ELCK WAT WILS.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad - Zaterdag 22 Maart 1924
M
A. J. L.
EEN KLACHT DIE TE DENKEN GEEFT.
UHBBGUW EU VISSGHERU.
Volkstelling onder de visschen
Tegen mond- en klauwzeer.
HANDEL EN NIJVERHEID
Opleving in de industrie.
BINNENLANDSCH NIEUWS
DE BETREKKINGEN MET NEDERLAND.
Achteruitgang der S.D.A.P.
GEMENGD NIEUWS.
Moord op een Europeaan.
TREKJES 339-
DE NIEUWSTE VOORLICHTING.
Het socialisme is iets waarmede wij ons
om principieele en practische redenen niet
kunnen vereenigen en het is dus goed, dat de
kennis omtrent dit stelsel zooveel mogelijk
wordt verbreid.
Dat is ten onzent dan ook steeds zoo be
grepen er is heel wat moeite gedaan om
met woord en geschrift de kennis van het
socialisme in een zoo groot mogelijken kring
te verbreiden. En het mag gezegd, dat de
grootste mannen onder ons, zich in dezen
niet onbetuigd hebben gelaten.
Of er op dat terrein nog meer dan tot nu
toe kan gebeuren kunnen we op dit oogen-
blik in het midden laten. Maar wel meen ik
het minstens zeer twijfelachtig te mogen
noemen, of die kennis wel zal vergroot word-
den als we elke uiting van ons sociale leven
maar zonder meer als een stuk socialisme
gaan doodverven.
't Nieuwste op dat gebied is zeker wel het
geen ik daaromtrent in „Opbouwende Staat
kunde" van 13 Maart j.l. vond. In een met
„R" onderteekend artikel wordt zelfs en
zonder eenige nadere motiveering het
Paaschmanifest van de R. K. Vakbeweging
tot een stuk socialisme geproclameerd
„In het bekende Paaschmanifest staat
„De R. K. Centrale Raad van Bedrijven
tracht de bedrijven te maken tot organen
van den Nederlandschen staat
Maar dat is een stuk socialisme
Wat verschilt het met de socialistische
socialisatie? Het is, waar bekend mag
worden geacht, hoe aller bedroevendst de
resultaten van staatsexploitatie zijn (in alle
landen) laffe volksbedriegerij, verwaand
heid, hebzucht en heerschzucht.
In- verbeelding zien zij zich al tronen in
een soort Sociale Kamer, in rang met een
hedendaagschen Minister gelijk."
Die lieflijkheden aan het adres der voor
mannen van de R. K. Vakbeweging want
daarvoor zijn ze stellig bedoeld behoeven
geen bespreking, maar wel zouden wij kun
nen opmerken, dat het goed is, dat we in den
loop der jaren hebben verleerd ons over ook
maar iets al te zeer te verwonderen, anders
gaf deze uiting over ons Paaschmanifest
daartoe wel eenige aanleiding.
Want grooter we zullen maar zeggen
vergissing kan men op dat terrein toch al
moeilijk begaan. Het is toch werkelijk wat al
te dwaas, om het voor te stellen alsof de ge
heel R. K. Vakbeweging, waartoe 'de groot
werkgevers, middenstands- en landbouw
organisaties behooren, zich hebben laten ver
leiden tot iets wat in wezen niets of weinig
van de socialisatie afwijkt.
Tot een dergelijke en ietwat zonderlinge
{edachte kan men slechts komen als van de
vooropgezette stelling uitgaatwat de R. K.
Vakbeweging doet, moet beslist verkeerd
zijn, dus ook zónder het Paasch-manifest
te lezen, kunnen we wel aannemen en zeg
gen, dat het een stuk socialisme is.
Mij althans wil het voorkomen, dat ie
mand die het Paasch-manifest in zijn geheel
leest nooit tot een dergelijke uitspraak kan
komen.
Als daarin wordt gesproken van organen
van den Nederlandschen Staat, dan wórdt
daarmede precies het tegenovergestelde be
doeld van staatsexploitatie.
Er kan zooals met alles verschil van
nzicht bestaan over de uitwerking van be
paalde punten, maar dat het Paasch-manifest
als zoodanig zou gaan in de richting van
Staatsexploitatie, moet voor ieder die bedoeld
manifest gelezen heeft toch wel het zonder
lingste zijn wat men er van zeggen kan.
Het tegendeel is al te duidelijk te lezen.
Men wil daarin het georganiseerde bedrijf
publiekrechtelijke bevoegdheden geven,
waardoor het zich kan losmaken van de Staats-
bemoeing men wil het juist voor zoover
dat niet in strijd is met het algemeen welzijn
autonomie verschaffen en zoowel de wet
geving als de rechtspraak, voor zoover deze
op zijn terrein liggen aan hem toevertrouwen.
„Opbouwende Staatkunde", is geen tijd
schrift dat voornamelijk onder de arbeiders
zijn lezers zoektvoor zoover ik het kan be-
oordeelen wordt het meer bijzonder gezocht
door sloopers die gaarne alles onderstboven
loopen wat er heden bestaat en wier „opbou
wing" dan ook meer bestaat in critiek op het
bestaande dan in opbouwenden arbeid.
In zooverre kan dus ook het artikeltje van
,R" als onschadelijk terzijde worden ge-
egd maar dergelijke denkbeelden hoe
dwaiis ook op zich zelf verbreiden zich
vaak heel gemakkelijk en er kan m.i. niet
genoeg tegen gewaarschuwd worden om alles
en nog wat maar met het etiket-socialisme
te beplakken.
