m ZIJN EER! Amsterdamsche kout. KUNST EN KENNIS. KERK EN SCHOOL. HOE HOLLY DOLLY RIDDER WERD door pijltje De prooi, van den dier. Oplossingen. 5. 2. Nieuwe opgaven. m. -/ 'FEUILLETON. (Jit de Moppentrommel. (Speciale correspondentie voor de Nieuwe Haarlemsche Courant, Nadruk verboden). PALMZONDAG. Amsterdam, 12 April 1924. Béni soit celui qui vient sauver le mon de! Die regel uit „Les Rameaux" zoemt me steeds door de gedachten als ik den Palmzondag in 't naaste verschiet zie. Les Rameaux, een lied van religieuze strekking, 'n kwart eeuw geleden in de hoofd stad even.... populair.... aLs vergeef mij de eeaigszins profane betiteling, maar ik weet er heusch geen beter woord voor als nu „Ave Maria". Dat belaas velen, wien bet alleen om zang of melodie te doen is, de beteekenis der woorden in het geheel niet begrepen, was maar al te waar. Met historische gebruiken gaat het al evenzoo, velen weten, dat men op bepaalde dagen vaij het jaar gewoon is een zeker gebruik te volgen en doen het, boewei bet soms niet alleen met de Christelijke beteekenis \ar> den feestdag nie.ts te maken heeft, ja vaak van beslist heidensche origine is. De „Palmpaschen" behooren nu in Am sterdam vrijwel tot het verleden, boewei schrijver dezes, die van middelbaren leef tijd is, zich nog zeer goed kan herinne ren, dat in zijn jeugd aile koekbakkers Palmpaasjes verkochten, een stokje met schuins opstaande zijstokies, 'n beetje met groen versierd en op de wijze van een Kerstboom ongeveer appetijtelijk gemaakt door chocoladeringen (een heidensche zin speling op de zon) en bonbons in schitte rend gekleurde, soms goud- of zilverkleu rige papiertjes. De deftige koekbakkers leverden natuurlijk dure Palmpaschen, die geheel van chocolade warén gegoten en welks cbocoladetakjes in bet fijnste eindig den, wat door het „huis" werd geleverd. Als tegenstelling vond men de Jordaan- Palmpascben, waar in de Willemstraat van weleer (nu een doodkalme door niets meer van taai-taai, terwijl de „zijtakken" (alias ongeschaafde houten latten) dragers waren van zeer substantieele delicatessen als een „krentenslof", een stuk *kantkoek, een si naasappel, enz. Bananen kenden en had den we dus toen werkelijk nog niet in Holland. Laat ik u intusschen vertellen, dat al de moppen op de groote populariteit van het bananenliedje voor Amsterdam lichte lijk, neen grovelijk overdreven zijn Vele der door onzen Chris van Dinteren gecom poneerde liedjes (bijv. Hittepetit) hebben bet duizendmaal meer gedaan. A propos over da van Dinteren's gesproken, zijn zoon Jan, wiens gevoelvol vioolspel in 't Rotterdamsche Tivoli al 'n paar jaar groo te waardeering vindt, beeft ook de aan dacht getrokken van de „Lyon's tea Cy." de bekende thee„firma" uit Londen, die daar o.a, ook luxueuze tea-rooms exploi teert met het gevolg, dat Jan 24 dezer ons land verlaat om tegen fabelachtig ho norarium als solo-violist in de Engelsche hoofdstad op te treden. En daar voor Ne- derlandsche musici Engeland in 't alge meen verboden terrein is, en alleen een Hollandsch musicus er in komt als men heel iets bizoaders in hem ziet, is dit en gagement voor Jan van Dinteren zeker een bijzondere onderscheiding. Maar dit tus- schen haakjes. Voor 't bananenliedje is reclame ge maakt, men heeft de populariteit er in willen stompen ener zijn toch in Am sterdam tenminste meer menschen, die de melodie niet, dan die ze wel kennen, Reclame lukt niet altijd, dat zien we nu aanBroekhuys Indertijd zag men de zen man door het brilleglas der volksfan tasie: een romantisch, ridderlijke, moedi ge, impeneerende bandiet, maar die toch ondanks zijn onmaatschappelijkheiddu de aandacht trekkende straat) mee werd coeur had. Zoo stelden wij ons ook Car- gegeurd. Deze liepen 't eerst in de gaten door haar grooten, bruinen stok van een menschlengte met grove zijstokken, wat ruw groen er om heen, bont gekleurd pa pier en als ze heel mooi waren hier en daar wat zilver- en goudpapier. Met klei ne delicatessen hield men zich niet op: de punt werd bekroond door een zwaantje touche uit de romantische verhalen voor, die we in onze jeugd lazen. Later verna men wij dat hij .niets meer was dan een doodgewone, rij 't dan ook geroutineer de zakkenroller. Voor den persoon van Broekhuys, den za(a)kwaarnemer van het type, die wanneer ze vóór moeten komen door alle verslaggevers altijd met vollen flOnz van onze laatste raadsels. 