VOOR DE
I **-■**
llJ
Ui
i~i
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiir'kiiiiii iiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiimi;miiii!::iiiiiiiHiiiii!!iii:ii!h .imiiiiiLiniiiiiiiiiii::
^n!!il8!I9fII!]l!!iiaSIIiil!IIi:3!illSlli:i:il9I!l9SI!l!lllI9il!l!nHIIE:3ill!lS!8!iI!iIE!ll IlliüIliiLIÜIKl
iHnuKiinüüühfüimifK:^
De zwerversiaren van Kees Melders
UIT DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER 4
DERDE JAARGANG 1924
„Voor den eer>en bet veel voor den
anderen
„Maai in ucmc-snaain pijaig ous mei
langer -.enen wij beiden als uit één
mono
„Waarde nn,nbeei. gedachte mevrouw
ik bid en smeek u er om voor den laat-
sten keei w ndi u mei op I'
„Maai vooi uer, duivel 1" barstte ik uit.
„wij winden in; niet op
„Nu aan op uw ,ot is gevallen de vijl
en minri? du; zend
Sprakeioo- keek 'k rnijne vrouw aan
en zij mu en oen kwam het heesch en
schot ur trint kee opborrelen „vijl
en rwintie duizend gulden" terwijl mijn
ega herhaf'r1' vü< en tvvintie duizend
gulden
„Ja vi w.nug uuizeno gulden,
galmde de geiuk aanbrengende buurman
en toen vie'er wu n elkanders armen
De eerst ne van deze gymnastische
oefentnp O' oezinn.ns kwam was k
doch jogenot kkefijk daarna pakte 'k
mijn evenssezellin om heur middel en
danste mei haai de kamer rond tor wij
gehee hu-de-m op de sofa neervie
len
Zoo -o-tc »vas ik oijgekomen 01 ik
greep mijn perhoudei. doopte deze met
het verkeerde n n den inktkoker en be
gon onze pa; ver!de deur met het ge
lukkige eeia. 'e beschrijven Ik kon het
evenwe me verdei brengen dan de V
Dan zoch' k naai ets anders om mijn
vreugde re Koe,en en uchi te geven Daar
viel mijn oog op de vruchtenschaa. een
geschenk van een mijner vrienden op mijn
vertaardag Mei iorschen zwaai ging zij
door her venstei de straat op. waar zij een
voorbijgangei op het hoofd terecht kwam
die natuurlijk weinige oogenblikken daar
na mei een polme-agent kwam opdagen
Doch ik wist dit onheil te bezweren en
schon k den gerrotlene een armen drom
mel een bankbiliet van vijf en twintig
gulden, als pleister op de wond en stopte
den agent mijn mooie meerschuimen pijp.
een zeldzaam exemplaar, in de banden
Toen dropen tteiden al
Daar vie mij in dat mijn ouurman, de
brenger dier blijde tijding, bijna in 't ver
geetboekje was verzeild geraakt en aan
stonds zei ik rot hem
„Wel man daar zullen wij eens een
fijne flcsch op drinken mijn vrouw en ik
hebben ook een hartversterking noodig
.Het diensrmeisie werd gescheld en naar
den wijnhandelaar gestuurd om een hall
dozijn t'lesschen ouden wijn re halen
Toen wij den volgenden morgen wak
ker werden lag mijn buurman op de sola,
welke hij echret met zijn schoenen wier
zolen met dikke en scherpe spijkers waren
beslagen zoodanig had toegetakeld dat
het schoone meubelstuk eene ruïne geleek.
