ELCK WAT WILS.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad - Zaterdag 29 Maart 1924
Bescheiden zijn.
RECHTSZAKEN.
Internationale oplichter.
Laffe dieven.
Diefstal met inbraak.
HANDEL EN NIJVERHEID.
LEGER EN VLOOT.
WANTROUWEN.
Ik geloof, aldus Mr. Romme in „de R.K.
Werkgever" dat er niet een sociale wet is,
waartegen zoo heftig wordt geageerd, als
tegen de Arbeidswet. Maar ik geloof ook,
dat nergens zoo moeilijk tegen te ageeren is
als juist tegen die Arbeidswet.
En hij voegt daar o.m. aan toe
„Die moeilijkheid bestaat niet voor hen,
voor wie strijd de groote en onmisbare
beweeg-kracht is van sociaal leven hun
past iedere gevechtsstelling wonderwel, en,
baart hun strijd voortdurend nieuwen strijd,
dan werkt de motor voor het nieuwe leven
goed.
Maar die moeilijkheid bestaat voor de
genen, die in de overbrugging van de kloof,
welke tusschen het proletariaat en de overige
standen der samenleving geslagen ligt de
noodzakelijke voorwaarde zien, om de maat
schappij voor ondergang te behoeden.
Het is een pijnlijk feit, dat het ongeveer
geen Katholiek gegeven is, zijn stem tegen
de Arbeidswet te verheffen, zonder dat er
direct Katholieken en wel Katholieken
met leidende functies gevonden worden,
die niet aarzelen, hem zonder meer als pleit
bezorger van een groeps-belang te brand
merken. Dadelijk wordt de scheidings
lijn getrokken, dadelijk ondergraaft men den
grondslag, waarop alleen het mogelijk is,
eikair te ontmoeten en tot vruchtbare ge
dachten-wisseling te geraken.
De schuld hiervan zit zeker niet bij hen,
die er op uit zijn, om het vertrouwen in
elkanders bedoelingen op deze wijze steeds
meer te ondermijnen, maar voor een deel
moet de schuld natuurlijk ook gezocht worden
bij degenen, die blijk gaven tot de tegen
standers der Arbeidswet te behooren. Deze
laatsten gaven en geven wel eens aanleiding
tot het opwekken van gedachten aan minder
edele bedoelingen, hetzij door een weinig
gelukkige uitdrukkingswijze, hetzij door te
weinig begrip te toonen van de diepere
negatieve beteekenis der Arbeidswet, die
het anathema heeft uitgesproken over het
liberale régime in het sociaal-economisch
leven."
Als we het bovenstaande aanvaarden,
waar wel geen al te groot bezwaar tegen zal
bestaan, dan heeft het m.i. weinig nut om
bit te vorschen bij wie nu de meeste schuld
moet worden gezocht, n.l. bij hen die een
Hetze tegen de Arbeidswet ondernamen, of
wel bij hen, die in élke poging om in de
bedrijfsbehoefte te voorzien, een stuk reactie
zien.
Maar vast staat toch wel, dat men het den
arbeiders, die geneigd zijn om toe te geven
aan werkelijke bedrijfsbelang wat iets
ruimer moet worden gedacht dan zuiver
ondernemersbelang niet' al te gemakkelijk
maakt.
Het is zelfs te vreezen, dat de neiging van
goedwillende arbeiders om in bepaalde ge
vallen den arbeidsdag te verlengen geheel
wordt weggenomen ais er niet ten spoedigste
een einde komt aan de pogingen om zonder
dringende noodzaak den arbeidsdag te ver
lengen.
Nog dezer dagen durfde de woordvoerder
van een groep suikerfabrika'nten tegen de
vertegenwoordigers der arbeiders zeggen,
dat de arbeidsdag moet worden verlengd,
het loon moet worden verlaagd, niet, omdat
het bedrijf zulks eischt, maar omdat het nu
eenmaal moet en daarmede uit.
Nu is de suikerindustrie er niet een,
waarin de fabrikanten het nu maar voor het
dicteeren hebben er bestaat m.i. zelfs niet
de allergeringste kans voor hen, dat ze hun
begeerte zullen vervuld zien, maar de men
taliteit welke in zulke krasse woorden tot
uiting komt zegt genoeg.
Als het zóó moet komen zal het niet ge
makkelijk gaan en zou zelfs de vraag gesteld
kunnen worden of we er wel ooit zullen ko
men.
Ook onder de arbeiders zijn. er heel wat
die wel wat anders zouden wenschen dan
een wet, die, ondanks alle afwijkingen en
ondanks de meest 'soepele toepassing toch
het kenteeken heeft, dat algemeene voor
waarden worden gesteld aan de meest
uiteenloopenae bedrijven met de meest
uiteenloopende behoeften. Maar hoe wat
beters te krijgen? Want daar gaat het toch
tenslotte om.
En dan schijnt het mij in alle opzichten
onjuist om te meenen, dat men door agitatie
ook maar iets zou kunnen bereiken. Juist
het tegenovergestelde is waar.
Eerst als de agitatie heeft opgehouden
:erst din is de eerste' voorwaarde vervuld
om verder te kunnen komen. I
Zoolang er agitatie is, zalmen ook niets
kunnen bereiken met art. 28 van de arbeids
wet, waarbij -aan werkgevers en de organi-
satie's van werknemers binnen bepaalde
grenzen al heel wat bewegingsvrijheid is
gelaten.
