I dL\
VOOR DE
Fl
KiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiinwiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiLiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiwiiniiiiimiiiix
K!!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:!itii!ii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii!iiiii:iiimHiiiiiiiiiirmiimii!;iiiii;r iiii iLiimiimniwtiiinmi::;:
"TW
.JW
Het oude klavier.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER 36
DERDE JAARGA'N'j 1924
EEN GELUKSKIND.
nick aan de andere zijde van den oceaan
vernomen.de kram zeeg op zijn bord
neer, 't kopie, dat hij juist aan zijn lippen
wilde brengen, viel in scherven op den
grond, hij uitte een kreet en verborg toen
Zijn gelaar in beide handen.
Mary, zijn vrouw, verroerde zich niet,
ja, ondanks dt smart van haai echtgenoot
glimlachte zij
„Mary 1" snikte hij.
Geen antwoord.
„Mary, mijn zaken.
„Wat deren me uw zaken, ik bemoei
me met mijn huishouding 1" en ze rees op
om 't vertrek te verlaten.
't Verwijf griefde hem diep..,.hij
ijlde haar achterna, trok haar aan zijn
borst, smeekte vergiffenis voor de on-
heuschheid, die hij eenmaal had begaan,
en toen vertelde hij haar alles hoe hij
aanvankelijk met succes had gedobbeld,
hoe 't zachtjes aan bergaf begon te gaan.
hoe die afgrond wijder en gapender werd,
totdat eindelijk dien morgen het bericht
eener hevige daling in de Orinocco-aan-
deelen hem 'f schrikbeeld van een onver
mijdelijk faillisement toonde. En heviger
dan te voren vloeiden de tranen langs zijn
wangen.
Zij ziet hem strak aan.„Ik zal 'tlor
met je dragen..maar zweer me, dat je
voortaan nimmer meer in zaken zult
speculeeren, zweer 't me bij je liefde."
Hij hief de beide vingers omhoog en
zwoer
Toen omhelsde zij hem en zeide: „Dan
zal je niet failliet gaan,- ik zal je helpen."
„Jij ,en half ongeloovig, half met
hoop vervuld ziet hij haar aan.
„Ik. Die twintigduizend Orinocco's,
die je in de liefhebberij waant te hebben,
hebben je ten val gebracht, tiiet waar
„Helaas ja."
,,'t Tegendeel van liefhebberij is contra
mine, is 't niet
„Zeker..maar.
„Hoe ik 't weet....ik ben twintig
duizend dollars in de contramine voor
denzelfden prijs, als je ze a la hausse
waart. Je bent quitte."
„Juweel 1" riep Arthur verrukt uit.
„En als ik nu eens verloren had en jij
hadt gewonnen? wat zou je dan wel ge
zegd hebben, Arthur, over mijn specu
latie."
Hij bleef 't antwoord schuldig.
„Dat ik me met mijn huishouden in
plaats van met de Beurs had moeten
bemoeien, niet waar? Maar komaan, de
zaak is afgedaan zooals ik wenschte...,
't tegenovergestelde raakt ons niet. En nu
mijn provisie," ging zij op schalkschen
toon voort en keek hem uitdagend aan.
Een hartelijke omhelzing betaalde de
vordering en tevens beloofde Arthur, haar
eiken dag getrouw bericht over zijn zaken
te zullen geven..zij zou zijn raadsman
zijn.
Waarom, dacht ik bij mijzelf, zal js
een nieuwe piano aanschaffen en nog
wei een heel dure, terwijl boven op zolder
nog het oude klavier staat
De hemel mag 't wetenIk ben er te
gen, maar mijn vrouw laat zich nóch
door mijn vertoogen nóch door de sa
tires onzer spotbladen van haar idee af
brengen onze dochters moeten muzikaal
worden.
