SPAARDEBANK
m
Leekepreeken.
Dit nummer bestaat uit 24 bladzijden, waaronder
het geillustreerd Zondagsblad in acht bladzijden.
Monseigneur Mathias Petrus Joannes Möllmann
CREDSETBRIEVEN
Ingezonden Mededeelingen
Glasheldere theorie?
Ingezoitden Mededeelingen»
Zaterdag 26 April 1924
47ste Jaargang No. 14723
28 October 1911 28 April 1924
Vicaris Generaal van het Bisdom Haarlem
Directie: Mr. Th. WESTERWOUDT.
a 75 cents per regel.
Rheumatiek
Hoofd- eo
Zenuwpijn
Verkoudheid
Griep
Influenza
BEZORGT
VOOR ALLE LANDEN.
Spaarboekjes mei 4 pCi. rentevergoeding
HOMO SAPIENS.
BINNENLAND.
a 75 cents per regel.
'Je abonnementsprijs bedraagt voor
Haarlem en Agentschappen:
Per week 0.25
Per kwartaal 3.25
Franco per post per kwartaal bij
vooruitbetaling 3.58
Bureaux: Nassaulaan 49,
Haarlem.
Telefoonnummers: 1426, 2741 en
1748.
Postrekening No. 5970.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURAHT
Advertentiën 35 cents per regel.
Bij contract belangrijke korting.
Advertentiën tusschen den tekst
als ingezonden mededeeling op de
le Pagina's 60 et. per regel. Vraag-
en aanbod-advertentiën 1—4 regels
60 cent per plaatsing; elke regel
meer 15 cent, bij vooruitbetaling.
MWlllllllllHllllijlllffillili
neeren zulke huisvrouwen in een gegoed
burgergezin, nog meisjes 'thuis waren, hiel
pen wij onze moeders in de huishouding,
borduurden in de vrije uren en schonken
thee of musiceerden voor de gasten. En
dat moet zoo blijven! En zij beschouwen het
als een moderne uitglijding, als feminisme,
wanneer haar dochters van dit welbeproef
de pad afwijken Toch kan het zijn, dat
zij met deze goede bedoeling en bezorgdheid
veel meer afbreken dan opbouwen. Nie
mand onttrekt zich nu eenmaal aan den
tijdgeest en zeker niet de jeugd. Wat vroe
ger als algemeen geldend geduld en gedra
gen werd, wordt nu als een benauwenden,
last gevoeld. Het verkeer vai vier, vijf vol
wassen meisjes met moeder in één gezin van
's ochtends vroeg tot 's avonds laat kan
oefenen op den gang der maatschappij, zijn
uiterst schaarsch. De arbeid van een vol
leerde huisvrouw, welke zich met opgewekt
heid wijdt aan de verzorging van een ge
zin, is juist in zijn vele variaties kleuriger
dan menig begeerd beroep en zeker zoo
nuttig als welk ander bestaan ook. Een huis
houden is een wereldje in het klein; kin-
deropvoeding- en verzorging; bet voedings-
vraagstuk van een heel gezin; de zorg om
met de kleinst mogelijke middelen het
grootst mogelijke effect te bereiken; aan
kleeding, verfraaiing en inrichting der wo
ning en het bijbrengen van gezelligheid....
noem het kleinigheden, ons dunkt, op zulk
een verheven taak is een loflied te zingen!
De neiging, om met minachting op de
huiselijke werkzaamheden neer te zien
Snol on zeker werkend tegen
Togsl-tabl. bi) alle Apoth. en Drog. vezkrijgb.
Nog ligt in blijde, dankbare herinnering
het onvergetelijk gouden priestcrleest van
onzen Hoogwaardigen Bisschop. Reeds zien
Geestelijkheid en gcloovigen verlangend uit
naar den gezegenden dag, waarop onze
Doorluchtige Kerkvoogd Zijn zilveren Bis-
schopsjubilé gedenken zal of zie, daar vraagt
de tweede persoon in waardigheid onder
Haarlems geestelijkheid onze oprechte hoog
achting en warme dankbaarheid.
