegendeel is al te duidelijk te lezen. Men wil daarin het georganiseerde bedrijf publiekrechtelijke bevoegdheden geven, waardoor het zich kan losmaken van de Staats- bemoeing men wil het juist voor zoover dat niet in strijd is met het algemeen welzijn autonomie verschaffen en zoowel de wet geving als de rechtspraak, voor zoover deze op zijn terrein liggen aan hem toevertrouwen. „Opbouwende Staatkunde", is geen tijd schrift dat voornamelijk onder de arbeiders zijn lezers zoektvoor zoover ik het kan be- oordeelen wordt het meer bijzonder gezocht door sloopers die gaarne alles onderstboven loopen wat er heden bestaat en wier „opbou wing" dan ook meer bestaat in critiek op het bestaande dan in opbouwenden arbeid. In zooverre kan dus ook het artikeltje van ,R" als onschadelijk terzijde worden ge- egd maar dergelijke denkbeelden hoe dwaiis ook op zich zelf verbreiden zich vaak heel gemakkelijk en er kan m.i. niet genoeg tegen gewaarschuwd worden om alles en nog wat maar met het etiket-socialisme te beplakken. Als zélfs het streven van de arbeiders naar medezeggingschap in het bedrijf waarme de de gezamenlijke ondernemingen in een aedrijfstak worden bedoeld als socialisme worden gebrandmerktals men stelselmatig de grenzen tusschen socialisme en geoorloof de of zelfs wenschelijke acties, gaat verdoeze len dan lijkt mij de vrees niet ongegrond, dat de groote massa het spoor al zeer gemakkelijk bijster raakt. Wie zich den tijd in 't geheugen wil terug roepen dat elke actie voor lotsverbetering voor de arbeiders die nu zelfs door Simon Maas c. s. als nuttig worden geprezen ioo sommigen als socialisme werd uitge kreten en daarbij dan tevens nagaat hoe daardoor velen van ons zijn vervreemd ge worden, die wij anders waarschijnlijk had den behouden die zal ook gevoelen welk gevaar er in schuilt om dingen die met socia lisme niets te maken hebben toch socialis tisch of socialisme te noemen. Het is waar ook de socialisten hebben zich nu voor bedrijfsraden uitgesproken, maar dat behoeft ons toch waarlijk niet be zorgd te maken. Vooreerst at niet, omdat er voor ons geen enkele reden tot ongerustheid behoeft te zijn wanneer het gezond verstand in die kringen tot iets beters voert dan the oretici vroeger aan de massa hebben voorge houden. Ook het collectieve contract vond bij de socialisten vroeger geen genade, maar we hebben het nooit als een nadeel aangevoeld, dat zij daarvan zijn teruggekomen. Thans moet bedrijfsorganisatie dienen als voorbereiding voor de socialisatie en socia lisatie als voorbereiding voor het socialisme, zoodat de weg naar „het heilig ideaal" nu juist niet korter schijnt dan jaren terug en we hebben ongetwijfeld kans, dat op dien lan gen weg over de werkelijkheid van het le ven, het gezond verstand hen nog wel dichter zal brengen bij de oplossing zooals wij die steeds hebben gezien. In Engeland schijnt men volgens de le zing van Mac Donald al heel wat andere ge voelens te koesteren en wellicht willen de Nederlandsche socialisten, die den laatsten tijd zoo gaarne naar Engeland verwijzen düarvan wel iets over nemen. Maar hoe dat ook zij er is voor ons geen reden om te betreuren, dat ook in dien kring volle aandacht wordt gewijd aan het vraag stuk der Bedrijfsorganisatie en om niet met alle kracht te ijveren voor een stelsel dat op sociaal-economisch terrein meer voldoening kan brengen, zooals met ons Paasch-manifest werd bedoeld. Wie het daarmede niet eens is, kan probee- ren iets beters aan te geven, maar om het als socialisme verdacht te maken is een wat al te gemakkelijke opvatting van verbeteringen aanbrengen en kan slechts dienen om de waarlijk toch niet al geringe verwarring nog grooter te maken. Voor hen die van concurrentie houden nvoet het wel zeer aangenaam zijn, dat de Rijksverzekeringsbank en met haar verschil lende Raden van Arbeid als 't ware in voortdurende en scherpe concurrentie is met het nieuwe instituut, dat we voor een stuk sociale verzekering hebben gekregen, n.l. de bedrijfsvereeniging. De een beweert het al goedkooper te kun nen dan de ander. Het heeft mij maar wei nig kunnen