Brieven uit Frankrijk Onze nachtegaal. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Maandag 5 Mei 1924 De steeds groeiende rivaliteit tusschen de Engelsche Liberalen en de Arbeiders-regeering. België's pogingen om overeenstmming tusschen Frankrijk en Engeland te brengen, Italië niet tegen de Ruhr-bezetting. De netelige toestand in Ierland. Onder de Radio-berichten: De besprekingen tusschen MacDonald, Theunis en Hymans: tegemoetkoming aan Frankrijks wenschen? Gisteren hebben in Duitschland de algemeene verkiezingen plaats gehad. Parijs, 23 April 1924, LEGER EN VLOOT. Bevordering by keuze GEM. BUITENL. BERICHTEN. BINNENLAND. DE VASTENPREDIKERS TE PARIJS. Het moge gemakkelijk zijn als éénoog koning te zijn in het land der blinden, uit te blinken als redenaar in een land als Frankrijk, waar de welsprekendheid algemeen is, is een bewijs dat men zeer hoog gestegen is op de ladder van deze redenaarskunst. Onder de gewijde redenaars van onzen tijd komt zeker Pater Janvier een allereerste plaats toe. Duizenden heeft hij wederom dit jaar in den afgeloopen vastentijd bezield met zijn geestdriftig woord, trachten te overtuigen van de waarheden van ons H. Geloof, door de kracht van zijn welsprekendheid, de uiter lijke vorm van wat innerlijk leeft in dezen eenvoudigen en hoogbegaafden ordepriester. En wie zal het aantal tellen van hen, die door hem den weg hebben teruggevonden naar het Godshuis in die 22 jaren, waarin hij on afgebroken den kansel van de Notre Dame tot het houden der vastenconferenties heeft bestegen. Het was dan ook met diepen wee moed dat op Palmzondag uit zijn eigen mond de tijding tot ons kwam dat Pater Janvier niet langer die taak zal vervullen. Het stille kloosterhuis roept hem terug uit de wereld, waar hij heeft gewerkt en gepredikt tot het geestelijk en ook vaak lichamelijk heil van zoovelen, die zijn woord kwamen hooren en Zijn raad kwamen inwinnen. Een ander zal zijn plaats komen innemen in de Kathedraal van Parijs, een plaats vóór hem ingenomen, door niet minder beroemde predikers als Lacordaire en Monsabré. Wie het zijn zal, wij weten het niet. Maar dit is zeker, Pater Janvier, onder wiens gehoor wij het ons sedert enkele jaren tot een eer rekenden te mogen behooren, laat een leegte achter, die niet gemakkelijk zal zijn te vullen. Geen als hij wist vertrouwen te stellen in de menschelijke natuur, maar tevens zoo krach tig de menschen te doordringen van hun plichten ten opzichte van God en hun evenaas- ten. Hij paart de gaven van het hart aan die van het verstand. En deze bevoorrechte zoon van St. Thomas, uitblinkend door wijsheid en kennis, is steeo's gebleven de eenvoud zelf bij al den lof, hem toegezwaaid in ruime mate. Wij hebben hem voor het laatst op den avond van Goeden Vrijdag gehoord, toen hij het lijden van Christus voor ons schilder de, de ifegeningen er van ons aantoonde en wij zijn heengegaan, diep onder den indruk van zijn meesleepend woord dat als altijd de juiste snaren van het menschelijk hart wist te treffen. Geloovigen en ongeloovigen, ka tholieken en niet-katholieken behoorden tot Zijn vertrouwden. Allen zullen hem blijven gedenken, ook nu hij afscheid van ons heeft genomen om zijn verder leven in afzondering door te brengen. Zij zullen dat niet beter kunnen doen dan door zijn lessen op te volgen, zijn welsprekend woord in daden om te zetten. Groote dankbaarheid, kardinaal Dubois zeide het zoo juist met enkele woor den na afloop van zijn laatste conferentie, moet ons jegens Pater Janvier bezielen, al zal deze gepaard gaan met droefheid over zijn heengaan. Hij behoort tot de allergrootste kanselredenaars die Frankrijk gekend heeft, groot door de gaven van zijn woord en zijn voordracht, groot bovenal door de innerlijke overtuiging, die leeft in dit Roomsche pries- terhart en die hij wist over te brengen in dat van zoovelen zijner toehoorders. Groot onder de groote vastenpredikers van Frankrijk, hij moge dan al geen Pater Janvier zijn, is ook Pater Delor. Deze Do minicaan neemt eveneens een geheel eigen plaats in onder de rij van hen, die ons de eeuwige waarheden kómen verkondigen. Hij preekt in de Madeleine, in de St. Clotilde, in de Sacre-coeur op Montmartre, en tot in de verre uithoeken der wereld heeft zijn priesterlijk woord weerklonken. Slechts een enkele maal hebben wij hem gehoord, maar onvergetelijk is ons bijgebleven die glashel