Want daarvoor is een sfeer van vertrouwen
noodig, welke niet verkregen wordt zoolang
er agitatie tegen de wet zelf wordt gekweekt
of pogingen worden aangewend, om de
wettelijk gestelde norm te verleggen. Nog
minder wanneer hier en daar onredelijke
eischen worden gesteld of afgedwongen.
Het wil er bij mij vooralsnog niet in, dat
er, wanneer op redelijke wijze met de ar
beiders wordt onderhandeld en openhartig
met hen de behoefte van het bedrijf wordt
besproken, de grootemeerderheid daar niet
gevoelig voor zou zijn.
Als we eerst eens hebben geleerd om de
gelegenheid, welke de Wet zelf biedt te
benutten als we dus eerst eens hebben
geleerd om te verstaan, wat de Wetgever ons
bij art. 28 van de Arbeidswet heeft willen
leeren, n.l. dat werkgevers en werknemers
overleg moeten plegen, moeten probeeren
om het onderling ééns te worden over wat
het bedrijf werkelijk behoeft en wat dus in
het belang van beiden noodig is dan maar
ook eerst dan is de eerste stap gezet op den
weg waarvan wij tenslotte de hulp van den
Wetgever bijna geheel kunnen missen.
Zóó heb ik ook de Regeeringsverklaring
over de Arbeidswet begrepen, die mij heel
wat juister toeschijnt, dan de tot heden ge
volgde methode, waarbij de machtspositie
van de verschillende groepen feitelijk de alles-
beheerschende factor is en uit dien hoofde
steeds wisselende successen, doch een|per-
manenten strijd zullen brengen.
Zoolang van verschillende zijden nog po
gingen worden aangewend om de wet als
zoodanig gewijzigd te krijgen, zoolang zal
ook het wantrouwen blijven.
A. J. L.
CIJFERS.
We hebben titans voor ons de cijfers van de
R. K. Vakbeweging over het laatste kwartaal
1923 en we kunnen dus de balans over het
afgeloopen jaar opmaken.
Wat ons Vakbureau betreft is het ledental
dat op 1 October 1923 nog 104320 was, te-
ruggeloopen tot 101110 wat een verlies be-
teekent van '3210 leden.
Erg bemoedigend is dat nog niet al zijn er
teekenen, die er op wijzen, dat er een andere
geest onder de arbeiders vaardig wordt zoo
dat we het laagste punt reeds gepasseerd zijn.
Wat niet weg neemt, dat de terugslag, óók
in het 4é kwartaal 1923 ér een is, dié zich pijn
lijk doet gevoelen en nog pijnlijker is, om
dat we over 1923 de grootste verliezen heb
ben.
Over de geheele Vakbeweging staat de
zaak als volgt:
1 Jan. 1 Jan.
1923 1924 Verlies
N.V.V. 201.045 182.893 18.152
R.K.V. 122.558 101.110 21.448
C.N.V. 62.041 53.967 8.574
A.N.V. 45.759 32.222 13.537
Van het N.A.S. en het Syndicalistisch ver
bond *heb ik nog geen rijvers gepubliceerd
gezien en kan dus het verlies over 1923 niet
worden nagegaan.
Bij het R.K. Vakbureau begon de verla
ging later en aanvankelijk minder als bij het
N.V.V., doch het is nu omgekeerd en de
cijfers van het N.V.V. zijn zoowel over het
4e kwarttaai 1923 als over het geheele jaar
gunstiger dan van ons.
Al zijn daarvoor verklaringen te vinden, dat
neemt niet weg, dat we verkeerd zouden doen
als we er geen aandacht aan schonken.
Want al valt of staat onze beweging niet
met eenigc duizenden leden, dat onder ons
de racheling het grootste was zal toch wel de
overtuiging gerijpt hebben, dat er aan de
structuur van onze organisatie iets hapert.
Was dat niet het geval, dan had nóch de
economische druk, noch de tegenstroom die
er is gegeven, op de R. K. arbeiders méér
vat kunnen hebben, dan bij andere groepen.
Eén getni's is b.v. al, dat de Afdeeiingen elk
rechtstreeks verband met onze Centrale mis
sen waardoor elke algemeene actie ongemeen
zwaar wordt.
Hoe dat ook zij, er is thans een gunstige
wending merkbaar en daarover behoeven
niet alleen de arbeiders zich te verheugen.
Wie de taak van de R. K. Vakbeweging be
grijpt zal dat grif toegeven en daarom is het
onverklaarbaar, hoe veler, door het geven van
tegenstroom tijdens een periode van terug
gang de kwaal nog erger durfden maken. De
„R. K. Vakbeweging" van 20 Maart geeft
daarvan typeerende staaltjes uit Limburg, die
ik hier niet behoef te herhalen, maar die toch
wel eer. kijk geven op de wijze, waarop men
onder de ieuze van reconstructie de vakbe
weging en het C.C. incluis, in den grond
tracht te boren.
A. J. L.
HET CONFLICT IN DE TEXTIEL
INDUSTRIE.
Verleden wees nebben de R. K. Textiel
arbeiders een demonstratie gehouden ver
schillende vooraanstaande personen waren
daarbij tegenwoordig en ten slotte werd een
motie aangenomen, waarin op spoedige in
voering van de Arbeidsgeschillenwet werd
aangedrongen.