bevredigen toen ddstijds de pro paganda voor de bedrijfsvereeniging voor een belangrijk deel op het zoo geliefkoosde terrein van bezuiniging werd gebracht. Er zijn, dunkt mij, behalve bezuiniging oi wil men goedkoop beheer, nog gronden genoeg Waarop men kan bepleiten om de uitvoering van de sociale verzekeringswet ten voor een belangrijk deel door Bedrijfs- vcreenigingen te doen verrichten. Intusschen we hebben gekregen concur rentie in bezuiniging tusschen de officieele en particuliere organen en voor zoover dat een wederzijdsche poging zou zijn om op de goedkoopste wijze de wet uit te voeren is dat een te waardeeren verschijnsel, wan; niemand is er mee gediend als onze soci ale verzekeringen duurder zijn dan noodig is. Maar ik heb al meerdere malen de vrees geuit, dat het streven naar bezuiniging het gevaar niet denkbeeldig maakt, dat de ver zekerden n.l. de arbeiders daarvan de du pe worden. Bij de ongevallenverzekering kan dat niet zoo gemakkelijk omdat de arbeider krachtens de wet verzekerd is, los van dc vraag of de werkgever wel voldoende of desnoods heelemaal geen premie voor hem heeft betaald, doch bij de Invaliditeitswet is dat anders. De voordeelen welke deze wet den ar beiders biedt, hangen af van t aantal ze gels, dat er voor hen geplakt is en daar mede wordt maar al te vaak raar omge sprongen. Het is aan geen twijfel meer onderhevig of in zeer veel gevallen durven losse ar beiders hun rentekaart niet aan te bieden omdat zij reden hebben om aan te nemen, dat zij dan verder voor werk niet meer in aanmerking komen. Zelfs van uit de bloembollenstreek waar toch in algemeenen zin niet kan worden gezegd, dat de arbeiders zwak staan tegen over de werkgevers, worden de klachten steeds talrijker, dat men om bovengenoem de redenen maar liever niet te veel over de rentekaart wil praten. Dat euvel heeft vooral in den landbouw vormen aangenomen, die zeker de vraag wettigen of onder dergelijke omstandighe den het zegelstelsel wel kan gehandhaafd blijven en of niet moet worden omgezien naar een meer doeltreffende methode. Er zou wellicht bij het huidige stelsel wel verbetering zijn aan te brengen, maar de concurrentiegeest tusschen Raden van Arbeid en bedrijfsvereeniging eenerzijds en tusschen de verschillende Raden ander zijds maakt de oplossing niet gemakkelij ker. De bezuinigingswoede heeft hen aange grepen en geen enkele wil gaarne, als de duurste worden aangemerkt. Hoever of we intusschen reeds van huis zijn geraakt kan men nagaan als men het werkelijk interessante artikel leest wat daar over handelt en voorkomt in het Weekblad van den Noordbrabantschen Christelijken Boerenbond van 14 Maart j.l. Daarin wordt geklaagd over allerhande moeilijkheden met de Rijksverzekeringsbank zoo zelfs, dat men soms een jaar later nog premie moet terugbetalen aan menschen die zich wel opgeven als premieplichtig voor de ongevallenverzekering, maar niet voor de Inv. en Ouderdomsverzekering „Men zal mij vragen, maar hoe is zulks mogelijk Ik zal u dat zeggen. Als onze plaatselijke commissie bij een boer komt om te vragen hoeveel loon hij denkt uit te ge ven, dan wordt dat door hem vrij nauw keurig op gegeven aan de commissie. Krij gen wij die opgaaf binnen, dan staat voor ons vast, dat die persoon naar die opgave premie moet betalen. Enkele maanden na dien b.v. komt ook nog eens een controleur van den Raad van Arbeid aan dienzelfden werkgever vragen of hij arbeiders in dienst heeft. Dié boer, (natuurlijk nooit geen ze gel geplakt) zegt doodleuk aan dien con troleur, dat hij niemand in zijn dienst heeft. De controleur geeft hiervan kennis aan de R. V. Bank en wij ontvangen van den Rijksverzekeringsbank bericht, dat ten on rechte aangifte van het bedrijf is gedaan. Of wij nu al zekerheid hebben van het te gendeel, niets baal, de controleur alléén weet het." Vooral twee zaken verdienen dc aandacht. Op de eerste plaats, dat hier in een or gaan van de boeren zelf wordt bevestigd, dat verschillende landbouwers „doodleuk" tegen de ambtenaren van de Raden van Arbeid zeggen, dat ze niemand in hun dienst hebben, ofschoon „vrij