BUITENLAND
Rosa de smokkelaarster.
Van Alles en van Overal.
BINNENLAND.
Os geasteüjke achteruitgang.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Vrijdag 4 April 1924
De argumenten in de Duitsche antwoord-nofa voor militaire controle in
Duitschland niet door den Gezantenraad maar door den Volkenbond.
Ontstemming en ongerustheid in Australische regeeringskringen betref
fende de afwimpeling der Britsche vlootbasis-plannen voor Singapore.
Onder de Radio-berichten: Poincaré stelt maar weer de kwestie van
vertrouwen tegen tè lange interpellaties. De motie van vertrouwen in
het nieuwe Fransche Kabinet aangenomen. Een „Ausreisegebühr" van
500 goudmark in Duitschland te verwachten.
SEM. 2ÜITENL. SER18HTEK.
STATEN GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
De Watersiaaisbegrooting.
FEUILLETON.
34.
DAMESBEURS.
Ik ben op He Damesbeurs geweest!
Dentk u nu niet, dat dat iets heel gewoons
is, verre vandaar.
En het zal me niet gauw meer gebeuren
lat ik er nog eens heen ga.
01 het er dan zoo vervelend was? Of er
dan niets bizonders te zien was?
Dat wil ik heelemaal niet beweren; het
reusachtige R. A. I.-gebouw daar in dien
schrikkelijken windhoek aan het einde van
de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, stond
tjokvol stands, waaronder er waren, die er
buitengewoon aantrekkelijk uitzagen, of die
heel lekker roken.
Maar.
Ik weet niet of er 's-avonds veel heeren-
bezoek is op deze beurs, als Pisuisse er met
zijn troep optreedt, maar toen ik er was,
was het een midden-in-de-weeksche-dag,
's-middags om een uur of drie, wanneer alle
heeren op hun werk zijn en alle dames ge
woonlijk winkelen.
Dat werk kunnen de heeren in den regel
maar niet zoo eens een middag in den steek
laten, maar dat winkelen der dames kan wel
eens een dagje worden overgeslagen om
naar de Damesbeurs te gaan trouwens,
da's eigenlijk ook winkelen, maar binnens
huis, wat op een guren dag wèl zoo aan-
trekelijk moet zijn.
Om kort te gaan, er waren op dien mid
dag zeker wel een duizend dames daar in
het R. A. I.-gebouw aan het rondslenteren
en onder die duizend mogelijk waren het
er nog wel meer liep ik daar in m'n
eentje als man rond.
Dat moet je heusch niet gering schatten!
Allemachtig, wat voelde ik me klein en nie
tig, daar tusschen ai die zelfbewuste bont-
nantels en capes en lange jassen, zwaar
ran borduursel!
De man is de heer van de schepping.
Jawel, goeiemorgen!
Als je één man zet naast één vrouw, dan
mag die man misschien de heer zijn, al is
dat tegenwoordig ook nog lang niet altijd
het geval, maar enfin, hij kan het zich ten
minste verbeelden maar een man tus-
schen duizend vrouwen! Ik dank je!
Ze keken me allemaal na en al ben ik
nou ook niet zoo bizonder verlegen uitge
vallen, als je je zoo het middelpunt veelt
van zoo'n twijfelachtige belangstelling, dan
voel je je toch niet zoo- heel erg op je
gemak.
Twijfelachtige belangstelling!
Ja, want ze keken me aan, alsof ze me wil
den wegkijken en als ik toevallig een dame
tegenkwam, die ik kende en dat ge
beurde een paar maal dan werd me met
een ironisch lachje gevraagd: „Wat moet jij
hier eigenlijk doen?"
En eerlijk Gezegd, gelijk hadden ze.
Wat moest ik er eigenlijk doen?
Een Van-AUes-en-van-Overalletjc er over
schrijven, nu ja, dat is zoo en u ziet, ik ver
vul m'n plicht nauwgezet, maar eigenlijk
heb ik tot nu toe nog niets verteld van de
Damesbeurs zelf, doch alleen maar van de
Damesbeurs-bezoeksters en van mezelf als
eenigen bezoeker. En ik vrees, dat dat ook
wel het voornaamste gedeelte van m'n
praatje zal blijven.
Wat zegt u? Nou ja, voornaam.... voor
naam.... ach, u weet wel hoe ik het be
doel.
Want wat wil ik nu in 's-Hemelsnaam
vertellen van de dingen die er te zien
waren? Ik zou immers den eenen bok na
den anderen schieten. En waar zou ik dan
met al die beestjes een veilige schuilplaats
vindenf om me te verbergen voor het hoon
gelach van die duizend.
„Niks hoor!" zeggen ze hier in Haarlem.
Daa.r zitten bijvoorbeeld, als je den ingang
binnenkomt rechts, een aantal meisjes met
naaimachines voor zich te.... daar heb je
t nou al ineens, te wat?Stikken noe
men ze dat geloof ik te stikken van het
lachen als ze mij als eenigen man in deze
dames-verzameling zien. Heusch, u kunt me
op m'n woord gelooven, belachelijk zie ik
er niet uit en daarom lachten ze ook niet,
die meisjes: ze vonden het alleen belache
lijk, dat ik daar was nou, en daar had
den ze gelijk in, dat was ik roerend met ze
eens.
Even later kwam ik langs een stand, waar
allerlei suikerwerken enz. uitgestald lagen
en daar wilde men mij heel vriendelijk een
zakje bonbons in m'n hand drukken. Ik be
dankte natuurlijk, wilde het cadeautje niet
aannemen, daar ik toch nooit van plan ben
bonbons te koopen en nietwaar, daar was
het dan toch maar om te doen, eerst je zoo
lekker te maken door een gratis proefje van
een half ons, dat je een kilogram of vijf
komt koopen. In het laatste had ik geen
zin en bedankte dus voor het geschenk.
