ELCK WAT WILS. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad - Zaterdag 29 Maart 1924 Bescheiden zijn. RECHTSZAKEN. Internationale oplichter. Laffe dieven. Diefstal met inbraak. HANDEL EN NIJVERHEID. LEGER EN VLOOT. WANTROUWEN. Ik geloof, aldus Mr. Romme in „de R.K. Werkgever" dat er niet een sociale wet is, waartegen zoo heftig wordt geageerd, als tegen de Arbeidswet. Maar ik geloof ook, dat nergens zoo moeilijk tegen te ageeren is als juist tegen die Arbeidswet. En hij voegt daar o.m. aan toe „Die moeilijkheid bestaat niet voor hen, voor wie strijd de groote en onmisbare beweeg-kracht is van sociaal leven hun past iedere gevechtsstelling wonderwel, en, baart hun strijd voortdurend nieuwen strijd, dan werkt de motor voor het nieuwe leven goed. Maar die moeilijkheid bestaat voor de genen, die in de overbrugging van de kloof, welke tusschen het proletariaat en de overige standen der samenleving geslagen ligt de noodzakelijke voorwaarde zien, om de maat schappij voor ondergang te behoeden. Het is een pijnlijk feit, dat het ongeveer geen Katholiek gegeven is, zijn stem tegen de Arbeidswet te verheffen, zonder dat er direct Katholieken en wel Katholieken met leidende functies gevonden worden, die niet aarzelen, hem zonder meer als pleit bezorger van een groeps-belang te brand merken. Dadelijk wordt de scheidings lijn getrokken, dadelijk ondergraaft men den grondslag, waarop alleen het mogelijk is, eikair te ontmoeten en tot vruchtbare ge dachten-wisseling te geraken. De schuld hiervan zit zeker niet bij hen, die er op uit zijn, om het vertrouwen in elkanders bedoelingen op deze wijze steeds meer te ondermijnen, maar voor een deel moet de schuld natuurlijk ook gezocht worden bij degenen, die blijk gaven tot de tegen standers der Arbeidswet te behooren. Deze laatsten gaven en geven wel eens aanleiding tot het opwekken van gedachten aan minder edele bedoelingen, hetzij door een weinig gelukkige uitdrukkingswijze, hetzij door te weinig begrip te toonen van de diepere negatieve beteekenis der Arbeidswet, die het anathema heeft uitgesproken over het liberale régime in het sociaal-economisch leven." Als we het bovenstaande aanvaarden, waar wel geen al te groot bezwaar tegen zal bestaan, dan heeft het m.i. weinig nut om bit te vorschen bij wie nu de meeste schuld moet worden gezocht, n.l. bij hen die een Hetze tegen de Arbeidswet ondernamen, of wel bij hen, die in élke poging om in de bedrijfsbehoefte te voorzien, een stuk reactie zien. Maar vast staat toch wel, dat men het den arbeiders, die geneigd zijn om toe te geven aan werkelijke bedrijfsbelang wat iets ruimer moet worden gedacht dan zuiver ondernemersbelang niet' al te gemakkelijk maakt. Het is zelfs te vreezen, dat de neiging van goedwillende arbeiders om in bepaalde ge vallen den arbeidsdag te verlengen geheel wordt weggenomen ais er niet ten spoedigste een einde komt aan de pogingen om zonder dringende noodzaak den arbeidsdag te ver lengen. Nog dezer dagen durfde de woordvoerder van een groep suikerfabrika'nten tegen de vertegenwoordigers der arbeiders zeggen, dat de arbeidsdag moet worden verlengd, het loon moet worden verlaagd, niet, omdat het bedrijf zulks eischt, maar omdat het nu eenmaal moet en daarmede uit. Nu is de suikerindustrie er niet een, waarin de fabrikanten het nu maar voor het dicteeren hebben er bestaat m.i. zelfs niet de allergeringste kans voor hen, dat ze hun begeerte zullen vervuld zien, maar de men taliteit welke in zulke krasse woorden tot uiting komt zegt genoeg. Als het zóó moet komen zal het niet ge makkelijk gaan en zou zelfs de vraag gesteld kunnen worden of we er wel ooit zullen ko men. Ook onder de arbeiders zijn. er heel wat die wel wat anders zouden wenschen dan een wet, die, ondanks alle afwijkingen en ondanks de meest 'soepele toepassing toch het kenteeken heeft, dat algemeene voor waarden worden gesteld aan de meest uiteenloopenae bedrijven met de meest uiteenloopende behoeften. Maar hoe wat beters te krijgen? Want daar gaat het toch tenslotte om. En dan schijnt het mij in alle opzichten onjuist om te meenen, dat men door agitatie ook maar iets zou kunnen bereiken. Juist het tegenovergestelde is waar. Eerst als de agitatie heeft opgehouden :erst din is de eerste' voorwaarde vervuld om verder te kunnen komen. I Zoolang er agitatie is, zalmen ook niets kunnen bereiken met art. 28 van de arbeids wet, waarbij -aan werkgevers