^/ooF^OriZE. 'eügd ZIJN EER! Amste rdamsche kout. HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE 1*3 NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. t Vierde Blad -Zaterdag 17 Mei 1924 BINNENLANDSCH NIEUWS Arsenicum in behangsel, meu bel- en gordijnstof. De besmettelijke veeziekte in Brabant en Limburg. KUNST EN KENNIS Geertruida van Vladeracken Jan Poortenaar. HANDEL EN NIJVERHEID. Invoer van Schoenwerk. n Griezsiige spookgeschiedenis UIT DE MOPPENTROMMEL. Maar we laten het er niet bij." Wij hopen voor de juffrouw, dat zij in haar gelijk wordt gesteld, dat uitgemaakt worde, Speciale correspondentie voor de „Nieuwe Haarlemsche .Courant." (Nadruk verboden.) Momentopname, gever zich kunnen overtuigen, doch uit sen- Daar is een Amsterdammer ten grave ge- j satiezucht heeft hij toch onze portretten ge daald, die Amsterdam heeft liefgehad, zooals 1 publiceerd en de leugens nog wat aangedikt maar weinigen. Die van af zijn prille jeugd, zijn vijftiende jaar, als anderen alleen nog dachten in zijn tijd! aan pretmaken, zooals tegenwoordig aan sport, meeleefde met heel zijn hart en ziel met het verleden en het heden van de stad, Amstel en IJ. Hartkamp is niet meer de groote verzame laar van alles was puur en intens Amster damsen is, die héékalleen maar knutselde en bijeengaarde tot meerdere glorie van de Kei- ztrgekroonde stad. De Nieuwjaarswenschen van klepperman, vuilnisman, porders enz., waren het begin van zijn verzameling. Maar felkens als er iets bizonders in Amsterdam te doen was, vulde hij aan met wat dan het heden was: de Oranjefeesten in '63, de Wa- terloofeesten '65, de Vondelfeesten, de Kro- nmgs- en de De Ruijterfeesten waren mijl- Palen in zijn verzamelleven. En bewaarde er een stuk oud-Amsterdam, hij zorgde er voor de nagedachtenis door teekeningen etc. v°or het nageslacht te bewaren. Maar groot Was ook zijn liefde voorhetgeen ook voor hem ten volle was het verleden. Zijn Vondel-verzameling, die 'hij om Pecuniaire redenen moest verkoopen, heeft aanleiding gegeven lot stichting van het Von del-Museum, dat een onderdeel vormt van de Universiteitsbibliotheek, Die ook heeft hefgehadbehoeft in dit geval zeer wei- mg te worden vergeven. Want Hartkamp was esn braaf mensch.... „Dat ben ik ook," zei de konijnendichteres Pit Maurik in de Betuwe, die onlangs mei familieleden in de bladen gesignaleerd werd als een stellejte godsdienstwaanzinnigen, die fegen een moord niet zouden opzien. Men heeft ons belasterd en de verslaggever-foto graaf, die ons in de Pers heeft gebracht, heeft °ns schandelijk bedrogen. Zij zijn niet gek, daarvan heeft de verslag- wilt houden, moet Je er ook wat voor ovei hebben! Dat hebben ook de herrie-makende pu blieke tribunisten van onzen Raad onder vonden, die natuurlijk niet zoo heel-flu- weelzacht van hun standplaats werden ver wijderd, 't Ging over de groote vraag of de Overheid niet alleen hen moet steunen, die persé geen werk en dus verdiensten kunnen vinden en die dus zonder steun van gebrek moeten omkomen, maar of ook zij ge steund moeten worden, die wel werk kunnen krijgen, doch onder voorwaarden ('t zij van financieelen, 't^zij van anderen aard), waar mee zij niet accoord kunnen gaan, waarvoo: zij 't prefereeren niet van werkkring of niet- werkkring te veranderen en dus steuntrek- dat noch van moordplannen, noch van gods- 1 kend stempelaar te blij dienstwaanzin ooit sprake is geweest. Dat zij op konijnen gedicht zou hebben, vind ik hee- lemaal niet erg. Waarom mag men wel dich ten op een beek, een malsche weide, een trotschen berg, een geurige roos, een bloeien de tulp en niet op een vriendelijk, speelsch konijntje? Er zijn in onzen fijn-beschaafden tijd nog maar altijd menschen, die geen dierenvrien den zijn. Die niet alleen geen liefde voelen voor het lijdende