m
ZIJN EER!
Amsterdamsche kout.
KUNST EN KENNIS.
KERK EN SCHOOL.
HOE HOLLY DOLLY RIDDER WERD door pijltje
De prooi, van den dier.
Oplossingen.
5. 2.
Nieuwe opgaven.
m.
-/
'FEUILLETON.
(Jit de Moppentrommel.
(Speciale correspondentie voor de Nieuwe Haarlemsche Courant, Nadruk verboden).
PALMZONDAG.
Amsterdam, 12 April 1924.
Béni soit celui qui vient sauver le mon
de! Die regel uit „Les Rameaux" zoemt
me steeds door de gedachten als ik den
Palmzondag in 't naaste verschiet zie. Les
Rameaux, een lied van religieuze strekking,
'n kwart eeuw geleden in de hoofd
stad even.... populair.... aLs vergeef
mij de eeaigszins profane betiteling, maar
ik weet er heusch geen beter woord voor
als nu „Ave Maria". Dat belaas velen,
wien bet alleen om zang of melodie te doen
is, de beteekenis der woorden in het geheel
niet begrepen, was maar al te waar. Met
historische gebruiken gaat het al evenzoo,
velen weten, dat men op bepaalde dagen
vaij het jaar gewoon is een zeker gebruik
te volgen en doen het, boewei bet soms
niet alleen met de Christelijke beteekenis
\ar> den feestdag nie.ts te maken heeft, ja
vaak van beslist heidensche origine is.
De „Palmpaschen" behooren nu in Am
sterdam vrijwel tot het verleden, boewei
schrijver dezes, die van middelbaren leef
tijd is, zich nog zeer goed kan herinne
ren, dat in zijn jeugd aile koekbakkers
Palmpaasjes verkochten, een stokje met
schuins opstaande zijstokies, 'n beetje met
groen versierd en op de wijze van een
Kerstboom ongeveer appetijtelijk gemaakt
door chocoladeringen (een heidensche zin
speling op de zon) en bonbons in schitte
rend gekleurde, soms goud- of zilverkleu
rige papiertjes. De deftige koekbakkers
leverden natuurlijk dure Palmpaschen, die
geheel van chocolade warén gegoten en
welks cbocoladetakjes in bet fijnste eindig
den, wat door het „huis" werd geleverd.
Als tegenstelling vond men de Jordaan-
Palmpascben, waar in de Willemstraat van
weleer (nu een doodkalme door niets meer
van taai-taai, terwijl de „zijtakken" (alias
ongeschaafde houten latten) dragers waren
van zeer substantieele delicatessen als een
„krentenslof", een stuk *kantkoek, een si
naasappel, enz. Bananen kenden en had
den we dus toen werkelijk nog niet in
Holland. Laat ik u intusschen vertellen, dat
al de moppen op de groote populariteit van
het bananenliedje voor Amsterdam lichte
lijk, neen grovelijk overdreven zijn Vele
der door onzen Chris van Dinteren gecom
poneerde liedjes (bijv. Hittepetit) hebben
bet duizendmaal meer gedaan. A propos
over da van Dinteren's gesproken, zijn
zoon Jan, wiens gevoelvol vioolspel in 't
Rotterdamsche Tivoli al 'n paar jaar groo
te waardeering vindt, beeft ook de aan
dacht getrokken van de „Lyon's tea Cy."
de bekende thee„firma" uit Londen, die
daar o.a, ook luxueuze tea-rooms exploi
teert met het gevolg, dat Jan 24 dezer
ons land verlaat om tegen fabelachtig ho
norarium als solo-violist in de Engelsche
hoofdstad op te treden. En daar voor Ne-
derlandsche musici Engeland in 't alge
meen verboden terrein is, en alleen een
Hollandsch musicus er in komt als men
heel iets bizoaders in hem ziet, is dit en
gagement voor Jan van Dinteren zeker een
bijzondere onderscheiding. Maar dit tus-
schen haakjes.
Voor 't bananenliedje is reclame ge
maakt, men heeft de populariteit er in
willen stompen ener zijn toch in Am
sterdam tenminste meer menschen, die de
melodie niet, dan die ze wel kennen,
Reclame lukt niet altijd, dat zien we nu
aanBroekhuys Indertijd zag men de
zen man door het brilleglas der volksfan
tasie: een romantisch, ridderlijke, moedi
ge, impeneerende bandiet, maar die toch
ondanks zijn onmaatschappelijkheiddu
de aandacht trekkende straat) mee werd coeur had. Zoo stelden wij ons ook Car-
gegeurd. Deze liepen 't eerst in de gaten
door haar grooten, bruinen stok van een
menschlengte met grove zijstokken, wat
ruw groen er om heen, bont gekleurd pa
pier en als ze heel mooi waren hier en
daar wat zilver- en goudpapier. Met klei
ne delicatessen hield men zich niet op: de
punt werd bekroond door een zwaantje
touche uit de romantische verhalen voor,
die we in onze jeugd lazen. Later verna
men wij dat hij .niets meer was dan een
doodgewone, rij 't dan ook geroutineer
de zakkenroller. Voor den persoon van
Broekhuys, den za(a)kwaarnemer van het
type, die wanneer ze vóór moeten komen
door alle verslaggevers altijd met vollen
flOnz
van onze laatste raadsels.
