^/ooF^OriZE.
'eügd
ZIJN EER!
Amste rdamsche kout.
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
1*3
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. t
Vierde Blad -Zaterdag 17 Mei 1924
BINNENLANDSCH NIEUWS
Arsenicum in behangsel, meu
bel- en gordijnstof.
De besmettelijke veeziekte in
Brabant en Limburg.
KUNST EN KENNIS
Geertruida van Vladeracken
Jan Poortenaar.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Invoer van Schoenwerk.
n Griezsiige spookgeschiedenis
UIT DE MOPPENTROMMEL.
Maar we laten het er niet bij."
Wij hopen voor de juffrouw, dat zij in haar
gelijk wordt gesteld, dat uitgemaakt worde,
Speciale correspondentie voor de „Nieuwe Haarlemsche .Courant." (Nadruk verboden.)
Momentopname, gever zich kunnen overtuigen, doch uit sen-
Daar is een Amsterdammer ten grave ge- j satiezucht heeft hij toch onze portretten ge
daald, die Amsterdam heeft liefgehad, zooals 1 publiceerd en de leugens nog wat aangedikt
maar weinigen. Die van af zijn prille jeugd,
zijn vijftiende jaar, als anderen alleen nog
dachten in zijn tijd! aan pretmaken,
zooals tegenwoordig aan sport, meeleefde
met heel zijn hart en ziel met het verleden
en het heden van de stad, Amstel en IJ.
Hartkamp is niet meer de groote verzame
laar van alles was puur en intens Amster
damsen is, die héékalleen maar knutselde en
bijeengaarde tot meerdere glorie van de Kei-
ztrgekroonde stad. De Nieuwjaarswenschen
van klepperman, vuilnisman, porders enz.,
waren het begin van zijn verzameling. Maar
felkens als er iets bizonders in Amsterdam
te doen was, vulde hij aan met wat dan het
heden was: de Oranjefeesten in '63, de Wa-
terloofeesten '65, de Vondelfeesten, de Kro-
nmgs- en de De Ruijterfeesten waren mijl-
Palen in zijn verzamelleven. En bewaarde er
een stuk oud-Amsterdam, hij zorgde er voor
de nagedachtenis door teekeningen etc.
v°or het nageslacht te bewaren. Maar groot
Was ook zijn liefde voorhetgeen ook voor
hem ten volle was het verleden.
Zijn Vondel-verzameling, die 'hij om
Pecuniaire redenen moest verkoopen, heeft
aanleiding gegeven lot stichting van het Von
del-Museum, dat een onderdeel vormt van
de Universiteitsbibliotheek, Die ook heeft
hefgehadbehoeft in dit geval zeer wei-
mg te worden vergeven. Want Hartkamp was
esn braaf mensch....
„Dat ben ik ook," zei de konijnendichteres
Pit Maurik in de Betuwe, die onlangs mei
familieleden in de bladen gesignaleerd werd
als een stellejte godsdienstwaanzinnigen, die
fegen een moord niet zouden opzien. Men
heeft ons belasterd en de verslaggever-foto
graaf, die ons in de Pers heeft gebracht, heeft
°ns schandelijk bedrogen.
Zij zijn niet gek, daarvan heeft de verslag-
wilt houden, moet Je er ook wat voor ovei
hebben!
Dat hebben ook de herrie-makende pu
blieke tribunisten van onzen Raad onder
vonden, die natuurlijk niet zoo heel-flu-
weelzacht van hun standplaats werden ver
wijderd, 't Ging over de groote vraag of de
Overheid niet alleen hen moet steunen, die
persé geen werk en dus verdiensten kunnen
vinden en die dus zonder steun van gebrek
moeten omkomen, maar of ook zij ge
steund moeten worden, die wel werk kunnen
krijgen, doch onder voorwaarden ('t zij van
financieelen, 't^zij van anderen aard), waar
mee zij niet accoord kunnen gaan, waarvoo:
zij 't prefereeren niet van werkkring of niet-
werkkring te veranderen en dus steuntrek-
dat noch van moordplannen, noch van gods- 1 kend stempelaar te blij
dienstwaanzin ooit sprake is geweest. Dat zij
op konijnen gedicht zou hebben, vind ik hee-
lemaal niet erg. Waarom mag men wel dich
ten op een beek, een malsche weide, een
trotschen berg, een geurige roos, een bloeien
de tulp en niet op een vriendelijk, speelsch
konijntje?