en de organi- satie's van werknemers binnen bepaalde grenzen al heel wat bewegingsvrijheid is gelaten. Want daarvoor is een sfeer van vertrouwen noodig, welke niet verkregen wordt zoolang er agitatie tegen de wet zelf wordt gekweekt of pogingen worden aangewend, om de wettelijk gestelde norm te verleggen. Nog minder wanneer hier en daar onredelijke eischen worden gesteld of afgedwongen. Het wil er bij mij vooralsnog niet in, dat er, wanneer op redelijke wijze met de ar beiders wordt onderhandeld en openhartig met hen de behoefte van het bedrijf wordt besproken, de grootemeerderheid daar niet gevoelig voor zou zijn. Als we eerst eens hebben geleerd om de gelegenheid, welke de Wet zelf biedt te benutten als we dus eerst eens hebben geleerd om te verstaan, wat de Wetgever ons bij art. 28 van de Arbeidswet heeft willen leeren, n.l. dat werkgevers en werknemers overleg moeten plegen, moeten probeeren om het onderling ééns te worden over wat het bedrijf werkelijk behoeft en wat dus in het belang van beiden noodig is dan maar ook eerst dan is de eerste stap gezet op den weg waarvan wij tenslotte de hulp van den Wetgever bijna geheel kunnen missen. Zóó heb ik ook de Regeeringsverklaring over de Arbeidswet begrepen, die mij heel wat juister toeschijnt, dan de tot heden ge volgde methode, waarbij de machtspositie van de verschillende groepen feitelijk de alles- beheerschende factor is en uit dien hoofde steeds wisselende successen, doch een|per- manenten strijd zullen brengen. Zoolang van verschillende zijden nog po gingen worden aangewend om de wet als zoodanig gewijzigd te krijgen, zoolang zal ook het wantrouwen blijven. A. J. L. CIJFERS. We hebben titans voor ons de cijfers van de R. K. Vakbeweging over het laatste kwartaal 1923 en we kunnen dus de balans over het afgeloopen jaar opmaken. Wat ons Vakbureau betreft is het ledental dat op 1 October 1923 nog 104320 was, te- ruggeloopen tot 101110 wat een verlies be- teekent van '3210 leden. Erg bemoedigend is dat nog niet al zijn er teekenen, die er op wijzen, dat er een andere geest onder de arbeiders vaardig wordt zoo dat we het laagste punt reeds gepasseerd zijn. Wat niet weg neemt, dat de terugslag, óók in het 4é kwartaal 1923 ér een is, dié zich pijn lijk doet gevoelen en nog pijnlijker is, om dat we over 1923 de grootste verliezen heb ben. Over de geheele Vakbeweging staat de zaak als volgt: 1 Jan. 1 Jan. 1923 1924 Verlies N.V.V. 201.045 182.893 18.152 R.K.V. 122.558 101.110 21.448 C.N.V. 62.041 53.967 8.574 A.N.V. 45.759 32.222 13.537 Van het N.A.S. en het Syndicalistisch ver bond *heb ik nog geen rijvers gepubliceerd gezien en kan dus het verlies over 1923 niet worden nagegaan. Bij het R.K. Vakbureau begon de verla ging later en aanvankelijk minder als bij het N.V.V., doch het is nu omgekeerd en de cijfers van het N.V.V. zijn zoowel over het 4e kwarttaai 1923 als over het geheele jaar gunstiger dan van ons. Al zijn daarvoor verklaringen te vinden, dat neemt niet weg, dat we verkeerd zouden doen als we er geen aandacht aan schonken. Want al valt of staat onze beweging niet met eenigc duizenden leden, dat onder ons de racheling het grootste was zal toch wel de overtuiging gerijpt hebben, dat er aan de structuur van onze organisatie iets hapert. Was dat niet het geval, dan had nóch de economische druk, noch de tegenstroom die er is gegeven, op de R. K. arbeiders méér vat kunnen hebben, dan bij andere groepen. Eén getni's is b.v. al, dat de Afdeeiingen elk rechtstreeks verband met onze Centrale mis sen waardoor elke algemeene actie ongemeen zwaar wordt. Hoe dat ook zij, er is thans een gunstige wending merkbaar en daarover behoeven niet alleen de arbeiders zich te verheugen. Wie de taak van de R. K. Vakbeweging be grijpt zal dat grif toegeven en daarom is het onverklaarbaar, hoe veler, door het geven van tegenstroom tijdens een periode van terug gang de kwaal nog erger durfden maken. De „R. K. Vakbeweging" van 20 Maart geeft daarvan typeerende staaltjes uit Limburg, die ik hier niet behoef te herhalen, maar die toch wel eer. kijk geven op de wijze, waarop men onder de ieuze van reconstructie de vakbe weging en het C.C. incluis, in den grond tracht te boren. A. J. L. HET CONFLICT IN DE TEXTIEL INDUSTRIE. Verleden wees nebben de R. K. Textiel arbeiders een demonstratie gehouden ver schillende vooraanstaande personen waren daarbij tegenwoordig en ten slotte werd een