Als zélfs het streven van de arbeiders naar
medezeggingschap in het bedrijf waarme
de de gezamenlijke ondernemingen in een
aedrijfstak worden bedoeld als socialisme
worden gebrandmerktals men stelselmatig
de grenzen tusschen socialisme en geoorloof
de of zelfs wenschelijke acties, gaat verdoeze
len dan lijkt mij de vrees niet ongegrond, dat
de groote massa het spoor al zeer gemakkelijk
bijster raakt.
Wie zich den tijd in 't geheugen wil terug
roepen dat elke actie voor lotsverbetering
voor de arbeiders die nu zelfs door Simon
Maas c. s. als nuttig worden geprezen
ioo sommigen als socialisme werd uitge
kreten en daarbij dan tevens nagaat hoe
daardoor velen van ons zijn vervreemd ge
worden, die wij anders waarschijnlijk had
den behouden die zal ook gevoelen welk
gevaar er in schuilt om dingen die met socia
lisme niets te maken hebben toch socialis
tisch of socialisme te noemen.
Het is waar ook de socialisten hebben
zich nu voor bedrijfsraden uitgesproken,
maar dat behoeft ons toch waarlijk niet be
zorgd te maken. Vooreerst at niet, omdat er
voor ons geen enkele reden tot ongerustheid
behoeft te zijn wanneer het gezond verstand
in die kringen tot iets beters voert dan the
oretici vroeger aan de massa hebben voorge
houden.
Ook het collectieve contract vond bij de
socialisten vroeger geen genade, maar we
hebben het nooit als een nadeel aangevoeld,
dat zij daarvan zijn teruggekomen.
Thans moet bedrijfsorganisatie dienen als
voorbereiding voor de socialisatie en socia
lisatie als voorbereiding voor het socialisme,
zoodat de weg naar „het heilig ideaal" nu
juist niet korter schijnt dan jaren terug en we
hebben ongetwijfeld kans, dat op dien lan
gen weg over de werkelijkheid van het le
ven, het gezond verstand hen nog wel dichter
zal brengen bij de oplossing zooals wij die
steeds hebben gezien.
In Engeland schijnt men volgens de le
zing van Mac Donald al heel wat andere ge
voelens te koesteren en wellicht willen de
Nederlandsche socialisten, die den laatsten
tijd zoo gaarne naar Engeland verwijzen
düarvan wel iets over nemen.
Maar hoe dat ook zij er is voor ons geen
reden om te betreuren, dat ook in dien kring
volle aandacht wordt gewijd aan het vraag
stuk der Bedrijfsorganisatie en om niet met
alle kracht te ijveren voor een stelsel dat op
sociaal-economisch terrein meer voldoening
kan brengen, zooals met ons Paasch-manifest
werd bedoeld.
Wie het daarmede niet eens is, kan probee-
ren iets beters aan te geven, maar om het als
socialisme verdacht te maken is een wat al
te gemakkelijke opvatting van verbeteringen
aanbrengen en kan slechts dienen om de
waarlijk toch niet al geringe verwarring nog
grooter te maken.
Voor hen die van concurrentie houden
nvoet het wel zeer aangenaam zijn, dat de
Rijksverzekeringsbank en met haar verschil
lende Raden van Arbeid als 't ware in
voortdurende en scherpe concurrentie is met
het nieuwe instituut, dat we voor een stuk
sociale verzekering hebben gekregen, n.l.
de bedrijfsvereeniging.
De een beweert het al goedkooper te kun
nen dan de ander. Het heeft mij maar wei
nig kunnen bevredigen toen ddstijds de pro
paganda voor de bedrijfsvereeniging voor
een belangrijk deel op het zoo geliefkoosde
terrein van bezuiniging werd gebracht.
Er zijn, dunkt mij, behalve bezuiniging
oi wil men goedkoop beheer, nog gronden
genoeg Waarop men kan bepleiten om de
uitvoering van de sociale verzekeringswet
ten voor een belangrijk deel door Bedrijfs-
vcreenigingen te doen verrichten.
Intusschen we hebben gekregen concur
rentie in bezuiniging tusschen de officieele
en particuliere organen en voor zoover dat
een wederzijdsche poging zou zijn om op
de goedkoopste wijze de wet uit te voeren
is dat een te waardeeren verschijnsel, wan;
niemand is er mee gediend als onze soci
ale verzekeringen duurder zijn dan noodig
is.
Maar ik heb al meerdere malen de vrees
geuit, dat het streven naar bezuiniging het
gevaar niet denkbeeldig maakt, dat de ver
zekerden n.l. de arbeiders daarvan de du
pe worden.
Bij de ongevallenverzekering kan dat
niet zoo gemakkelijk omdat de arbeider
krachtens de wet verzekerd is, los van dc
vraag of de werkgever wel voldoende of
desnoods heelemaal geen premie voor hem
heeft betaald, doch bij de Invaliditeitswet
is dat anders.
De voordeelen welke deze wet den ar
beiders biedt, hangen af van t aantal ze
gels, dat er voor hen geplakt is en daar
mede wordt maar al te vaak raar omge
sprongen.
Het is aan geen twijfel meer onderhevig
of in zeer veel gevallen durven losse ar
beiders hun rentekaart niet aan te bieden
omdat zij reden hebben om aan te nemen,
dat zij dan verder voor werk niet meer in
aanmerking komen.
