Op de helling. SS# Heldenmoed van een knaap. Had Van Hannel een kijkje kunnen ne men in de kamer van Max, dan zou hij nog beter den zin dier woorden hebben be grepen. Op de canapé uitgestrekt, ver borg Max zijn blond kopje in een kussen en hij schreide zoo hartstochtelijk zichzelf beschuldigend, dat hij met die vreemde dame gespeeld had en dat zijn moesje nu wel boos zou zijn, dat de juffrouw alle moeite had om den overspannen jongen te kalmeeren. In Januari trouwde Van Hannel en de voor Max zoo treurige dagen waren eindelijk voorbij. Toen kwam Else Fran cis voor altijd in zijn woning, om bij Max de moederplaats in te nemen. Haar taak was echter moeilijk en de kleine Max keek zoo treurig en schreide zoo veel, dat het Else soms bang om 't harte werd. In alles was zij voor Max wat deze maar kon wenschen, en toch Max gevoelde zeer goed, dat deze nieuwe moeder in zeer veel op zijn eigen mamaatje geleek en „haat" woonde er volstrekt niet in zijn hartje tegen haar, maar hij gaf zich niet gemakkelijk over en 't was hem onmogelijk vertrouwelijk met die nieuwe mama te zijn. Soms ech ter, als zij iets op denzelfden zachten toon tot hem zeide, dan had hij een aan vechting om haar om den hals te vliegen, maar gehoor gaf hij er nog niet aan. Ook Van Hannel merkte dit zeer goed en dit deed hem pijn. Eindelijk gebeurde er iets gewichtigs voor Max. „Piet," zijn geliefd kanarietje, stierf en Max had daar veel verdriet van. Hij hield erg veel van dieren en vooral van vogels, zoodat hij op zijn aanstaanden vér jaardag een groote kooi gevraagd had, om meer kanaries te kunnen hebben Op dien treurigen morgen vond Else den kleinen Max schreiend bij het doode vogeltje en samen openden ze toen het deurtje om den kleinen vogel de oogjes toe te drukken. Toen Max naar school was, had Els haar plan gevormd het diertje werd voorzichtig in een doosje gelegd en naar den opzetter gebracht toen Max zich verwonderde over het leege kooitje, vertelde zij hem eenvoudig, dat zij Pietje maar begraven had, omdat het voor Max zoo droef zou zijn dat te doen. Paschen kwam en daarmede Max' verjaardag. Vroolijk schoon scheen de zon door de ramen en 't jonge groen koesterde zich in hare warmte Max opende zijn oogen „Pietje, lief Pietje!" een kreet van blijde verrassing en toen een stortvloed van tranen Goed, lief arm Pietje. Daar stond het vogeltje voor hem op een boomstokje, het lieve kopje naar Max toegekeerd. Zijn bekje half open, alsof het zoo voor hem wilde zingen. In een wip trok Max zijn kousjes aan en snelde gaar de woonkamer „Maatje, lief Maatje, ik Zal veel van u houden," riep hij uit, zijn armpjes om haar hals slaande, „wat lief van u 1" En het tot tranen toe bewogen tweede moedertje tilde het ventje op haar schoot en kuste de befloersde oogjes. Het was Paschen De geloovigen vier den de opstanding van den Verlosser en de natuur vierde hare wedergeboorte en alles jubelde en juichte. „Nieuw, nieuw leven," en daar binnen in de woning van Van Hannel was het eveneens Paschen, want in het hart van den kleinen Max ontplooide zachtjes een jong plantje zijn blaadjes, en herleefde de liefde weer en het hart der tweede moeder juichte en jubelde van geluk Van Hannel en zijn vrouw vierden in gezelschap van hun lieveling een heerlijk Paaschfeest. Wat ik u ga vertellen is werkelijk ge beurd, Slechts de namen zijn verdicht of schoon het feit niet in ons vaderland, maar te Parijs heeft plaats gehad. Daar Zijn er velen, die bij gelegenheid der wedrennen, zich niet kunnen onthouden van eenige franken te wagen en nie weinigen wagen op die dagen groote sommen, wei eens hun geheele fortuin. Wat hier volgt, verhaalt ons, hoe iemand in eens en voor