1. (H)alster
2. Bitterzoet (plant).
3. Papegaai, spreeuw, ekster
4. Kolossus
860 57
43 19
6. Amandel.
(Oplossingen niet in te zenden.)
1. Ik ben een gedeelte van een vrucht.
Zet één letter achter mijn naam, en ik dien
ter bescherming.
2. Ik ben een kleedingstuk, maar ook
wel eens een ijzeren pijp of een schip.
Zet één leter voor mijn naam en ik word
iets, dat heelemaal mis is
3. Mijn eerste deel is heel bitter, mijn
tweede is zeer voedzaam.
Mijn geheel, dat uit slechts vijf letters
bestaat, is een schip uit den ouden tijd.
4. Neem een zeer brandbare stof, zet
er één letter achter en ge krijgt iemand,
dien sommige menschen heel gaarne en an
deren heel ongaarne ontvangen.
5. Voeg den naam van een jongen en
van een meisje, elk van vier letters, te za-
men tot een vergif, dat heel veel menschen
dagelijks in hun maag krijgen.
5, 6, 8, 7 is een getaL
5, 6, 7 is een metaal. x
6. Aan alle deuren zitten twee dingen,
waarvan de naam bestaat uit dien van een
visch en van een lichaamsdeel.
Wie weet het?
Door JOH, v. d HOcK.
DE DIERENPLAGER.
Dc jongens hadden een druk gesprek ge
voerd na de verdwijning van Jan. Ze had.
den gelachen en gespot, en de opluchting
was algemeen, nu de Zwammingedamsche
jeugd was bevrijd geworden van de tiran
nie van Van Belt
Jaap Klomp was een verstandige jongen.
Hij had veel meer doorzicht, dan men hem,
zijn Ieettiid in acht genomen, zou toeden
ken. Jaap had begrepen, dat het voortdu
rende gespot en gelach de jongens te veel
zou verharden om Jan, die volgens Jaap
toch eigenlijk iemand was, waar men mede-
ijden mee moest hebben, later weer in hun
kring op te nemen.
Hij had daarom voorgeslagen, haasje over
te gaan spelen.
De jongens vonden het een pracht-idee,
al was het dan alleen maar, omdat Jaap het
voorsloeg. r
Bijna anderhalf uur waren ze er mee be-
zig geweest en ze lagen nu vermoeid langs
de beek uitgestrekt.
,,'t Is een fijne middag geweest!" zei
Geert van Bakel, bij wijze van besluit.
„Dat is het," viel Jaap hem bij.
„Ja maar," mengde zich nu Ben Stolk in
het gesprek, „wat moet ik met de klei
beginnen? Ik heb ze mee gesjouwd en al
kleien jullie nu niet, ik voel er toch ook
maar weinig voor, ze nu weer mee terug
te nemen."
De jongens vonden, dat Ben gelijk had.
Ze vonden het ook wel een beetje jammer,
dat die vettige, kleverige klei hu onge
bruikt zou blijven. Eenigen waren er. die
veel lust gevoelden om Jan van Belt te
kleien. Ze durfden echter niet met hun plan
voor den dag te komen, overtuigd als ze
waren, dat Jaap het nooit goed zou keu
ren.
„Je zou gek moeten zijn om dien rommel
weer mee terug te nemen," zei Jaap be
slist, „Maar klei is er toch niet alleen om
te kleien? Je kunt er zoo veel mee doen."
De jongens waren aandachtig. De halzen
rekten zich. Voor een nieuw spel kon men
de jongens 's-nachts uit bed halen.
„Kunnen jullie....?" vroeg Jaap Klomp.
„Kunnen jullie.... ja! wij noemden hel
„vormen,maar er is ook nog een heel ge
leerd woord voor; ehehboet-
seeren?"
„Boet.... boetseeDe jongens
oefenden hun tong op het vreemde woord.
,Ja. Boet-see-ren!" zei Jaap nadrukke
naam in de krant worden gezet, was on
bewust reclame gemaakt door Mr. Van
Rossum in zijn tooneelstuk „Pommarius"
en nog altijd rijn er mensehen die denken
dat „Pommarius" Broekhuys en Broekhuys
Pommarius is. Velen meenden dat hij wer
kelijk de Justitie altijd te slim af was ge
weest, wisten niet dat hij voor diefstal,
verduistering, valschheid in geschriften en
meer van dat „ridderlijks" al een maal of
zes had moeten brommen Het eigenaar
digste was echter dat de door Mr. van
Rossum zoo geestig gesuggereerde dwaling
niet alleen op de meeste buitenstaanders
over maar Broekhuys zelf in het
hoofd sloeg, zoodat hij zich zelf ver
beeldde op zijn manier, een ridderlijk, wel
sprekend, dankbaar, moedig, geniaal wel
doener te zijn, terwijl het tegenovergestelde
het geval is.