Er zijn in onzen fijn-beschaafden tijd nog
maar altijd menschen, die geen dierenvrien
den zijn. Die niet alleen geen liefde voelen
voor het lijdende dier, maar die ook dieren
mishandeling, zelfs onder de gruwelijkste
omstandigheden, nog geen misdrijf van be-
teekenis vinden. De directie der Gemeente
tram te Amsterdam verdient daarom een eet
volle vermelding, dat ze bericht heeft, dat
wanneer iemand in de tram stapt, die een
hond bij zich heeft en deze naast en soms
voor de tram laat loopen, de conducteur be
voegd is dien passagier van de tram te ver
wijderen. Maar in de meeste gevallen zal een
der passagiers er op moeten aandringen; de
conducteur heeft dan nog het recht te wei
geren en dan is het wenschelijk, dat de ver
zoeker met .vermelding van het nummer van
den betrokken conducteur hiervan schriftelijk
aan den directeur kennis geve. Maar hoeve-
len zullen dat doen? Ziet niet bijna ieder,
die tram- en andere ongerechtigheden heeft
meegemaakt tegen de moeite op? Neen, als
ijven.
De communistische raadsleden gingen op
weinig beleefde wijze tegen hun mede
volksvertegenwoordigers te keer en wethou
der Wibaut, dé rood-revolutionaire „proleta
riër," die deze Raadszitting leidde (zou dat
niet een afspraakje zijn geweest met den
burgemeester?) had een zware taak. Geluk
kig dat hij nog al breed en gevoelig is.
Wethouders van Amsterdam schijnen in 't
algemeen toch maar knappe koppen te zijn.
Dat zien wij aan de geheel-vrijwillige ontslag
aanvrage van dr. Hettinga Tromp, directeur
van ons Gemeentelijk Arbeidsbureau, die
zich zelf te veel acht. (x)
„Een van ons beiden is te veel op de we
reld!" 't Doet aan een voor kinderen en vol
wassenen goedgekeurde nonsens-film met
pracht-explicatie denken. Zoo sprak hij tot
zijn superieur, weth. Wierdels, onder wier
arbeidszaken ressorteeren: „U hebt u er zoo
ingewerkt dat er feitelijk twee directeuren
voor de dagelijksche leiding zijn. Een te veel,
ergo, ik ga."
'k Weet niet of de heer Hettinga Tromp
het zoo bedoeld heeft, maar het is een heel
compliment voor de veelzijdigheid van den
heer Wierdels. Van beroep uitgever en druk
ker, dan wethouder van geheel verschillende
afdeelingen en tenslotte zich in de dage
lijksche leiding van de Gemeente-arbeids
't „de tram" ernst is, daadwerkelijk iets te zaken van Amsterdam zoo in te werken, dat
doen voor dierenbescherming, laat zij dan je den directeur volgens eigen verklaring
den conducteurs bevelen passagiers te doen overbodig maakt, het is kranig. Daar moet te
uitstappen, die hun of haar hond langs den een dubbel leven voor hebben!
wagen laten meehollen. En desnoods late In den goeden zin van het woord. Niet het
men honden op de voorbalcons der bijwa- dubbele leven, zooals Willem Schürmann dit
gens tegen betaling toe. Als je een beest schetste in het geniale tooneelstuk dat thans
door het Schouwtooneel wordt opgevoerd.
Ik heb in geen jaren bij tooneel, dat geen
tooneel was, juist omdat het zoo goed too
neel was, zoo genoten. Hoe schitterend is
niet de situatie geteekend: de handelskoning
van Essen die met het grootsche doei van
zijn woonplaats een wereldhaven te maken,
doorgaat voor een handelskoning, doch fei-
clijk een zwendelaar is. Zoo schitterend
peelt Ko van Dijk deze hoofdrol, dat het niet
logelijk is dat iemand het hem zou kunnen
/erbeteren.