dere betoogtrant, dat heilig enthousiasme, die grootsche zeggingskracht. De diepten van gedachten, weet hij te hul len in een verheven vorm van poëtische wel sprekendheid. Het is dertig jaren geleden dat hij den advocatentoog met eere droeg aan den Parijschen rechtbank. Maar hij was tot een verhevener taak ge roepen. Niet het menschelijk recht, ook het Goddelijk recht koos hem tot een van zijn voornaamste pleitbezorgers. Hij verruilde den Zwarten toga voor het witte habijt der Do minicanen. Na de droeve scheidingswet van 1905 vertrok hij naar Saulchior in België, waarheen de Dominicanen hun Fransch se minarie hadden overgebracht. Het uitbreken van den oorlog riep hem terug naar het land van zijn geboorte, tien jaren nadat hij er afscheid van had genomen. Hij keerde er terug met 40 van zijn leerlingen waarvan 16 het leven lieten op de slagvelden. Hoogst zelden verliet hij in al die oorlogsjaren het front. Eenmaal slechts om te preeken in de Sacré-Coeur en in 1918 om een reeks confe renties te houden in de Vereenigde Staten en Canada. Sedert den wapenstilstand verdeelt hij zijn kostbaren tijd tusschen Saulchior, waar hij superieur is van het seminarie, en Parijs, waar vooral de vastentijd beslag legt op waar groot en vurig redenaarstalent. Het legioen van eer en het oorlogs kruis die hem werden toegekend, zijn als zooveel teekenen van moed en vaderlandsliefde, die Pater Deior in die droeve oorlogsjaren heeft ten toon gespreid. Maar schooner dan al die eereteekenen is het blanke habijt dat hij draagt, edeler dan de strijd op de slagvelden gevoerd, is de strijd dien hij heeft aangebonden tegen de vijanden van Christus, om hen terug te voe ren in het leger van christelij ken vrede. Indien één verdient de plaats van Pater Janvier in te nemen als prediker van de Notre Dame, is het ongetwijfeld Pater Delor wiens stem reeds in zoovele kerkgebouwen van Parijs en daarbuiten onvermoeid en steeds overtuigend heeft weerklonken. Wij zouden nog meerderen kunnen noe men onder de Vastenpredikers van Frank rijk, die uitblinken door welsprekendheid, en wetenschappelijke gaven, gesteld in dienst van den apologetischen arbeid. Wij denken aan Mgr. Vien die in St. Roch in hqt bijzon der voor de Fransche vrouwen de waarhe den des geloofs bezien in het licht van on zen tijd en aan de hand van de meest ac- tueele onderwerpen, gedurende de afgeloo pen vasten heeft verkondigd. Volstaan wij echter met de genoemden Frankrijk mag er trotsch op zijn dergelijke geestelijke voorlichters in zijn midden te hebben. Wij weten het wel dat niet de welsprekend heid de hoofdzaak is, waar het geldt de zie len te ontvlammen, de liefde voor God en godsdienst wakker te roepen. Ook in het een voudige woord van den bescheiden dorps priester kan het zaad zijn gelegen dat tot grooten wasdom voert op geestelijk gebied. Maar, waar welsprekendheid hand in hand gaat met de onovertroffen waarheden van dat geloof, kan men niet anders dan dankbaar, zijn uit de monden de verkondiging te mo gen hooren. Hoe weinigen onzer katholieke landge- nooten denken er aan bij hun bezoek aar. Parijs, deze zijde van het Fransche leven te leeren kennen. Het is niet alleen in den vas tentijd dat de welsprekendheid hoogtij viert op de kansels in de Roomsche kerken van deze wereldstad. Mogen velen zich dit in de komende maanden indachtig zijn. Mr. P. v. S. Geen vleiend oordeel. In het orgaan van de vereeniging van offi cieren van de Ned. Landmacht komt een ar tikel voor over de bevordering bij keuze, van de hand van den hoofdredacteur, den majoor der infanterie, C. C. de Gelder. Zooals men weet, worden alleen de offi cieren van den Generalen Staf bij keuze be vorderd. De vraag rijst nu of een toepassing van de wettelijke regeling dienaangaande, voor het leger gunstig en tegenover de col lega's der betrokkenen billijk is. De redactie van het bovengenoemde or gaan laat zich over deze „bevordering" nu als volgt uit: „Wij achten het onjuist dat men, in ons leger, 28 30 jaar in de subalterne rangen dient en daarna door de hoogere rangen. Wij achten het onjuist, dat men de officie ren, waarvan men de beste verwachtingen heeft, ten spoedigste in bureaux doet ver dwijnen en hen met een minimum troepen- dienst, en dan nog uitsluitend bij het eigen wapen, doet volstaan. Wij achten het onjuist, dat aldus tevens de troependienst wordt gedisqualificeerd en