SPAARDEBANK m Leekepreeken. Dit nummer bestaat uit 24 bladzijden, waaronder het geillustreerd Zondagsblad in acht bladzijden. Monseigneur Mathias Petrus Joannes Möllmann CREDSETBRIEVEN Ingezonden Mededeelingen Glasheldere theorie? Ingezoitden Mededeelingen» Zaterdag 26 April 1924 47ste Jaargang No. 14723 28 October 1911 28 April 1924 Vicaris Generaal van het Bisdom Haarlem Directie: Mr. Th. WESTERWOUDT. a 75 cents per regel. Rheumatiek Hoofd- eo Zenuwpijn Verkoudheid Griep Influenza BEZORGT VOOR ALLE LANDEN. Spaarboekjes mei 4 pCi. rentevergoeding HOMO SAPIENS. BINNENLAND. a 75 cents per regel. 'Je abonnementsprijs bedraagt voor Haarlem en Agentschappen: Per week 0.25 Per kwartaal 3.25 Franco per post per kwartaal bij vooruitbetaling 3.58 Bureaux: Nassaulaan 49, Haarlem. Telefoonnummers: 1426, 2741 en 1748. Postrekening No. 5970. NIEUWE HAARLEMSCHE COURAHT Advertentiën 35 cents per regel. Bij contract belangrijke korting. Advertentiën tusschen den tekst als ingezonden mededeeling op de le Pagina's 60 et. per regel. Vraag- en aanbod-advertentiën 1—4 regels 60 cent per plaatsing; elke regel meer 15 cent, bij vooruitbetaling. MWlllllllllHllllijlllffillili neeren zulke huisvrouwen in een gegoed burgergezin, nog meisjes 'thuis waren, hiel pen wij onze moeders in de huishouding, borduurden in de vrije uren en schonken thee of musiceerden voor de gasten. En dat moet zoo blijven! En zij beschouwen het als een moderne uitglijding, als feminisme, wanneer haar dochters van dit welbeproef de pad afwijken Toch kan het zijn, dat zij met deze goede bedoeling en bezorgdheid veel meer afbreken dan opbouwen. Nie mand onttrekt zich nu eenmaal aan den tijdgeest en zeker niet de jeugd. Wat vroe ger als algemeen geldend geduld en gedra gen werd, wordt nu als een benauwenden, last gevoeld. Het verkeer vai vier, vijf vol wassen meisjes met moeder in één gezin van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat kan oefenen op den gang der maatschappij, zijn uiterst schaarsch. De arbeid van een vol leerde huisvrouw, welke zich met opgewekt heid wijdt aan de verzorging van een ge zin, is juist in zijn vele variaties kleuriger dan menig begeerd beroep en zeker zoo nuttig als welk ander bestaan ook. Een huis houden is een wereldje in het klein; kin- deropvoeding- en verzorging; bet voedings- vraagstuk van een heel gezin; de zorg om met de kleinst mogelijke middelen het grootst mogelijke effect te bereiken; aan kleeding, verfraaiing en inrichting der wo ning en het bijbrengen van gezelligheid.... noem het kleinigheden, ons dunkt, op zulk een verheven taak is een loflied te zingen! De neiging, om met minachting op de huiselijke werkzaamheden neer te zien Snol on zeker werkend tegen Togsl-tabl. bi) alle Apoth. en Drog. vezkrijgb. Nog ligt in blijde, dankbare herinnering het onvergetelijk gouden priestcrleest van onzen Hoogwaardigen Bisschop. Reeds zien Geestelijkheid en gcloovigen verlangend uit naar den gezegenden dag, waarop onze Doorluchtige Kerkvoogd Zijn zilveren Bis- schopsjubilé gedenken zal of zie, daar vraagt de tweede persoon in waardigheid onder Haarlems geestelijkheid onze oprechte hoog achting en warme dankbaarheid. Immers Maandag a.s, gedenkt de Hoog waardige Vicaris-Generaal van ons Bisdom, Mgr. M P. J. Möllmann, den dag, waarop hij, 12 'A jaar geleden, door Mgr. A. J. Cal lier als Zijn Vicaris-Generaal werd aange steld. Met hel zilveren feest, hetwelk de Hoog vaardige feesteling 15 Aug. 1917 het geluk had onder zóó groote deelneming te vieren, hebben wij naar best vermogen in onze courant liet groote werk belicht, hetwelk Mgr. M. P. J. Möllmann als Secretaris van het Bisdom tot stand bracht; hoe hij bijna 20 jaren Mgr. C. J. M. Bottemanne en onzen tegenwoordigen Bisschop Mgr. A. J. Callier met zijn uitnemende gaven ter zijde stond Heden is het, onze plicht, am, boewei de liooge feesteling liefst ons