BUITENLAND Rosa de smokkelaarster. Van Alles en van Overal. BINNENLAND. Os geasteüjke achteruitgang. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Vrijdag 4 April 1924 De argumenten in de Duitsche antwoord-nofa voor militaire controle in Duitschland niet door den Gezantenraad maar door den Volkenbond. Ontstemming en ongerustheid in Australische regeeringskringen betref fende de afwimpeling der Britsche vlootbasis-plannen voor Singapore. Onder de Radio-berichten: Poincaré stelt maar weer de kwestie van vertrouwen tegen tè lange interpellaties. De motie van vertrouwen in het nieuwe Fransche Kabinet aangenomen. Een „Ausreisegebühr" van 500 goudmark in Duitschland te verwachten. SEM. 2ÜITENL. SER18HTEK. STATEN GENERAAL. TWEEDE KAMER. De Watersiaaisbegrooting. FEUILLETON. 34. DAMESBEURS. Ik ben op He Damesbeurs geweest! Dentk u nu niet, dat dat iets heel gewoons is, verre vandaar. En het zal me niet gauw meer gebeuren lat ik er nog eens heen ga. 01 het er dan zoo vervelend was? Of er dan niets bizonders te zien was? Dat wil ik heelemaal niet beweren; het reusachtige R. A. I.-gebouw daar in dien schrikkelijken windhoek aan het einde van de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, stond tjokvol stands, waaronder er waren, die er buitengewoon aantrekkelijk uitzagen, of die heel lekker roken. Maar. Ik weet niet of er 's-avonds veel heeren- bezoek is op deze beurs, als Pisuisse er met zijn troep optreedt, maar toen ik er was, was het een midden-in-de-weeksche-dag, 's-middags om een uur of drie, wanneer alle heeren op hun werk zijn en alle dames ge woonlijk winkelen. Dat werk kunnen de heeren in den regel maar niet zoo eens een middag in den steek laten, maar dat winkelen der dames kan wel eens een dagje worden overgeslagen om naar de Damesbeurs te gaan trouwens, da's eigenlijk ook winkelen, maar binnens huis, wat op een guren dag wèl zoo aan- trekelijk moet zijn. Om kort te gaan, er waren op dien mid dag zeker wel een duizend dames daar in het R. A. I.-gebouw aan het rondslenteren en onder die duizend mogelijk waren het er nog wel meer liep ik daar in m'n eentje als man rond. Dat moet je heusch niet gering schatten! Allemachtig, wat voelde ik me klein en nie tig, daar tusschen ai die zelfbewuste bont- nantels en capes en lange jassen, zwaar ran borduursel! De man is de heer van de schepping. Jawel, goeiemorgen! Als je één man zet naast één vrouw, dan mag die man misschien de heer zijn, al is dat tegenwoordig ook nog lang niet altijd het geval, maar enfin, hij kan het zich ten minste verbeelden maar een man tus- schen duizend vrouwen! Ik dank je! Ze keken me allemaal na en al ben ik nou ook niet zoo bizonder verlegen uitge vallen, als je je zoo het middelpunt veelt van zoo'n twijfelachtige belangstelling, dan voel je je toch niet zoo- heel erg op je gemak. Twijfelachtige belangstelling! Ja, want ze keken me aan, alsof ze me wil den wegkijken en als ik toevallig een dame tegenkwam, die ik kende en dat ge beurde een paar maal dan werd me met een ironisch lachje gevraagd: „Wat moet jij hier eigenlijk doen?" En eerlijk Gezegd, gelijk hadden ze. Wat moest ik er eigenlijk doen? Een Van-AUes-en-van-Overalletjc er over schrijven, nu ja, dat is zoo en u ziet, ik ver vul m'n plicht nauwgezet, maar eigenlijk heb ik tot nu toe nog niets verteld van de Damesbeurs zelf, doch alleen maar van de Damesbeurs-bezoeksters en van mezelf als eenigen bezoeker. En ik vrees, dat dat ook wel het voornaamste gedeelte van m'n praatje zal blijven. Wat zegt u? Nou ja, voornaam.... voor naam.... ach, u weet wel hoe ik het be doel. Want wat wil ik nu in 's-Hemelsnaam vertellen van de dingen die er te zien waren? Ik zou immers den eenen bok na den anderen schieten. En waar zou ik dan met al die beestjes een veilige schuilplaats vindenf om me te verbergen voor het hoon gelach van die duizend. „Niks hoor!" zeggen ze hier in Haarlem. Daa.r zitten bijvoorbeeld, als je den ingang binnenkomt rechts, een aantal meisjes met naaimachines voor zich te.... daar heb je t nou al ineens, te wat?Stikken noe men ze dat geloof ik te stikken van het lachen als ze mij als eenigen man in deze dames-verzameling zien. Heusch, u kunt me op m'n woord gelooven, belachelijk zie ik er niet uit en daarom lachten ze ook niet, die meisjes: ze vonden het alleen belache lijk, dat ik daar was nou, en daar had den ze gelijk in, dat was ik roerend met ze eens. Even later kwam ik langs een stand, waar allerlei suikerwerken enz. uitgestald lagen en daar wilde men mij heel vriendelijk een zakje bonbons in m'n hand drukken. Ik be dankte natuurlijk, wilde het cadeautje niet aannemen, daar ik toch nooit van plan ben bonbons te koopen en nietwaar, daar was het dan toch maar om te doen, eerst je zoo lekker te maken door een gratis proefje van een