goed van zijn hartstocht voor het wedden werd genezen. Het is vijftien jaar geleden en de thans overal zeer geziene koopman Lucien Davenne, was nog bediende bij het Cre dit Fongier. Een jonge man van zesen twintig jaar, in ieder opzicht aanbevelens waardig, zeer gezien bij de chefs en direc teuren der groote financieele onderne ming. Hoe kwam het dat deze jonge man plotseling allen lust verloor in de ver maken aan zijn jaren eigen en aan niets meer dacht dan aan de wedrennen van Longchamps, van Auteuil, van Chantilly, van Suresnes en van de eene wedding schap in de andere holde Spoedig had er een geheele verandering in zijn uiterlijk plaats gegrepen. De jonge man, vroeger altijd in de puntjes, werd met den dag slordiger. Zijn vroolijkheid verstomde, hij werd somber, terugge trokken. Iedereen bemerkte de veran dering en beklaagde hem, maar niemand wist de reden. Trouwens hij deed zijn werk steeds met de grootste nauwge zetheid en men schreef zijn droefgeestig heid toe aan een ongelukkige liefde. Ja, het was een liefde, die hem had onge lukkig gemaakt, maar de liefde tot het spel. Op zekeren dag naar Auteuil gaande, had hij het in zijn hoofd gekregen véél véél geld te winnen, in ééns rijk worden, Hij had een onfeilbaar middel ontdekt, om afgaande op de voorspellin gen der sportbladen, veel geld te winnen. Hij beproefde zijn onfeilbaar middel en verloor niet alleen alles, maar stak zich diep in schulden. Te fier om hulp te zoeken bij zijn vrienden, wendde hij zich tot een woekeraar en Gobseck vertrouwde den ijverigen beambte van het Credit Fongier wel en leende hem tegen een matige rente van twaalf per cent voor drie maanden zooveel dat hij zijn speelschulden kon betalen. Nu ging het op een sparen, maar al ontzegde hij zich al het overtollige, ja zelfs het noodige, het was den jongen man on mogelijk op den gestelden datum den wissel van Gobseck te voldoen. Deze werd vernieuwd en Davenne ondervond, wat dat was. Steeds rente en aflossing betalende, werd toch de schuld steeds grooter. Slechts door een gelukkig toe val bij het spel kon hij er weder boven op komen. Daar bood zich een nieuwe combinatie aan, nog aanlokkelijker dan de eerste. Maar hij moest wat geld hebben om er gebruik van te kunnen maken. En de hand van den armen jongeling greep in de kas, die aan hem was toevertrouwd. De tweede poging viel al even slecht uit als de eerste en na korten tijd van af wisselend geluk en tegenspoed in het spel, steeg het te kort in de kas tot tien duizend franks. Bij de eerste verificatie der kas zoude Lucien Davenne daar staan, onteerd. Dat was het einde. Het was kort voor die verificatie zou plaats hebben, dat de uitbetaling van een coupon eener obligatie van de stad Parijs een ander jongmensch van dertig jaren, een jeugdig schrijver, Jules Dar lin, voor het loket der groote financieele inrichting bracht, waar Lucien Davenne werkte. Hij vertoonde zijn strookje papier, ontving de som die moest worden uitbetaald en wilde zich verwijderen, toen hij bedacht, dat zijn coupons op waren en moesten vernieuwd worden. Hij keerde dus terug op zijn schreden, legde de zaak uit, liet zijn obligatie daar en kreeg daarvoor een behoorlijk getee- kend regu. Over veertien dagen kon hij terugkomen en ging heen na behoorlijk zijn naam en adres te hebben opgegeven. Een maand ging er voorbij, zonder dat hij er aan dacht, zijn obligatie te gaan terughalen. Op zekeren avond zat hij behagelijk in zijn fauteuil en genoot den geur eener heerlijke sigaar, toen een hevige ruk aan de bel hem deed opschrikken. Wie duivel kon hem nog zoo laat, het was negen uur, komen lastig vallen Hij stond op en maaktê open. Een man met bleek en