1 RUBRjEK Uit de Pers. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT, uerde Blad - Dinsdag 8 April 1924 Krachtig doorzetten. Kardinaal Mercier. Oud-minister Posthuma over de versobering. KUNST EN KENNIS. Klinkerwegen Frissche lacht in de kamer. Door modder en water tot muziek. UIT BOEK EN BLAD. Aardig en practisch. Een nieuw tijdschrift over Bouwkunde. RECHTSZAKEN. De twee furies. Een dankbare steuntrekker. ORDE EN ARBEID: Uit de houtindustrie- Ons schoeisel. De kritieke vijf minuten. We lezen in de R. K. Vakbeweging onder bovenstaand opschrift De persberichten en de geruchten om trent de onderhandelingen tusschen de fa brikanten en de arbeiders-organisaties in zake het textielconfict, hebben in geheel ons land weerklank gevonden. Zij hebben verwachtingen gewekt van hoop en vrees hoop op een spoedig en bevredigend einde, doch gemengd met eenige vrees voor mislukking der onderhandelingen, gezien de stugge traditie der Twentsche textielfabrikanten. Met een sprekend optimisme worden de dezer dagen aangevangen onderhandelingen althans over het algemeen niet begroettenzij door enkelingen bij wie de wensch al te Zeer de vader der gedachte is. Met de weinige optimisten die we tot nu toe hoorden, zijn wij het dan ook volstrekt niet eens. Naar onze opvatting is het zaak vooral rekening te houden met de historie det Twentsche verhoudingeneen his torie die zich in het huidige textielconflict althans tot nu toe zeer getrouw herhaalt. Wij ontkennen niet dat er factoren wer ken, die de stoere volharding der Twentsche Geldersche textielarbeiders versterken en te hulp komen terwijl ze geschikt zijn op de halsstarrigheid der fabrikanten een wel- dadigen invloed uit te oefenen. Wij doelen op het feit, dat de Arbeids- geschillenwet staat ingevoerd te worden, waardoor de fabrikanten met een enquête worden bedreigd en voorts op het sociaal democratisch initiatief-voorstel om door een speciale spoedwet voor dit conflict tot een enquête te komen. De textielfabrikanten staan dus voor de dubbele bedreiging eener enquête over de toestanden in hunne ondernemingen en hun initiatief om tot de aangevangen onderhan delingen te geraken is daar wellicht een ge volg van. Er werken dus bijzondere invloeden, die wèl tot een voor de arbeiders gunstig resul taat kannen bijdragen. Of ze echter van overheerschende beteeke- nis zullen zijn Ofschoon wij dit schrijven, terwijl de on derhandelingen beginnen en dus de oogen- blikkelijke gezindheid der fabrikanten ons absoluut onbekend is, kunnen wij toch niet nalaten uitdrukkelijk te waarschuwen tegen al te optimistische verwachtingen. Wij nemen nog niet aan, dat de fabrikanten voor de zooeven besproken bedreigingen Sullen capituleeren. Zij hebben reeds zoo dikwijls en zoo vol komen een voor hen vernietigend oordeel der publieke opinie getrotseerd eq genegeerd, dat 't niet gemotiveerd schijnt thans van hen een andere houding te verwachten óók, al Zou een boekenonderzoek hun zeker hoogst onaangenaam zijn en heel slecht convenieeren. Als ze eieren voor hun geld kiezen, dan zijn naar onze meening andere oorzaken daarop van doorslaggevenden invloed. Vooral ook de vastberadenheid der arbei ders en de toenemende financieele steun die hun uit steeds breedere kringen wordt ver- Van overwegende beteekenis blijft daarom een zoo sterk mogelijk opgevoerde steun- actie, die elke week tot grootere resultaten voert. Laten we ons door de aangevangen onder handelingen niet in de war laten brengen, doch integendeel bedenken, dat het con flict nog geruimen tijd kan duren. Ononderbroken en met toenemende kracht moet dt steunactie worden voortgezetI In „De Tijd" wijdt Dr. Ferd. Sassen, van Rolduc, een waardeerend artikel aan Z.Em. Kard. Mercier, aartsbisschop van Mechelen en primaat van België. Dr. Sassen schrijft o. m.i „Zonder den oorlog zou Kard. Mercier onbestreden de grootste bisschopsfiguur van de 20e eeuw geweest zijn. Nu is zijn naam bij millioenen meer populair geworden dan misschien ooit iemand vóór hem. Maar te gelijk is de Duitsche laster op zijn hoogen persoon gevallen, die er wel niet door be klad kon worden, maar toch