half ons, dat je een kilogram of vijf komt koopen. In het laatste had ik geen zin en bedankte dus voor het geschenk. Maar nu had u toch eens moeten zien, met wat voor oogen ik werd aangekeken' Iemand die gratis-bonbons weigerde dat was blijkbaar op een damesbeurs nog nooit vertoond. Weer een eindje verder stond een man in een kokskostuum ja heusch, een nxan en ik had hem wel om den hals willen vallen, als z'n jasje niet zoo met olie bespat was geweest bezig met koekjes te bakken in een of andere oliesoort. Of ik niet eens proeven wilde? En een zoo uit de kokende olie gehaald, schelpvormig gebakje werd me onder m'n neus gehouden Brr, ik ruik de olie nog! En terwijl blauwe rooksliertjes uit de olie-pan omhoog kringelden, liep ik door, m'n zakdoek voor m'n neus. „Eens ruiken mijnheer!" riep een meisje me toe, toen ik een paar passen verder was en meteen strooide ze me het een o£ andere odeurtje op m'n zakdoek, zoodat ik die heb moeten weggooien stel je voor, dat ik met zoo'n luchtje thuis bij m'n vrouw ge komen was. En zoo ging het maar door, over.d kon je wat krijgen, koekjes, pepermuntjes, limo nade, broodjes, gebakjes, en weet ik wat nog meer; zelfs werd ik uitgenoodigd om een flenschje te komen proeven. Ik had me nu eenmaal voorgenomen niets van dat alles aan te nemen en bovendien, 't was in de Vasten, maar menschen die van zulke gratis proffjes houden, raad ik aan, den dag dat ze naar de Damesbeurs in Amsterdam gaan en ik gelooi waarachtig dat er in de hoofdstad geen dame is, die het niet doet maar niet te lunchen; hon ger laten ze je daar in het R. A. I.-gebouw zeker niet lijden. Het was evenwel niet allemaal om te eten, of te drinken, wat ik er gezien heb. Ik heb al gezegd, dat er ook stikkende meisjes waren, en daarna zag ik ook nog bordurende en stofzuigerfnde en kappende en gekaot-wordende. Ik zag kantwerken en zijden stoffen, ik zag lampekappen en for nuizen, ik zag bak-ovens en aardappelschil mesjes, ik zag nikkelen electrische water ketels en alluminium-pannen, ik zag.... enfin, nog een massa meer. Maar allemaal dingen, die voor dames heel erg belangwek kend kunnen zijn, maar die mij geen sikkepit konden schelen. Maar ik merkte op, dat alle dames overal van proefden, alles betastten en bekeken en op haar gezichten was het dan te lezen, dat ze genoten. Dus, als er ook dames onder mijn lezers zijn, die nog niet naar de Damesbeurs geweest zijn, laat ze er dan heengaan; te oordeelen naar wat ik zag, sta ik er voor in, dat ze er zullen genieten. Maar voor een man.... Ja toch, één stand heb ik er gezien, waar ik belang in stelde; een étalage van behang selpapier. Want ik moet vóór Paschen m'n huis kamer laten behangen. ARTHUR TERVOOREN. De militaire contröle in Duitschland. Aan den tekst van de Duitsche antwoord nota inzake de militaire controle in Duitsch land waarin ervoor gepleit wordt, dat de militaire contröle niet in handen zal blijven tran den Gezantenraad, maar opgedragen zal worden aan den Volkenbond, ontleenen wij het volgende In hoeverre binnen het kader van de vijf bekende punten nog controlehandelingen noodig zijn, is een vraag, welke volgens de mecning van de Duitsche regeering niet moet worden overgelaten aan de eenzijdige be- slissing door een orgaan van geallieerde en geass. mogendheden, maar aan overleg voor elk geval afzonderlijk. Tegenover een natie met tradities en een levendig gevoel voor na tionale waardigheid kan op den duur onmo gelijk alles geregeld worden naar de formule bevel en onderwei-ping' Mochten de gealli eerden willen dulden, dat een hunner orga nen deze elementaire waarheid miskent, dan zouden zij daardoor slechts voedsel geven aan definitieve pacificatie van Europa dan een tegemoetkomende houding in de quaestie der Duitsche ontwapening kan zijn. De Duitsche regeering stelt voor de mili taire controle inzake de vijf punten toe te vertrouwen aan een beperkter lichaam dan tot dusver bestond, een lichaam, dat ook door zijn samenstelling, meer in overeenstem ming met het technische karakter van zijn taak, een waarborg oplevert, dat de militaire contröle in deze laatste phase zich afspeelt in een meer rustiger atmosfeer. Van een daaraan voorafgaand onderzoek door de geallieerden, naar den stand der ont wapening buiten de vijf punten, wil de Duit sche regeering intusschen niets weten. Ook de Engelsche regeering heeft trouwens reeds te kennen gegeven, dat Duitschland in dat opzicht zijn verplichtingen is nagekomen, zijn weermacht heeft teruggebracht tot onder de toegestane 100.000 man en op volkomen bevredigende wijze zijn wapenen en munitie heeft uitgeleverd. De quaestie, welke de ge allieerden blijkbaar stellen is daarom niet die of Duitschland, afgezien van de vijf punten, heeft ontwapend, maar schijnt aldus te for muleeren, of de Dmtsche bewapeningsstand