ontdaan gelaat, stond met den hoed in de hand, voor de deur en zeide „Kunt gij mij een oogenblik te woord staan, mijnheer Darlin, het is voor een zaak van gewicht!" Mijnheer Darlin keek zijn bezoeker aan. Dat gezicht was hem niet geheel en al onbekend. Zeker, hij had dien man meer gezien. „Pardon, mijnheer, maar mag ik uw naam weten ik herinner mij niet wel." „Mijn naam zal u niet veel zeggen, mijnheer. Ik ben Lucien Davenne." Darlin kende dien naam niet en trok de schouders op. „Ik ben een onbekende voor u, mijn heer Darlin, en toch zou ik u verzoeken willen, een paar woorden met u te spre ken op een andere plaats dan voor de deur." Nog meer verbaasd, noodigde de heer Darlin zijn bezoeker uit binnen te tre den en bood hem een stoel aan. „U zult weldra begrijpen," zeide Da venne, „wat mij aanleiding geeft u op dit uur te komen lastig vallen. Ik ben de beambte van het Credit Fongier, aan wien u eenigen tijd geleden een obli gatie van de stad Parijs hebt afgegeven om de coupons te vernieuwen." Nu herkende Darlin den bezoeker, maar hij begreep nog altijd niets. „En vroeg hij. „En, mijnheer," antwoordde zijn be zoeker, „ik heb het genoegen, u mede te deelen, dat uw obligatie bij de laatste trekking is uitgekomen en betaalbaar is met tien duizend franken." „Niet mogelijk," riep Darling uit. „Toch is het zoo," was het antwoord. „Maar dan dank ik u duizendmaal voor de moeite, die gij u getroost hebt mij persoonlijk dat goede nieuws te ko men mededeelen. Het is waar, ik heb de trekkingslijst nog niet ingezien, maar u had mij evengoed een klein briefje kunnen schrijven, dan zou ik mij aan het loket vervoegd hebben." De beambte liet hem doorpraten en de heer Darlin begon te vermoeden, dat dat alles maar een voorwendsel was om van zijn geluk en zijn goede stemming ge bruik te maken ten einde hem op de een of andere manier wat af te troggelen, een banknootje of een gouden Louis. De man zag er allesbehalve welgedaan uit, hij was bleek, misschien en reeds stak Darlin de hand in zijn vestzakje. Maar, als die man hem eens bedroog als het eens niet anders was dan een handig middel om aan een goede fooi te komen en de hand verliet het vest zakje weer. „Ik zal morgen aan het Credit Fon- gier komen," zeide hij, „om het geld in ontvangst te nemen en dan zal het mij aangenaam zijn u daar te ontmoeten en te beloonen voor uw moeite." Tegelijkertijd stond de heer Darlin op, om aan te toonen, dat de audiëntie af- geloopen was. Maar de heer Davenne verroerde zich niet. „Neem mij niet kwalijk, mijnheer, ik heb u flfet alles gezegd. Ik kom niet, zooals gij misschien meent, om een belooning te ontvangen, die ik niet ver diend heb." „Maar," onderbrak hem Darlin, „het is toch al te vriendelijk van u, die moeite gedaan te hebben, en als ik het geld ontvangen heb, zal het mij werkelijk een genoegen zijn." „U hoeft niet naar het Credit Fongier te komen. Ik heb het geld bij mij." Hij haalde uit zijn zak losse bank biljetten, goud- en zilvergeld en begon het op de tafel na te tellen. Darlin stond verstomd. Nooit had hij op zijn werk tafel zoo'u som aanschouwd. Hoe, het Credit Fongier liet zijnen cliënten het geld aan huis bezorgen en dat nog wel 's avonds na negen uur. Hij begreep er niets van. En de man telde maar door. „Mijnheer Darlin," zeide Lucien ein delijk, „wilt gij zoo goed zijn, na te tel len. Hier leggen negen duizend, zes honderd achtttien franks en vijfenzestig centimes. Dat is de som, die u toekomt na aftrek der renten en onkosten." Darlin telde na. Alles was in orde. „Hebt u een regu gereed?" vroeg hij. „Ja, mijnheer." „Laat ik dan teekenen." Darlin tee kende, maar merkte toch op, dat het regu niet het hoofd droeg