haar ongetroe- belde klaarheid bij velt! doorsnee-menschen verloor. Wie 't eerst de hemeltergende gruwelen willen vergeten, die in België be dreven zijn, durven nu nog den Kardinaal ten laste leggen, dat hij den daders hun overtreding van goddelijke en menschelijke wetten zoo scherp verweet. Het bewijs moet nog altijd worden geleverd, dat Kard. Mer cier daarmee aan zijn herderlijke plichten is te kort gekomen. Wat we in Leo den Grooten hoogelijk roemen, mogen we in zijn 20e-eeuwschen broeder in het bisschops ambt niet afkeuren. En zijn optreden tegen de Duitschers lag geheel in de lijn van de cultuurpolitiek, door Augustinus zooveel ja ren bij zijn bisschopsbestuur in Noord-Afrika voor het Impersum Romanum gevoerd. Toch hadden wij, neutralen, die even op recht als hij de schending van België's rechten blijven veroordeelen, na het sluiten van den vrede van België's voorspreker meer woorden van eerlijke verzoening ver wacht. We weten, hoe België geleden heeft en hoe 't tevergeefs nog naar vergoeding uitziet voor de stoffelijke schade, maar we hadden zoo gaarne de christelijke verge vingsgezindheid zien zegevieren over de scheiding. Nog op een ander punt heeft Kard. Mer cier ons Nederlanders bitter teleurgesteld, en wel door'zijn afwijkende houding in de Vlaamsche kwestie. De cultuurdrang van Vlaanderen is door Mgr. Mercier nooit be grepen en daarom altijd belemmerd. De na tionale bewegingen in Polen en Ierland en Tsecho-Slowakije hebben zijn volle sympa thie, maar hij beseft niet dat die van Vlaan deren nog meer steun verdient, omdat ze na 't succes van de andere te erger verdrukt wordt. Bij den wijsgeer zouden we een klaar inzicht verwachten in de volksverhoudingen van het verdeelde België, maar we vinden eenzijdige bewondering voor de alleenzalig makende macht van de „culture latine' Weet de Kardinaal niet. dat er in zijn groo tendeels Vlaamsch bisdom een dringende nood heersebt aan eigen taal en eigen be schaving en dat duizenden van het geloof verdwaald raken, omdat in dien nood onder zijn leiding niet wordt voorzien? O, wij be moeien ons niet met de inwendige zaken van België mr. Frans Cauwelaert moge gerust zijn nog veel minder met die van het aartsbisdom Mechelen, maar wen wenschten den Kardinaal met het edelmoedig gebaar, dat hem zoo eigen is, zijn Vlaamschen on derdanen, onzen stamgenooten, recht te zien doen. De grootheid van zijn figuur, in 50 jaren priesterschap gegroeid, zou er voor de kerkgeschiedenis slechts bij winnen." Een der medewerkers van het „Handels blad" had met oud-minister Posthuma een onderhoud. Dr. Posthuma gaf breedvoerig zijn oor deel over de versobering te kennen. Aan zijn uiteenzetting ontleenen wij het volgende: „De economische toestand is in ons land nog altijd buitengewoon slecht" begon de heer Posthuma. „Verandering ten goede zal pas dan komen, als wij met alles omlaag zijn gegaan. Versobering, versobering en nog eens ver- soberingl Ons volk doet er niet aan. Als ik om mij heen kijk en constateer, op welke wijze het geld over den boeg wordt gegooid, dan kan ik al beginnen des mor gens vroeg mij te ergeren bij het zien van de over. en overvolle trams. En ik vraag mij af: waarom al die passagiers, waarvan een groot percentage tot de kla gers behoort, eiken dag opnieuw die tien centen heen plus tien centen terug, weg smijten. Ik vraag mij af, waarom zij niet een half uur eerder opstaan, om reeds bij yards lengte (ongeveer ito meter) en 7 ya: den aanvang van den dag het eerste dub- i breedte woidt^ae^cene^ hent^gep.aveia^t beitje te kunnen uitsparen, Er wordt geklaagd over de hooge vleesch- prijzen. Doch als ik door de stad wandel en ik zie in elke straat niet één, maar twee of meer, oogenschijnlijk zeer goed rendeerende, vleeschwinkels, dan begrijp ik terstond, dat al het vleesch, wat daar hangt, verkocht wordt; dat de hooge vleeschprijzen dus het gevolg zijn van de groote vraag naar dit voedingsmiddel, Over het algemeen kan onze voeding sterk versoberd worden. Immers, de distributie jaren zijn buitengewoon gezond geweest en toen leefden wij toch, over het geheel geno men, uiterst eenvoudig. Dat