Ik zelf lag op den grond en hield onze
regulateur vast m de armen omklemd
Met moeite stonden wij op, om vervol
gens onze van pijn gloeiende hoofden
ondei de waterleiding te houden
Mijn vrouw Ue» zich met zien Zij bleef
heel rustig op haar kamer Ternauwernood
was het ontbiit klaar gezet of verschillende
buren, door he> dienstmeisje van mijn
geluk in kennis gesteld, kwamen opda
gen. om mij hun hartelijke gelukwen-
schen aan te bieden. Er waren echter ver
schillende heden onder, die mij om onder
steuning vroegen in hun zaken en zoo had
ik mij in een minimum van tijd voor ettelij
ke duizenden verplicht
Intusschen was het minder lekker gevoel
waarmede ik en mijn metgezel ontwaak
ten, geweken. De vroolijke stemming, hoe
wel bescheidener, kwam weer boven en
weldra stond ten tweeden male een zestal
flesschen op tafel, welke wij langzaam
uitd enken Ditmaal was het een licht
Rijnwijntje, dat ons langzaam aan, hei
bloed sneller door de aderen deed stroo-
tnen, doch ons met over de grens voerde.
Kalmpjes overlegden wij nu, hoe het
best die groote sotn te besleden en lieten
verschillende ondernemingen de revue
passeeren Er was echter niets bij naar
mijn gading, tot ik eindelijk besloot een
courant uit te geven ofschoon ik er
heelemaat met van op de hoogte was, kon
ik toch, naar mij dacht, de noodige be
kwame lui engageeren.
Een courant dus
De eerste - welke ik tot verwezen
lijking van mijn uenkbeeld deed, was de
vrouw, die tuist het morgenblad binnen
bracht aan een soort examen te onderwer
pen. aangaande de letterzetterij, de druk
pers enz euz iv aar op mijn buurman vol
mondig verklaarde in ,staat te zijn de lei
ding er van op zich te nemen
Hei piao zou den weidschen tite voeren
van,.ae Fakkel'
Na nog een kwartiei ai druk pratende
te heoben doorgebracht, stond mijn aan
staande redact eui op om zooals hij zeide
naa- zijn zaken re gaan, want zoolang men
deze drijft voegde hij er aan toe, is op
zijn post wezen een eerste vereischte
Toen hu afscheid van mij nam was zijn
tred zwaai en oom mij scheen het ech
ter toe als of de man de kamer uitzweefde
Nog een liefdevolle blik op zijn achtens-
waardie voorkomen, en ik vlijde mij
n mijn eunmgstoel om weinige oogen
blikken daarna in Moroheus' armen in te
slapen
Ik had zoowaï een goed nait uur gesla
pen 'oen ik door een kloppen op mijn
schouder gewekt werd. Verschrikt vloog
U overeind en wilde den rustverstoorder
reeds een uitbrander geven toen ik
m dezen mijn buurman herkende, die zoo
wit als krui 700 bleek als een doek voor
mij stond
Ai lammerende, terwijl hij de handen
wannopig wrong, riep hij uit
„Mijnheer mijnheer er is mets van
aan ik heb me ontzettend vergist P'
.Waar is mets van aan Waarin heb ie
ie vergist
„U hebt in 't geheel.... mets gewon
nen
„Wat
„Neen ik heb me verkeken met het
nummer
.Mensch Den je krankzinnig
„Helaas neen
t Was alsof men mij het hootd te pletter
had geslagen En toch het was zoo, mijn
nummet stond onder de meten. Hoe ik
mij gevoelde kan geen pen beschrijven, ik
besefte, dat ik hef voorkomen had eene
geknakte lelie...-.
Mijn vrouw sliep nog. ik vviide haar met
storen. Ik wilde haar het vreeselijk ont
waken uit de zoete droomen zoo lang
sparen als ik kon
iNu ben ik eerugermate den zwaren
slag te boven gekomen en met mijn lot zoo
veel mogelijk verzoend. Met mijn buur
man lig ik nog altijd overhoop. Ik betrek
van hem noch mijn sigaren, noch mijn
loterijbriefjes
Voor de verschrikkelijke ontgoocheling,
die hij mij bereidde, wil ik ten minste één
genoegdoening hebben.
ONBEGRljRbLIJK.