dier, maar die ook dieren mishandeling, zelfs onder de gruwelijkste omstandigheden, nog geen misdrijf van be- teekenis vinden. De directie der Gemeente tram te Amsterdam verdient daarom een eet volle vermelding, dat ze bericht heeft, dat wanneer iemand in de tram stapt, die een hond bij zich heeft en deze naast en soms voor de tram laat loopen, de conducteur be voegd is dien passagier van de tram te ver wijderen. Maar in de meeste gevallen zal een der passagiers er op moeten aandringen; de conducteur heeft dan nog het recht te wei geren en dan is het wenschelijk, dat de ver zoeker met .vermelding van het nummer van den betrokken conducteur hiervan schriftelijk aan den directeur kennis geve. Maar hoeve- len zullen dat doen? Ziet niet bijna ieder, die tram- en andere ongerechtigheden heeft meegemaakt tegen de moeite op? Neen, als ijven. De communistische raadsleden gingen op weinig beleefde wijze tegen hun mede volksvertegenwoordigers te keer en wethou der Wibaut, dé rood-revolutionaire „proleta riër," die deze Raadszitting leidde (zou dat niet een afspraakje zijn geweest met den burgemeester?) had een zware taak. Geluk kig dat hij nog al breed en gevoelig is. Wethouders van Amsterdam schijnen in 't algemeen toch maar knappe koppen te zijn. Dat zien wij aan de geheel-vrijwillige ontslag aanvrage van dr. Hettinga Tromp, directeur van ons Gemeentelijk Arbeidsbureau, die zich zelf te veel acht. (x) „Een van ons beiden is te veel op de we reld!" 't Doet aan een voor kinderen en vol wassenen goedgekeurde nonsens-film met pracht-explicatie denken. Zoo sprak hij tot zijn superieur, weth. Wierdels, onder wier arbeidszaken ressorteeren: „U hebt u er zoo ingewerkt dat er feitelijk twee directeuren voor de dagelijksche leiding zijn. Een te veel, ergo, ik ga." 'k Weet niet of de heer Hettinga Tromp het zoo bedoeld heeft, maar het is een heel compliment voor de veelzijdigheid van den heer Wierdels. Van beroep uitgever en druk ker, dan wethouder van geheel verschillende afdeelingen en tenslotte zich in de dage lijksche leiding van de Gemeente-arbeids 't „de tram" ernst is, daadwerkelijk iets te zaken van Amsterdam zoo in te werken, dat doen voor dierenbescherming, laat zij dan je den directeur volgens eigen verklaring den conducteurs bevelen passagiers te doen overbodig maakt, het is kranig. Daar moet te uitstappen, die hun of haar hond langs den een dubbel leven voor hebben! wagen laten meehollen. En desnoods late In den goeden zin van het woord. Niet het men honden op de voorbalcons der bijwa- dubbele leven, zooals Willem Schürmann dit gens tegen betaling toe. Als je een beest schetste in het geniale tooneelstuk dat thans door het Schouwtooneel wordt opgevoerd. Ik heb in geen jaren bij tooneel, dat geen tooneel was, juist omdat het zoo goed too neel was, zoo genoten. Hoe schitterend is niet de situatie geteekend: de handelskoning van Essen die met het grootsche doei van zijn woonplaats een wereldhaven te maken, doorgaat voor een handelskoning, doch fei- clijk een zwendelaar is. Zoo schitterend peelt Ko van Dijk deze hoofdrol, dat het niet logelijk is dat iemand het hem zou kunnen /erbeteren. Prachtvol is ook het ensembl In het Staatsblad is thans afgekondigd het Kon. Besl. tot toepassing der Warenwet op behangsel, meubel- en gordijnstof Artikel 1 bepaalt: Dit besluit verstaat onder „Behangsel, meubelstof, waaronder te waaruit ik j verstaan ook tapijtstof en gordijnstof", be- aerbiedig de namen Jettie van RijkRieker j hangsel, meubelstof en gordijnstof, die voor de dochter), Carel Rijken (de verloofde) en den handel bestemd of in den handel G. J. van Staalduinen (de zwager) aanhaal. gebracht zijn. En toch heeft het stuk mij indirect een paai Artikel 2: 1. Behangsel, van papier ver dagen later doen ergeren. Er waren bladen, jvaardigd, mag niet meer dan 5 mgr. arseni- die stuk en opvoering wel mooi vonden, maa. j cum (As) Pejj vierk. M. oevatten. 