Immers Maandag a.s, gedenkt de Hoog
waardige Vicaris-Generaal van ons Bisdom,
Mgr. M P. J. Möllmann, den dag, waarop
hij, 12 'A jaar geleden, door Mgr. A. J. Cal
lier als Zijn Vicaris-Generaal werd aange
steld.
Met hel zilveren feest, hetwelk de Hoog
vaardige feesteling 15 Aug. 1917 het geluk
had onder zóó groote deelneming te vieren,
hebben wij naar best vermogen in onze
courant liet groote werk belicht, hetwelk
Mgr. M. P. J. Möllmann als Secretaris van
het Bisdom tot stand bracht; hoe hij bijna
20 jaren Mgr. C. J. M. Bottemanne en onzen
tegenwoordigen Bisschop Mgr. A. J. Callier
met zijn uitnemende gaven ter zijde stond
Heden is het, onze plicht, am, boewei de
liooge feesteling liefst ons zwijgen liet, bet
licht te doen vallen op den arbeid, dien
onze Vicaris-Generaal ih Zijn 121-4.jarig
Vicariaat voor ons Bisdom in het algemeen
en voor de stad Haarlem in het bijzonder
verrichtte.
Toen Mgr. A. Brouwer z.g. 10 Sept. 1911
hoogbejaard vredig in den Heer ontsliep,
waren als van zelf door priesters en leeken
de oogen gericht op den toenmaligen Secre
taris van het Bisdom, onzen huidigen jubi
laris. Met groote ingenomenheid begroetten
dan ook priesters en gcloovigen 28 Oct. 1911
wijdingsdag van onzen Hoogwaardigen
Bisschop de benoeming van Mgr. Möll
mann tot Vicaris-Generaal van Haarlem's
Bisdom.
Grootere waardigheid kon de Bisschop zelf
hem niet schenken, daar de benoeming tot
Vicaris-Generaal beduidt, dat deze met den
Bisschop één persoon uitmaakt, en dus de
Vicaris-Generaal in alles, den persoon van
den Bisschop vertegenwoordigt.
Welk ontzaggelijk werk Mgr. Möllmann in
de jaren van zijn Vicariaat tot stand bracht,
blijkt wel uit de talrijke kerken, scholen,
liefdadige instellingen, religieuse vestigingen
enz., welke in ons groot en gewichtig diocees
de laatste jaren werden gebouwd en opge
richt en wel in het zoo moeilijk tijdperk van
den grooten oorlog en drukkende malaise,
welke wij thans medemaken.
Deze 12% jaren, mogen voor den zwaren
arbeid meer dan dubbel worden gerekend.
Ieder priester en bestuurslid cencr orga
nisatie weten, welke berekeningen, wal
drukkende zorgen, hoe groote verantwoor
delijkheid de stichting een er kerk, school
of instelling medebrengt; zulk werk vraagt
bijna den gehefclen mensch.
Welk een reuzenwerk leverde dan onze
Vicaris in zijn 12>s-jarig Vicariaat, die tal-
looze kerken, scholen en instellingen door
zijn klare inzichten, voozichtig oordeel en
degelijke vastberaden leiding mogelijk
maakte.
Wat stond menigeen onder ons voor een,
naar het hem toeleek, hopelooze laak, voor
moeilijkheden, welke niet te overwinnen
schenen, maar het uitnemend berekend plan
van den Vicaris, zijn diepe kijk in zaken,
zijn scherp verstand, zijn krachtige nooit
van bemoediging en troost brachten altoos
uitkomst.