zwijgen liet, bet licht te doen vallen op den arbeid, dien onze Vicaris-Generaal ih Zijn 121-4.jarig Vicariaat voor ons Bisdom in het algemeen en voor de stad Haarlem in het bijzonder verrichtte. Toen Mgr. A. Brouwer z.g. 10 Sept. 1911 hoogbejaard vredig in den Heer ontsliep, waren als van zelf door priesters en leeken de oogen gericht op den toenmaligen Secre taris van het Bisdom, onzen huidigen jubi laris. Met groote ingenomenheid begroetten dan ook priesters en gcloovigen 28 Oct. 1911 wijdingsdag van onzen Hoogwaardigen Bisschop de benoeming van Mgr. Möll mann tot Vicaris-Generaal van Haarlem's Bisdom. Grootere waardigheid kon de Bisschop zelf hem niet schenken, daar de benoeming tot Vicaris-Generaal beduidt, dat deze met den Bisschop één persoon uitmaakt, en dus de Vicaris-Generaal in alles, den persoon van den Bisschop vertegenwoordigt. Welk ontzaggelijk werk Mgr. Möllmann in de jaren van zijn Vicariaat tot stand bracht, blijkt wel uit de talrijke kerken, scholen, liefdadige instellingen, religieuse vestigingen enz., welke in ons groot en gewichtig diocees de laatste jaren werden gebouwd en opge richt en wel in het zoo moeilijk tijdperk van den grooten oorlog en drukkende malaise, welke wij thans medemaken. Deze 12% jaren, mogen voor den zwaren arbeid meer dan dubbel worden gerekend. Ieder priester en bestuurslid cencr orga nisatie weten, welke berekeningen, wal drukkende zorgen, hoe groote verantwoor delijkheid de stichting een er kerk, school of instelling medebrengt; zulk werk vraagt bijna den gehefclen mensch. Welk een reuzenwerk leverde dan onze Vicaris in zijn 12>s-jarig Vicariaat, die tal- looze kerken, scholen en instellingen door zijn klare inzichten, voozichtig oordeel en degelijke vastberaden leiding mogelijk maakte. Wat stond menigeen onder ons voor een, naar het hem toeleek, hopelooze laak, voor moeilijkheden, welke niet te overwinnen schenen, maar het uitnemend berekend plan van den Vicaris, zijn diepe kijk in zaken, zijn scherp verstand, zijn krachtige nooit van bemoediging en troost brachten altoos uitkomst. In andere groote Bisdommen wordt de Vicaris in zijn ambt bijgestaan door eta staf van medehelpers, maar onze Vicaris deed dit alles zoo goed als alleen. Voeg hierbij het nauwkeurig gedegen toezicht op de onroe rende en roerende goederen der kerkelijke instellingen, welke alle hem rekenplichtig zijn, dan de persoonlijke inspectie det dekanaten en de visitatie der kloosters en ge hebt nog maar ten deelc het arbeidsveld overzien; immers het voornaamste viel buiten deze beschouwing, het geestelijk werk van den feesteling, Rusteloos, met onvermoeide kracht heeft Mgr. Möllmann gearbeid aan de verdieping en verbreeding van het geestelijk leven van Haarlem's katholieken. Hoe heeft hij nooit gedraald om, waar de leerstellingen van ons H Geloof gevaar liepen of de Tucht der H. Kerk in gedrang kwam, openlijk met kracht en zonder schroom zijn stem te ver heffen. Priesters, religieusen en leeken hebben genoten van zijn geestelijke gaven, welke hij bij voorkeur zoo graag aan een ieder weg schonk. Veel, heel veel zou over het persoonlijk leven van onzen Vicaris, vooral in betrek king tot de stad Haarlem, waar hij meer dan 30 jaren leefde en werkte, te zeggen zijn Zooveel is God alleen bekend en dengenen, die het van nabij mochten aanschouwen of in allerlei vormen zijn gaven genoten. Moge God onzen Vicaris nog vele jaren sparen voor ons Bisdom; moge hij tot in hoogen ouderdom de raadsman en steun zijn van onzen vereerden, grijzen opperherder, Mgr. Callier. De geestelijken en leeken mogen hel zich tot plicht rekenen den hoogen feesteling hun dankbare gelukwenschen aan te bieden, maar vooral Maandag a.s. in het H. Misoffer, in de H. Communiën en gebeden den Hoog waardigen Vicaris te gedenken en op hem toe te passen, wat de H. Kerk in het Brevier laat bidden voor den Paus: Dominus conservet