Hoe 't hem met de Dag-historie (waar
van ik dc eerste was die voorspelde dat
't wel nacht zou worden!) heelemaal naar
't hoofd sloeg en hoe die hoogmoed voor
'den val kwam is algemeen bekend, Intus
schen, ook thans gaat hij nog voort de
menschen er tusschen te pemen en al be
grijpt men de domheid niet van de men
schen, die na al wat gepubliceerd is, zich
nog laten nemen, toch acht ik het mijn
plicht als journalist te spreken, ten voilé
de persoonlijke verantwoordelijkheid dra
gende voor het door mij geschrevene. Na
dat door de beslaglegging te Amsterdam
aan den Erica-zwendel een eind was ge
maakt, laat hij de vrouw, van wie hij be
weert wettig gescheiden te zijn (Mevr. Vis
ser) optreden als onderneemster van een
dohbel-onderneming, in 't vage kleedje
van» eer, doellooze premie-leening, wordt
zelf procuratie-houder bij zijn vrouw en
plaatst in hoogmoedswaanzin zijn eigen
beeltenis, als koning Albert op de Belgi
sche bankbiljetten, op dc Vissertjes in troe
bel water. Hij doet weinig of geen moeite
door listige kunstgrepen de menschen te
vangen. Hij denkt er niet aan, aan te geven,
op welke wijze en waarvan ooit de groo.te
prijzen betaald zouden worden (als zij ge
trokken werden). Nog erger: voor de trek
king die 9 April ergens in 'n bedstede ge
houden moet zijn was een villa uit
geloofd, die in een advertentie in een blad
in het Oosten des lands op 50.000 enin
een dito in 't Zuid-Westen des lands op
30.000 werd geschat, op zoo'n bagatel
van 20 mille kijkt Broekhuys niet,
werden in hun overtuiging gesterkt, dat
Jaap toch een reuze-knul moest zijn. Stads-
nuffies konden ze niet uitstaan. Maar een
flipke stadsjongen was toch wel reuze-
knap bij een dorpsjongen vergeleken.
Ze oefenden weer hun tong op het vreem
de woord, doch ontdekten al ras, dat dit
boven de Zwammingedamsche krachten
ging. Voor vreemde woorden moest je spe
ciaal uit de stad komen.
„Wat is dat? Boet.... boetsee....?
vroegen er eenigen.
„Tja!" meende Jaap, dat kan ik jullie
beter laten zien, dan vertellen. Als iemand
het mij vertelde, zou ik er ook geen jota
van snappen. Maar als je het ziet, kan je
het dadelijk Geef mij maar eens wat
klei!"
Het wagentje van Ben Stolk werd als hét
ware bestormd en weldra lag er een flinke
klont klei tusschen de uitgestrekte bcenen
van Jaap Klomp.
„Knikkeren jullie hier wel eens?"
„Natuurlijk! Waar zou mennu niet knik
keren?"
„Natuurlijk! Waar zou men nu niet knik
kers?"
Die kochten ze bij Tijske, een oud man
netje, die in huishoudelijke artikelen, heet
water, zand 'en goedkoop snoepgoed han
delde.
„Die zal er dan wel niet duur mee zijn.
Maar je kunt ze toch nog beter zelf maken,"
besliste Jaap
„Zelf maken!?" De verbazing der jongens
steeg tot eerbiedige bewondering.
Zelf knikkers maken! Dat was een gebeur
tenis in de geschiedenis van Zwamminge-
dam.
Jaap Klomp had wat klei van den hoop
voor hem genomen en rolde er tusschen zijn
handen ronde balletjes van.
„Kijk eens hier," ging Jaap voort, toen
hij een tiental balletjes gereed had, „als je
die nu in de zon legt, heb je over een paar
uur knikkers!"
De jongens maakten eerbiedig ruimte voor
Jaap, die uit de schaduw naa' een plek liep,
waar het zonlicht het sterkste scheen.
Op één punt kan men MulfatuB geen
ongelijk geven, nl als hij uitroept: Publiek
ik veracht je. Want als de menschen zich
zoo willens en wetens hun geld al laten
nemen, zich brutaalweg voor den gek la
ten houden als B. in een Ingezonden Stuk
schrijft: „Ik verdien 20 pop in de week bij
mijn vrouw, maar als ik meer uitgeef dan
zijn dit representatie(!!!)kosten", ja dan
kan men feitelijk alleen lachen om hun
domheid en 't begrijpen, waarom de jus
titie, zooals ze al zoo vaak heelt gedaan,
dezen recidivist ook thans niet onschade
lijk maakt.