Prachtvol is ook het ensembl
In het Staatsblad is thans afgekondigd het
Kon. Besl. tot toepassing der Warenwet op
behangsel, meubel- en gordijnstof
Artikel 1 bepaalt: Dit besluit verstaat
onder „Behangsel, meubelstof, waaronder te
waaruit ik j verstaan ook tapijtstof en gordijnstof", be-
aerbiedig de namen Jettie van RijkRieker j hangsel, meubelstof en gordijnstof, die voor
de dochter), Carel Rijken (de verloofde) en den handel bestemd of in den handel
G. J. van Staalduinen (de zwager) aanhaal. gebracht zijn.
En toch heeft het stuk mij indirect een paai Artikel 2: 1. Behangsel, van papier ver
dagen later doen ergeren. Er waren bladen, jvaardigd, mag niet meer dan 5 mgr. arseni-
die stuk en opvoering wel mooi vonden, maa. j cum (As) Pejj vierk. M. oevatten. 2. Behang-
toch ook heel wat aan te merken hadden. sek van andere grondstof dan van papier
Dit is het onbetwistbaar recht van den cri- vervaardigd, meubelstot en gordijnstof, mp-
ticus. Maar het irriteerde me dat in datzelfde ëen niet meer dan 100 mgr. arsenicum (As)
blad schitterende verslagen als waren 't on- Per v'fT, bevatten.
feilbare meesterwerken te tezen gaf van non- Artlkel 3: Voor de beoordeeling, of de
sens-films, die in staat zouden zijn een heel
dorp krankzinnig te make^i. Ik weet wel dat
het niet dezelfde pen is, die de beide versla
gen schrijft: wij die de eer en het genoegen
hebben, meer dan een kwart eeuw achtei
de schermen te hebben kunnen kijken, we
ten hoe die verslagen in de wereld komen.
Maar het publiek niet. Dat zegt: Ik lees in Ce
Sloterdijksche courant dat de film: De Groot
moeder van Maciste veel mooier is dan de
voorstelling van het Schouwtooneel. Ergo,
we gaan naar den „bioscoop."
Ik kan mij indenken, dat de pers er n!e;
aan beginnen wil van het filmgedoe serieuze
verslagen te geven, Soit, maar men late dan
de reclameschrijving ook maar aan de bios
coop-exploitanten in hun nummers over. Die
'nebben er heusch slag van. Op dit gebied
eere wien eere toekomt! leveren zij kunst
werk!!
H. HENNING Jr.
waren, in dit besluit genoemd, voldoen aan
de daarin gestelde eischen, moet gebruik ge
maakt worden van de onderzoekingsmethode;
aangegeven in de bij dit besluit gevoegde
bijlage.
Artikel 4: Dit besluit treedt in werking
zes maanden na den dag der dagteekening
van het Stbl. (14 Mei), waarin het is ge
plaatst, en kan worden aangehaald onder
den titel van Behangseibesluit, met vermel
ding van den jaargang en het nummer van
het Stbl. waarin het is geplaatst.
Het Tweede Kamer-lid Fleskens heeft
den minister van binnenlandsche zaken en
landbouw de volgende vragen gesteld:
1. Is het den minister bekend, dat op dit
oogenblik, vooral in Noord-Brabant en Lim
burg, een hevige ziekte onder de runderen
voorkomt, en dat reeds een betrekkelijk
groot aantal dieren hieraan is bezweken?