De gemeente-secretaris tegenover ons
laat zijn kinderen muziek-onderricht ge--
ven en wat de gemeente-secretaris en
zijn vrouw kennen, dat kunnen wij sinds
lang. Bovendien behoort de muziek tot
een fatsoenlijke opvoeding. Dit is haar
gevoelen en daartegen kan ik inbrengen,
wat ik wil, dat helpt niets. En wie mijn
vrouw kent, weet, waarom ik toegeef.
„Mina," zei ik laatst nog tegen mijn
vrouw, „luister eens jij bent niet muzi
kaal en ik ben het ook niet, en toch leven
we samen in de gelukkigste harmonie.."
„Nu, goed 1" antwoordde ze snel,
„waarom wil je me door je weigering uit
mijn humeur brengen? Harmonie zon
der muziek is nonsens."
„Ik bedoel harmonie, die geen leven
maakt."
„Och wat 1 Alsof muziek leven maakt I
De secretaris tegenover ons,..."
„Goed," zei ik snel„we zullen er
geen ruzie over maken ik zal er eens
rijpelijk over nadenkenTegelijk viel
tret mij in, lat er op de rommelkamer nog
een klavier uit de nalatenschap mijner
ouders moest staan, dat eenmaal de trots
en de weelde mijner overgrootmoeder
had uitgemaakt. Ik kan mij haar nog heel
goed herinneren ze was een oude vrouw
en ik een heel kleine knaap. Her kla
vier stond in de groote kamer en de ooms
speelden et altijd „Lieber Augustin"
op. Maar ze moesten heel stil in een hoek
gaan zitten als de oude vrouw op den
mooien stoel voor 't klavier ging zitten
Dan zong ze ons oude volksliederen voor,
sloeg met haar magere handen op de
toetsen en vroeg ons ten laatste, hoe we
't vonden. Dan riepen we allen tegelijk
Mooi O, heel mooi Want we wisten
dat we daarvoor een dubbeltje kregen.
Hoelang is dat geleden en hoe lang
staat het klavier boven op de rommel
kamer, want na haar toonde niemand van
de familie eenigen aanleg te bezitten, be
halve mijn dochters Waarom zou ik
dus een piano koopen, daar we reeds een
instrument hadden, waarop mijn over
grootmoeder zoo uitstekend speelde?
Ik ging naar boven op den zolder. Daar
stond de oude rammelkast met een ge
broken poot en een gebarsten klankbord.
Ik liet ze omzichtig naar beneden bren
gen ze kraakte en dreigde op elke trede
in stukken te vallen. Een meubelmaker
lijmde den gebroken poot vast en toen
liet ik den musicus komen, die van mijn
dochters pianisten zou maken en toonde
hem met zelfvoldoening het antiek speel
tuig, dat. zooals ik van mijn over
grootmoeder dikwijls had hooren ver
zekeren, het beste en het fraaiste van
toon was, dat ze ooit had ontmoet
De muziekmeester lachte en vroeg
„U wilt het zeker als antiquiteit hebben
geschat V
„Hoezoo vroeg ik.
„Wel, ik denk," antwoordde hij, „dat
u 't als muziekinstrument wel geen waar
de zult toekennen."
Ik dacht bij me zelf hij weet, dat ik
niet muzikaal ben en hij wil den draak
met me steken. Ik antwoordde dus
„Mijn beste mijnheer, wees zoo goed
dit degelijk instrument te stemmen en
dan maar dadelijk een aanvang met het
onderricht te maken."
De musicus ging eens om 't instrument
heen, keek me een poos vragend aan en
schoot toen in een schaterlach.... Ik
wenschte dat mijn grootmoeder er bij
was geweest.
„Pardon," zei hij eindelijk „maar dat
instrument daarronduit gezegd
is niets meer waard dan
„Dan vroeg ik.
„Brandhout."
Dat was ronduit gesproken en ter be
krachtiging zijner uitspraak sloeg hij
krachtig op de toetsen. Tegen zulk een
bewijs was niets in te brengen. Ik stop
te mijn ooren toe, vroeg hem uit te schei
den en verzocht hem op 't zelfde oogen-
blik naar een nieuwe piano met alle mo
gelijke gepatenteerde nieuwigheden en
verbeteringen voor me om te zien.
