Brieven uit Frankrijk
Onze nachtegaal.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Maandag 5 Mei 1924
De steeds groeiende rivaliteit tusschen de Engelsche Liberalen en de
Arbeiders-regeering. België's pogingen om overeenstmming tusschen
Frankrijk en Engeland te brengen, Italië niet tegen de Ruhr-bezetting.
De netelige toestand in Ierland.
Onder de Radio-berichten: De besprekingen tusschen MacDonald,
Theunis en Hymans: tegemoetkoming aan Frankrijks wenschen?
Gisteren hebben in Duitschland de algemeene verkiezingen plaats
gehad.
Parijs, 23 April 1924,
LEGER EN VLOOT.
Bevordering by keuze
GEM. BUITENL. BERICHTEN.
BINNENLAND.
DE VASTENPREDIKERS TE PARIJS.
Het moge gemakkelijk zijn als éénoog
koning te zijn in het land der blinden, uit te
blinken als redenaar in een land als Frankrijk,
waar de welsprekendheid algemeen is, is een
bewijs dat men zeer hoog gestegen is op de
ladder van deze redenaarskunst.
Onder de gewijde redenaars van onzen tijd
komt zeker Pater Janvier een allereerste plaats
toe. Duizenden heeft hij wederom dit jaar
in den afgeloopen vastentijd bezield met zijn
geestdriftig woord, trachten te overtuigen
van de waarheden van ons H. Geloof, door
de kracht van zijn welsprekendheid, de uiter
lijke vorm van wat innerlijk leeft in dezen
eenvoudigen en hoogbegaafden ordepriester.
En wie zal het aantal tellen van hen, die door
hem den weg hebben teruggevonden naar
het Godshuis in die 22 jaren, waarin hij on
afgebroken den kansel van de Notre Dame
tot het houden der vastenconferenties heeft
bestegen. Het was dan ook met diepen wee
moed dat op Palmzondag uit zijn eigen mond
de tijding tot ons kwam dat Pater Janvier
niet langer die taak zal vervullen. Het stille
kloosterhuis roept hem terug uit de wereld,
waar hij heeft gewerkt en gepredikt tot het
geestelijk en ook vaak lichamelijk heil van
zoovelen, die zijn woord kwamen hooren en
Zijn raad kwamen inwinnen.
Een ander zal zijn plaats komen innemen
in de Kathedraal van Parijs, een plaats vóór
hem ingenomen, door niet minder beroemde
predikers als Lacordaire en Monsabré.
Wie het zijn zal, wij weten het niet. Maar
dit is zeker, Pater Janvier, onder wiens gehoor
wij het ons sedert enkele jaren tot een eer
rekenden te mogen behooren, laat een leegte
achter, die niet gemakkelijk zal zijn te vullen.
Geen als hij wist vertrouwen te stellen in de
menschelijke natuur, maar tevens zoo krach
tig de menschen te doordringen van hun
plichten ten opzichte van God en hun evenaas-
ten. Hij paart de gaven van het hart aan die
van het verstand. En deze bevoorrechte zoon
van St. Thomas, uitblinkend door wijsheid
en kennis, is steeo's gebleven de eenvoud zelf
bij al den lof, hem toegezwaaid in ruime mate.
Wij hebben hem voor het laatst op den
avond van Goeden Vrijdag gehoord, toen
hij het lijden van Christus voor ons schilder
de, de ifegeningen er van ons aantoonde en
wij zijn heengegaan, diep onder den indruk
van zijn meesleepend woord dat als altijd de
juiste snaren van het menschelijk hart wist
te treffen. Geloovigen en ongeloovigen, ka
tholieken en niet-katholieken behoorden tot
Zijn vertrouwden. Allen zullen hem blijven
gedenken, ook nu hij afscheid van ons heeft
genomen om zijn verder leven in afzondering
door te brengen. Zij zullen dat niet beter
kunnen doen dan door zijn lessen op te
volgen, zijn welsprekend woord in daden om
te zetten. Groote dankbaarheid, kardinaal
Dubois zeide het zoo juist met enkele woor
den na afloop van zijn laatste conferentie,
moet ons jegens Pater Janvier bezielen, al
zal deze gepaard gaan met droefheid over
zijn heengaan. Hij behoort tot de allergrootste
kanselredenaars die Frankrijk gekend heeft,
groot door de gaven van zijn woord en zijn
voordracht, groot bovenal door de innerlijke
overtuiging, die leeft in dit Roomsche pries-
terhart en die hij wist over te brengen in dat
van zoovelen zijner toehoorders.
Groot onder de groote vastenpredikers
van Frankrijk, hij moge dan al geen Pater
Janvier zijn, is ook Pater Delor. Deze Do
minicaan neemt eveneens een geheel eigen
plaats in onder de rij van hen, die ons de
eeuwige waarheden kómen verkondigen. Hij
preekt in de Madeleine, in de St. Clotilde,
in de Sacre-coeur op Montmartre, en tot in
de verre uithoeken der wereld heeft zijn
priesterlijk woord weerklonken. Slechts een
enkele maal hebben wij hem gehoord, maar
onvergetelijk is ons bijgebleven die glashel
dere betoogtrant, dat heilig enthousiasme,
die grootsche zeggingskracht.