Oude juffrouw „Zeg me toch eens
professor, waarom heeten wij toch eigen
lijk het schoone geslacht?"
Professor „Ja, dat weet ik waarlijk
ook niet."
MERKBAAR.
Zij „Kun je merken, dat de lucht hier
bevorderlijk is voor den eetlust?"
Hij „Zeker, aan mijn portemonnaie."
VERHEVEN EN BELACHELIJK.
Gedurende eene voorstelling van hei
een of ander stuk, kondigt de heraut aan
„De koning 1"
Stem uit de galerij „Wathij de
koning Hij is mij nog tien gulden
schuldig."
UIT GEWOONTE.
Jager (in een winkel van fijne vleesch-
waren en wildbraad) tot wien de juffrouw
zegt „Het spijt mij, mijnheer, maar
hazen of patrijzen hebben wij niet meer.
Maar ik heb hier nog een dclicieuse
metworst,neem u die."
„Ja, dat zal moeilijk gaan, juffrouw.
Ik vrees, dat mijn vrouw niet zal ge-
looven, dat ik die geschoten heb."
SNUGGER.
„Wel," zei Snags, „ik geloof dat er
heel veel honden zijn, die meer verstand
hebben dan hun meester."
„Stellig," zei Crags, „zoo'n hond heb
ik."
(Hij kon maai met begriipen, waarom
de omstanders lachten.)
-jANGS EEN OMWEG.
„Hei >pijt mij werkelijx, ui«jtitn.«r
Kmpschaar, dat gij tevergeefs gekomen
zijt, maar zooals gij weet is tijd geld en
ik heb op het oogenblik werkelijk geen
tijd uw rekening te betalen."
TREURIG VERLIES.
Ik lees da af van een vrouw, die 1000
gulden gekregen heeft voor het verlies
van haar duim bij een spoorwegongeluk.
Dat was misschien wel de duim, waar
onder haar echtgenoot altijd gezeten had.
TOPPUNT VAN VERSTROOIING
Professor „Daar heb ik nu, in plaats
van mijn eindie sigaar, mezelf *t raam
uitgegooid
VERANDERING VAN LUCHT.
Zij „De dokter heeft mij verandering
van lucht voorgeschreven. Waar zullen
wij dus heengaan, naar Wiesbaden of
naar Nizza
Hij „Hoe komt ge er dij, Wies-
baden ol Nizza, nu de zaken zoo slecht
gaan Neen. als gij bepaald verandering
van lucht moet hebben, gaan wij uit dit
benedenhuis en ik huur een derde boven
huis
ONHOUDBAAR,
jonge vrouw (die ai voor twaalf win
kelvensters is blijven staan): „O. kijk
eens, Willem, wat een heerlijk costuum."
Man „Hoor eens, Marie, dat houd
ik met langer uit. Een van beiden je
gaat alleen of ie doet een blinddoek voor."
NOO 1 VERLEGEN.
Bij tiei voorsnijden van een eendvogel,
ging op een diner een der gasten zóó on
handig re werk. dat tie braad op den
schooi zijnet buurvrouw terecht kwam.
Een ander zou doodelijk verlegen zijn ge
worden. maai onze vriend vroeg op den
kalmsten en beleefdsten toon van de we
reld „Och l zou tk u even lastig mogen
vallen on. -i*»f Spesfip ?f'
urn* VREEMDE WET
in de meeste Amerikaansche Staten
oestond, voor zoover zij er een volksver
tegenwoordiging op na hielden eene wei,
die bepaalde, dar slechts zij welke een
zekeren iikdom konden aanwijzen als
afgevaardigden verkiesbaar waren Over
deze wet heett Washington eenmaal zeer
sarcastisch gesproken bij gelegenheid van
een volksvergadering. „Om afgevaardigde
ol Shenl te worden moet tk kunnen be
wijzen dat ik 300 dollars bezit Bez r ik
deze niet, dan ben ik met verkiesbaar
Maar als ik nu b. v een ezel heb. die eene
waarde heelt van 300 dollars kan ik af-
geva rdigde of Sher i worden. Nu echter
komt de vraag bij mij op, wie eigenlijk
de afgevaardi de of Sherif is.... ik of
mijn eze'
^11 DE KAZERNz.