thans nog dezelfde is als in den zomer van '22 en in het voorjaar J23. Mochten de geallieerden deze vraag niet zonder meer bevestigend durven te beant woorden, dan is het te begrijpen, dat zij den wensch koesteren een onderzoek in te stellen. Maar men zou in de rechten van den Volken bond grijpen, indien men zulk een onderzoek in handen wilde leggen van de geallieerde militaire controle-commissie in plaats van aan den volkenbond over te laten, zoo noodig een onderzoek volgens art. 213 van het Ver drag van Versailles te doen houden. De actie op grond van art. 213 is juist gedacht voor ge vallen, dat de Volkenbond als het tot waarbor ging van het belang van geheel Europa ge roepen instituut, den indruk krijgt, dat in den stand der Duitsche bewapening veran deringen zijn gekomen, die van het standpunt van het algemeen Europeesch belang aan leiding geven tot bedenkingen. De Duitsche regeering doet daarom het tegenvoorstel dat de geallieerden zich voor het onderzoek naar den stand der Duitsche bewapening ter hunner geruststelling, wen den tot den raad van den Volkenbond, waar bij zij in overweging geeft of het niet wensche- lijk zou zijn ter vermijding van het gelijktijdig functioneeren van twee geheel verschillende controle-organen het reeds vermelde beperk te orgaan tot onderzoek inzake de vijf punten ook ondergeschikt te maken aan cl n ~aad van Jen Volkenbond. De Volkenbond zal dan moeten uitmaken of er aanleiding is tot het doen instellen van een speciaal onderzoek olgens art. 213. Ten slotte wijst de Duitsche regecring er op, dat de Volkenbond de naar Duitschland te zenden commissie van onderzoek zoo zou kunnen samenstellen, dat zij naar beteekenis en mentaliteit kan gelden te handelen niet in het belang van enkele mogendheden, maa: slechts in dat van geheel Europa. Tevens zal de Volkenbond in de gelegenheid zijn door het gelijktijdig beginnen van een wer kelijke en algemeene ontwapeningsactie de openbare meening ervan te overtuigen, dat het eventueel noodig geacht onderzoek niet de duurzame handhaving dient van de hui dige onjuiste verhouding tusschen den stand •der Duitsche ontwapening en dien van zijn buren, maar de eerlijke en definitieve pa cificatie. Australië en de afgewim pelde vlootbasis te Singa pore. De afwimpeling door de Engelsche regee- ing van het plan om te Singaro:e een vloot- oasis te vestigen heeft, zooals men weet, in Australische regeeringskringen groote ont stemming en ongerustheid gewekt. De heer Bruce, de premier, heeft reeds bij verschei dene gelegenheden, en in verschillende toon- arden, critiek op de houding der Engelsche •egeering geoefend. Thans heeft de zaak ooi: onderwerp van bespreking in het Australisch Huis van Afgevaardigden uitgemaakt- Hierbij is uiting gegeven aan den wensch om in Aus tralië een conferentie bijeen te roepen van dc staten, die aan den Stillen Oceaan grenzen. Oorspronkelijk werd dit denkbeeld opge worpen door den heer Bruce zelf. Het werd in 't huis overgenomen door den heer Marks. Bruce verklaarde échter dat hij wel voorstan der van een dergelijke conferentie was, doch hij zeide te gelooven dat zij alleen succes kon hebben, wanneer hij werd bijeengeroepen door een der groote mogendheden, Groot- Brittannië, Japan of de Vereenigde Staten. De Australische arbeiderspartij staat intusschen aan den kant der Engelsche regeering. De verhouding tusschen Bulgarije en Zuid-Slavië. De laatste verklaringen van den Bulgaar - schen minister-president Zankof verzeker den met klem, dat Bulgarije geen anderen wensch koestert, dan met al zijn buren in vrede en vriendschap te leven, vooral met Zuid-Slavië. Hoe is dat te rijmen met de hef tige uitbarstingen van haat, de bedreigingen met oorlog, die omstreeks midden Maart Sofia van uit Belgrado bereikten Om dat duidelijk te maken moeten wij de. geschie denis een beetje ophalen. De wrijving begon in September 1923, toen de Bulgaarsch-communistische revolu tie mislukt was. Deze revolutie was klaarblij kelijk met Russisch geld gesteund. De te "eurstelling in Moskou en Belgrado over deze mislukking was groot, vooral in Belgrado want Zuid-Slavië had al zijn verwachtingen gebouwd op het slagen dezer agrarisch-com munistische heerschappij. Belgrado trachtte nu op andere wijze zijn-.doel te bereiken en op allerlei manieren Bulgarije een hak te zet ten. De Bulgaarsche regeering was tegen de zen strijd niet opgewassen. Deze strijd tus schen Belgrado en Sofia werd toch op een ge heel eigenaardige wijze gestreden. Belgrado viel steeds aan en Sofia week steeds terug. In dit duel oogstte Zuid-Slavië steeds suc cessen en heel gemakkelijk, hoewel het den leider aangenamer zou geweest zijn, wanneer het niet zoo van een leien dakje was ge gaan, wanneer deze overwinning niet door de volkomen passiviteit van