1. (H)alster 2. Bitterzoet (plant). 3. Papegaai, spreeuw, ekster 4. Kolossus 860 57 43 19 6. Amandel. (Oplossingen niet in te zenden.) 1. Ik ben een gedeelte van een vrucht. Zet één letter achter mijn naam, en ik dien ter bescherming. 2. Ik ben een kleedingstuk, maar ook wel eens een ijzeren pijp of een schip. Zet één leter voor mijn naam en ik word iets, dat heelemaal mis is 3. Mijn eerste deel is heel bitter, mijn tweede is zeer voedzaam. Mijn geheel, dat uit slechts vijf letters bestaat, is een schip uit den ouden tijd. 4. Neem een zeer brandbare stof, zet er één letter achter en ge krijgt iemand, dien sommige menschen heel gaarne en an deren heel ongaarne ontvangen. 5. Voeg den naam van een jongen en van een meisje, elk van vier letters, te za- men tot een vergif, dat heel veel menschen dagelijks in hun maag krijgen. 5, 6, 8, 7 is een getaL 5, 6, 7 is een metaal. x 6. Aan alle deuren zitten twee dingen, waarvan de naam bestaat uit dien van een visch en van een lichaamsdeel. Wie weet het? Door JOH, v. d HOcK. DE DIERENPLAGER. Dc jongens hadden een druk gesprek ge voerd na de verdwijning van Jan. Ze had. den gelachen en gespot, en de opluchting was algemeen, nu de Zwammingedamsche jeugd was bevrijd geworden van de tiran nie van Van Belt Jaap Klomp was een verstandige jongen. Hij had veel meer doorzicht, dan men hem, zijn Ieettiid in acht genomen, zou toeden ken. Jaap had begrepen, dat het voortdu rende gespot en gelach de jongens te veel zou verharden om Jan, die volgens Jaap toch eigenlijk iemand was, waar men mede- ijden mee moest hebben, later weer in hun kring op te nemen. Hij had daarom voorgeslagen, haasje over te gaan spelen. De jongens vonden het een pracht-idee, al was het dan alleen maar, omdat Jaap het voorsloeg. r Bijna anderhalf uur waren ze er mee be- zig geweest en ze lagen nu vermoeid langs de beek uitgestrekt. ,,'t Is een fijne middag geweest!" zei Geert van Bakel, bij wijze van besluit. „Dat is het," viel Jaap hem bij. „Ja maar," mengde zich nu Ben Stolk in het gesprek, „wat moet ik met de klei beginnen? Ik heb ze mee gesjouwd en al kleien jullie nu niet, ik voel er toch ook maar weinig voor, ze nu weer mee terug te nemen." De jongens vonden, dat Ben gelijk had. Ze vonden het ook wel een beetje jammer, dat die vettige, kleverige klei hu onge bruikt zou blijven. Eenigen waren er. die veel lust gevoelden om Jan van Belt te kleien. Ze durfden echter niet met hun plan voor den dag te komen, overtuigd als ze waren, dat Jaap het nooit goed zou keu ren. „Je zou gek moeten zijn om dien rommel weer mee terug te nemen," zei Jaap be slist, „Maar klei is er toch niet alleen om te kleien? Je kunt er zoo veel mee doen." De jongens waren aandachtig. De halzen rekten zich. Voor een nieuw spel kon men de jongens 's-nachts uit bed halen. „Kunnen jullie....?" vroeg Jaap Klomp. „Kunnen jullie.... ja! wij noemden hel „vormen,maar er is ook nog een heel ge leerd woord voor; ehehboet- seeren?" „Boet.... boetseeDe jongens oefenden hun tong op het vreemde woord. ,Ja. Boet-see-ren!" zei Jaap nadrukke naam in de krant worden gezet, was on bewust reclame gemaakt door Mr. Van Rossum in zijn tooneelstuk „Pommarius" en nog altijd rijn er mensehen die denken dat „Pommarius" Broekhuys en Broekhuys Pommarius is. Velen meenden dat hij wer kelijk de Justitie altijd te slim af was ge weest, wisten niet dat hij voor diefstal, verduistering, valschheid in geschriften en meer van dat „ridderlijks" al een maal of zes had moeten brommen Het eigenaar digste was echter dat de door Mr. van Rossum zoo geestig gesuggereerde dwaling niet alleen op de meeste buitenstaanders over maar Broekhuys zelf in het hoofd sloeg, zoodat hij zich zelf ver beeldde op zijn manier, een ridderlijk, wel sprekend, dankbaar, moedig, geniaal wel doener