Het is slechts één wapen dat hij han
teert: d e reclame. Hij gebruikt 't slechts
voor slechte doeleinden, maar het wa
pen is uitstekend. En daarom kannen wij
't. volkomen billijken dat in 't Paleis thans
een tentoonstelling wordt gehouden spe
ciaal aan reclame gewijd. Die „Recla" ge
organiseerd door een knap zakenman als
de heer Max van Gelder, zal 't zeker wel
doen, ondanks het feit dat de volgende
tentoonstelling (gewijd aan den Tabaks-
handel): de Taba juist door reclame (het
plaatsen van annonces, voor de Recla ge
opend werd) de onderneming van den
heer van pelder in de wielen trachtte te
rijden. Bij beide tentoonstellingen (ik hoop
over beide in volgende causerieën meer te
vertellen) is wuft vermaak, het gewone va-
riété-artisten-gedoe de groote attractie.
Maar gedanst zal er niet worden, daartoe is
de burgemeester niet te bewegen.
Erkend dient te worden, welke levensbe
schouwing men heeft en op welk stand
punt men zich plaatst dat het algemeen
verantwoordelijkheidsbesef voor publieke
moraliteit stijgt. Ik denk hierbij ook aan
het goe.d bedoelde voorstel van ons raads
lid Jansen, den neutralen vischhandelaar
uit de Jordaan om te verbieden dat kin
deren beneden den leeftijd van 13 jaar
gedurenden de wintermaanden 's avonds la
ter dan half acht en 's zomers later dan 9
uur zonder geleide van volwassenen al
leen op straat mogen ioopen.
Om verschillende redenen zou het onmo
gelijk zijn zulk een verbod uit te vaardi
gen en te doen eerbiedigen aldus con
cludeerde dc comm. v. strafverordeningen.
Maar geheel in den doofpot behoeft de
zaak daarom niet gestopt te worden en
m.i. deed de heer Jansen een goed werk
op deze slechte gewoonte, waaruit zooveel
rrrDe jongens stonden in een kring om hem
I1JK, met een rust tusschen elke lettergreep.) heen en staarden naar de grijze balletjes, die „etmu5OTrilg, „oi, Kneoeien
een. dat konden de jongens met. En ze Jaap onverschillig op den grond had ge-gevoel onder z'n blauwen kiel Hij dacht noch
immoraliteit wordt geboren de aandacht le
vestigen.
H. HENNING Jr.
gooid. Ze zorgden er angstvallig voor, hun
schaduw niet op de knikkers-in-wording te
laten vallen
„Maar," ging Jaap weer voort, toen allen
weer rustig in de schaduw zaten, „dat zijn
niet de echte, zie je. Dat zijn „kalke-bas-
ters," die, als je ze een poosje gebruikt, in
tweeën springen. Als je nu echte, fijne knik
kers wilt hebben, nog veel fijner dan ic ze
in den winkel koopt, dan gooi je ze even
in een potje olie, en als ze daar een poosje
in gelegen hebben, in oen fornuis of kachel
of zoo iets. Hebben ze daar een paar uur
in gelegen, dan heb je reuze-knikkers."
De jongens konden zich niet langer in
houden. Alle banden grepen in de kleverige
klei-massa, en eenige minuten later hadden
al de jongens een stapeltje kleine balletjes
voor zich liggen.
„Houdt nu eens even op!" beval Jaap.
„Je kunt nog veel meer, en nog veel loli-
gere^dingen van de klei maken. Kijk eens
bier."
Jaap nam een stevigen tak van niet al te
groote dikte, rolde daar een flinken klont
klei omheen en begon dezen dan met zijn
vingers en eenige groote dennenaalden te
bewerken.
De jongens zagen in ademlooze spanning
toe. V/at kon dat wel worden?
Plotseling schreeuwde er een:
„Een veldwachter!!"
De jongens zagen het nu ook. Misschien
wel wat onbeholpen, maar toch goed ge
lijkend, had Jaap een beeldje vervaardigd,
een veldwachter.
Het gejuich was algemeen. Het beeldje
werd met den grond vastgezet in het hel
dere zonnetje
Jaap verklaarde, dat zooictg sterk genoeg
werd in het zonlicht, en dat je het maar met
wat kalk behoefde in te smeren, om er een
mooi beeldje van tc maken.
De jongens waren er niet vandaan te krij
gen en strekten zich om „den vèldwacbter"
uit.
Toen zei Jaap, dat ie naar buis ging. Hij
had dat beloofd. Misschien kwam-ie nog te
rug.
De eigenlijke reden verklaarde-n-ie niet.
Deze was een vreemdsoortig, hol, kriebelend
BEWOONBAARHEID VAN GEBOUWEN,
De studie-commissie voor warmte-isolatie
van bet Technisch-Economisch Genootschap
beeft onder den titel „De invloed der warmte-
geleiding en accumulatie van wanden op dc
bewoonbaarheid van gebouwen uit een oog
punt van economie en hygiëne" de uitkomst
van haar onderzoek gepubliceerd. De brochu
re bewerkt door ir. F. G. Unger, is versche
nen bij L. J. Veen. Amsterdam.