2. Behang- toch ook heel wat aan te merken hadden. sek van andere grondstof dan van papier Dit is het onbetwistbaar recht van den cri- vervaardigd, meubelstot en gordijnstof, mp- ticus. Maar het irriteerde me dat in datzelfde ëen niet meer dan 100 mgr. arsenicum (As) blad schitterende verslagen als waren 't on- Per v'fT, bevatten. feilbare meesterwerken te tezen gaf van non- Artlkel 3: Voor de beoordeeling, of de sens-films, die in staat zouden zijn een heel dorp krankzinnig te make^i. Ik weet wel dat het niet dezelfde pen is, die de beide versla gen schrijft: wij die de eer en het genoegen hebben, meer dan een kwart eeuw achtei de schermen te hebben kunnen kijken, we ten hoe die verslagen in de wereld komen. Maar het publiek niet. Dat zegt: Ik lees in Ce Sloterdijksche courant dat de film: De Groot moeder van Maciste veel mooier is dan de voorstelling van het Schouwtooneel. Ergo, we gaan naar den „bioscoop." Ik kan mij indenken, dat de pers er n!e; aan beginnen wil van het filmgedoe serieuze verslagen te geven, Soit, maar men late dan de reclameschrijving ook maar aan de bios coop-exploitanten in hun nummers over. Die 'nebben er heusch slag van. Op dit gebied eere wien eere toekomt! leveren zij kunst werk!! H. HENNING Jr. waren, in dit besluit genoemd, voldoen aan de daarin gestelde eischen, moet gebruik ge maakt worden van de onderzoekingsmethode; aangegeven in de bij dit besluit gevoegde bijlage. Artikel 4: Dit besluit treedt in werking zes maanden na den dag der dagteekening van het Stbl. (14 Mei), waarin het is ge plaatst, en kan worden aangehaald onder den titel van Behangseibesluit, met vermel ding van den jaargang en het nummer van het Stbl. waarin het is geplaatst. Het Tweede Kamer-lid Fleskens heeft den minister van binnenlandsche zaken en landbouw de volgende vragen gesteld: 1. Is het den minister bekend, dat op dit oogenblik, vooral in Noord-Brabant en Lim burg, een hevige ziekte onder de runderen voorkomt, en dat reeds een betrekkelijk groot aantal dieren hieraan is bezweken? 2. Zoo ja, is de aard dezer ziekte reeds (x) Bij onderstaande opmerking houde men er rekening mee dat we 't volkomen eens zijn met hetgeen reeds door de hoofdredac-j vastgesteld 'en welke maatregelen worden tie der N. Haarl. Crt, hierover werd geschre- j er tegen genomen? ven. Alleen bekeken wij de zaak nu ns van Zoo neen, is de minister bereid, onverwijld een anderen kant, terwijl de lezers het kor- stappen te doen tot het doen vaststellen reltje ironie dat zij misschien tusschen de j van den aard dezer ziekte en het nemen van regels door vinden, ons wel zullen verge- maatregelen? ven. H. '3. Acht de minister het niet dringend noodzakelijk, dat onverwijld een deskun dige commissie wordt boenemd, welke deze ziekte onderzoekt, ook in verband met de te nemen bestrijdingsmaatregelen en in het belang van 'n goede uitvoering der Vleesch- keuringswet? Men schrijft ons: Geertruida van Vladeracken, de bekende zangeres der Oud-Nederlandsche, Engelsche, Duitsche, Fransche en Latijnsche Volkslie deren, in plastische uitbeelding met erbij passend kostuum (in overeenstemming met den stijl der liederen, ontworpen door haren echtgenoot, den schilder Jan Poortenaar), arriveert a.s. Maandag met haren echtgenoot en begeleider Jan Poortenaar te Amster dam, na een zeer succesrijke tournee van over twee jaren door Nederl. Indië, Het kunstenaarsechtpaar, dat voor zijne tour- née door Indië verscheiden jaren in Londen verblijfplaats hield en van daar uit kunst reizen door Europa maakte, zal zich nu weer te Amsterdam komen vestigen en wel dra onder auspiciën der Internationale Con certdirectie Ernst Krauss weer