2. Zoo ja, is de aard dezer ziekte reeds
(x) Bij onderstaande opmerking houde men
er rekening mee dat we 't volkomen eens
zijn met hetgeen reeds door de hoofdredac-j vastgesteld 'en welke maatregelen worden
tie der N. Haarl. Crt, hierover werd geschre- j er tegen genomen?
ven. Alleen bekeken wij de zaak nu ns van Zoo neen, is de minister bereid, onverwijld
een anderen kant, terwijl de lezers het kor- stappen te doen tot het doen vaststellen
reltje ironie dat zij misschien tusschen de j van den aard dezer ziekte en het nemen van
regels door vinden, ons wel zullen verge- maatregelen?
ven. H. '3. Acht de minister het niet dringend
noodzakelijk, dat onverwijld een deskun
dige commissie wordt boenemd, welke deze
ziekte onderzoekt, ook in verband met de
te nemen bestrijdingsmaatregelen en in het
belang van 'n goede uitvoering der Vleesch-
keuringswet?
Men schrijft ons:
Geertruida van Vladeracken, de bekende
zangeres der Oud-Nederlandsche, Engelsche,
Duitsche, Fransche en Latijnsche Volkslie
deren, in plastische uitbeelding met erbij
passend kostuum (in overeenstemming met
den stijl der liederen, ontworpen door haren
echtgenoot, den schilder Jan Poortenaar),
arriveert a.s. Maandag met haren echtgenoot
en begeleider Jan Poortenaar te Amster
dam, na een zeer succesrijke tournee van
over twee jaren door Nederl. Indië, Het
kunstenaarsechtpaar, dat voor zijne tour-
née door Indië verscheiden jaren in Londen
verblijfplaats hield en van daar uit kunst
reizen door Europa maakte, zal zich nu
weer te Amsterdam komen vestigen en wel
dra onder auspiciën der Internationale Con
certdirectie Ernst Krauss weer in Nederland
optreden
De Minister van A., H. en N. heeft be
paald, dat met ingang van 16 Mei 1924 in
voer van schoenwerk, waarvan het boven
stuk grootendeels van leder is vervaardigd
zal kunnen worden toegestaan, indien daar
tegenover een aankoop van schoenwerk vai.
binnenlandsch fabrikaat staat tot een waar
de, gelijkstaande aan een-vierde der
waarde van dat in te voeren schoenwerk.
N
k
n
a
0
e
r
m
s
e
t
c
g
z
h
e
0
ij
n
n
n
„Dat weet ik niet. Maar is er zooveel
haast bij
„Flenk moet los
„Dan kunnen we het probeeren."
„Goed. Lat?" we dan gaan."
Na deze k' te am s aak gingen beide
vrienden op w.s-g en be.cikten een kwartier-
later den boomgaard, die de boerderij van
Van Belt van den weg afscheidde.
De avond begon reeds te vallen. De zon
was reeds ondergegaan en een waas verhief
zich boven de velden.
De schemering daalde reeds. De boom
gaard lag in een vaag licht en van de boerderij
was nauwelijks iets te zien. De boomen
verhieven zich donker in het schemerende
licht.
„Zie je iemand fluisterde Ben.
„Nog niet," antwoordde Jaap. „Maar la
ten we nu gaan kruipen. Want in een boom
kunnen we hem niet zien en hij ons wel.
Deze een-en-twintig
bekend spreekwoord.
letters vormen, in een bepaalde volgorde genomen, een zeer
De huichelaar had een afschuwelijk pla n
ontworpen.
Ben had zich door zijn ontdekking tot te
veel vuur laten verleiden en Jan had hem
gezien.
Hij had berekend en hoopte intusschen
dat zijn berekeningen zouden opgaan
dat Ben Jaap zou gaan halen en dat ze samen
Zouden terugkomen.
Hierop was zijn plan gebaseerd en dat
Jaap en Ben in den sterappelboom waren
geklommen, dat was meer, dan-ie had durven
verwachten.
Het werd al donkerder en Jan meende,
dat zijn tijd was gekomen.
Voorzichtig kom hij van tak tot tak om
laag, bereikte eindelijk den stam van den
boom, waarin-ie had plaats genomen, en
e zich naar beneden glijden, waarbij-ie w 1
zorg droeg, dat de stam steeds bleef tussch n
hem en den boom, waarin- ie wist, dat Jaap
Beide vrienden wierpen zich languit op en Ben zaten te turen.
2. Zoo hebt ge er hier nu nog een, Jat
Precies op dezelfde wijze gevonden moet
gorden als het vorige; alleen bestaat dat nu
Uli 32 letters (zes woorden).