eum et beatum faciat cum in terra. De Heer behoude hem en make hem ge lukkig op aarde! j meer schade aan gemoedsrust en xarakter- vorming doen, dan de aanraking met al de gewaande gevaren van een beroep. Toch kan er in de zucht van die jonge meisjes om buitenshuis le gaan wel dege lijk feminisme schuilen. Het verlangen naar bezigheid elders is prijzenswaardig, wanneer het geschiedt om de meest voorkomende re den, n.m. om door een beroep geld le ver dienen, het huishouden mede te i ndcrsteu- nen of zich zelf te bedruipen, Het is ook te billijken, wanneer de geldelijke verdienste bijzaak, doch de alkeer van een leeg be slaan en het doel om zicii nuttig bezig te houden vóór zit. Wanneer echter een meis je het huis ontvlucht, alleen uit min achting voor stof afnemen en kopjes was- schen, voor „kousen stoppen", zooals de klassieke term luidt, dan is hier wel dege lijk feminisme in het spel. Hier raken wij het eerste uitwas der vrouwenbeweging, de opvatting, als waren huiselijke bezigheden schadelijk voor de heeft van zelf geleid tot een verderen en veel vërderfelijken stap, n.m. tot de min achting voor het gezin zelf. Wanneer de jonge vrouw den neus ophaalt voor de taak der huisvrouw, waarom zal de echtgenoote zich dan niet trachten te onttrekken aan de moederplichten? Wij raken hier aan het echte feminisme. En om meteen maar mid den in het onderwerp te stappen waarover al zooveel is gewreven en geschreven en waarover boekdeelen te vullen zouden zijn, halen wij hier aan wat mevr. Wibaut on langs schreef in de vrouwenrubriek van „Het Volk" over moederpensioenen, waar over men thans in Engeland den mond vol heeft. Daarbij gaat het dan nog maar enkel over pensioenen aan weduwen, die met minderjarige kinderen achterblijven. Maar eenmaal op dien weg, zal men niet kun nen blijven staan, dan komt men lot vol ledige gemeenschapszorg, meent onze Ne- derlandsche feministe. Maar laten wij haar zelf aan het woord. Zij schreef: Het stoomgemaal de Cruquius aan de Lijnden, ondergaat eene belangrijke uitbreiding en verbetering in verband met de bemaling van den Haarlemmermeerpolder. Hierboven een kijkje op de tverkzaamheden. al de moeilijke vraagstukken die het Mou wenleven betreffen? Het is wel gemakkelijk om met een groot woord, als „de vrouw hoort in het gezin", zich van al die kwesties af te maken. Maar daarmee is niet aangetoond hoe de vrouw moet leven, hoe het gezin moet kunnen le ven én daar gaat het om. Ongeloofelijk oppervlakkig is de manier waarop de tegenstanders over den arbeid der gehuwde vrouw spreken. En wij kunnen dat best begrijpen. Want als men dieper op deze dingen in zou gaan, dan zou men zien, dat de oude toestanden niet meer te handhaven zijn. dat de nieuwe tijd nieuwe eischen stelt, waaraan men niet ontkomen kan. O, men kan zoo gemakkelijk als men de kracht heeft, per koninklijk besluit be palen, dat de vrouw uit haar betrekking wordt ontslagen als ze trouwt. Maar het is struisvogel-slimheid als men meent op deze manier gezin en huwelijk te beschermen, want feitelijk komt deze handeling neer cp huwelijksverbod voor de werkende vrouw. Die gezinsbescherming bestaat bij de ker- kelijken dan ook alleen maar in schijn. Was het bun ernst er mee, dan zouden zij juist voorstanders moeten zijn van de maatrege len, die nu in Engeland aanhangig zijn (rr.ee- derpensioen). Wij voor ons zouden de bescherming van het kind nog op andere wijze na willen streven dan door een moederpensioen. Wij zouden meenen, dat ook het oog gericht moest worden naar gemeenschaps-opvoe- ding. Door uitbouw van sociale zorg voor het kind, door mooie kindertehuizen, kin dertuinen, vérgaande verbetering van voor bereidend en lager onderwijs, zou de staat voor het toekomende geslacht moeten zor gen en daarbij de moeder onschatbare hulp bij de opvoeding verleenen. Ziedaar de barre consequenties van het echte feminisme: terug naar den