in Nederland optreden De Minister van A., H. en N. heeft be paald, dat met ingang van 16 Mei 1924 in voer van schoenwerk, waarvan het boven stuk grootendeels van leder is vervaardigd zal kunnen worden toegestaan, indien daar tegenover een aankoop van schoenwerk vai. binnenlandsch fabrikaat staat tot een waar de, gelijkstaande aan een-vierde der waarde van dat in te voeren schoenwerk. N k n a 0 e r m s e t c g z h e 0 ij n n n „Dat weet ik niet. Maar is er zooveel haast bij „Flenk moet los „Dan kunnen we het probeeren." „Goed. Lat?" we dan gaan." Na deze k' te am s aak gingen beide vrienden op w.s-g en be.cikten een kwartier- later den boomgaard, die de boerderij van Van Belt van den weg afscheidde. De avond begon reeds te vallen. De zon was reeds ondergegaan en een waas verhief zich boven de velden. De schemering daalde reeds. De boom gaard lag in een vaag licht en van de boerderij was nauwelijks iets te zien. De boomen verhieven zich donker in het schemerende licht. „Zie je iemand fluisterde Ben. „Nog niet," antwoordde Jaap. „Maar la ten we nu gaan kruipen. Want in een boom kunnen we hem niet zien en hij ons wel. Deze een-en-twintig bekend spreekwoord. letters vormen, in een bepaalde volgorde genomen, een zeer De huichelaar had een afschuwelijk pla n ontworpen. Ben had zich door zijn ontdekking tot te veel vuur laten verleiden en Jan had hem gezien. Hij had berekend en hoopte intusschen dat zijn berekeningen zouden opgaan dat Ben Jaap zou gaan halen en dat ze samen Zouden terugkomen. Hierop was zijn plan gebaseerd en dat Jaap en Ben in den sterappelboom waren geklommen, dat was meer, dan-ie had durven verwachten. Het werd al donkerder en Jan meende, dat zijn tijd was gekomen. Voorzichtig kom hij van tak tot tak om laag, bereikte eindelijk den stam van den boom, waarin-ie had plaats genomen, en e zich naar beneden glijden, waarbij-ie w 1 zorg droeg, dat de stam steeds bleef tussch n hem en den boom, waarin- ie wist, dat Jaap Beide vrienden wierpen zich languit op en Ben zaten te turen. 2. Zoo hebt ge er hier nu nog een, Jat Precies op dezelfde wijze gevonden moet gorden als het vorige; alleen bestaat dat nu Uli 32 letters (zes woorden). R e i e t n k n i e d d e i 0 u k sk m b e a e b n a n e n r Hier volgt nog een dergelijk raadsel. ei lijkt 't moeilijkste, want er moeten niet "Under dan 47 letters en een punt gerang schikt worden. Maar Ik denk toch we! dat 'e er vrij gauw mee klaar zult zijn. A e z a t e n l n d y V e d a d e n 0 n V 0 g e r r r n 0 b e e 1 n i ij V e d a n e n r n h 0 Ik ben een stad in het Oosten van ons 5, 6' 7 is een dorp in Noord-Brabant I' 4, 5, 6, 7 is een getal. Een 3, 2, 1 bevindt zich in den schoot °er aarde. 1. 2. 3. 4. 5. Kampereiland. Karpet. Schelm—schelp - schelf- Eerste oplossing: Eerste oplossing. 1 16 4 1 15 13 6 10 7 14 3 17 2 11 5 12 Zoek c nu zelf nog maar eens naar andere ~r zijn er nog heel wat. Stel je ook eens voor Een jongen, die eenvoudig uit vrees een dergelijke beschul diging op zich neemt en de kans wil loopen daarvoor een niet zuinige straf te krijgen. Want dat Henk Kramer onschuldig was aan den appeldiefstal en alleen uit vrees voor Jan de schuld op zich had genomen, daaraan kon Jaap niet twijfelen. Maar hoe en dit was wel het voornaam ste punt in zijn overwegingen zijn on schuld te bewijzen en den werkelijk schul dige zijn gerechte straf te doen ondergaan? Jaap's boterhammen bleven onaangeroerd staan, terwijl-ie er met gebogen hoofd voor zat en nadacht. „Jaap," zei zijn tante, die juist binnentrad, „daar is een van de jongens, die je wil spre ken." De jongen, waarvan zijn tante sprak, kwam reeds binnen. Het was Ben Stolk. „Zoo Ben," zei Jaap nog steeds in gedach ten, „was er weer iets „Ja klonk het vurige antwoord. „Is het belangrijk?" informeerde