Maar nu had u toch eens moeten zien, met
wat voor oogen ik werd aangekeken'
Iemand die gratis-bonbons weigerde dat
was blijkbaar op een damesbeurs nog nooit
vertoond.
Weer een eindje verder stond een man
in een kokskostuum ja heusch, een nxan
en ik had hem wel om den hals willen
vallen, als z'n jasje niet zoo met olie bespat
was geweest bezig met koekjes te bakken
in een of andere oliesoort. Of ik niet eens
proeven wilde? En een zoo uit de kokende
olie gehaald, schelpvormig gebakje werd me
onder m'n neus gehouden Brr, ik ruik de
olie nog! En terwijl blauwe rooksliertjes uit
de olie-pan omhoog kringelden, liep ik door,
m'n zakdoek voor m'n neus.
„Eens ruiken mijnheer!" riep een meisje
me toe, toen ik een paar passen verder was
en meteen strooide ze me het een o£ andere
odeurtje op m'n zakdoek, zoodat ik die heb
moeten weggooien stel je voor, dat ik
met zoo'n luchtje thuis bij m'n vrouw ge
komen was.
En zoo ging het maar door, over.d kon
je wat krijgen, koekjes, pepermuntjes, limo
nade, broodjes, gebakjes, en weet ik wat nog
meer; zelfs werd ik uitgenoodigd om een
flenschje te komen proeven.
Ik had me nu eenmaal voorgenomen niets
van dat alles aan te nemen en bovendien,
't was in de Vasten, maar menschen die van
zulke gratis proffjes houden, raad ik aan,
den dag dat ze naar de Damesbeurs in
Amsterdam gaan en ik gelooi waarachtig
dat er in de hoofdstad geen dame is, die
het niet doet maar niet te lunchen; hon
ger laten ze je daar in het R. A. I.-gebouw
zeker niet lijden.
Het was evenwel niet allemaal om te
eten, of te drinken, wat ik er gezien heb.
Ik heb al gezegd, dat er ook stikkende
meisjes waren, en daarna zag ik ook nog
bordurende en stofzuigerfnde en kappende
en gekaot-wordende. Ik zag kantwerken en
zijden stoffen, ik zag lampekappen en for
nuizen, ik zag bak-ovens en aardappelschil
mesjes, ik zag nikkelen electrische water
ketels en alluminium-pannen, ik zag....
enfin, nog een massa meer. Maar allemaal
dingen, die voor dames heel erg belangwek
kend kunnen zijn, maar die mij geen sikkepit
konden schelen.
Maar ik merkte op, dat alle dames overal
van proefden, alles betastten en bekeken
en op haar gezichten was het dan te lezen,
dat ze genoten. Dus, als er ook dames
onder mijn lezers zijn, die nog niet naar de
Damesbeurs geweest zijn, laat ze er dan
heengaan; te oordeelen naar wat ik zag, sta
ik er voor in, dat ze er zullen genieten.
Maar voor een man....
Ja toch, één stand heb ik er gezien, waar
ik belang in stelde; een étalage van behang
selpapier.
Want ik moet vóór Paschen m'n huis
kamer laten behangen.
ARTHUR TERVOOREN.
De militaire contröle in
Duitschland.
Aan den tekst van de Duitsche antwoord
nota inzake de militaire controle in Duitsch
land waarin ervoor gepleit wordt, dat de
militaire contröle niet in handen zal blijven
tran den Gezantenraad, maar opgedragen zal
worden aan den Volkenbond, ontleenen wij
het volgende
In hoeverre binnen het kader van de vijf
bekende punten nog controlehandelingen
noodig zijn, is een vraag, welke volgens de
mecning van de Duitsche regeering niet moet
worden overgelaten aan de eenzijdige be-
slissing door een orgaan van geallieerde en
geass. mogendheden, maar aan overleg voor
elk geval afzonderlijk. Tegenover een natie
met tradities en een levendig gevoel voor na
tionale waardigheid kan op den duur onmo
gelijk alles geregeld worden naar de formule
bevel en onderwei-ping' Mochten de gealli
eerden willen dulden, dat een hunner orga
nen deze elementaire waarheid miskent, dan
zouden zij daardoor slechts voedsel geven aan
definitieve pacificatie van Europa dan een
tegemoetkomende houding in de quaestie
der Duitsche ontwapening kan zijn.
De Duitsche regeering stelt voor de mili
taire controle inzake de vijf punten toe te
vertrouwen aan een beperkter lichaam dan
tot dusver bestond, een lichaam, dat ook
door zijn samenstelling, meer in overeenstem
ming met het technische karakter van zijn
taak, een waarborg oplevert, dat de militaire
contröle in deze laatste phase zich afspeelt in
een meer rustiger atmosfeer.
Van een daaraan voorafgaand onderzoek
door de geallieerden, naar den stand der ont
wapening buiten de vijf punten, wil de Duit
sche regeering intusschen niets weten. Ook
de Engelsche regeering heeft trouwens reeds
te kennen gegeven, dat Duitschland in dat
opzicht zijn verplichtingen is nagekomen,
zijn weermacht heeft teruggebracht tot onder
de toegestane 100.000 man en op volkomen
bevredigende wijze zijn wapenen en munitie
heeft uitgeleverd. De quaestie, welke de ge
allieerden blijkbaar stellen is daarom niet die
of Duitschland, afgezien van de vijf punten,
heeft ontwapend, maar schijnt aldus te for
muleeren, of de Dmtsche bewapeningsstand
thans nog dezelfde is als in den zomer van
'22 en in het voorjaar J23.