motie aangenomen, waarin op spoedige in voering van de Arbeidsgeschillenwet werd aangedrongen. Door den Fleer Albarda c.s. is nu een initia tief wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aan hangig gemaakt wat in hoofdzaak bedgeld is om de enquêtte waartoe ook krachtens de. Arbeidsgeschillenwet kan worden overge gaan, direct te doen geschieden terwijl vol gens die wet eerst nog verzoenings- en bemid delingspogingen moeten worden aangewend. Ongetwijfeld is het te betreuren, dat be doelde wet nog niet in werking is hetgeen te wijten is aan het feit, dat nog niet de drie Rijksbemiddelaars zijn gevonden, maar nu het feit eenmaal zoo en niet anders is, kan het toch nuttig zijn, dat het bedoelde initiatief wetsvoorstel is ingediend. Er is, dunkt mij, geen enkele reden om werkgevers die tegen alle recht en rede in, elke inmenging van derden afwijzen én ar bitrage verwerpen, te ontzien. Intusschen heeft de Vereeniging van Ne- derl. Werkgevers al een adres naar de Twee de Kamer verzonden waar in verzocht wordt het wetsvoorstel te verwerpen. De argumenten daarvoor aangevoerd lij kei. mij uitermate zwak, want als de stelselmatig verarming van een nijver gewest niet kan be schouwd worden als iets waarbij het alge meen belang in ernstige mate is betrokken wanneer is dat dan wel het geval Ik kan me voorstellen, dat men op formeele gronden tegen het bedoelde wetsvoorstel kan zijn, maar dat lijkt mij buitengesloten op de gronden in het adres van de Nederl. Werkgevers genoemd. Het ergste is, dat men de bezwargn aan het verkeerde adres kenbaar maakt, want nie mand zal er aaij denken zijn stem aan een der gelijk wetsontwerp te geven wanneer de strijd zou beëindigd zijn. De arbeiders hebben in dit onderhavige geval geen aansporing noodig, zij waren en zijn steeds bereid om door arbitrage of elk ander geëigend middel dezen strijd te beëin digen, doch bij de werkgevers daar moet de onhandelbaarheid gezocht worden. Wie dus het boekenonderzoek niet wil, doet verstandig om zich tot de Textielfa brikanten te wenden teneinde hen duidelijk te maken, dat het door geen enkel welden kend mensch kan worden gehuldigd, om zóó onhandelbaar te zijn. Dat zal meer geven dan een adres aan de Tweede Kamer, die hoogstens het initiatief voorstel kan verwerpen, maar daarnaast dan toch gehouden is om op directe invoering van de Arbeidsgeschillenwet aan te dringen, waarin het enquête-recht is opgenomen. Het zou dus iets langer duren en de ellende en verbittering nog vergrooten, fhaar de en quête, waartegen het bezwaar gaat, blijft bestaan. Terwijl ik dit schrijf is mij de uitslag van de conferentie met den heer Zaalberg nog niet bekend. Laten we hoopen, dat deze gun stig is en als de lezers dit onder de oogen krijgen, de strijd reeds beëindigd is. A. J. L. BEROEPSKEUZE NIJVERHEIDS ONDERWIJS ARBEIDSWET. De Heer G. Di Zegers schrijft in de Maas bode r f „Wij wezen er reeds eerder op, dat er tus schen de drie bovengenoemde instanties zeer hinderlijke hiaten bestaan. Wat leert de practijk? Dat er jaarlijks duizenden jeugdige personen van 12, 13 en 14 jaar de lagere school verlaten en voor het feit staan een beroep te kiezen. Het aantal van hen, beneden de 14 jaar, neemt hand over hand toe, daar het groot aantal leerlingen op vele. lagere scholen den besturen dier scholen beletten de leerlingen langer op school te houden, dan strikt noodig is. De leerlingen verlaten op even 12 jaar de school. Voor velen van hen bestaat er gelegenheid op Ambachts school of dergelijke het Vakonderwijs te gaan volgen een briefje van het hoofd der school geeft hun daartoe toegang of het gun stig afleggen van een vergelijkend examen. Bij dit laatste echter worden er jaarlijks talrijken afgewezen, terwijl zich tevens daar bij komen voegen een groot aantal jeugdige personen van dien leeftijd, wier ouders dergelijke vakopleiding niet kunnen bekos tigen. Zijn deze afgewezenen en die kinderen van onbemiddelden nog geen 14 jaar, dan kunnen zij in geen enkelen werkkring geplaatst worden, wijl de Arbeidswet de uitreiking van een arbeidskaart eerst aan 14-jarige personen toestaat. Herhaaldelijk kwamen- wij bij het geven van voorlichting bij beroepskeuze voor de praciische moeilijk heid te staan wat nu De eenigste uitweg was vakopleiding in de school, maar kon. dit om boven; e oemde redenen riet bereikt worden, dan zat er niets anders op, dan die jongens zoogenaani vrijaf te