De diepten van gedachten, weet hij te hul
len in een verheven vorm van poëtische wel
sprekendheid. Het is dertig jaren geleden
dat hij den advocatentoog met eere droeg
aan den Parijschen rechtbank.
Maar hij was tot een verhevener taak ge
roepen. Niet het menschelijk recht, ook het
Goddelijk recht koos hem tot een van zijn
voornaamste pleitbezorgers. Hij verruilde den
Zwarten toga voor het witte habijt der Do
minicanen. Na de droeve scheidingswet van
1905 vertrok hij naar Saulchior in België,
waarheen de Dominicanen hun Fransch se
minarie hadden overgebracht. Het uitbreken
van den oorlog riep hem terug naar het
land van zijn geboorte, tien jaren nadat hij
er afscheid van had genomen. Hij keerde er
terug met 40 van zijn leerlingen waarvan 16
het leven lieten op de slagvelden. Hoogst
zelden verliet hij in al die oorlogsjaren het
front. Eenmaal slechts om te preeken in de
Sacré-Coeur en in 1918 om een reeks confe
renties te houden in de Vereenigde Staten
en Canada.
Sedert den wapenstilstand verdeelt hij
zijn kostbaren tijd tusschen Saulchior, waar
hij superieur is van het seminarie, en Parijs,
waar vooral de vastentijd beslag legt op waar
groot en vurig redenaarstalent.
Het legioen van eer en het oorlogs kruis
die hem werden toegekend, zijn als zooveel
teekenen van moed en vaderlandsliefde, die
Pater Deior in die droeve oorlogsjaren heeft
ten toon gespreid.
Maar schooner dan al die eereteekenen is
het blanke habijt dat hij draagt, edeler dan
de strijd op de slagvelden gevoerd, is de
strijd dien hij heeft aangebonden tegen de
vijanden van Christus, om hen terug te voe
ren in het leger van christelij ken vrede.
Indien één verdient de plaats van Pater
Janvier in te nemen als prediker van de
Notre Dame, is het ongetwijfeld Pater Delor
wiens stem reeds in zoovele kerkgebouwen
van Parijs en daarbuiten onvermoeid en
steeds overtuigend heeft weerklonken.
Wij zouden nog meerderen kunnen noe
men onder de Vastenpredikers van Frank
rijk, die uitblinken door welsprekendheid, en
wetenschappelijke gaven, gesteld in dienst
van den apologetischen arbeid. Wij denken
aan Mgr. Vien die in St. Roch in hqt bijzon
der voor de Fransche vrouwen de waarhe
den des geloofs bezien in het licht van on
zen tijd en aan de hand van de meest ac-
tueele onderwerpen, gedurende de afgeloo
pen vasten heeft verkondigd.
Volstaan wij echter met de genoemden
Frankrijk mag er trotsch op zijn dergelijke
geestelijke voorlichters in zijn midden te
hebben.
Wij weten het wel dat niet de welsprekend
heid de hoofdzaak is, waar het geldt de zie
len te ontvlammen, de liefde voor God en
godsdienst wakker te roepen. Ook in het een
voudige woord van den bescheiden dorps
priester kan het zaad zijn gelegen dat tot
grooten wasdom voert op geestelijk gebied.
Maar, waar welsprekendheid hand in hand
gaat met de onovertroffen waarheden van dat
geloof, kan men niet anders dan dankbaar,
zijn uit de monden de verkondiging te mo
gen hooren.
Hoe weinigen onzer katholieke landge-
nooten denken er aan bij hun bezoek aar.
Parijs, deze zijde van het Fransche leven te
leeren kennen. Het is niet alleen in den vas
tentijd dat de welsprekendheid hoogtij viert
op de kansels in de Roomsche kerken van
deze wereldstad. Mogen velen zich dit in de
komende maanden indachtig zijn.
Mr. P. v. S.
Geen vleiend oordeel.
In het orgaan van de vereeniging van offi
cieren van de Ned. Landmacht komt een ar
tikel voor over de bevordering bij keuze,
van de hand van den hoofdredacteur, den
majoor der infanterie, C. C. de Gelder.
Zooals men weet, worden alleen de offi
cieren van den Generalen Staf bij keuze be
vorderd. De vraag rijst nu of een toepassing
van de wettelijke regeling dienaangaande,
voor het leger gunstig en tegenover de col
lega's der betrokkenen billijk is.
De redactie van het bovengenoemde or
gaan laat zich over deze „bevordering" nu
als volgt uit:
„Wij achten het onjuist dat men, in ons
leger, 28 30 jaar in de subalterne rangen
dient en daarna door de hoogere rangen.
Wij achten het onjuist, dat men de officie
ren, waarvan men de beste verwachtingen
heeft, ten spoedigste in bureaux doet ver
dwijnen en hen met een minimum troepen-
dienst, en dan nog uitsluitend bij het eigen
wapen, doet volstaan.
Wij achten het onjuist, dat aldus tevens
de troependienst wordt gedisqualificeerd en
nagenoeg nooit een troepenofficier naar vo
ren wordt gebracht.
