VOOR DE I **-■** llJ Ui i~i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiir'kiiiiii iiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiimi;miiii!::iiiiiiiHiiiii!!iii:ii!h .imiiiiiLiniiiiiiiiiii:: ^n!!il8!I9fII!]l!!iiaSIIiil!IIi:3!illSlli:i:il9I!l9SI!l!lllI9il!l!nHIIE:3ill!lS!8!iI!iIE!ll IlliüIliiLIÜIKl iHnuKiinüüühfüimifK:^ De zwerversiaren van Kees Melders UIT DE MOPPENTROMMEL NUMMER 4 DERDE JAARGANG 1924 „Voor den eer>en bet veel voor den anderen „Maai in ucmc-snaain pijaig ous mei langer -.enen wij beiden als uit één mono „Waarde nn,nbeei. gedachte mevrouw ik bid en smeek u er om voor den laat- sten keei w ndi u mei op I' „Maai vooi uer, duivel 1" barstte ik uit. „wij winden in; niet op „Nu aan op uw ,ot is gevallen de vijl en minri? du; zend Sprakeioo- keek 'k rnijne vrouw aan en zij mu en oen kwam het heesch en schot ur trint kee opborrelen „vijl en rwintie duizend gulden" terwijl mijn ega herhaf'r1' vü< en tvvintie duizend gulden „Ja vi w.nug uuizeno gulden, galmde de geiuk aanbrengende buurman en toen vie'er wu n elkanders armen De eerst ne van deze gymnastische oefentnp O' oezinn.ns kwam was k doch jogenot kkefijk daarna pakte 'k mijn evenssezellin om heur middel en danste mei haai de kamer rond tor wij gehee hu-de-m op de sofa neervie len Zoo -o-tc »vas ik oijgekomen 01 ik greep mijn perhoudei. doopte deze met het verkeerde n n den inktkoker en be gon onze pa; ver!de deur met het ge lukkige eeia. 'e beschrijven Ik kon het evenwe me verdei brengen dan de V Dan zoch' k naai ets anders om mijn vreugde re Koe,en en uchi te geven Daar viel mijn oog op de vruchtenschaa. een geschenk van een mijner vrienden op mijn vertaardag Mei iorschen zwaai ging zij door her venstei de straat op. waar zij een voorbijgangei op het hoofd terecht kwam die natuurlijk weinige oogenblikken daar na mei een polme-agent kwam opdagen Doch ik wist dit onheil te bezweren en schon k den gerrotlene een armen drom mel een bankbiliet van vijf en twintig gulden, als pleister op de wond en stopte den agent mijn mooie meerschuimen pijp. een zeldzaam exemplaar, in de banden Toen dropen tteiden al Daar vie mij in dat mijn ouurman, de brenger dier blijde tijding, bijna in 't ver geetboekje was verzeild geraakt en aan stonds zei ik rot hem „Wel man daar zullen wij eens een fijne flcsch op drinken mijn vrouw en ik hebben ook een hartversterking noodig .Het diensrmeisie werd gescheld en naar den wijnhandelaar gestuurd om een hall dozijn t'lesschen ouden wijn re halen Toen wij den volgenden morgen wak ker werden lag mijn buurman op de sola, welke hij echret met zijn schoenen wier zolen met dikke en scherpe spijkers waren beslagen zoodanig had toegetakeld dat het schoone meubelstuk eene ruïne geleek. Ik zelf lag op den grond en hield onze regulateur vast m de armen omklemd Met moeite stonden wij op, om vervol gens onze van pijn gloeiende hoofden ondei de waterleiding te houden Mijn vrouw Ue» zich met zien Zij bleef heel rustig op haar kamer Ternauwernood was het ontbiit klaar gezet of verschillende buren, door he> dienstmeisje van mijn geluk in kennis gesteld, kwamen opda gen. om mij hun hartelijke gelukwen- schen aan te bieden. Er waren echter ver schillende heden onder, die mij om onder steuning vroegen in hun zaken en zoo had ik mij in een minimum van tijd voor ettelij ke duizenden verplicht Intusschen was het minder lekker gevoel waarmede ik en mijn metgezel ontwaak ten, geweken. De vroolijke stemming, hoe wel bescheidener, kwam weer boven en weldra stond ten tweeden male een zestal flesschen