„Een uit hoofde van verwarming goed be
woonbaar gebouw", aldus lezen wij in dc pu
blicatie, „dient zich te kenmerken dobr een
spoedig op hygiënisch vereischte tempera
tuur komen der vertrekken en gemakkelijk
onderhouden van deze temperatuur, alles met
een minimum aan brandstof, terwijl na het
eindigen der verwarming de vertrekken lang
op voldoend hooge temperatuur moeten blij
ven.
Door velen is, vooral in den laatsten tijd,
gezocht naar gegevens voor het bepalen der
warmtegeleiding en zulks met recht, daar on
ze kennis op dit gebied nog veel verbetering
behoeft. Echter heeft men daarbij slechts
weinig aandacht besteed aan de samenwer
king tusschen geleiding en accumulatie der
wanden. Wil men tol werkelijke verbetering
cn praktische resultaten komen, dan dient
men in het oog te houden, dat zoowel aan het
streven der techniek, die warmtebesparinl
zoekt, als aan dat der hygiëne, die het welzijn
der bewoners, i.e. gelijkmatige temperaturen
beoogt, beantwoord rrtoct worden."
De commissie is bij haar onderzoek tot dc
volgende conclusies gekomen:
le. Bij niet geïsoleerde, accumuleercnde
wanden (baksteenmuren) is bij periodieke
verwarming de niet accumuleerende verhitter
wel meer economisch, doch weinig hygië
nisch.
2e. Bij dit type wanden is doorloopende
verwarming met niet accumulecrenden ver
hitter 't meest economisch en hygiënisch,
3e. Door bekleeding op dc binnenzijde doet
aan de knikkers, noch aan boetseeren meer,
doch alleen aan eenige groote snéden tarwe-
mik met dik boter erop.
Ben Stolk ging met hem mee.
„Waar woon je." vroeg Ben, toen ze over
den heuvel waren gegaan en op den dorps
weg liepen.
„Bij boer Kessels! Dat is een oom van
mijn moeder. Ik blijf er zoolang, totdat mijn
vader en mijn moeder ook hier zijn aange
komen."
„Wat is ie vader?"
„Smid! Wij gaan in de oude smederij wo
nen. De oude smid is, geloof ik, dood, hé?"
„Ja!
Jaap had dus bij al zijn goede eigenschap
pen nog een vader, die smid was. De jon
gens zouden dus gratis een kleine reparatie
kunnen laten verrichten en bovendien nog
hun krachten meten met den voorhamer.
Als het aan dc Zwammingedamsche jeugd
had gelegen, was Jaap burgemeester gewor
den.
„Daar heb je hem ook!" wees Ben plot
seling in de aangeduide richting.
Het was Jan van Belt, die hem door Ben
werd aangewezen. Hij stond in een weiland,
waar hij zich waarschijnlijk in de zon had
liggen drogen. Zijn kiel hing nog aan een
heg. Hij trok een geit, die daar rondgraasde,
aan de horens.
„Dierenplagers, zijn menschenplagers!"
merkte Ben wijsgeerig op.
„En omgekeerd is het ook zoo!" zei Jaap,
nog wijsgeeriger.
De beide vrienden verborgen zich achter
de heg en bespiedden Jan van ,Bclt.
„Kom maar hier, beestje," hoorden ze den
slungel tegen de geit zeggen „Heb je zoo'n
honger? Wacht maar. zoo'n kringetje is ook
veel te weinig voor je. Ik zal je cr twee
geven."
De geit was, volgens gewoonte, met een
halsband bevestigd aan een lang touw, dat
weer verbonden was met een klein paaltje,
dat diep iij den grond stak. De geit kon dus
rond loopen, zoover het touw reikte en daar
het gras afgrazen.
Jan van Belt begon zijn beulswerk, Hij
nam het touw van 'n ander paaltje en bond
dit ook aan den halsband vast. Hij kon het
dier, dat aan twee touwen vastgebonden,
Wen goed de accumulatie der wanden fe be
perken, daar de geaccumuleerde warmte
toch slechts ten deele wordt benut,
4e. Bij bekleeding op de binnenzijde wordt
de lichaamsafkoeling door straling beperkt cn
is dus verwarming op lager binnentempera-
tuur m 'gelijk.
5c. Bij kleine huizen is bekleeding van dc
binnenzijde der wanden en het gebruik van
niet accumuleerende verhitters bij doorloo
pende verwarming aan te bevelen. De bouw-
sterkte der wanden bepaalt dan de accumu
latie.
6e. Men mag aannemen, dat de uitvoering,
die in den winter de beste uitkomsten geeft,
dit ook in den zomer doet, dus is ook daar
voor bekleeding van de binnenzijde aan tc
hevelen. Overdag gaat de warmte van de
buitenlucht in den wand. doch daaruit, we
gens de binnenbekleeding, slechts langzaam
op de binnenlucht over, echter minder lang
zaam, zooals verdere proeven uitwezen, dan
men op grond van de genomen proeven zou
afleiden. In den nacht zal een deel dezei
warmte weer naar buiten terugstroomen.
crachtig! Dat was goed afgeloopen. Nu zat
•ij veilig en droog in 't bootje en kon heerlijk gaan
varen. Maar hoor die muis eens gillen. „Help me
toch as-je-blieft," piepte de muis, „ik zal nooit
meer je hangmat doorknagen."