Een officier laat bij het signaai-onder-
richt het signaal „vuur" blazen en vraagt
aan een recruut wat dit bet eekent De
recruut zwijgt. De trompettei wijst om
den recruui te helpen, meermalen op
Zijne vuurroode haren. Wederom klinkt
de stem van den officier „Nu. kerel, weet
te 't nog met?" „Jawel, luitenant, 'f is het
si<?nait „nor haarknippen
Jll Ut SCHOOF
Voor eemgen tijd bezocht in Lot ham,
gen de maire een dorpsschool. Hij had
vee) op het doen en laten dei jeugd aan
te merken Vooral de slechte gewoonte
oin namen 111 tafels en banken te snijden
laakte hij zeer. daar de banken waarop
het strenge oog van den dorpspotentaat
rustte, tuist vele proeven van bedreven
heid in deze houtsnijkunst vertoonden
Strenge straffen zouden worden opge
legd. indien met dit wanbedrijl werd
voortgegaan. In de voorste cn middelste
banken viel onder de leerlingen een
klimmende onrust waar te nemen, maai
achter m de klas werden de hoofden bij
elkaar gestoken en begon men te lachen,
hoewel de maire dreigend naderkwam
Deze had echter nauwelijks een blik ge
worpen p de plaats waai vroolijke
kinderoogen en vele vingers heenwezen,
of hij nam zijn hoed en maakte dar hij
weg kwam zijn voor- en achternaam met
het verraderlijk taartal, een herinnering
aan zijn eigen leugd, stond er nog duide
lijk ingesneden I
VERKEERDE OPVATTING.
Vreemdeling (die zich wil laten sch»
ren) „Is dat mes ook scherp?"
Dorpsbarbier „Beware, heb maar
geen vrees 1"
LIEFDE.
„Heb je ooit iemand liefgehad I" vroe-„
Karei aan zijne teerbeminde Rosa
„Neen, lieveling,' antwoordde Rosa.
„Ik heb dikwijls mannen bewonderd om
hun kracht, hun moed. hun knap uuec-
lijk, hun verstand ol iets dergelijks. Maar
bij jou, Karei, is het alleen liefde, mets
anders dan liefde
„Mijn lieve vriendin, heb je juffrouw
Delda tot modemaakster, dan feliciteer ik
te dat is er net een voor tou 1"
„Waarom
„Het is een mirakel hoe dat handige ding
van de misselij kste figuren een toonbare
taille weet te maken."
„Hei engagement tusschen Willem en
mij is nog geheim."
„Ja dat hoor ik van iedereen."
GALANT.
Heer „Juffrouw, u wordt eiken dag
mooier."
Dame „Foei l nu overdrijft u 1"
Heer „Laten we dan zeggen om den
anderen dag."
VOORZORG.
„Heb je nog nooit opgemerkt dat de
volksman V., als hij een van zijn kiezers
tegen komt, hun niet op de gewone wijze
de hand geeft. Niet Nu, hij grijpt hen bij
de beide handen."
„Nu. dat vind ik erg aanstellerig en
overdreven."
„Het heeft er allen schijn van, doch V.
kent zijn mannen. Zoolang als hij de han
den der heeren vasthoudt is zijn horloge in
veiligheid
EEN ANGSTIG ECHTGENOOT.
Vrouw „Manlief, als je me een nieuw
kostuum geeft, sterf ik van vreugde."
Man „Ik sou het heel graag doen,
maar ik vrees, dat ie geen woord zult hou
den."
EEN OORZAAK.