op tafel, welke wij langzaam uitd enken Ditmaal was het een licht Rijnwijntje, dat ons langzaam aan, hei bloed sneller door de aderen deed stroo- tnen, doch ons met over de grens voerde. Kalmpjes overlegden wij nu, hoe het best die groote sotn te besleden en lieten verschillende ondernemingen de revue passeeren Er was echter niets bij naar mijn gading, tot ik eindelijk besloot een courant uit te geven ofschoon ik er heelemaat met van op de hoogte was, kon ik toch, naar mij dacht, de noodige be kwame lui engageeren. Een courant dus De eerste - welke ik tot verwezen lijking van mijn uenkbeeld deed, was de vrouw, die tuist het morgenblad binnen bracht aan een soort examen te onderwer pen. aangaande de letterzetterij, de druk pers enz euz iv aar op mijn buurman vol mondig verklaarde in ,staat te zijn de lei ding er van op zich te nemen Hei piao zou den weidschen tite voeren van,.ae Fakkel' Na nog een kwartiei ai druk pratende te heoben doorgebracht, stond mijn aan staande redact eui op om zooals hij zeide naa- zijn zaken re gaan, want zoolang men deze drijft voegde hij er aan toe, is op zijn post wezen een eerste vereischte Toen hu afscheid van mij nam was zijn tred zwaai en oom mij scheen het ech ter toe als of de man de kamer uitzweefde Nog een liefdevolle blik op zijn achtens- waardie voorkomen, en ik vlijde mij n mijn eunmgstoel om weinige oogen blikken daarna in Moroheus' armen in te slapen Ik had zoowaï een goed nait uur gesla pen 'oen ik door een kloppen op mijn schouder gewekt werd. Verschrikt vloog U overeind en wilde den rustverstoorder reeds een uitbrander geven toen ik m dezen mijn buurman herkende, die zoo wit als krui 700 bleek als een doek voor mij stond Ai lammerende, terwijl hij de handen wannopig wrong, riep hij uit „Mijnheer mijnheer er is mets van aan ik heb me ontzettend vergist P' .Waar is mets van aan Waarin heb ie ie vergist „U hebt in 't geheel.... mets gewon nen „Wat „Neen ik heb me verkeken met het nummer .Mensch Den je krankzinnig „Helaas neen t Was alsof men mij het hootd te pletter had geslagen En toch het was zoo, mijn nummet stond onder de meten. Hoe ik mij gevoelde kan geen pen beschrijven, ik besefte, dat ik hef voorkomen had eene geknakte lelie...-. Mijn vrouw sliep nog. ik vviide haar met storen. Ik wilde haar het vreeselijk ont waken uit de zoete droomen zoo lang sparen als ik kon iNu ben ik eerugermate den zwaren slag te boven gekomen en met mijn lot zoo veel mogelijk verzoend. Met mijn buur man lig ik nog altijd overhoop. Ik betrek van hem noch mijn sigaren, noch mijn loterijbriefjes Voor de verschrikkelijke ontgoocheling, die hij mij bereidde, wil ik ten minste één genoegdoening hebben. ONBEGRljRbLIJK. Oude juffrouw „Zeg me toch eens professor, waarom heeten wij toch eigen lijk het schoone geslacht?" Professor „Ja, dat weet ik waarlijk ook niet." MERKBAAR. Zij „Kun je merken, dat de lucht hier bevorderlijk is voor den eetlust?" Hij „Zeker, aan mijn portemonnaie." VERHEVEN EN BELACHELIJK. Gedurende eene voorstelling van hei een of ander stuk, kondigt de heraut aan „De koning 1" Stem uit de galerij „Wathij de koning Hij is mij nog tien gulden schuldig." UIT GEWOONTE. Jager (in een winkel van fijne vleesch- waren en wildbraad) tot wien de juffrouw zegt „Het spijt mij, mijnheer, maar hazen of patrijzen hebben wij niet meer. Maar ik heb hier nog een dclicieuse metworst,neem u die." „Ja, dat zal moeilijk gaan, juffrouw. Ik vrees, dat mijn vrouw niet zal ge- looven, dat ik die geschoten heb." SNUGGER. „Wel," zei Snags, „ik geloof dat er heel veel honden zijn, die meer verstand hebben dan hun meester." „Stellig," zei Crags, „zoo'n hond heb ik." (Hij kon maai met begriipen, waarom de omstanders lachten.) -jANGS EEN OMWEG. „Hei >pijt mij werkelijx, ui«jtitn.