De muziekmeester ging mijn vrouw
triomfeerde en ik beschouwde thans het
eenmaal zoo hoog geschatte zorgvuldig
verpleegde en bewaarde instrument. Wat
zou zoo dacht ik mijn overgroot
moeder wel zeggen, als ze wist dat haar
achternichtjes haar handen aan u warm
den Haar man kocht het speeltuig voor
haar in de eerste jaren van haar huwelijk
hij wilde haar op haar verjaardag er mee
verrassen en liet 't 's morgens heel vroeg
in de kamer plaatsen, waar ze samen ont
beten. Dat was lang, heel lang, voordat ik
ter wereld kwam maar de oude vrouw
vertelde me die geschiedenis dikwijls en
met tranen in de oogen en ook zonder
dat kan ik me de blijdschap der jonge
vrouw over dat lief geschenk heel leven
dig voorstellen. Hoe dikwijls boog haar
man over haar he?n, als ze die thans geel
geworden toetsen aansloeg hoe menig
maal zag ze lachend naar hem op, als ze
een vroolijke melodie speelde, die hij
gaarne hoorde, omdat ze met elkander
er op gedanst hadden En nu In 't
vuur er mee 1 Zoo gaat het
De beste van alle verkrijgbare piano's
werd gekocht vraag niet voor hoe
veel en de pianolessen hebben een
aanvang genomen.
Mijn dochters oefenen zich 's morgens,
's middags en 's avonds, en als ze eenmaal
artisten op dat instrument ziin geworden,
hoop ik, dat er recht muzikale mannen
om haar komen zullen en ik weer rust
•in mijn huis krijg. Mijn vrouw is ook al
menig keer voor de nieuwe piano gaan
zitten en dan geeft het natuurlijk dis
harmonie Intusschen 1
Zeer zeker komt er een tijd, waarin
alle nieuwe zaken van onzen tijd heel
ouderwetsch zullen zijn en de achter
kleinkinderen mijner dochters zullen
zeker haar handjes eens warmen aan de
eens zoo prachtige piano zooals wij
aan overgrootmoeders klavier,
NUTTIGE WENKEN.
Het is goed voor lijders aan maag en
darmen en zwaarlijvigen om veel sinaas
appelen te gebruiken.
Vetvlekken, boter-, reuzel-, olievlek
ken verdrijft men door ze te wrijven met
een doek in naphta gedoopt. Ook alcohol
wordt somtijds hiervoor gebruikt.
Vert- en vermsvlekken gaan weg met
terpentijn, waarbij men ook wat alcohol
kan voegen. Zijn ze nog versch en nat,
dan kan men ze ook grootendeels doen
verdwijnen door wrijven met turf of met
kruim van hard brood.
Ook wagensmeervlekken kan men met
terpentijn doen verdwijnen, zooals men
pek- en teervlekken kan doen verdwijnen
met terpentijn op alcohol
ONZE SCHOOLJEUGD
De onderwijzer had den inval der
Duitschers n België behandeld. Plotse
ling vroeg hij aan een der leerlingen, die
naar het hem voorkwam, tiiét had op
gelet „Antoon, zeg jij me eens, waar
door zijn de Duitschers in België kunnen
komen
Antoon (verschrikt, doch niettemin
gevat) „Door 'n luikje meneer!"
Onderwijzer (geraakt) „Wat bedoel
je daarmee
Antoon „Wel meneer, u vertelde zoo
even dat ze door Luik zijn gekomen en dat
Luik slechts een kleine doorgang is van
Duitschland naar België Luik is dus
maar 'n luikje."
De onderwijzer was tevreden en vond
het leuk, dat Luik maar 'n luikje was.
MüNCHHAUSEN IN CANADA.