„Wat is toch dereden van de verkoeling
tusschen Jansen en Pietersen
„Och. die verkoeling is alleen een gevolg
daarvan, dat zij zich in de hitte van het ge
sprek wederzijds wat te warm maakten."
ONZE TEGENWOORDIGE DIENST
BODEN.
iemand moet ergens mevrouw spreken.
Hij belt aan en de dienstbode in groot or
naat opent hem de deur
Niet zeker wie hij voor zich heett, vraagt
de man „Is mevrouw mevrouw, of is
mevrouw meid
.lij was DE MAN.
Op een regenachtigen dag stapte een
dame in de volle tram. Een heer maakt
aanstalten voor haar op te staan, toen mijn
heer Meyer hem bij den arm greep en
sprak „Dat is mevrouw Muller, ze gelooft
til de equivalentie van man en vrouw, be
taal haar nu met haar eigen munt en laat
laar buiten in den regen staan."
De ander glimlachte doch stond toch op.
Den volgenden dag ontmoette Meyer
den heer, die opgestaan was.
„Zeg," sprak hij, „het is jammer, dat je
opgestaan bent, je hadt haar nu eens een
goed lesje kunnen geven. Niemand van
de heeren in de tram zou het gedaan
hebben. Waarom ben je opgestaan
Heeft ze ie gehypnotiseerd?"
„Ken je me niet vroeg de man.
„Neen."
..Tk ben de man van mevrouw Muller."
DUBBELE EER.
in een koffiehuis ,c Berlijn zaten twee
kinderen Israëb druk redeneeren. Een
Semiet riep herhaalde malen „op mijn
eer. op mijn eer f" Dit verdroot een offi
cier, die in hunne nabijheid zat. Zich om-
keerende sprak hit .,">K' ook nog
eene eer
„Ik heb ei zeu„ ....„lAirode
Nathan, „de mijne, en eens heeft een offi
cier de zijne bij mij verpand, doch hij
heeft ze nog niet kom»"" inlossen."
A»
HUISKAMER
Door Tine Langerhors
(Slot).
De kleedkamer, een klein ver eren naast
het kantoor, waar de heeren hun tas en
hoed hingen en 's avonds hun k ntoor-
jas brachten, werd nu onderzocht en ein
delijk werd de gouden koker g vonden in
een oud kantoorjas e van Kees, tusschen
stof en voering Het zag er wel naar uit
dar Kees de dief was maar nog schudde
de patroon het hoofd. Neen. Hij geloofde
er mets van I Daar moest iets anders ach-
t.r zitten Maar wat
De inspecteur die bet politieonderzoek
leidde had echter nog iets gevonden, na
melijk een roodbonten zakdoek die kan
toor heeren gewoonlijk met dragen Die
zakdoek lag nu op het schrijfbureau en de
knechts moesten alle binnen komen. De
inspecteur vroeg hen van wien de zakdoek
behoorde m ar memand herkende hem als
Zijn eigendom Alleen een kleine knecht,
een jongen van een jaar of veertien, die
veel aan voetbal deed, beweerde dat hij
den doek eens gezien had n dat die be
hoorde aan Jansen. Hij had den doek zoo
leuk gevonden omdat er mannetjes op
afgebeeld stonden, die aan het voetballen
waren en toen had Jansen hem verteld
dat het eigenlijk een zakdoek van zijn
zoontje was; ook een jongen van een laar
of veertien die veel aan voet bal He-»d net als
het kleine knechtK
Jansen, weer onüervraagu, zei, uathij
wel eens zulk een zakdoek in zijn zak had
gedragen, maar dat het deze niet was Die
van zijn zoontje was veel kleiner
De inspecteur krukte, de knechts moch-
en gaan en toen telefoneerde de inspecteur
even naar een politiebureau, gaf een paar
namen en adressen op n een uur later
verscheen een agent op het kantoor in
gezelschap van den jongen Jansen, een
flinken longen van veertien aar, die door
den agent van zijn werkplaats gehaald was,
en een beetje verwonderd was Hij begreep
n'et waf men van hem wilde. Toen de in
specteur hem den zakdoek toonde, gaf hij
terstond toe. dat die van hem was
„Weet >e het wei heel zeker," vroeg -ie
P°litiem„.