In andere groote Bisdommen wordt de
Vicaris in zijn ambt bijgestaan door eta staf
van medehelpers, maar onze Vicaris deed
dit alles zoo goed als alleen. Voeg hierbij het
nauwkeurig gedegen toezicht op de onroe
rende en roerende goederen der kerkelijke
instellingen, welke alle hem rekenplichtig
zijn, dan de persoonlijke inspectie det
dekanaten en de visitatie der kloosters en
ge hebt nog maar ten deelc het arbeidsveld
overzien; immers het voornaamste viel
buiten deze beschouwing, het geestelijk werk
van den feesteling,
Rusteloos, met onvermoeide kracht heeft
Mgr. Möllmann gearbeid aan de verdieping
en verbreeding van het geestelijk leven van
Haarlem's katholieken. Hoe heeft hij nooit
gedraald om, waar de leerstellingen van ons
H Geloof gevaar liepen of de Tucht der
H. Kerk in gedrang kwam, openlijk met
kracht en zonder schroom zijn stem te ver
heffen.
Priesters, religieusen en leeken hebben
genoten van zijn geestelijke gaven, welke
hij bij voorkeur zoo graag aan een ieder weg
schonk.
Veel, heel veel zou over het persoonlijk
leven van onzen Vicaris, vooral in betrek
king tot de stad Haarlem, waar hij meer dan
30 jaren leefde en werkte, te zeggen zijn
Zooveel is God alleen bekend en dengenen,
die het van nabij mochten aanschouwen of
in allerlei vormen zijn gaven genoten.
Moge God onzen Vicaris nog vele jaren
sparen voor ons Bisdom; moge hij tot in
hoogen ouderdom de raadsman en steun zijn
van onzen vereerden, grijzen opperherder,
Mgr. Callier.
De geestelijken en leeken mogen hel zich
tot plicht rekenen den hoogen feesteling hun
dankbare gelukwenschen aan te bieden,
maar vooral Maandag a.s. in het H. Misoffer,
in de H. Communiën en gebeden den Hoog
waardigen Vicaris te gedenken en op hem
toe te passen, wat de H. Kerk in het
Brevier laat bidden voor den Paus: Dominus
conservet eum et beatum faciat cum in
terra.
De Heer behoude hem en make hem ge
lukkig op aarde!
j meer schade aan gemoedsrust en xarakter-
vorming doen, dan de aanraking met al de
gewaande gevaren van een beroep.
Toch kan er in de zucht van die jonge
meisjes om buitenshuis le gaan wel dege
lijk feminisme schuilen. Het verlangen naar
bezigheid elders is prijzenswaardig, wanneer
het geschiedt om de meest voorkomende re
den, n.m. om door een beroep geld le ver
dienen, het huishouden mede te i ndcrsteu-
nen of zich zelf te bedruipen, Het is ook te
billijken, wanneer de geldelijke verdienste
bijzaak, doch de alkeer van een leeg be
slaan en het doel om zicii nuttig bezig te
houden vóór zit. Wanneer echter een meis
je het huis ontvlucht, alleen uit min
achting voor stof afnemen en kopjes was-
schen, voor „kousen stoppen", zooals de
klassieke term luidt, dan is hier wel dege
lijk feminisme in het spel.
Hier raken wij het eerste uitwas der
vrouwenbeweging, de opvatting, als waren
huiselijke bezigheden schadelijk voor de
heeft van zelf geleid tot een verderen en
veel vërderfelijken stap, n.m. tot de min
achting voor het gezin zelf. Wanneer de
jonge vrouw den neus ophaalt voor de taak
der huisvrouw, waarom zal de echtgenoote
zich dan niet trachten te onttrekken aan
de moederplichten? Wij raken hier aan het
echte feminisme. En om meteen maar mid
den in het onderwerp te stappen waarover
al zooveel is gewreven en geschreven en
waarover boekdeelen te vullen zouden zijn,
halen wij hier aan wat mevr. Wibaut on
langs schreef in de vrouwenrubriek van
„Het Volk" over moederpensioenen, waar
over men thans in Engeland den mond vol
heeft. Daarbij gaat het dan nog maar enkel
over pensioenen aan weduwen, die met
minderjarige kinderen achterblijven. Maar
eenmaal op dien weg, zal men niet kun
nen blijven staan, dan komt men lot vol
ledige gemeenschapszorg, meent onze Ne-
derlandsche feministe. Maar laten wij haar
zelf aan het woord. Zij schreef:
Het stoomgemaal de Cruquius aan de Lijnden, ondergaat eene belangrijke uitbreiding
en verbetering in verband met de bemaling van den Haarlemmermeerpolder. Hierboven
een kijkje op de tverkzaamheden.
al de moeilijke vraagstukken die het Mou
wenleven betreffen?