nauwkeurig" opgeven voor de ongevallenverzekering en op de tweede plaats, dat het officieele or gaan een houding aanneemt juist tegenover gesteld aan die welke hij zou moeten aan nemen als hij richtige naleving van de wet voorstaat. Wat toch zou eenvoudiger zijn dan men schen, dié vrijwillig aangifte doen van het verloonde bedrag, doch ontkennen, dat zij menschen in dienst hebben waarvoor zij moeten plakken, eens aan hun pols te voe len en eens te informeeren, aan wie zij dat bedrag verloond hebben? Maar dat kost onderzoek, dat is in strijd met de bezuiniging en dat, gepaard aan een beetje concurrentiezucht, zegt men tegen zoon landbouwer dat hij geen verzekerings- plichtig bedrijf heeft. *t Is me de methode wel en als zóó' de bezuiniging er moet komen, dan gaan we precies den verkeerden kant uit. Het wordt waarlijk tijd, dat er op de wijze, waarop thans zegels geplakt worden, eens wat meer de aandacht wordt gevestigd. Het moge voor menschen als Ds. Kersten een versnapering zijn, voor allen, die het ernstig meenen met de naleving van een zoo nuttige wet als de onderhavige, kan het slechts een teleurstelling zijn, te vernemen, hoe de meest zwak-staande arbeiders de dupe worden van een dergelijk systeem. A. J. L. R. K. TRANSPORTARBEIDERS. Op Zondag 6 April a.s. zal de R.K. Trans portarbeidersbond te Utrecht zijn 5de ver gadering van den Bondsraad houden. Er komen op de agenda verschillende voorstellen voor de contributie betreffende, benevens een voorstel om wederom bij het weerstandsfonds van het Vakbureau aan te sluiten. DE STRIJD IN DE TEXTIEL INDUSTRIE. Veel nieuws is er niet over te vertellen het conflict heeft zoodanig de belangstelling van allen, dat elke bijzonderheid in den korst denkbaren tijd aan de lezers van de ver schillende dagbladen wordt voortgezet. De heeren Textielfabrikanten hebben ge klaagd, dat alles in dezen strijd tegen hen is, vanaf den „bolsjewiek tot den Bisschop". Intusschen is er een lichtstraaltje gekomen; de voorzitter van de Fabrikantenvereeniging heeft aan een persman te kennen gegeven, dat de fabrikanten niet tegen een bespreking gekant zijn en aanstonds hebben de organi saties zich schriftelijk tot de fabrikanten ge wend. Of daaruit iets zal groeien wat toena dering brengt? Door den heer Albarda c.s. is een initiatief wetsontwerp bij de Staten-Generaal inge diend, waarvan de strekking is een enqueue te kunnen instellen teneinde te kunnen vast stellen wie der partijen verantwoordelijk moet worden gesteld voor het onstaan en het voortduren van het conflict en na te gaan in hoeverre de eischen van partijen redelijker wijze voor inwilliging vatbaar zijn. Ook de Arbeidsgeschillenwet die per 1 April a.s. in werking treedt kent het enquette- recht. Misschien is ook dat een aanleiding om de fabrikanten tot eenige meerdere toenadering te bewegen. De steunbeweging geeft intusschen een stijgende lijn te zien er komt dus ook op dat terrein meer medeleven met die strijders daar aan het „Oosterfront" van wier rechtvaardi gen strijd nu toch wel iedereen doordrongen zal zijn. A. J. L. DE KINDERLEVENACTIE. Wij zullen eindelijk eens verslag doen van de kinderlevenactie die ter gelegen heid van het 10-jarig bestaan van Her wonnen Levenskracht" georganiseerd is, om kinderen uil te zenden. En hoewel we onze verwachtingen hoo- ger gespannen hadden, mogen we met de opbrengst toch tevreden zijn. Immers een bedrag groot 5.902.47, bijeengebracht door onze arbeiders in deze moeilijke tijdsomstandigheden, nu van zoo verschil lende kanten het leven moeilijk gemaakt wordt, stemt wel tot tevredenheid. Als alle comité's hadden meegewerkt en allen hun best hadden gedaan zou de op brengst grooter geweest zijn. Er is zooveel noodig voor de uitzending van een kind. En er wachten meer dan 200 kinderen op uilzending. Doch niet le vroeg geklaagd! De comité's, die nog niets hebben afge dragen, zullen nog van plan zijn, dat te doen. We zijn natuurlijk te allen tijde gaarne bereid, de nog nakomende giften in ontvangst te nemen. Ook al zijn deze giften niet van comité s doch van particulieren! Geen enkele