Mochten de geallieerden deze vraag niet
zonder meer bevestigend durven te beant
woorden, dan is het te begrijpen, dat zij den
wensch koesteren een onderzoek in te stellen.
Maar men zou in de rechten van den Volken
bond grijpen, indien men zulk een onderzoek
in handen wilde leggen van de geallieerde
militaire controle-commissie in plaats van
aan den volkenbond over te laten, zoo noodig
een onderzoek volgens art. 213 van het Ver
drag van Versailles te doen houden. De actie
op grond van art. 213 is juist gedacht voor ge
vallen, dat de Volkenbond als het tot waarbor
ging van het belang van geheel Europa ge
roepen instituut, den indruk krijgt, dat in
den stand der Duitsche bewapening veran
deringen zijn gekomen, die van het standpunt
van het algemeen Europeesch belang aan
leiding geven tot bedenkingen.
De Duitsche regeering doet daarom het
tegenvoorstel dat de geallieerden zich voor
het onderzoek naar den stand der Duitsche
bewapening ter hunner geruststelling, wen
den tot den raad van den Volkenbond, waar
bij zij in overweging geeft of het niet wensche-
lijk zou zijn ter vermijding van het gelijktijdig
functioneeren van twee geheel verschillende
controle-organen het reeds vermelde beperk
te orgaan tot onderzoek inzake de vijf punten
ook ondergeschikt te maken aan cl n ~aad van
Jen Volkenbond. De Volkenbond zal dan
moeten uitmaken of er aanleiding is tot het
doen instellen van een speciaal onderzoek
olgens art. 213.
Ten slotte wijst de Duitsche regecring er
op, dat de Volkenbond de naar Duitschland
te zenden commissie van onderzoek zoo zou
kunnen samenstellen, dat zij naar beteekenis
en mentaliteit kan gelden te handelen niet
in het belang van enkele mogendheden, maa:
slechts in dat van geheel Europa. Tevens
zal de Volkenbond in de gelegenheid zijn
door het gelijktijdig beginnen van een wer
kelijke en algemeene ontwapeningsactie de
openbare meening ervan te overtuigen, dat
het eventueel noodig geacht onderzoek niet
de duurzame handhaving dient van de hui
dige onjuiste verhouding tusschen den stand
•der Duitsche ontwapening en dien van zijn
buren, maar de eerlijke en definitieve pa
cificatie.
Australië en de afgewim
pelde vlootbasis te Singa
pore.
De afwimpeling door de Engelsche regee-
ing van het plan om te Singaro:e een vloot-
oasis te vestigen heeft, zooals men weet, in
Australische regeeringskringen groote ont
stemming en ongerustheid gewekt. De heer
Bruce, de premier, heeft reeds bij verschei
dene gelegenheden, en in verschillende toon-
arden, critiek op de houding der Engelsche
•egeering geoefend. Thans heeft de zaak ooi:
onderwerp van bespreking in het Australisch
Huis van Afgevaardigden uitgemaakt- Hierbij
is uiting gegeven aan den wensch om in Aus
tralië een conferentie bijeen te roepen van dc
staten, die aan den Stillen Oceaan grenzen.
Oorspronkelijk werd dit denkbeeld opge
worpen door den heer Bruce zelf. Het werd
in 't huis overgenomen door den heer Marks.
Bruce verklaarde échter dat hij wel voorstan
der van een dergelijke conferentie was, doch
hij zeide te gelooven dat zij alleen succes kon
hebben, wanneer hij werd bijeengeroepen
door een der groote mogendheden, Groot-
Brittannië, Japan of de Vereenigde Staten. De
Australische arbeiderspartij staat intusschen
aan den kant der Engelsche regeering.
De verhouding tusschen
Bulgarije en Zuid-Slavië.
De laatste verklaringen van den Bulgaar -
schen minister-president Zankof verzeker
den met klem, dat Bulgarije geen anderen
wensch koestert, dan met al zijn buren in
vrede en vriendschap te leven, vooral met
Zuid-Slavië. Hoe is dat te rijmen met de hef
tige uitbarstingen van haat, de bedreigingen
met oorlog, die omstreeks midden Maart
Sofia van uit Belgrado bereikten Om dat
duidelijk te maken moeten wij de. geschie
denis een beetje ophalen.
De wrijving begon in September 1923,
toen de Bulgaarsch-communistische revolu
tie mislukt was. Deze revolutie was klaarblij
kelijk met Russisch geld gesteund. De te
"eurstelling in Moskou en Belgrado over deze
mislukking was groot, vooral in Belgrado
want Zuid-Slavië had al zijn verwachtingen
gebouwd op het slagen dezer agrarisch-com
munistische heerschappij. Belgrado trachtte
nu op andere wijze zijn-.doel te bereiken en
op allerlei manieren Bulgarije een hak te zet
ten. De Bulgaarsche regeering was tegen de
zen strijd niet opgewassen. Deze strijd tus
schen Belgrado en Sofia werd toch op een ge
heel eigenaardige wijze gestreden. Belgrado
viel steeds aan en Sofia week steeds terug.
In dit duel oogstte Zuid-Slavië steeds suc
cessen en heel gemakkelijk, hoewel het den
leider aangenamer zou geweest zijn, wanneer
het niet zoo van een leien dakje was ge
gaan, wanneer deze overwinning niet door
de volkomen passiviteit van Bulgarije, maar
na een hardnekkigen tegenstand zou zijn be
vochten.