voor voedingsmiddelen, kleeren en pu blieke vermakelijkheden de tegenwoordige prijzen toch maar steeds worden betaald, vloeit mijns inziens voort uit de omstandig heden, dat de jongeren te veel verdienen; ik bedoel die jongere werkkrachten, waaraan in de oorlogsjaren behoefte is gekomen en wier aanvangssalaris nu nog steeds veel hoo- ger is dan de bezoldiging, waarmede oudere krachten begonnen zijn. Hier wil ik meteen wijzen op het gevaar om straks, bij even- tueele salarisverlaging eenzelfde percentage voor alle employé's af te trekken. Dit is onrechtvaardig; de hooger geplaatste amb tenaren zijn immers, wat hun salaris betreft, met lang niet zulk een groot percentage gestegen als de lagere. De vermindering moet dus ook langs verschillende wegen gaan. Om nu nog eens even terug te komen op die oorlogsjaren. Wij waren toen gedwon gen, zuinig te zijn, omdat de omstandig heden ons dit oplegden. Mij treft het, dat daarvan niets is blijven hangen. Integendeel! De schaal is naar den anderen kant over geslagen. Ten deele is dit een gevolg van de hoogconjunctuur in den eersten tijd na den oorlog, toen wij onze gulden dagen heb ben beleefd. En nu kunnen de menschen maar niet begrijpen, dat wij weer terug moe ten naar die tijden, toen wij ons van allen kant dienden te bezuinigen, „Ja, zeggen velen, zeggen vooral de han- delsmenschen, het geld moet rollen". „Zeker," zeg ik, „het geld moet rollen. Maar het moet economisch rollen. Want als u één mantel noodig hebt en u koopt daar een tweede bij, dan mag dat heel aangenaam wezen voor den verkooper, doch u kunt die twee mantels niet afdragen in hetzelfde tijdsbestek, waarin gij het eene exemplaar zoudt hebben versleten. Als gij u voor één rijksdaalder kunt voe den en gij besteedt er twee voor uwen maaltijd, hebt gij die twee gulden vijftig voor een groot deel over den balk gegooid. Ik wil hiermede zeggen, om populair te spreken, dat de bovenste lagen de zaak op veel eenvoudiger leest moeten schoeien." Men zal mij antwoorden, dat de slijtage aan de schoenen veel grooter is dan die dagelijksche tramkosten. Maar ik, die eiken dag zoo'a zelfde half uurtje naar mijn bureau wandel en die even min schroom om het uur afstand, dat ik van den trein woon, te voet af te leggen, ik weet uit eigen ervaring, dat die zolenslijtage gelijk nihil is. Het begint dus met de trams en het blijft den heel endag doorgaan. Want wij hebben in ons land uit den oorlogstijd behouden een veel luxueuzer levensopvatting dan wij voordien haddén. De groote massa heeft din gen leeren gebruiken, die zij tevoren niet kende en waar zij nu. niet meer afwil. Voor een deel hebben de omstandigheden daartoe geleid. Zoo was in den distributie- tijd boter 't eenige vet, dat wij konden ver strekken. Boter werd dus gedistribueerd en verving de margarine, die niet te krijgen was. Tegen het eten van boter bestaat niet het minste bezwaar, integendeel. Maar laat men ze in kleinere hoeveelheden eten. Ze behoeft immers niet zoo dik gesmeerd te worden, als men dat met margarine doet Waartoe die verkwisting? In ons land is de klinkerweg reeds lang bekend en het heeft den schijn, alsof hij hier voorgoed veroordeeld is. Vandaar dat het van belang kan zijn om er op te wijzen, dat men in andere landen en speciaal in Engeland bezig is om onderzoekingen te doen, of niet de klinkerweg, natuurlijk ge bouwd op moderne grondslagen, de weg is, die in de toekomst het zware en snelle ver keer zal dienen te dragen op de belangrijke wegen. Tot nu toe waren onze klinkerwegen in Engeland vrijwel onbekend, maar nu, zijn er door ondernemende heden aan offi- cieele lichamen die voor de wegen te zorgen hebben, proefstukken aangeboden, lang ge noeg om na enkele jaren een afdoend oor deel uit te spreken. Op een stuk van 200 jrtfe) met steenen op hun kant en de andere helft op het grootste vlak gelegd. De onderlaag is de gewone macadamweg, waarop een dun laagje zand wordt gespreid om oneffenheden weg te nemen. De steenen zullen met bi tumen (asfaltsoorten) aaneen gehecht wor den, zoodat een dicht wegdek ontstaat. De afspraak is, dat geen betaling zal gegeven worden voor