Het lijkt ons daarom een ruimer stelsel
van bevordering bij keuze, aan wettelijke re
gels gehouden (zulks om alle favoritisme uit
te sluiten); beter lijkt ons mede, dat alle of
ficieren die de H. K, S. met goed gevolg
verlaten ten minste 2 jaar dienst doen bij
elk der andere wapens.
Beter lijkt ons ten slotte, dat de officieren
slechts een beperkt aantal jaren bij den Gen.
Staf kunnen blijven."
Het voor; t ri om in Enge
land de Evenredige verte
genwoordiging in te voe
ren.
dat wij Zaterdag uitvoerig bespraken, is, ge-
gelijk te verwachten was, en zooals we nog
onder onze Radio-berichten van Zaterdag
vermeldden, door het Britsche Lagerhuis
verworpen. Met aanzienlijke meerderheid
238 tegen 144 stemmen. Daar de liberale
partij vrijwel „en bloc" voorstemde, zullen
vermoedelijk slechts weinige stemmen van
arbeiderspartij of conservatieven voor het
ontwerp-Rendall zijn uitgebracht. De regee
ring had besloten om, gelijk ook vroeger bij
dergelijke voorstellen geschiedde, het Huis
geheel vrij te laten, hetgeen dan ook ver
klaart, dat het hier geen volkomen zuivere
partijstemming was, maar de stemming een
eenigszins gemengd karakter droeg'. De re
geering zelf verklaarde, bij monde van den
heer Henderson, zich tegen het ontwerp.
Alleen gaf ze de belofte, daar ook zij het hui
dige kiesstelsel geenszins verwondert, om
een wijziging van dit stelsel in overweging te
nemen. Spoed zal ze daar echter wel niets
mede maken, want er zijn „zoo vele zaken
aanhangig'>én voorloopig zal dus het kies
stelsel blijven gelijk het is. Van zijn afkeer
van de evenredige vertegenwoordiging heeft
^rouwens MacDonald nimmer een geheim
gemaakt. Dit stelsel zou terugkeer tot het
tweepartijenstelsel voor langen tijd, zoo niet
voorgoed onmogelijk maken. En voor Mac
Donald is het alleen de liberale partij die er
voordeel van zou hebben. Welke houding de
liberalen nu zullen aannemen, zal de tijd moe
ten leeren. Maar de verhouding zal er niet
aangenamer op worden, nu Henderson, de
liberalen gehoord heeft, met de uitdaging dat,
als ze gebelgd waren, ze dan maar hun be
dreiging om de regeering omver te werpen,
moesten uitvoeren,
Inmiddels heeft MacDonald;
de Belgische minister
Theunis en Hij mans op
Chequers
ontvangen.
De Britsche draadlooze dienst meldt dat
ofschoon officieel voor het oogenblik het
stlzwijgen wordt bewaard over de bespre
kingen tusschen' MacDonald, Theunis en
Hymans, de bladen er den nadruk op leg
gen dat het belang van de gevoerde gesprek
ken is gelegen in de poging om de Fransche
en Engelsche gezichtspunten met elkaar te
verzoenen. De „Times" zegt dat de Belgi
sche ministers met kennis uit de eerste hand
komen omtrent de inzichten van Poincaré,
en dat het duidelijk is dat het voornaamste
punt van bespreking de quaestie moet zijn
hoe het plan-Daves in overeenstemming kan
worden gebracht met het voor het oogenblik
in de Ruhr door Frankrijk en België in
gevoerde stelsel. Voor de Belgische regee
ring is de Ruhrbezetting altijd een dwang
middel geweest en niet een doel op zichzelf,
en het huidige oogenblik wordt een uit
stekende gelegenheid geacht voor een gelei
delijke beperking van de regie en de her
vorming van de Fransch-Belgische panden in
gezamenlijke waarborgen van de geallieerden.
Het proces zal niet gemakkelijk zijn en houdt
vele punten in, die gekenmerkt worden door
technische moeilijkheden. Maar de offt-
cieuse voorloopige besprekingen moeten
grootendeels bijdragen om deze punten op
te helderen. Zij zullen voorts bepalen, welke
besluiten vallen onder de jurisdictie van
de verbonden regeeringen en welke onder
die van de Commissie van Herstel.
De diplomatieke medewerker van de
„Daily Telegraph" zegt, dat, toen markies
Crewe, de Engelsche gezant, de aandacht
van Poincaré vestigde op het feit, dat, hoe
wel Mac Donald in zijn rede te York een
voorbarige bespreking van de sancties m
verband met het plan-Dawes voor minder
gewenscht had verklaard, hij niettemin had
gezegd, dat iedere moedwillig en flagrant
in gebreke blijven van Duitschland Enge
land en zijn bondgenooten meer aaneen
gesloten zou vinden dan ooit te voren, men
in Londen de hoop koesterde, dat de Fran
sche premier met deze openlijke gegeven
belofte tevreden zou zijn. Zeker was de
Fransche premier dankbaar voor deze uit
gesproken verzekering, maar hij blijft nog
aandringen op het stelsel van automatische
waarborgen van economischen aard, die naar
hij oordeelt, niet vereenigbaar zijn met de
sancties, die behooren tot straffen van mili
tairen aard. De Belgische ministers hebben,
naar uitlekt, een stelsel ontworpen van
economische waarborgen, waarvan sommige
kunnen worden gekenschetst als een zuiver
aanvulling van de controle, die in het rap-
port-Dawes wordt voorzien, terwijl andere
er geheel buiten vallen. De groote moeilijk
heid ligt echter in de hardnekkigheid van
Poincaré, die tracht de Fransch-Belgische
spoorwegregie te handhaven in een gewij-
zigden vorm op grond van de overweging,
dat de handhaving onmisbaar is voor de
veiligheid der bezettingstroepen.