geven tot het tijdstip, waarop zij 14 jaar worden. Velen van hen werden boodschappenjongetje voor moeder, anderen konden het lapje grond van vader gaan bewerken en hun aspiraties voor het begeerde tuinmansvak daarop gaan uitleven. Een hopelooze toestand Op mid delen werd gezonnen. Men meende deze te vinden in de Nijverhéidswet, door de z.g. leerling-opleiding op de werkplaats. Uit het Avondblad van 21 dezer kouden wij kennis nemen, dat den Hoogen Raad de vraag ter beslissing werd voorgelegd, of overtreding der Arbeidsswet plaats had, indien iemand beneden de 14 jaar werkzaamheden verrichtte krachtens een leerovereenkomst, als bedoeld in de Nijverheidsonderwijswet. In bedoeld artikel een belangrijk arrest komt mr. A. van Wijnbergen op het ant woord van den Hoogen Raad terug, die die vraag bevestigend beantwoordde, waardoor is komen vast te staan, dat slechts vakoplei ding op de school en niet op de werkplaats geoorloofd is, voor jeugdigen beneden 14 jaar. Mr. van Wijnbergen zegt ojntrent die beslissing, ze „lijkt ons juist" Wij zijn hier omtrent ietwat blijmoediger en juichen die beslissing toe. Zeker mag er tusschen „werk zaamheid, verricht krachtens leerovereen komst en arbeid in den gewonen zin des woords essenteel verschil" bestaan, maar naar dat te oordeelen, wat ons ter oore kwam én in „Het Centrum" werd bevestigd, zien wij in die „leerovereenkomsten zonder meer, zonder deugdelijke controle" een absoluut gevaar. Van verschillende gemeenten, in den omtrek van Eindhoven, zullen de -Philips- fabrieken jeugdige personen betrekken, om op een aan die fabrieken verbonden „school" i.n de werkzaamheden van het bedrijf te worden opgeleid. Een weinig rekenen en teekenen wellicht moet hier het voorop gezette doel camoufleeren. Op een goedkoope wijze tracht men hierdoor bovendien zelf standig personeelsonderzoek in te stellen een psychologisch laboratorium is aan de fabriek verbonden jeugdige personen door z.g. „opleiding op de werkplaats" aan het bedrijf te binden en hun é^n eenzijdige Philips-opleiding te verstrekken. Wij juichen de beslissing van den Hoogen Raad toe, wijl die misbruiken uitsluit, .en nader overleg tusschen de Ministers van Ar beid en Onderwijs noodzakelijk maakt, waar bij wij hopen, dat met de 4e stelling ernstig rekening zal worden gehouden, voorkomende in de inleiding „vakorganisatie en vakoplei ding" van den heer A. H. Smulders, op de najaarsvergadering, 30 November 1922 te Amsterdam van het Bureau voor de R. K. Vakorganisatie aangenomen „De opleiding is te bevorderen op daar voor bestemde scholen, op de werkplaatsen en speciale cursussen. Bij al deze vormen van onderwijs behoort aan de Vakorganisatie redelijke invloed te worden toegekend a. op de school, door vertegenwoordigers van de vakvereenigingen in de schoolbesturen op te nemen b. op de werkplaats, door het toezicht op de vakopleiding te leggen in handen van de vakorganisaties van werkgevers en werk nemers aangevuld door vertegenwoordigers van de „jeugdorganisatie." Dit zal te beter kunnen gebeuren, nu zeer binnenkort een ;,Roomsch Katholieke Federatie" opgericht zal worden. Voor jeugdige personen beneden 14 jaar is spoedige hulp hier dubbele hulp In „de Strijd" van 29 Maart komt de vol gende proeve van bescheidenheid voor „Bescheiden zijn. Enkele christelijke arbeidersbladen hebben ons euvel geduid, dat wij geschreven hebben, dat alle vakbeweging buiten het N.V.V. kreupel is. Een ander maakte zich boos omdat wij het N.V.V. het eenige proletarische machtscen trum op ekonomisch gebied hebben genoemd. We moeten deze heeren aanraden be scheiden te zijn. We willen gedurende den strijd in de textielindustrie gaarne vermijden, de konfessioneele vakbeweging in haar naaktheid te laten zien. Maar de heeren moeten het niet te bont maken." Het verstandigste is, om even angstvallig als de heer Stenhuis dat doet tijdens den strijd in de Textielindustrie alles te vermijden wat de samenwerking zou kunnen schaden. Maar we mogen toch wel verzoeken of de heer Stenhuis zoodra daartoe gelegenheid is, ■de „Konfessioneele" Vakbeweging maar in al haar naaktheid wil tentoonstellen. Dat is hij nu verplicht. Te zeggen ge zijt een nietswaardige, maar de tijd is niet ge schikt om het te bewijzen is érger, dan het bewijs zelf. Als de heer Stenhuis behoefte heeft over bescheidenheid te schrijven, mag toch de vraag gesteld worden of hij daarvoor wel de meest aangewezen