Een Gasconjer was aan het vertellen.
„Neen maar, zoo koud als het in Canada
kan wezen daar hebt ge geen voorbeeld
van. Ik ben daar onlangs op reis, er komt
mij een beer tegen. Schielijk haal ik mijn
pistool voor den dag, doe er kruit in en.
daar heb ik mijn kogels verloren Wat
te doen Fluks besloten, spuw ik in den
loop en.het vocht was in een oogwenk
bevroren, ik haal den liaan over, brand
los en de beer tuimelt in de sneeuw."
RECHTERLIJKE DIAGNOSE.
Rechter (tot den beschuldigde) „Zijt
ge gehuwd
(De beschuldigde zucht.)
Rechter „Dus gehuwd."
VOLKOMEN VEILIG.
Dokter „Waarom heb je dat varken
Zoo dicht bij je kamer, boer Jans
Jans „Waarom zou ik niet?"
Dokter „Omdat dit zeer ongezond
is."
HAAR WENSCH WERD NIET
VERVULD.
De vrouw van een dokter had dezen
reeds lang om een niëuwe zijden japon
gevraagd, maar tevergeefs de man bleef
onverbiddelijk. Eindelijk besloot zij haar
toevlucht te nemen tot tranen, waartegen,
naar haar door een vriendin was gezegd,
geen man bestand is. Op zekeren dag
barstte zij dus, toen zij weer tevergeefs
haar verzoek had herhaald, in tranen los.
„Maar Marie," riep de dokter, „ben
je nu heelemaél mal geworden? Denk
je, dat waar je lief stemmetje en al je
vleien niet baat, tranen zullen helpen
Weet je wat tranen zijn Ik heb ze meer
malen onderzocht. Zij bestaan uit een
weinig phosphorzure kalk, chlorine van
jodium en water. Ziedaar alles I"
WAT KOST DE JENEVER
Je geeft daarvoor
1. Je geld en je verliest het.
2. Je tijd en je verliest hem.
3. Je goeden naam en je verliest hem,
4. Je gezondheid en je verliest die
5. Je helder verstand en je verliest het.
6. Je mannelijke onafhankelijkheid
en je verliest haar.
7. De achting voor jezelf en je ver
liest die.
8. Je gevoel van kwaad en goed en je
verliest dat.
9. Je zelfbeheersching en je verliest
die.
10. Je huiselijke welvaarten je ver
liest deze.
11. Het geluk van je vrouw en je ver
liest dat.
12. De rechten van je kinderen en je
verliest ze.
13. De eer van je vaderland en je ver
liest haar.
14. Je eigen ziel en je verliest ook haar.
Voorwaar een rekening zonder batig
saldo
VERGEEFLIJKE DWALING.
Een profesor de man is al lang aan
de wetenschap ontvallen was zoo vreese-
lijk leelijk, dat de studenten hem in den
regel „de baviaan" noemden en dai hij
zelf die merkwaardige gelijkenis nooit
verloochende, moge blijken uit het anders
onverklaarbare feit, dat hij een tijd lang
een aap bezat, die in de vestibule van zijn
woning verblijf hield.
Op zekeren dag kwam een boer, om
den professor te consulteeren de hoog
leeraar behoorde nameliik tor de medische
faculteit
Ternauwernood was onze boer in huis
gelaten en verwijderde de meid zich om
den man aan te dienen, toen de aap op
zeer indringende wijze naar den eenvou-
digen landbouwer toekwam deze werd
door die onverwachte ontmoeting zoo
verschrikt, dat hij een vreeselijk lammer-
geschrei aanhief.
De professor opende haastig de deur
van zijn studeerkamer, om te zien wat er
aan de hand was.
Maar nauw had de boer zijn aangezicht
om den hoek van de deur gezien, of hij
begon zoo moveliik nog harder te schreeu
wen.
„Hemel, daar heb je den oude ook
schreeuwde hij, en hals over kop nam hij
de vlucht
EEN OPOFFERING.