Uit Parijs komen ondertusschen berichten,
dat men daar uit Rome verneemt, dat Mus
solini aan den Italiaanschen gezant te Lon
den heeft geseind dat Italië geen bezwaar
heeft tegen het handhaven der Fransch-Bel
gische garnizoenen in het Ruhrgebied. Men
hoopte dat dit Italiaansche standpunt van
grooten invloed zou zijn op de besprekingen
tusschen Mac Donald en Theunis. Bij zijn
ontmoeting met Poincaré werd de Belgische
premier er van in kennis gesteld dat Frank
rijk elke concessie op dit punt zou weigeren.
Theunis beloofde bij MacDonald en vervol
gens bij Mussolini aan te dringen op het hand
haven der garnizoenen en der Fransch-Bel
gische spoorwegregie, als eenige aanneme
lijke waarborg voor een verbinding met deze
garnizoenen.
Ten opzichte van deze laatste quaestie heeft
MacDonald zich reeds in ontkennenden zin
uitgesproken, daar hij van oordeel is dat zij
in strijd is met de conclusies der deskundigen,
maar men herinnert er te Parijs aan dat Poin
caré de conclusies slechts voorwaardelijk
heeft aanvaard, en dat de Fransche belangen
zullen moeten worden beschermd indien de
geallieerden een nieuw stelsel der Duitsche
betalingen willen hebben gebaseerd op een
uitwisseling van panden.
In elk geval meent men in Frankrijk de
zekerheid te hebben, dat Theunis in zijn be
sprekingen noch met MacDonald, noch met
Mussolini in iets zou toestemmen dat de
Fransch-Belgische solidariteit zou kunnen
schaden.
Behalve met dit onwrikbare Fransche
standpunt in de tusschen beide geallieerden
zoo uiteenloopende buitenlandsche politiek,
heeft de Engelsche regeering zich ondertus
schen nog het hoofd te breken met de even
eens niet gemakkelijke kwestie van
de grensregeling tusschen
den Ierschen Vrijstaat en
Ulster.
waarin de Ulstersche regeering onwrikbaar
op het Standpunt blijft staan, dat zij geen ge
delegeerde kan benoemen in de grenscom-
missie, welker instelling in het verdrag tus
schen de Britsche regeering en den Vrijstaat
is voorzien. Ulster heeft met dat verdrag
niets te maken en weigert dus aan een van
zijn bepalingen te voldoen. Het eenige waarin
de Ulstersche regeering kan toestemmen is
in de instelling van een commissie door Vrij
staat en Noord-Ierland samengesteld en
welke namens de wederzijdsche regeeringen
de quaestie van de grensregeling tusschen
beide landen zou hebben te onderzoekén. In
Januari 1922 heeft Sir James Craig met Col
lins, die voor den Vrijstaat optrad en met
goedkeuring van de Britsche regeering, een
overeenkomst te dezer zake aangegaan. En
de Ulstersche regeering is nog steeds bereid
aan deze overeenkomst te voldoen. Dat heeft
Craig, na de weigering om in de voorgestelde
grenscommissie een lid te benoemen, nog
eens uitdrukkelijk verklaard. Maar of op
deze wijze, waarbij Ulster slechts denkt aan
mogelijk kleine grensrectificaties, terwijl het
voor Zuid in het bijzonder gaat om de ovet-
wegend katholieke en nationalistische deelen
voor Noord-Ierland, en niet om eenvoudige
grensrectificaties, het conflict kan worden
opgelost, is te betwijfelen.
En netelig is de toestand in Ierland ook
voor de Britsche regeering zeer zeker.
HUISZOEKING IN DE RUSSISCHE
AMBASSADE TE BERLIJN.
Omstreeks 2 uur bezette Zaterdag een
sterke troep Schupobeambten het geweldige
gebouw, waarin de Handelsafdeeling van de
Russische Sovjetdelegatie te Berlijn is ge
vestigd en hield hier een huiszoeking, zonder
zich te storen aan de protesten van den
Handelsattaché, die in het optreden van de
politie een schending van de territorialiteit
zag. Alle personen die zich in het gebouw
bevonden, moesten zich legimiteeren en zij,
die geen passen of papieren bij zich hadden,
werden naar de binnenplaats gebracht, waar
al spoedig een honderdtal personen onder
bewaking van een afdeeling Schupo bijeen
stonden.