R
e
i
e
t
n
k
n
i
e
d
d
e
i
0
u
k
sk
m
b
e
a
e
b
n
a
n
e
n
r
Hier volgt nog een dergelijk raadsel.
ei lijkt 't moeilijkste, want er moeten niet
"Under dan 47 letters en een punt gerang
schikt worden. Maar Ik denk toch we! dat
'e er vrij gauw mee klaar zult zijn.
A
e
z
a
t
e
n
l
n
d
y
V
e
d
a
d
e
n
0
n
V
0
g
e
r
r
r
n
0
b
e
e
1
n
i
ij
V
e
d
a
n
e
n
r
n
h
0
Ik ben een stad in het Oosten van ons
5, 6' 7 is een dorp in Noord-Brabant
I' 4, 5, 6, 7 is een getal.
Een 3, 2, 1 bevindt zich in den schoot
°er aarde.
1.
2.
3.
4.
5.
Kampereiland.
Karpet.
Schelm—schelp - schelf-
Eerste oplossing:
Eerste oplossing.
1
16
4
1
15
13
6
10
7
14
3
17
2
11
5
12
Zoek
c nu zelf nog maar eens naar andere
~r zijn er nog heel wat.
Stel je ook eens voor Een jongen, die
eenvoudig uit vrees een dergelijke beschul
diging op zich neemt en de kans wil loopen
daarvoor een niet zuinige straf te krijgen.
Want dat Henk Kramer onschuldig was
aan den appeldiefstal en alleen uit vrees voor
Jan de schuld op zich had genomen, daaraan
kon Jaap niet twijfelen.
Maar hoe en dit was wel het voornaam
ste punt in zijn overwegingen zijn on
schuld te bewijzen en den werkelijk schul
dige zijn gerechte straf te doen ondergaan?
Jaap's boterhammen bleven onaangeroerd
staan, terwijl-ie er met gebogen hoofd voor
zat en nadacht.
„Jaap," zei zijn tante, die juist binnentrad,
„daar is een van de jongens, die je wil spre
ken."
De jongen, waarvan zijn tante sprak, kwam
reeds binnen.
Het was Ben Stolk.
„Zoo Ben," zei Jaap nog steeds in gedach
ten, „was er weer iets
„Ja klonk het vurige antwoord.
„Is het belangrijk?" informeerde Jaap.,
zelf nieuwsgierig geworden door de vurigheid
van dat enkele woord Ja
„Het is de verklaring van alles," antwoord
de Ben, die, ondanks alles, zich toch gewich
tig begon te gevoelen als de drager van het
nieuws.
„Vertel, wat je weet 1" drong Jaap aan.
„Dat zal ik," zei Ben vast. En na een oogen
blik ging-ie voort „Ik weet nu, wie de ap-
peldief is."
„Jan van Belt?" vroeg Jaap droog.
„Ja
„Heb je het gezien
„Ja Ik snapte hem juist toen-ie in een
boom zat."
„En kan je het bewijzen
„Natuurlijk Ik heb gewacht, totdat-ie ei
weer uitkwam en ben hem toen achtern?
geloopen om te zien, waar-ie ze verborg.
„En je hebt het gevonden?"
„Ja l"
„Prachtig Waar verbergt-ie ze
„Bij zijn vader in de schuur. Onder het
hooi
„Zouden we hem kunnen betrappen'?"
den grond en kropen onder het hek door,
doe het gras den boomgaard binnen.
:e nog niet veel," fluisterde Ben.
„Stil was het eveneens fluisterende ant-
w
„i'open samen weer voort.
„Weet je wat wij moeten doen?" vroeg
Jaap na eenigen tijd.
„Nu
„In den boom klimmenJe weet wel,
waaraan die mooie sterappels groeien
„Goedbesliste Ben.
et, als de vroegere vriend van Jan van
lt, had niet veel moeite om ook in donker
genoemden boom aan te wijzen.