persoon is. VERGIFTIGING VAN EEN PUT. Voor de Almeiosche Rechtbank stond terecht een boer uit Bechum (gem. Hengelo), die aldaar op 7 December den drinkwaterput vatt zijn buurman met carbol en petroleum vergiftigde. Voor den rechter-commissaris had be klaagde een volledige bekentenis afgelegd, waarop hij thans in alle opzichten terug kwam bewerende dat de rechter-commissaris, mr. Marx, hem tot een bekentenis gedwongen had door hem voor te houden, dat hij dan dadelijk in vrijheid gesteld zou worden in het tegenovergestelde geval zou hij „zijn leven lang" in het Huis van Bewaring te Almelo blijven. De ambtenaar van het O.M., mr. Andringa, vorderde 8 maanden gevangenisstraf tegen beklaagde. De verdediger, mr. Joh. W. Schneider, te Hengelo, pleitte vrijspraak en zeide naar aan leiding van het voorgevallene bij den rechter commissaris zich tot den Minister van Justitie te zullen wenden, met verzoexpom een onaer- zoek naar het gebeurde. Pleiter herinnerde daarbij aan meer dergelijke klachten over den rechter-commissaris in vroeger behan delde zaken. EEN INBREKERS-TRIO. Gevaarlijke nieuwsgierigheid- In den nacht van 1 op 2 Februari ld., om streeks elf uur, zag een werkster bij het ver laten van het perceel Fleerengracht 598 te Amsterdam drie mannen voor het perceel daarnaast. Een hunner tilde een rooster op, de twee anderen kropen door het kelder gat, terwijl de derde wegwandelde. Zij waar schuwde de concierge van perceel 598, die, terwijl zijn vrouw de politie opbelde, zich aankleedde en met een hond de wacht ging houden voor het keldergat. Weldra arriveerden drie agenten die in het keldergat keken, en toen zij daar water zagen, geen zin hadden om nat te worden. De concierge dirigeerde het drietal door per ceel 598, gaf hun een trapje, en na een tocht over afdaken enz. belandden zij in perceel 600. Behoedzaam klommen zij de trap op en ontmoetten op een bovenverdieping drie individuen die eveneens behoedzaam te werk gingen en dadelijk verklaarden óók op zoek naar dieven te zijn. Zij hadden ook eenige mannen door 't keldergat zien krui pen, en waren toen op hun eigen houtje politiewerk gaan doen. En ze hadden zelfs nog op het dak hooren loopen Maar de agenten vonden dicht bij hen een zak met stevige inbrekerswerktuigen, en ar resteerden daarop het drietal. Donderdag stonden zij terecht voor de Vierde Kamer der Rechtbank te Amsterdam, beschuldigd van poging tot diefstal, verricht door twee of meer vereenigde personen,door middel van inklimming. Het waren een 24-jarig timmerman, een 22-jarig electricien, en een 22-jarig los werk man, allen recidivisten, woonachtig in de Hoofdstad. Op een vraag van den president aan den timmerman of hij toegaf schuldig te zijn, antwwoordde deze Ik. ben onschul dig Pres. U bent toch in het perceel aange troffen Bekl.: Ja, maar ik ging kijken of er daar wat los was Pres.: Wat gaat u dat aan? Bekl.: 't Was misschien niet goed geplaat ste nieuwsgierigheid.! Pres.: U bent dus door het keldergat ge kropen, terwijl daar water in stond, alleen uit nieuwsgierigheid Bekl.: Ja, trouwens er was bijna geen water. Wat noemt u water Hierop volgde een heel relaas hoe de zaak zich had toegedragen. De President vroeg daarna aan de andere beklaagden Is uw verdediging precies eender Beklaagden: Ja zeker! Pres.: En zijn de in beslag genomen in brekerswerktuigen van een van u allen Beklaagden in koor Neen Vervolgens werden de agenten gehoord. Toen een van hen verklaarde, dat hij den der den beklaagde in 'n gele jas met 'n pak op straat had zien loopen en een anderen agent dat hij bij een der bekl. een kaars, lucifers en handschoenen had gevonden, werd 't den drie collega's in het beklaagdenbankje te bar. In een rijtje stonden ze, heftig gesticu- leerend, hun onschuld uit te schreeuwen. Het was, volgens hen, een schande dat de agenten zulke dingen durfden getuigen. En terwijl de een riep „Het geleken lijken toen ze boven kwamen om onschuldige men- schen te arresteeren. Ze stonden maar te zwaaien met hun revolvers constateerde een ander, dat hij op het politiebureau tegen hen gezegd had „Man, drink water, je ziet er zoo wit en naar uit De president bracht echter spoedig het rumoer tot bedaren en hoorde de werkster, die ook verklaarde dat een der bekl., die een gele jas aan had een pak droeg. „Het leek wel een kindzei ze. Pres.: U weet zeker dat die persoon een gele jas aan had Bekl.: O, dus oindat ik een gele jas