Bulgarije, maar na een hardnekkigen tegenstand zou zijn be vochten. Men eischte dat de regeering-Zankof de verbreking van het bondgenootschap met Macedonië. Zij deed dit. Men eischte de ver volging der Macedonische organisatie. Zij deed dit, hoewel aarzelend. Men eischte een resoluut optreden tegen de Alexandroffis- ten. Hoe zwaar 't Bulgaarsche regeering ook viel, zij sloot 600 Macedoniërs in de gevan genis op. Men zou denken, dat door zooveel tege moetkoming de regeering in Belgrado bevre- 1 digd zou zijn. Maar neen Het wild werd nog meer opgejaagd. De aoorn in net oog van de Zuid-Slavische regeering is de regee ring van Zankof. Zankof steunt weliswaar op de meerderheid in de Sobranja, de o po sitie kan langs wettigen weg deze regeering niet omver werpen, wil dat misschien ook niet, zoolang Zuid-Slavië elke Bulgaarsche regeering tot bloedens toe vervolgt. Daarom is men in Belgrado besloten om deze kwes tie van binnenlandsche politiek door midde len van buitenlandsche politiek te regelen. De regeeringsbladen in Belgrado verkla ren nu geen vertrouwen te hebben in de re geering-Zankof, omdat deze door de revo- lutionnaire gebeurtenissen in Juni aan het bewind is gekomen en zich slechts met den steun van de Macedoniërs kan staande hou den, die zelfde Macedoniërs, die in Zuid- Slavië niet eens de rechten der minderheden genieten mogen, omdat zij geen nationale minderheid, maar een Servische volksstam zijn, die een Servisch dialect spreekt. Maar deze argumentatie leidt tot heel eigenaardi ge conclusies. Heerschen er in Sofia Mace doniërs, die niet aan de Bulgaren verwant zijn, maar die tot een Servischen volksstam behooren, dan heeft Belgrado eerst recht geen reden, om zich tegen deze heer schappij te verzetten. Want dan zouden er in Sofia dezelfde Serviërs heerschen, die thans in Zuid-Slavië als staatsburgers met volle rechten mede het Groot-Servisch ideaal ver wezenlijken. En nu is het toch wel dwaas, dat juist Nintsjitjs, de Servische minister van buitenlandsche zaken, zich tegen de heer schappij der Serviërs in Bulgarije zoo heftig verzet. Maar om logica bekommert men zich in Belgrado niet hard Zankof moet weg. Dat is het bevel uit Bel grado en het is heelemaal niet uitgesloten, dat de democratische entente onder den druk der Servische bedreigingen gedwongen zal wo-!1- o—baar regecring te doen aftreden. STRESEMANN OVER HET MUN- CHENSCHF. VONNIS. In een interview met de „Koln. Z." spreekt Stresemann met nadruk een bewering van de „Matin" tegen betreffende de houding van Stresemann en de rijksregeering ten op zichte van het vonnis in het proces-Hitier. Noch hij, noch de rijksregeering hebben den geringsten invloed geoefend op het proces. De minister wijst op den inhoud van zijn rede te Hannover, welke een strenge veroordee ling inhoudt van de November-Putsch. DE JCCDSCHE FRONTSOLDATEN EN LUEENEORFF. De Bond van Joodsche Frontsoldaten in Duitschland heeft, naar de „Jüd. Rundschau" meldt, in zijn jongste bijeenkomst een reso lutie aangenomen, waarin verontwaardiging wordt te kennen gegeven over de wijze, waarop generaal Ludendorff zich ir het Hit- Ier-proces over de Duitsche Joden heeft uit gelaten. „In naam van de 12.000 Joodsche soldaten, die onder aanvoering van generaal Ludendorff den heldendood zijn gestorven, in naam van de treurende weduwen en wee zen, vaders en moeders," zoo wordt gezegd, „wijzen wij de ons aangedane beleediging van de hand, en we zijn er van overtuigd, dat de overgreote meerderheid van het Duitsche volk van deze ongehoorde verdachtmaking niets wil weten." EEN VREEMDELINGENBELASTING TE PARIJS. De gemeenteraad van Parijs heeft zich in gunstigen zin uitgesproken ten aanzien van een voorstel van een zijner leden, den heer Fernand-Laurent, om vreemdelingen, die van 48 uur tot twee maanden te Parijs ver blijven, een recht van 20 frans te doen betalen en voor een langer verblijf 50 frans. Er is volgens het „Journal des Débats" geen sprake van xenophobie, maar de overweging heeft gegolden, dat de vreemdelingen, die van alle voordeelen van het leven te Parijs genie ten, in het geheel niet deelen in de uitgaven voor het onderhoud en de verfraaiing der hoofdstad. Den factor, dat die vreemdelingen toch ook geld onder de menschen brengen, heeft men blijkbaar over het hoofd gezien.... DE BEZITTINGEN VAN DEN GRIEKSCHEN KONING. De verkoop van de koninklijke bezittingen, als meubelen en andere zaken, welke eenige dagen geleden is aan gekondigd, isuitgesteld. Gemeld wordt, dat de regeering een gedeelte van de meubelen wil hebben voor den nieu wen president van de Grieksche republiek. De regeering heeft intusschen toestemming gegeven voor den verkoop voor rekening van den koning-van de gebouwen op het konink lijk gebied, die vroeger door koning Constan- tijn zijn gekocht en als kantoren