Sparlaan- schen staat met zijn zwarte soep, uitge deeld aan heel de gemeente midden op de markt! De moeders hebben niet anders te doen dan de kinderen ter wereld te bren gen: de staat zorgt voor de babies; voor zuigelingen-inrichtingen, voor de kleine kin deren in tehuizen en staatstuinen en in de staatsscholen voor de opgroeiende jeugd; de ouders krijgen hun kinderen dan volwassen thuis! Het is voldoende een dergelijke geestes richting te signaleeren; 't zou een beleedi- ging voor onze lezeressen zijn, wanneer wij de dwaasheid, de hardheid, het ruïneuse, het misdadige in dit betoog gingen aan- toonen. Het misdadige ja, tegenover de vrouw, die men lot louter fokvee verlaagt, van wie geëischt wordt aan het teederste en schoonste in haar wezen: moederliefde en moederzorg te verzaken ter wille der gemeenschapsidee. Maar wij hebben deze taal van een der voorvechtsters der ultra-moderne vrouwen beweging niet willen verzwijgen, om te laten zien, wat eigenlijk feminisme is en waartoe het in zijn consequenties voert. een kijkje op den Rijksst.: ie Schoten, gezien vanat net Soendaplein. Zooals men weet stond eenigen tijd geleden een bericht in de N. H. Crt„ waarin over het rooien van boomen op den Rijksstraatweg werd gesproken. Zooals men zlet,de weg be- eviivtjr CIOUUIU) ÜJU nitivuug" »U UUUiUCIl UJI UVU h O r 1 - I wankelende steun, daarbij een kalm woord langrijk verbreed worden, wat het drukke verkeer daar ter P*aa seen "°C^.^ Zi tnmen' 35. FEMINISME. Vrouwenbeweging en feminisme zijn be grippen, die elkaar bij lange na niet dek ken, betoogden wij in een vorige beschou wing, waarin wij over het streven der mo derne vrouw naar vrijmaking, naar „ont voogding" het een en ander neerschreven. Over dat feminisme zelf willen wij liet van daag nog eens afzonderlijk hebben en dan, gelijk men met al die „ismes" van den te genwoordigen tijd moet doen, zeggen, wat het niet is en wat het wel is. Met een enkele positieve omschrijving zouden wij, om goed begrepen te worden, moeilijk kun nen volstaan. feminisme dan is niet het streven van de jonge en zelfs van de meer bedaagde vrouw om zich aan huishoudelijke bezighe den le onttrekken, om een maatschappelijk beroep te kiezen, te gaan studeeren aan muziekschool of academie. Nog maar al te vee! neemt men in overigens voorbeeldige huishoudens het conflict tusschen ouders en kinderen, voornamelijk tusschen de moeder en de volwassen dochters waar, dat n.m. de eene partij het niet passend met den stand der familie en het ook onvrouwelijk acht, wanneer een meisje als verpleegster, apothekers-assistente, typiste of iets derge lijks in dienst treedt. Toen wij, aldus rede- vrouwelijke persoonlijkheid. Een goede vrouwenbeweging zal deze meening met kracht bestrijden. Wanneer men de bezig heden van een huisvrouw afzonderlijk be schouwt, beslaan zij inderdaad uit kleinig heden, nietigheden vaak Maar slechts een geëxalteerde geest kan er iets minderwaar digs in zien. Bestaat heel ons leven niet uit kleinigheden? Hoeveel menschen zijn er op de wereld, die dagelijks louter groote- din gen doen? Het werk van de overgroote meerderheid der mannen, zelfs van hen, die tot de z.g. hersenarbeiders behooren, be staat uit telkens terugkeerende bezigheden. Die arbeid, waartegen anderen opzien, is voor de meesten routine-werk geworden. Ook hun werk bestaat uit een aaneenscha keling van kleinigheden. En de werkelijke geestelijke leiders, de menschen, die de ideeën vormen, het leven leiden, invloed ;w,.. Hierboven een kijkje van de werkzaamheden aan de Kennemerstraat. Een der ouue kanonstukken, welke naast den ouden ingang in den grond stonden, worde-r, opgegraven. Zooals men ziet, gaat dit niets eens zoo heel erg makkelijk. Een eindje daarachter het nieuwe hek om het Cavalerie-terrein, dat thans geheel voltooid is „Alle kinderen komen even naakt lei- wereld, de maag van het arme kind is niet