Zelfs van uit de bloembollenstreek waar
toch in algemeenen zin niet kan worden
gezegd, dat de arbeiders zwak staan tegen
over de werkgevers, worden de klachten
steeds talrijker, dat men om bovengenoem
de redenen maar liever niet te veel over
de rentekaart wil praten.
Dat euvel heeft vooral in den landbouw
vormen aangenomen, die zeker de vraag
wettigen of onder dergelijke omstandighe
den het zegelstelsel wel kan gehandhaafd
blijven en of niet moet worden omgezien
naar een meer doeltreffende methode.
Er zou wellicht bij het huidige stelsel
wel verbetering zijn aan te brengen, maar
de concurrentiegeest tusschen Raden van
Arbeid en bedrijfsvereeniging eenerzijds
en tusschen de verschillende Raden ander
zijds maakt de oplossing niet gemakkelij
ker.
De bezuinigingswoede heeft hen aange
grepen en geen enkele wil gaarne, als de
duurste worden aangemerkt.
Hoever of we intusschen reeds van huis
zijn geraakt kan men nagaan als men het
werkelijk interessante artikel leest wat daar
over handelt en voorkomt in het Weekblad
van den Noordbrabantschen Christelijken
Boerenbond van 14 Maart j.l.
Daarin wordt geklaagd over allerhande
moeilijkheden met de Rijksverzekeringsbank
zoo zelfs, dat men soms een jaar later nog
premie moet terugbetalen aan menschen
die zich wel opgeven als premieplichtig voor
de ongevallenverzekering, maar niet voor
de Inv. en Ouderdomsverzekering
„Men zal mij vragen, maar hoe is zulks
mogelijk Ik zal u dat zeggen. Als onze
plaatselijke commissie bij een boer komt om
te vragen hoeveel loon hij denkt uit te ge
ven, dan wordt dat door hem vrij nauw
keurig op gegeven aan de commissie. Krij
gen wij die opgaaf binnen, dan staat voor
ons vast, dat die persoon naar die opgave
premie moet betalen. Enkele maanden na
dien b.v. komt ook nog eens een controleur
van den Raad van Arbeid aan dienzelfden
werkgever vragen of hij arbeiders in dienst
heeft. Dié boer, (natuurlijk nooit geen ze
gel geplakt) zegt doodleuk aan dien con
troleur, dat hij niemand in zijn dienst heeft.
De controleur geeft hiervan kennis aan de
R. V. Bank en wij ontvangen van den
Rijksverzekeringsbank bericht, dat ten on
rechte aangifte van het bedrijf is gedaan.
Of wij nu al zekerheid hebben van het te
gendeel, niets baal, de controleur alléén
weet het."
Vooral twee zaken verdienen dc aandacht.
Op de eerste plaats, dat hier in een or
gaan van de boeren zelf wordt bevestigd,
dat verschillende landbouwers „doodleuk"
tegen de ambtenaren van de Raden van
Arbeid zeggen, dat ze niemand in hun
dienst hebben, ofschoon „vrij nauwkeurig"
opgeven voor de ongevallenverzekering en
op de tweede plaats, dat het officieele or
gaan een houding aanneemt juist tegenover
gesteld aan die welke hij zou moeten aan
nemen als hij richtige naleving van de wet
voorstaat.
Wat toch zou eenvoudiger zijn dan men
schen, dié vrijwillig aangifte doen van het
verloonde bedrag, doch ontkennen, dat zij
menschen in dienst hebben waarvoor zij
moeten plakken, eens aan hun pols te voe
len en eens te informeeren, aan wie zij
dat bedrag verloond hebben?
Maar dat kost onderzoek, dat is in strijd
met de bezuiniging en dat, gepaard aan een
beetje concurrentiezucht, zegt men tegen
zoon landbouwer dat hij geen verzekerings-
plichtig bedrijf heeft.
*t Is me de methode wel en als zóó' de
bezuiniging er moet komen, dan gaan we
precies den verkeerden kant uit.
Het wordt waarlijk tijd, dat er op de
wijze, waarop thans zegels geplakt worden,
eens wat meer de aandacht wordt gevestigd.
Het moge voor menschen als Ds. Kersten
een versnapering zijn, voor allen, die het
ernstig meenen met de naleving van een
zoo nuttige wet als de onderhavige, kan het
slechts een teleurstelling zijn, te vernemen,
hoe de meest zwak-staande arbeiders de
dupe worden van een dergelijk systeem.
A. J. L.
R. K. TRANSPORTARBEIDERS.
Op Zondag 6 April a.s. zal de R.K. Trans
portarbeidersbond te Utrecht zijn 5de ver
gadering van den Bondsraad houden.
Er komen op de agenda verschillende
voorstellen voor de contributie betreffende,
benevens een voorstel om wederom bij het
weerstandsfonds van het Vakbureau aan te
sluiten.
DE STRIJD IN DE TEXTIEL
INDUSTRIE.
Veel nieuws is er niet over te vertellen
het conflict heeft zoodanig de belangstelling
van allen, dat elke bijzonderheid in den korst
denkbaren tijd aan de lezers van de ver
schillende dagbladen wordt voortgezet.
De heeren Textielfabrikanten hebben ge
klaagd, dat alles in dezen strijd tegen hen is,
vanaf den „bolsjewiek tot den Bisschop".