«r Kmpschaar, dat gij tevergeefs gekomen zijt, maar zooals gij weet is tijd geld en ik heb op het oogenblik werkelijk geen tijd uw rekening te betalen." TREURIG VERLIES. Ik lees da af van een vrouw, die 1000 gulden gekregen heeft voor het verlies van haar duim bij een spoorwegongeluk. Dat was misschien wel de duim, waar onder haar echtgenoot altijd gezeten had. TOPPUNT VAN VERSTROOIING Professor „Daar heb ik nu, in plaats van mijn eindie sigaar, mezelf *t raam uitgegooid VERANDERING VAN LUCHT. Zij „De dokter heeft mij verandering van lucht voorgeschreven. Waar zullen wij dus heengaan, naar Wiesbaden of naar Nizza Hij „Hoe komt ge er dij, Wies- baden ol Nizza, nu de zaken zoo slecht gaan Neen. als gij bepaald verandering van lucht moet hebben, gaan wij uit dit benedenhuis en ik huur een derde boven huis ONHOUDBAAR, jonge vrouw (die ai voor twaalf win kelvensters is blijven staan): „O. kijk eens, Willem, wat een heerlijk costuum." Man „Hoor eens, Marie, dat houd ik met langer uit. Een van beiden je gaat alleen of ie doet een blinddoek voor." NOO 1 VERLEGEN. Bij tiei voorsnijden van een eendvogel, ging op een diner een der gasten zóó on handig re werk. dat tie braad op den schooi zijnet buurvrouw terecht kwam. Een ander zou doodelijk verlegen zijn ge worden. maai onze vriend vroeg op den kalmsten en beleefdsten toon van de we reld „Och l zou tk u even lastig mogen vallen on. -i*»f Spesfip ?f' urn* VREEMDE WET in de meeste Amerikaansche Staten oestond, voor zoover zij er een volksver tegenwoordiging op na hielden eene wei, die bepaalde, dar slechts zij welke een zekeren iikdom konden aanwijzen als afgevaardigden verkiesbaar waren Over deze wet heett Washington eenmaal zeer sarcastisch gesproken bij gelegenheid van een volksvergadering. „Om afgevaardigde ol Shenl te worden moet tk kunnen be wijzen dat ik 300 dollars bezit Bez r ik deze niet, dan ben ik met verkiesbaar Maar als ik nu b. v een ezel heb. die eene waarde heelt van 300 dollars kan ik af- geva rdigde of Sher i worden. Nu echter komt de vraag bij mij op, wie eigenlijk de afgevaardi de of Sherif is.... ik of mijn eze' ^11 DE KAZERNz. Een officier laat bij het signaai-onder- richt het signaal „vuur" blazen en vraagt aan een recruut wat dit bet eekent De recruut zwijgt. De trompettei wijst om den recruui te helpen, meermalen op Zijne vuurroode haren. Wederom klinkt de stem van den officier „Nu. kerel, weet te 't nog met?" „Jawel, luitenant, 'f is het si<?nait „nor haarknippen Jll Ut SCHOOF Voor eemgen tijd bezocht in Lot ham, gen de maire een dorpsschool. Hij had vee) op het doen en laten dei jeugd aan te merken Vooral de slechte gewoonte oin namen 111 tafels en banken te snijden laakte hij zeer. daar de banken waarop het strenge oog van den dorpspotentaat rustte, tuist vele proeven van bedreven heid in deze houtsnijkunst vertoonden Strenge straffen zouden worden opge legd. indien met dit wanbedrijl werd voortgegaan. In de voorste cn middelste banken viel onder de leerlingen een klimmende onrust waar te nemen, maai achter m de klas werden de hoofden bij elkaar gestoken en begon men te lachen, hoewel de maire dreigend naderkwam Deze had echter nauwelijks een blik ge worpen p de plaats waai vroolijke kinderoogen en vele vingers heenwezen, of hij nam zijn hoed en maakte dar hij weg kwam zijn voor- en achternaam