te zijn, terwijl het tegenovergestelde het geval is. Hoe 't hem met de Dag-historie (waar van ik dc eerste was die voorspelde dat 't wel nacht zou worden!) heelemaal naar 't hoofd sloeg en hoe die hoogmoed voor 'den val kwam is algemeen bekend, Intus schen, ook thans gaat hij nog voort de menschen er tusschen te pemen en al be grijpt men de domheid niet van de men schen, die na al wat gepubliceerd is, zich nog laten nemen, toch acht ik het mijn plicht als journalist te spreken, ten voilé de persoonlijke verantwoordelijkheid dra gende voor het door mij geschrevene. Na dat door de beslaglegging te Amsterdam aan den Erica-zwendel een eind was ge maakt, laat hij de vrouw, van wie hij be weert wettig gescheiden te zijn (Mevr. Vis ser) optreden als onderneemster van een dohbel-onderneming, in 't vage kleedje van» eer, doellooze premie-leening, wordt zelf procuratie-houder bij zijn vrouw en plaatst in hoogmoedswaanzin zijn eigen beeltenis, als koning Albert op de Belgi sche bankbiljetten, op dc Vissertjes in troe bel water. Hij doet weinig of geen moeite door listige kunstgrepen de menschen te vangen. Hij denkt er niet aan, aan te geven, op welke wijze en waarvan ooit de groo.te prijzen betaald zouden worden (als zij ge trokken werden). Nog erger: voor de trek king die 9 April ergens in 'n bedstede ge houden moet zijn was een villa uit geloofd, die in een advertentie in een blad in het Oosten des lands op 50.000 enin een dito in 't Zuid-Westen des lands op 30.000 werd geschat, op zoo'n bagatel van 20 mille kijkt Broekhuys niet, werden in hun overtuiging gesterkt, dat Jaap toch een reuze-knul moest zijn. Stads- nuffies konden ze niet uitstaan. Maar een flipke stadsjongen was toch wel reuze- knap bij een dorpsjongen vergeleken. Ze oefenden weer hun tong op het vreem de woord, doch ontdekten al ras, dat dit boven de Zwammingedamsche krachten ging. Voor vreemde woorden moest je spe ciaal uit de stad komen. „Wat is dat? Boet.... boetsee....? vroegen er eenigen. „Tja!" meende Jaap, dat kan ik jullie beter laten zien, dan vertellen. Als iemand het mij vertelde, zou ik er ook geen jota van snappen. Maar als je het ziet, kan je het dadelijk Geef mij maar eens wat klei!" Het wagentje van Ben Stolk werd als hét ware bestormd en weldra lag er een flinke klont klei tusschen de uitgestrekte bcenen van Jaap Klomp. „Knikkeren jullie hier wel eens?" „Natuurlijk! Waar zou mennu niet knik keren?" „Natuurlijk! Waar zou men nu niet knik kers?" Die kochten ze bij Tijske, een oud man netje, die in huishoudelijke artikelen, heet water, zand 'en goedkoop snoepgoed han delde. „Die zal er dan wel niet duur mee zijn. Maar je kunt ze toch nog beter zelf maken," besliste Jaap „Zelf maken!?" De verbazing der jongens steeg tot eerbiedige bewondering. Zelf knikkers maken! Dat was een gebeur tenis in de geschiedenis van Zwamminge- dam. Jaap Klomp had wat klei van den hoop voor hem genomen en rolde er tusschen zijn handen ronde balletjes van. „Kijk eens hier," ging Jaap voort, toen hij een tiental balletjes gereed had, „als je die nu in de zon legt, heb je over een paar uur knikkers!" De jongens maakten eerbiedig ruimte voor Jaap, die uit de schaduw naa' een plek liep, waar het zonlicht het sterkste scheen. Op één punt kan men MulfatuB geen ongelijk geven, nl als hij uitroept: Publiek ik veracht je. Want als de menschen zich zoo willens en wetens hun geld al laten nemen, zich brutaalweg voor den gek la ten houden als B. in een Ingezonden Stuk schrijft: „Ik verdien 20 pop in de week bij mijn vrouw, maar als ik meer uitgeef dan zijn dit representatie(!!!)kosten", ja dan kan men feitelijk alleen lachen om hun domheid en 't begrijpen, waarom de jus titie, zooals ze al zoo vaak heelt gedaan, dezen recidivist ook thans niet onschade lijk maakt. Het is slechts één wapen dat hij han teert: d e reclame. Hij gebruikt 't slechts voor slechte doeleinden, maar het wa pen is uitstekend. En daarom kannen wij 't. volkomen billijken dat in 't Paleis thans een tentoonstelling wordt gehouden spe ciaal aan reclame gewijd. Die „Recla" ge organiseerd door