Men zocht een Duitsch communist, die
onder verdenking van landverraad te Stutt
gart was gearresteerd, bij zijn overbrenging
naar Berlijn aan zijn bewakers had weten te
ontkomen en in het gebouw van de Han
delsafdeeling was gevlucht. Vóór men den
vluchteling echter had gevat, moest de huis
zoeking op last van den minister van Buiten
landsche Zaken worden gestaakt. De Russi
sche ambassadeur Krestinski had persoon
lijk tegen de schending der exterritorialiteit
bij dr. Stresemann geprotesteerd.
Men neemt aan, dat het muisje nog wel een
diplomatiek staartje zal hebben, en dat de
Sovjetregeering bij de Duitsche rijksregee-
ring ernstig zal protesteeren tegen de haars
inziens onvoldoende wijze, waarop het recht
van exterritorialiteit door de Berlijnsche
politie is gerespecteerd.
Naar aanleiding van het door den Russi-
schen gezant ter kennis gebrachte vojrval in
het gebouw der Handelsvereniging van de
Russische Sovjetdelegatie, heeft het departe
ment van buitenlandsche zaken te Berlijn
aan de Russische delegatie een nota doen
overhandigen, waarin op grond van de ge
tuigenis van twee beambten der Wurtem-
bergsche crimineele politie wordt vastge
steld dat de Handelsafdeeling de vlucht van
den Duitsche gevangene mogelijk heeft ge
maakt en zijn achtervolging met geweld heeft
verhinderd. Voorts dat beide beambten we
derrechtelijk eenigen tijd in het gebouw
der Handelsafdeeling zijn vastgehouden.
EEN FRANSCH HANDELSVERDRAG
MET DUITSCHLAND?
De „Oeuvre" meent te weten, dat Lou-
cheur, de minister van handel, op het oogen
blik bezig is, met medewerking van al zijn des
kundigen, aan de opstelling van den tekst van
een nieuw Fransch-Duitsch handelsverdrag.
DE VERKIEZINGEN IN DUITSCH
LAND.
Naar het H. N. meldt heeft een Berlijnsche
firma op vier verschillende punten van de
stad z.g. luidsprekers opgesteld om daarmede
hedenavond en -nacht den uitslag der ver
kiezingen bekend te maken.
DE SLAAPZIEKTE-EPIDEMIE IN
ENGELAND.
De slaapziekte-epidemie, die de vorige
weekin Engeland onrustbarende vormen aan
nam, neemt, blijkens de gepubliceerde cijfers,
thans in omvang weder af.
DE STAD PARIJS EN DE VERKIE
ZINGEN.
De positie van het gemeentebestuur van
Parijs is naar men weet aan knellende banden
'gelegd door de groote afhankelijkheid, welke
het ten opzichte van de prefect van de Seine
en het Parlement bezit. Reeds vaak is er op
aangedrongen dat de stad Parijs meer zelf
standigheid in bestuurszaken zal erlangen,
welke andere steden in zoo ruime mate genie
ten.
In verband met de verziekingen der vol
gende week heeft Georges Lalou, de voorzit
ter van den gemeenteraad, een circulaire
tot de leden gericht, waarin hij deze aanspoort
de aanspraken van Parijs duidelijk kenbaar
te maken aan de Kamercandidaten, die naar
de stemmen der Parijsche ingezetenen din-
gen.
Hij zet allereerst uiteen dat het huidige
municipale stelsel oorzaak is dat Parijs
slechts „de schaduw van een gemeentelijk
leven bezit", dat de gekozen vertegenwoor
digers slechts representatieve en raadgevende
bevoegdheden bezitten en dat ze zelfs geen
enkel controle-middel over het bestuur der
hoofdstad hebben. Parijs is ten opzichte van
alle belangrijke bestuursbesluiten onderwor
pen aan de machtiging van het Parlement,
welke voor geen enkele andere Fransche stad
wordt vereischt. Parijs in is werkelijkheid
een rijksstad.
Lalou wijst er voorts op, dat alle leeningen,
die door den gemeenteraad zijn goedgekeurd,
door het Parlement werden gekortwiekt of
aangehouden. „In één woord," zoo besluit
hij, „iedereen prefect, ministeries, re
geeringen, parlement bestuurt Parijs,
behalve de gemeenteraad zelf 1" De Kamer
afgevaardigden voor Parijs moeten dus voor
de stad Parijs een regime eischen, dat met
haar speciale positie in overeenstemming is.
DE SNELGROEIENDE ITALIAAN
SCHE LUCHTVLOOT.
De Romeinsche correspondent van de
„Manch. Guard", deelt interessante bijzon
derheden mede over de opmerkelijk snelle
uitbreiding van de Italiaansche luchtvloot,
die na den wapenstilstand onder de minis-
teries-Bonomi en -Giolitti schandelijk ver
waarloosd, maar sinds Mussolini de leiding
heeft genomen, een nieuwe ontwikkelings
periode is ingetreden, Hij zorgde voor de
noodige fondsen en hervormde radicaal de
geheele organisatie. Italië bezit thans een
zelfstandige luchtvloot. Civiele en militaire
aviatiek is vereenigd inder één hoogen com
missaris, onder Mussolini. Officieren en sol
daten worden niet langer gerecruteerd uit
leger en vloot, maar worden afzonderlijk ge
recruteerd en dragen 'n afzonderlijk uniform.