met het verraderlijk taartal, een herinnering aan zijn eigen leugd, stond er nog duide lijk ingesneden I VERKEERDE OPVATTING. Vreemdeling (die zich wil laten sch» ren) „Is dat mes ook scherp?" Dorpsbarbier „Beware, heb maar geen vrees 1" LIEFDE. „Heb je ooit iemand liefgehad I" vroe-„ Karei aan zijne teerbeminde Rosa „Neen, lieveling,' antwoordde Rosa. „Ik heb dikwijls mannen bewonderd om hun kracht, hun moed. hun knap uuec- lijk, hun verstand ol iets dergelijks. Maar bij jou, Karei, is het alleen liefde, mets anders dan liefde „Mijn lieve vriendin, heb je juffrouw Delda tot modemaakster, dan feliciteer ik te dat is er net een voor tou 1" „Waarom „Het is een mirakel hoe dat handige ding van de misselij kste figuren een toonbare taille weet te maken." „Hei engagement tusschen Willem en mij is nog geheim." „Ja dat hoor ik van iedereen." GALANT. Heer „Juffrouw, u wordt eiken dag mooier." Dame „Foei l nu overdrijft u 1" Heer „Laten we dan zeggen om den anderen dag." VOORZORG. „Heb je nog nooit opgemerkt dat de volksman V., als hij een van zijn kiezers tegen komt, hun niet op de gewone wijze de hand geeft. Niet Nu, hij grijpt hen bij de beide handen." „Nu. dat vind ik erg aanstellerig en overdreven." „Het heeft er allen schijn van, doch V. kent zijn mannen. Zoolang als hij de han den der heeren vasthoudt is zijn horloge in veiligheid EEN ANGSTIG ECHTGENOOT. Vrouw „Manlief, als je me een nieuw kostuum geeft, sterf ik van vreugde." Man „Ik sou het heel graag doen, maar ik vrees, dat ie geen woord zult hou den." EEN OORZAAK. „Wat is toch dereden van de verkoeling tusschen Jansen en Pietersen „Och. die verkoeling is alleen een gevolg daarvan, dat zij zich in de hitte van het ge sprek wederzijds wat te warm maakten." ONZE TEGENWOORDIGE DIENST BODEN. iemand moet ergens mevrouw spreken. Hij belt aan en de dienstbode in groot or naat opent hem de deur Niet zeker wie hij voor zich heett, vraagt de man „Is mevrouw mevrouw, of is mevrouw meid .lij was DE MAN. Op een regenachtigen dag stapte een dame in de volle tram. Een heer maakt aanstalten voor haar op te staan, toen mijn heer Meyer hem bij den arm greep en sprak „Dat is mevrouw Muller, ze gelooft til de equivalentie van man en vrouw, be taal haar nu met haar eigen munt en laat laar buiten in den regen staan." De ander glimlachte doch stond toch op. Den volgenden dag ontmoette Meyer den heer, die opgestaan was. „Zeg," sprak hij, „het is jammer, dat je opgestaan bent, je hadt haar nu eens een goed lesje kunnen geven. Niemand van de heeren in de tram zou het gedaan hebben. Waarom ben je opgestaan Heeft ze ie gehypnotiseerd?" „Ken je me niet vroeg de man. „Neen." ..Tk ben de man van mevrouw Muller." DUBBELE EER. in een koffiehuis ,c Berlijn zaten twee kinderen Israëb druk redeneeren. Een Semiet riep herhaalde malen „op mijn eer. op mijn eer f" Dit verdroot een offi cier, die in hunne nabijheid zat. Zich om- keerende sprak hit .,">K' ook nog eene eer „Ik heb ei zeu„ ....„lAirode Nathan, „de mijne, en eens heeft een offi cier de zijne bij mij verpand, doch hij heeft ze nog niet kom»"" inlossen." A» HUISKAMER Door Tine Langerhors (Slot). De kleedkamer, een klein ver eren naast het kantoor, waar de heeren hun tas en hoed hingen en 's avonds hun k ntoor- jas brachten, werd nu onderzocht en ein delijk werd de gouden koker g vonden in een oud kantoorjas e van Kees, tusschen stof en voering Het zag er wel naar uit dar Kees de dief was maar nog schudde de patroon het hoofd. Neen. Hij geloofde er mets van I Daar moest iets anders ach- t.r zitten Maar