Eenige minuten later klommen beide
vrienden langs den korten stam omhoog en
verborgen zich tusschen het dichte gebla
derte.
„Ik zie nog met veelmerkte Ben op,
nadat-ie eenige oogenblikken lang aandachtig
had rondgegluurd.
„Afwachten klonk Jaap's bevel terug-
En beide vrienden wachtten den appel-
dief.
„Ze zien mij niet," dacht Jan van Belt.
Hij zat in een boom, niet ver van dien,
waarin Jan en Ben hun toevlucht hadden ge
zocht, en liet de takken, die hem een uit
zicht hadden verschaft, weer op hun plaatsen
terugspringen.
Hij bereikte den grond. Voor zichtig liet-
zich in 't gras vallen en begon dan langzaam
en voorzichtig voort te kruipen in de richting
van de boerderij.
Na tien minuten van ingespannen voort
kruipen bereikte-n-ie zijn woonhuis. Kalm
stond-ie op, klopte zijn kleeren wat af en
ging naar binnen.
Zijn v 'r zat aan tafel de krant de lezen,
zijn broers n zusters liepen in het huis rond
en zijn u.jeder zorgde voor boterhammen
Vader van Belt zag even van zijn krant op
en keek Jan recht in de oogen.
De veldwachter had hem verteld, wat er
was gebeurd en van Belt vertrouwde het
zaakje niet al te best, daar het hem natuurlijk
ook niet vreemd was, dat Jan en Henk altijd
samen waren.
„Vader 1" zei Jan, „Henk Kramer heeft
het óók niet gedaan."
Hij zei niet eens wat. Zijn vader zou wel
begrijpen waarover het ging.
„Zoo," zei van Belt, „Henk Kramer ook
niet. Je zoudt me werkelijk een groot
pleizier doen, om eindelijk eens te vertellen,
wie het dan wèl gedaan heeft."
(Wordt vervolgd).
Door Nico A.
De jeugd van Nergenshuizen was, wat be
treft kattekwaad uithalen niet veel beter, dan
die van de andere dorpen in den omtrek.
Verschillende streken hadden ze tot groot
vermaak van hen die er buiten stonden uit
gehaald, maar de betreffende personen wa
ren er meestal niet erg over te spreken ge
weest.
De hier volgende gebeurtenis greep plaats
even buiten het plaatsje Nergenshuizen in
een der daar voorkomende meelmolens. Het
is een ware gebeurtenis en wie het niet ge
looft, kan het aan den molenaar vragen, die
als hij niet is gestorven, nu nog leeft.
De Nergenshuizensche jeugd had, zooals
wel meer voorkomt, een grooten hekel aan
school. Vooral blonken hierin een 5-tal
luggerds" uit. Dat vijftal Jan, Piet, Gert,
Wim en Lauw had op een zonnigen, warmen
Donderdagmiddag geen zin om op school den
tijd met leeren door te brengen en gingen
rustig uit „peuën". Maar waar moesten ze
heen De een stelde dit en de andere dat
voor. Eindelijk kwamen ze tot overeenstem
ming. Ze zouden naar den molen van mole
naar Witmeel gaan, waarvan ze wisten, dat
hij naar de stad was. Spoedig waren ze in de
nabijheid van den molen. Eén voor één kro
pen ze over heggen en hekken en slopen
achter het huis om den molen in. Na verloop
van eenigen tijd zaten ze hoog en droog in
den molen. Ze verkenden den omtrek eens
en bevonden, dat ze zich op een plaats be
vonden, die niet beter geschikt kon wezen
voor hun doel. Dat doel was n. 1. den bij-
geloovigen molenaar, schrik aan te jagen door
een spookvertooning. Op de verdieping waar
ze nu waren, waren een groot aantal gevulde
meelzakken opgestapeld,Jtot op belangrijke
hoogte. Hier klommen de jongens boven
op, behalve Gert, die naar beneden sloop en
toen hij terugkwam een pot zwarte verf met
zich nam. Deze verf werd door Witmeel
gebruikt om de zakken te merken. Ook de
jongens konden ze voor dit doel gebruiken.