werden ge- gebruikt. Een aantal automobielen en paarden is naar Roemenië vervoerd. PEST IN ZUID-AFRIKA. Eenige dagen geleden meldden wij, dat er in de buurt van Johannesburg zich een geval van builenpest heeft voorgedaan. In de „Bur ger" van 14 Maart lezen wij een beschou wing van den correspondent te Bloemfontein over het pestgevaar in den Vrijstaat. Daaruit blijkt, dat het geval in de buurt van Johannesburg niet het eerste in Zuid- Afrika is. Reeds maanden vroeger waren ge vallen in het district Kroonstad, in den Vrij staat, bekend. De besmetting wordt overge bracht door ratten en muizen. Bedenkelijker is, dat het district Bloemfontein nu ook door deze ziekte bedreigd wordt. Reeds geruimen tijd waren de veldmuizen in dat district be smet. Ook in de stad Bloemfontein zijn vele doode muizen gevonden, die besmet zijn. De stedelijke overheid heeft reeds maanden geleden een rattenvanger aangesteld een groot aantal muizen zijn met vallen, vergif en giftige gassen gedood. Als voorzorgsmaatregelen om de versprei ding tegen te gaan is bepaald, dat granen uit de besmette streken niet uitgevoerd mogen worden alvorens deze ontsmet zijn. De correspondent is van meening, dat hoe wel het zich voordoen van pestgevallen op zich zelf zeer ernstig is, er op het oogenblik geen reden tot groote ongerustheid bestaat DE BERGSTORTINGEN IN ITALIË. De speciale correspondent van de „Cor- riere della Sera", die de kuststreek in Zuid- Italië in oogenschouw nam, welke door de bergstortingen geteisterd werd, meldt aan zijn blad het volgende De st3d Amaifi is volkomen geïsoleerd, evenals de haar omgevende plaatsen. De door de wolkbreuk veroorzaakte afbrok keling der rotsen tot nu toe heeft men tien bergstortingen geteld, maar misschien is haar geta! grooter geschiedde in langzaam tempo, maar onverbiddelijk. Degenen, die de uren van schrik mee be leefden, vernamen in den nacht zonderlinge geluiden, alsof ladingen kiezehteenen om laag stortten. Tegen 5 uur in den morgen nam het lawaai echter toe. Een deel der bewoners stond op en bracht zichzelf in veiligheid, vele anderen kwamen om. De neergevallen rotsblokken hebben de huizen als tot poeder vermalen en de slacht offers bedolven. Heele groepen huizen in Amaifi en Posi- tano zijn verdwenen. Ook bijna de geheeie plaats Vettica Minore is weggevaagd. De eerste hulp werd door de torpedoboot „Pontiere" onde- leiding van admiraal Lo- oett. gebracht, die met drie sleepbooten en eet met levensmiddelen, k'eedingstukken, ve. bandstoffen, houweelen en schoppen ge- ad.cn stoomschip van Napels arriveerde. Drie bergstortingen hebben tweederde der plaatsen weggerukt. Verscheidene lijken zijn uit de zee opgevbcht. In Vettica is een 20-jarig meisje van een heele familie de eenige overgeblevene. Een deel der bevolking, die geen uitweg wist, ve-zimelde zich om den geestelijke, die in zijne op den top van den berg gelegen kerk de H. Mis las. De door vrees bevangen menigte wilde de kerk niet verlaten, ofschoon er ook voor het kerkgebouw gevaar stond. Eerst na veel moeite gelukte het den carabinieri de kerk te doen ontruimen. Rondom de kerk was de tarde ver in den omtrek gebarsten en slechts met de hulp van lmge touwen konden'dc men schen van de geweldige hoogte over de af gronden heen naar het zeestrand neergelaten worden. In Prajano we- a een klein aan den H. Fran- ciscus toegewijd kerkje door de rotsblokken meegesleurd. De pastoor van het kerkje, don Michele Fuso, vond aan de voeten van het altaar, op het oogenblik. dat hij de H. Mis Jeed, den dood. Heele troepen geniesoldaten zijn van Na pels aangekomen om het opruimingswerk te verrichten, dat echter door den voortdu- renden regen zeer oemoeilijkt wordt. De spleten in den grond zijn deels meer dan 100 M, lang en 50 tót 100 breed. Het is onmogelijk, alle lijken uit te graven, die door rotsstukkan zijn bedolven. De telegrafische en telefonische verbinding AmaifiAgerolaNapels is hersteld. Dat de niet-christelijke beschaving in haar herfsttij verkeert en de hedendaagsche sa menleving geestelijk achteruitgaat, wordt niet alleen getuigd door de katholieke lei ders, maar ook door staatlieden als graaf Carton de Wiart, den bekenden Belgischen oud-premier. Onder den titel: „De menschc- lijke intelligentie in gevaar"?" heelt hij een hoofdstuk tot de geschiedenis van dit mo derne verval bijgedragen in het mondain grootblad „De Telegraaf", dat zeil tegenover de geweldige nooden van den tijd slechts een houding van lichtzinnigheid en blague weet aan te nemen, of er wat galgenhumor in spotternijen en sotternijen over loslaat. Dadelijk na het einde der vijandelijkheden schreef de oud-minister heeft men zich met een gerechtvaardigd gevoel van afschuw rekenschap gegeven van de materieele ver liezen. die door alle oorlogvoerende landen waren