nagenoeg nooit een troepenofficier naar vo ren wordt gebracht. Het lijkt ons daarom een ruimer stelsel van bevordering bij keuze, aan wettelijke re gels gehouden (zulks om alle favoritisme uit te sluiten); beter lijkt ons mede, dat alle of ficieren die de H. K, S. met goed gevolg verlaten ten minste 2 jaar dienst doen bij elk der andere wapens. Beter lijkt ons ten slotte, dat de officieren slechts een beperkt aantal jaren bij den Gen. Staf kunnen blijven." Het voor; t ri om in Enge land de Evenredige verte genwoordiging in te voe ren. dat wij Zaterdag uitvoerig bespraken, is, ge- gelijk te verwachten was, en zooals we nog onder onze Radio-berichten van Zaterdag vermeldden, door het Britsche Lagerhuis verworpen. Met aanzienlijke meerderheid 238 tegen 144 stemmen. Daar de liberale partij vrijwel „en bloc" voorstemde, zullen vermoedelijk slechts weinige stemmen van arbeiderspartij of conservatieven voor het ontwerp-Rendall zijn uitgebracht. De regee ring had besloten om, gelijk ook vroeger bij dergelijke voorstellen geschiedde, het Huis geheel vrij te laten, hetgeen dan ook ver klaart, dat het hier geen volkomen zuivere partijstemming was, maar de stemming een eenigszins gemengd karakter droeg'. De re geering zelf verklaarde, bij monde van den heer Henderson, zich tegen het ontwerp. Alleen gaf ze de belofte, daar ook zij het hui dige kiesstelsel geenszins verwondert, om een wijziging van dit stelsel in overweging te nemen. Spoed zal ze daar echter wel niets mede maken, want er zijn „zoo vele zaken aanhangig'>én voorloopig zal dus het kies stelsel blijven gelijk het is. Van zijn afkeer van de evenredige vertegenwoordiging heeft ^rouwens MacDonald nimmer een geheim gemaakt. Dit stelsel zou terugkeer tot het tweepartijenstelsel voor langen tijd, zoo niet voorgoed onmogelijk maken. En voor Mac Donald is het alleen de liberale partij die er voordeel van zou hebben. Welke houding de liberalen nu zullen aannemen, zal de tijd moe ten leeren. Maar de verhouding zal er niet aangenamer op worden, nu Henderson, de liberalen gehoord heeft, met de uitdaging dat, als ze gebelgd waren, ze dan maar hun be dreiging om de regeering omver te werpen, moesten uitvoeren, Inmiddels heeft MacDonald; de Belgische minister Theunis en Hij mans op Chequers ontvangen. De Britsche draadlooze dienst meldt dat ofschoon officieel voor het oogenblik het stlzwijgen wordt bewaard over de bespre kingen tusschen' MacDonald, Theunis en Hymans, de bladen er den nadruk op leg gen dat het belang van de gevoerde gesprek ken is gelegen in de poging om de Fransche en Engelsche gezichtspunten met elkaar te verzoenen. De „Times" zegt dat de Belgi sche ministers met kennis uit de eerste hand komen omtrent de inzichten van Poincaré, en dat het duidelijk is dat het voornaamste punt van bespreking de quaestie moet zijn hoe het plan-Daves in overeenstemming kan worden gebracht met het voor het oogenblik in de Ruhr door Frankrijk en België in gevoerde stelsel. Voor de Belgische regee ring is de Ruhrbezetting altijd een dwang middel geweest en niet een doel op zichzelf, en het huidige oogenblik wordt een uit stekende gelegenheid geacht voor een gelei delijke beperking van de regie en de her vorming van de Fransch-Belgische panden in gezamenlijke waarborgen van de geallieerden. Het proces zal niet gemakkelijk zijn en houdt vele punten in, die gekenmerkt worden door technische moeilijkheden. Maar de offt- cieuse voorloopige besprekingen moeten grootendeels bijdragen om deze punten op te helderen. Zij zullen voorts bepalen, welke besluiten vallen onder de jurisdictie van de verbonden regeeringen en welke onder die van de Commissie van Herstel. De diplomatieke medewerker van de „Daily Telegraph" zegt, dat, toen markies Crewe, de Engelsche gezant, de aandacht van Poincaré vestigde op het feit, dat, hoe wel Mac Donald in zijn rede te York een voorbarige bespreking van de sancties m verband met het plan-Dawes voor minder gewenscht had verklaard, hij niettemin had gezegd, dat iedere moedwillig en flagrant in gebreke blijven van Duitschland Enge land en zijn bondgenooten meer aaneen gesloten zou vinden dan ooit te voren, men in Londen de hoop koesterde, dat de Fran sche premier met deze openlijke gegeven belofte tevreden zou zijn. Zeker was de Fransche premier dankbaar voor deze uit gesproken verzekering, maar hij blijft nog aandringen op