een knap zakenman als de heer Max van Gelder, zal 't zeker wel doen, ondanks het feit dat de volgende tentoonstelling (gewijd aan den Tabaks- handel): de Taba juist door reclame (het plaatsen van annonces, voor de Recla ge opend werd) de onderneming van den heer van pelder in de wielen trachtte te rijden. Bij beide tentoonstellingen (ik hoop over beide in volgende causerieën meer te vertellen) is wuft vermaak, het gewone va- riété-artisten-gedoe de groote attractie. Maar gedanst zal er niet worden, daartoe is de burgemeester niet te bewegen. Erkend dient te worden, welke levensbe schouwing men heeft en op welk stand punt men zich plaatst dat het algemeen verantwoordelijkheidsbesef voor publieke moraliteit stijgt. Ik denk hierbij ook aan het goe.d bedoelde voorstel van ons raads lid Jansen, den neutralen vischhandelaar uit de Jordaan om te verbieden dat kin deren beneden den leeftijd van 13 jaar gedurenden de wintermaanden 's avonds la ter dan half acht en 's zomers later dan 9 uur zonder geleide van volwassenen al leen op straat mogen ioopen. Om verschillende redenen zou het onmo gelijk zijn zulk een verbod uit te vaardi gen en te doen eerbiedigen aldus con cludeerde dc comm. v. strafverordeningen. Maar geheel in den doofpot behoeft de zaak daarom niet gestopt te worden en m.i. deed de heer Jansen een goed werk op deze slechte gewoonte, waaruit zooveel rrrDe jongens stonden in een kring om hem I1JK, met een rust tusschen elke lettergreep.) heen en staarden naar de grijze balletjes, die „etmu5OTrilg, „oi, Kneoeien een. dat konden de jongens met. En ze Jaap onverschillig op den grond had ge-gevoel onder z'n blauwen kiel Hij dacht noch immoraliteit wordt geboren de aandacht le vestigen. H. HENNING Jr. gooid. Ze zorgden er angstvallig voor, hun schaduw niet op de knikkers-in-wording te laten vallen „Maar," ging Jaap weer voort, toen allen weer rustig in de schaduw zaten, „dat zijn niet de echte, zie je. Dat zijn „kalke-bas- ters," die, als je ze een poosje gebruikt, in tweeën springen. Als je nu echte, fijne knik kers wilt hebben, nog veel fijner dan ic ze in den winkel koopt, dan gooi je ze even in een potje olie, en als ze daar een poosje in gelegen hebben, in oen fornuis of kachel of zoo iets. Hebben ze daar een paar uur in gelegen, dan heb je reuze-knikkers." De jongens konden zich niet langer in houden. Alle banden grepen in de kleverige klei-massa, en eenige minuten later hadden al de jongens een stapeltje kleine balletjes voor zich liggen. „Houdt nu eens even op!" beval Jaap. „Je kunt nog veel meer, en nog veel loli- gere^dingen van de klei maken. Kijk eens bier." Jaap nam een stevigen tak van niet al te groote dikte, rolde daar een flinken klont klei omheen en begon dezen dan met zijn vingers en eenige groote dennenaalden te bewerken. De jongens zagen in ademlooze spanning toe. V/at kon dat wel worden? Plotseling schreeuwde er een: „Een veldwachter!!" De jongens zagen het nu ook. Misschien wel wat onbeholpen, maar toch goed ge lijkend, had Jaap een beeldje vervaardigd, een veldwachter. Het gejuich was algemeen. Het beeldje werd met den grond vastgezet in het hel dere zonnetje Jaap verklaarde, dat zooictg sterk genoeg werd in het zonlicht, en dat je het maar met wat kalk behoefde in te smeren, om er een mooi beeldje van tc maken. De jongens waren er niet vandaan te krij gen en strekten zich om „den vèldwacbter" uit. Toen zei Jaap, dat ie naar buis ging. Hij had dat beloofd. Misschien kwam-ie nog te rug. De eigenlijke reden verklaarde-n-ie niet. Deze was een vreemdsoortig, hol, kriebelend BEWOONBAARHEID VAN GEBOUWEN, De studie-commissie voor warmte-isolatie van bet Technisch-Economisch Genootschap beeft onder den titel „De invloed der warmte- geleiding en accumulatie van wanden op dc bewoonbaarheid van gebouwen uit een oog punt van economie en hygiëne" de uitkomst van haar onderzoek gepubliceerd. De brochu re bewerkt door ir. F. G. Unger, is versche nen bij L. J. Veen. Amsterdam. „Een uit hoofde van verwarming goed be woonbaar gebouw", aldus lezen wij in dc pu blicatie, „dient zich te kenmerken