geleden. Men heeft toen berekend, hoeveel millioenen menschenlevens aan den ccrlogs-Moloch waren opgeofferd. Daarbij heeft men de milliarden opgeteld, die teloor waren gegaan aan ruïnes en schade. Bijna terzelfdertijd hebben zij, die opletten, be grepen en gepeild heel den ernst der scha den, welke door den oorlog op het terrein van den geest waren aangericht. Het moge zijn, dat vele harten door heldenmoed ver edeld zijn, dat de wil van menigeen ge drenkt is in energie of opofferingsgezind heid, daartegenover staat, dat in ontelbare zielen uit den oorlog een vergif is achter gebleven, dat niet zoo gemakkelijk is uit te zuiveren. Het is zeker, dat wij nog lang den achter uitgang en de verlaging van iedere soort zullen blijven waarnemen, die zich hebben afgeteekend in zoo vele zwakke of minder waardige karakters. In de betrekkingen tus schen de menschen ligt de zin tot eerlijke nakoming van hetzij openbare, hetzij parti culiere overeenkomsten niet meer zoo heel stevig verankerd. Het egoïsme is niet voor niets zoo plechtig in officieele proclamaties tot deugd verheven. Niet voor niets zijn de instincten van geweld, roof en list zoolang ontketend geweest. Niet voor niets hebben vernieling en uiteenjaging-van-gezinnen de banden der familie-tucht losser gemaakt. Do ineenvloeiing van het mijn en het dijn, die in de ure van groote sociale onrust zoo gemakkelijk tot stand komt, is de eerbiedi ging van andermans goed niet ten goede gekomen. Maar thans doet het kwaad zich niet al leen voor op stoffelijk en zedelijk gebied, maar ook op het gebied der intelligentie..... De materieele moeilijkheden maken, dat de jeugd, die zich aangetrokken gevoelt tot winstgevende beroepen, zich van de zuivere wetenschap afwendt. De zuivere wetenschap „betaalt nietDe wetenschappelijke labora toria loopen leeg ten gunste van do Jndus- trieele laboratoria. Door gebitk ueur- rentie vertoont zich een algemeene daling van het peil aan alle studiefaculteiten, en eveneens een vermindering van intellectu- eele inspanning. Daarbij komt de toeneming van het ma chinale, waardoor in zekeren zin al het rrenschclijke weten wordt verindustriali- seerd. De pers, de bioscoop, de gramafoon en de radio zijn evenzoovele bewonderens waardige uitvindingen, maar zij bevorderen de cultuur der oppervlakkigheid en werken de cultuur van de diepte tegen. Zij vormer in geenendeele een aanmoediging tot indi vidueel naderken. In de plaats van dit laat ste stellen zij de kudde-denkbeelden. De menschheid neemt al meer en meer tot ge woonte, in massa of bij groepen te denken. De werkwi'zen der industrie, toegepast op de verbrei'ing van de gedachten en van het weten, zijn noodlottig voor de kwalitatieve waarden, waarvan Guillieimo Ferrero den achteruitgang Heeft aangetoond. De wereld loopt gevaar, in steeds grooter getale half- o£ kwart-geleerden te krijgen en in al min der aantal persoonlijke zoekers en denkers. De eersten doen den laatsten schade. De nieuwe rijken, de oorlogs- en naoor- lcgswinstmakers, hun aandacht, hun smaak en het geld, dat zij uitgeven, richten zich niet op wetenschap of kunst. De boeken, waarin dat wereldje genoegen schept, zijn die, welke de reclame op de lawaaierigste manier heeft aangeprezen. De schouwburg ondernemers, die tuk zijn op klandizie, we ten, dat om voor de menschen begrijpelijk te zijn en hen te vermaken, het „frapper fort" beter is dan het „frapper juste". Vergadering van Donderdag 3 April, de' nam. 1 uur. Aan de orde is voortzetting van de be handeling van Hoofdstuk IX (\Vaterstaatj van de Staatsbcgrooting voor 1924. Naar aanleiding van de verschillende op merkingen over het mijnwezen antwoord! Minister VAN SWAAY, dat de beer Her mans zich er goed rekenschap van moet ge ven dat er vele deskundigen, doch nog meer pseudo-deskundigen zijn. Toezicht en con trole zijn bij de Staatsmijnen gespiitst, bij andere bedrijven misschien niet, maar dat bewijst nog niet, dat deze zaak bij de Staats mijnen kostbaarder is dan elders. Het ver koopbureau kost j 220,0C0 Maar dit bedrag zegt op zichzelf niets, in het oog dient daar bij gehouden te worden dat het bureau voor tal van millioenen omzet. Overtuigd van de goede trouw van den heer Hermans, acht hij de methode van cri tiek uitoefenen van dezen afgevaardigde on juist. Beter ware geweest, indien de heer Hermans zich tot de directie hadde gewend; hij zou dan de onjuistheid van vele grieven ingezien hebben en deze zouden dan niet in deze Kamer ter sprake hebben behoeven te komen. Het prestige van de directie wordt op deze wijze onnoodig verkleind. Bij art. 193 dringt de heer HERMANS. R. K., er op aan dat door sancering van het Staatsmijnbedrijf het voeren van een goede sociale politiek mogelijk zal blijven. Minister VAN SWAAY sluit zich hierbij aan. De debatten over „Scheepvaart" worden geopend met een redevoering van den heer BRAUT1GAM. S D A. P. Hij protesteert tegen het bezigen van Javanen en Chinee- zen als machinekamer-personeel op de groote stoomvaartlijnen, nu er zooveel werk loosheid bestaat onder de Europeanen. De heer WIJNKOOP, C. P., is van mee- ning dat het Aziatische personeel bbst ge handhaafd kan worden, maar dan moeten die menschen ook hetzelfde loon hebben als de Europeanen. Hij dient een motie in, v.