Intusschen is er een lichtstraaltje gekomen;
de voorzitter van de Fabrikantenvereeniging
heeft aan een persman te kennen gegeven,
dat de fabrikanten niet tegen een bespreking
gekant zijn en aanstonds hebben de organi
saties zich schriftelijk tot de fabrikanten ge
wend. Of daaruit iets zal groeien wat toena
dering brengt?
Door den heer Albarda c.s. is een initiatief
wetsontwerp bij de Staten-Generaal inge
diend, waarvan de strekking is een enqueue
te kunnen instellen teneinde te kunnen vast
stellen wie der partijen verantwoordelijk
moet worden gesteld voor het onstaan en het
voortduren van het conflict en na te gaan in
hoeverre de eischen van partijen redelijker
wijze voor inwilliging vatbaar zijn.
Ook de Arbeidsgeschillenwet die per 1
April a.s. in werking treedt kent het enquette-
recht.
Misschien is ook dat een aanleiding om de
fabrikanten tot eenige meerdere toenadering
te bewegen.
De steunbeweging geeft intusschen een
stijgende lijn te zien er komt dus ook op dat
terrein meer medeleven met die strijders daar
aan het „Oosterfront" van wier rechtvaardi
gen strijd nu toch wel iedereen doordrongen
zal zijn.
A. J. L.
DE KINDERLEVENACTIE.
Wij zullen eindelijk eens verslag doen
van de kinderlevenactie die ter gelegen
heid van het 10-jarig bestaan van Her
wonnen Levenskracht" georganiseerd is,
om kinderen uil te zenden.
En hoewel we onze verwachtingen hoo-
ger gespannen hadden, mogen we met de
opbrengst toch tevreden zijn. Immers een
bedrag groot 5.902.47, bijeengebracht
door onze arbeiders in deze moeilijke
tijdsomstandigheden, nu van zoo verschil
lende kanten het leven moeilijk gemaakt
wordt, stemt wel tot tevredenheid.
Als alle comité's hadden meegewerkt en
allen hun best hadden gedaan zou de op
brengst grooter geweest zijn. Er is zooveel
noodig voor de uitzending van een kind.
En er wachten meer dan 200 kinderen op
uilzending.
Doch niet le vroeg geklaagd!
De comité's, die nog niets hebben afge
dragen, zullen nog van plan zijn, dat te
doen. We zijn natuurlijk te allen tijde
gaarne bereid, de nog nakomende giften in
ontvangst te nemen.
Ook al zijn deze giften niet van comité s
doch van particulieren!
Geen enkele gift is ons te groot!
Geen enkele gift is ons te klein!
De commissie voor plaatselijk werk
dankt allen, die tot het welslagen dezer
actie hebben meegewerkt. Dank vooral
ook aan de besturen der R.K. vakbonden,
die ons steeds ter wille en tot hulp be
reid waren, waarbij we niet mogen verge
ten afzonderlijk te noemen den heer Jos
van Seggelen die ook voor deze actie zijn
talent beschikbaar stelde
(Zonnebloemen).
VERLENGING VAN DEN ARBEIDS
DUUR.
In antwoord op een artikel van Mr. M. P'
L. Steenberghe, voorkomende in den Neder
landschen Mercuur, waarin hij tot de con
clusie komt, dat tijdelijke opschorting der
Arbeidswet wat betreft den arbeidsduur,
wordt thans door Dr. J. v. Beurden in het
zelfde orgaan de zaak waarover het gaat nog
eens bezien, waaraan het volgende is ont
leend
„De geachte schrijver erkent, dat de kwes
tie der verlenging var. den arbeidstijd theo
retisch prachtig wordt opgelost door art. 28,
lid 7, aan de Arbeidswet zoodanig te wijzigen
en aan te .vullen, dat hetgeen daar gezegd
wordt met betrekking tot de verschuiving
van den arbeidsduur, evenzeer zal gelden
ten aanzien der verruiming van den werktijd.
Niettemin is Mr. Steenberghe van oor
deel, dat tegen de voorgedragen oplossing
groote „practische" bezwaren bestaan, die
Z.i. een tijdelijke opschorting der Arbeidswet
op dat punt, onbetwistbaar noodzakelijk
maken.
Is dit inderdaad zoo
Laat ik beginnen met den schrijver te ver
zekeren, dat de door hem vermelde, aan eigen
practische ervaring ontleende bezwaren, voor
ondergetee kende den gloed der nieuwheid
misten op het oogenblik, dat hij zijn betrekke
lijk opstel schreef.
Want al neem ik graag aan, dat Mr. Steen
berghe ter zake over rijker ondervinding
beschikt, toch zijn de door hem gesignaleerde
moeilijkheden geenszins aan mijn aandacht
ontgaan.
Wel zal het gewicht diermoeilijkheden niet
door allen gelijkelijk worden gewaardeerd,
doch wijl een gedachtenwisseling daarover
niet aan de orde is, kan ik er gevoeglijk het
zwijgen toe doen.
Ik wensch dan ook iets anders tegen het
betoog van Mr. Steenberghe in te brengen.
De geachte schrijver gaat toch blijkbaar uit
van de onderstelling, dat de bezwaren, welke
hij heeft aangevoerd, zich niet zullen doen gel
den, indien de werking van den wettelijken
achturendag tijdelijk wordt opgeschort.
Maar meent Mr. Steenberghe inderdaad,
dat, als morgen aan den dag de Staten-Gene-
raal met meerderheid van stemmen zouden
besluiten den wettelijken achturendag 3 a 4
jaren buiten werking te stellen, de georgani
seerde arbeiders, dan overmorgen op com
mando van de werkgevers 9 a 10 uur daags
zullen gaan werken
Tijdelijke opschorting van den wettelijken
achturendag legt immers aan de arbeiders
geenszins den plicht op, metterdaad langer
dan acht uur daags te werken.