aan had, ben ik het geweest? Rustig schudde de president het hoofd en gaf het woord aan den officier van justitie. Mr. dr. van Heynsbergen wees op 't on geloofwaardige verhaal door bekl. opge- discht. Hij somde de aanwijzingen op en meende de tenlastelegging wettig en over tuigend bewezen. Daar vroegere opgelegde straffen deze man nen niet voldoende afgeschrikt hadden, meende spr. hooge straffen te moeten eischen. Het O. M. requireerde tegen den timmer man een gevangenisstraf van een jaar en zes maanden, tegen den electricien eveneens een jaar en zes maanden en tegen den los- werkman twee jaren gevangenisstraf. Als verdediger van den timmerman en .van den loswerkman trad op mr. A. Zeldenrust die vrijspraak vroeg wegens gebrek aan be wijs, subs, een geneeskundig onderzoek van den derden beklaagde. Mr. Schorlesheim, die als raadsman van den electricien optrad, meende te mogen verklaren, dat zijn cliënt een strafbaar feit heeft gepleegd, al ontkent deze het ter terecht zitting Bekl. had het pl. in het Huis van Be waring gezegd. Spr. achtte zich verplicht om, al behoorde bekl. tot de menschen die meenen dat een verdediger hun behulpzaam moet zijn, de waarheid aan het licht te brengen. Hierbij beriep hij zich op een artikel van mr. Hy- mans in het Tijdschrift voor Strafrecht, jaargang 1923, pagina 1401. Bekl., zeide spr., is een der typen van de jongens uit de Jordaar,, een waar broeinest van criminaliteit. Spr. vroeg voor hem clementie. Uitspraak over 14 dagen. De Vierde Kamer der Rechtbank te Am sterdam deed Dinsdag uitspraak in dc zaal tegan den 60-jarigen Venezulaan. Ramot Myares, die terechtgestaan heeft wegen' valschheid in geschriften, tweemaal ge pleegd. Dit oude. stumperige mannetje was spe ciaal naar Europa gekomen om banken oc te lichten, hetgeen hij met succes te Parijs Londen en hier ter stede bewerkstelligde. Hij incasseerde hier bij de Incassobank twee cheques, groot 7500 en f 5800 en legiti meerde zich met een valschen pas. Ir Frankrijk onderging hij reeds 13 maanden gevangenisstraf. Het O. M., waargenomen door mr. Van Lier, had een gevangenisstraf geëischt var een jaar en zes maanden. De Rechtbank veroordeelde bekl. tot vijl maanden gevangenisstraf. Een jongmensch dat op kamers woonde in een perceel aan de Prinsengracht te Am sterdam. werd plotseling op 5 Mei 1923 krankzinnig en moest in een inrichting opge nomen worden. Bij nader onderzoek door familieleden bleek, dat allerlei goederen, die op zijn kamer achtergebleven waren, spoorloos verdwenen waren. Het bleek, dat de kamerverhuurster zich schuldig gemaakt had aan diefstal van een paar dekens. Een 53-jarig vriend des huizes droeg een colbert- cosluum van den commensaal. Dinsdag stonden beiden ter zake van diefstal, subs, heling terecht voor de Vierde Kamer der Rechtbank alhier. De kamerverhuurster be kende en beweerde alle gestolen goederen te hebben teruggegeven. Maar de tweede bekl. ontkende. Hij had het costuum ten geschenke gekregen van de eerste be klaagde. Pres.: Hebi u niet in die kamer rondge snuffeld? Bekl.: Neen. Pres.: En hebt u niet effecten van het slachtoffer verkocht? Bekl.: Gekocht, Edelachtbare! Presz Daar weet hij niets van. Bekl.: 't Is toch waar. Het O. M., waargenomen door mr. Van Tbiel, eischtte wegens diefstal tegen, de kamerverhuurster een gevangenisstraf vas drie maanden. Tegen haar vriend, volgens spr. een ware maraudeur, die zich naar alk waarschijnlijkheid ook aan diefstal van ef fecten en geld had schuldig gemaakt, eischtc hij een gevangenisstraf van acht maanden. Als verdediger trad op mr. G. Parser, Uitspraak over 14 dagen. De 38-jarige gedetineerde J. Galiadikl, ijsventer te Heerlen, stond in Maastricht terecht, dat hij in den nacht van 3 op 4 Juni te Schaesberg had ingebroken in den winkel van de Oranje-Nassaumijn aldaar, en daar ontvreemd had5 kistjes sigaren, bloed- wijn, ham, spek, blokworst, 5 a 600 gl. en een partij alpacca lepels en vorken. Voor de inbraak had hij in een raamkozijn een paar gaatjes geboord om het raam te kunnen openen. In den winkel bleken twee personen nog bloedwijn te hebben gedronken. Er waren vingerafdrukken op de glazen gevonden, welke later bleken geheel met de in de ge vangenis genomen vingerafdrukken van bekl. overeen te komen. De rijksveldwachter Van Gerven had verdenking op beklaagde ge kregen, en toen er later huiszoeking bij hem gehouden werd, vonden zij een boor, die precies in