Door den Fleer Albarda c.s. is nu een initia
tief wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aan
hangig gemaakt wat in hoofdzaak bedgeld is
om de enquêtte waartoe ook krachtens de.
Arbeidsgeschillenwet kan worden overge
gaan, direct te doen geschieden terwijl vol
gens die wet eerst nog verzoenings- en bemid
delingspogingen moeten worden aangewend.
Ongetwijfeld is het te betreuren, dat be
doelde wet nog niet in werking is hetgeen te
wijten is aan het feit, dat nog niet de drie
Rijksbemiddelaars zijn gevonden, maar nu
het feit eenmaal zoo en niet anders is, kan het
toch nuttig zijn, dat het bedoelde initiatief
wetsvoorstel is ingediend.
Er is, dunkt mij, geen enkele reden om
werkgevers die tegen alle recht en rede in,
elke inmenging van derden afwijzen én ar
bitrage verwerpen, te ontzien.
Intusschen heeft de Vereeniging van Ne-
derl. Werkgevers al een adres naar de Twee
de Kamer verzonden waar in verzocht wordt
het wetsvoorstel te verwerpen.
De argumenten daarvoor aangevoerd lij kei.
mij uitermate zwak, want als de stelselmatig
verarming van een nijver gewest niet kan be
schouwd worden als iets waarbij het alge
meen belang in ernstige mate is betrokken
wanneer is dat dan wel het geval
Ik kan me voorstellen, dat men op formeele
gronden tegen het bedoelde wetsvoorstel
kan zijn, maar dat lijkt mij buitengesloten op
de gronden in het adres van de Nederl.
Werkgevers genoemd.
Het ergste is, dat men de bezwargn aan het
verkeerde adres kenbaar maakt, want nie
mand zal er aaij denken zijn stem aan een der
gelijk wetsontwerp te geven wanneer de
strijd zou beëindigd zijn.
De arbeiders hebben in dit onderhavige
geval geen aansporing noodig, zij waren en
zijn steeds bereid om door arbitrage of elk
ander geëigend middel dezen strijd te beëin
digen, doch bij de werkgevers daar moet de
onhandelbaarheid gezocht worden.
Wie dus het boekenonderzoek niet wil,
doet verstandig om zich tot de Textielfa
brikanten te wenden teneinde hen duidelijk
te maken, dat het door geen enkel welden
kend mensch kan worden gehuldigd, om zóó
onhandelbaar te zijn.
Dat zal meer geven dan een adres aan de
Tweede Kamer, die hoogstens het initiatief
voorstel kan verwerpen, maar daarnaast dan
toch gehouden is om op directe invoering van
de Arbeidsgeschillenwet aan te dringen,
waarin het enquête-recht is opgenomen.
Het zou dus iets langer duren en de ellende
en verbittering nog vergrooten, fhaar de en
quête, waartegen het bezwaar gaat, blijft
bestaan.
Terwijl ik dit schrijf is mij de uitslag van
de conferentie met den heer Zaalberg nog
niet bekend. Laten we hoopen, dat deze gun
stig is en als de lezers dit onder de oogen
krijgen, de strijd reeds beëindigd is.
A. J. L.
BEROEPSKEUZE NIJVERHEIDS
ONDERWIJS ARBEIDSWET.
De Heer G. Di Zegers schrijft in de Maas
bode r f
„Wij wezen er reeds eerder op, dat er tus
schen de drie bovengenoemde instanties zeer
hinderlijke hiaten bestaan.
Wat leert de practijk? Dat er jaarlijks
duizenden jeugdige personen van 12, 13 en
14 jaar de lagere school verlaten en voor het
feit staan een beroep te kiezen. Het aantal
van hen, beneden de 14 jaar, neemt hand over
hand toe, daar het groot aantal leerlingen op
vele. lagere scholen den besturen dier scholen
beletten de leerlingen langer op school te
houden, dan strikt noodig is. De leerlingen
verlaten op even 12 jaar de school. Voor velen
van hen bestaat er gelegenheid op Ambachts
school of dergelijke het Vakonderwijs te
gaan volgen een briefje van het hoofd der
school geeft hun daartoe toegang of het gun
stig afleggen van een vergelijkend examen.
Bij dit laatste echter worden er jaarlijks
talrijken afgewezen, terwijl zich tevens daar
bij komen voegen een groot aantal jeugdige
personen van dien leeftijd, wier ouders
dergelijke vakopleiding niet kunnen bekos
tigen. Zijn deze afgewezenen en die kinderen
van onbemiddelden nog geen 14 jaar, dan
kunnen zij in geen enkelen werkkring
geplaatst worden, wijl de Arbeidswet de
uitreiking van een arbeidskaart eerst aan
14-jarige personen toestaat. Herhaaldelijk
kwamen- wij bij het geven van voorlichting
bij beroepskeuze voor de praciische moeilijk
heid te staan wat nu De eenigste uitweg
was vakopleiding in de school, maar kon. dit
om boven; e oemde redenen riet bereikt
worden, dan zat er niets anders op, dan die
jongens zoogenaani vrijaf te geven tot het
tijdstip, waarop zij 14 jaar worden. Velen
van hen werden boodschappenjongetje voor
moeder, anderen konden het lapje grond
van vader gaan bewerken en hun aspiraties
voor het begeerde tuinmansvak daarop gaan
uitleven. Een hopelooze toestand Op mid
delen werd gezonnen. Men meende deze te
vinden in de Nijverhéidswet, door de z.g.
leerling-opleiding op de werkplaats. Uit het
Avondblad van 21 dezer kouden wij kennis
nemen, dat den Hoogen Raad de vraag ter
beslissing werd voorgelegd, of overtreding
der Arbeidsswet plaats had, indien iemand
beneden de 14 jaar werkzaamheden verrichtte
krachtens een leerovereenkomst, als bedoeld
in de Nijverheidsonderwijswet.