De aanbouw van vliegtuigen, vooral van wa
tervliegtuigen, is krachtig aangevat. De be
trokken fabrieken weigeren buitenlandsche
bestellingen en werken uitsluitend voor den
staat. Terwijl er in '22 een 250 machines be
stonden, zijn er nu zeker 1000. Op den ver
jaardag van den Marsch naar Rome vlogen
ruim 500 vliegmachines over de hoofdstad,
En Mussolini heeft verklaard, dat op den
volgenden verjaardag er 2000 moeten zijn.
Het volledige program voorziet 4000 vlieg
tuigen.
DE PREMIE VOOR AMERIKAAN-
SCHE OUD-STRIJDERS.
De beide huizen van het Congres der V.S.
hebben thans het rapport der Conferentie
van de vertegenwoordigers dezer Huizen
omtrent de „soldiere bonus bill" aangeno
men, Het ontwerp gaat nu naar den president.
Naar nader wordt gemeld, zal Coolidge ten
opzichte van dit ontwerp van zijn recht van
Veto gebruik maken.
DE VREDE VAN HONDURAS HER
STELD.
De vrede in Honduras is thans, volgens
een Reuter-bericht, dank zij de bemoeienis
van de vredesconferentie, die op initiatief der
Vereenigde Staten te Amalpas bijeenkwam,
hersteld. De conferentie heeft zich veree
nigd met de benoeming van generaal Vin
cent Tosta tot voorloopig president van Hon
duras.
DE OPSTAND IN CUBA.
Maakten wij dezer dagen melding van het
feit, dat de Amerikaansche regeering op ver
zoek van Cuba het embargo gelegd heeft op
wapenzendingen naar Cuba, thans meldt
een Reuter-telegram uit Washington, dat
de Cubaansche regeering wel voor zich zelf
verlof gevraagd heeft om wapens en munitie
in de Ver. Staten aan te koopen en wel voor
den strijd tegen de revolutionnairen in de
provincie Santa Clara.
Te Washington wordt het als zeker be
schouwd, dat het verzoek zal worden inge
willigd.
BANKDIRECTEUREN EN DE LEIDING
VAN INDUSTRIEËN.
In het linanciëele weekblad „De Kroniek
schreef Dr. A. Sternheim een artikel om de
onbekwaamheid te demonstreeren van bank
directeuren bij het leiden van industrieën.
Dat is n.l. een nieuwe kant van de gestie
der Bankdirecteuren; zij spelen super-direc
tie over de meest verscheidene ondernemin
gen. Zij immers verschaffen het geld. Zij
richten op of breiden uit. En hun bemoeienis
met ondernemingen van de meest uiteenloo
pende soort beperkt zich niet altijd tot een
inzicht in de financieele gestie, maar grijpt
soms diep in het bedrijf in.
Welnu, aan de resultaten welke Dr. Stern
heim geeft, ziet men, dat de bankdirecteuren
als leiders van bedrijven niet geslaagd zijn.
Hij neemt enkel de groote banken onder
z'n loep en komt alzoo tot een 72-tal van
bedrijven, door de groote banken opgericht
of uitgebreid. Een zestigtal kleinere ver
waarloost hij. Ook de cultuur- en de scheep
vaart-ondernemingen laat hij buiten bespre
king.
In de 72 maatschappijen was in totaal 337
millioen gulden aan kapitaal gestoken. Het
totale verlies, op dat kapitaal geleden, be
draagt niet minder dan 305 millioen gulden.
Hiervan is reeds 204 millioen openlijk afge
schreven. Het overige zal uit alle stille re
serves zijn afgeschreven of alsnog afgeschre
ven moeten worden.
Van de 72 maatschappijen bevinden er zich
19 in likwidatie, terwijl er 7 failliet zijn.
Voorts lijden er 22 een kwijnend bestaan
zonder kans op dividend in afzienbaren tijd.
Eindelijk zijn er 24 georganiseerd. Bij deze
laatste 24 zijn van het oospronkelijke kapi
taal van te zamen 141 millioen 102 millioen
als verloren te beschouwen.
De grootste verliezen zijn geleden door
Furness Stokvis (46 millioen), de kaarsenfa
briek Gouda (7 millioen), Insulinde Oliefa-
briek (40 millioen), van der Kuy en van der
Ree's Machinefabrieken (5,5 millioen), Uni
ted Java Oil Mills (5.2 millioen), Vereenigde
Konservenfabrieken (5.5 millioen), Vereenig
de Hollandsere Sigarenfabrieken (6 millioen],
Vereenigde Touwfabrieken (7,5 millioen),
Company Mercanlil Argentinia (28,5 mil-
I.
Midden in het Beiersche hoogland ligt
tusschen hemelhooge bergen een vriendelijk
dorpje. Door de groene weiden, die het om
ringen, slingert een helder, snelvlietend beek
je, dat soms tot een woedenden bergstroom
aangroeit, wanneer namelijk de smeltende
sneeuw op de bergen de wateren doet zwellen
of wanneer zich een zware onweersbui over
de streek ontlast.