het stelsel van automatische waarborgen van economischen aard, die naar hij oordeelt, niet vereenigbaar zijn met de sancties, die behooren tot straffen van mili tairen aard. De Belgische ministers hebben, naar uitlekt, een stelsel ontworpen van economische waarborgen, waarvan sommige kunnen worden gekenschetst als een zuiver aanvulling van de controle, die in het rap- port-Dawes wordt voorzien, terwijl andere er geheel buiten vallen. De groote moeilijk heid ligt echter in de hardnekkigheid van Poincaré, die tracht de Fransch-Belgische spoorwegregie te handhaven in een gewij- zigden vorm op grond van de overweging, dat de handhaving onmisbaar is voor de veiligheid der bezettingstroepen. Uit Parijs komen ondertusschen berichten, dat men daar uit Rome verneemt, dat Mus solini aan den Italiaanschen gezant te Lon den heeft geseind dat Italië geen bezwaar heeft tegen het handhaven der Fransch-Bel gische garnizoenen in het Ruhrgebied. Men hoopte dat dit Italiaansche standpunt van grooten invloed zou zijn op de besprekingen tusschen Mac Donald en Theunis. Bij zijn ontmoeting met Poincaré werd de Belgische premier er van in kennis gesteld dat Frank rijk elke concessie op dit punt zou weigeren. Theunis beloofde bij MacDonald en vervol gens bij Mussolini aan te dringen op het hand haven der garnizoenen en der Fransch-Bel gische spoorwegregie, als eenige aanneme lijke waarborg voor een verbinding met deze garnizoenen. Ten opzichte van deze laatste quaestie heeft MacDonald zich reeds in ontkennenden zin uitgesproken, daar hij van oordeel is dat zij in strijd is met de conclusies der deskundigen, maar men herinnert er te Parijs aan dat Poin caré de conclusies slechts voorwaardelijk heeft aanvaard, en dat de Fransche belangen zullen moeten worden beschermd indien de geallieerden een nieuw stelsel der Duitsche betalingen willen hebben gebaseerd op een uitwisseling van panden. In elk geval meent men in Frankrijk de zekerheid te hebben, dat Theunis in zijn be sprekingen noch met MacDonald, noch met Mussolini in iets zou toestemmen dat de Fransch-Belgische solidariteit zou kunnen schaden. Behalve met dit onwrikbare Fransche standpunt in de tusschen beide geallieerden zoo uiteenloopende buitenlandsche politiek, heeft de Engelsche regeering zich ondertus schen nog het hoofd te breken met de even eens niet gemakkelijke kwestie van de grensregeling tusschen den Ierschen Vrijstaat en Ulster. waarin de Ulstersche regeering onwrikbaar op het Standpunt blijft staan, dat zij geen ge delegeerde kan benoemen in de grenscom- missie, welker instelling in het verdrag tus schen de Britsche regeering en den Vrijstaat is voorzien. Ulster heeft met dat verdrag niets te maken en weigert dus aan een van zijn bepalingen te voldoen. Het eenige waarin de Ulstersche regeering kan toestemmen is in de instelling van een commissie door Vrij staat en Noord-Ierland samengesteld en welke namens de wederzijdsche regeeringen de quaestie van de grensregeling tusschen beide landen zou hebben te onderzoekén. In Januari 1922 heeft Sir James Craig met Col lins, die voor den Vrijstaat optrad en met goedkeuring van de Britsche regeering, een overeenkomst te dezer zake aangegaan. En de Ulstersche regeering is nog steeds bereid aan deze overeenkomst te voldoen. Dat heeft Craig, na de weigering om in de voorgestelde grenscommissie een lid te benoemen, nog eens uitdrukkelijk verklaard. Maar of op deze wijze, waarbij Ulster slechts denkt aan mogelijk kleine grensrectificaties, terwijl het voor Zuid in het bijzonder gaat om de ovet- wegend katholieke en nationalistische deelen voor Noord-Ierland, en niet om eenvoudige grensrectificaties, het conflict kan worden opgelost, is te betwijfelen. En netelig is de toestand in Ierland ook voor de Britsche regeering zeer zeker. HUISZOEKING IN DE RUSSISCHE AMBASSADE TE BERLIJN. Omstreeks 2 uur bezette Zaterdag een sterke troep Schupobeambten het geweldige gebouw, waarin de Handelsafdeeling van de Russische Sovjetdelegatie te Berlijn is ge vestigd en hield hier een huiszoeking, zonder zich te storen aan de protesten van den Handelsattaché, die in het optreden van de politie een schending van de territorialiteit zag. Alle personen die zich in het gebouw bevonden, moesten zich legimiteeren en zij, die geen passen of papieren bij zich hadden, werden naar de binnenplaats gebracht, waar al spoedig een