Mijn dochter heeft gezegd dat ik ma
tiger zijn moet, dat ik te veel drink en dat
daarom geen geneesmiddel mij kan hel
pen. 't Is hard, maar als 't dan met anders
kan, zal ik bij mijn tweede ontbijt mijn
glas water moeten opofferen, dat zal ik
nog het minst vinden.
EEN AANNEMELIJK MOTIEF.
Dame „Maar mijnheer van Kalveren
hoe komt het toch dat de gehuwde heeren
Zoo weinig dansen op onze soirees
Van Kalveren „Dat zal ik u verklaren,
juffrouw wij mannen moeten zoo dik
wijls naar de pijpen ónzer echtgenooten
dansen, dat wij te moe zijn om ook op
soirees nog te dansen."
EEN KALFSKOP.
Bankier Illusius „Ziet gij, waarde
vriend, zoo gaat het als men met een uit
stekende vrouw trouwt, wij leven, zooals
de dichter zegt „twee zielen en een ge
dachte." Ik heb thans over haar gespro
ken, let nu eens op of zij in ditzelfde oogen-
blik ook niet over mij gesproken heeft."
(Zich tot zijn vrouw wendende, die in
gesprek is met haar vriendin) „Waarover
hebt gij zooeven gesproken, Amalia
Echtgenoote „Over den kalfskop a
la tortue van gisteravond, beste man."
BIJ HET ZWEMMEN.
Soldaat (die bij het duiken te veel water
heeft geslikt) „BAh, dat smaakt slecht!"
Onderofficier-badmeester: „Dat is maar
goed ook als 't lekker smaakte zou de
inundatie van onze Hollandsche ver
dedigingsstelling zeker mislukken, want
dan zopen jullie onze -polders nog leeg 1"
Lieden, die bekrompen zijn van geest,
zijn als de slak De slak ziet niets dan zijn
eigen huisje en denkt, dat het 't grootst
is van het heelal
HUISKAMER
„En wanneer ge volwassen zijt, gaat ge
met ons naar Italië," had graaf Ferna tot
Zijn 15-jarig dochtertje gezegd, als moest
hij haar nog een geschenk voor de toe
komst beloven bij de menigte kostbaar
heden, die vóór haar op de fraai versierde
tafel stonden, toen zij haar jaarfeest vierde.
Hedy was uitgelaten van vreugde ge
weest,had haren eersten waaier, met
haar overige geschenken bloemen, arm
banden, boeken enz. door elkander ge
worpen, haren mops met een bonten
muts versierd en vroolijk rondspringend,
uitgeroepen „Ja, papa, wanneer ik groot
ben, reizen wij naar Italië, het moet heer
lijk wezen op reis te zijn 1"
Sedert zijn vier jaren verloopen, zij was
in dien tijd tot een bevallige jonkvrouw
opgegroeid.
Hedy Ferna was het eenig overgebleven
kind van een rijken vader en eene lief
hebbende moeder. Hare oudere zusters
waren vroeg gestorven, Des te inniger
waren haar ouders aan haar gehecht en
van haar eerste levensjaren was Hedy als
'n bijzonder kleinood beschouwd, voor wie
de wereld op zich zelve niet schoon genoeg
was, waarom men haar nog met bloemen
moest versieren. Gelukkig was Hedy door
deze verafgodende liefde niet bedorven,
zij bleef eenvoudig en lieftallig en niet
slechts hare ouders, maar ook alle anderen
met wien zij in aanraking kwam, hadden
haar innig lief. Wie vermocht ook weer
sta iel te bieden aan dit lieftallig kind des
geluks, dat, behalve alle andere heerlijke
gaven, nog in het bezit was van een paar
vroolijk stralende oogen en een vriendelijk
innemend lachje.