dobr een spoedig op hygiënisch vereischte tempera tuur komen der vertrekken en gemakkelijk onderhouden van deze temperatuur, alles met een minimum aan brandstof, terwijl na het eindigen der verwarming de vertrekken lang op voldoend hooge temperatuur moeten blij ven. Door velen is, vooral in den laatsten tijd, gezocht naar gegevens voor het bepalen der warmtegeleiding en zulks met recht, daar on ze kennis op dit gebied nog veel verbetering behoeft. Echter heeft men daarbij slechts weinig aandacht besteed aan de samenwer king tusschen geleiding en accumulatie der wanden. Wil men tol werkelijke verbetering cn praktische resultaten komen, dan dient men in het oog te houden, dat zoowel aan het streven der techniek, die warmtebesparinl zoekt, als aan dat der hygiëne, die het welzijn der bewoners, i.e. gelijkmatige temperaturen beoogt, beantwoord rrtoct worden." De commissie is bij haar onderzoek tot dc volgende conclusies gekomen: le. Bij niet geïsoleerde, accumuleercnde wanden (baksteenmuren) is bij periodieke verwarming de niet accumuleerende verhitter wel meer economisch, doch weinig hygië nisch. 2e. Bij dit type wanden is doorloopende verwarming met niet accumulecrenden ver hitter 't meest economisch en hygiënisch, 3e. Door bekleeding op dc binnenzijde doet aan de knikkers, noch aan boetseeren meer, doch alleen aan eenige groote snéden tarwe- mik met dik boter erop. Ben Stolk ging met hem mee. „Waar woon je." vroeg Ben, toen ze over den heuvel waren gegaan en op den dorps weg liepen. „Bij boer Kessels! Dat is een oom van mijn moeder. Ik blijf er zoolang, totdat mijn vader en mijn moeder ook hier zijn aange komen." „Wat is ie vader?" „Smid! Wij gaan in de oude smederij wo nen. De oude smid is, geloof ik, dood, hé?" „Ja! Jaap had dus bij al zijn goede eigenschap pen nog een vader, die smid was. De jon gens zouden dus gratis een kleine reparatie kunnen laten verrichten en bovendien nog hun krachten meten met den voorhamer. Als het aan dc Zwammingedamsche jeugd had gelegen, was Jaap burgemeester gewor den. „Daar heb je hem ook!" wees Ben plot seling in de aangeduide richting. Het was Jan van Belt, die hem door Ben werd aangewezen. Hij stond in een weiland, waar hij zich waarschijnlijk in de zon had liggen drogen. Zijn kiel hing nog aan een heg. Hij trok een geit, die daar rondgraasde, aan de horens. „Dierenplagers, zijn menschenplagers!" merkte Ben wijsgeerig op. „En omgekeerd is het ook zoo!" zei Jaap, nog wijsgeeriger. De beide vrienden verborgen zich achter de heg en bespiedden Jan van ,Bclt. „Kom maar hier, beestje," hoorden ze den slungel tegen de geit zeggen „Heb je zoo'n honger? Wacht maar. zoo'n kringetje is ook veel te weinig voor je. Ik zal je cr twee geven." De geit was, volgens gewoonte, met een halsband bevestigd aan een lang touw, dat weer verbonden was met een klein paaltje, dat diep iij den grond stak. De geit kon dus rond loopen, zoover het touw reikte en daar het gras afgrazen. Jan van Belt begon zijn beulswerk, Hij nam het touw van 'n ander paaltje en bond dit ook aan den halsband vast. Hij kon het dier, dat aan twee touwen vastgebonden, Wen goed de accumulatie der wanden fe be perken, daar de geaccumuleerde warmte toch slechts ten deele wordt benut, 4e. Bij bekleeding op de binnenzijde wordt de lichaamsafkoeling door straling beperkt cn is dus verwarming op lager binnentempera- tuur m 'gelijk. 5c. Bij kleine huizen is bekleeding van dc binnenzijde der wanden en het gebruik van niet accumuleerende verhitters bij doorloo pende verwarming aan te bevelen. De bouw- sterkte der wanden bepaalt dan de accumu latie. 