honderdtal personen onder bewaking van een afdeeling Schupo bijeen stonden. Men zocht een Duitsch communist, die onder verdenking van landverraad te Stutt gart was gearresteerd, bij zijn overbrenging naar Berlijn aan zijn bewakers had weten te ontkomen en in het gebouw van de Han delsafdeeling was gevlucht. Vóór men den vluchteling echter had gevat, moest de huis zoeking op last van den minister van Buiten landsche Zaken worden gestaakt. De Russi sche ambassadeur Krestinski had persoon lijk tegen de schending der exterritorialiteit bij dr. Stresemann geprotesteerd. Men neemt aan, dat het muisje nog wel een diplomatiek staartje zal hebben, en dat de Sovjetregeering bij de Duitsche rijksregee- ring ernstig zal protesteeren tegen de haars inziens onvoldoende wijze, waarop het recht van exterritorialiteit door de Berlijnsche politie is gerespecteerd. Naar aanleiding van het door den Russi- schen gezant ter kennis gebrachte vojrval in het gebouw der Handelsvereniging van de Russische Sovjetdelegatie, heeft het departe ment van buitenlandsche zaken te Berlijn aan de Russische delegatie een nota doen overhandigen, waarin op grond van de ge tuigenis van twee beambten der Wurtem- bergsche crimineele politie wordt vastge steld dat de Handelsafdeeling de vlucht van den Duitsche gevangene mogelijk heeft ge maakt en zijn achtervolging met geweld heeft verhinderd. Voorts dat beide beambten we derrechtelijk eenigen tijd in het gebouw der Handelsafdeeling zijn vastgehouden. EEN FRANSCH HANDELSVERDRAG MET DUITSCHLAND? De „Oeuvre" meent te weten, dat Lou- cheur, de minister van handel, op het oogen blik bezig is, met medewerking van al zijn des kundigen, aan de opstelling van den tekst van een nieuw Fransch-Duitsch handelsverdrag. DE VERKIEZINGEN IN DUITSCH LAND. Naar het H. N. meldt heeft een Berlijnsche firma op vier verschillende punten van de stad z.g. luidsprekers opgesteld om daarmede hedenavond en -nacht den uitslag der ver kiezingen bekend te maken. DE SLAAPZIEKTE-EPIDEMIE IN ENGELAND. De slaapziekte-epidemie, die de vorige weekin Engeland onrustbarende vormen aan nam, neemt, blijkens de gepubliceerde cijfers, thans in omvang weder af. DE STAD PARIJS EN DE VERKIE ZINGEN. De positie van het gemeentebestuur van Parijs is naar men weet aan knellende banden 'gelegd door de groote afhankelijkheid, welke het ten opzichte van de prefect van de Seine en het Parlement bezit. Reeds vaak is er op aangedrongen dat de stad Parijs meer zelf standigheid in bestuurszaken zal erlangen, welke andere steden in zoo ruime mate genie ten. In verband met de verziekingen der vol gende week heeft Georges Lalou, de voorzit ter van den gemeenteraad, een circulaire tot de leden gericht, waarin hij deze aanspoort de aanspraken van Parijs duidelijk kenbaar te maken aan de Kamercandidaten, die naar de stemmen der Parijsche ingezetenen din- gen. Hij zet allereerst uiteen dat het huidige municipale stelsel oorzaak is dat Parijs slechts „de schaduw van een gemeentelijk leven bezit", dat de gekozen vertegenwoor digers slechts representatieve en raadgevende bevoegdheden bezitten en dat ze zelfs geen enkel controle-middel over het bestuur der hoofdstad hebben. Parijs is ten opzichte van alle belangrijke bestuursbesluiten onderwor pen aan de machtiging van het Parlement, welke voor geen enkele andere Fransche stad wordt vereischt. Parijs in is werkelijkheid een rijksstad. Lalou wijst er voorts op, dat alle leeningen, die door den gemeenteraad zijn goedgekeurd, door het Parlement werden gekortwiekt of aangehouden. „In één woord," zoo besluit hij, „iedereen prefect, ministeries, re geeringen, parlement bestuurt Parijs, behalve de gemeenteraad zelf 1" De Kamer afgevaardigden voor Parijs moeten dus voor de stad Parijs een regime eischen, dat met haar speciale positie in overeenstemming is. DE SNELGROEIENDE ITALIAAN SCHE LUCHTVLOOT. De Romeinsche correspondent van de „Manch. Guard", deelt interessante bijzon derheden mede over de opmerkelijk snelle uitbreiding van de Italiaansche luchtvloot, die na den wapenstilstand onder de minis- teries-Bonomi en -Giolitti schandelijk ver waarloosd, maar sinds Mussolini de leiding heeft genomen, een nieuwe ontwikkelings periode is ingetreden, Hij zorgde voor de noodige fondsen en hervormde radicaal de geheele organisatie. Italië bezit thans een zelfstandige luchtvloot. Civiele en militaire