„Het wordt mij dikwijls angstig om het
hart, wanneer ik u aanzie, Hedy," zei hare
tante Weiten. „Het leven leidt ons nu een
maal niet langs rozen en gij, mijne kleine
lieveling, zijt zoo aan zonneschijn gewoon,
dat ik niet weet hoe ge, als eenmaal droe
vige dagen voor u aanbreken, u daarin
Zult kunnen schikken."
„Droevige dagen?" lachte Hedy nu,
„waarom zouden er droevige dagen moe
ten komen
Mevrouw von Weiten schudde het
hoofd. Dat kind was ook haar innig dier
baar en toch kon zij menigmaal een
zucht niet onderdrukken over de on
rechtvaardigheid van het lot.
Mevrouw von Weiten was eene vrien
din van gravin Ferna zij waren als zus
ters opgegroeid en hadden in hare meis
jesjaren lief en leed met elkander gedeeld.
Toen waren zij beiden gehuwd. Graaf
Ferna en de ritmeester von Weiten waren
beiden ridderlijke en nobele figuren, doch
de Graaf bezat een groot vermogen, terwijl
de ritmeester zich met een matig inkomen
moest behelpen.
De pleegzusters kwamen zoodoende in
Zeer verschillende levensomstandigheden.
Na eenige jaren stierf de heer von Wei
ten en op de schouders der weduwe rustte
thans de zware taak voor de opvoeding
harer vier zonen te zorgen.
Zij had moeielijke tijden doorleefd. Nu
waren de vier „jongens" officier en me
vrouw von Weiten mocht als eene gelukki
ge moeder met trots op hare zoons wijzen.
Zij alleen wist, hoe moeilijk het haar vier-
tal dikwijls viel, hun stand op te houden
en elke ontbering, die zij zich moesten
getroosten, woog haar dubbel zwaar op
het hart.
Ferna had gemakkelijk vier zoons bij
het leger kunnen hebben, zonder dat de
zen of hij zelf op eenigszins minder wéel-
derigen voet hadden behoeven te leven.
Mevrouw von Weiten schaamde zich er
vaak over, wanneer deze gedachte bij haar
opkwam, en toch drong zij zich menig
maal aan haar op, wanneer zij getuige was
van den overvloed en de weelde, die in
het huis der Ferna's heerschte. Behalve
deze opwellingen van jaloerschheid, die
zij echter telkens met kracht onderdrukte,
bestormden haar dikwijls nog andere vrees
aanjagende gedachten.
Vooreerst maakte zij zich ongerust over
de toekomst harer geliefde Hedy, 't was
toch niet onmogelijk, dat haar karakter
in den bedwelmenden overvloed van geluk
zich verkeerd zou ontwikkelen, en als zij
daaraan dacht, voelde mevrouw von Wei
ten iets, dat naar trots zweemde, haar
zonen toch waren gehard in den strijd des
levens, de ontberingen en moeiten hadden
hunne karakters uitstekend gevormd. En.
dan bekroop haar dikwerf de angst, dat
een harer zoons, bij hun vertrouwelijken
omgang met de familie, op het aanvallige
wezen gescharmeerd zoude raken.
„Zij trouwt natuurlijk een prins," zeide
mevrouw von Weiten dikwijls bij zich
zelve; „moge mij de beproeving bespaard
blijven, dat een mijner jongens eene hope-
looze liefde voor haar opvat 1"
„Een mijner jongens," zeide zij maar.
Walter, haar oudste, meende zij eigenlijk.
Hij kwam trots alle moederlijke waar
schuwingen, het meeste bij de Ferna's
en beklaagde zich er dikwijls over, dat
hij de eenige was, die door Hedy soms
onvriendelijk werd behandeld, en het
moederhart maakte zich daarover onge
rust.
Maar nu, den Hemel zij dank, zou het
ernst worden met de Italiaansche reis, dan
was zij aan Walter's oogen onttrokken.