van het Credit Fongier. Nu meende de gelukkige winner toch van zijn bezoeker ontslagen te wordenden om het oogenblik te verhaasten, dat hij alleen zoude zijn met zijn schat, bood hij Davenne de hand, waarin een bank biljet van vijftig franks stak. Maar het was bepaald, dat deze avond hem allerlei verrassingen zou brengen. In plaats dat de schatbezorger met de gewone dankbetuigingen het bankbiljet aannam, viel hij weenend op de knieën neder. „Hij is bepaald gek," dacht Darlin en slaagde er niet zonder veel moeite in zijn bezoeker te doen opstaan. „Mijnheer," zeide deze, „ik ben het ge schenk niet waard, dat u mij wilt geven, want ik ben zeer schuldig. Al acht dagen geleden, heb ik uw geld in ontvangst genomen en ik heb op het punt gestaan, het te verliezen." En toen bekende Lucien Davenne aan den heer Darlin zijn hartstocht voor het spel en hoe deze hem langs de steile helling tot den rand van den afgrond had gebracht hoe hij in den uitersten nood en elk oogenblik vreezende, dat zijn on trouw zou ontdekt worden, acht dagen geleden de tien duizend franken, waar mede de obligatie van den heer Darlin was uitgekomen, aan zich zeiven had uit betaald en een regu valschelijk met den naam van Darlin onderteekend, had af gegeven, hoe hij de geheele som had gewaagd om alles te winnen en hoe het geluk hem nu gunstig geweest was, zoo dat hij niet alleen de tien duizend fran ken der obligatie kon uitbetalen, maar ook de kas had in orde gebracht en al zijn schulden had betaald. „Welnu, einde goed, alles goed zeide de heer Darlin met de goedhartigheid en vergevingsgezindheid van een man, die tien duizend franken heeft gewonnen. „Helaas," antwoordde Davenne, „voor mij is de zaak nog niet geëindigd. Men heeft aan het Credit Fongier achterdocht gekregen en het zou kunnen gebeuren dat men kwam onderzoeken, of het regu, dat ik in mijn kas heb, wel echt is. O, ik smeek u, wees barmhartig en ver klaar dan, dat het geld reeds sedert acht dagen in uw bezit en het stuk echt is." De heer Darlin scheen zich te be denken. Hij zag de oogen van den onge lukkige smeekend op de zijne gericht. V/at zou hij doen Hem voor altijd on gelukkig maken „Hoor eens, mijn vriend," zeide hij, „wat gij van mij vraagt, is niet in den haak. Maar ik zal u niet in het verderf storten, indien gij mij zweert nooit meer te spe len „O, ik zweer het u," nep de ongeluk kige uit en een zware steen viel hem van het hart, De heer Davenne heeft woord gehou den; hij is thans een zeer geacht koop man. Jules Darlin heeft geen onwaarheid behoeven te spreken. Er werd van de zijde van het Credit' Fongier geen onderzoek ingesteld naar de echtheid der hand- tee kening. Een twaalfjarige knaap was als scheeps jongen aan boord van een stoomschip, dat van Liverpool afvoer, opgenomen. Ter nauwernood was men in volle zee, toen hem reeds door eenige matrozen een borrel werd aangeboden. „Neem mij niet kwalijk, maar ik mag geen drank drinken," antwoordde de knaap. De matrozen lachten daarover, maar vermochten niet hem daartoe te bewegen. Toen den kapitein dit ter oore kwam, zei hij tot den kleinen scheepsjongen: „Wilt ge *een echte matroos worden, dan moet ge ook een borrel leeren drin ken." „Vergeef mij, mijnheer de kapitein, maar ik doe het liever niet," smeekte de knaap. De kapitein, die niet gewoon was, zijn bevel doe. een scheepsjongen mis kend te zien, riep een der matrozen toe „Neem dien strik, en laat hem op zijn rug dansen, wij zullen zien, of hij niet toe geven zal." De matroos nam het touw en sloeg gruwzaam op den armen knaap los. „Welnu," zei de kapitein, „wilt ge nu drinken of niet „Ach," smeekte de knaap.» ikwilhet vlak bij mij was. Toen schrok ik op, dat ge met xnlk möoi wéér niet bij haar rndame 1- - rieo Lieve hemell en liet mijn vin- zijt. gisteren naar rranKiijK was gegaan, aai hever met doen de kapitein/- dan gerhoed zoo natuurlijk mogelijk vallen. „Moet ik begrijpen...." Engeland en de Engelschen hem be klauter ie naar boven tot in de uiterste „Verschrikt ge van me, juffrouw Het- „Ge moogt begnjpen wat ge wilt! gonnen te vervelen, en dat hij in het klauter je naar DO Dutton. riep ik uit en blies met mijn werkdoos den warmer klimaat van zijn geliefd geboorte- ïöcb~" VaXTÏÏSLr.