Holly-Dolly kreeg nu toch medelijden met dé
drenkelinge en schommelde, zoo goed en zoo
kwaad als 't ging, 't bootje naar de muis toe. „Steek
dan je pooten maar op, leelijk beest," zei hij en
met veel zuchten en blazen heesch hij de muis in
't bootje.
35. Toen de muis goed en wel in 't bootje zat,
zette Holly-Dolly een duchtig hooge buist op.
..Luister goed,' sprak hij. „Vergeet nooit Jat,
hoewel ik je voa al V kwaad moest straffen, bet
Holly-Dolly, ridder van de geruite broek, was,
dia jou het leven redde.
„Ach, hemeltje lief," zuchtte de muis, „niets,
niets, mijnheer Ridder, zal ik vergeten, maar straf
mij as-je-blicft niet. Ik ben al oud en kan zoo
slecht tegen pijn. Laat ons vrede sluiten, en ik
Zal je nooit meer plagen.
36. „Goed," zei Holly-Dolly, „maar dan moet
je me aan je Koning voorstellen en maken dat hij
mij tot Ridder zal slaan 't Muisje vondt alles heel
best, als zij maar geen slaag kreeg. Samen stapten
zij aan land en wandelden zij door 't bosch naar 'i
paleis van den Koning. Onder het wandelen ver
telde het muisje aan Holly-Dolly, dat haar Koning
Rakker-de-kwak heette en hij zelf Ritneus.
Holly-Dolly werd heel nieuwsgierig Vooral toen
de muis vertelde dat haar koning zoo levendig en
springerig was.
3.
Laatstgenoemde was twee en twintig jaar
.md en was een wees. Hij was zijn leven
begonnen als klerk op het kantoorman zijn
oom, waar hij goede vooruitzichten
want de oude George Primrose had een
had
goede praktijk als advocaat in crimineele
zaken. Arthur stelde daar echter niet veel
belang in en wilde liever dichter worden.
Zijn oom vond dit echter niet goed en er
was drukte genoeg op het kantoor, nu vier
jaar geleden, toen Arthur verklaard had er
niet lang te zullen blijven. En wat ben je
Jan nu van plan om te doen? zeidc de oude
nan. zich op zijn kantoorstoel omdraaiend
en zijn bril boog op het voorhoofd duwend.
Schrijven, oom.
Wat wou je schrijven?
Boeken. Er zijn genoeg menschen, die
Jaarvan leven, en het is het eenige, dat ik
prettig vind. Ik kan geen advocaat worden,
het staat mij tegen.
Eindelijk kreeg de jonge man zijn zin en
rijn oom gaf hem 100 pond per jaar om te
beletten, dat hij aan de diaconie verviel,
tei hij.
De eerste drie jaren ondervond Arthur
dan ook de bittere waarheid dat men niet
meer dan 'n hongerloon verdient met schrij
ven, al heeft men t werk ook nog zoo lief. net
jaargeld van 100 pond was vooi vier jaren
toegtóKena en die waren nu juist om, zoodat
Arthur Primrose op dit oogenbhk zijn eerste
onaervmdingen opdeed van wat hel betee-
kent op eigen beenen te staan.
Op den morgen van den dag, waarop Vio
let Prynne in Londen kwam roet 20 pono
op zak, gebruikte Arthur zijn ontbijt in het
pension van mej. Sawyer, nij voelde zich
somber gestemd wegens zijn slechte voor
uitzichten in het leven en moest tocb tege
lijkertijd een gesprek met mej. Grinshaw
onderhouden.
Toch ging zijn werk vrij goed. Hij had
verschillende verhaleq uitgezonden en die
waren door allerlei tijdschriften aangeno
men. De roman, dien hij onderhanden had,
was -bijna af, dus zag alles cr rooskleurig
uit, maar tocb voelde hij zich gedrukt, want
al bet geld, dat hij nu bezat, was een bank
noot van 10 pond. Hij had zich wel tot zijn
oom kunnen wenden, maar daarvoor was
hij te trotse h
Dan was hij verliefd, In dit pension had
den James Prynne en zijn dochter een week
geleden gelogeerd. Violet had aan deze zelf-
de ontbijttafel gezeten op den morgen voor
hun vertrek nam Scarle Place. Hij kon zich
haar gezichtje nog zoo goed voor den geest j
halen, zooals zij daar voor hem aan den I
overkant van de tafel had gezeten. Wat was
zij mooi en flink en zoo vol leven, zoo vroo-
lijk en opgewekt Op dien laatsten morgen,
toen hij atscheid van haar had genomen, naa
hij haar nog eens goed in de oogen gekeken
en uit haar blik alles begrepen- ztij hadden
beloofd nog eens aan elkander te schrijven.