In bedoeld artikel een belangrijk arrest
komt mr. A. van Wijnbergen op het ant
woord van den Hoogen Raad terug, die die
vraag bevestigend beantwoordde, waardoor
is komen vast te staan, dat slechts vakoplei
ding op de school en niet op de werkplaats
geoorloofd is, voor jeugdigen beneden 14 jaar.
Mr. van Wijnbergen zegt ojntrent die
beslissing, ze „lijkt ons juist" Wij zijn hier
omtrent ietwat blijmoediger en juichen die
beslissing toe. Zeker mag er tusschen „werk
zaamheid, verricht krachtens leerovereen
komst en arbeid in den gewonen zin des
woords essenteel verschil" bestaan, maar
naar dat te oordeelen, wat ons ter oore kwam
én in „Het Centrum" werd bevestigd, zien
wij in die „leerovereenkomsten zonder meer,
zonder deugdelijke controle" een absoluut
gevaar. Van verschillende gemeenten, in den
omtrek van Eindhoven, zullen de -Philips-
fabrieken jeugdige personen betrekken, om
op een aan die fabrieken verbonden „school"
i.n de werkzaamheden van het bedrijf te
worden opgeleid. Een weinig rekenen en
teekenen wellicht moet hier het voorop
gezette doel camoufleeren. Op een goedkoope
wijze tracht men hierdoor bovendien zelf
standig personeelsonderzoek in te stellen
een psychologisch laboratorium is aan de
fabriek verbonden jeugdige personen door
z.g. „opleiding op de werkplaats" aan het
bedrijf te binden en hun é^n eenzijdige
Philips-opleiding te verstrekken.
Wij juichen de beslissing van den Hoogen
Raad toe, wijl die misbruiken uitsluit, .en
nader overleg tusschen de Ministers van Ar
beid en Onderwijs noodzakelijk maakt, waar
bij wij hopen, dat met de 4e stelling ernstig
rekening zal worden gehouden, voorkomende
in de inleiding „vakorganisatie en vakoplei
ding" van den heer A. H. Smulders, op de
najaarsvergadering, 30 November 1922 te
Amsterdam van het Bureau voor de R. K.
Vakorganisatie aangenomen
„De opleiding is te bevorderen op daar
voor bestemde scholen, op de werkplaatsen
en speciale cursussen.
Bij al deze vormen van onderwijs behoort
aan de Vakorganisatie redelijke invloed te
worden toegekend
a. op de school, door vertegenwoordigers
van de vakvereenigingen in de schoolbesturen
op te nemen
b. op de werkplaats, door het toezicht op
de vakopleiding te leggen in handen van de
vakorganisaties van werkgevers en werk
nemers aangevuld door vertegenwoordigers
van de „jeugdorganisatie." Dit zal te beter
kunnen gebeuren, nu zeer binnenkort een
;,Roomsch Katholieke Federatie" opgericht
zal worden. Voor jeugdige personen beneden
14 jaar is spoedige hulp hier dubbele hulp
In „de Strijd" van 29 Maart komt de vol
gende proeve van bescheidenheid voor
„Bescheiden zijn.
Enkele christelijke arbeidersbladen hebben
ons euvel geduid, dat wij geschreven hebben,
dat alle vakbeweging buiten het N.V.V.
kreupel is.
Een ander maakte zich boos omdat wij het
N.V.V. het eenige proletarische machtscen
trum op ekonomisch gebied hebben genoemd.
We moeten deze heeren aanraden be
scheiden te zijn. We willen gedurende den
strijd in de textielindustrie gaarne vermijden,
de konfessioneele vakbeweging in haar
naaktheid te laten zien.
Maar de heeren moeten het niet te bont
maken."
Het verstandigste is, om even angstvallig
als de heer Stenhuis dat doet tijdens den
strijd in de Textielindustrie alles te vermijden
wat de samenwerking zou kunnen schaden.
Maar we mogen toch wel verzoeken of de
heer Stenhuis zoodra daartoe gelegenheid is,
■de „Konfessioneele" Vakbeweging maar in
al haar naaktheid wil tentoonstellen.
Dat is hij nu verplicht. Te zeggen ge zijt
een nietswaardige, maar de tijd is niet ge
schikt om het te bewijzen is érger, dan het
bewijs zelf.
Als de heer Stenhuis behoefte heeft over
bescheidenheid te schrijven, mag toch de
vraag gesteld worden of hij daarvoor wel de
meest aangewezen persoon is.
VERGIFTIGING VAN EEN PUT.
Voor de Almeiosche Rechtbank stond
terecht een boer uit Bechum (gem. Hengelo),
die aldaar op 7 December den drinkwaterput
vatt zijn buurman met carbol en petroleum
vergiftigde.