de gaatjes in het vensterkozijn paste ook werden de alpacca lepels en vor ken gevonden, die ook nu tijdens de recht zitting door de eigenares, als de hare werden herkend. Het O. M. waargenomen door mr. Ko- deritsch eischte ter zake diefstal met braak en inklimming vier jaren gevangenisstraf. Beklaagde ontkende de inbraak gepleegd te hebben en de gevonden vingerafdrukken waren niet van hem, doch hij wist de her komst der bij hem gevonden waren niet te verklaren. De uitspraak werd bepaald op 8 April. HET FAILLISSEMENT VAN DE BOS SCHE HANDELSBANK. De Curatoren in het failissement der Han- zebank te 's-Hertogenbosch deelen mede, dat de heer M. Verberk, gewezen algemeen- directeur der Hanzebank, hun, thans nu de toestand beter is te overzien in kennis gesteld heeft met zijn besluit om uit vrije beweging en zonder eer.ig advies ten behoeve van de crediteuren een voor hem groot financieel offet te brengen door onvoorwaardelijk af stand te doen van de rechten uit zijn pen sioenscontract met de Hanzebank. Daar de deskundigen in het eerste gedeelte van hun rapport het bovenbedoeld contract ter sprake brachten en een afschrift als bijlage bij dat rapport voegden, achten curatoren zich ge roepen en stellen zij er prijs op openbaar te maken, dat door den heer Verberk van de veel besproken overeenkomst vrijwillig af stand is gedaan, welke afstand curatoren in het belang van de crediteuren hebben aan vaard. WACHTGELDREGELING MILITAIR PERSONEEL. Naar de „Tel." verneemt, zal de wachtgeld regeling voor het militair personeel zoodanig worden gewijzigd dat van 1 October a-s. af de wachtgeldjaren niet meer met pensioen zullen worden vergolden. TREKJES No. 340. Sensatie. Op 'n eenzame dorpsweg tuft 'n motor- iets. Heel gewoon is dat. 't Ding vliegt sneller dan voor de veilig heid gewenscht is. Ook nogal gewoon. Maar er is een spreekwoord, dat zegt „Haastige spoed is zelden goed." Vele motorfietsrijders en auto-bestuurders hebben dit spreekwoord echter uit hun woor denboek geschrapt naar 't schijnt. En moeten 'n enkele maal eens ondervin den, dikwijls op meer dan gevoelige wijze, oat het werkelijk nog bestaat. Het toeval wil als er tenminste van 'n oeval gesproken mag worden dat 'n auto bestuurder met dezelfde eigenschap vanuit 'n zijweg op de motorrijder aanstuift. En't speekwoord laat zich op minder plezierige wijze gelden. De motorfiets wordt door de auto „om- beftd". „Onthalsd" zou eigenlijk 'n betere ver gelijking zijn.... want 't ding ligt precies n tweeën. Als je de berijder er bij rekentin drieëen. Deze heeft met *n sierlijke boog over de uto heen 'n drogè slöót, 'n meter of acht verder, bereikt. En ligt daar. Bewegingloos. En meteen overdavert de sensatie het rusti ge dorp. Groot, klein, oud, jong, mannelijk, vrou welijk, van alle richtingen holt, draaft, krioelt, wurmt en doddert het op 't ongeluk aan De automobilist, bleek, trillerig, legt uit wat niet valt uit te leggen. Sommigen beginnen hem uit te schelden. Anderen zeggen weer, dat het de motor rijder z'n eigen schuld is. Intusschen wordt de bewustelocze voor zichtig opgenomen en in de villa, vlakbij, ge dragen. De menigte kijkt huiverend naar 't witte gezicht met bulten en bloederige schrammen, en de ontvelde handen, die bloeddrupjes achterlaten. Vanuit de villa wordt de dokter opgebeld. D ie komt heel gauw aanfietsen. 't Is 'n jóng geneesheer, pas gevestigd, met nog niet zoo héél veel ervaring. Dokter kan er blijkbaar maar weinig van zeggen. Dat er geen been of arm gebroken is heeft ie a! gauw gezien. Maar'n bewustelooze zegt doorgaans niet waar ie eventueel van binnen pijn heeft. Jonge dokters zijn secuur zeggen ze. Deze althans was 't En belde 'n chirurg uit de stad op. Deze deed liefst geen half werk en bestelde 'n brancard, om de verongelukte naar 't gasthuis te doen overbrengen. Intusschen groeit de menigte aan propt dichter samen voor 't liek van de villa. „Hij heb./n leelijke smak gedaan hoor." „Nou, óf tieover de heele auto heen meliefst." ,,'t Zal wel harsesschudding wezen." „As tie nog niet dood is." „God weet 't." ,,'t Is tegewoordig wat te zeggen met dat krengetuigdaar gebetire wat ongeluk ken mee." „Zoo'n jonge man nog, hè „Ja.... zieligIk denk altijd maar an de ouwers, die 'm zoo thuiskrijgenje ken de menschen niet maar toch heb je 'r mee te doen." „Tuurlek. <-■> )e zeil moeder bent, dan doet zooies je an, hè.ja, wé ar of n iet?" „Zeker, mensch.... ik denk maar an me eigen kinderen." „Weet niemand wie- 't ishoe die heet? Dan kon 'r toch 'n boodschap-••• „Maak je daar maar niet druk over.