-aarin aan de regeering wordt verzocht te bevor deren, dat het Aziatische personeel niet op slechter voorwaarden arbeidt dan het Eu- rooeesche. Minister VAN SWAAY wijst op 't gemak dat de Chineezen opleveren als machineka mer-personeel in de warme streken. Gaarne zal hij over een en ander met de directies der scheepvaartlijnen in overleg treden, maar verplichten kan hij die directies na. tuurlijk tot niets ten deze. De molie-Wijn- kooD is voor hem dan ook niet aannemelijk. Met de directies zal hij ook in overleg treden, doch dit vraagstuk is van internatio nalen aard, mitsdien op te lossen in interna tionaal verband. De VOORZITTER stelt voor de motie- wijnkoop op een nader te bepalen dag te behandelen. Aldus wordt besloten. Bij art. 236 klaagt de heer BRAUTIGAM over de slechte voorwaarden voor het red- dingspersoneel. Minister VAN SWAAY belooft een errs* stig onderzoek in zake deze quaestie. Bij art. 239 vraagt de heer DUYS, S. Dt A. r.„ naar nadere inlichtingen omtrent den toestand van redders en hun nagelaten be- lTQ j *n^en' *n verband met een door hem reeds in 1922 gevraagde pensioenregeling voor deze personen Hij dient een motie in, waarin bij de regeering wordt aangedrongen door een pensioenregeling of op andere wijze ten spoedigste een einde te maken aan den zorgvollen toestand van de redders. Deze motie zal op voorstel van den VOOR ZITTER op een nader te bepalen dag vóór het zomerreces behandeld worden. Minister VAN SWAAY biedt zijn ver ontschuldigingen aan. FTij verkeerde in de meening dat de Kamer reeds het resultaat van een onderzoek ten deze was medege deeld. Een honderdtal personen zou ln aan merking komen voor ondersteuning en dit zou 30 a 50,000 gulden kosten. De zaak kwam in den ministerraad en daar werd, met het oog op den slechten financieelen toe.ad, besloten geen verdere offers vat .de schatkist te vergen 25, Met een ongelooflijke wilskracht slaagde Marguerite erin haar plotselinge vreeselijke verwarring te verbergen en kalm te schij nen. „Over mijn vader," vroeg ze. „Wat be doel je?" „Kom met mij mee en ik zal het u zeg gen!" Terwijl in werkelijkheid het bloed in haar aderen stolde, reed Marguerite glimlachend n de richting van het ravijn. Rosa liep achter het paard aan met dreigende oogen, zooals in de eerste dagen na den dood van j haar man. Bij het huisje gekomen, steeg Marguerite j af, ze bevestigde het paard aan een ijzeren ring naast de deur en trad het armoedige kamertje binnen. Marguerite bleef midden in het vertrek staan wachten. De jonge boerin leunde met hare eene hand op de afel, die tusschen de beide vrouwen stond, boog zich voorover en begon met beesche nauwelijks verstaanbare stem: „Ik heb van nacht van Francois gedroomd.... Dat is mij reeds langen tijd niet gebeurd.... Men zegt, t dat de overledene om gebeden vraagt, is men van hem droomt. Maar hij vraagt niet om gebeden, maar roept om wraak.,,," Ze zweeg. Scherp zag ze het jonge meisje in de oogen opa te zien welken indruk hare woorden, maakten. Marguerite verdroeg haar blik met groote kalmte en rustig antwoordde ze: „Als hij daarboven is, kan hij niet om wraak roe pen „Goed.... als hij geen wraak wil dan wil ik het!Ik kan niet gerust meer leven als ik mij niet gewroken heb! Plotseling naderde Marguerite de jonge boerin. „Welnu," riep ze uit, „Goed!.... Wreek hem.... vooruitwreek hem dan!" „Dat za! ik ook wel doen.... Morgen reeds.... Straks misschien! Ik zal het ge heeie dorp vertellen wat ik van u weet.... Ik zal zeggen wat ik op een avond^ aan de oevers van de Chiers gehoord heb!" Op haar beurt zocht Marguerite steun op de tafel. ,„Wat heb je dan gehoord," vroeg zij. De woorden bleven in haar keel steken., ze klemde zich aan het vermolmde hout vast. „Ja.... toevallig heb ik alles gehoord... Ik was niet van plan u ai te luisteren Zoo ziet u dat u buiten nooit over geheimen 1 moet spreken,, al doet ge het nog zoo zacht en al is bet nog zoo donker.Er zijn meer nieuwsgierigen dan ik.... e ik heb goede ooren." „vlerklaar je woorden nader asjeblieft!" „Ja, ja, terstond!.... Op den avond dien ik bedoel, maakte a een wandeling met uw broer. U ging aan den kant van den weg zitten en bleef daar vrij lang met elkaar sprekenIk heb toen alles gehoord wat ge gezegd bebt en ik weet wie ge zijt en waarom uw moeder tien jaar geleden in de- i ze streek is komen wonen, waar ze niemand kentJa»k weet alles!" Rosa zweeg voor de tweede maal. Toen Marguerite niet antwoordde vervolgde het onverbiddelijke meisje lachende: „Ge zijt de dochter van een galeiboef, juffrouw.... Uw vader is een dwangarbeiderHet ver wondert mij nu niets meer dat u zoo trotsch bent.... daar heeft u immers alle reden voor!" Marguerite zocht steun tegen een muur., ze was zoo bleek als een doode.... Het was haar of ze zou sterven. Maar haar ster ke zenuwen deden haar weer spoedig her stellen; ze richtte zich recht overeind en begon eveneens te lachen. ,„Ik zou bijna denken dat je niet goed wijs bent, Rosa. Toe.... laqt mij heen gaan.... laat mij erdoor!" „O.... ik za' u n'et tegenhouden. ga gerust!.