gift is ons te groot! Geen enkele gift is ons te klein! De commissie voor plaatselijk werk dankt allen, die tot het welslagen dezer actie hebben meegewerkt. Dank vooral ook aan de besturen der R.K. vakbonden, die ons steeds ter wille en tot hulp be reid waren, waarbij we niet mogen verge ten afzonderlijk te noemen den heer Jos van Seggelen die ook voor deze actie zijn talent beschikbaar stelde (Zonnebloemen). VERLENGING VAN DEN ARBEIDS DUUR. In antwoord op een artikel van Mr. M. P' L. Steenberghe, voorkomende in den Neder landschen Mercuur, waarin hij tot de con clusie komt, dat tijdelijke opschorting der Arbeidswet wat betreft den arbeidsduur, wordt thans door Dr. J. v. Beurden in het zelfde orgaan de zaak waarover het gaat nog eens bezien, waaraan het volgende is ont leend „De geachte schrijver erkent, dat de kwes tie der verlenging var. den arbeidstijd theo retisch prachtig wordt opgelost door art. 28, lid 7, aan de Arbeidswet zoodanig te wijzigen en aan te .vullen, dat hetgeen daar gezegd wordt met betrekking tot de verschuiving van den arbeidsduur, evenzeer zal gelden ten aanzien der verruiming van den werktijd. Niettemin is Mr. Steenberghe van oor deel, dat tegen de voorgedragen oplossing groote „practische" bezwaren bestaan, die Z.i. een tijdelijke opschorting der Arbeidswet op dat punt, onbetwistbaar noodzakelijk maken. Is dit inderdaad zoo Laat ik beginnen met den schrijver te ver zekeren, dat de door hem vermelde, aan eigen practische ervaring ontleende bezwaren, voor ondergetee kende den gloed der nieuwheid misten op het oogenblik, dat hij zijn betrekke lijk opstel schreef. Want al neem ik graag aan, dat Mr. Steen berghe ter zake over rijker ondervinding beschikt, toch zijn de door hem gesignaleerde moeilijkheden geenszins aan mijn aandacht ontgaan. Wel zal het gewicht diermoeilijkheden niet door allen gelijkelijk worden gewaardeerd, doch wijl een gedachtenwisseling daarover niet aan de orde is, kan ik er gevoeglijk het zwijgen toe doen. Ik wensch dan ook iets anders tegen het betoog van Mr. Steenberghe in te brengen. De geachte schrijver gaat toch blijkbaar uit van de onderstelling, dat de bezwaren, welke hij heeft aangevoerd, zich niet zullen doen gel den, indien de werking van den wettelijken achturendag tijdelijk wordt opgeschort. Maar meent Mr. Steenberghe inderdaad, dat, als morgen aan den dag de Staten-Gene- raal met meerderheid van stemmen zouden besluiten den wettelijken achturendag 3 a 4 jaren buiten werking te stellen, de georgani seerde arbeiders, dan overmorgen op com mando van de werkgevers 9 a 10 uur daags zullen gaan werken Tijdelijke opschorting van den wettelijken achturendag legt immers aan de arbeiders geenszins den plicht op, metterdaad langer dan acht uur daags te werken. Ook dan blijven zij even vrij als voorheen, den arbeidstijd op gemiddeld acht uuj per dag te handhaven. En in den bestaanaen toestand komt daar door geen andere wijziging dan deze, dat n.l. de wet geen sta-ia-den-weg meer is voor werkgevers en werknemers, om in onderling overleg den arbeidsdag op langer dan acht uur te bepalen. Maar als feitelijk ook bij tijdelijke opschor ting der Arbeidswet nog overleg noodig is tusschen partijen om tot een langeren werk- o-ag te komen, dan zullen de bezwaren va c den schrijver voor zoover zij reëelen grond hebben evenzeer aan den dag tre den in het door hem gestelde geval, als bij aanvulling van art. 28. lid 7, in den door mij geschetsten zin. En daarom lijkt het me ten eenenmale on juist gezien van Mr. Steenberghe, om met de evenbedoelde bezwaren te opereeren te gen de door mij voorgeslagen oplossing en ten voordeele van den door hem aangedien- den maatregel. Doch mogelijk wordt hiertegen aange voerd, dat in de gegeven economische om standigheden, opschorting der huidige be perking van den arbeidsduur, in ieder ge val aan den werkgever de macht in handen legt, om den arbeider te dwingen langer dan acht uur te werken. Welnu, mocht dit inderdaad het doel zijn van den aandrang, om bedoelde opschorting te verkrijgen, dan huiver ik eerst recht voor de vermoedelijke gevolgen daarvan. Want dan zie ik zich ontwikkelen een reeks van sociale conflicten, die aan het eco nomisch leven veel grooter schade toebren gen, dan het voordeel, dat door tijdelijke opschorting van den wettelijken achturen dag wordt beoogd. 