Voor den rechter-commissaris had be
klaagde een volledige bekentenis afgelegd,
waarop hij thans in alle opzichten terug kwam
bewerende dat de rechter-commissaris, mr.
Marx, hem tot een bekentenis gedwongen
had door hem voor te houden, dat hij dan
dadelijk in vrijheid gesteld zou worden in
het tegenovergestelde geval zou hij „zijn
leven lang" in het Huis van Bewaring te
Almelo blijven.
De ambtenaar van het O.M., mr. Andringa,
vorderde 8 maanden gevangenisstraf tegen
beklaagde.
De verdediger, mr. Joh. W. Schneider, te
Hengelo, pleitte vrijspraak en zeide naar aan
leiding van het voorgevallene bij den rechter
commissaris zich tot den Minister van Justitie
te zullen wenden, met verzoexpom een onaer-
zoek naar het gebeurde. Pleiter herinnerde
daarbij aan meer dergelijke klachten over
den rechter-commissaris in vroeger behan
delde zaken.
EEN INBREKERS-TRIO.
Gevaarlijke nieuwsgierigheid-
In den nacht van 1 op 2 Februari ld., om
streeks elf uur, zag een werkster bij het ver
laten van het perceel Fleerengracht 598 te
Amsterdam drie mannen voor het perceel
daarnaast. Een hunner tilde een rooster op,
de twee anderen kropen door het kelder
gat, terwijl de derde wegwandelde. Zij waar
schuwde de concierge van perceel 598, die,
terwijl zijn vrouw de politie opbelde, zich
aankleedde en met een hond de wacht ging
houden voor het keldergat.
Weldra arriveerden drie agenten die in
het keldergat keken, en toen zij daar water
zagen, geen zin hadden om nat te worden.
De concierge dirigeerde het drietal door per
ceel 598, gaf hun een trapje, en na een tocht
over afdaken enz. belandden zij in perceel
600. Behoedzaam klommen zij de trap op
en ontmoetten op een bovenverdieping drie
individuen die eveneens behoedzaam te
werk gingen en dadelijk verklaarden óók
op zoek naar dieven te zijn. Zij hadden ook
eenige mannen door 't keldergat zien krui
pen, en waren toen op hun eigen houtje
politiewerk gaan doen. En ze hadden zelfs
nog op het dak hooren loopen
Maar de agenten vonden dicht bij hen een
zak met stevige inbrekerswerktuigen, en ar
resteerden daarop het drietal.
Donderdag stonden zij terecht voor de
Vierde Kamer der Rechtbank te Amsterdam,
beschuldigd van poging tot diefstal, verricht
door twee of meer vereenigde personen,door
middel van inklimming.
Het waren een 24-jarig timmerman, een
22-jarig electricien, en een 22-jarig los werk
man, allen recidivisten, woonachtig in de
Hoofdstad. Op een vraag van den president
aan den timmerman of hij toegaf schuldig
te zijn, antwwoordde deze Ik. ben onschul
dig
Pres. U bent toch in het perceel aange
troffen
Bekl.: Ja, maar ik ging kijken of er daar
wat los was
Pres.: Wat gaat u dat aan?
Bekl.: 't Was misschien niet goed geplaat
ste nieuwsgierigheid.!
Pres.: U bent dus door het keldergat ge
kropen, terwijl daar water in stond, alleen
uit nieuwsgierigheid
Bekl.: Ja, trouwens er was bijna geen
water. Wat noemt u water
Hierop volgde een heel relaas hoe de zaak
zich had toegedragen.
De President vroeg daarna aan de andere
beklaagden Is uw verdediging precies
eender
Beklaagden: Ja zeker!
Pres.: En zijn de in beslag genomen in
brekerswerktuigen van een van u allen
Beklaagden in koor Neen
Vervolgens werden de agenten gehoord.
Toen een van hen verklaarde, dat hij den der
den beklaagde in 'n gele jas met 'n pak op
straat had zien loopen en een anderen agent
dat hij bij een der bekl. een kaars, lucifers en
handschoenen had gevonden, werd 't den
drie collega's in het beklaagdenbankje te
bar. In een rijtje stonden ze, heftig gesticu-
leerend, hun onschuld uit te schreeuwen.
Het was, volgens hen, een schande dat de
agenten zulke dingen durfden getuigen. En
terwijl de een riep „Het geleken lijken
toen ze boven kwamen om onschuldige men-
schen te arresteeren. Ze stonden maar te
zwaaien met hun revolvers constateerde
een ander, dat hij op het politiebureau tegen
hen gezegd had „Man, drink water, je ziet
er zoo wit en naar uit
De president bracht echter spoedig het
rumoer tot bedaren en hoorde de werkster,
die ook verklaarde dat een der bekl., die een
gele jas aan had een pak droeg. „Het leek
wel een kindzei ze.
Pres.: U weet zeker dat die persoon een
gele jas aan had
Bekl.: O, dus oindat ik een gele jas aan
had, ben ik het geweest?
Rustig schudde de president het hoofd en
gaf het woord aan den officier van justitie.
Mr. dr. van Heynsbergen wees op 't on
geloofwaardige verhaal door bekl. opge-
discht. Hij somde de aanwijzingen op en
meende de tenlastelegging wettig en over
tuigend bewezen.
Daar vroegere opgelegde straffen deze man
nen niet voldoende afgeschrikt hadden,
meende spr. hooge straffen te moeten eischen.