Men eischte dat de regeering-Zankof de
verbreking van het bondgenootschap met
Macedonië. Zij deed dit. Men eischte de ver
volging der Macedonische organisatie. Zij
deed dit, hoewel aarzelend. Men eischte een
resoluut optreden tegen de Alexandroffis-
ten. Hoe zwaar 't Bulgaarsche regeering ook
viel, zij sloot 600 Macedoniërs in de gevan
genis op.
Men zou denken, dat door zooveel tege
moetkoming de regeering in Belgrado bevre-
1 digd zou zijn. Maar neen Het wild werd
nog meer opgejaagd. De aoorn in net oog
van de Zuid-Slavische regeering is de regee
ring van Zankof. Zankof steunt weliswaar
op de meerderheid in de Sobranja, de o po
sitie kan langs wettigen weg deze regeering
niet omver werpen, wil dat misschien ook
niet, zoolang Zuid-Slavië elke Bulgaarsche
regeering tot bloedens toe vervolgt. Daarom
is men in Belgrado besloten om deze kwes
tie van binnenlandsche politiek door midde
len van buitenlandsche politiek te regelen.
De regeeringsbladen in Belgrado verkla
ren nu geen vertrouwen te hebben in de re
geering-Zankof, omdat deze door de revo-
lutionnaire gebeurtenissen in Juni aan het
bewind is gekomen en zich slechts met den
steun van de Macedoniërs kan staande hou
den, die zelfde Macedoniërs, die in Zuid-
Slavië niet eens de rechten der minderheden
genieten mogen, omdat zij geen nationale
minderheid, maar een Servische volksstam
zijn, die een Servisch dialect spreekt. Maar
deze argumentatie leidt tot heel eigenaardi
ge conclusies. Heerschen er in Sofia Mace
doniërs, die niet aan de Bulgaren verwant
zijn, maar die tot een Servischen volksstam
behooren, dan heeft Belgrado eerst recht
geen reden, om zich tegen deze heer
schappij te verzetten. Want dan zouden er in
Sofia dezelfde Serviërs heerschen, die thans
in Zuid-Slavië als staatsburgers met volle
rechten mede het Groot-Servisch ideaal ver
wezenlijken. En nu is het toch wel dwaas, dat
juist Nintsjitjs, de Servische minister van
buitenlandsche zaken, zich tegen de heer
schappij der Serviërs in Bulgarije zoo heftig
verzet. Maar om logica bekommert men zich
in Belgrado niet hard
Zankof moet weg. Dat is het bevel uit Bel
grado en het is heelemaal niet uitgesloten,
dat de democratische entente onder den druk
der Servische bedreigingen gedwongen zal
wo-!1- o—baar regecring te doen aftreden.
STRESEMANN OVER HET MUN-
CHENSCHF. VONNIS.
In een interview met de „Koln. Z." spreekt
Stresemann met nadruk een bewering van
de „Matin" tegen betreffende de houding
van Stresemann en de rijksregeering ten op
zichte van het vonnis in het proces-Hitier.
Noch hij, noch de rijksregeering hebben den
geringsten invloed geoefend op het proces.
De minister wijst op den inhoud van zijn rede
te Hannover, welke een strenge veroordee
ling inhoudt van de November-Putsch.
DE JCCDSCHE FRONTSOLDATEN
EN LUEENEORFF.
De Bond van Joodsche Frontsoldaten in
Duitschland heeft, naar de „Jüd. Rundschau"
meldt, in zijn jongste bijeenkomst een reso
lutie aangenomen, waarin verontwaardiging
wordt te kennen gegeven over de wijze,
waarop generaal Ludendorff zich ir het Hit-
Ier-proces over de Duitsche Joden heeft uit
gelaten. „In naam van de 12.000 Joodsche
soldaten, die onder aanvoering van generaal
Ludendorff den heldendood zijn gestorven,
in naam van de treurende weduwen en wee
zen, vaders en moeders," zoo wordt gezegd,
„wijzen wij de ons aangedane beleediging
van de hand, en we zijn er van overtuigd, dat
de overgreote meerderheid van het Duitsche
volk van deze ongehoorde verdachtmaking
niets wil weten."
EEN VREEMDELINGENBELASTING
TE PARIJS.
De gemeenteraad van Parijs heeft zich in
gunstigen zin uitgesproken ten aanzien van
een voorstel van een zijner leden, den heer
Fernand-Laurent, om vreemdelingen, die
van 48 uur tot twee maanden te Parijs ver
blijven, een recht van 20 frans te doen betalen
en voor een langer verblijf 50 frans. Er is
volgens het „Journal des Débats" geen sprake
van xenophobie, maar de overweging heeft
gegolden, dat de vreemdelingen, die van
alle voordeelen van het leven te Parijs genie
ten, in het geheel niet deelen in de uitgaven
voor het onderhoud en de verfraaiing der
hoofdstad. Den factor, dat die vreemdelingen
toch ook geld onder de menschen brengen,
heeft men blijkbaar over het hoofd gezien....
DE BEZITTINGEN VAN DEN
GRIEKSCHEN KONING.
De verkoop van de koninklijke bezittingen,
als meubelen en andere zaken, welke eenige
dagen geleden is aan gekondigd, isuitgesteld.
Gemeld wordt, dat de regeering een gedeelte
van de meubelen wil hebben voor den nieu
wen president van de Grieksche republiek.
De regeering heeft intusschen toestemming
gegeven voor den verkoop voor rekening van
den koning-van de gebouwen op het konink
lijk gebied, die vroeger door koning Constan-
tijn zijn gekocht en als kantoren werden ge-
gebruikt.
Een aantal automobielen en paarden is naar
Roemenië vervoerd.
PEST IN ZUID-AFRIKA.