over twee jaren en dan alleen nog, als de weg duidelijk blijk heeft gegeven tegen alle verkeer bestand te zijn. Op een andere plaats zal een betonnen weg aangelegd worden, die op gelijke wijze bekleed zal worden en die per vierkanten yard (ongeveer 0.8 vierkante meter) 8/1 zal kosten, hetgeen dus ongeveer neerkomt op rot geen 16 per vierkanten meter. Dit werk gebeurt onder oppertoezicht van een vereeriging voor het gebruik van steenen plaveisel en de regeering begunstigt de proefnemingen in sterke mate, omdat aller- wege wordt ingezien, van welke beteekenis deze proeven kunnen zijn. Speciaal wordt er allerwege de aandacht op gevestigd, dat het vraagstuk van het maken van goede wegen eigenlijk gesplitst moet worden in tweeën en wel in het maken van den onder weg, die als fundeering moet dienen en in het maken van het wegdek. Zonder goeden ondefweg kan geen wegdek goed zijn. Een klinkerweg fe als wegdek niet erg duur en! heeft bovendien het groote voordeel in onderhoud slechts weinig te kosten, zoolang de eigenlijke weg het goed uithoudt. Het is wel gebleken, dat steenen als pla veisel regelmatig slijten en dus geen holten veroorzaken, terwijl de slijtage in nat weer niet veel grooter is dan in droog, hetgeen bij andere plaveiselsoorten wel degelijk het geval is. Het opvullen der voegen met bitumen is sterk vooruitgegaan in de laatste jaren en van uitzetting of samentrekking bij warmte en kou worden ongeveer niets gemerkt. Bo vendien wordt beweerd, dat op dergelijke wegen, waar geen modder op kan komen, van slippen eigenlijk geen sprake is. Men heeft dit speciaal nagegaan in Amerika, waar men een baksteenenweg heeft gemaakt van 2,5 mijl lengte, waarop het slippen na gegaan werd. Bij het afleggen van 500 mij len op dezen weg (dus bij herhaalde proeven) bleek geen enkel geval van slippen voorge komen te zijn, terwijl de gemiddelde snel heid (het was een weg voor raceproeven) meer dan 89 mijlen per uur heeft bedragen. Juist de ondervindingen in Amerika, waar enkele belangrijke wegen met baksteenen geplaveid zijn, moedigen aan om proeven te nemen. In Cleveland b.v., waar een weg gedurende 30 jaren aan zwaar verkeer met lasten staal onderworpen is geweest, bleek die weg, gelegd op prima fundeering, nog volkomen goed te zijn, terwijl in al dien tijd niets aan herstellingen was uitgegeven. De steenen, die voor plaveisel gebruikt worden, zijn gecontroleerd vanwege de be doelde vereeniging, die allerlei machinale proeven neemt aleer een steen goedgekeurd wordt. Vermoedelijk mag men eventueele gun stige resultaten in Engeland niet direct over dragen op wegen in ons tand, omdat de ondergrond in de meeste gevallen zoo sterk verschilt. Toch is het van belang die Engel- sehe proeven in het oog te houden, onmdat ze als richtsnoer kunnen dienen voor wat hier gebrobeerd kan worden en ook omdat het niet onmogelijk is, dat de Hollandsche klinker een afzetgebied in genoemd land zou kunnen krijgen. Hollandsche steenen hebben wel kunnen eoncurreeren met Ame- rikaansche, ondanks de hooge vrachten, dus de moeglijkheid, is niet uitgesloten, dat ook in Engeland afzet mogelijk is, al zullen de Engelschen zonder twijfel wel al het moge lijke probeeren om concurrenten te weren. Een ozoa-lamp. Steeds meer aandacht wordt er tegenwoor dig besteed aan het verkrijgen van een ge zonder hygiënische atmosheer in onze wo ningen en aan het vernietigen der ziektekie men, dat het gas-ozon, een allotrope modifi catie der zuurstof niet alleen sterke ziekte- kiem-doodende eigenschappen heeft, maar bovendien een zeer gunstigen invloed op den gezondheidstoestand der menschen. En daar niet ieder in staat is naar zee of naar de ber gen te gaan om de lucht die daar sterker ozon- houdend is, in te ademen, heeft men naar middelen gezocht om hetzelfde ook thuis te kunnen bereiken. „La Science et la Vie" publiceert een door M. Berger geconstrueerd toestelletje, dat ten doel heeft het ozon-gehalte der kamer-at- mospheer te verhoogen, dat men hiernevens afgebeeld vindt. Het bestaat in hoofdzaak uit twee deelen t.w. een alcohol-lamp en een brander. Na de pit hebben opgedraaid tot aan