6e. Men mag aannemen, dat de uitvoering, die in den winter de beste uitkomsten geeft, dit ook in den zomer doet, dus is ook daar voor bekleeding van de binnenzijde aan tc hevelen. Overdag gaat de warmte van de buitenlucht in den wand. doch daaruit, we gens de binnenbekleeding, slechts langzaam op de binnenlucht over, echter minder lang zaam, zooals verdere proeven uitwezen, dan men op grond van de genomen proeven zou afleiden. In den nacht zal een deel dezei warmte weer naar buiten terugstroomen. crachtig! Dat was goed afgeloopen. Nu zat •ij veilig en droog in 't bootje en kon heerlijk gaan varen. Maar hoor die muis eens gillen. „Help me toch as-je-blieft," piepte de muis, „ik zal nooit meer je hangmat doorknagen." Holly-Dolly kreeg nu toch medelijden met dé drenkelinge en schommelde, zoo goed en zoo kwaad als 't ging, 't bootje naar de muis toe. „Steek dan je pooten maar op, leelijk beest," zei hij en met veel zuchten en blazen heesch hij de muis in 't bootje. 35. Toen de muis goed en wel in 't bootje zat, zette Holly-Dolly een duchtig hooge buist op. ..Luister goed,' sprak hij. „Vergeet nooit Jat, hoewel ik je voa al V kwaad moest straffen, bet Holly-Dolly, ridder van de geruite broek, was, dia jou het leven redde. „Ach, hemeltje lief," zuchtte de muis, „niets, niets, mijnheer Ridder, zal ik vergeten, maar straf mij as-je-blicft niet. Ik ben al oud en kan zoo slecht tegen pijn. Laat ons vrede sluiten, en ik Zal je nooit meer plagen. 36. „Goed," zei Holly-Dolly, „maar dan moet je me aan je Koning voorstellen en maken dat hij mij tot Ridder zal slaan 't Muisje vondt alles heel best, als zij maar geen slaag kreeg. Samen stapten zij aan land en wandelden zij door 't bosch naar 'i paleis van den Koning. Onder het wandelen ver telde het muisje aan Holly-Dolly, dat haar Koning Rakker-de-kwak heette en hij zelf Ritneus. Holly-Dolly werd heel nieuwsgierig Vooral toen de muis vertelde dat haar koning zoo levendig en springerig was. 3. Laatstgenoemde was twee en twintig jaar .md en was een wees. Hij was zijn leven begonnen als klerk op het kantoorman zijn oom, waar hij goede vooruitzichten want de oude George Primrose had een had goede praktijk als advocaat in crimineele zaken. Arthur stelde daar echter niet veel belang in en wilde liever dichter worden. Zijn oom vond dit echter niet goed en er was drukte genoeg op het kantoor, nu vier jaar geleden, toen Arthur verklaard had er niet lang te zullen blijven. En wat ben je Jan nu van plan om te doen? zeidc de oude nan. zich op zijn kantoorstoel omdraaiend en zijn bril boog op het voorhoofd duwend. Schrijven, oom. Wat wou je schrijven? Boeken. Er zijn genoeg menschen, die Jaarvan leven, en het is het eenige, dat ik prettig vind. Ik kan geen advocaat worden, het staat mij tegen. Eindelijk kreeg de jonge man zijn zin en rijn oom gaf hem 100 pond per jaar om te beletten, dat hij aan de diaconie verviel, tei hij. De eerste drie jaren ondervond Arthur dan ook de bittere waarheid dat men niet meer dan 'n hongerloon verdient met schrij ven, al heeft men t werk ook nog zoo lief. net jaargeld van 100 pond was vooi vier jaren toegtóKena en die waren nu juist om, zoodat Arthur Primrose op dit oogenbhk zijn eerste onaervmdingen opdeed van wat hel betee- kent op eigen beenen te staan. Op den morgen van den dag, waarop Vio let Prynne in Londen kwam roet 20 pono op zak, gebruikte Arthur zijn ontbijt in het pension van mej. Sawyer, nij voelde zich somber gestemd wegens zijn slechte voor uitzichten in het leven en moest tocb tege lijkertijd een gesprek met mej. Grinshaw onderhouden. Toch ging zijn werk vrij goed. Hij had verschillende verhaleq uitgezonden en die waren door allerlei tijdschriften aangeno men. De roman, dien hij onderhanden had, was -bijna af, dus zag alles cr rooskleurig uit, maar tocb voelde hij zich gedrukt, want al bet geld, dat hij nu bezat, was een bank noot van 10 pond. Hij had zich wel tot zijn oom kunnen wenden, maar daarvoor was hij te trotse h Dan was hij verliefd, In dit pension had den James Prynne en zijn dochter een week geleden gelogeerd. Violet had aan deze zelf- de ontbijttafel gezeten op den morgen voor hun vertrek nam Scarle Place. Hij kon zich haar gezichtje nog zoo goed voor den geest j halen, zooals zij daar voor hem aan den I overkant van de tafel had gezeten. Wat was zij mooi en flink en zoo vol leven, zoo vroo- lijk en opgewekt Op dien laatsten morgen, toen hij atscheid van haar had genomen, naa hij haar nog eens goed in de oogen gekeken en uit haar blik alles begrepen- ztij hadden beloofd nog eens