't Is dan ook juist de vrees geweest voor deze conflicten en voor een brute storing van den socialen vrede, welke blijkens berich ten in de pers er toe hebben geleid, dat kort geleden door het Zwitsersche volk bij referendum is verworpen het voorstel van wet, om ook daar te lande den wettelijken achturendag drie jaar buiten werking te stellen. Overigens moge Mr. Steenberghe er zien van overtuigd houden, dat ook de Nederland sche arbeider zich zoo maar niet zal laten dwingen tot langer werken, als eenmaal het wettelijk staketsel zal zijn weggenomen. Zelfs niet in de huidige critieke economi sche omstandigheden, die hem uiteraard in een zwakkere positie hebben gebracht. Getuige o. m. het groote en taai volge houden conflict van deze dagen in de Twent- sche textiel-industrie. Neen, opschorting van den wettelijken achturendag geeft niet den minsten waarborg, dat de arbeiders meer willig zullen zijn en bereid, om langer te gaan werken. Ook in dat geval kan alleen overleg tusschen partijen daartoe leiden. En dat zulk een overleg gunstige resul taten kan afwerpen, blijkt genoegzaam uit de toepassing op ruime schaal van het systeem der overwerkvergunningen, die toch ook geen effect zouden sorteeren, indien partijen daaromtrent niet tevoren door overleg tot overeenstemming waren gekomen. Geheel terecht en volkomen in de lijn van hetgeen hier andermaal door mij is betoogd, zei dan ook Minister Colijn in de zitting der Tweede Kamer van 19 Februari j.l. aan 't adres van hen, die op wettelijke verruiming van den arbeidstijd hadden aangedrongen door tijdelijke opschorting der Arbeidswet „Inzake den arbeidsduur is er ruimte gemaakt, om door overleg tot langeren werktijd te komen. De wettelijke ver ruiming van den arbeidstijd waarborgt geenszins, dat er inderdaad langer ge werkt zal worden. De gelegenheid tot lan ger werken bestaat ook nu en het is zeer de vraag, of een wettelijke verruiming op 't oogenblik aan de neiging om door onderling overleg tot langeren werktijd te komen, geen afbreuk zou doen, of men daardoor de paarden niet achter den wagen zou spannen. De laatste zin dezer ministerieele uit spraak wijst op een bezwaar, dat reeds vroe ger op een andere plaats door mij schrij vende over dit onderwerp met nadruk is gesignaleerd. Mede daarom heb ik met voldoening van die uitspraak kennis genomen en ze hier volkomen naar de letter weergegeven." De wilvisch zoekt een goed heenkomen. In een geordende maatschappij, zoo me diteert een medewerker in het „Berliner Tageblalf", houdt men om de zooveel jaar volkstellingen. Het is het goed recht van een land, na te gaan over hoeveel inwoners het beschikt, en of hun aantal vermeerderd of verminderd is. Wanneer liefde voor de. statistiek ken schetsend is voor de orde in een staat, dan moet Engeland wel een der ordelijkste lan den ter wereld zijn. Engeland organiseert, aldus vertelt bedoelde medewerker, van tijd tot tijd zelfs een volksielling onder de vis sollen in de Noordzee, hetgeen geen kleinig heid is. Wanneer het echter blijkt, dat de .haringen of schelvisschen schaarscher zijn geworden,- komen die vischsoorten meteen tegen hooger prijzen aan de markt. Daarmee staat de staathuishoudkundige beteekenis van deze statistiek boven twijfel vast. Ter wijl men evenwel van een staatsburger ver langt, dat hij ten behoeve van de volkstel ling een vragenlijst invult, kan men zien in dat opzicht op de visschen niet verlaten. Men komt daarom den visschen wat meer tegemoet dan den menschen welke laatsten er trouwens heelemaal niet ia- loersch op zijn. Er worden n.l ieder jaar eenige vaartui gen op zee gestuurd, aan boord waarvan zich hoofdzakelijk deskundigen bevinden. Zij halen een week lang bonderden „monsters uit zee op monsters in de beteekenis van proefexemplaren, stalen. Wat ze daarbij in handen krijgen, wordt gesorteerd, geteld en