Ook dan blijven zij even vrij als voorheen,
den arbeidstijd op gemiddeld acht uuj per
dag te handhaven.
En in den bestaanaen toestand komt daar
door geen andere wijziging dan deze, dat n.l.
de wet geen sta-ia-den-weg meer is voor
werkgevers en werknemers, om in onderling
overleg den arbeidsdag op langer dan acht
uur te bepalen.
Maar als feitelijk ook bij tijdelijke opschor
ting der Arbeidswet nog overleg noodig is
tusschen partijen om tot een langeren werk-
o-ag te komen, dan zullen de bezwaren va c
den schrijver voor zoover zij reëelen
grond hebben evenzeer aan den dag tre
den in het door hem gestelde geval, als bij
aanvulling van art. 28. lid 7, in den door mij
geschetsten zin.
En daarom lijkt het me ten eenenmale on
juist gezien van Mr. Steenberghe, om met
de evenbedoelde bezwaren te opereeren te
gen de door mij voorgeslagen oplossing en
ten voordeele van den door hem aangedien-
den maatregel.
Doch mogelijk wordt hiertegen aange
voerd, dat in de gegeven economische om
standigheden, opschorting der huidige be
perking van den arbeidsduur, in ieder ge
val aan den werkgever de macht in handen
legt, om den arbeider te dwingen langer dan
acht uur te werken.
Welnu, mocht dit inderdaad het doel zijn
van den aandrang, om bedoelde opschorting
te verkrijgen, dan huiver ik eerst recht voor
de vermoedelijke gevolgen daarvan.
Want dan zie ik zich ontwikkelen een
reeks van sociale conflicten, die aan het eco
nomisch leven veel grooter schade toebren
gen, dan het voordeel, dat door tijdelijke
opschorting van den wettelijken achturen
dag wordt beoogd.
't Is dan ook juist de vrees geweest voor
deze conflicten en voor een brute storing van
den socialen vrede, welke blijkens berich
ten in de pers er toe hebben geleid, dat
kort geleden door het Zwitsersche volk bij
referendum is verworpen het voorstel van
wet, om ook daar te lande den wettelijken
achturendag drie jaar buiten werking te
stellen.
Overigens moge Mr. Steenberghe er zien
van overtuigd houden, dat ook de Nederland
sche arbeider zich zoo maar niet zal laten
dwingen tot langer werken, als eenmaal het
wettelijk staketsel zal zijn weggenomen.
Zelfs niet in de huidige critieke economi
sche omstandigheden, die hem uiteraard in
een zwakkere positie hebben gebracht.
Getuige o. m. het groote en taai volge
houden conflict van deze dagen in de Twent-
sche textiel-industrie.
Neen, opschorting van den wettelijken
achturendag geeft niet den minsten waarborg,
dat de arbeiders meer willig zullen zijn en
bereid, om langer te gaan werken.
Ook in dat geval kan alleen overleg tusschen
partijen daartoe leiden.
En dat zulk een overleg gunstige resul
taten kan afwerpen, blijkt genoegzaam uit de
toepassing op ruime schaal van het systeem
der overwerkvergunningen, die toch ook
geen effect zouden sorteeren, indien partijen
daaromtrent niet tevoren door overleg tot
overeenstemming waren gekomen.
Geheel terecht en volkomen in de lijn van
hetgeen hier andermaal door mij is betoogd,
zei dan ook Minister Colijn in de zitting der
Tweede Kamer van 19 Februari j.l. aan 't
adres van hen, die op wettelijke verruiming
van den arbeidstijd hadden aangedrongen
door tijdelijke opschorting der Arbeidswet
„Inzake den arbeidsduur is er ruimte
gemaakt, om door overleg tot langeren
werktijd te komen. De wettelijke ver
ruiming van den arbeidstijd waarborgt
geenszins, dat er inderdaad langer ge
werkt zal worden. De gelegenheid tot lan
ger werken bestaat ook nu en het is zeer
de vraag, of een wettelijke verruiming op
't oogenblik aan de neiging om door
onderling overleg tot langeren werktijd
te komen, geen afbreuk zou doen, of men
daardoor de paarden niet achter den wagen
zou spannen.
De laatste zin dezer ministerieele uit
spraak wijst op een bezwaar, dat reeds vroe
ger op een andere plaats door mij schrij
vende over dit onderwerp met nadruk
is gesignaleerd.
Mede daarom heb ik met voldoening van
die uitspraak kennis genomen en ze hier
volkomen naar de letter weergegeven."
De wilvisch zoekt een goed heenkomen.
In een geordende maatschappij, zoo me
diteert een medewerker in het „Berliner
Tageblalf", houdt men om de zooveel jaar
volkstellingen. Het is het goed recht van
een land, na te gaan over hoeveel inwoners
het beschikt, en of hun aantal vermeerderd
of verminderd is.
Wanneer liefde voor de. statistiek ken
schetsend is voor de orde in een staat, dan
moet Engeland wel een der ordelijkste lan
den ter wereld zijn. Engeland organiseert,
aldus vertelt bedoelde medewerker, van tijd
tot tijd zelfs een volksielling onder de vis
sollen in de Noordzee, hetgeen geen kleinig
heid is. Wanneer het echter blijkt, dat de
.haringen of schelvisschen schaarscher zijn
geworden,- komen die vischsoorten meteen
tegen hooger prijzen aan de markt. Daarmee
staat de staathuishoudkundige beteekenis
van deze statistiek boven twijfel vast. Ter
wijl men evenwel van een staatsburger ver
langt, dat hij ten behoeve van de volkstel
ling een vragenlijst invult, kan men zien in
dat opzicht op de visschen niet verlaten.