Eenige dagen geleden meldden wij, dat er
in de buurt van Johannesburg zich een geval
van builenpest heeft voorgedaan. In de „Bur
ger" van 14 Maart lezen wij een beschou
wing van den correspondent te Bloemfontein
over het pestgevaar in den Vrijstaat.
Daaruit blijkt, dat het geval in de buurt
van Johannesburg niet het eerste in Zuid-
Afrika is. Reeds maanden vroeger waren ge
vallen in het district Kroonstad, in den Vrij
staat, bekend. De besmetting wordt overge
bracht door ratten en muizen. Bedenkelijker
is, dat het district Bloemfontein nu ook door
deze ziekte bedreigd wordt. Reeds geruimen
tijd waren de veldmuizen in dat district be
smet. Ook in de stad Bloemfontein zijn vele
doode muizen gevonden, die besmet zijn.
De stedelijke overheid heeft reeds maanden
geleden een rattenvanger aangesteld een
groot aantal muizen zijn met vallen, vergif
en giftige gassen gedood.
Als voorzorgsmaatregelen om de versprei
ding tegen te gaan is bepaald, dat granen uit
de besmette streken niet uitgevoerd mogen
worden alvorens deze ontsmet zijn.
De correspondent is van meening, dat hoe
wel het zich voordoen van pestgevallen op
zich zelf zeer ernstig is, er op het oogenblik
geen reden tot groote ongerustheid bestaat
DE BERGSTORTINGEN IN ITALIË.
De speciale correspondent van de „Cor-
riere della Sera", die de kuststreek in Zuid-
Italië in oogenschouw nam, welke door de
bergstortingen geteisterd werd, meldt aan
zijn blad het volgende
De st3d Amaifi is volkomen geïsoleerd,
evenals de haar omgevende plaatsen.
De door de wolkbreuk veroorzaakte afbrok
keling der rotsen tot nu toe heeft men tien
bergstortingen geteld, maar misschien is haar
geta! grooter geschiedde in langzaam
tempo, maar onverbiddelijk.
Degenen, die de uren van schrik mee be
leefden, vernamen in den nacht zonderlinge
geluiden, alsof ladingen kiezehteenen om
laag stortten.
Tegen 5 uur in den morgen nam het lawaai
echter toe. Een deel der bewoners stond op en
bracht zichzelf in veiligheid, vele anderen
kwamen om.
De neergevallen rotsblokken hebben de
huizen als tot poeder vermalen en de slacht
offers bedolven.
Heele groepen huizen in Amaifi en Posi-
tano zijn verdwenen. Ook bijna de geheeie
plaats Vettica Minore is weggevaagd.
De eerste hulp werd door de torpedoboot
„Pontiere" onde- leiding van admiraal Lo-
oett. gebracht, die met drie sleepbooten en
eet met levensmiddelen, k'eedingstukken,
ve. bandstoffen, houweelen en schoppen ge-
ad.cn stoomschip van Napels arriveerde.
Drie bergstortingen hebben tweederde
der plaatsen weggerukt. Verscheidene lijken
zijn uit de zee opgevbcht.
In Vettica is een 20-jarig meisje van een
heele familie de eenige overgeblevene.
Een deel der bevolking, die geen uitweg
wist, ve-zimelde zich om den geestelijke, die
in zijne op den top van den berg gelegen
kerk de H. Mis las.
De door vrees bevangen menigte wilde de
kerk niet verlaten, ofschoon er ook voor het
kerkgebouw gevaar stond. Eerst na veel
moeite gelukte het den carabinieri de kerk te
doen ontruimen. Rondom de kerk was de
tarde ver in den omtrek gebarsten en slechts
met de hulp van lmge touwen konden'dc men
schen van de geweldige hoogte over de af
gronden heen naar het zeestrand neergelaten
worden.
In Prajano we- a een klein aan den H. Fran-
ciscus toegewijd kerkje door de rotsblokken
meegesleurd. De pastoor van het kerkje, don
Michele Fuso, vond aan de voeten van het
altaar, op het oogenblik. dat hij de H. Mis
Jeed, den dood.
Heele troepen geniesoldaten zijn van Na
pels aangekomen om het opruimingswerk
te verrichten, dat echter door den voortdu-
renden regen zeer oemoeilijkt wordt.
De spleten in den grond zijn deels meer
dan 100 M, lang en 50 tót 100 breed. Het is
onmogelijk, alle lijken uit te graven, die door
rotsstukkan zijn bedolven.
De telegrafische en telefonische verbinding
AmaifiAgerolaNapels is hersteld.
Dat de niet-christelijke beschaving in haar
herfsttij verkeert en de hedendaagsche sa
menleving geestelijk achteruitgaat, wordt
niet alleen getuigd door de katholieke lei
ders, maar ook door staatlieden als graaf
Carton de Wiart, den bekenden Belgischen
oud-premier. Onder den titel: „De menschc-
lijke intelligentie in gevaar"?" heelt hij een
hoofdstuk tot de geschiedenis van dit mo
derne verval bijgedragen in het mondain
grootblad „De Telegraaf", dat zeil tegenover
de geweldige nooden van den tijd slechts
een houding van lichtzinnigheid en blague
weet aan te nemen, of er wat galgenhumor
in spotternijen en sotternijen over loslaat.