aviatiek is vereenigd inder één hoogen com missaris, onder Mussolini. Officieren en sol daten worden niet langer gerecruteerd uit leger en vloot, maar worden afzonderlijk ge recruteerd en dragen 'n afzonderlijk uniform. De aanbouw van vliegtuigen, vooral van wa tervliegtuigen, is krachtig aangevat. De be trokken fabrieken weigeren buitenlandsche bestellingen en werken uitsluitend voor den staat. Terwijl er in '22 een 250 machines be stonden, zijn er nu zeker 1000. Op den ver jaardag van den Marsch naar Rome vlogen ruim 500 vliegmachines over de hoofdstad, En Mussolini heeft verklaard, dat op den volgenden verjaardag er 2000 moeten zijn. Het volledige program voorziet 4000 vlieg tuigen. DE PREMIE VOOR AMERIKAAN- SCHE OUD-STRIJDERS. De beide huizen van het Congres der V.S. hebben thans het rapport der Conferentie van de vertegenwoordigers dezer Huizen omtrent de „soldiere bonus bill" aangeno men, Het ontwerp gaat nu naar den president. Naar nader wordt gemeld, zal Coolidge ten opzichte van dit ontwerp van zijn recht van Veto gebruik maken. DE VREDE VAN HONDURAS HER STELD. De vrede in Honduras is thans, volgens een Reuter-bericht, dank zij de bemoeienis van de vredesconferentie, die op initiatief der Vereenigde Staten te Amalpas bijeenkwam, hersteld. De conferentie heeft zich veree nigd met de benoeming van generaal Vin cent Tosta tot voorloopig president van Hon duras. DE OPSTAND IN CUBA. Maakten wij dezer dagen melding van het feit, dat de Amerikaansche regeering op ver zoek van Cuba het embargo gelegd heeft op wapenzendingen naar Cuba, thans meldt een Reuter-telegram uit Washington, dat de Cubaansche regeering wel voor zich zelf verlof gevraagd heeft om wapens en munitie in de Ver. Staten aan te koopen en wel voor den strijd tegen de revolutionnairen in de provincie Santa Clara. Te Washington wordt het als zeker be schouwd, dat het verzoek zal worden inge willigd. BANKDIRECTEUREN EN DE LEIDING VAN INDUSTRIEËN. In het linanciëele weekblad „De Kroniek schreef Dr. A. Sternheim een artikel om de onbekwaamheid te demonstreeren van bank directeuren bij het leiden van industrieën. Dat is n.l. een nieuwe kant van de gestie der Bankdirecteuren; zij spelen super-direc tie over de meest verscheidene ondernemin gen. Zij immers verschaffen het geld. Zij richten op of breiden uit. En hun bemoeienis met ondernemingen van de meest uiteenloo pende soort beperkt zich niet altijd tot een inzicht in de financieele gestie, maar grijpt soms diep in het bedrijf in. Welnu, aan de resultaten welke Dr. Stern heim geeft, ziet men, dat de bankdirecteuren als leiders van bedrijven niet geslaagd zijn. Hij neemt enkel de groote banken onder z'n loep en komt alzoo tot een 72-tal van bedrijven, door de groote banken opgericht of uitgebreid. Een zestigtal kleinere ver waarloost hij. Ook de cultuur- en de scheep vaart-ondernemingen laat hij buiten bespre king. In de 72 maatschappijen was in totaal 337 millioen gulden aan kapitaal gestoken. Het totale verlies, op dat kapitaal geleden, be draagt niet minder dan 305 millioen gulden. Hiervan is reeds 204 millioen openlijk afge schreven. Het overige zal uit alle stille re serves zijn afgeschreven of alsnog afgeschre ven moeten worden. Van de 72 maatschappijen bevinden er zich 19 in likwidatie, terwijl er 7 failliet zijn. Voorts lijden er 22 een kwijnend bestaan zonder kans op dividend in afzienbaren tijd. Eindelijk zijn er 24 georganiseerd. Bij deze laatste 24 zijn van het oospronkelijke kapi taal van te zamen 141 millioen 102 millioen als verloren te beschouwen. De grootste verliezen zijn geleden door Furness Stokvis (46 millioen), de kaarsenfa briek Gouda (7 millioen), Insulinde Oliefa- briek (40 millioen), van der Kuy en van der Ree's Machinefabrieken (5,5 millioen), Uni ted Java Oil Mills (5.2 millioen), Vereenigde Konservenfabrieken (5.5 millioen), Vereenig de Hollandsere Sigarenfabrieken (6 millioen], Vereenigde Touwfabrieken (7,5 millioen), Company Mercanlil Argentinia (28,5 mil- I. Midden in het Beiersche hoogland ligt tusschen hemelhooge bergen een vriendelijk dorpje. Door de groene weiden, die het om ringen, slingert een helder, snelvlietend beek je, dat soms tot een woedenden bergstroom aangroeit, wanneer namelijk de smeltende sneeuw op de bergen de wateren doet zwellen of wanneer zich een zware onweersbui over de streek ontlast. Thans volgt het vreedzaam