- Ato. „Goeden avond, mijnheer Dot- land een «chi.t,e,„de camér, gin, aoeke». De arme knaap mat met de oogen de „Nu, wat denkt ge wel, dat ik u wilde ton." Dat was mijn eerste aanzoek of „Wat het oude leel.jke meisje betreft, „1™ K, P rhoom en sidderde vragen ten minste het eerste, dat ik bijna kreeg, met wie ik verloofd was, schreef hij, bij de gedachte, daar den ganschen nacht, „Ik weet het waarlijk niet, mijnheer," Lucie Hooper is nu met hem getrouwd „zij heeft de poets verdiend Een gedeelte aan het touwwerk vastgeklampt, te moe- en ik boog mijn hoofd diep voorover, en ik hoop dat zij er pleizier van heeft, van mijn honderd pond heb ik voor mijn ten doorbrengen doch hij was genood- „Ik heb al zoo lang gedacht, juffrouw Twee jaren later, toen ik eenigen tijd overtocht besteed Dacht zi) dan dat ik, zaakt te gehoorzamen Hetty, dat ge bestemd waart om het m madame Rocheperde's pension door- Gustave Emile Dupin mij aan haar zou Den volgenden morgen, toen de kapi- sieraad uit te maken van een anderen bracht 't buitenleven was mij gaan wegwerpen? Voor haar dwaasheid en tein op het dek heen en weer liep, herin- kring dan waarin ge hier verkeert." vervelen en ik wilde eens wat meer in de verwaandheid wordt zij gestraft. Vaarwel, nerde hij zich den kleinen veroordeelde. Ik gaf geen antwoord, maar bedacht wereld leven maakte ik kennis met geachte madame. Gustave. Hé daarboven riep hij hem toe, in stilte, dat als wij eenmaal getrouwd Gustave Emile Dupin, een vriendelijk Dat was het einde van mijn engage- doch ontving geen antwoord. waren, er een vleugel aan het huis van Franschman met donkere oogen, eene ment. Klim naar beneden hoor je?" An- Dutton bijgebouwd zou worden de lispelende stem en een gitzwarte snor. Ik heb nooit een andere kans gehad, dermaal geen antwoord.' eetkamer was veel te klein dat ik „Ik wensch mij geluk dat mademoiselle Ik heb mij nu als oude vrijster ingericht, Een matroos klauterde de touwladder roode overgordijnen zou aanschaffen in haar hart nog niet aan een ander geschon- maar ik blijf mij toch altijd beschouwen, op en vond het kind half bevroren. Uit plaats van die oude, verschoten groene, ken heeft," zeide hij, „mag ik hopen?' als iemand, die schandelijk miskend is. vrees, in zee te vallen, wanneer het schip en dat de oude olmenboom gerooid zou. Ik wist niet wat te antwoorden, maar Al mijn tijdgenooten zijn getrouwd, duikelde, had de kleine den mast met worden, zoo gauw als maar mogelijk was. Gustave nam mijn handen in de zijne, maar voor mij waren steeds teleurstelhn- beide armen omklemd en hield zich zoo Dit alles spookte mij juist met de minuut „Lief meisje, waarom aarzelt gij?" gen weggelegd, waarover echter met ge vast daaraan, dat de matroos hem slechts door het hoofd, terwijl ik zat te luisteren riep hij, „ik ben u trouw, moet ik met treurd bij de gedachte aan enkele mijner met moeite daarvan kon losmaken. Hij met de oogen op den zoom van mijn een leven lijden van marteling, als mijn vriendinnen uit den tijd der jeugd, die bracht hem nu op het dek, waar men hem japon gericht. aangebedene mijn hand zou weigeren?