Het is wel gemakkelijk om met een groot
woord, als „de vrouw hoort in het gezin",
zich van al die kwesties af te maken. Maar
daarmee is niet aangetoond hoe de vrouw
moet leven, hoe het gezin moet kunnen le
ven én daar gaat het om.
Ongeloofelijk oppervlakkig is de manier
waarop de tegenstanders over den arbeid
der gehuwde vrouw spreken. En wij kunnen
dat best begrijpen. Want als men dieper
op deze dingen in zou gaan, dan zou men
zien, dat de oude toestanden niet meer te
handhaven zijn. dat de nieuwe tijd nieuwe
eischen stelt, waaraan men niet ontkomen
kan. O, men kan zoo gemakkelijk als men
de kracht heeft, per koninklijk besluit be
palen, dat de vrouw uit haar betrekking
wordt ontslagen als ze trouwt. Maar het is
struisvogel-slimheid als men meent op deze
manier gezin en huwelijk te beschermen,
want feitelijk komt deze handeling neer cp
huwelijksverbod voor de werkende
vrouw.
Die gezinsbescherming bestaat bij de ker-
kelijken dan ook alleen maar in schijn. Was
het bun ernst er mee, dan zouden zij juist
voorstanders moeten zijn van de maatrege
len, die nu in Engeland aanhangig zijn (rr.ee-
derpensioen).
Wij voor ons zouden de bescherming
van het kind nog op andere wijze na willen
streven dan door een moederpensioen. Wij
zouden meenen, dat ook het oog gericht
moest worden naar gemeenschaps-opvoe-
ding. Door uitbouw van sociale zorg voor
het kind, door mooie kindertehuizen, kin
dertuinen, vérgaande verbetering van voor
bereidend en lager onderwijs, zou de staat
voor het toekomende geslacht moeten zor
gen en daarbij de moeder onschatbare hulp
bij de opvoeding verleenen.
Ziedaar de barre consequenties van het
echte feminisme: terug naar den Sparlaan-
schen staat met zijn zwarte soep, uitge
deeld aan heel de gemeente midden op de
markt! De moeders hebben niet anders te
doen dan de kinderen ter wereld te bren
gen: de staat zorgt voor de babies; voor
zuigelingen-inrichtingen, voor de kleine kin
deren in tehuizen en staatstuinen en in de
staatsscholen voor de opgroeiende jeugd; de
ouders krijgen hun kinderen dan volwassen
thuis!
Het is voldoende een dergelijke geestes
richting te signaleeren; 't zou een beleedi-
ging voor onze lezeressen zijn, wanneer wij
de dwaasheid, de hardheid, het ruïneuse,
het misdadige in dit betoog gingen aan-
toonen. Het misdadige ja, tegenover de
vrouw, die men lot louter fokvee verlaagt,
van wie geëischt wordt aan het teederste
en schoonste in haar wezen: moederliefde
en moederzorg te verzaken ter wille der
gemeenschapsidee.
Maar wij hebben deze taal van een der
voorvechtsters der ultra-moderne vrouwen
beweging niet willen verzwijgen, om te laten
zien, wat eigenlijk feminisme is en waartoe
het in zijn consequenties voert.
een kijkje op den Rijksst.: ie Schoten, gezien vanat net Soendaplein. Zooals men
weet stond eenigen tijd geleden een bericht in de N. H. Crt„ waarin over het rooien
van boomen op den Rijksstraatweg werd gesproken. Zooals men zlet,de weg be-
eviivtjr CIOUUIU) ÜJU nitivuug" »U UUUiUCIl UJI UVU h O r 1 - I
wankelende steun, daarbij een kalm woord langrijk verbreed worden, wat het drukke verkeer daar ter P*aa seen "°C^.^ Zi tnmen'
35.