Jaap., zelf nieuwsgierig geworden door de vurigheid van dat enkele woord Ja „Het is de verklaring van alles," antwoord de Ben, die, ondanks alles, zich toch gewich tig begon te gevoelen als de drager van het nieuws. „Vertel, wat je weet 1" drong Jaap aan. „Dat zal ik," zei Ben vast. En na een oogen blik ging-ie voort „Ik weet nu, wie de ap- peldief is." „Jan van Belt?" vroeg Jaap droog. „Ja „Heb je het gezien „Ja Ik snapte hem juist toen-ie in een boom zat." „En kan je het bewijzen „Natuurlijk Ik heb gewacht, totdat-ie ei weer uitkwam en ben hem toen achtern? geloopen om te zien, waar-ie ze verborg. „En je hebt het gevonden?" „Ja l" „Prachtig Waar verbergt-ie ze „Bij zijn vader in de schuur. Onder het hooi „Zouden we hem kunnen betrappen'?" den grond en kropen onder het hek door, doe het gras den boomgaard binnen. :e nog niet veel," fluisterde Ben. „Stil was het eveneens fluisterende ant- w „i'open samen weer voort. „Weet je wat wij moeten doen?" vroeg Jaap na eenigen tijd. „Nu „In den boom klimmenJe weet wel, waaraan die mooie sterappels groeien „Goedbesliste Ben. et, als de vroegere vriend van Jan van lt, had niet veel moeite om ook in donker genoemden boom aan te wijzen. Eenige minuten later klommen beide vrienden langs den korten stam omhoog en verborgen zich tusschen het dichte gebla derte. „Ik zie nog met veelmerkte Ben op, nadat-ie eenige oogenblikken lang aandachtig had rondgegluurd. „Afwachten klonk Jaap's bevel terug- En beide vrienden wachtten den appel- dief. „Ze zien mij niet," dacht Jan van Belt. Hij zat in een boom, niet ver van dien, waarin Jan en Ben hun toevlucht hadden ge zocht, en liet de takken, die hem een uit zicht hadden verschaft, weer op hun plaatsen terugspringen. Hij bereikte den grond. Voor zichtig liet- zich in 't gras vallen en begon dan langzaam en voorzichtig voort te kruipen in de richting van de boerderij. Na tien minuten van ingespannen voort kruipen bereikte-n-ie zijn woonhuis. Kalm stond-ie op, klopte zijn kleeren wat af en ging naar binnen. Zijn v 'r zat aan tafel de krant de lezen, zijn broers n zusters liepen in het huis rond en zijn u.jeder zorgde voor boterhammen Vader van Belt zag even van zijn krant op en keek Jan recht in de oogen. De veldwachter had hem verteld, wat er was gebeurd en van Belt vertrouwde het zaakje niet al te best, daar het hem natuurlijk ook niet vreemd was, dat Jan en Henk altijd samen waren. „Vader 1" zei Jan, „Henk Kramer heeft het óók niet gedaan." Hij zei niet eens wat. Zijn vader zou wel begrijpen waarover het ging. „Zoo," zei van Belt, „Henk Kramer ook niet. Je zoudt me werkelijk een groot pleizier doen, om eindelijk eens te vertellen, wie het dan wèl gedaan heeft." (Wordt vervolgd). Door Nico A. De jeugd van Nergenshuizen was, wat be treft kattekwaad uithalen niet veel beter, dan die van de andere dorpen in den omtrek. Verschillende streken hadden ze tot groot vermaak van hen die er buiten stonden uit gehaald, maar de betreffende personen wa ren er meestal niet erg over te spreken ge weest. De hier volgende gebeurtenis greep plaats even buiten het plaatsje Nergenshuizen in een der daar voorkomende meelmolens. Het is een ware gebeurtenis en wie het niet ge looft, kan het aan den molenaar vragen, die als hij niet is gestorven, nu nog leeft. De Nergenshuizensche jeugd had, zooals wel meer voorkomt, een grooten hekel aan school. Vooral blonken hierin een 5-tal luggerds" uit. Dat vijftal Jan, Piet, Gert, Wim en Lauw had op een zonnigen, warmen Donderdagmiddag geen zin om op school den tijd met leeren door te brengen en gingen rustig uit „peuën". Maar waar moesten ze heen De een stelde dit en de andere dat voor. Eindelijk kwamen ze tot overeenstem ming. Ze zouden naar den molen van mole naar Witmeel gaan, waarvan ze wisten, dat hij naar de