Geen woord van liefde was er tusschen hen
gewisseld, maar op dat laatste oogenblik,
bij het afscheid nemen, hadden zij beiden
begrepen, hoe de zaken stonden. Hij wist
niets van den dood van James Prynne. Dit
was van zoo weinig belang geweest, dat de
London Press er niets van had vermeld.
Na het ontbijt verliet hij het huis en ging
in de richting van New Oxford Street. Hij
voelde behoefte aan frissche lucht en had
geen lust tot schrijven Hij bezat geen
schrijfmachine en daarom iiet hij zijn ma
nuscripten soms typen bij mej. Harker in
Chancery Lane en nu ging hij' eens hooren
of het werk gereed was. Dus stapte hij
daarop los.
Mejuffrouw Harker bezat een van de
bloeiendste inrichtingen voor typewerk in
Loaden en had een dozijn meisjes op haar
kantoor aan het werk. Zij zette ze steeds
aan om hard te werken, want zij wilde
zoovee! mogelijk voordeel halen uit het sa
laris, dat zij betaalde. Zij was de dertig
reeds gepasseerd, maar toch knap van
uiterlijk met heel donkere oogen, die mooi
zouden zijn geweest, als daarin met zoo'n
harde uitdrukking had gelegen.
Terwijl Arthur op de manuscripten stond
te wachten, knoopte zij een gesprek met
hem aan. Dit was niet de eerste maal, want
zij voelde veel bewondering voor den knappen
jonkman. Deze had dit bemerkt en het be
viel hem niets; dus nam hij zich voor, om
voortaan met haar - te onderhandelen door
middel van de post. Met de manuscripten
onder den arm verliet hij het kantoor en
ging thuis hard zitten werken. Dien nacht
droomde hij\ dat hij aan het altaar stond
met Violet Prynne.... j
Toen hij s-morgens wakker werd zag hij
een brief op den grond liggen, dien de meid
onder de deur had geschoven. Het was de j
brief van Violet. Hij scheurde dien haastig 1
open en kon zijn oogen nauwelijks gelooven,
toen hii de onderteekening zag.
Het deed hem verdriet, dat haar vader
was gestorven en hij besloot terstond naar
haar ioe te gaan.
Het was ongeveer negen uur, toen hij het
huis verliet en hii was zoo ongeduldig, dat
hii een taxi nam. Zoo kwam het. dat hij om
half 10 a! hij Victoria was en omdat hij geen
visite durfde maken voor tien uur. besloot
hij dit half uur in Victoria Station door te
brengen.
Hij bekeek de boeken op het boekenstal
letje en daarna de passeerendp menschen
en ontdekte teven- man. dien hii Lende,
een man van middelbaren leeftijd, met glad
geschoren kin' en een intelligent zachtzin
nig gelaat.
ETRUS CANISIUS.
Om het bekeeringswerk van Nederland,
zooals dit geschiedt door de Apologetische
Vereeniging „Petrus Canisius", bij onze
Katholieke Geloofsgenooten, meer bekend
en bemind te maken, heeft zich een Propa-
ganda-Commissie gevormd, bestaande uit
vertegenwoordigers der vijf bisdommen. Het
Aartsbisdom Utrecht wordt vertegenwoor
digd door dr. W. T, H. Blom, pastoor te
Zwoile. voorzitter der commissie, het Bis
dom Roermond door Pater ïr. Victoria.'
Beekman O. F, M, te Maastricht; het Bis
dom Breda door prof. F. Frencken, Semi
narie IJpelaar te Ginneken; het. Bisdom
Haarlem door Kap J. J. C. M. Looijaard ta
Rotterdam; het Bisdom Den Bosch door
kap. J. J. M Sicking te Tilburg.
Bij den aanvang van haar veelbelovenden
arbeid wacht deze Commissie ongetwijfeld
een sympathieke ontvangst bij geestelijk
heid en volk.
geen pas voor- of achterwaarts kon doen,
nu plagen, dat het twee kringen af te grazer
had.
Degeit werd woedend en bogon hevig
aan haar banden te rukken.
Echter tevergeefs!
Een klagend: Mèèèhhhü.weerklonk.
„Wc zullen hem eens evendreigde
Jaap woedend,
„Hij heeft het verdiend!" meende Ben.
Beide vrienden sprongen tegelijk te voor
schijn cn stonden voor den hevig verschrik
ten Jan van Belt,
„Ben je met de geit aan het spelen?
vroeg Jaap.
„Ja!" zei Jan, blij, dat men hem niet
had gesnapt.
„Zoo! Dan zullen wij eens met jou spe
len," zei Jaap Klomp.
Jan zag even om, in welke richting-ie het
best zou verdwijnen, doch voor-ie hiertoe
kwam, had Jaap hem reeds aangegrepen,
en lag-ie op den grond.
Hevig verschrikt had Jan nog geen tijd
gehad om aan tegenstand te denken, toen-ie
reeds stevig lag vastgebonden, op dezelfde
plaats en op dezelfde wijze, a!s-ie de geit
had gedaan.