vervolgens weer in het water geworpen. Dan-stoomt men een halve mijl op, zoodat men er zeker van kan zijn, niet nog eens de» zelfde visschen te tellen. Bij de vorige teling bleek de visch, die het meest voorkwam, witvisch te zijn, die bestemd is, door schol en schelvisch te wor den opgegeten. Men heeft uitgerekend, dat er op een ge bied van 1200 vierk. K.M. in de buurt var. de Doggersbank 4 billioen 680 milliard (4.680.000.000.000) jonge en 560 milliard ouda exemplaren aanwezig zijn. te zamen een ge wicht vormende van 19.000 ton. Den laatsten keer zijn de deskundigen zéér bedrukt naar huis teruggekeerd. Dc kleine witvisch was erg achteruitgegaan. OI de schollen en schelvisschen hebben het laatste jaar een geweldigen eetlust gehad, o! wel de witvisschen, in rade vereenigd, hebben besloten, naar een streek te vertrek ken, waar ze minder gevaar loopen, opge peuzeld te worden. Hoe het zij, de schollen en schelvisschen uit de contrijen van Doggersbank hebber 15.000 ton etenswaar minder. Ze hebben het blijkbaar nog niet gemerkt, anders zouden ze niet nog op volle sterkte rondzwemmen. Maar dat ze er binnenkort achter zullen komen, begrijpen de experts heel goed, en de visschers hebben daaruit hun conclusie reeds getrokken: de laatste dagen is de schol en de schelvisch in prijs geslegen. In de N, T. Ct. vestigt mr. A. G. A. ridder van Rappard de aandacht op een door een landbouwer in een der Belgische landbouw bladen aanbevolen middel tegen mond- er klauwzeer. Deze prijst het als geneesmiddel en als voorbehoedmiddel tegen de ziekte. In een champagneflesch van een liter in houd doet men 100 gram goed zuivere, droge gist. Men voegt daaraan toe een kwart liter azijn en vier klontjes witte suiker. Vervol gens vult men de flesch met water, men kurkt deze en men bindt er een flink touw om, opdat de kurk er niet kan afvliegen. Ten slotte plaatst men de flesch gedurende twee uren op een warme plaats om den in houd te laten gisten. Daarna geeft men hel zieke beest of dat hetwelk men voor be smetting wil vrijwaren het middel eens in. Het komt hoogst zelden voor, zegt de Belgische landbouwer, dat men meer dan eens het middel moet toepassen. Doorgaans herkrijgt het zieke dier na 4 of 5 uur zijn ge» wonen eetlust. Naar het „Centrum" verneemt, zal in d# buurt van Budel (N.-B.) binnenkort weder een nieuwe zinkfabrick verrijzen. Eenige grool-industrieelen zijn tot dit besluit geko men en kochten daartoe een enorme opper vlakte aan. In de Donderdag gehouden zifting van dc Belgische Kamer heeft de afgevaardigde Huysmans een interpellatie aangevraagd over de betrekkingen met Nederland. De interpellatie zal binnenkort aan de ordi komen. Uit het verslag van de S. D. A. P. ovei 1923, blijkt,, dat het aantal leden daalde van 42047 tot 41230. Gewezen wordt op het feit, dat in de drie groote steden met een gezamenlijk inwoner tal van 1.600.000 zielen, slechts 10.000 sociaal-democraten georganiseerd zijn. Het aantal soc. dem. statenleden liep vaa 117 tot 107 terug. Het totaal aantal zetels in de gemeente raden, daalde van 1105 tot 1069 of ongeveer met 3 pet. De heer A. R. Maes, zoo lezen wij in het Alg. Ind. Dagblad, werkzaam op de uikerfabriek Nieuw Tersana, bij Cheri- bon, is vermoord. Uit het' getuigenverhoor cn volgens ver. klaringen van den dader zelf heeft de zaak zich als volgt toegedragen: Een der Inlandsche mandoers, die bezig was specie te mengen, kreeg van den heet M. een uitbrander en aanzegging dat hij ontslagen zou worden. (Enkele personen beweren, dat dc heer M. geslagen heeft). Zonder verder naar den man om te zien begaf M zich naar een op circa 10 meter afstand gelegen put, welke pl.m. 4 meter die is. Hij hurkte op den rand om op zijn ge mak te kunnen zien wat beneden voorviel. De mandoer kwam even daarna naar hem toe en vroeg; Ben ik werkelijk ontslagen* meneer? M. draaide zijn hoofd naar rechts om en zei; Ja. De mandoer had eer. puntig breek ijzer in zijn hand (in gebruik om steenen stuk te slaan) en heeft vervolgens den heer M. eerst een por in den rug en toen een 5-tal steken op het hoofd toegebracht, met het gevolg dat zijn slachtoffer in den put viel. (Eén der hoofdwonden moet 7 c.M. diep zijn). In den put lag een hoeveelheid gegolfd dakijzer, waarop het lijk later werd aangetroffen. - Dit plaatijzer is in het belang van het onderzoek in beslag genomtn, evenals het later in den put gevonden moordwerktuig. Het is' immers ook best mogelijk dat en kele hoofdwonden veroorzaakt zijn door den val in der. put? Hei breekijzer, dat met modder bedekt was, is voor microsco pisch onderzoek naar Batavia opgezonden. De moordenaar heeft zichzelf aangegeven bij de baleh dessa. daar de ass.