stad was. Spoedig waren ze in de nabijheid van den molen. Eén voor één kro pen ze over heggen en hekken en slopen achter het huis om den molen in. Na verloop van eenigen tijd zaten ze hoog en droog in den molen. Ze verkenden den omtrek eens en bevonden, dat ze zich op een plaats be vonden, die niet beter geschikt kon wezen voor hun doel. Dat doel was n. 1. den bij- geloovigen molenaar, schrik aan te jagen door een spookvertooning. Op de verdieping waar ze nu waren, waren een groot aantal gevulde meelzakken opgestapeld,Jtot op belangrijke hoogte. Hier klommen de jongens boven op, behalve Gert, die naar beneden sloop en toen hij terugkwam een pot zwarte verf met zich nam. Deze verf werd door Witmeel gebruikt om de zakken te merken. Ook de jongens konden ze voor dit doel gebruiken. Spoedig had Lauw op een groot aantal zakken eenige doodskoppen met gekruiste beenderen geschilderd, hetgeen op de witte meelzakken duidelijk uitkwam. De jongens waren zoo wit als de meelzakken waarop ze zaten, althans het scheelde niet veel. Spoedig had het vertrek een verschrikkelijk aanzien. De dood loerde ieder die binnentrad van alle kanten met een grijnslach tegen. We derom vloog Gert naar beneden, belust op buit. Ditmaal nam hij een trechter mee, welke gebruikt werd om graan in de zakken te laten loopen. Ook vulde hij zijn zakken nog met fijn grind, dat hij in een zak vond. Toen zij eindelijk met hun vijven bovenop de meelzakken zaten, wachtten ze den loop der dingen af. Molenaar Witmeel had goede zaken in de stad gedaan en keerde dan ook zeer verge noegd huiswaarts. Thuisgekomen ging hij nog even naar den molen om den boel te slui ten. Ook ging hij naar boven. Hij trad het vertrek binnen en stak een lucifer aan. Op eens bleef hij stokstijf van schrik staan. Vóór hem.... naast hem.... achter en boven hem grijnsden doodskoppen hem te gen. Meteen ging de lucifer uit. Hij durfde zich van angst niet bewegen en wachtte verrt'jfd van schrik met bonzend hart op de dingen die komen zouden. Hij voelde het bloed uit zijn aderen stroomen en hield zijn adem uit angst in. Opeens deed een verschrikkelijk geluid den armen molenaar van angst terugdein zen. Het hagelde tegelijkertijd om hem heen en hij wist niet wat voor vreeselijks er nu ging gebeuren. Witmeel hoorde een zwaar angst-aan jagend geluid, dat hem vreemde woorden en onverstaanbaanbare klanken toeriep. Het geluid werd voortgebracht door Piet, die den trechter aan zijn mond had gezet, en daarop allerlei geluiden uitstiet. Jan had de steen- tjes-werperij op zich genomen. De molenaar, die vol angst naar de deur wilde snellen, vond deze gesloten en wel op onverklaarbare wijze. Hij rukte tevergeefs. Het angstzweet stond hem op he gelaat. Zijn krachten begaven hem haast, en steeds hoorde hij een geluid als de donder boven zich, terwijl hij harde voorwerpen in 't rond hoorde neervallen. Een lucifer durfde hij niet aansteken uit angst voor hetgeen hij te zien zou krijgen. Opeens hoorde hij het ge luid vlak naast zich. Hij kreeg een duw en struikelde. Jzven ging de deur open en zag hij eenige gedaante verdwijnen. Toen was alles stil, doodstil, Bevend stond hij op en sukkelde naar de deur. Hij opende die en toen hij vrij baan zag, verdween hij haastig naar huis, waar hij zich bevend en zenuw achtig te bed wierp. Den volgenden dag von den de knechts de wanorde en toen Witmeel alles gezien had, begreep hij, dat hij gecueht was beetgenomen. Hij zon op wraak, doch de Nergenshuizendsde jeugd bleef hem uit den weg. Jan, Piet, Gert, Wim en Lauw maakten de s o geschiedenis in het heele dorp be kend, zoodat Witmeel nog op den koop toe bespot werd ook. Maar de jongens kregen hun gerechte straf, want door hun school verzuim kwam de zaak aan het licht. En ze kwamen er lang niet makkelijk af. De griezelige spookgeschiedenis" bleef nog angen tijd een onderwerp van aller gespiek- ken, totdat Witmeel het dorp verliet en alle praatjes ophielden. Door JOH. v, d. HOEK. VIII. DE APPELDIEF. n een diep nadenken verzonken was Jaap aangekomen bij zij„ tante. bin 6 y.reemde macht van Jan van Belt over r" beklagenswaardig slachtoffer, Henk amer, was voor hem een raadsel, bij p' een ion£en °nder de plak kon zitten tytaaCn anc*er> ^at maar al te goed. her/in buitengewoon groote mate was oie slaafschheid onbekend. 