^ een troosteloos bestaan voortsleepen. Zoolang wreef, tot hij weer tot bezinning „Denkt ge dat ge ertoe zoudt kunnen „Gustave, waarom spreekt gij zoo? kwam. besluiten uw thuis en uw goeden lief- zeide ik, ik begon bang te worden. Toen schonk de kapitein hem een glas hebbenden vader te verlaten? Ik weet „Dus ge wilt de mijne zijn? E6I1 Kind©rkUS. cognac in en zei wel, dat het veel is, dat ik van u vraag „Ja," stamelde ik, wat kon ik anders „Ziedaar, jongen, drink dat eens op." Hetty." zeggen? Dorothée was groot voor haar leeftijd „Ach, mijnheer de kapitein, ik mag het „Ja," stamelde ik.... „maarNu was ik werkelijk geëngageerd, en en haar groote heldere oogen duidden niet doen," zuchtte de knaap. „Ik zal u „Maar het vogeltje moet eenmaal het al de weduwen en jonge meisjes in ma- meer ontwikkeling aan, dan men gewoon- zeggen, waarom, maar u moet niet toor- warme nestje verlaten," lachte hij.... dame Rocheperde's pension benijdden lijk bij kinderen van omstreeks achtjari- nig worden, doch mijn vader gaf zich „en als gij het aanbod, dat ik u doen ga mij Gravin Dupin want Gustave gen leeftijd ontmoet, 't Was een eenigs- over aan den drank. Hij gaf ons geen geld wildet aannemen." had er op gezinspeeld dgt hij graaf was. zins zonderling kind. meer om brood te koopen, tot men op Hoe weinig ondervinding ik ook in Wat zou dat heerlijk klinken, en hoe Zij wilde volstrekt van haar vader de zekeren dag ons huis verkocht, met al zulke zaken had, toch gevoelde ik dat de zou ik ervan genieten mijn huwelijksj- reden weten waarom hij zoo lang niet wat er in was. Dit brak mijn arme moe- tijd om te spreken nu gekomen was. bekendmaking te zenden aan Lucie thuis was geweest, en waarom hij, na der het hart, zij begon te kwijnen en stierf „Twijfelt ge er nog aan?" vroeg ik. Hooper, ik bedoel mijnheer Dutton. hedenochtend te zijn gekomen, dezen korten tijd daarna. Eenige uren voor hgar mijn best doende om te blozen, maar Het huwelijk werd op de volgende avond weer moest vertrekken, sterven riep ze mij tot zich en zei Jo met de pijnlijke zekerheid dat al mijn maand bepaald. Het was wel wat over- Kapitein Etienne Maury trachtte haar han, je weet, wat de drankzucht van uw teedere aandoeningen kenbaar zouden haast, maar Gustave vertelde mij op zijn te beduiden, dat hij al dien tijd tegen de vader gemaakt heeft. Beloof je stervende worden door het, zooals gewoonlijk, rood ridderlijke manier, dat hij niet langer Pruisen, dat waren vreemde soldaten, moeder, nooit, in welke omstandig- worden van de punt van mijn neus. zonder mij leven kon, en ik, ik zag de had moeten vechten, dat de eerste troepen heden ook, sterken drank te drinken, „Dus is het: ja?" noodzakelijkheid eigenlijk volstrekt niet van die vreemden naar Parijs trachtten want ik zou zoo gaarne willen, dat je je „Natuurlijk," antwoordde ik schalksch. in het nog langer uit te stellen ik schafte te komen, om dit weg te nemen, en dat de voor dien vervloekten hartstocht, vaders „Ge houdt immers veel van kinderen? mij dus een witzijden bruidstoilet aan generaal hem en zijn soldaten in den om- ondergang zult weten te bewaren. „O, Mijn beide meisjes zullen ook eenmaal en begon met twee naaisters en een ma- trek, te Flarville, had gestuurd, om ze te- mijnheer," ging de kleine voort, „wilt beroep doen op uw tijd en genegenheid." chine aan mijn uitzet. gen te houden. Vader had nu één dagje mij nu aan de aan mijn moeder gedane „Zij zullen mijn dochters zijn," gaf Het was den dag, voor den bepaalden vrijaf gekregen en moest hedennacht weer belofte ontrouw maken? Neen, dat kan ik vol geestdrift ten antwoord. Donderdag, dat ik bezig was mijn kof- bij zijn soldaten zijn. en wil ik niet." „En wanneer