-Ik volg u.... want ik ga naar Mathon!" Marguerite deed een paar stappen, maar zij wankelde.... Al haar droomen waren in één slag vernietigdAls de ontzettende waarheid overal bekend zou znn, zou zulks het einde zijn van al haar zoete verlangens en droomen die een half uur geleden haar ziel vervulden. Niet alleen dat mevrouw De- lost dan beslist haar toestemming zou weige ren, maar Albert zelf, Albert die thans be reid was haar te trouwen, zou zich terug trekken als hij te weten .kwam, dat iedereen het vreeselijke "eheim kende. Vlak voor Rosa bleef ze stilstaan en weder deed ze alle moeite hare gedachten bijeen te houden. „Wat voor monsterachtig plan is het, dat je beraamd bebt? Dacht je werkelijk dat de menschen zich aan jou lasterpraatjes zullen storen!" „De menschen zullen het gelooven.... evenals ik het geloofd heb toen ik het hoorde.... en ik ben er zeker van dat zij alles van a tot z te weten zullen komen.... Ik ben er van overtuigd dat over acht da gen iedereen zal weten, waarom uw vader tot de galeien veroordeeld is geworden! Rosa greep den knop van de deur, maar Marguerite hield haar tegen. „Je laster zal mij veel leed veroorza ken.... heel veel leed! „Het is geen laster, dat weet u even goed „Goed, al is het de waarheid, toch blijft het een leelijke, verachtelijke daad!" „Ik wreek Franpois. „Ik heb je reeds gezegd hoe het mij be rouwt en welk een bittere wroeging mij vervult.... Denk er om; als je door je laffe handelwijze mij gedood zult hebben, dan zal de wroeging in jou ziel komen knagen.... Denk er om dat je mijn broer bemint! Je zult hem evengoed als mij treffen!" Rosa sidderde. „Ja! Mooie liefde die hij mij toedraagt. Hij kijkt mij zelfs niet eens meer aan!" „Dat is je eigen schuld. Je hebt hem er zelf toe gedwongen mij om opheldering te vragen; ik heb ze hem gegeven en hij be- greep „Gekheid," onderbrak haar de jonge boe rin.... als men werkelijk bemint dan is dat geen reden.... Maap men neemt het zoo nauw niet in uw familie!" „Als hij zijn woord gegeven heeft dan zal ik hem zeggen „Neen, neen, dat is te veel eer, dat een gewone boerin voorgesproken moet worden door de dochter van een galeiboef!" „Rosa! Rosa! Zwijg toch!.... Zeg dat toch niet!' „Als het niet waar was, zou u niet zoo beven.... dan zou u niet zoo bleek wor den. Zeg eens dat ik lieg.... zeg dat eens!" Het ongelukkige meisje boog het hoofd. „Ge durft niet.Ik ga naar Mathon!. Tot weerziens!.... Morgen reeds zult ge bemerken dat ik gesproken heb,.... en ook tot de ooren van mijnheer Delost zal het doordringen!" Marguerite was aan de voeten van Rosa neergezonken en smeekend strekte ze hare a-men uit: „Dat zal je met doer., Rosa.... ik zal ervan sterven.... het zal mijn dood zijn!" „Toch za! ik het doen!.... terstond!" „Heb medeelijden met onze moeder, als je geen medelijden met ons hebt...," Rosa barstte uit in een schaterlach, die door de ziel sneed. „Eens heb ik u ook gesmeekt.... Ook toen deed ik het in naam van mijn moe der.... Ook toen was ik verloren.... maar gij liet uw paard steigeren en ik stortte neer aan den kant van den weg.Her innert ge u dat niet meer?" En met nog koudere stem voegde zij er aan toe: „ik wilde u smeekend aan mijn voeten zien, evenals ik smeekend voor u stond.... Ik ben gewroken, maar nu moet Franqois nog gewroken worden!" Marguerite Alban strekte krampachtig de vingers uit. Ze had reeds spijt zich vruch teloos vernederd te hebben. Rosa stond reeds op den drempel. Marguerite stond op, snelde naar buiten en haar den weg toonend, riep ze uit: „Ga!Doe wat je wiltals iets mij berouwt, dan is het, dat ik je om iets ge smeekt heb!" Met vasten tred liep Rosa in de richting .van Mathon. Nauwelijks had ze vijftig meters geloopen of ze hoorde achter zich het hief getrappel van een p^ard. Verschrikt sprong ze opzij en Marguerite reed pijlsnel voorbij. ..Ik hoop dat ze van het paard valt.... Ik heb van hem gedroomd.... hij moet ge wroken worden, anders zal hij mij overal vervolgen!' NEGENTIENDE HOOFDSTUK. De vreeselijke dochter der wouden had

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5