Men komt daarom den visschen wat meer
tegemoet dan den menschen welke
laatsten er trouwens heelemaal niet ia-
loersch op zijn.
Er worden n.l ieder jaar eenige vaartui
gen op zee gestuurd, aan boord waarvan
zich hoofdzakelijk deskundigen bevinden. Zij
halen een week lang bonderden „monsters
uit zee op monsters in de beteekenis van
proefexemplaren, stalen. Wat ze daarbij in
handen krijgen, wordt gesorteerd, geteld en
vervolgens weer in het water geworpen.
Dan-stoomt men een halve mijl op, zoodat
men er zeker van kan zijn, niet nog eens de»
zelfde visschen te tellen.
Bij de vorige teling bleek de visch, die
het meest voorkwam, witvisch te zijn, die
bestemd is, door schol en schelvisch te wor
den opgegeten.
Men heeft uitgerekend, dat er op een ge
bied van 1200 vierk. K.M. in de buurt var.
de Doggersbank 4 billioen 680 milliard
(4.680.000.000.000) jonge en 560 milliard ouda
exemplaren aanwezig zijn. te zamen een ge
wicht vormende van 19.000 ton.
Den laatsten keer zijn de deskundigen
zéér bedrukt naar huis teruggekeerd. Dc
kleine witvisch was erg achteruitgegaan. OI
de schollen en schelvisschen hebben het
laatste jaar een geweldigen eetlust gehad, o!
wel de witvisschen, in rade vereenigd,
hebben besloten, naar een streek te vertrek
ken, waar ze minder gevaar loopen, opge
peuzeld te worden.
Hoe het zij, de schollen en schelvisschen
uit de contrijen van Doggersbank hebber
15.000 ton etenswaar minder. Ze hebben het
blijkbaar nog niet gemerkt, anders zouden
ze niet nog op volle sterkte rondzwemmen.
Maar dat ze er binnenkort achter zullen
komen, begrijpen de experts heel goed, en
de visschers hebben daaruit hun conclusie
reeds getrokken: de laatste dagen is de
schol en de schelvisch in prijs geslegen.
In de N, T. Ct. vestigt mr. A. G. A. ridder
van Rappard de aandacht op een door een
landbouwer in een der Belgische landbouw
bladen aanbevolen middel tegen mond- er
klauwzeer. Deze prijst het als geneesmiddel
en als voorbehoedmiddel tegen de ziekte.
In een champagneflesch van een liter in
houd doet men 100 gram goed zuivere, droge
gist. Men voegt daaraan toe een kwart liter
azijn en vier klontjes witte suiker. Vervol
gens vult men de flesch met water, men
kurkt deze en men bindt er een flink touw
om, opdat de kurk er niet kan afvliegen.
Ten slotte plaatst men de flesch gedurende
twee uren op een warme plaats om den in
houd te laten gisten. Daarna geeft men hel
zieke beest of dat hetwelk men voor be
smetting wil vrijwaren het middel eens in.
Het komt hoogst zelden voor, zegt de
Belgische landbouwer, dat men meer dan
eens het middel moet toepassen. Doorgaans
herkrijgt het zieke dier na 4 of 5 uur zijn ge»
wonen eetlust.
Naar het „Centrum" verneemt, zal in d#
buurt van Budel (N.-B.) binnenkort weder
een nieuwe zinkfabrick verrijzen. Eenige
grool-industrieelen zijn tot dit besluit geko
men en kochten daartoe een enorme opper
vlakte aan.
In de Donderdag gehouden zifting van dc
Belgische Kamer heeft de afgevaardigde
Huysmans een interpellatie aangevraagd
over de betrekkingen met Nederland. De
interpellatie zal binnenkort aan de ordi
komen.
Uit het verslag van de S. D. A. P. ovei
1923, blijkt,, dat het aantal leden daalde
van 42047 tot 41230.
Gewezen wordt op het feit, dat in de drie
groote steden met een gezamenlijk inwoner
tal van 1.600.000 zielen, slechts 10.000
sociaal-democraten georganiseerd zijn.
Het aantal soc. dem. statenleden liep vaa
117 tot 107 terug.
Het totaal aantal zetels in de gemeente
raden, daalde van 1105 tot 1069 of ongeveer
met 3 pet.
De heer A. R. Maes, zoo lezen wij in
het Alg. Ind. Dagblad, werkzaam op de
uikerfabriek Nieuw Tersana, bij Cheri-
bon, is vermoord.
Uit het' getuigenverhoor cn volgens ver.
klaringen van den dader zelf heeft de zaak
zich als volgt toegedragen:
Een der Inlandsche mandoers, die bezig
was specie te mengen, kreeg van den heet
M. een uitbrander en aanzegging dat hij
ontslagen zou worden. (Enkele personen
beweren, dat dc heer M. geslagen heeft).
Zonder verder naar den man om te zien
begaf M zich naar een op circa 10 meter
afstand gelegen put, welke pl.m. 4 meter
die is.
Hij hurkte op den rand om op zijn ge
mak te kunnen zien wat beneden voorviel.