-wedono. aan wens woning hij zich eerst vervoeg de. niet thuis was. Berliin. Nieuwhof, de sinds vele jaren in een der goeie volksbuurten gevestigde schoenen winkelier, stond aan z'n toonbank 'n zen ding .nieuw seizoenwerk" uit te pakken van de .Zuid-Brabantsche Schoenenfabriek." Toen z'n buurman, Jan Hollewiet, win kelier in huishoudelijke artikelen, 'n mor gen-praatje kwam houden. ,,'t Blijft maar stilletjes in zaken, hé?" „Bar" zei Nieuwhof en wreef met z'n mouw over 'n dof plekje van 'n „lak-leertje". „Aardig werk, hé duwde hij 't aarsje naar Hollewiet. „Zoo Hollandsch werk Van de Zuid- Brabantsche „Ja.... en niet duur." „Ik geloof, dat je anders in jouw vak op 't Dogenblik óók razend goedkoop in Duitsch- ïand terecht Kan.' „Ja, dat zeggen ze. D'r mot in Berlijn 'n euze-schoenen-grossierderij wezen, waar je, 'n Hollandsche guldens uitgerekend dan, de boel voor 'n schimmetje kan koopen. 'k Heb al es gedacht om d'r heen te gaan.... Maar als ie geen Duitsch kan en nooit in Berlijn bent geweest.... En trouwens, de tij'zijn d'r niet naar. om groote partijen ot> te doen. Je blijft met de grootste helft zitten als 't niet 'n beetie meeloopt." „Dat kan, maar dan heb iij je winst 'r al dubbel en dwars uit. Ken je Bouman, die 'n schoenenzaak heb in de Hofstraat Da's 'n neef van meprachtgoedje heb die gekocht, mekant voor niksanders wist ik 't natuurlijk ook niet. Ik heb wel zin, om es naar Berlijn te gaandan koop ik nog 'n stelletje emadle'n paar jaar geleëe had 'k zoowat 'n wagon vol voor 'n drie honderd pop" „Kost dat duur.... naar Berlijn?' „Wel nee. man.... je gaat goedkooper naar Berlijn dan naar Maastricht tegenwoor dig. En voor de taal hoef je geen zorg te hebben. Ze praten daar even gemakkelijk Hollandsch als hier." „Nou'k heb 'r wel zin in. 't Is meteen 'n prettig reisie. En als je naar de Jaarbeurs gaat ben je ook gauw 'n paar tientjes kwijt.*' Nieuwhof en Hollewiet kwamen in Ber lijn aan.... En stonden elkaar aan te kijken. Ze hadden we 1 adressen, maar meer ook niet. Er kwam 'n buitengewoon vriendelijk heer op hen af, die vloeiend Hollandsch sprak.... met 'n accent, wat Nieuwhof wel eens in 'n zekere bekende buurt van Amsterdam meende te hebben gehoord. „Neemt u me niet kwalijk heeren' lichtte hij even z'n hoed op „als ik me niet vergis komt u uit Holland Ze knikten, 't Kwam te plotseling om al iets te kunnen antwoorden. „Voor zaken hierheen gekomen mis schien „Ja, da's te zeggen...." „OjuistJa, ik vraag excuus als 'k misschien te vrijpostig benmaar spreekt u Duitsch.... dal wil zeggen: goed Duitsch „Nougoed en goed is twee".aar- zefBe Nieuwhof, die zoo m.n 'n woord Duitsch sprak als z'n buurman. „Jakijk u esging de heer vriendelijk voort „u moet 't zelf weten, maar als de firma's hier maar eventjes mer ken dat u Hollanders bent. dan wordt u op 'n reuze-manier afgezet. Kijk u es, ik ben iemand van 't gezelschap Hollandsche han delslui m'n naam is Calkoen die reeds geruime tijd in de voornaamste Duitsche plaatsen verblijven, om de landgenooten, die hier zaken komen doen tegen afzetterij te beschermen. Wij treden zoo gezegd op als tusschenpersoon, begrijpt u? We staan met de grootste handelshuizen in relatie. Niet alleen, dat ze om niet durven over vragen, maar wij kennen alle prijzen op 'n prik.we weten welk goed voor Holland geschikt is eri wat niet..Om kort te gaan; wij zorgen, dat u zoo voordeelig mogelijk inkoopt, 't Spreekt vanzelf, dat we voor kosten en bemoeiingen eenigszins schadeloos moeten worden gesteld. Maar dat scheelt