wat De inspecteur die bet politieonderzoek leidde had echter nog iets gevonden, na melijk een roodbonten zakdoek die kan toor heeren gewoonlijk met dragen Die zakdoek lag nu op het schrijfbureau en de knechts moesten alle binnen komen. De inspecteur vroeg hen van wien de zakdoek behoorde m ar memand herkende hem als Zijn eigendom Alleen een kleine knecht, een jongen van een jaar of veertien, die veel aan voetbal deed, beweerde dat hij den doek eens gezien had n dat die be hoorde aan Jansen. Hij had den doek zoo leuk gevonden omdat er mannetjes op afgebeeld stonden, die aan het voetballen waren en toen had Jansen hem verteld dat het eigenlijk een zakdoek van zijn zoontje was; ook een jongen van een laar of veertien die veel aan voet bal He-»d net als het kleine knechtK Jansen, weer onüervraagu, zei, uathij wel eens zulk een zakdoek in zijn zak had gedragen, maar dat het deze niet was Die van zijn zoontje was veel kleiner De inspecteur krukte, de knechts moch- en gaan en toen telefoneerde de inspecteur even naar een politiebureau, gaf een paar namen en adressen op n een uur later verscheen een agent op het kantoor in gezelschap van den jongen Jansen, een flinken longen van veertien aar, die door den agent van zijn werkplaats gehaald was, en een beetje verwonderd was Hij begreep n'et waf men van hem wilde. Toen de in specteur hem den zakdoek toonde, gaf hij terstond toe. dat die van hem was „Weet >e het wei heel zeker," vroeg -ie P°litiem„. .Jawel. Dm üo-Jh rnij want ei zu een klein rond gaatje in, dat erin gebrand is door een sigaret. Wij mogen op de werk plaats met rooken en eens stopte tkeen half opgerookte sigaret in mijn zak toen de baas voorbij kwam. Even tater haalde ik hem eruit en was dat gaatje erin. De kop van een v n de voetballers is juist wegge brand, ziet u maar We hebben er op de werkplaats nog om gelachen." Mijnhee Woudenstijn keek den in specteur vragend aan en die zei s „Ik geloof haast dat wij achter de waar- he d komen Heeft u een telegr m gezon den aan Kees Melders?" „Ja. Hij zal we met de nachtboot terug zijn bekeerd en k n ieder oogenblik hier zijr „Jammer, dat u zijn reis heeft moeten onderb eken." „Ach. als alles goed afloopt, mag hij op m n kosten nog eens 'n reisje maken. Ik ben veel te gelukkig dat de jongen onschul dig is," zei fabrikant opgewekt Kees liau i.„_*>chen den vongen dag de iaxen vooi zijn patroon in orde gemaakt toen een telegram van zijn patroon hem terstond terug nep. Dat was erg lammei Nu kwam er mets van de twee vrije dagen Nu had hij mets van Engeland gezien als de kantoren van de verschillende hande laars in Birmingham 1 Enfin de baas wil de dat hij terstond terug ging en daar zou dus wel een geldige reden voor zijn en dus nam Kees de nachtboot en een dag latei tegen den middag verscheen hij weer op het kantoor. Hij vond het vreemd dat de portier hem verwonderd aankeek en op zijn vraag, of „mijnheer" op kantoor was. antwoordde dat mijnheer met nog iemand anders hem wichtte. De inspecteur was er namelijk nog, want hij had e n lange conferentie met mijnheer Woudenstijn gehad Toen Kees keurig gekleed noewei n beetje stoffig yan de reis binnen kwam en met zijn prettig, eerlijk gezicht den patroon 'n beetje verbaasd aankeek na de begroe ting, zag de politieman terstond, dat hier geen diel stond Mijnheer Woudenstijn bood Kees een stoel en verzocht den inspecteur toen, den ongen man in te lichten. Met verbazing en schrik hoorde Kees toen van het verdwe nen voorwerp, van zijn bezoek aan 't kan toor waar hij een kwartier gewacht had, en