De mandoer kwam even daarna naar hem
toe en vroeg; Ben ik werkelijk ontslagen*
meneer?
M. draaide zijn hoofd naar rechts om en
zei; Ja. De mandoer had eer. puntig breek
ijzer in zijn hand (in gebruik om steenen
stuk te slaan) en heeft vervolgens den heer
M. eerst een por in den rug en toen een
5-tal steken op het hoofd toegebracht, met
het gevolg dat zijn slachtoffer in den put
viel. (Eén der hoofdwonden moet 7 c.M.
diep zijn). In den put lag een hoeveelheid
gegolfd dakijzer, waarop het lijk later werd
aangetroffen. -
Dit plaatijzer is in het belang van het
onderzoek in beslag genomtn, evenals het
later in den put gevonden moordwerktuig.
Het is' immers ook best mogelijk dat en
kele hoofdwonden veroorzaakt zijn door
den val in der. put? Hei breekijzer, dat
met modder bedekt was, is voor microsco
pisch onderzoek naar Batavia opgezonden.
De moordenaar heeft zichzelf aangegeven
bij de baleh dessa. daar de ass.-wedono.
aan wens woning hij zich eerst vervoeg
de. niet thuis was.
Berliin.
Nieuwhof, de sinds vele jaren in een
der goeie volksbuurten gevestigde schoenen
winkelier, stond aan z'n toonbank 'n zen
ding .nieuw seizoenwerk" uit te pakken van
de .Zuid-Brabantsche Schoenenfabriek."
Toen z'n buurman, Jan Hollewiet, win
kelier in huishoudelijke artikelen, 'n mor
gen-praatje kwam houden.
,,'t Blijft maar stilletjes in zaken, hé?"
„Bar" zei Nieuwhof en wreef met z'n
mouw over 'n dof plekje van 'n „lak-leertje".
„Aardig werk, hé duwde hij 't
aarsje naar Hollewiet.
„Zoo Hollandsch werk Van de Zuid-
Brabantsche
„Ja.... en niet duur."
„Ik geloof, dat je anders in jouw vak op 't
Dogenblik óók razend goedkoop in Duitsch-
ïand terecht Kan.'
„Ja, dat zeggen ze. D'r mot in Berlijn 'n
euze-schoenen-grossierderij wezen, waar je,
'n Hollandsche guldens uitgerekend dan,
de boel voor 'n schimmetje kan koopen. 'k
Heb al es gedacht om d'r heen te gaan....
Maar als ie geen Duitsch kan en nooit in
Berlijn bent geweest.... En trouwens, de
tij'zijn d'r niet naar. om groote partijen ot>
te doen. Je blijft met de grootste helft zitten
als 't niet 'n beetie meeloopt."
„Dat kan, maar dan heb iij je winst 'r al
dubbel en dwars uit. Ken je Bouman, die 'n
schoenenzaak heb in de Hofstraat Da's
'n neef van meprachtgoedje heb die
gekocht, mekant voor niksanders wist
ik 't natuurlijk ook niet. Ik heb wel zin, om
es naar Berlijn te gaandan koop ik nog
'n stelletje emadle'n paar jaar geleëe
had 'k zoowat 'n wagon vol voor 'n drie
honderd pop"
„Kost dat duur.... naar Berlijn?'
„Wel nee. man.... je gaat goedkooper
naar Berlijn dan naar Maastricht tegenwoor
dig. En voor de taal hoef je geen zorg te
hebben. Ze praten daar even gemakkelijk
Hollandsch als hier."
„Nou'k heb 'r wel zin in. 't Is meteen
'n prettig reisie. En als je naar de Jaarbeurs
gaat ben je ook gauw 'n paar tientjes kwijt.*'
Nieuwhof en Hollewiet kwamen in Ber
lijn aan....
En stonden elkaar aan te kijken.
Ze hadden we 1 adressen, maar meer ook
niet.
Er kwam 'n buitengewoon vriendelijk
heer op hen af, die vloeiend Hollandsch
sprak.... met 'n accent, wat Nieuwhof
wel eens in 'n zekere bekende buurt van
Amsterdam meende te hebben gehoord.
„Neemt u me niet kwalijk heeren'
lichtte hij even z'n hoed op „als ik me
niet vergis komt u uit Holland
Ze knikten, 't Kwam te plotseling om al
iets te kunnen antwoorden.
„Voor zaken hierheen gekomen mis
schien
„Ja, da's te zeggen...."
„OjuistJa, ik vraag excuus als 'k
misschien te vrijpostig benmaar spreekt
u Duitsch.... dal wil zeggen: goed
Duitsch
„Nougoed en goed is twee".aar-
zefBe Nieuwhof, die zoo m.n 'n woord
Duitsch sprak als z'n buurman.
„Jakijk u esging de heer
vriendelijk voort „u moet 't zelf weten,
maar als de firma's hier maar eventjes mer
ken dat u Hollanders bent. dan wordt u op
'n reuze-manier afgezet. Kijk u es, ik ben
iemand van 't gezelschap Hollandsche han
delslui m'n naam is Calkoen die reeds
geruime tijd in de voornaamste Duitsche
plaatsen verblijven, om de landgenooten,
die hier zaken komen doen tegen afzetterij
te beschermen. Wij treden zoo gezegd op
als tusschenpersoon, begrijpt u? We staan
met de grootste handelshuizen in relatie.