Dadelijk na het einde der vijandelijkheden
schreef de oud-minister heeft men zich
met een gerechtvaardigd gevoel van afschuw
rekenschap gegeven van de materieele ver
liezen. die door alle oorlogvoerende landen
waren geleden. Men heeft toen berekend,
hoeveel millioenen menschenlevens aan den
ccrlogs-Moloch waren opgeofferd. Daarbij
heeft men de milliarden opgeteld, die teloor
waren gegaan aan ruïnes en schade. Bijna
terzelfdertijd hebben zij, die opletten, be
grepen en gepeild heel den ernst der scha
den, welke door den oorlog op het terrein
van den geest waren aangericht. Het moge
zijn, dat vele harten door heldenmoed ver
edeld zijn, dat de wil van menigeen ge
drenkt is in energie of opofferingsgezind
heid, daartegenover staat, dat in ontelbare
zielen uit den oorlog een vergif is achter
gebleven, dat niet zoo gemakkelijk is uit te
zuiveren.
Het is zeker, dat wij nog lang den achter
uitgang en de verlaging van iedere soort
zullen blijven waarnemen, die zich hebben
afgeteekend in zoo vele zwakke of minder
waardige karakters. In de betrekkingen tus
schen de menschen ligt de zin tot eerlijke
nakoming van hetzij openbare, hetzij parti
culiere overeenkomsten niet meer zoo heel
stevig verankerd. Het egoïsme is niet voor
niets zoo plechtig in officieele proclamaties
tot deugd verheven. Niet voor niets zijn de
instincten van geweld, roof en list zoolang
ontketend geweest. Niet voor niets hebben
vernieling en uiteenjaging-van-gezinnen de
banden der familie-tucht losser gemaakt.
Do ineenvloeiing van het mijn en het dijn,
die in de ure van groote sociale onrust zoo
gemakkelijk tot stand komt, is de eerbiedi
ging van andermans goed niet ten goede
gekomen.
Maar thans doet het kwaad zich niet al
leen voor op stoffelijk en zedelijk gebied,
maar ook op het gebied der intelligentie.....
De materieele moeilijkheden maken, dat de
jeugd, die zich aangetrokken gevoelt tot
winstgevende beroepen, zich van de zuivere
wetenschap afwendt. De zuivere wetenschap
„betaalt nietDe wetenschappelijke labora
toria loopen leeg ten gunste van do Jndus-
trieele laboratoria. Door gebitk ueur-
rentie vertoont zich een algemeene daling
van het peil aan alle studiefaculteiten, en
eveneens een vermindering van intellectu-
eele inspanning.
Daarbij komt de toeneming van het ma
chinale, waardoor in zekeren zin al het
rrenschclijke weten wordt verindustriali-
seerd. De pers, de bioscoop, de gramafoon
en de radio zijn evenzoovele bewonderens
waardige uitvindingen, maar zij bevorderen
de cultuur der oppervlakkigheid en werken
de cultuur van de diepte tegen. Zij vormer
in geenendeele een aanmoediging tot indi
vidueel naderken. In de plaats van dit laat
ste stellen zij de kudde-denkbeelden. De
menschheid neemt al meer en meer tot ge
woonte, in massa of bij groepen te denken.
De werkwi'zen der industrie, toegepast op
de verbrei'ing van de gedachten en van het
weten, zijn noodlottig voor de kwalitatieve
waarden, waarvan Guillieimo Ferrero den
achteruitgang Heeft aangetoond. De wereld
loopt gevaar, in steeds grooter getale half-
o£ kwart-geleerden te krijgen en in al min
der aantal persoonlijke zoekers en denkers.
De eersten doen den laatsten schade.
De nieuwe rijken, de oorlogs- en naoor-
lcgswinstmakers, hun aandacht, hun smaak
en het geld, dat zij uitgeven, richten zich
niet op wetenschap of kunst. De boeken,
waarin dat wereldje genoegen schept, zijn
die, welke de reclame op de lawaaierigste
manier heeft aangeprezen. De schouwburg
ondernemers, die tuk zijn op klandizie, we
ten, dat om voor de menschen begrijpelijk
te zijn en hen te vermaken, het „frapper
fort" beter is dan het „frapper juste".
Vergadering van Donderdag 3 April, de'
nam. 1 uur.
Aan de orde is voortzetting van de be
handeling van Hoofdstuk IX (\Vaterstaatj
van de Staatsbcgrooting voor 1924.
Naar aanleiding van de verschillende op
merkingen over het mijnwezen antwoord!
Minister VAN SWAAY, dat de beer Her
mans zich er goed rekenschap van moet ge
ven dat er vele deskundigen, doch nog meer
pseudo-deskundigen zijn. Toezicht en con
trole zijn bij de Staatsmijnen gespiitst, bij
andere bedrijven misschien niet, maar dat
bewijst nog niet, dat deze zaak bij de Staats
mijnen kostbaarder is dan elders. Het ver
koopbureau kost j 220,0C0 Maar dit bedrag
zegt op zichzelf niets, in het oog dient daar
bij gehouden te worden dat het bureau voor
tal van millioenen omzet.
Overtuigd van de goede trouw van den
heer Hermans, acht hij de methode van cri
tiek uitoefenen van dezen afgevaardigde on
juist. Beter ware geweest, indien de heer
Hermans zich tot de directie hadde gewend;
hij zou dan de onjuistheid van vele grieven
ingezien hebben en deze zouden dan niet in
deze Kamer ter sprake hebben behoeven te
komen. Het prestige van de directie wordt
op deze wijze onnoodig verkleind.
Bij art. 193 dringt de heer HERMANS.
R. K., er op aan dat door sancering van het
Staatsmijnbedrijf het voeren van een goede
sociale politiek mogelijk zal blijven.
Minister VAN SWAAY sluit zich hierbij
aan.
De debatten over „Scheepvaart" worden
geopend met een redevoering van den heer
BRAUT1GAM. S D A. P. Hij protesteert
tegen het bezigen van Javanen en Chinee-
zen als machinekamer-personeel op de
groote stoomvaartlijnen, nu er zooveel werk
loosheid bestaat onder de Europeanen.