Spoedig had Lauw op een groot aantal
zakken eenige doodskoppen met gekruiste
beenderen geschilderd, hetgeen op de witte
meelzakken duidelijk uitkwam. De jongens
waren zoo wit als de meelzakken waarop ze
zaten, althans het scheelde niet veel. Spoedig
had het vertrek een verschrikkelijk aanzien.
De dood loerde ieder die binnentrad van
alle kanten met een grijnslach tegen. We
derom vloog Gert naar beneden, belust op
buit. Ditmaal nam hij een trechter mee,
welke gebruikt werd om graan in de zakken
te laten loopen. Ook vulde hij zijn zakken
nog met fijn grind, dat hij in een zak vond.
Toen zij eindelijk met hun vijven bovenop
de meelzakken zaten, wachtten ze den loop
der dingen af.
Molenaar Witmeel had goede zaken in de
stad gedaan en keerde dan ook zeer verge
noegd huiswaarts. Thuisgekomen ging hij
nog even naar den molen om den boel te slui
ten. Ook ging hij naar boven. Hij trad het
vertrek binnen en stak een lucifer aan. Op
eens bleef hij stokstijf van schrik staan.
Vóór hem.... naast hem.... achter en
boven hem grijnsden doodskoppen hem te
gen. Meteen ging de lucifer uit. Hij durfde
zich van angst niet bewegen en wachtte
verrt'jfd van schrik met bonzend hart op
de dingen die komen zouden. Hij voelde het
bloed uit zijn aderen stroomen en hield zijn
adem uit angst in.
Opeens deed een verschrikkelijk geluid
den armen molenaar van angst terugdein
zen. Het hagelde tegelijkertijd om hem
heen en hij wist niet wat voor vreeselijks
er nu ging gebeuren.
Witmeel hoorde een zwaar angst-aan
jagend geluid, dat hem vreemde woorden en
onverstaanbaanbare klanken toeriep. Het
geluid werd voortgebracht door Piet, die den
trechter aan zijn mond had gezet, en daarop
allerlei geluiden uitstiet. Jan had de steen-
tjes-werperij op zich genomen.
De molenaar, die vol angst naar de deur
wilde snellen, vond deze gesloten en wel op
onverklaarbare wijze. Hij rukte tevergeefs.
Het angstzweet stond hem op he gelaat.
Zijn krachten begaven hem haast, en steeds
hoorde hij een geluid als de donder boven
zich, terwijl hij harde voorwerpen in 't rond
hoorde neervallen. Een lucifer durfde hij
niet aansteken uit angst voor hetgeen hij te
zien zou krijgen. Opeens hoorde hij het ge
luid vlak naast zich. Hij kreeg een duw en
struikelde. Jzven ging de deur open en zag
hij eenige gedaante verdwijnen. Toen was
alles stil, doodstil, Bevend stond hij op en
sukkelde naar de deur. Hij opende die en
toen hij vrij baan zag, verdween hij haastig
naar huis, waar hij zich bevend en zenuw
achtig te bed wierp. Den volgenden dag von
den de knechts de wanorde en toen Witmeel
alles gezien had, begreep hij, dat hij gecueht
was beetgenomen. Hij zon op wraak, doch
de Nergenshuizendsde jeugd bleef hem uit
den weg.
Jan, Piet, Gert, Wim en Lauw maakten
de s o geschiedenis in het heele dorp be
kend, zoodat Witmeel nog op den koop toe
bespot werd ook. Maar de jongens kregen
hun gerechte straf, want door hun school
verzuim kwam de zaak aan het licht. En
ze kwamen er lang niet makkelijk af. De
griezelige spookgeschiedenis" bleef nog
angen tijd een onderwerp van aller gespiek-
ken, totdat Witmeel het dorp verliet en alle
praatjes ophielden.
Door JOH. v, d. HOEK.
VIII.
DE APPELDIEF.
n een diep nadenken verzonken was Jaap
aangekomen bij zij„ tante.
bin 6 y.reemde macht van Jan van Belt over
r" beklagenswaardig slachtoffer, Henk
amer, was voor hem een raadsel,
bij p' een ion£en °nder de plak kon zitten
tytaaCn anc*er> ^at maar al te goed.
her/in buitengewoon groote mate was
oie slaafschheid onbekend.