zijnen loop, terwijl de spiegelende oppervlakte schittert on fonkelt als vloeibaar zilver. Zijn vroolijk klateren en murmelen past volkomen bij de stemming der dorpsbewoners, want vandaag wordt in de dorpskerk het patroonfeest ge vierd. Reeds bij het aanbreken van den dag had den vreugdeschoten, wier echo honderd ^oudig door de bergen weerkaatst werd, het *eest aangekondigd en later riep het plechtig ,'°kgelui het geloovige volk naar het Huis des Heeren. het kerkplein zijn eenige kramen op- geslagen die lekkernijen bevatten voor kleine en groote kinderen. Nu is het daarbij echter nog stil. feestpredikatie is ten einde en de Hoogmis duurt voort. De landelijke zan geressen doen al het mogelijke, om het feest op te luisteren, maar boven alles klinkt een stem, zoo vol en zuiver, zoo week en vol gevoel, dat de toehoorders om de schoone klanken alles om zich heen vergeten en de een of ander zich, niet weerhouden kan ter sluiks een blik naar het koor te wenden, waar het lieflijk gezang weerklinkt. Toen de Hoogmis ten einde was, zette het orgel nogmaals in en dezelfde heerlijke stem begon een aandoenlijk schoon Marialied. „Gedenk, o genadige Moeder...." Er heerschte een stilte in het gewijde, overvolle gebouw, dat een ieder zijn eigen hart meende te hooren kloppen, en toen het lied geëindigd was, verlieten de aandachtige toehoorders, nog onder den indruk van het schoone gezang en den aandoenlijken tekst, het Godshuis. Nu het godsdienstige gedeelte van het feest geëindigd was, haastte ieder zich naar zijn huis om ook de behoeften van den licha- melijken mensch te voldoen aan het wach tende feestmaal. Onder de laatsten, die het kerkgebouw verlieten, bevond zich een slank meisje met fijne, sprekende gelaatstrekken en groote, donkere oogen. De glanzend zwarte, dikke haarvlechten vormden een dubbelen krans om het kinderlijk-onschuldig gelaat en de eenvoudige dracht der dorpsbewoonsters ver hoogde de bekoorlijkheid harer verschijning. Onschuld en goedhartigheid vormden den grondslag van haar wezen en een zekere schuwheid en ingetogenheid schenen haar als met een beschermenden muur te omrin gen. Toen het meisje over het kerkplein liep, had ze de bewonderende blikken der jonge boeren, die op den lagen kerkhofmuur bij den uitgang zaten, op zich voelen rusten. Doch de oogen van het jonge meisje bleven neergeslagen, de uitdrukking van haar gelaat bleef rustig zonder verlegenheid en geen der jongelieden waagde het haar aan te spreken. Van het kerkhof voerden een aantal treden naar de dorpsstraat, en een stokoud moeder tje maakte zich juist gereed deze af te dalen, waarbij ze zich met bevende handen angstig aan de leuning vasthield. Snel was het meisje de oude vrouw opzijde gekomen, zacht schoof zij den arm onder dien van het 04de moedertje en voorzichtig geleidde zij haar de treden af. „Kijk, moedertje," sprak zij vriendelijk, „zoo gaat het beter." De oogen van het oudje schitterden van vreugde. „Ha, onze nachtegaal," sprak zij, „jij bent een best meisje. Je hebt het hart op de rechte plaats en weet, wat arme, oude lieden goed doet. God zal het je vergelden, Agatha Zoo nu ben ik op den vlakken grond en kan ik wel vooruit komen. Ga nu maar door, dat de boerin niet boos wordt of haar dochter Julia, wanneer ge om mijnentwil te laat thuis komt. Ze zijn beide niet gemakkelijk." „Trek je daar maar niets van aan, moeder tje," lachte Agatha, „ik heb mijn werk ge daan, vóór ik naar de kerk ging en om te eten kom ik altijd vroeg genoeg. Voor u echter is het gemakkelijker en ge komt niet zoo ver moeid thuis, als ge een beetje leunen kunt. We gaan toch denzelfden weg." Dat was het oudje best naar den zin Agatha geleidde haar onder vroólijk gebabbel tot aan haar huis en ijlde toen met versnelde schreden naar den Berghof, waar zij in dienst was. In den Rotherhof, naast hen, zat men reeds aan tafel toen Agatha voorbij kwam, en een vroolijke stem riep haar uit het venster toe „Haast je maar wat, nachtegaal, dat je niet te laat bij den maaltijd komt. Anders pikken Ze je het beste voor dén neus weg." „Ik ben er niets bang voor," antwoordde Agatha vroolijk, vóór zij het huis binnentrad. Het „volk" van den Rotherhof, dat zich het overvloedige maal best liet smaken, zette het door Agatha's verschijning onderbroken gesprek weer voort. „Wat heeft onze nachtegaal weer heerlijk gezongen," sprak de oudste knecht, „het