De heer WIJNKOOP, C. P., is van mee-
ning dat het Aziatische personeel bbst ge
handhaafd kan worden, maar dan moeten die
menschen ook hetzelfde loon hebben als de
Europeanen. Hij dient een motie in, v.-aarin
aan de regeering wordt verzocht te bevor
deren, dat het Aziatische personeel niet op
slechter voorwaarden arbeidt dan het Eu-
rooeesche.
Minister VAN SWAAY wijst op 't gemak
dat de Chineezen opleveren als machineka
mer-personeel in de warme streken. Gaarne
zal hij over een en ander met de directies
der scheepvaartlijnen in overleg treden,
maar verplichten kan hij die directies na.
tuurlijk tot niets ten deze. De molie-Wijn-
kooD is voor hem dan ook niet aannemelijk.
Met de directies zal hij ook in overleg
treden, doch dit vraagstuk is van internatio
nalen aard, mitsdien op te lossen in interna
tionaal verband.
De VOORZITTER stelt voor de motie-
wijnkoop op een nader te bepalen dag te
behandelen. Aldus wordt besloten.
Bij art. 236 klaagt de heer BRAUTIGAM
over de slechte voorwaarden voor het red-
dingspersoneel.
Minister VAN SWAAY belooft een errs*
stig onderzoek in zake deze quaestie.
Bij art. 239 vraagt de heer DUYS, S. Dt
A. r.„ naar nadere inlichtingen omtrent den
toestand van redders en hun nagelaten be-
lTQ j *n^en' *n verband met een door hem
reeds in 1922 gevraagde pensioenregeling
voor deze personen Hij dient een motie in,
waarin bij de regeering wordt aangedrongen
door een pensioenregeling of op andere
wijze ten spoedigste een einde te maken
aan den zorgvollen toestand van de redders.
Deze motie zal op voorstel van den VOOR
ZITTER op een nader te bepalen dag vóór
het zomerreces behandeld worden.
Minister VAN SWAAY biedt zijn ver
ontschuldigingen aan. FTij verkeerde in de
meening dat de Kamer reeds het resultaat
van een onderzoek ten deze was medege
deeld. Een honderdtal personen zou ln aan
merking komen voor ondersteuning en dit
zou 30 a 50,000 gulden kosten. De zaak
kwam in den ministerraad en daar werd,
met het oog op den slechten financieelen
toe.ad, besloten geen verdere offers vat
.de schatkist te vergen
25,
Met een ongelooflijke wilskracht slaagde
Marguerite erin haar plotselinge vreeselijke
verwarring te verbergen en kalm te schij
nen.
„Over mijn vader," vroeg ze. „Wat be
doel je?"
„Kom met mij mee en ik zal het u zeg
gen!"
Terwijl in werkelijkheid het bloed in haar
aderen stolde, reed Marguerite glimlachend
n de richting van het ravijn. Rosa liep
achter het paard aan met dreigende oogen,
zooals in de eerste dagen na den dood van j
haar man.
Bij het huisje gekomen, steeg Marguerite j
af, ze bevestigde het paard aan een ijzeren
ring naast de deur en trad het armoedige
kamertje binnen. Marguerite bleef midden
in het vertrek staan wachten. De jonge
boerin leunde met hare eene hand op de
afel, die tusschen de beide vrouwen stond,
boog zich voorover en begon met beesche
nauwelijks verstaanbare stem: „Ik heb van
nacht van Francois gedroomd.... Dat is mij
reeds langen tijd niet gebeurd.... Men zegt, t
dat de overledene om gebeden vraagt, is
men van hem droomt. Maar hij vraagt niet
om gebeden, maar roept om wraak.,,,"
Ze zweeg. Scherp zag ze het jonge meisje
in de oogen opa te zien welken indruk hare
woorden, maakten.
Marguerite verdroeg haar blik met groote
kalmte en rustig antwoordde ze: „Als hij
daarboven is, kan hij niet om wraak roe
pen
„Goed.... als hij geen wraak wil
dan wil ik het!Ik kan niet gerust meer
leven als ik mij niet gewroken heb!
Plotseling naderde Marguerite de jonge
boerin.
„Welnu," riep ze uit, „Goed!.... Wreek
hem.... vooruitwreek hem dan!"
„Dat za! ik ook wel doen.... Morgen
reeds.... Straks misschien! Ik zal het ge
heeie dorp vertellen wat ik van u weet....
Ik zal zeggen wat ik op een avond^ aan de
oevers van de Chiers gehoord heb!"
Op haar beurt zocht Marguerite steun op
de tafel.
,„Wat heb je dan gehoord," vroeg zij.
De woorden bleven in haar keel steken.,
ze klemde zich aan het vermolmde hout
vast.
„Ja.... toevallig heb ik alles gehoord...
Ik was niet van plan u ai te luisteren
Zoo ziet u dat u buiten nooit over geheimen 1
moet spreken,, al doet ge het nog zoo zacht
en al is bet nog zoo donker.Er zijn meer
nieuwsgierigen dan ik.... e ik heb goede
ooren."
„vlerklaar je woorden nader asjeblieft!"
„Ja, ja, terstond!.... Op den avond dien
ik bedoel, maakte a een wandeling met uw
broer. U ging aan den kant van den weg
zitten en bleef daar vrij lang met elkaar
sprekenIk heb toen alles gehoord wat
ge gezegd bebt en ik weet wie ge zijt en
waarom uw moeder tien jaar geleden in de- i
ze streek is komen wonen, waar ze niemand
kentJa»k weet alles!"