59. Maar Teunus, op den schok niet voorbe reid, balanceerde, zwaaide links, rechts en toen.... Brrr! daar ging hij kopje onder in de kuip. met nat en koud water. Alle kanten spatte het water heen en van Teunus zag je niets anders meer dan een paar natte beenen en armen. 't Was wel heel erg akelig met hem. want zoo iets had die goeie beste brave Teunus toch niet verdiend. hooge ou. iNu kwam Holly-Dolly voor een schutting te staan. Die onderste boven loopen ging zoo gemakkelijk niet. Poes begreep dat heel best en bleef dan ook doodkalmpjes zitten om eens op haar gemak af te neuzen, hoe die aanstel lerige hummel zich over. die schutting heen zou werken, 't Zo wat. Ik zal die poeselde-poes eens toonen wat ik al niet kan. Denk je dat ik voor niets dit mooie harnas aan heb? Weet jij jou zwart gullig kattenkind, wel dat al die wapens en mijn schild, teekenen zijn van mijn Ridderschap? 61. En als jij, Dakhaas, niet eens weet wat een Ridder is, dan zal ik het je toonen. Meteen gooide Holly-Dolly zijn schild over de schutting en liep een meter 10 achteruit, zijn lans hoog boven zich zwaaiend. Poes verroerde zich niet. Hij lachte wat om al die drukte. Maar toen op eens, O wee, werd het Poes wel wat benauwd; daar kwam Holly-Dolly in volle vaart, de lans bij wijze van polsstok voor zich uit houdend, op de schutting aanstormen. DE GEHOORZAME VISCH. Men neemt een rauw ei, boort aan iedere zijde een gaatje en blaast het uit. De eene zijde wordt met een weinig was weer dicht gemaakt en op den eierdop teekent men twee groote oogen, zooals de teekening aangeeft. Vervolgens maakt men een klein zakje van twee roode stukjes flanel, welke op de aangegeven stippellijn aan elkander worden genaaid. Men steekt den eierdop met de open zijde in dit zakje, nadat men dit zakje met eenige heel kleine kiezelsteen tjes heeft verzwaard. Ten slotte wordt de rand van het zakje met een weinig rooden zegellak aan de eier schaal bevestigd en de visch is gereed. Nu legt men hem in een glazen flesch welke men met water gevuld heeft en aan de bovenzijde met een lapje gummi of een varkensblaas afsluit. De visch moet juist zóó zwaar zijn, dat ze aan de oppervlakte blijft drijven, maar bij de minste drukking met de hand naar beneden zinkt. Als ge nu zachtjes op de varkensblaas drukt, dringt er een weinig water door de kleine opening in de eierschaal naar binnen; de visch wordt daardoor zwaarder en zinkt naar beneden. Vermindert men nu deze drukking, dan wordt het water door de saamgeperste lucht in de eierschaal verdre ven, de visch wordt weer lichter en stijgt naar de oppervlakte. De toeschouwers zul len er niets van bemerken dat ge met uw hand een lichte drukking uitoefent en het zal schijnen of de visch gewillig gehoor zaamt aan uw bevelen. HEEL WAT MOEILIJKER VRAAGSTUK „Heb je er wel eens over nagedacht, waf je doen zoudt', wanneer je het inkomen var. Rothschild had?" „Dat niet bepaald maar ik heb er we! eens over gesoerd wat Rothschild doen zou, als hij rondkomen moest met het mijne?' HET BEWIJS. Rechter: „En waarop baseert u dat de be klaagde dronken was?" Getuige: „Wel Edelachtbare, hij deed een paar centen in de brievenbus en keek toen naar de torenklok om te zien. hoe zwaar hij woog."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 13