Thans volgt het vreedzaam zijnen loop,
terwijl de spiegelende oppervlakte schittert
on fonkelt als vloeibaar zilver. Zijn vroolijk
klateren en murmelen past volkomen bij de
stemming der dorpsbewoners, want vandaag
wordt in de dorpskerk het patroonfeest ge
vierd.
Reeds bij het aanbreken van den dag had
den vreugdeschoten, wier echo honderd
^oudig door de bergen weerkaatst werd, het
*eest aangekondigd en later riep het plechtig
,'°kgelui het geloovige volk naar het Huis
des Heeren.
het kerkplein zijn eenige kramen op-
geslagen die lekkernijen bevatten voor kleine
en groote kinderen. Nu is het daarbij echter
nog stil. feestpredikatie is ten einde en
de Hoogmis duurt voort. De landelijke zan
geressen doen al het mogelijke, om het feest
op te luisteren, maar boven alles klinkt een
stem, zoo vol en zuiver, zoo week en vol
gevoel, dat de toehoorders om de schoone
klanken alles om zich heen vergeten en de
een of ander zich, niet weerhouden kan ter
sluiks een blik naar het koor te wenden, waar
het lieflijk gezang weerklinkt.
Toen de Hoogmis ten einde was, zette het
orgel nogmaals in en dezelfde heerlijke stem
begon een aandoenlijk schoon Marialied.
„Gedenk, o genadige Moeder...."
Er heerschte een stilte in het gewijde,
overvolle gebouw, dat een ieder zijn eigen
hart meende te hooren kloppen, en toen het
lied geëindigd was, verlieten de aandachtige
toehoorders, nog onder den indruk van het
schoone gezang en den aandoenlijken tekst,
het Godshuis.
Nu het godsdienstige gedeelte van het
feest geëindigd was, haastte ieder zich naar
zijn huis om ook de behoeften van den licha-
melijken mensch te voldoen aan het wach
tende feestmaal.
Onder de laatsten, die het kerkgebouw
verlieten, bevond zich een slank meisje met
fijne, sprekende gelaatstrekken en groote,
donkere oogen. De glanzend zwarte, dikke
haarvlechten vormden een dubbelen krans
om het kinderlijk-onschuldig gelaat en de
eenvoudige dracht der dorpsbewoonsters ver
hoogde de bekoorlijkheid harer verschijning.
Onschuld en goedhartigheid vormden den
grondslag van haar wezen en een zekere
schuwheid en ingetogenheid schenen haar
als met een beschermenden muur te omrin
gen.
Toen het meisje over het kerkplein liep,
had ze de bewonderende blikken der jonge
boeren, die op den lagen kerkhofmuur bij
den uitgang zaten, op zich voelen rusten.
Doch de oogen van het jonge meisje bleven
neergeslagen, de uitdrukking van haar gelaat
bleef rustig zonder verlegenheid en geen
der jongelieden waagde het haar aan te
spreken.
Van het kerkhof voerden een aantal treden
naar de dorpsstraat, en een stokoud moeder
tje maakte zich juist gereed deze af te dalen,
waarbij ze zich met bevende handen angstig
aan de leuning vasthield. Snel was het meisje
de oude vrouw opzijde gekomen, zacht
schoof zij den arm onder dien van het 04de
moedertje en voorzichtig geleidde zij haar
de treden af.
„Kijk, moedertje," sprak zij vriendelijk,
„zoo gaat het beter."
De oogen van het oudje schitterden van
vreugde.
„Ha, onze nachtegaal," sprak zij, „jij bent
een best meisje. Je hebt het hart op de rechte
plaats en weet, wat arme, oude lieden goed
doet. God zal het je vergelden, Agatha Zoo
nu ben ik op den vlakken grond en kan
ik wel vooruit komen. Ga nu maar door, dat
de boerin niet boos wordt of haar dochter
Julia, wanneer ge om mijnentwil te laat thuis
komt. Ze zijn beide niet gemakkelijk."
„Trek je daar maar niets van aan, moeder
tje," lachte Agatha, „ik heb mijn werk ge
daan, vóór ik naar de kerk ging en om te eten
kom ik altijd vroeg genoeg. Voor u echter is
het gemakkelijker en ge komt niet zoo ver
moeid thuis, als ge een beetje leunen kunt.
We gaan toch denzelfden weg."
Dat was het oudje best naar den zin
Agatha geleidde haar onder vroólijk gebabbel
tot aan haar huis en ijlde toen met versnelde
schreden naar den Berghof, waar zij in dienst
was.
In den Rotherhof, naast hen, zat men reeds
aan tafel toen Agatha voorbij kwam, en een
vroolijke stem riep haar uit het venster toe
„Haast je maar wat, nachtegaal, dat je niet
te laat bij den maaltijd komt. Anders pikken
Ze je het beste voor dén neus weg."
„Ik ben er niets bang voor," antwoordde
Agatha vroolijk, vóór zij het huis binnentrad.
Het „volk" van den Rotherhof, dat zich
het overvloedige maal best liet smaken, zette
het door Agatha's verschijning onderbroken
gesprek weer voort.
„Wat heeft onze nachtegaal weer heerlijk
gezongen," sprak de oudste knecht, „het
heeft mij ouden kerel de tranen in de oogen
geperst en ik werd letterlijk tot bidden ge
dwongen, of ik wilde of niet. Het is of het
meisje met het hart zingt in plaats van met
de keel."