aan elkander te schrijven. Geen woord van liefde was er tusschen hen gewisseld, maar op dat laatste oogenblik, bij het afscheid nemen, hadden zij beiden begrepen, hoe de zaken stonden. Hij wist niets van den dood van James Prynne. Dit was van zoo weinig belang geweest, dat de London Press er niets van had vermeld. Na het ontbijt verliet hij het huis en ging in de richting van New Oxford Street. Hij voelde behoefte aan frissche lucht en had geen lust tot schrijven Hij bezat geen schrijfmachine en daarom iiet hij zijn ma nuscripten soms typen bij mej. Harker in Chancery Lane en nu ging hij' eens hooren of het werk gereed was. Dus stapte hij daarop los. Mejuffrouw Harker bezat een van de bloeiendste inrichtingen voor typewerk in Loaden en had een dozijn meisjes op haar kantoor aan het werk. Zij zette ze steeds aan om hard te werken, want zij wilde zoovee! mogelijk voordeel halen uit het sa laris, dat zij betaalde. Zij was de dertig reeds gepasseerd, maar toch knap van uiterlijk met heel donkere oogen, die mooi zouden zijn geweest, als daarin met zoo'n harde uitdrukking had gelegen. Terwijl Arthur op de manuscripten stond te wachten, knoopte zij een gesprek met hem aan. Dit was niet de eerste maal, want zij voelde veel bewondering voor den knappen jonkman. Deze had dit bemerkt en het be viel hem niets; dus nam hij zich voor, om voortaan met haar - te onderhandelen door middel van de post. Met de manuscripten onder den arm verliet hij het kantoor en ging thuis hard zitten werken. Dien nacht droomde hij\ dat hij aan het altaar stond met Violet Prynne.... j Toen hij s-morgens wakker werd zag hij een brief op den grond liggen, dien de meid onder de deur had geschoven. Het was de j brief van Violet. Hij scheurde dien haastig 1 open en kon zijn oogen nauwelijks gelooven, toen hii de onderteekening zag. Het deed hem verdriet, dat haar vader was gestorven en hij besloot terstond naar haar ioe te gaan. Het was ongeveer negen uur, toen hij het huis verliet en hii was zoo ongeduldig, dat hii een taxi nam. Zoo kwam het. dat hij om half 10 a! hij Victoria was en omdat hij geen visite durfde maken voor tien uur. besloot hij dit half uur in Victoria Station door te brengen. Hij bekeek de boeken op het boekenstal letje en daarna de passeerendp menschen en ontdekte teven- man. dien hii Lende, een man van middelbaren leeftijd, met glad geschoren kin' en een intelligent zachtzin nig gelaat. ETRUS CANISIUS. Om het bekeeringswerk van Nederland, zooals dit geschiedt door de Apologetische Vereeniging „Petrus Canisius", bij onze Katholieke Geloofsgenooten, meer bekend en bemind te maken, heeft zich een Propa- ganda-Commissie gevormd, bestaande uit vertegenwoordigers der vijf bisdommen. Het Aartsbisdom Utrecht wordt vertegenwoor digd door dr. W. T, H. Blom, pastoor te Zwoile. voorzitter der commissie, het Bis dom Roermond door Pater ïr. Victoria.' Beekman O. F, M, te Maastricht; het Bis dom Breda door prof. F. Frencken, Semi narie IJpelaar te Ginneken; het. Bisdom Haarlem door Kap J. J. C. M. Looijaard ta Rotterdam; het Bisdom Den Bosch door kap. J. J. M Sicking te Tilburg. Bij den aanvang van haar veelbelovenden arbeid wacht deze Commissie ongetwijfeld een sympathieke ontvangst bij geestelijk heid en volk. geen pas voor- of achterwaarts kon doen, nu plagen, dat het twee kringen af te grazer had. Degeit werd woedend en bogon hevig aan haar banden te rukken. Echter tevergeefs! Een klagend: Mèèèhhhü.weerklonk. „Wc zullen hem eens evendreigde Jaap woedend, „Hij heeft het verdiend!" meende Ben. Beide vrienden sprongen tegelijk te voor schijn cn stonden voor den hevig verschrik ten Jan van Belt, „Ben je met de geit aan het spelen? vroeg Jaap. „Ja!" zei Jan, blij, dat men hem niet had gesnapt. „Zoo! Dan zullen wij eens met jou spe len," zei Jaap Klomp. Jan zag even om, in welke richting-ie het best zou verdwijnen, doch voor-ie hiertoe kwam, had Jaap hem reeds aangegrepen, en lag-ie op den grond. Hevig verschrikt had Jan nog geen tijd gehad om aan tegenstand te denken, toen-ie reeds stevig lag vastgebonden, op dezelfde plaats en