Het dier, nu van zijn banden bevrijd, keek
dreigend naar zijn kweller, maar maakte
toch geen aanstalten om wraak te nemen.
Jaap haalde een zakmes te voorschijn en
begon een armvol van het malsche gras tc
snijden,
Als-ie hiermede gereed was, legde-n-ie
het op den grond neer en Jan er bovenop.
„Je ligt nu wat zachter," meende Jaap.
(Wordt vervolgd).
ONDEUGEND.
Vader, die een slecht rapport van sijn
schoolgaand kind ontvangt„Je weet toch
wel Willy, dat George Washington op jouw
leeftijd a! de eerste in de school was
„Jawel, vader en op uw leeftijd was hi;
president van de Vereenigde Staten."
WAT HIJ DACHT.
Kareltje (tot kaalhoofdigen Oom) „Oom
is dat waar, dat u zich met een scheerme
kamt V'
DE SNUGGERE JONGEN.
„Hier jongen, 'n kwartje 1 Loop naar
Meijer en kijkt of ik daar m'n parapluie heb
laten staan, maar hard loopen, want m'n
trein vertrekt over 5 minuten."
5 minuten later verschijnt het jonge-
mensch. „Ja, meneer, se staat er nog."
- DE DRAAIING DER AARDE.
Leeraar „Wel, Wim, waardoor laat zich
de draaiing der aarde het best bewijzen?"
Wim (na even te hebben nagedacht)
„Door de duizeligheid dei' menschen, mees
ter."
HET WIJZE HANSJE.
Moeder „lederen keer, dat je ondeugend
ben, krijg ik er een grijzen haar bij."
Hansje „Wat moet u dan ondeugend gt
weest zijn. Opa is al heelemaal grijs,"
HET GEDICHT.
Dichter, op het bureau van een dagblad:
Mag ik vragen of mijn gedicht kan dienen?"
•Redacteur: „Het heeft al gediend."
„Dat doet me pleizier, dank je, dank je,
wel hoor."
„Niet te haastig, we hebben er de kachel
mee aangemaakt."
Hij was gewoon gekleed, had een hoogen
hoed op en droeg een net opgerolde para-
pluie m dc hand. Hij had kunnen doorgaan
voor een gewoon zakenman en niemand zou
hem ooit in verband hebben gebracht met
misdaad en misdadigers. Niettemin was hij
dc man, die reeds drie personen aan de
galg had gebracht en tallooze misdadigers
aan het gerecht had overgeleverd. Het was
inspecteur Savage van New Scotlnd Yard.
Arthur Primrose had hem op een zonder
linge wijze leeren kennen. Eens was hij op
een laten avond door Endsleigh Gardens ge
komen en had hij een heer kunnen bijstaan,
die door twee schurken werd aangevallen.
Aukrtr had een paar flinke vuisten, waar
mede hij hielp om de schurken in bedwang
te houden, die nu spoedig overmeesterd
werden en naar Bowstreet overgbracht. De
magistraat had hem den volgenden morgen
een compliment over zijn flinkheid gemaakt
en toen de zaak als geëindigd beschouwd.
Op deze wijze was Arthur in kennis geko
men tnet inspecteur Savage.
Wel, mijnheer Primrose," zei de detec
tive, „het doet mij genoegen, u te ontmoeten.
Gaat u naar Bringhton?"
Neen, antwoordde Arthur, ik heb 'n af
spraak met .een dame in het Grosvenor
Hotel."
Zoo, zei de inspecteur, die een onder
zoekenden blik om zich heen wierp, ik heb
ook een afspraak en het schijnt mij toe, dat
de persoon, dien ik hier verwachtte en die
mij niet verwacht, niet voor den dag komt.
Het is een effectenhandelaar, maar het
duurt nog tien minuten voor de trein naar
Dover vertrekt, dus is er nog kans, dat hij
opduikt.
Een detective spreekt zelden over zaken
en dat was met Savage ook het geval, maar
bij wist, dat hij het nu veilig kon doen;
Arthur Primose was te vertrouwen.
HOOFDSTUK Vr
SAVAGE.
A propos, zei Arthur, 't is ^enlijk een
geluk, dat ik u ontmoet. U.weet, dat ik een
schrijver ben en nu is mij opgedragen een
detective-verhaal te schrijven, maar ik weel
zoo weiftig van detectivezaken af.
Savage lachte.
Dat maakt niets uit, zei hij, het gewone
publiek weet nog minder en zij zullen hel
niet gemakkelijk merken, als u al eens bc-
t zijden de waarheid gaat Maar als ik u ge-
1 noegen kan doen met eenige inlichtingen,
kom mij dan maar eens opzoeken, hier is
mijn kaartje.
Arthur nam het kaartje en las
R. Savage, 3 fox street W.
Dank u, zei hij, ik kom vast cn wan
neer kan ik u 't best treffen?
Ik ben bijna altijd thuis, na vijf uur
i 's middags. Adieu dan en tot ziens.
i Het geoefende oog van den detective was