anders gevormd dan die van het rijke kind. Waarom heeft het eene kind zooveel rui mer rechten dan het andere? Kan hij hel helpen als zijn vader sterft, of als rijn vader weinig verdient, of werkloos is? Het kan niets anders of men zal over deze vragen moeten gaan denken, wanneer eenmaal een deel van de kinderen hun op voeding van de gemeenschap zqllen krijgen. Maar als men over deze dingen doordenkt, dan moet men komen tot veroordeeling van het stelsel waaronder wij leven. Dan komt men lot zuiver socialistische eischen," En verder; „Welke oplossing zien zij, die van staats hulp niets willen weten, die zelfs den staatssteun aan zwangere en kraamvrouwen ontwrichting van het gezin 'noemen, voor „De Tijd" wijdde in de laatste weken eenige artikelen aan het „Paaschmanifest." In het IVde artikel (Dinsdag 15 April j.l.) wordt gezegd, dat het recht der arbeiders op medezeggenschap, vroeger fel betwist, voor ons Katholieken eigenlijk geen vraag "meer is. Dit zou dan vooral te danken zijn aan de bekende rede van Mr. Dr. Ch. Raay- makers S.J. op het Congres der R. K. V ak- beweging in Mei 1921. Daar werd o.m. de volgende theorie opge zet: kapitaalnemers en arbeidgevers vol gens P. Raaymakers een betere naam voor werkgevers en werknemers: wat men ook a! kan betwisten, omdat de woorden hun beleekenis krijgen van het gebruik, verba valent usu staan juridisch als contrac- De veiligste belegging Uwer Spaargel den is in de SPAArtBANK VOOR KATHOLIEK NEDERLAND Bij kantoor te Haarlem, NASSAU LAAN 18. Dadelijk ingaande rente 4 pCt. Vraagt inlichtingen Zitdagen Maandags, Woensdags, Vrij dags van 6—9 u. n.m. en Zaterdags van 591/„ u. Voor belanghebbenden ligt Balans 1923 ter inzage. Bijkantoor Nas saulaan 18. teerende partijen, volkomen als gelijken tegenover elkander „En als er kwestie is van een zekere meerderheid, dan zijn de werknemers en niet de werkgevers de meer deren, want zedelijk en maatschappelijk moet de praestatie van de arbeiders hooger worden gewaardeerd Zoolang als de mensch meer waard is dan de productie-middelen en een menschelijke handeling meer waard is dan de werking van de natuurkrachten, zoolang als het edeler is te leven van de vruchten van eigen arbeid, dan een inkomen te verwerven zonder arbeid uit bezit alleen, door den arbeid van anderen, zal ieder moe ten erkennen, dat de praestatie van de werknemers bij de productie zedelijk hooger staat en voor de maatschappij belangrijker is dan die van de werkgevers, die als zoo danig niets anders doen, dan hun kapitaal bij de productie ten gebruike afstaan en het risico dragen Wanneer dc werkgever tevens leider productie is, is bij ook arbeider en staat hij gelijk in zooverre met de werkne mers, d.w.z., degenen, die hun arbeid geven, gelijk." Na nog 'n citaat van P. R over medezeg genschap en privaateigendom gegeven te hebben, roept „De Tijd" uil: „ziedaar de glasheldere theorie". ,,'t Zal wel aan mij liggen, zegt Dr. Hent- zen O. F. M. in de „R K, Werkgever doch nooit heb ik deze mofiveering van de me dezeggenschap der arbeiders kunnen begrij pen, hoe „glashelder" zij dan ook misschien voor anderen is. En nu deze theorie zoo on geveer als de katholieke wordt voorgesteld, nu wil ik dan toch wel gaarne publiek be kennen, dat voor mijn oogen die theorie nog niet helder genoeg is.' Steunend toch op de superioriteit van den levenden arbeid boven het brute, doode ka pitaal. wordt de medezeggenschap van den arbeider gegrondvest Dc arbeider heeft recht op meespreken omdat zijn praestatie de hoogste, de voornaamste is. In dezen gedachtengang zou men eigenlijk moeten zeggen: de arbeider móet niet mee spreken. hij moet eigenlijk alleen spreken. En vraagt de boer wel aan zijn ploeg en aan zijn paard, of hij mee mag beslissen wat en waar men ploegen zal? of drijft de boer den ploeg niet en zelfs zijn paard, waar hij het verkiest? Ja maar, zal men zeggen, de bedoelde