Het O. M. requireerde tegen den timmer
man een gevangenisstraf van een jaar en zes
maanden, tegen den electricien eveneens
een jaar en zes maanden en tegen den los-
werkman twee jaren gevangenisstraf.
Als verdediger van den timmerman en .van
den loswerkman trad op mr. A. Zeldenrust
die vrijspraak vroeg wegens gebrek aan be
wijs, subs, een geneeskundig onderzoek van
den derden beklaagde.
Mr. Schorlesheim, die als raadsman van
den electricien optrad, meende te mogen
verklaren, dat zijn cliënt een strafbaar feit
heeft gepleegd, al ontkent deze het ter terecht
zitting Bekl. had het pl. in het Huis van Be
waring gezegd.
Spr. achtte zich verplicht om, al behoorde
bekl. tot de menschen die meenen dat een
verdediger hun behulpzaam moet zijn, de
waarheid aan het licht te brengen. Hierbij
beriep hij zich op een artikel van mr. Hy-
mans in het Tijdschrift voor Strafrecht,
jaargang 1923, pagina 1401.
Bekl., zeide spr., is een der typen van de
jongens uit de Jordaar,, een waar broeinest
van criminaliteit.
Spr. vroeg voor hem clementie.
Uitspraak over 14 dagen.
De Vierde Kamer der Rechtbank te Am
sterdam deed Dinsdag uitspraak in dc zaal
tegan den 60-jarigen Venezulaan. Ramot
Myares, die terechtgestaan heeft wegen'
valschheid in geschriften, tweemaal ge
pleegd.
Dit oude. stumperige mannetje was spe
ciaal naar Europa gekomen om banken oc
te lichten, hetgeen hij met succes te Parijs
Londen en hier ter stede bewerkstelligde.
Hij incasseerde hier bij de Incassobank twee
cheques, groot 7500 en f 5800 en legiti
meerde zich met een valschen pas. Ir
Frankrijk onderging hij reeds 13 maanden
gevangenisstraf.
Het O. M., waargenomen door mr. Van
Lier, had een gevangenisstraf geëischt var
een jaar en zes maanden.
De Rechtbank veroordeelde bekl. tot vijl
maanden gevangenisstraf.
Een jongmensch dat op kamers woonde
in een perceel aan de Prinsengracht te Am
sterdam. werd plotseling op 5 Mei 1923
krankzinnig en moest in een inrichting opge
nomen worden. Bij nader onderzoek door
familieleden bleek, dat allerlei goederen,
die op zijn kamer achtergebleven waren,
spoorloos verdwenen waren. Het bleek, dat
de kamerverhuurster zich schuldig gemaakt
had aan diefstal van een paar dekens. Een
53-jarig vriend des huizes droeg een colbert-
cosluum van den commensaal. Dinsdag
stonden beiden ter zake van diefstal, subs,
heling terecht voor de Vierde Kamer der
Rechtbank alhier. De kamerverhuurster be
kende en beweerde alle gestolen goederen
te hebben teruggegeven. Maar de tweede
bekl. ontkende. Hij had het costuum ten
geschenke gekregen van de eerste be
klaagde.
Pres.: Hebi u niet in die kamer rondge
snuffeld?
Bekl.: Neen.
Pres.: En hebt u niet effecten van het
slachtoffer verkocht?
Bekl.: Gekocht, Edelachtbare!
Presz Daar weet hij niets van.
Bekl.: 't Is toch waar.
Het O. M., waargenomen door mr. Van
Tbiel, eischtte wegens diefstal tegen, de
kamerverhuurster een gevangenisstraf vas
drie maanden. Tegen haar vriend, volgens
spr. een ware maraudeur, die zich naar alk
waarschijnlijkheid ook aan diefstal van ef
fecten en geld had schuldig gemaakt, eischtc
hij een gevangenisstraf van acht maanden.
Als verdediger trad op mr. G. Parser,
Uitspraak over 14 dagen.
De 38-jarige gedetineerde J. Galiadikl,
ijsventer te Heerlen, stond in Maastricht
terecht, dat hij in den nacht van 3 op 4 Juni
te Schaesberg had ingebroken in den winkel
van de Oranje-Nassaumijn aldaar, en daar
ontvreemd had5 kistjes sigaren, bloed-
wijn, ham, spek, blokworst, 5 a 600 gl. en
een partij alpacca lepels en vorken. Voor
de inbraak had hij in een raamkozijn een
paar gaatjes geboord om het raam te kunnen
openen. In den winkel bleken twee personen
nog bloedwijn te hebben gedronken. Er waren
vingerafdrukken op de glazen gevonden,
welke later bleken geheel met de in de ge
vangenis genomen vingerafdrukken van bekl.
overeen te komen. De rijksveldwachter Van
Gerven had verdenking op beklaagde ge
kregen, en toen er later huiszoeking bij hem
gehouden werd, vonden zij een boor, die
precies in de gaatjes in het vensterkozijn
paste ook werden de alpacca lepels en vor
ken gevonden, die ook nu tijdens de recht
zitting door de eigenares, als de hare werden
herkend.
Het O. M. waargenomen door mr. Ko-
deritsch eischte ter zake diefstal met braak
en inklimming vier jaren gevangenisstraf.
Beklaagde ontkende de inbraak gepleegd te
hebben en de gevonden vingerafdrukken
waren niet van hem, doch hij wist de her
komst der bij hem gevonden waren niet te
verklaren.