.Jawel. Dm üo-Jh rnij want ei zu
een klein rond gaatje in, dat erin gebrand is
door een sigaret. Wij mogen op de werk
plaats met rooken en eens stopte tkeen
half opgerookte sigaret in mijn zak toen de
baas voorbij kwam. Even tater haalde ik
hem eruit en was dat gaatje erin. De kop
van een v n de voetballers is juist wegge
brand, ziet u maar We hebben er op de
werkplaats nog om gelachen."
Mijnhee Woudenstijn keek den in
specteur vragend aan en die zei s
„Ik geloof haast dat wij achter de waar-
he d komen Heeft u een telegr m gezon
den aan Kees Melders?"
„Ja. Hij zal we met de nachtboot
terug zijn bekeerd en k n ieder oogenblik
hier zijr
„Jammer, dat u zijn reis heeft moeten
onderb eken."
„Ach. als alles goed afloopt, mag hij op
m n kosten nog eens 'n reisje maken. Ik
ben veel te gelukkig dat de jongen onschul
dig is," zei fabrikant opgewekt
Kees liau i.„_*>chen den vongen dag de
iaxen vooi zijn patroon in orde gemaakt
toen een telegram van zijn patroon hem
terstond terug nep. Dat was erg lammei
Nu kwam er mets van de twee vrije dagen
Nu had hij mets van Engeland gezien als
de kantoren van de verschillende hande
laars in Birmingham 1 Enfin de baas wil
de dat hij terstond terug ging en daar zou
dus wel een geldige reden voor zijn en dus
nam Kees de nachtboot en een dag latei
tegen den middag verscheen hij weer op
het kantoor. Hij vond het vreemd dat de
portier hem verwonderd aankeek en op
zijn vraag, of „mijnheer" op kantoor was.
antwoordde dat mijnheer met nog iemand
anders hem wichtte. De inspecteur was
er namelijk nog, want hij had e n lange
conferentie met mijnheer Woudenstijn
gehad
Toen Kees keurig gekleed noewei n
beetje stoffig yan de reis binnen kwam en
met zijn prettig, eerlijk gezicht den patroon
'n beetje verbaasd aankeek na de begroe
ting, zag de politieman terstond, dat hier
geen diel stond
Mijnheer Woudenstijn bood Kees een
stoel en verzocht den inspecteur toen, den
ongen man in te lichten. Met verbazing en
schrik hoorde Kees toen van het verdwe
nen voorwerp, van zijn bezoek aan 't kan
toor waar hij een kwartier gewacht had, en
het verzoek alles te vertellen wat hij van
de z^ak wist
„Ik weet er volstrekt mets van. Ik kwam
voor mijn vertrek naar Engeland om nog
een adres vragen, en Jans n verliet toen
juist het kantoor en vertelde dat mijnheer
in de fabriek was met een bezoeker."
„Verliet Jansen het kantoor," vroeg de
inspecteur
„Ja, hij kwam daar de deur uit, toen ik
er in wilde,"
„O zoo Jansen zegt dat hij met binnen
geweest is. Weet u wel zeker dat hij bin
nen was.'
„Ja beslist.'
„Hij zegt dat hij geklopt heeft, mets
hoorde en toen weer heen ging."
„Neen, ik weet dat hij uit dit kantoor
kwam. Het leek mij wel vreemd, omdat het
geen gewoonte is dat iemand van de fa
briek binnen gaat als hij geen gehoor krijgt
op zijn kloppen."
„En u bent wel binnengegaan?"
„O ja ik Dat mag ik wel doen, niet
waar mijnheer Woudenstijn."