Het gelaat van den jongen boer van den
Rotherhof glansde van vreugde bij het ver
nemen dezer lofspraak, waarmede al de an
dere mannen ijverig instemden. De vrouwe
lijke dienstboden bewaarden tegen haar
gewoonte het stilzwijgen, tot eindelijk Eva,
de oudste dienstmeid, een allesbehalve jong
uitziend en mager persoontje met spits gelaat
en nog spitser tong, bleek van ergernis,
uitbarstte
„Jullie wordt allemaal nog gek met dat
hoogmoedige nest daar naast. Alles aan haar
is lief en aardig, haar gezicht, haar gezang
en hoe ze gaat en staat. Wij voor ons mo
gen doen wat we kunnen en nog zoo braaf
en onbesproken leven, niemand zegt er iets
van. Dat vindt men gewoon en natuurlijk,
dat moet zoo zijn. Maar aan haar prijst men
haar water- en melkgezicht bij elke gelegen
heid of het ik weet niet wat is."
„Ho, ho, Eva staat in vuur en vlam," spotte
de knecht, „haast je om te blusschen, Eva,
je verlangt veel, maar als je het ernstig meent
kan je ook wel een complimentje krijgen
Slank ben je als een populier en je gezang
overtreft dat van alle hanen in het geheele
land. De nijd loert bij je door alle vensters
Je kunt zeker niets dommere bedenken, dan
de beleedigde te spelen, wanneer dat brave
meisje recht gedaan wordt. Agatha verlangt
heel geen lof, ze doet alles heel stil en maakt
er heel geen ophef van. Haar werk doet zij
precies, en de kerk en haar zingen zijn haar
een vreugde Bij den dans heeft haar nog
niemand gezien, voor oude menschen is zij
vol liefde en voor de armen vol medelijden en
erbarming met mijn eigen oogen heb ik
gezien, dat zij het eten uit haar mond spaart
om het met de armen te deelen."
„Ik heb ook wat gezien met mijn eigen
oogen," smaalde Eva, „maar de tijd is nog
niet daar om er mee voor den dag te komen.
Pas als ik ze op heeterdaad kan betrappen,
zal ik spreken, eerder niet. Dan zult ge de
huichelaarster leeren kennen, de schijnheilige,
de valsche kat, die in het duister rondsluipt
en bij nacht en ontijd geheime samenkomsten
heeft."
De jonge boer was zoo heftig van zijn stoel
opgesprongen, dat deze tegen den muur
vloog, zijn gebalde vuist kwam op de tafel
neer, terwijl hij met donderende stem sprak
„Zwijg, Eva, ik wil geen woord meer hoo
ren. In mijn huis zal geen eerlijk mensch
belasterd worden, dat duld ik niet."
Zichtbaar tegenstrevend gehoorzaamde
Eva, maar toen de boer de kamer verlaten
had, brak haar grimmigheid pas goed los en
kwam haar tong aan den gang, maar toen
niemand er acht op sloeg, koelde zij haar nijd
aan de schotels en borden die zij schoonmaak
te.
In den Berghof daar naast werd intusschen
ook het middagmaal gebruikt. Agatha ging,
na haar werk gedaan te hebben, naar hare
kamer om haar kleederen op te bergen.
Beneden bleven de boerin en Julia bi} el
kaar. Op het voorhoofd der dochter lag een
donkere wolk, mismoedig keek zij voor zich
uit, tot ze zich plotseling tot haar moeder
wendde
„Ik moet het u ronduit zeggen, moeder,"
sprak zij. „Agatha staat mij eiken dag meer
tegen. Sedert zij in het dorp is, wordt op
haar alleen gelet, net of wij niet meer bestaan.
Ik kan niet begrijpen wat de lui aan haar
vervelend gezicht voor moois vinden. En
dan aan dat domme gezangEn nog zou
ik niets daarvan zeggen, maar ik vrees, moe
der, dat zij mij den jongen boer van den
Rotherhof voor den neus wegkaapt. Ik heb
zoo iets aan hem gemerkt en toch wil ik
boerin op den Totherhof worden, ik moet
het worden, tot iederen prijsDaarom,
moeder, doe haar weg, liever vandaag dan
morgen
„Bedaar wat, Julia. Waar denk je aan T
Voor zoo dom zie ik den jongen boer toch niet
aan. En zoo op stel en sprong kan ik haar
niet wegzenden, daar heb ik geen reden toe.
Agatha is braaf en vlijtig en verstaat de rael-
kerij zooals geen tweede. Ik l ati het duidelijk
aan de ontvangsten nagaan, wat een geschikte
stalmeid ik aan haar heb en ze zorgt voor het
vee, dat het een lieve lust is. Maar wacht,
daar valt mij iets in. Op den Alm kunnen
wij ze doen tot hulp voor de Sennerin die
allang klaagt, dat ze het niet alleen af kan.
Op die wijze komt zij de lui niet meer onder
de oogen en vóór den herfst kunt ge lang
boerin op den Rotherhof zijn, dan moet je
I
V