FEMINISME.
Vrouwenbeweging en feminisme zijn be
grippen, die elkaar bij lange na niet dek
ken, betoogden wij in een vorige beschou
wing, waarin wij over het streven der mo
derne vrouw naar vrijmaking, naar „ont
voogding" het een en ander neerschreven.
Over dat feminisme zelf willen wij liet van
daag nog eens afzonderlijk hebben en dan,
gelijk men met al die „ismes" van den te
genwoordigen tijd moet doen, zeggen, wat
het niet is en wat het wel is. Met een
enkele positieve omschrijving zouden wij,
om goed begrepen te worden, moeilijk kun
nen volstaan.
feminisme
dan is niet het streven van
de jonge en zelfs van de meer bedaagde
vrouw om zich aan huishoudelijke bezighe
den le onttrekken, om een maatschappelijk
beroep te kiezen, te gaan studeeren aan
muziekschool of academie. Nog maar al te
vee! neemt men in overigens voorbeeldige
huishoudens het conflict tusschen ouders en
kinderen, voornamelijk tusschen de moeder
en de volwassen dochters waar, dat n.m.
de eene partij het niet passend met den
stand der familie en het ook onvrouwelijk
acht, wanneer een meisje als verpleegster,
apothekers-assistente, typiste of iets derge
lijks in dienst treedt. Toen wij, aldus rede-
vrouwelijke persoonlijkheid. Een goede
vrouwenbeweging zal deze meening met
kracht bestrijden. Wanneer men de bezig
heden van een huisvrouw afzonderlijk be
schouwt, beslaan zij inderdaad uit kleinig
heden, nietigheden vaak Maar slechts een
geëxalteerde geest kan er iets minderwaar
digs in zien. Bestaat heel ons leven niet uit
kleinigheden? Hoeveel menschen zijn er op
de wereld, die dagelijks louter groote- din
gen doen? Het werk van de overgroote
meerderheid der mannen, zelfs van hen, die
tot de z.g. hersenarbeiders behooren, be
staat uit telkens terugkeerende bezigheden.
Die arbeid, waartegen anderen opzien, is
voor de meesten routine-werk geworden.
Ook hun werk bestaat uit een aaneenscha
keling van kleinigheden. En de werkelijke
geestelijke leiders, de menschen, die de
ideeën vormen, het leven leiden, invloed
;w,..
Hierboven een kijkje van de werkzaamheden aan de Kennemerstraat. Een der ouue
kanonstukken, welke naast den ouden ingang in den grond stonden, worde-r, opgegraven.
Zooals men ziet, gaat dit niets eens zoo heel erg makkelijk. Een eindje daarachter het
nieuwe hek om het Cavalerie-terrein, dat thans geheel voltooid is
„Alle kinderen komen even naakt lei-
wereld, de maag van het arme kind is niet
anders gevormd dan die van het rijke kind.
Waarom heeft het eene kind zooveel rui
mer rechten dan het andere? Kan hij hel
helpen als zijn vader sterft, of als rijn
vader weinig verdient, of werkloos is?
Het kan niets anders of men zal over
deze vragen moeten gaan denken, wanneer
eenmaal een deel van de kinderen hun op
voeding van de gemeenschap zqllen krijgen.
Maar als men over deze dingen doordenkt,
dan moet men komen tot veroordeeling van
het stelsel waaronder wij leven. Dan komt
men lot zuiver socialistische eischen,"
En verder;
„Welke oplossing zien zij, die van staats
hulp niets willen weten, die zelfs den
staatssteun aan zwangere en kraamvrouwen
ontwrichting van het gezin 'noemen, voor
„De Tijd" wijdde in de laatste weken
eenige artikelen aan het „Paaschmanifest."
In het IVde artikel (Dinsdag 15 April j.l.)
wordt gezegd, dat het recht der arbeiders
op medezeggenschap, vroeger fel betwist,
voor ons Katholieken eigenlijk geen vraag
"meer is. Dit zou dan vooral te danken zijn
aan de bekende rede van Mr. Dr. Ch. Raay-
makers S.J. op het Congres der R. K. V ak-
beweging in Mei 1921.