op dezelfde wijze, a!s-ie de geit had gedaan. Het dier, nu van zijn banden bevrijd, keek dreigend naar zijn kweller, maar maakte toch geen aanstalten om wraak te nemen. Jaap haalde een zakmes te voorschijn en begon een armvol van het malsche gras tc snijden, Als-ie hiermede gereed was, legde-n-ie het op den grond neer en Jan er bovenop. „Je ligt nu wat zachter," meende Jaap. (Wordt vervolgd). ONDEUGEND. Vader, die een slecht rapport van sijn schoolgaand kind ontvangt„Je weet toch wel Willy, dat George Washington op jouw leeftijd a! de eerste in de school was „Jawel, vader en op uw leeftijd was hi; president van de Vereenigde Staten." WAT HIJ DACHT. Kareltje (tot kaalhoofdigen Oom) „Oom is dat waar, dat u zich met een scheerme kamt V' DE SNUGGERE JONGEN. „Hier jongen, 'n kwartje 1 Loop naar Meijer en kijkt of ik daar m'n parapluie heb laten staan, maar hard loopen, want m'n trein vertrekt over 5 minuten." 5 minuten later verschijnt het jonge- mensch. „Ja, meneer, se staat er nog." - DE DRAAIING DER AARDE. Leeraar „Wel, Wim, waardoor laat zich de draaiing der aarde het best bewijzen?" Wim (na even te hebben nagedacht) „Door de duizeligheid dei' menschen, mees ter." HET WIJZE HANSJE. Moeder „lederen keer, dat je ondeugend ben, krijg ik er een grijzen haar bij." Hansje „Wat moet u dan ondeugend gt weest zijn. Opa is al heelemaal grijs," HET GEDICHT. Dichter, op het bureau van een dagblad: Mag ik vragen of mijn gedicht kan dienen?" •Redacteur: „Het heeft al gediend." „Dat doet me pleizier, dank je, dank je, wel hoor." „Niet te haastig, we hebben er de kachel mee aangemaakt." Hij was gewoon gekleed, had een hoogen hoed op en droeg een net opgerolde para- pluie m dc hand. Hij had kunnen doorgaan voor een gewoon zakenman en niemand zou hem ooit in verband hebben gebracht met misdaad en misdadigers. Niettemin was hij dc man, die reeds drie personen aan de galg had gebracht en tallooze misdadigers aan het gerecht had overgeleverd. Het was inspecteur Savage van New Scotlnd Yard. Arthur Primrose had hem op een zonder linge wijze leeren kennen. Eens was hij op een laten avond door Endsleigh Gardens ge komen en had hij een heer kunnen bijstaan, die door twee schurken werd aangevallen. Aukrtr had een paar flinke vuisten, waar mede hij hielp om de schurken in bedwang te houden, die nu spoedig overmeesterd werden en naar Bowstreet overgbracht. De magistraat had hem den volgenden morgen een compliment over zijn flinkheid gemaakt en toen de zaak als geëindigd beschouwd. Op deze wijze was Arthur in kennis geko men tnet inspecteur Savage. Wel, mijnheer Primrose," zei de detec tive, „het doet mij genoegen, u te ontmoeten. Gaat u naar Bringhton?" Neen, antwoordde Arthur, ik heb 'n af spraak met .een dame in het Grosvenor Hotel." Zoo, zei de inspecteur, die een onder zoekenden blik om zich heen wierp, ik heb ook een afspraak en het schijnt mij toe, dat de persoon, dien ik hier verwachtte en die mij niet verwacht, niet voor den dag komt. Het is een effectenhandelaar, maar het duurt nog tien minuten voor de trein naar Dover vertrekt, dus is er nog kans, dat hij opduikt. Een detective spreekt zelden over zaken en dat was met Savage ook het geval, maar bij wist, dat hij het nu veilig kon doen; Arthur Primose was te vertrouwen. HOOFDSTUK Vr SAVAGE. A propos, zei Arthur, 't is ^enlijk een geluk, dat ik u ontmoet. U.weet, dat ik een schrijver ben en nu is mij opgedragen een detective-verhaal te schrijven, maar ik weel zoo weiftig van detectivezaken af. Savage lachte. Dat maakt niets uit, zei hij, het gewone publiek weet nog minder en zij zullen hel niet gemakkelijk merken, als u al eens bc- t zijden de waarheid gaat Maar als ik u ge- 1 noegen kan doen met eenige inlichtingen, kom mij dan maar eens opzoeken, hier is mijn kaartje. Arthur nam het kaartje en las R. Savage, 3 fox street W. Dank u, zei hij, ik kom vast cn wan neer kan ik u 't best treffen? Ik ben bijna altijd thuis, na vijf uur i 's middags. Adieu dan en tot ziens. i Het geoefende oog van den detective was

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 10