den onderrand van het kousje en de lamp met een speciale vloeistof „Ozo-alcohol" te heb ben gevuld, laat men enkele druppels hiervan op het kousje vallen, dat men aansteekt. Ge durende eenige minuten laat men dit bran den waarna de vlam gedoofd wordt met het glazen stolpje, dat echter onmiddellijk weer verwijderd wordt. Door deze vlam is het kousje op voldoend hooge temperatuur gebracht om nu verder de verbranding te kunnen onderhouden. De ozo-alcohol wordt door de pit aangezogen die uitsluitend als geleidende stof dienst dott Vanaf dit oogenblik wordt door het toestel voldoende ozon geproduceerd om een ruim te van normale afmetingen te kunnen zui veren. Dat de radiogolven een groot doordrin gingsvermogen bezitten is meermalen be wezen. De muren van huizen „nemen" zij dood gemakkelijk. Van het standpunt van een behoorlijke radiogolf is een huismui r een zeef piet groote mazen. Toch is aange toond, dat de ontvangst van radiogolven in b ond err--booten reeds betrekkelijk dicht onder de oppervlakte onmogelijk wordt w. komt u,.or de ijzeren huid van het vaar tuig, terwijl ook b.v. het Palcis voor Volks vlijt met zijn gegolfd-plaatijzer bouw in een kwaden reuk staat voor radio-ontvangst, althans op draadraam en binnenshuis antenne. Ijzer werkt als een scherm voor de „radiostralen". Om nu eens na te gaan in hoeverre radio signalen door den grond kunnen dringen, is door de Eastern Radio Cy., in New York, een proef genomen met radio-ontvangst in de voertuigentunnel onder de North Rivier. Niettegenstaande de golven door een water kolom van 15 Meter, vervolgens door een modderpap van 10 Meter en ten slotte door den soliden gewapend betonwand van de tunnel moesten dringen, om den raamont vanger te bereiken, konden de New Yorksche radiotelefoniestations duidelijk en krachtig worden hoorbaar gemaakt. Ja, maar, zeiden eenige ongeloovige Ameri' kaansche Thomassen, waaronder niemand minder dan Thomas Edison de golven ko men waarschijnlijk den tunnelmond in en verlaten haar aan het tunneleinde. Ten einde zekerheid te krijgen over de aannemelijkheid van deze hypothese, werd zorgvuldig uitge zochte richtings-ontvangst toegepast met uitscherming van de langsrichting van de tunnel. Hierbij kan overtuigend net bewijs gele verd geworden, dat de radiogolven alleen den ontvanger treffen via de water- en modder- kolom. Men hoorde Micaèla's boodschap uit Carmen zingen, zoo frisch en onschuldig, dat het moeilijk was te realiseeren hoe deze lieve stem tot de luisteraars kwam door een kolom slijk, meters diep. Zoo noemen wij de reclame der bekende firma Kreymborg Co. Het is een boekje, dat men niet van zich afwerpt, na er een oog in geslagen te hebben, maar dat men van het begin tot het einde, met steeds klimmende belangstelling leest. Ten eerste biedt het de meest uiteenloopende en ge sorteerde heerenkleeding in beeld, d.w.z. in aardige, gekleurde prentjes geen stijve modepoppen, maar vlotte teekeningen. Ten tweede houdt dit prospeotus tegelijkertijd een prijsvraag in, die origineel bedacht is en waarvoor mooie prijzen zijn uitgeloofd. Wij ontvingen van de fa. Ruygrok en Co. te Haarlem, het eerste no. van een nieuw maandblad „Bouwkundig Tijdschrift", onder leiding van L. Zwiers B.N.A. te Amsterdam. Dit tijdschrift, dat blijkens een op de eerste bladzijde voorkomende lijst, over een res pectabelen staf van deskundige medewerkers beschikt, is op bijzonder artistieke wijze uit gevoerd. De uitgeefster mag zich o.i. dan ook met de gerechtvaardigde hoop vleien, dat, waar de kosten van een dergelijk opzet niet gering zijn, een groot aantal abonné's haar streven zullen steunen. Bijdragen, op welk gebied der bouwtechniek ook, zullen steeds gaarne door haar worden tegemoet gezien en behoorlijk worden gehonoreerd, zoodat tijd en moeite beloond worden. Belangstellenden en belanghebbenden ge ven wij den raad een nummer ter kennis making bij de uitgeefster aan te vragen. Dicht bij het Koningsplein in de Hoofd stad kuierde op Donderdag, 21 Febr. j.l. een politieagent. Plots werd hem in de ooren geschreeuwd „Man, bij de brug van de L iischestraat is een club vrouwen