het verzoek alles te vertellen wat hij van de z^ak wist „Ik weet er volstrekt mets van. Ik kwam voor mijn vertrek naar Engeland om nog een adres vragen, en Jans n verliet toen juist het kantoor en vertelde dat mijnheer in de fabriek was met een bezoeker." „Verliet Jansen het kantoor," vroeg de inspecteur „Ja, hij kwam daar de deur uit, toen ik er in wilde," „O zoo Jansen zegt dat hij met binnen geweest is. Weet u wel zeker dat hij bin nen was.' „Ja beslist.' „Hij zegt dat hij geklopt heeft, mets hoorde en toen weer heen ging." „Neen, ik weet dat hij uit dit kantoor kwam. Het leek mij wel vreemd, omdat het geen gewoonte is dat iemand van de fa briek binnen gaat als hij geen gehoor krijgt op zijn kloppen." „En u bent wel binnengegaan?" „O ja ik Dat mag ik wel doen, niet waar mijnheer Woudenstijn." „Zeker." knikte de fabrikant. „En herinnert u zich ook, of de gouden koker toen op de schrijftafel lag „Neen. ik heb den koker niet gezien. Ik heb nog op de schrijftafel tusschen die pa pieren daar gezocht "naar het adres. Hier (hij wees op een koperen stang, waaraan eenige brieven bevestigd waren) 'lier heeft mijnheer alle benoodigde adressen en daar heb ik tusschen gezocht; toen heb ik nog 'n poosje op een stoel vlak bij het bureau gezeten, met mijp hand op het bureau geleund, en ik zou den ko ker stellig gezien hebben, als die daar ge legen had." „Dus was de koker weg, voor u hier wachtte?" „Dat moet wel." „En het voorwerp in de kleedkamer gevonden in de voering van uw kantoor jas!" Kees sprong doodsbleek van zijn stoel, staarde zijn patroon met groote vragende oog aan en riep: ,,U.... u gelooft tocb niet „Wees maar kalm, Melders, wij geloo- ven nog niets," suste mijnheer Wouden stijn. Kees viel weer op zijn stoel neer; bij was zoo ontroerd, dat hij niet kon ant woorden toen de inspecteur hem len zakdoek toonde, en vroeg of hij dien her kende. Hij schudde slechts droevig het hoofd Wel begreep hij zeer goed, dat zijn onschuld bewezen zou worden, maar hij was verschrikt, te hooren, dat 'em.ind hem zoo vijandig gezind was, en hem van diefstal wilde laten beschuldigen. Wie kon den gouden koker in zijn kantoorjas gestopt hebben? Dat laatste dacht hij als 't ware Hard op en de inspecteur hoorde de fluisteren de woorden en vroeg: „Kunt u niet na gaan wie de doos in uw zak verstopt kan hebben?" „Neen, ik geloof niet dat ik hier vijan den heb-, nietwaar mijnheer Woudenberg? Ik kan het met iedereen goed vinden. „Met Jansen ook?" vroeg de inspec teur. „Met Jansen? Nu ja, daar heb ik wel eens mot mee, maar ik geloof toch niet, dat hij zoo gemeen is om...." „Enfin, dat zullen we onderzoeken. Heeft u Jansen dien dag nog gezien, toen u uit het kantoor kwam, bent u tocb nog even in de kleedkamer geweest?" „Nee, ik ben niet meer in de kleed kamers geweest. Tk had daar niets te doen, was al gekleed voor de reis, net zooals ik nu ben. Had dus geen jas ol hoed meer te halen, of een kantoor jasje weg te hangen. Ik ging van aier naar beneden, gaf den portier den sleu tel en ben regelrecht naar den trein ge gaan." „Jansen zegt, dat hij u nog uit de kleedkamer heeft zien komen." „Dat is niet zoo „Dan heb ik niets meer te vragen, mijn heer Melders." „Dus kan ik heen gaan?" De inspecteur knikte en Kées wendde zich tot zijn patroon en vroeg, of deze de zaken met hem wilde afhandelen. „Ga maar eerst naar huis, eet en rust wat en blijf thuis. Ik kom dan om vijf uur bij jou „En ga vooral niet uit. U moet in uw woning blijven tot de zaak opgehelderd is. U begrijpt, het is maar een formaliteit. Ais wij aan