**. Wordt daarbinnen wel* voor gezorgd kijken ze ze zakken wel op na. Daar zit altijd wel ies in van aanwijzing mot je maar reke nen." „Wat is hier gebeurd?" „Motorfiets in elkaar gereëe door 'n auto." „En de man dood?" „Ze zeggen van jaen anders scheelt 't niet vee!- Hijjeif van ze zelf. Ze kenhe nm niet bijkriigen." „Vreeselijk. „Ellendig toch, dat woeste rije." Op de plaats van 't ongeval is men bezig de motorfiet-shelft tusschen de auto vandaante zweet werken. De veldwachter Ondervraagt de auto me neer en schrijft ijverig. In 'n glinsterend Ford-wagentje komt de chirurg uit de stad aanschuiven. De menigte maakt een ontzag-doorgang voor de man der wetenschap, die, zonder te hoeven aanbellen, in de villa wordt binnen gelaten. Daar heeft de dorpsdokter reeds de uiter lijke schendingen van 't lichaam verzorgd.... Dat was trouwens gauw bekeken, want aan „de buitenkant" was de verongelukte er bij nadere beschouwing wonderbest afgekomen. Juist als de chirurg de kamer betreedt waar de patiënt op 'n divan ligt uitgestrekt, slaat de bewustelooze de oogen op. En kijkt vreemd rond naar al die menschen om hem heen. De chirurg laat hem 'n poosje_zoo kijken. „Heeft u inwendig nog pijn vraagt hij dan. „Pijn Nee, dank uWat is er ook weer gebeurd? Ojabliksemsdie auto.... Waar is me kar? Zeker aan brok- ken „Vermoedelijk wel, ja...." „Jammer.'t was 'n nieuwe.Enfin, beter m'n karretje kapot dan ik." „Heeft u werkelijk nergens pijn „Nou.... m'n hoofd voelt niet bepaald prettig'n beetje suffigMaar de vo rige keer was 't erger.Toen ben 'k door 'n auto héén gevlogen. Door 't voorruit 'r in en door de linnen achterkap 'r weer uit. Dat heeft me veertien dagen verpleging in 't gasthuis gekost." ^„Gefeliciteerd hoor, met zóó'n lichaam 1" „Dank u.Moet 'k hier nog blijven lig gen, of...." „Zoudt u kunnen opstaan, denkt u?" ,,'t Zal wel." De „verongelukte" kreunt overeind, wrijft zich hier en daargaat staan doet nog 'n beetje duizelig en probeert te loopen. Eerst knie-knikt ie nog watzwikt 'n paar maal doorMaar verder gaat 't best. De aanwezigen staan verbaasd en beginnen dan te lachen, 't Wordt 'n vroolijkheidje. „Lieve hemel 1" roept de heer des hui zes „daar komen ze met 'n ziekenwagen aan „Die heb :k besteld" zegt de chirurg „Ik weet niet vooruit, dat de verongelukte 'n corpus van ijzer of graniet heeft." Buiten wacht de menigte op 't uitdragen van 't lijk, of bijna lijk. De chirurg voelt zich verlegen met z'n brancard „Zou 't misschien niet beter zijn" vraagt hij de patiënt aarzelend „dat u zich'er toch liet indragen en wegrijden „Dank u feestelijk, ik mankeer niks. Waarom „Om 't publiek te bevredigen." „Wat zegt u Om 't publiek te be. „Ja.ik heb nogal eenige ervaring op dat gebied, 't Zal de menschen erg tegenvallen als de ziekwagen onverrichterzake heengaat." „Meent u dat echt Me dunkt ze zullen er eerder blij om zijn." Bij kalm nadenken allicht wel, ja.maar in de eerste oogenblikken zuilen ze zich te leurgesteld voelenen ons waarschijnlijk nog bespotten ook. Dat is nu eenmaal de sensatie-hartstocht „Nu, dokter, ik ben zoo vrij 't niet te ee- looven „Wedden „Goed, dokter, om 'n anker ouwe port." Toen de deur van de villa openging kwam er 'n plechtige stilte in de menschendrom. De huisknecht kwam naar buiten en riep duidelijk hoorbaar tot de mannen van de brancard „U kunt wel heengaan, 't Is niet meer noodigde patiënt is heelemaal op geknapt en gaat loopend naar huis l" De drom telde vijftig open verbazingsmon- den. Na 'n lange aankijk-stilte begon er een.; „Hij liegt 't toch zeker?" En de anderen om beurten „Is ie niet dood „Hoeft, ie niet naar 't gasthuis „Dat is me ook wat moois „Die vent heb de boel voor de mal gehou- we." „Hebben we daarvoor 'n uur in de kou gestaan De drom ging mopperend uiteen. 'n Paar hardnekkigen, die 't nog niet heele maal konden gelooven, bleven wachten. En toen' de patiënt met z'n verbonden hand en 'n paar pleisters op z'n gezicht uit de villa kwam riep een der brutaalste buurt-vrouwen hem na „Zeg, meneer.as je hier nog es komt, om ons te beddan mot je 't zeg gen, hoor 1 We kenne onze tijd beter gebrui ken dan om 'n leege ziekenkar en 'n spring levend ongeluk te zien wegtippelen De chirurg had de weddenschap gewonnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9