De uitspraak werd bepaald op 8 April.
HET FAILLISSEMENT VAN DE BOS
SCHE HANDELSBANK.
De Curatoren in het failissement der Han-
zebank te 's-Hertogenbosch deelen mede,
dat de heer M. Verberk, gewezen algemeen-
directeur der Hanzebank, hun, thans nu de
toestand beter is te overzien in kennis gesteld
heeft met zijn besluit om uit vrije beweging
en zonder eer.ig advies ten behoeve van de
crediteuren een voor hem groot financieel
offet te brengen door onvoorwaardelijk af
stand te doen van de rechten uit zijn pen
sioenscontract met de Hanzebank. Daar de
deskundigen in het eerste gedeelte van hun
rapport het bovenbedoeld contract ter sprake
brachten en een afschrift als bijlage bij dat
rapport voegden, achten curatoren zich ge
roepen en stellen zij er prijs op openbaar te
maken, dat door den heer Verberk van de
veel besproken overeenkomst vrijwillig af
stand is gedaan, welke afstand curatoren in
het belang van de crediteuren hebben aan
vaard.
WACHTGELDREGELING MILITAIR
PERSONEEL.
Naar de „Tel." verneemt, zal de wachtgeld
regeling voor het militair personeel zoodanig
worden gewijzigd dat van 1 October a-s. af
de wachtgeldjaren niet meer met pensioen
zullen worden vergolden.
TREKJES No. 340.
Sensatie.
Op 'n eenzame dorpsweg tuft 'n motor-
iets.
Heel gewoon is dat.
't Ding vliegt sneller dan voor de veilig
heid gewenscht is.
Ook nogal gewoon.
Maar er is een spreekwoord, dat zegt
„Haastige spoed is zelden goed."
Vele motorfietsrijders en auto-bestuurders
hebben dit spreekwoord echter uit hun woor
denboek geschrapt naar 't schijnt.
En moeten 'n enkele maal eens ondervin
den, dikwijls op meer dan gevoelige wijze,
oat het werkelijk nog bestaat.
Het toeval wil als er tenminste van 'n
oeval gesproken mag worden dat 'n auto
bestuurder met dezelfde eigenschap vanuit
'n zijweg op de motorrijder aanstuift.
En't speekwoord laat zich op minder
plezierige wijze gelden.
De motorfiets wordt door de auto „om-
beftd".
„Onthalsd" zou eigenlijk 'n betere ver
gelijking zijn.... want 't ding ligt precies
n tweeën.
Als je de berijder er bij rekentin drieëen.
Deze heeft met *n sierlijke boog over de
uto heen 'n drogè slöót, 'n meter of acht
verder, bereikt.
En ligt daar.
Bewegingloos.
En meteen overdavert de sensatie het rusti
ge dorp.
Groot, klein, oud, jong, mannelijk, vrou
welijk, van alle richtingen holt, draaft,
krioelt, wurmt en doddert het op 't ongeluk
aan
De automobilist, bleek, trillerig, legt uit
wat niet valt uit te leggen.
Sommigen beginnen hem uit te schelden.
Anderen zeggen weer, dat het de motor
rijder z'n eigen schuld is.
Intusschen wordt de bewustelocze voor
zichtig opgenomen en in de villa, vlakbij, ge
dragen.
De menigte kijkt huiverend naar 't witte
gezicht met bulten en bloederige schrammen,
en de ontvelde handen, die bloeddrupjes
achterlaten.
Vanuit de villa wordt de dokter opgebeld.
D ie komt heel gauw aanfietsen.
't Is 'n jóng geneesheer, pas gevestigd,
met nog niet zoo héél veel ervaring.
Dokter kan er blijkbaar maar weinig van
zeggen.
Dat er geen been of arm gebroken is heeft
ie a! gauw gezien.
Maar'n bewustelooze zegt doorgaans niet
waar ie eventueel van binnen pijn heeft.
Jonge dokters zijn secuur zeggen ze.
Deze althans was 't
En belde 'n chirurg uit de stad op.
Deze deed liefst geen half werk en bestelde
'n brancard, om de verongelukte naar 't
gasthuis te doen overbrengen.
Intusschen groeit de menigte aan
propt dichter samen voor 't liek van de villa.
„Hij heb./n leelijke smak gedaan hoor."
„Nou, óf tieover de heele auto heen
meliefst."
,,'t Zal wel harsesschudding wezen."
„As tie nog niet dood is."
„God weet 't."
,,'t Is tegewoordig wat te zeggen met dat
krengetuigdaar gebetire wat ongeluk
ken mee."
„Zoo'n jonge man nog, hè
„Ja.... zieligIk denk altijd maar an
de ouwers, die 'm zoo thuiskrijgenje ken
de menschen niet maar toch heb je 'r mee te
doen."
„Tuurlek. <-■> )e zeil moeder bent, dan
doet zooies je an, hè.ja, wé ar of n iet?"
„Zeker, mensch.... ik denk maar an me
eigen kinderen."
„Weet niemand wie- 't ishoe die
heet? Dan kon 'r toch 'n boodschap-•••
„Maak je daar maar niet druk over.**.
Wordt daarbinnen wel* voor gezorgd
kijken ze ze zakken wel op na. Daar zit altijd
wel ies in van aanwijzing mot je maar reke
nen."