u hoogstens 'n procent of 5 van de factuurs- prijsmaar dat is 't dubbel en dwars waard.... want nogmaals als ze zien, dat ze Hollandders voorhebben, dan bent u nog niet gelukkig." „En" zei Nieuwhof, die eerst even op verhaal moest komen na de kletterende woordenstroom van „de vreemde landge noot." „en.... zou u dus nou direct al bereid zijn met ons mee te gaan „Zeker, heeren.... zeker..... ik ben heelemaal tot uw dienstDat zei 'k u immers wij doen hier niets anders Wat moet u koopen '„Schoenen-... en hier, me buurman, wou wat emaiile hebben...." „O, schoenendan moet u bij Lu- dorff en Co zijn?" „Nee.... ik heb 'n ander adres opge kregen Wulff of zoo iets - - 'k heb 't in me portefeuille zitten." „Wulff zegt u? Wulff? Maar meneer hoe komen ze 'r bij u dat adres op te geven? Da's niks, meneer.niks Grof werk en duur. Nee. dan Ludorffdan Ludorff. eerste klas firmaMaar ja, u moet na tuurlijk zelf wetenik dring 't u ab soluut niet op, lioor.maar „Nee, neeals u 't beter vindt om naar die firma Ludorff te gaan, dan „Veel beter, meneer.... wij kennen elke zaak.... dat begrijpt u.... Maar de hee ren willen misschien eerst iets gebruiken? „Nou, dat was wel „Dan gaat u hier recht tegenoverda's 'n degelijk restaurant. en dan gaan we straks met 'n trammetje naai Ludorff „We zullen eerst maar wat eten, ja" vond Nieuwhof „Mag ik meneer mis schien óók iets presenteeren Meneer Calkoen deed heel bescheiden, doch accepteerde. 's Middags stonden ze in 'n reuze-maga zijn met veel verdiepingen. Ze werden duize lig van 't gekrioel van menschen. Meneer Calkoen smoesde eerst 'n poosje apart met een van de chefs of 'n firmant. Juist toen Hollewiet tegen Nieuwhof wou zeggen, dat dat smoezen hem niet erg be viel, kwam de heer Calkoen weer bij hun, in gezelschap van de heer met wie hij 't tamelijk vertrouwelijke onderhoud had ge had. Nieuwhof en Hollewiet kregen ontzet tende hoeveelheden schoenen van velerlei soort voor hun neus. De bedienende heer noemde de prijzen in marken.... ge tallen waar ze zoowat van achterover sloegen. Nieuwhof wilde de prijzen in guldens.gaan uitrekenen, maar meneer Calkoen begon er hartelijk om te lachen. „Rekent u nog, meneer Rekent u nog 't Is altijd te geef, meneer, al zouden ze de helft méér vragen maar dat doen ze niet als ik er bij ben en als ze 't toch mochten probeeren, dan krijgen ze van mij de wind van voren, rekent u daar °P Nieuwhof werd „doodgegooid" met schoe nen en prijzen. Hij kocht in 'n soort roes; ook nog 'n 'partijtje opruimingswerk, heel spot goedkoop.... 't leken wel modellen van 'n paar jaar terug, maar in 'n volksbuurt waar hij z'n winkel had keek 't publiek zoo nauw niet, als 't maar 'n koopje kon krijgen. Hollewiet wou telkens 'n gelegenheidje zoeken aan Nieuwhof te zeggen, dat t hem niks beviel, maar ze kregen geen seconde tijd om met elkaar te praten, zoo druk en jachterig ging alles. Toen ze 't groote magazijn hadden ver laten ging meneer Calkoen nog met hen naar 'n expediteur, die voor de verzending naar Holland zou zorgen. Ook met die expediteur werd door meneer Calkoen gesmoesd. Van de emaiile -inkoop zag Hollewiet maar af't was 'm te laat geworden.... De zending schoenen kwam aan. Dat wil zeggen 'n groot gedeeltede rest bleek onderweg gestolen Nieuwhof en Hollewiet stonden zenuw achtig de inhoud der kisten met de fac- tuurs te vergelijken. Ja, minstens n tiende was er uit gegapt. Meneer Calkoen had twaalf procent ge rekend voor z'n onkosten en bemoeiingen.» en de expediteur veertien procent. Toen ze alles, ook de reis en verblijf kosten, goed gingen uitrekenen, kwam Nieuwhof tot 't eindresultaat, dat ie goed kooper bij z'n Zuid-Brabantsche Schoenen fabriek had kunnen gaan. Hollewiets' wantrouwige oogen vielen op een der doozen, waarvan 't etiket ge deeltelijk was losgegaan. Hij peuterde het etiketje er heelemaal af en zag.... dat er nog een ander onder zat. Z'n oogen sperden zich. Nieuwhof zag het en kwam er bij staan.. Beiden lazen ze toen op 't te voorschijn gekomen oude etiket„Zuid-Brabantsche Schoenenfabrie k

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9