theorie rekent onder de arbeiders (of ar beidgevers) ook de leiders der productie. Juist, doch dat maakt het geval nog vreem der. Zij leert, dat de werkgever als leider der productie, als arbeider en in zooverre, met den werknemer gelijk staat: n.l. beiden zijn als mensch verheven boven de produc tiemiddelen. Die reden gaat evenzeer voor beiden op. Uit dit beginsel volgt, dat beiden ook gelijke zeggenschap in het bedrijfsleven moeten hebben. Zijn theorie maakt geen verschil t.o.v. de zeggingschap tusschen lei ders en uitvoerders. Wil de ontwerper dezer theorie dat wel. dan hapert er iets aan die theorie, en de correctie ervan werpt haar tamelijk wel omver. Men zou nog verder kunnen gaan met twijfels omtrent deze „glasheldere" theorie. Waarom wordt in die Rede, opgebouwd op deze theorie, de medezeggenschap beperkt tot algemeene bedrijfsvoorwaarden? Waar om alleen medezeggenschap tot wat betrek king heeft op of in verband staat met de arbeidsvoorwaarden beperkt? Waarom niet heel de technische en commercieele leiding aan de arbeiders? De genoemde theorie past ook op zulk een eisch. Waarom, zooals in de bewuste rede gebeurde, gestreefd naar 'n medezeggenschap in fabrieksraden, gelijk deze bij Stork bestaan en waarom niet naar fabrieksraden, die tegelijk de Directie uit maken? of waarom naar een medezeggen schap door middel van een zeker aantal acties of kapitaalaandeelen: de medezeg genschap die men daardoor verovert, is eigenlijk in die theorie een usurpatie, want niet de kapitaalbezitter maar de arbeider is de meerdere, terwijl aandeelen den arbei der tot kapitaalgever degradeeren. Nog eens, het zal wel aan mij, aan mijn oogen liggen, maar het „glasheldere" van de bewuste theorie wil niet lot mij door stralen. Zij blijft voor mij onder een dik waas van twijfel liggen. Deze theorie schijnt geen deugdelijke grondslag voor de stelling der medezeggenschap. Op haar lijkt me het bekende adagium van toepassing: „qui nimis probat, nihil probat, wie te veel bewijst, bewijst niets." M.i. kan men de verhouding van „kapi taalgevers" en „arbeidgevers" hier latwi rusten en moet men bij het netelig vraag stuk der medezeggenschap uitgaan van het beginsel, dat de loonarbeider degene is die in dienst staat van den ondernemer; dat de ondernemer degene is, die de leiding heeft, die last geeft aan den uitvoerder. Volkomen stem ik in met hetgeen Dr. Weve O.P. „glashelder" uiteenzette op de 8ste sociale week: „De formeele functie van den werk gever als werkgever bestaat niet in het ver schaffen van. kapitaal; zijn functie is het, formeel gesproken, doelsteller te zijn; m.a.w. hij bepaalt wat er gemaakt moet worden en in welken omvang en hij gebruikt daar voor uitvoerende krachten als zijn hulp. Zóó werken zij: de een als richter, de ander als uitvoerder der productie. Zeker, de laatste grond, waarom de eerste richter en lastgever is, ligt hierin, dat hij de kapitaal goederen bezit en dus bepalen kan wat er van en er mee gemaakt zal worden, maar het is dit richten der productie, dit sturen van den arbeid naar een bepaalde richting, waardoor hij zijnerzijds deelneemt aan het proces en wel als causa principalis". Iemand, die enkel kapitaalgoederen be schikbaar stelt aan arbeiders en verder niets bepaalt omtrent het te maken product, is maar in zeer beperktep en oneigelijken zin patroon Denk hier aan kleine aandeelhou ders van een groote N.V. Bij het vraagstuk dus der medezeggen schap der arbeiders moet men m.i. uitgaan van het bijzonder karakter van hun arbeid n.l. als zijnde uitvoerenden arbeid. Daarom is ook elke eisch van medezeggenschap, welke met dit karakter in strijd is en met name naar zich wil toehalen wat tot den leidenden arbeid behoort, volstrekt onbe staanbaar met de juiste verhouding in het bedrijfsleven; een recht op zulk een mede zeggenschap is er niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 1