De groote, met koper beslagen koffer
stond reeds gepakt in de woning der Fer
na's, 't reisplan was ontworpen en Hedy's
reiscostuum was gereed. Honderden be
zwaren die zich steeds voordoen, wanneer
zij 't minst gelegen komen, waren uit
den weg geruimd en nu zou men werke
lijk vertrekken, naar het Zuiden.
„Jij gelukskind zei tante Weiten, „jij
gelukskind zeiden ook hare vriendin
nen. Hedy had gelachen en meende
ook, dat de reis naar Italië toch werkelijk
heerlijk was. Doch hoe meer de dag van
vertrek naderde, des te ernstiger werd
zij gestemd.
„Waarom zie jelui er nu allen zulk een
geluk in, dat ik van hier ga, waar het
toch ook zoo schoon is en ik alle menschen
ken en liefheb vroeg zij aan een harer
beste vriendinnen.
„Mijn God, vraag je dat nog had
deze uitgeroepen. „Italië is het beloofde
land der kunst. En wanneer wij hier tus-
schen sneeuw en ijs zitten, wandel jij
tusschen de palmen en beleeft de schoon
ste dagen."
„Maar ik kan mij ook uitstekend op de
ijsbaan vermaken en dan zijn er nog zoo
vele partijen in Februari. Papa zegt wel,
dat ik nog te jong ben, maar enfin."
„Wat is dat alles vergeleken bij een win
ter in Italië Wij benijden je allen daar
om."
Toen lachte Hedy weder.
„Je benijdt mij iets, wat je niet eens
kent. Nu, nieuwsgierig ben ik ook, dat
moet ik bekennen.
En nu zou zij morgen op reis gaan. 't
Was haar vreemd te moede, 't was alsof
zij iets had vergeten, iets zeer belangrijks,
dat zij toch niet vergeten mocht.
„Ik kan mij er toch nog niet recht over
verheugen", zeide zij den laatsten morgen
tot haar kamenier.
„Ach, freule, de vreugde komt van zel
ve," meende deze.
Tra-ra-ra 1 klonk het uit de verte bij
het paleis, 't Was de muziek' van het gar
deregiment, waarbij Walter stond, die
haar als 'f ware een afscheidsgroet
bracht.
Hedy's oogen werden beneveld. Het
werd haar zwaar om het hart.
„Mijn God, kind 1" riep gravin Ferna,
die even in de kamer kwam, geheel ver
schrikt, „wat is dat Je hebt tranen
in de oogen."
Tante Weiten, die met de Gravin in
de kamer trad, omhelsde Hedy, die haar
gelaat aan de borst harer moederlijke
vriendin verborg.
„Kind, kind, zie toch eens riep deze,
„daar brengt Johan een bouquet, lieve
hemel, een bouquet als een molenrad, en
geheel van theerozen en violen. Ach, de
arme ouders, die dien onzin moeten be
talen."
Hedy zag op en zij die gewoonlijk tante
genoemd werd haalde een kaartje uit het
bouquet en zette haar lorgnet op om beter
te kunnen lezen,
„Neen, maar dit is van Walter
van Walter
Zij moest gaan zitten, zoo beving haar
de schrik. Hedy had snel haar tranen ge
droogd en stond lachend en met een blos
van genoegen op het lief gelaat midden
in de kamer, het fijne neusje in de theero
zen stekend, terwijl zij over hare bloemen
haar tante schalks aanzag.
„Niet boos zijn, tantelief Kan ik het
helpen, dat Walter zulke domheden
doet? Ik zie hem niet meer, want hij heeft
mij gezegd, dat hij heden den geheelen
dag dienst had, en nu brengt hij zeker hier
mee nog een afscheidsgroet, maar gij
moet hem voor mij zeggen, dat ik boos ben
over zijn verkwisting."
„Ja, dat zal ik doen!" antwoordde deze.
Zij staarde Hedy na, die met het groote
bouquet de kamer verliet.
„Dat heeft hij er nu van. Zij lacht hem
nóg uit Mijn arme jongen en daarvoor
getroost hij zich nog zulk een uitgave. God
zij dank, dat zij afreist en dat Walter
heden dienst had."