Niet alleen, dat ze om niet durven over
vragen, maar wij kennen alle prijzen op 'n
prik.we weten welk goed voor Holland
geschikt is eri wat niet..Om kort te gaan;
wij zorgen, dat u zoo voordeelig mogelijk
inkoopt, 't Spreekt vanzelf, dat we voor
kosten en bemoeiingen eenigszins schadeloos
moeten worden gesteld. Maar dat scheelt
u hoogstens 'n procent of 5 van de factuurs-
prijsmaar dat is 't dubbel en dwars
waard.... want nogmaals als ze zien, dat
ze Hollandders voorhebben, dan bent u nog
niet gelukkig."
„En" zei Nieuwhof, die eerst even op
verhaal moest komen na de kletterende
woordenstroom van „de vreemde landge
noot." „en.... zou u dus nou direct
al bereid zijn met ons mee te gaan
„Zeker, heeren.... zeker..... ik ben
heelemaal tot uw dienstDat zei 'k u
immers wij doen hier niets anders
Wat moet u koopen
'„Schoenen-... en hier, me buurman,
wou wat emaiile hebben...."
„O, schoenendan moet u bij Lu-
dorff en Co zijn?"
„Nee.... ik heb 'n ander adres opge
kregen Wulff of zoo iets - - 'k heb 't
in me portefeuille zitten."
„Wulff zegt u? Wulff? Maar meneer
hoe komen ze 'r bij u dat adres op te geven?
Da's niks, meneer.niks Grof werk en
duur. Nee. dan Ludorffdan Ludorff.
eerste klas firmaMaar ja, u moet na
tuurlijk zelf wetenik dring 't u ab
soluut niet op, lioor.maar
„Nee, neeals u 't beter vindt om
naar die firma Ludorff te gaan, dan
„Veel beter, meneer.... wij kennen elke
zaak.... dat begrijpt u.... Maar de hee
ren willen misschien eerst iets gebruiken?
„Nou, dat was wel
„Dan gaat u hier recht tegenoverda's
'n degelijk restaurant. en dan gaan we
straks met 'n trammetje naai Ludorff
„We zullen eerst maar wat eten, ja"
vond Nieuwhof „Mag ik meneer mis
schien óók iets presenteeren
Meneer Calkoen deed heel bescheiden,
doch accepteerde.
's Middags stonden ze in 'n reuze-maga
zijn met veel verdiepingen. Ze werden duize
lig van 't gekrioel van menschen.
Meneer Calkoen smoesde eerst 'n poosje
apart met een van de chefs of 'n firmant.
Juist toen Hollewiet tegen Nieuwhof wou
zeggen, dat dat smoezen hem niet erg be
viel, kwam de heer Calkoen weer bij hun,
in gezelschap van de heer met wie hij 't
tamelijk vertrouwelijke onderhoud had ge
had.
Nieuwhof en Hollewiet kregen ontzet
tende hoeveelheden schoenen van velerlei
soort voor hun neus. De bedienende heer
noemde de prijzen in marken.... ge
tallen waar ze zoowat van achterover sloegen.
Nieuwhof wilde de prijzen in guldens.gaan
uitrekenen, maar meneer Calkoen begon
er hartelijk om te lachen. „Rekent u nog,
meneer Rekent u nog 't Is altijd te geef,
meneer, al zouden ze de helft méér vragen
maar dat doen ze niet als ik er bij ben en als ze
't toch mochten probeeren, dan krijgen ze
van mij de wind van voren, rekent u daar
°P
Nieuwhof werd „doodgegooid" met schoe
nen en prijzen. Hij kocht in 'n soort roes;
ook nog 'n 'partijtje opruimingswerk, heel
spot goedkoop.... 't leken wel modellen
van 'n paar jaar terug, maar in 'n volksbuurt
waar hij z'n winkel had keek 't publiek zoo
nauw niet, als 't maar 'n koopje kon krijgen.
Hollewiet wou telkens 'n gelegenheidje
zoeken aan Nieuwhof te zeggen, dat t hem
niks beviel, maar ze kregen geen seconde
tijd om met elkaar te praten, zoo druk en
jachterig ging alles.
Toen ze 't groote magazijn hadden ver
laten ging meneer Calkoen nog met hen naar
'n expediteur, die voor de verzending naar
Holland zou zorgen. Ook met die expediteur
werd door meneer Calkoen gesmoesd.
Van de emaiile -inkoop zag Hollewiet
maar af't was 'm te laat geworden....
De zending schoenen kwam aan.
Dat wil zeggen 'n groot gedeeltede
rest bleek onderweg gestolen
Nieuwhof en Hollewiet stonden zenuw
achtig de inhoud der kisten met de fac-
tuurs te vergelijken. Ja, minstens n tiende
was er uit gegapt.
Meneer Calkoen had twaalf procent ge
rekend voor z'n onkosten en bemoeiingen.»
en de expediteur veertien procent.
Toen ze alles, ook de reis en verblijf
kosten, goed gingen uitrekenen, kwam
Nieuwhof tot 't eindresultaat, dat ie goed
kooper bij z'n Zuid-Brabantsche Schoenen
fabriek had kunnen gaan.
Hollewiets' wantrouwige oogen vielen
op een der doozen, waarvan 't etiket ge
deeltelijk was losgegaan. Hij peuterde het
etiketje er heelemaal af en zag.... dat er
nog een ander onder zat.
Z'n oogen sperden zich.
Nieuwhof zag het en kwam er bij staan..
Beiden lazen ze toen op 't te voorschijn
gekomen oude etiket„Zuid-Brabantsche
Schoenenfabrie k