bezig e n ander vrouwmensch af te ranselen De agent op een holletje er naar toe in de verte zagen zijn speurdersoogen vier vuisten boven een ineengezakte op en neer gaan. Van alle kanten renden nieuwsgierigen naar de plaats des onheils. En toen de agent arri veerde, bleef hem slechts over het verwijde ren van de handen van een der vechtlustigen uit de haren van het slachtoffer. Dit meisje werd door hem opgeraapt en naar het Binnengasthuis gebracht. Het bleek een dienstmeisje van de Weteringschans te zijn dat met een vriend naar een bioscoop was geweest en het ongeluk had op weg naar huis diens vrouw en schoonmoeder tegen te komen Deze dames waren toenop de kennis van hun echtgenoot en zoon afgevlogen met 't resultaat dat zij zich voor den politierechter mr. Servatius, te verantwoorden hadden wegens mishandeling. De schoonmoeder ontkende ook maar een hand te hebben uitgestoken, zelfs met een i parapluie had ze niet geslagen. Haar dochter verklaarde dat ze over haar zenuwen Heen was. Maar de agent en een banketbakker wisten meer van het relletje en het slacht offer meer van de klappen. Edelachtbare, of ze me geslagen hebben? De tanden stonden daarna los in m'n mond, de bovenlip was gespleten, en gebloed dat ik heb Veertien dagen liep ik met een ver band.,.. Mr. Servatius Maar wie heeft u geslagen Get. 't Was zóó onverwacht, ik schrok van scheldwoorden, m'n hoed vloog af, en ja, toen zag ik de vuisten van de oudste van de twee beklaagden op me neer komen. Verder weet ik niets. Toen was ik, om 't zoo maar te zeggen, al te ver van de wereld af De officier van justitie, mr. van Thiel, wilde rekening houden met den bijzonderee gemoedstoestand van bekl., toen ze als twee losgebroken furies op het meisje waren losgestormd en eischte ƒ10 boete, subs. 5 dagen hechtenis. Het slachtofferEn Edelachtbare, ik ben m'n betrekking ook kwijt. Met Mei moet ik weg. De zuster van mevrouw heeft het gezien. Die menschen willen zoo iets niet, hè Bekl. Zou het niet wezen omdat je met m'n schoonzoon aan de deur hebt gestaan De politierechter veroordeelde conform beide beklaagden, die, nog ziedend van toorn, maar afstand deden van hooger beroep ea mopperend de zaal verlieten. In het benauwde audientiezaaltje van den politierechter te Amsterdam, zat Vrijdagmid dag weer eens op het beklaagdenbankje een los werkman die ruiten van het gebouw van het Burgerlijk Armbestuur in de Reguliers- dwarsstraat vernield had, omdat hij onte vreden was over zijn steunregeling. Bekl. had eenige jaren gestempeld, tot hem door een bezoeker van het armbestuur werd aan gezegd dat het nu mooi genoeg was en men hem f 30 handelsgeld zou verstrekken, en schalen met gewichten. Met stempelen was 't gedaan. Ja, zei bekl., die ontzettend stot terde en aldoor tegen 't getuigenhekje stond te trappen terwijl hij met zijn pet in de han den draaide, ik zei tegen den bezoeker Geef me dan maar géén handelsgeld, en laat me steun. Want zóó breng je me nog verder van huis Hij zeiWees blij dat je zooveel han delsgeld krijgtBlaffende hondjes bijten niet. Mr. Servatius Maar waarom gooit u dan ruiten in Dat is toch niet de methode om meer steun te krijgen Bekl.Dat herinner ik me werkelijk nietr Ik was zoo zenuwachtig De informateur van het armbestuur ver telde vervolgens, hoe hij had weten gedaan te krijgen dat bekl. in plaats van 20, 30 han delsgeld zou krijgen. Deze kwam, 't was op Maandag, 10 Maart, klagen en zei t Ik ga toch door met stempelen De man was kalm, doch sloeg opeens twee ruiten stuk. Mr. Servatius Gebeurt zoo iets meer Get. Herhaaldelijk Een half uur geleden hebben ze nog drie ruiten vernield. Maar dat moet ik nog zeggen bekl. betaalt nu gere geld 1 af voor de schade. Mr. van Thiel, officier van justitie, meende streng te moeten optreden tegen heeren, die om steun komen, niet genoeg naar hun zin krijgen, en dan daden van geweld plegen. Spr. requireerde 14 dagen gevangenisstraf wegens vernieling. BeklIk ben nog nooit met de justitie Ia aanraking geweest Mr. Servatius Dat moet u niet zeggen, U hebt vroeger voor verboden vervoer te rechtgestaan BeklDat is al zoo lang geleden. En van de