„Zeker." knikte de fabrikant.
„En herinnert u zich ook, of de gouden
koker toen op de schrijftafel lag
„Neen. ik heb den koker niet gezien. Ik
heb nog op de schrijftafel tusschen die pa
pieren daar gezocht "naar het adres. Hier
(hij wees op een koperen stang, waaraan
eenige brieven bevestigd waren) 'lier
heeft mijnheer alle benoodigde adressen
en daar heb ik tusschen gezocht; toen
heb ik nog 'n poosje op een stoel vlak bij
het bureau gezeten, met mijp hand op
het bureau geleund, en ik zou den ko
ker stellig gezien hebben, als die daar ge
legen had."
„Dus was de koker weg, voor u hier
wachtte?"
„Dat moet wel."
„En het voorwerp in de kleedkamer
gevonden in de voering van uw kantoor
jas!"
Kees sprong doodsbleek van zijn stoel,
staarde zijn patroon met groote vragende
oog aan en riep: ,,U.... u gelooft tocb
niet
„Wees maar kalm, Melders, wij geloo-
ven nog niets," suste mijnheer Wouden
stijn.
Kees viel weer op zijn stoel neer; bij
was zoo ontroerd, dat hij niet kon ant
woorden toen de inspecteur hem len
zakdoek toonde, en vroeg of hij dien her
kende. Hij schudde slechts droevig het
hoofd Wel begreep hij zeer goed, dat
zijn onschuld bewezen zou worden, maar
hij was verschrikt, te hooren, dat 'em.ind
hem zoo vijandig gezind was, en hem van
diefstal wilde laten beschuldigen. Wie
kon den gouden koker in zijn kantoorjas
gestopt hebben?
Dat laatste dacht hij als 't ware Hard
op en de inspecteur hoorde de fluisteren
de woorden en vroeg: „Kunt u niet na
gaan wie de doos in uw zak verstopt kan
hebben?"
„Neen, ik geloof niet dat ik hier vijan
den heb-, nietwaar mijnheer Woudenberg?
Ik kan het met iedereen goed vinden.
„Met Jansen ook?" vroeg de inspec
teur.
„Met Jansen? Nu ja, daar heb ik wel
eens mot mee, maar ik geloof toch niet,
dat hij zoo gemeen is om...."
„Enfin, dat zullen we onderzoeken.
Heeft u Jansen dien dag nog gezien, toen
u uit het kantoor kwam, bent u tocb nog
even in de kleedkamer geweest?"
„Nee, ik ben niet meer in de kleed
kamers geweest. Tk had daar niets te
doen, was al gekleed voor de reis, net
zooals ik nu ben. Had dus geen jas ol
hoed meer te halen, of een kantoor
jasje weg te hangen. Ik ging van aier
naar beneden, gaf den portier den sleu
tel en ben regelrecht naar den trein ge
gaan."
„Jansen zegt, dat hij u nog uit de
kleedkamer heeft zien komen."
„Dat is niet zoo
„Dan heb ik niets meer te vragen, mijn
heer Melders."
„Dus kan ik heen gaan?"
De inspecteur knikte en Kées wendde
zich tot zijn patroon en vroeg, of deze de
zaken met hem wilde afhandelen.
„Ga maar eerst naar huis, eet en rust
wat en blijf thuis. Ik kom dan om vijf
uur bij jou
„En ga vooral niet uit. U moet in uw
woning blijven tot de zaak opgehelderd
is. U begrijpt, het is maar een formaliteit.
Ais wij aan uw schuld geloofden, zouden
wij u in arrest nemen, maar „pro forma"
zal een agent u tot huis volgen en zal
iemand uw doen en laten gade slaan," zei
de inspecteur.
„Ik hoop dat de zaak dan maar spoe-
dig opgehelderd wordt want ik ben niet
iemand om lang kalm thuis te zitten met
het dreigend zwaard van Damocles boven
mijn hoofd," lachte Kees, die, weer geheel
hersteld van zijn ontroering, lachen kon
om het geval.