Daar werd o.m. de volgende theorie opge
zet: kapitaalnemers en arbeidgevers vol
gens P. Raaymakers een betere naam voor
werkgevers en werknemers: wat men ook
a! kan betwisten, omdat de woorden hun
beleekenis krijgen van het gebruik, verba
valent usu staan juridisch als contrac-
De veiligste belegging Uwer Spaargel
den is in de SPAArtBANK VOOR
KATHOLIEK NEDERLAND Bij
kantoor te Haarlem, NASSAU
LAAN 18. Dadelijk ingaande
rente 4 pCt. Vraagt inlichtingen
Zitdagen Maandags, Woensdags, Vrij
dags van 6—9 u. n.m. en Zaterdags van
591/„ u. Voor belanghebbenden ligt
Balans 1923 ter inzage. Bijkantoor Nas
saulaan 18.
teerende partijen, volkomen als gelijken
tegenover elkander „En als er kwestie is
van een zekere meerderheid, dan zijn de
werknemers en niet de werkgevers de meer
deren, want zedelijk en maatschappelijk
moet de praestatie van de arbeiders hooger
worden gewaardeerd Zoolang als de mensch
meer waard is dan de productie-middelen
en een menschelijke handeling meer waard
is dan de werking van de natuurkrachten,
zoolang als het edeler is te leven van de
vruchten van eigen arbeid, dan een inkomen
te verwerven zonder arbeid uit bezit alleen,
door den arbeid van anderen, zal ieder moe
ten erkennen, dat de praestatie van de
werknemers bij de productie zedelijk hooger
staat en voor de maatschappij belangrijker
is dan die van de werkgevers, die als zoo
danig niets anders doen, dan hun kapitaal
bij de productie ten gebruike afstaan en het
risico dragen Wanneer dc werkgever tevens
leider productie is, is bij ook arbeider en
staat hij gelijk in zooverre met de werkne
mers, d.w.z., degenen, die hun arbeid geven,
gelijk."
Na nog 'n citaat van P. R over medezeg
genschap en privaateigendom gegeven te
hebben, roept „De Tijd" uil: „ziedaar de
glasheldere theorie".
,,'t Zal wel aan mij liggen, zegt Dr. Hent-
zen O. F. M. in de „R K, Werkgever doch
nooit heb ik deze mofiveering van de me
dezeggenschap der arbeiders kunnen begrij
pen, hoe „glashelder" zij dan ook misschien
voor anderen is. En nu deze theorie zoo on
geveer als de katholieke wordt voorgesteld,
nu wil ik dan toch wel gaarne publiek be
kennen, dat voor mijn oogen die theorie nog
niet helder genoeg is.'
Steunend toch op de superioriteit van den
levenden arbeid boven het brute, doode ka
pitaal. wordt de medezeggenschap van den
arbeider gegrondvest Dc arbeider heeft
recht op meespreken omdat zijn praestatie
de hoogste, de voornaamste is.
In dezen gedachtengang zou men eigenlijk
moeten zeggen: de arbeider móet niet mee
spreken. hij moet eigenlijk alleen spreken.
En vraagt de boer wel aan zijn ploeg en
aan zijn paard, of hij mee mag beslissen
wat en waar men ploegen zal? of drijft de
boer den ploeg niet en zelfs zijn paard, waar
hij het verkiest?
Ja maar, zal men zeggen, de bedoelde
theorie rekent onder de arbeiders (of ar
beidgevers) ook de leiders der productie.
Juist, doch dat maakt het geval nog vreem
der. Zij leert, dat de werkgever als leider
der productie, als arbeider en in zooverre,
met den werknemer gelijk staat: n.l. beiden
zijn als mensch verheven boven de produc
tiemiddelen. Die reden gaat evenzeer voor
beiden op. Uit dit beginsel volgt, dat beiden
ook gelijke zeggenschap in het bedrijfsleven
moeten hebben. Zijn theorie maakt geen
verschil t.o.v. de zeggingschap tusschen lei
ders en uitvoerders. Wil de ontwerper dezer
theorie dat wel. dan hapert er iets aan die
theorie, en de correctie ervan werpt haar
tamelijk wel omver.