ruiten weet ik het ook niet meer Ik ben twee jaar op een zenuwschool geweest. Als ik een drankzuchtig persoon was, zat ik n i misschien voor moord Mr. Servatius Ik wil aannemen dat u berouw hebtik zal de behandeling schoner om meer van u te weten te komen 1 BeklWaarom meneer Ik was toen wer kelijk niet goed bij m'n verstand, ik herinnet me daar niets meer van Mr. Servatius Ja, ja, iedereen beroept och hier op zwakke zenuwen. Als iedereen z'n gang maar ging, kwam er niets vantereqhb U kunt gaan I Volgende zaak. In de houtindustrie dreigt een conflict. Wanneer partijen alsnog niet tot overeen stemming geraken, wordt deze week eej staking in het houtbedrijf verwacht. j^ang niet ieder blijkt te weten, hoe men schoenen moet behandelen en men vergeet maar al te vaak, dat de bedoeling van het onderhoud van leer is, het niet alleen zinde lijk te houden, maar tevens het de gewen c e fleur te geven en barsten en hard worden te voorkomen. In de meeste gevallen is het ook gewenscht, de oppervlakte glimmend te houden, opdat het vuil zich minder.aan het leer kan' vasthechten. Om dit alles te kunnen bereiken, moet men beginnen, het leer stofvrij te maken en niet, zooals maar al te vaak gebeurt, op den vuilen schoen vet te gaan smeren. Eerst als al het vuil en stof verwijderd is, wrijft men de schoenen in met poetscrême van de gewenschte kleur. De hoeveelheid schoensmeer, die men gebruikt, hangt af van de meerdere of min dere kaalheid van het leer. Het schoeisel van schoolkinderen zal uit den aard der zaak het meeste vet behoeven. Door het stevig in wrijven met vet vult men de poriën van het leer, zoodat vuil en vocht minder goed naar hinnen kunnen dringen en men het leer Zacht en soepel houdt. Dadelijk na het insmeren wrijft of borstelt men het overtollige vet weg, want als dit hard en stijf is geworden, laat het zich niet zoo gemakkelijk meer verwijderen, zoodat het leer kleverig en dof blijft. Mochi het smeersel ingedroogd zijn, mochten de schoenen dof en onooglijk zijn geworden tengevolge van slecht insmeren of uitpoetsen, wasch ze dan af met zeepsop en laat ze langzaam drogen, waarna de schoenen opnieuw met schoencrême behandeld worden. Voor hei behandelen van schoenen moet goed afgesloten, daar het anders zou indro gen en, mocht het, door slechts afsluiting, zijn ingedroogd, verdun het dan met water. Zeer aan te bevelen is het gebruik van flanellen of fluweelen lapjes, van zachte borsteltjes voor het insmeren om uit te wrijven ook weer doeken van fluweel of flanel, schoenkussentjes of borstels. Het ma teriaal moet schoon en droog zijn, want met onzindelijk, vochtig materiaal kan men geen schoenen op de juiste wijze onderhouden. Schoenborstels kan men reinigen en drogen door ze over een losse turf te wrijven. Glacé- en fijn chroomleer wrijft men, als het stofschoon is gemaakt, met een lapje met zwarte schoenwas en poetst het na met een schoenkussentje of fluweelen lap. Zijn de riempjes kaal geworden, dan kleurt men ze bij met verdunde zwarte spirituslak. Als men dit lak niet voldoende verdunt, wordt het leer hard 1 Lichtgekleurd glimmend leer maakt men vlekken vrij door het te wrijven met benzine of te wasschen met een lapje, gedoopt in zeepsop. Is de vlek niet al te oud, dan kan ze uitgewieven worden met melk. Heeft men zeepsop gebruikt, dan neemt men daarna het leer met schoon water af. Is de schoen schoon en droog, dan wrijft men hem in met witte, gele of roode schoenwas en poetst met een flanellen lap of schoenkussentje uit. Lichtgekleurd dof glacéleer wrijft men GEEN KUNST. schoon met een watje gedoopt in benzine. Is al het vuil verwijderd, dan droogt men het leer met propjes watten. Moet het glacé- leer glimmen, dan wrijft men het na met een beetje talk of speksteenpoeder. Wit glacé kan, als het niet al te vuil ge dragen is, schoongewreven worden met oud bakken brood of meel. Peau de suède kan men schoon borstelen. Als het hard of glimmend geworden is, moet men het voorzichtig schuren met een niet te hard borsteltje van staal- of koper draad. Mochten er vetvlekjes op zijn geko men, dan verwijdert men die eerst met ben zine of tetra. In