Zoo verliet hij, van verre gevolgd door
een agent, het kantoor en kwam bij
Leentje, die geheel in de war was. Men
had haar ook ondervraagd en den vori-
gen dag, toen het voorwerp nog niet ge
vonden was, had men bij haar huiszoe
king gedaan. Nu hoordp zij van Kees een
en ander en zij waren het er over tens,
dat Jansen hem dat gelapt had, zooal;
Kees kernachtig uitdrukte Tegen den
inspecteur had hij Uet niet ronduit willen
zeggen, uit vrees, iemand onjuist te be
schuldigen Als hij geweten had. dat de
gevonden zakdoek van Jansen was, zoti
hij het waarschijnlijk wel gezegd hebben.
Nu moest de politie het maar uitvisschen.
Om half zes kwam de patroon en in de
kleine gezellige „salon" vertelde Kees
hoe de zaken m Birmingham gegaan wa
ren. Mijnheer Woudenstijn was zeer te
vreden over den jongen De zaken waren
zeer goed geloopen. De besprekingen
hadden meer uitgewerkt dan veel :or-
respondentie had kunnen doen en de
patroon had prachtiée bestellingen gekre
gen
„Later maak ie <_en plezierreisje, als
dit onaangenaam geval achter den rug is,
en zus gaat mee," vervolgde hij met eer
tevreden lachje tegen Leentje, die een
geurig kopje thee binnen bracht. Het
meisje zag er zeer slecht uit Zij had zich
het geval erg aangetrokken en moest
noodzakelijk wat afleiding hebben, meen
de mijnheer
Toen moest de patroon het huis zien
en Leentje toonde vol trots hoe netjes ze
al de keurige meubelen geschikt had.
Toen keek hij in Haar slaapvertrek en
zei: „Het zijn de meubelen uit het meis
jeskamertje van mijn dochter Die is nu
al tien jaar- geleden getrouwd, woont in
Indië, waar haar man een plantage heeft,
en nu heb ik niemand meer,"
Hij zuchtte even en zweeg langen tijd,
dacht over zijn dochter, die zoo ver
weg was. Maar hij wist dat zij bet goed
had. Een lieve brave man en aardige
kinderen had. Maar hij was alleen en al
weet een vader, dat de kinderen het nest
uitvliegen en de ouden alleen achter blij
ven, toch is het treurig alleen te zijn,
zelfs al is men rijk.
De twee jongelui begrepen waarover
mijnheer dacht en zij stoorden zijn ge
dachten niet. Leentje ging naar de voor
deur, omdat er gebeld was en mijnheer
bleef nog even in de gang praten met
Kees.
De postbode had gescheld en Leentje
een brief gegeven, die uit Amerika
kwam.
„Hè, van wie kan dat zijn," zei Kees
verbaasd.
„Lees gerust even," zei mijnheer Wou
denstijn, „dan kan ik nog n kopje ihee
van juffrouw Leentje drinken. Als ik
thuis kom is er geen thee meer."
Leentje vulde nog eens zijn kopje, de
oude heer, die het klaarblijkelijk gezellig
bij hen vond, was weer in de oude
sofa gaan zitten, die de eerste jaren van
zijn huwelijk zijn eigen eenvoudige voor
kamer gesierd had Toen was de groote
fabriek nog maar een fabriekje cn aij een
fabrikantje. dat hard moest werken om
de zaak te kunnen uitbreiden.
„Hemel nog toe. Je kunt nooit raden,
mijnheer, van wie dezen brief is," riep
Kees opeens.
„Nee, natuurlijk niet. Zeg 't maar
gauw."
„Herinner je je nog een zekeren Wil-
lemse, die knecht was in het hotel, waar
ik jongste bediende geweest ben?"
„Ja, zeker. Willemse, die cr met jou