uw schuld geloofden, zouden wij u in arrest nemen, maar „pro forma" zal een agent u tot huis volgen en zal iemand uw doen en laten gade slaan," zei de inspecteur. „Ik hoop dat de zaak dan maar spoe- dig opgehelderd wordt want ik ben niet iemand om lang kalm thuis te zitten met het dreigend zwaard van Damocles boven mijn hoofd," lachte Kees, die, weer geheel hersteld van zijn ontroering, lachen kon om het geval. Zoo verliet hij, van verre gevolgd door een agent, het kantoor en kwam bij Leentje, die geheel in de war was. Men had haar ook ondervraagd en den vori- gen dag, toen het voorwerp nog niet ge vonden was, had men bij haar huiszoe king gedaan. Nu hoordp zij van Kees een en ander en zij waren het er over tens, dat Jansen hem dat gelapt had, zooal; Kees kernachtig uitdrukte Tegen den inspecteur had hij Uet niet ronduit willen zeggen, uit vrees, iemand onjuist te be schuldigen Als hij geweten had. dat de gevonden zakdoek van Jansen was, zoti hij het waarschijnlijk wel gezegd hebben. Nu moest de politie het maar uitvisschen. Om half zes kwam de patroon en in de kleine gezellige „salon" vertelde Kees hoe de zaken m Birmingham gegaan wa ren. Mijnheer Woudenstijn was zeer te vreden over den jongen De zaken waren zeer goed geloopen. De besprekingen hadden meer uitgewerkt dan veel :or- respondentie had kunnen doen en de patroon had prachtiée bestellingen gekre gen „Later maak ie <_en plezierreisje, als dit onaangenaam geval achter den rug is, en zus gaat mee," vervolgde hij met eer tevreden lachje tegen Leentje, die een geurig kopje thee binnen bracht. Het meisje zag er zeer slecht uit Zij had zich het geval erg aangetrokken en moest noodzakelijk wat afleiding hebben, meen de mijnheer Toen moest de patroon het huis zien en Leentje toonde vol trots hoe netjes ze al de keurige meubelen geschikt had. Toen keek hij in Haar slaapvertrek en zei: „Het zijn de meubelen uit het meis jeskamertje van mijn dochter Die is nu al tien jaar- geleden getrouwd, woont in Indië, waar haar man een plantage heeft, en nu heb ik niemand meer," Hij zuchtte even en zweeg langen tijd, dacht over zijn dochter, die zoo ver weg was. Maar hij wist dat zij bet goed had. Een lieve brave man en aardige kinderen had. Maar hij was alleen en al weet een vader, dat de kinderen het nest uitvliegen en de ouden alleen achter blij ven, toch is het treurig alleen te zijn, zelfs al is men rijk. De twee jongelui begrepen waarover mijnheer dacht en zij stoorden zijn ge dachten niet. Leentje ging naar de voor deur, omdat er gebeld was en mijnheer bleef nog even in de gang praten met Kees. De postbode had gescheld en Leentje een brief gegeven, die uit Amerika kwam. „Hè, van wie kan dat zijn," zei Kees verbaasd. „Lees gerust even," zei mijnheer Wou denstijn, „dan kan ik nog n kopje ihee van juffrouw Leentje drinken. Als ik thuis kom is er geen thee meer." Leentje vulde nog eens zijn kopje, de oude heer, die het klaarblijkelijk gezellig bij hen vond, was weer in de oude sofa gaan zitten, die de eerste jaren van zijn huwelijk zijn eigen eenvoudige voor kamer gesierd had Toen was de groote fabriek nog maar een fabriekje cn aij een fabrikantje. dat hard moest werken om de zaak te kunnen uitbreiden. „Hemel nog toe. Je kunt nooit raden, mijnheer, van wie dezen brief is," riep Kees opeens. „Nee, natuurlijk niet. Zeg 't maar gauw." „Herinner je je nog een zekeren Wil- lemse, die knecht was in het hotel, waar ik jongste bediende geweest ben?" „Ja, zeker. Willemse, die cr met jou

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 11