plaats van een staaldraad schuier kan men ook zeer fijn schuurpapier gebruiken. Wordt de kleur van peau de suède vaal, dan kan men het leer droog inwrijven met het poeder van een daartoe in den handel zijnd steentje in de goede tint Als dit niet voldoende helpt, neemt men een vochtig sponsje, wrijft daarmee over het steentje en smeert het papje, dat zich op de spons vormt, stevig in het leer, zoodat dit er gelijkmatig mee bedekt wordt. Als het goed droog is, schuiert men met een ijzerborsteltje. Voor peau de suède moet men in plaats van zoo'n steentje liever de vloeistof nemen, die daai- voo. in den handel wordt gebracht. Het leer krijgt dan een betere tint en de vale vlekken verdwijnen. Verlakt leer wrijft men op met een drogen, Zaehten doek. Af en toe smeert men het in met slaolie of zwarte was en wrijft goed na. Slaolie houdt het leer langer goed, was geeft het een mooien glans. Overschoenen moeten dadelijk na het gebruik met spons en zeem worden Oge nomen. Wil men ze glimmend hebben, dan wrijft men ze na met zwarte schoenwas. Witte linnen schoenen smeert men, nadat ze stofvrij gemaakt zijn, in met een dun papje van krijt en water of pijpaarde en water. Inplaats van dit papje kan men ook gebruik maken van een wit geprepareerd blokje (in eiken schoenwinkel en bij eiken drogist verkrijgbaar) waarover men een vochtig men'üitsluitend poetsmiddelen gebruiken,! „O, kijk 'ns, vader! Die toovenaar verandert 'a kwartje "i'" de vettig zijn. Met leer vernis bederft meni „Da's geen kunst jongen. Je moeder verandert met bet grootste gemak 25 gulden Rrani, urtinpnsmwr altiidMn een nieuwen hoed," ILe Kirej hdt schoeisel. Bewaar schoensmeer altijd'in een nieuwen hoed,' lapje of borsteltje haalt Zwarte en gekleurde linnen schoenen be handelt men met daarvoor bestemde gelijk soortige middelen. Zijn er vuile vlekken in het linnen, die zich door een smeermiddel niet meer laten dekken, dan maakt men die schoon met een borsteltje en zeepsop en smeert de schoenen n, nadat ze droog zijn geworden. Daarna vult men ze op met proppen onbedrukt po- reus papier of met schoone doeken. Rire) Satijnen schoentjes onderhoudt men pre- V V* „Diep ademhalen, mevrouwtje, dat vernic tigt de microben!" „Maar dokter, hoe kan ik ze dwingen, diep adem te halen?" cies zoo als wit- en lichtgekleurde glacé schoenen. Goudleer wrijft men voorzichtig op met een flanellen doek. Nat geworden schoenen laat men op een der zijkanten drogen, zoodat de zool niet al te lang vochtig blijft. Men vult ze op met papier, omdat het model dan beter blijft en omdat het vocht in het papier kan trekken. Natte schoenen moet men op een paar losse turven te drogen zetten. Nooit op een warme kachel of in den oven het leer zou dan barsten. Alle schoeisel moet op een droge plaats bewaard worden. Aanbeveling verdient het, ze na het gebruik op een leest of veer te zetten. Goudleeren, verlakte en satijnen schoentjes bergt men weg, in een doos, nadat men ze in vloeipapier heeft gewikkeld. Bij het verzorgen en schoonmaken van leeren taschjes, citybags, koffers, porte feuilles, aetetasschen, enz., kan men zich houden aan de wenken, die wij hierboven gaven voor het onderhoud van schoeisel. In een Kopenhaagsck dagblad heeft eer dokter met veel menschenkenrus g sc re en, dat er vijf minuten in het huwelijksleven zijn, die vaak beslissend zijn voor een gelukkig of ongelukkig huwelijk. Het is, wanneer de man 's middags of des avonds moe van zijn werk of zijn zorgen thuis komt. De jonge vrouw verwacht zijn blijd schap haar weer te zien, verwacht opgewekt heid, liefkoozingen, nieuwtjes enz. Dikwijls is het juist omgekeerd, de man kijkt vaak ver drietig, is stil en de vrouw wordt daar dan dikwijls ontstemd of boos over. Wanneer zij in die „Kritieke vijf minuten" zichzelf kan beheerschen, en met kalme vrien delijkheid zijn schijnbare onhartelijkheid, die vaak alleen moeheid is, beantwoordt, zal zij hem voor goed aan huis binden. Geeft zij toe aan haar ontstemming, dan is vaak voor goed de harmonie verstoord en zoekt de man elders wat hij thuis vinden moest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9