kondt ge.;.." fers te pakken, toen Gustave met ver- Het kind was over deze opheldering Deze woorden troffen den scheeps- „Wanneer ge maar wilt." warde haren en scheeven das binnen- niet voldaan. Waarom moesten de Fran- kapitein hij bukte zich neer, nam den „Hm ja ik geloof dat de eerste vloog. schen nu tegen de Pruisen vechten En kleine in zijn armen en riep „Neen, neen, week van September het best zou zijn." „Mijn hemel, Gustave, wat is er ge- waarom moest pa juist daaraan meedoen kleine held Houd uw belofte, en zoo „Ik zal dan gereed zijn," stamelde ik. beurd Waarom liet hij niet anderen vechten en u nog iemand tot drinken verleiden wil, „Dan zal ik alle zaken regelen en u „Uw Gustave is vernietigd hij komt bleef hij niet liever bij moeder en Do- zeg het mij ik zal u in bescherming ne- alles zoo spoedig mogelijk laten weten, alleen om afscheid te nemen van zijn rothée men. En oin u voor uw straf, die gij on- Ik heb den Regenten reeds gezegd, dat Hetty voor hij voor goed verdwijnt. „Pa vroeg zij eensklaps, „zullen de rechtvaardig geleden hebt, schadeloos ik wel dacht dat gij de betrekking zoudt Ween niet, mijn engel, maar vergeet dat Pruisen u doodschieten?" te stellen, heb je hier een tientje, waar- willen aannemen er ooit een Gustave geleefd heeft De kapitein, onaangenaam getroffen, mee je naar believen handelen kunt." „Welke regenten?" En toen, antwoordende op mijn drin- kreeg een pijnlijken trek op het gelaat. Hoeveel dronkaards zouden wel doen, „De regenten van de St. Andriesschool. gende vragen, bekende hij dat hij een „Dat weet ik niet, liefje," antwoordde door aan dezen heldhaftigen scheeps- Ik bedoel de betrekking van leerares." wissel van een handelsvriend geëndos- hij langzaam, „ik hoop, dat God mij nog jongen een voorbeeld te nemen hoe Daar viel mijn werkdoos met een slag seerd had, dat die vriend niet aan zijn lange jaren in het leven houdt. Bid maar vele arme families zouden dan welstand, op den grond Leerares aan de St. An- verplichtingen kon voldoen en dat hij veel voor je vader." vrede en een goeden naam weervinden, driesschool, en ik dacht aan een huwe- dus verplicht was te betalen. „Is dat nu een vraag, Dorothée lis lij ksaanzoek O, wat was dat een mis- „Hoeveel is het?" vroeg ik. pelde de moeder, en toen het kind, ver- rekening En daar zat Dutton even vrien- „Niet meer dan een ellendige honderd wonderd over den benepen klank der Teleurstellinqen. delijk en. glimlachend, als altijd. pond sterling, en morgen heb ik geld stem, naar haar opzag, zag het tranen in a „Ziet ge," ging hij kalm voort, „ik in overvloed ik heb mijn schikkingen haar oogen. „Eet je pap liever op je In vertrouwen natuurlijk zal ik u eens heb er een bijzondere reden voor, mijn zoo getroffen, dat morgen mijn wissels wordt veel te nieuwsgierig, en dat staat vertellen, waarom ik een oude jonge- meisjes juist nu naar een kostschool te aankomen. Maar vandaag helaas Hetty, zeer leelijk voor kleine meisjes." juffrouw ben gebleven. Eens, weliswaar, zenden. Ik kan het u wel in vertrouwen waarom treft mij geen bliksemstraal uit Het kind dacht, dat ze vader en moeder ben ik bijna geëngageerd geweest en eens zeggen, beste Hetty.... ik hoop spoe- den hemel Waarom blijf ik nog leven!" veel verdriet had aangedaan. Ze was erg heb ik op het punt van trouwen gestaan, dig te trouwen met Lucie Hooper." „Maar ik kan u wel honderd pond ster- stout, maar ze had het niet kunnen helpen, maar het is misgeloopen. Nu heb ik er Lucie Hooper nog wel, een kind van ling leenen, Gustave!" Zij at haar pap stilletjes op en dacht erover, maar in berust, voor zoover men dat van achttien jaar, met een rosig gezichtje „O mijn beschermengel