„Wat is hier gebeurd?"
„Motorfiets in elkaar gereëe door 'n
auto."
„En de man dood?"
„Ze zeggen van jaen anders scheelt
't niet vee!- Hijjeif van ze zelf. Ze kenhe nm
niet bijkriigen."
„Vreeselijk.
„Ellendig toch, dat woeste rije."
Op de plaats van 't ongeval is men bezig de
motorfiet-shelft tusschen de auto vandaante
zweet werken.
De veldwachter Ondervraagt de auto me
neer en schrijft ijverig.
In 'n glinsterend Ford-wagentje komt de
chirurg uit de stad aanschuiven.
De menigte maakt een ontzag-doorgang
voor de man der wetenschap, die, zonder te
hoeven aanbellen, in de villa wordt binnen
gelaten.
Daar heeft de dorpsdokter reeds de uiter
lijke schendingen van 't lichaam verzorgd....
Dat was trouwens gauw bekeken, want aan
„de buitenkant" was de verongelukte er bij
nadere beschouwing wonderbest afgekomen.
Juist als de chirurg de kamer betreedt waar
de patiënt op 'n divan ligt uitgestrekt, slaat
de bewustelooze de oogen op.
En kijkt vreemd rond naar al die menschen
om hem heen.
De chirurg laat hem 'n poosje_zoo kijken.
„Heeft u inwendig nog pijn vraagt hij
dan.
„Pijn Nee, dank uWat is er ook weer
gebeurd? Ojabliksemsdie
auto.... Waar is me kar? Zeker aan brok-
ken
„Vermoedelijk wel, ja...."
„Jammer.'t was 'n nieuwe.Enfin,
beter m'n karretje kapot dan ik."
„Heeft u werkelijk nergens pijn
„Nou.... m'n hoofd voelt niet bepaald
prettig'n beetje suffigMaar de vo
rige keer was 't erger.Toen ben 'k door
'n auto héén gevlogen. Door 't voorruit 'r in
en door de linnen achterkap 'r weer uit. Dat
heeft me veertien dagen verpleging in 't
gasthuis gekost."
^„Gefeliciteerd hoor, met zóó'n lichaam 1"
„Dank u.Moet 'k hier nog blijven lig
gen, of...."
„Zoudt u kunnen opstaan, denkt u?"
,,'t Zal wel."
De „verongelukte" kreunt overeind, wrijft
zich hier en daargaat staan doet nog 'n
beetje duizelig en probeert te loopen.
Eerst knie-knikt ie nog watzwikt 'n
paar maal doorMaar verder gaat 't best.
De aanwezigen staan verbaasd en beginnen
dan te lachen, 't Wordt 'n vroolijkheidje.
„Lieve hemel 1" roept de heer des hui
zes „daar komen ze met 'n ziekenwagen
aan
„Die heb :k besteld" zegt de chirurg
„Ik weet niet vooruit, dat de verongelukte 'n
corpus van ijzer of graniet heeft."
Buiten wacht de menigte op 't uitdragen
van 't lijk, of bijna lijk.
De chirurg voelt zich verlegen met z'n
brancard
„Zou 't misschien niet beter zijn" vraagt
hij de patiënt aarzelend „dat u zich'er toch
liet indragen en wegrijden
„Dank u feestelijk, ik mankeer niks.
Waarom
„Om 't publiek te bevredigen."
„Wat zegt u Om 't publiek te be.
„Ja.ik heb nogal eenige ervaring op dat
gebied, 't Zal de menschen erg tegenvallen
als de ziekwagen onverrichterzake heengaat."
„Meent u dat echt Me dunkt ze zullen er
eerder blij om zijn."
Bij kalm nadenken allicht wel, ja.maar
in de eerste oogenblikken zuilen ze zich te
leurgesteld voelenen ons waarschijnlijk
nog bespotten ook. Dat is nu eenmaal de
sensatie-hartstocht
„Nu, dokter, ik ben zoo vrij 't niet te ee-
looven
„Wedden
„Goed, dokter, om 'n anker ouwe port."
Toen de deur van de villa openging kwam
er 'n plechtige stilte in de menschendrom.
De huisknecht kwam naar buiten en riep
duidelijk hoorbaar tot de mannen van de
brancard „U kunt wel heengaan, 't Is niet
meer noodigde patiënt is heelemaal op
geknapt en gaat loopend naar huis l"
De drom telde vijftig open verbazingsmon-
den.
Na 'n lange aankijk-stilte begon er een.;
„Hij liegt 't toch zeker?"
En de anderen om beurten
„Is ie niet dood
„Hoeft, ie niet naar 't gasthuis
„Dat is me ook wat moois
„Die vent heb de boel voor de mal gehou-
we."
„Hebben we daarvoor 'n uur in de kou
gestaan
De drom ging mopperend uiteen.
'n Paar hardnekkigen, die 't nog niet heele
maal konden gelooven, bleven wachten.
En toen' de patiënt met z'n verbonden hand
en 'n paar pleisters op z'n gezicht uit de villa
kwam riep een der brutaalste buurt-vrouwen
hem na „Zeg, meneer.as je hier nog es
komt, om ons te beddan mot je 't zeg
gen, hoor 1 We kenne onze tijd beter gebrui
ken dan om 'n leege ziekenkar en 'n spring
levend ongeluk te zien wegtippelen
De chirurg had de weddenschap gewonnen.