Men zou nog verder kunnen gaan met
twijfels omtrent deze „glasheldere" theorie.
Waarom wordt in die Rede, opgebouwd op
deze theorie, de medezeggenschap beperkt
tot algemeene bedrijfsvoorwaarden? Waar
om alleen medezeggenschap tot wat betrek
king heeft op of in verband staat met de
arbeidsvoorwaarden beperkt? Waarom niet
heel de technische en commercieele leiding
aan de arbeiders? De genoemde theorie
past ook op zulk een eisch. Waarom, zooals
in de bewuste rede gebeurde, gestreefd naar
'n medezeggenschap in fabrieksraden, gelijk
deze bij Stork bestaan en waarom niet naar
fabrieksraden, die tegelijk de Directie uit
maken? of waarom naar een medezeggen
schap door middel van een zeker aantal
acties of kapitaalaandeelen: de medezeg
genschap die men daardoor verovert, is
eigenlijk in die theorie een usurpatie, want
niet de kapitaalbezitter maar de arbeider
is de meerdere, terwijl aandeelen den arbei
der tot kapitaalgever degradeeren.
Nog eens, het zal wel aan mij, aan mijn
oogen liggen, maar het „glasheldere" van
de bewuste theorie wil niet lot mij door
stralen. Zij blijft voor mij onder een dik
waas van twijfel liggen. Deze theorie schijnt
geen deugdelijke grondslag voor de stelling
der medezeggenschap. Op haar lijkt me het
bekende adagium van toepassing: „qui nimis
probat, nihil probat, wie te veel bewijst,
bewijst niets."
M.i. kan men de verhouding van „kapi
taalgevers" en „arbeidgevers" hier latwi
rusten en moet men bij het netelig vraag
stuk der medezeggenschap uitgaan van het
beginsel, dat de loonarbeider degene is die
in dienst staat van den ondernemer; dat de
ondernemer degene is, die de leiding heeft,
die last geeft aan den uitvoerder. Volkomen
stem ik in met hetgeen Dr. Weve O.P.
„glashelder" uiteenzette op de 8ste sociale
week: „De formeele functie van den werk
gever als werkgever bestaat niet in het ver
schaffen van. kapitaal; zijn functie is het,
formeel gesproken, doelsteller te zijn; m.a.w.
hij bepaalt wat er gemaakt moet worden
en in welken omvang en hij gebruikt daar
voor uitvoerende krachten als zijn hulp.
Zóó werken zij: de een als richter, de ander
als uitvoerder der productie. Zeker, de
laatste grond, waarom de eerste richter en
lastgever is, ligt hierin, dat hij de kapitaal
goederen bezit en dus bepalen kan wat er
van en er mee gemaakt zal worden, maar
het is dit richten der productie, dit sturen
van den arbeid naar een bepaalde richting,
waardoor hij zijnerzijds deelneemt aan het
proces en wel als causa principalis".
Iemand, die enkel kapitaalgoederen be
schikbaar stelt aan arbeiders en verder niets
bepaalt omtrent het te maken product, is
maar in zeer beperktep en oneigelijken zin
patroon Denk hier aan kleine aandeelhou
ders van een groote N.V.
Bij het vraagstuk dus der medezeggen
schap der arbeiders moet men m.i. uitgaan
van het bijzonder karakter van hun arbeid
n.l. als zijnde uitvoerenden arbeid. Daarom
is ook elke eisch van medezeggenschap,
welke met dit karakter in strijd is en met
name naar zich wil toehalen wat tot den
leidenden arbeid behoort, volstrekt onbe
staanbaar met de juiste verhouding in het
bedrijfsleven; een recht op zulk een mede
zeggenschap is er niet.