Tegen den middag stond het rijtuig
voor de deur. Daar klonk weder de mili
taire muziek van het einde der straat hun
tegemoet. Hedy liep naar 't venster ja,
't was Walter's regiment, dat daar aan
kwam, het moest de straat doortrekken.
Hedy boog zich uit het venster, zij her
kende onder dc vele officieren Walter.
Hij zag naar boven plotseling overviel
Hedy het overklernmend gevoel der smart
van 't afscheid het bouquet dat zij mee
nemen wilde en in de hand hield, viel op
den grond zij zonk op een stoel neder en
barstte in tranen uit. Zij kon hare smart
niet bedwingen het werd haar te wee om
het hart.
„Hedy, waar ben je. 't is tijd," rie^ graa
Ferna
„Hedy," riepen moederen tante." Hedj
schreide, zonder tot bedaren te kunnen
komen. Spoedig ontdekte men haar, in
een diepen leunstoel neergedoken.
„Om Godswil wat is er toch Hedy
riep de Graaf, die mede nader trad.
Hedy snikte steeds door zonder te kun
nen antwoorden.
„Mijn God, mijn God, zoo heb ik Hedy
nog nooit gezien," klaagde de Gravin wan
hopig, „Lieveling, spreek toch, wat deert
ie?"
„Ach, mama, ik kan niet op reis gaan,
ik kan niet," snikte Hedy.
„Is zij ziek vroeg de Graaf.
„Ik weet het niet, Hedy, wat scheelt
eraan
„Niets, niets Zij snikte weder.
„Maar er moet toch iets zijn dat u hin
dert. Kom Hedy, wees verstandig en zeg
ons wat u zoo bedroeft."
Hedy kon met „verstandig" zijn Hedy
snikte en weende slechts.
„Mijn God, kind al je reisbenoodigd-
heden zijn reeds gepakt ;;het gaat toch niet,
dat je zoo blijft voortweenen riep tante
Weiten.
Doch ook de herinnering aan de ge
pakte reisbenoodigdheden bracht Hedy
niet tot kalmte. De Graaf legde zijne hand
op haren schouder.
„Antwoord, kind, ben je ziek
Zij schudde het hoofd.
„Neen, neen, maar ik wil niet weg, laat
mij hier, ik smeek u, laat mij hier 1"
Toen gebeurde iets wat nog nooit ge
beurd was. De Graaf zag zijn dochter
met gefronst voorhoofd aan en zeide
„Dat is kinderachtig, Hedwig, schaam je!"
Hedy kromp meen. Op zulk een toon
had nog nooit iemand tot haar gespro
ken, „Hedwig" had men haar nog nooit
genoemd. Haar tranen waren eensklaps
gedroogd.
„Sta op en wees verstandig, aan de reis
is niets meer te veranderen," zei de Graaf
op kalmen toon. „Wij gaan op reis voor
uw genoegen."
Tien minuten later rolde het rijtuig
met de reizigers weg.
„Een gelukskind is zij toch," zet me
vrouw von Weiten. „Haar eerste leed is
eene reis naar Italië
Florence, 28 Februari.
„Liefste Tante Uit Mama's brieven
Zult gij reeds hebben vernomen, dat wij
in alle opzichten een voorspoedige reis
hebben gehad. En dan heeft mama u nog
niet 't ergste verteld; thans heb ik evenwel
verlof bekomen, u alles naar waarheid
te melden. Luister dus
De eerste indruk, dien wij van Italië
kregen, was die var een landschap mef.
sneeuw en in Milaa. eden ze schaatsen.
Ik dacht bij mij zeil dan hadden wij
thuis ook kunnen zien ik zei het echter
niet, omdat ik het voor papa niet wilde
weten, die zich zoo geheel reiziger gevoelde
en er geheel anders uitzag dan thuis.
In den Dom te Milaan vatte mama kou-