heeft mij ouden kerel de tranen in de oogen geperst en ik werd letterlijk tot bidden ge dwongen, of ik wilde of niet. Het is of het meisje met het hart zingt in plaats van met de keel." Het gelaat van den jongen boer van den Rotherhof glansde van vreugde bij het ver nemen dezer lofspraak, waarmede al de an dere mannen ijverig instemden. De vrouwe lijke dienstboden bewaarden tegen haar gewoonte het stilzwijgen, tot eindelijk Eva, de oudste dienstmeid, een allesbehalve jong uitziend en mager persoontje met spits gelaat en nog spitser tong, bleek van ergernis, uitbarstte „Jullie wordt allemaal nog gek met dat hoogmoedige nest daar naast. Alles aan haar is lief en aardig, haar gezicht, haar gezang en hoe ze gaat en staat. Wij voor ons mo gen doen wat we kunnen en nog zoo braaf en onbesproken leven, niemand zegt er iets van. Dat vindt men gewoon en natuurlijk, dat moet zoo zijn. Maar aan haar prijst men haar water- en melkgezicht bij elke gelegen heid of het ik weet niet wat is." „Ho, ho, Eva staat in vuur en vlam," spotte de knecht, „haast je om te blusschen, Eva, je verlangt veel, maar als je het ernstig meent kan je ook wel een complimentje krijgen Slank ben je als een populier en je gezang overtreft dat van alle hanen in het geheele land. De nijd loert bij je door alle vensters Je kunt zeker niets dommere bedenken, dan de beleedigde te spelen, wanneer dat brave meisje recht gedaan wordt. Agatha verlangt heel geen lof, ze doet alles heel stil en maakt er heel geen ophef van. Haar werk doet zij precies, en de kerk en haar zingen zijn haar een vreugde Bij den dans heeft haar nog niemand gezien, voor oude menschen is zij vol liefde en voor de armen vol medelijden en erbarming met mijn eigen oogen heb ik gezien, dat zij het eten uit haar mond spaart om het met de armen te deelen." „Ik heb ook wat gezien met mijn eigen oogen," smaalde Eva, „maar de tijd is nog niet daar om er mee voor den dag te komen. Pas als ik ze op heeterdaad kan betrappen, zal ik spreken, eerder niet. Dan zult ge de huichelaarster leeren kennen, de schijnheilige, de valsche kat, die in het duister rondsluipt en bij nacht en ontijd geheime samenkomsten heeft." De jonge boer was zoo heftig van zijn stoel opgesprongen, dat deze tegen den muur vloog, zijn gebalde vuist kwam op de tafel neer, terwijl hij met donderende stem sprak „Zwijg, Eva, ik wil geen woord meer hoo ren. In mijn huis zal geen eerlijk mensch belasterd worden, dat duld ik niet." Zichtbaar tegenstrevend gehoorzaamde Eva, maar toen de boer de kamer verlaten had, brak haar grimmigheid pas goed los en kwam haar tong aan den gang, maar toen niemand er acht op sloeg, koelde zij haar nijd aan de schotels en borden die zij schoonmaak te. In den Berghof daar naast werd intusschen ook het middagmaal gebruikt. Agatha ging, na haar werk gedaan te hebben, naar hare kamer om haar kleederen op te bergen. Beneden bleven de boerin en Julia bi} el kaar. Op het voorhoofd der dochter lag een donkere wolk, mismoedig keek zij voor zich uit, tot ze zich plotseling tot haar moeder wendde „Ik moet het u ronduit zeggen, moeder," sprak zij. „Agatha staat mij eiken dag meer tegen. Sedert zij in het dorp is, wordt op haar alleen gelet, net of wij niet meer bestaan. Ik kan niet begrijpen wat de lui aan haar vervelend gezicht voor moois vinden. En dan aan dat domme gezangEn nog zou ik niets daarvan zeggen, maar ik vrees, moe der, dat zij mij den jongen boer van den Rotherhof voor den neus wegkaapt. Ik heb zoo iets aan hem gemerkt en toch wil ik boerin op den Totherhof worden, ik moet het worden, tot iederen prijsDaarom, moeder, doe haar weg, liever vandaag dan morgen „Bedaar wat, Julia. Waar denk je aan T Voor zoo dom zie ik den jongen boer toch niet aan. En zoo op stel en sprong kan ik haar niet wegzenden, daar heb ik geen reden toe. Agatha is braaf en vlijtig en verstaat de rael- kerij zooals geen tweede. Ik l ati het duidelijk aan de ontvangsten nagaan, wat een geschikte stalmeid ik aan haar heb en ze zorgt voor het vee, dat het een lieve lust is. Maar wacht, daar valt mij iets in. Op den Alm kunnen wij ze doen tot hulp voor de Sennerin die allang klaagt, dat ze het niet alleen af kan. Op die wijze komt zij de lui niet meer onder de oogen en vóór den herfst kunt ge lang boerin op den Rotherhof zijn, dan moet je I V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5