59. Maar Teunus, op den schok niet voorbe
reid, balanceerde, zwaaide links, rechts en toen....
Brrr! daar ging hij kopje onder in de kuip. met
nat en koud water. Alle kanten spatte het water
heen en van Teunus zag je niets anders meer dan
een paar natte beenen en armen.
't Was wel heel erg akelig met hem. want zoo
iets had die goeie beste brave Teunus toch niet
verdiend.
hooge
ou. iNu kwam Holly-Dolly voor een
schutting te staan. Die onderste boven loopen
ging zoo gemakkelijk niet. Poes begreep dat heel
best en bleef dan ook doodkalmpjes zitten om
eens op haar gemak af te neuzen, hoe die aanstel
lerige hummel zich over. die schutting heen zou
werken, 't Zo wat. Ik zal die poeselde-poes eens
toonen wat ik al niet kan. Denk je dat ik voor
niets dit mooie harnas aan heb? Weet jij jou zwart
gullig kattenkind, wel dat al die wapens en mijn
schild, teekenen zijn van mijn Ridderschap?
61. En als jij, Dakhaas, niet eens weet wat een
Ridder is, dan zal ik het je toonen.
Meteen gooide Holly-Dolly zijn schild over de
schutting en liep een meter 10 achteruit, zijn lans
hoog boven zich zwaaiend. Poes verroerde zich
niet. Hij lachte wat om al die drukte.
Maar toen op eens, O wee, werd het Poes wel
wat benauwd; daar kwam Holly-Dolly in volle
vaart, de lans bij wijze van polsstok voor zich uit
houdend, op de schutting aanstormen.
DE GEHOORZAME VISCH.
Men neemt een rauw ei, boort aan iedere
zijde een gaatje en blaast het uit. De eene
zijde wordt met een weinig was weer dicht
gemaakt en op den eierdop teekent men
twee groote oogen, zooals de teekening
aangeeft. Vervolgens maakt men een klein
zakje van twee roode stukjes flanel, welke
op de aangegeven stippellijn aan elkander
worden genaaid. Men steekt den eierdop met
de open zijde in dit zakje, nadat men dit
zakje met eenige heel kleine kiezelsteen
tjes heeft verzwaard.
Ten slotte wordt de rand van het zakje
met een weinig rooden zegellak aan de eier
schaal bevestigd en de visch is gereed.
Nu legt men hem in een glazen flesch
welke men met water gevuld heeft en aan
de bovenzijde met een lapje gummi of een
varkensblaas afsluit. De visch moet juist
zóó zwaar zijn, dat ze aan de oppervlakte
blijft drijven, maar bij de minste drukking
met de hand naar beneden zinkt. Als ge
nu zachtjes op de varkensblaas drukt,
dringt er een weinig water door de kleine
opening in de eierschaal naar binnen; de
visch wordt daardoor zwaarder en zinkt
naar beneden. Vermindert men nu deze
drukking, dan wordt het water door de
saamgeperste lucht in de eierschaal verdre
ven, de visch wordt weer lichter en stijgt
naar de oppervlakte. De toeschouwers zul
len er niets van bemerken dat ge met uw
hand een lichte drukking uitoefent en het
zal schijnen of de visch gewillig gehoor
zaamt aan uw bevelen.
HEEL WAT MOEILIJKER VRAAGSTUK
„Heb je er wel eens over nagedacht, waf
je doen zoudt', wanneer je het inkomen var.
Rothschild had?"
„Dat niet bepaald maar ik heb er we!
eens over gesoerd wat Rothschild doen zou,
als hij rondkomen moest met het mijne?'
HET BEWIJS.
Rechter: „En waarop baseert u dat de be
klaagde dronken was?"
Getuige: „Wel Edelachtbare, hij deed een
paar centen in de brievenbus en keek toen
naar de torenklok om te zien. hoe zwaar hij
woog."