Rosa zweeg voor de tweede maal. Toen
Marguerite niet antwoordde vervolgde het
onverbiddelijke meisje lachende: „Ge zijt de
dochter van een galeiboef, juffrouw.... Uw
vader is een dwangarbeiderHet ver
wondert mij nu niets meer dat u zoo trotsch
bent.... daar heeft u immers alle reden
voor!"
Marguerite zocht steun tegen een muur.,
ze was zoo bleek als een doode.... Het
was haar of ze zou sterven. Maar haar ster
ke zenuwen deden haar weer spoedig her
stellen; ze richtte zich recht overeind en
begon eveneens te lachen.
,„Ik zou bijna denken dat je niet goed
wijs bent, Rosa. Toe.... laqt mij heen
gaan.... laat mij erdoor!"
„O.... ik za' u n'et tegenhouden. ga
gerust!.-Ik volg u.... want ik ga naar
Mathon!"
Marguerite deed een paar stappen, maar
zij wankelde.... Al haar droomen waren in
één slag vernietigdAls de ontzettende
waarheid overal bekend zou znn, zou zulks
het einde zijn van al haar zoete verlangens
en droomen die een half uur geleden haar
ziel vervulden. Niet alleen dat mevrouw De-
lost dan beslist haar toestemming zou weige
ren, maar Albert zelf, Albert die thans be
reid was haar te trouwen, zou zich terug
trekken als hij te weten .kwam, dat iedereen
het vreeselijke "eheim kende.
Vlak voor Rosa bleef ze stilstaan en weder
deed ze alle moeite hare gedachten bijeen
te houden.
„Wat voor monsterachtig plan is het, dat
je beraamd bebt? Dacht je werkelijk dat de
menschen zich aan jou lasterpraatjes zullen
storen!"
„De menschen zullen het gelooven....
evenals ik het geloofd heb toen ik het
hoorde.... en ik ben er zeker van dat zij
alles van a tot z te weten zullen komen....
Ik ben er van overtuigd dat over acht da
gen iedereen zal weten, waarom uw vader
tot de galeien veroordeeld is geworden!
Rosa greep den knop van de deur, maar
Marguerite hield haar tegen.
„Je laster zal mij veel leed veroorza
ken.... heel veel leed!
„Het is geen laster, dat weet u even goed
„Goed, al is het de waarheid, toch blijft
het een leelijke, verachtelijke daad!"
„Ik wreek Franpois.
„Ik heb je reeds gezegd hoe het mij be
rouwt en welk een bittere wroeging mij
vervult.... Denk er om; als je door je laffe
handelwijze mij gedood zult hebben, dan zal
de wroeging in jou ziel komen knagen....
Denk er om dat je mijn broer bemint! Je
zult hem evengoed als mij treffen!"
Rosa sidderde.
„Ja! Mooie liefde die hij mij toedraagt.
Hij kijkt mij zelfs niet eens meer aan!"
„Dat is je eigen schuld. Je hebt hem er
zelf toe gedwongen mij om opheldering te
vragen; ik heb ze hem gegeven en hij be-
greep
„Gekheid," onderbrak haar de jonge boe
rin.... als men werkelijk bemint dan is dat
geen reden.... Maap men neemt het zoo
nauw niet in uw familie!"
„Als hij zijn woord gegeven heeft dan zal
ik hem zeggen
„Neen, neen, dat is te veel eer, dat een
gewone boerin voorgesproken moet worden
door de dochter van een galeiboef!"
„Rosa! Rosa! Zwijg toch!.... Zeg dat toch
niet!'
„Als het niet waar was, zou u niet zoo
beven.... dan zou u niet zoo bleek wor
den. Zeg eens dat ik lieg.... zeg dat
eens!"
Het ongelukkige meisje boog het hoofd.
„Ge durft niet.Ik ga naar Mathon!.
Tot weerziens!.... Morgen reeds zult ge
bemerken dat ik gesproken heb,.... en ook
tot de ooren van mijnheer Delost zal het
doordringen!"
Marguerite was aan de voeten van Rosa
neergezonken en smeekend strekte ze hare
a-men uit: „Dat zal je met doer., Rosa....
ik zal ervan sterven.... het zal mijn dood
zijn!"
„Toch za! ik het doen!.... terstond!"
„Heb medeelijden met onze moeder, als je
geen medelijden met ons hebt...,"
Rosa barstte uit in een schaterlach, die
door de ziel sneed.
„Eens heb ik u ook gesmeekt.... Ook
toen deed ik het in naam van mijn moe
der.... Ook toen was ik verloren.... maar
gij liet uw paard steigeren en ik stortte
neer aan den kant van den weg.Her
innert ge u dat niet meer?"
En met nog koudere stem voegde zij er
aan toe: „ik wilde u smeekend aan mijn
voeten zien, evenals ik smeekend voor u
stond.... Ik ben gewroken, maar nu moet
Franqois nog gewroken worden!"
Marguerite Alban strekte krampachtig de
vingers uit. Ze had reeds spijt zich vruch
teloos vernederd te hebben. Rosa stond
reeds op den drempel.
Marguerite stond op, snelde naar buiten
en haar den weg toonend, riep ze uit:
„Ga!Doe wat je wiltals iets mij
berouwt, dan is het, dat ik je om iets ge
smeekt heb!"
Met vasten tred liep Rosa in de richting
.van Mathon. Nauwelijks had ze vijftig
meters geloopen of ze hoorde achter zich
het hief getrappel van een p^ard. Verschrikt
sprong ze opzij en Marguerite reed pijlsnel
voorbij.
..Ik hoop dat ze van het paard valt.... Ik
heb van hem gedroomd.... hij moet ge
wroken worden, anders zal hij mij overal
vervolgen!'
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
De vreeselijke dochter der wouden had