Nog maar een of pa nu zou doodgaan, een vrouw kan verwachten, maar ik ben en die evenveel verstand had van op- enkelen dag en dan zal uw Gustave al de „Papa is zeker boos op mij," dacht zij, niet altijd zoo geweest. voeding als van.... schatten zijner voorvaderen aan uw „en zal mij niet goedendag willen kussen." Hij was een welgedaan, levenslustig „En," ging de dwaze oude weduwnaar voeten leggen 1" Zij klom stillekens naar boven, ging voor weduwnaar van middelbaren leeftijd, voort, „en ik zou zoo gaarne willen dat Ik had juist nog honderd pond over, haar bedje zitten en schreide bitter, met met twee dochters, een vroolijke prater ge van uw invloed vooral op mijn meisjes want mijn uitzet had mij meer gekost het hoofdje in de kussens, tot zij van ver en had de aangenaamste manieren. gebruik maaktet, want Malvina is ge- dan ik gedacht had en die gaf ik hem. moeienis in slaap viel. Hij kwam niet bepaald om mij op te neigd tot knorrigheid en Sara Jane.Hij boog zich over mijn hand en kuste zoeken, maar hij hield dikwijls bij ons „Ja, dat weet ik," viel ik hem in de die. Dutton met zijn alledaagsche hof- Toen Dorothée weer wakker werd, tuinhek stil, (onze woningen lagen naast rede, en hief mijn hoofd ongeduldig makerij had er nooit aan gedacht Lucie was het donker. Zij lag in bed ook, in elkaar) en bleef een gezellig praatje ma- op „maar ik houd niet van onderwijs Hooper's hand te kussen haar nachtponnetje gekleed, ken en van de zangvereeniging en an- geven." In zijn natuur was geen greintje poëzie, „Moeder zal mij hebben uitgekleed," dere bijeenkomsten gingen wij altijd „Houdt ge niet van onderwijs geven? „Morgen O, Hetty, morgen!" fluis- dacht zij, terwijl zij rechtop ging zitten samen naar huis. Wel, ik dacht...." terde hij feeder. en zich de oogjes wreef. Op zekeren avond kwam hij tegen dat „Het kan mij niet schelen wat gij dacht," „Ik tel de minuten, de seconden!" „Pa is zeker weggegaan! En hij heeft het begon te schemeren bij ons aan. Ik riep ik driftig. „Ik heb geen lust die be- En hij ging heen, fier en trotsch als een mij niet eens goedennacht gekust.. Wat zat voor het raam en hoorde hem zijn trekking aan te nemen 1" echt ridder het werd morgen, maar wie is het stil in huis Allen zijn zeker naar voeten op den mat vegen. Dutton staarde mij met wijd open- kwam, geen bruidegom! het uur voor bed. Ja, ze kon moeder in haar slaapkamer „Kom binnen, Dutton, en steek een gesperde oogen aan. de bruiloft bepaald verstreek; maar nog zwaar hooren ademen.... 't Was zeker pijp op," zeide mijn vader op zijn ge- „Mijn beste Hetty!" steeds geen Gustave. laat.. Hoor, daar slaat de kerktoren., wone gastvrije manier. „Ik ben uw beste Hetty niet!" barstte Ik begon zenuwachtig te worden, toen Elf uur.... Waarom heeft pa me niet „Neen, dank u," was het antwoord, ik los, op het punt van woede en veront- eindelijk madame Rocheperde binnen- wakker gemaakt en gekust? Misschien „ik wilde juffrouw Hetty spreken." waardiging te gaan schreien. snelde met een briefje met het fijne schrift komt hij niet terug, en schieten de Pruisen „O zoo," lachte mijn vader „Ga dan „Het dient nergens toe er nog meer van mijn verloofde. hem dood." maar naar binnen, die zit te werken." woorden over te verspillen. Ik geef geen „Arm kind, lees dat riep ze uit en Om haar hals droeg zij aan een zijden Ik werkte ijverig door en deed net les aan de St. Andriesschool Die Lucie wierp het in mijn schoot. koordje een medaljon met het portret van alsof ik hem niet bemerkte voordat hij Hooper zal niet weinig verwonderd zün. Het was een schrijven van Gustave aan haar vader. Het kind kuste het.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 16