EU GD
I
#1
o
Uit de Pers.
„Old Shatterhand"
v-yT ji T
HOE HOLLYDOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
I
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad - Woensdag 28 Mei 1924
De vragen van den heer Alharda
Het groote verschil.
STATEN GENERAAL.
Spoken zien.
TWEEDE KAMER.
Kasvoorschot aan de Holl. Loyd.
Motie van orde.
RECHTSZAKEN.
De moord op den zanger
Thijssen.
O
1 O
-
#1
|p
UIT DE MOPPENTROMMEL.
-
m*
Omtrent het optreden van den Rijksbe
middelaar den heer Van IJsselsteyn in
®et Twentsch textielconflict, heeft minister
Aalberse de vragen van het Kamerlid Al
barda in dien zin beantwoord, dat de heer
Van IJsseisteyn overeenkomstig de wet en
z'jn plicht heeft gehandeld.
,01 dit antwoord den heer Albarda bevre
digen zal, is echter een andere vraag, die
v>j niet gaarne bevestigend zouden beant
woorden.
En het is daarom te verwachten, dat hier
aen meeningsverschil is, waarover het laat
ste woord nog niet is gesproken.
Deze verwachting steunt op het feit, dat
bet antwoord van den minister gegrond is
°P overwegingen, die de beteekenis van den
sociaal-democratischen vakbond ,,De Een
dracht", 'bij die der beide christelijke orga
nisaties ten achter stellen, omdat deze laat
ste met een grooter aantal leden in het con-
'lict betrokken waren.
Het standpunt van den heer Albarda
schijnt aldus te zijn, dat de heer v. IJsselsteyn
2I)n pogingen, om de partijen rechtstreeks
t°t elkaar te brengen, had moeten beëindi-
Ê®n, toen „De Eendracht" als een belang
rijk deel der eene partij aan de verdere
besprekingen niet meer wenschte deel te
Hemen.
Dit wordt echter door den minister weer
sproken, omdat een nóg belangrijker deel
dier eene partij de katholieke en de
Christelijke textielarbeidersbonden en een
deel der ongeorganiseerden verklaard
bad wél prijs te stellen op voortzetting der
besprekingen.
Dit nu, dat de katholieke en christelijke
vakbonden belangrijker worden geacht dan
■"De (sociaal-democratische) Eendracht", is
van dien aard, dat het van een sociaal-de
mocraat al te veel gevergd zou zijn, dat stil
zwijgend te beamen.
Toch heeft zoo schrijft de „Volkskrant"
de minister volkomen gelijk, want het aan
tal in de staking en uitsluiting betrokken le
den van „St. Lambertus" en van .Unitas"
Was niet onbelangrijk grooter dan dat van
"De Eendracht".
Het aantal betrokken leden van onzen
katholieken bond was ruim 2200; dat van
den christclijken bond omstreeks 900 en dat
van „De Eendracht" ruim 2700.
En het gaat voor een sociaal-democraat
moeilijk het aantal te negeeren. al heeft de
heer Troelstra in 1918, in een onbewaakt
"ogenblik gezegd, dat de stemmen niet al-
'een geteld, maar ook gewogen moeten wor
den.
Inzake het tweede punt in kwestie, als
zou namelijk de heer Van IJsselsteyn zijn
bevoegdheid te buiten zijn gegaan, door aan
de partijen 't bekende bemiddelingsvoorstel
voor te leggen, wordt de opvatting van den
heer Albarda evenzeer door den minister
afgewezen, doch integendeel verklaard, dat
de Rijksbemiddelaar in deze handelde over-
eenkomstig zijn plicht.
Ook hier dus een sterk uiteenloopende
opvatting, waarbij de minister eveneens een
sterke positie inneemt, omdat de Rijksbe
middelaar, volgens art. 11 der wet, op ver
zoek van partijen, als „bijzondere bemidde
laar" kan optreden.
Hoe moeilijk het dan ook voor den heer
Albarda moge zijn verder over de zaak te
zwijgen; anderzijds is op dit punt zoo wei
nig houvast, dat elke poging vrijwel vruchte
loos moet zijn.
Evenals in het conflict als geheel, staat de
heer Albarda op dit punt voor de gevolgen
van de falende tactiek, die van sociaal-de-
mocratischen kant is toegepast.
„De Eendracht" heeft namelijk de dom
heid begaan, zichzelf uit de conferentiezaal
te dringen, door zich vast te leggen, vóórdat
de onderhandelingen geëindigd waren.
Dat is één van de onhandigheden, waar
aan, ondanks deo naangename-gevolgen, niets
te veranderen is.
De poging om fouten van den Rijksbe
middelaar te produeeëren, ten einde daar
achter bevriende bokken te verbergen, is
toch wel wat al te doorzichtig.
De heer Albarda trooste zich er mee, dat
hij voor een hopelooze zaak staat; voor de
gevolgen van ondoordachtheden, geboren
uit vrees voor syndicalisten en communis
ten.
Dat is de oorzaak van alle moeilijkhe
den.
SCHADELOOSSTELLING DER
TWEEDE KAMERLEDDEN.
Op de Groninger Bondsvergadering is
dezer dagen een zeer interressant debat ge
voerd over de schadeloosstelling der leden
van de Tweede Kamer. Naar aanleiding
hiervan schrijft het Kamerlid, de heer A. C.
A. van Vuuren in „Ons Noorden" onder
meer het volgende:
De bestaande financieele regeling geeft
ongetwijfeld aan sommige Kamerleden
meer dan zij hadden voor zij Kamerleden
waren. Zij is echter verre beneden hetgeen
in overheidsdienst en in de vrije maat
schappij wordt verdiend door personen
van studie, ontwikkeling en meer dan mid
delmatige gaven. Indien men dus zou zeg
gen: een Kamerlid mag niets erbij verdie
nen, dan is 5000 niet te veel, maar te
weinig, niet om de noodige liefhebbers te
krijgen, maar om in de Kamer te brengen
cn te houden personen van hoogere ont
wikkeling en meer positie en van grooter
kennen, dan het middelmatige, tenzij mis
schien op een leeftijd dat deze het Kamer
lidmaatschap zouden aanvaarden als een
bezigheid voor den ouden dag.
En daarom: men moet kiezen of deelen.
Wil men dat het Kamerlidmaatschap tot
een op al den tijd van den mensch beslag
leggende bezigheid wordt gemaakt, zoodat
hij daarnaast niets kan of mag doen, dan
moet men aan de financieele regeling van
thans niet tornen.
Wil men dat de Kamerleden niet allen
zijn gewezen dit of gewezen dat, doch
personen die in dagelijksche persoonlijke
aanraking zijn met het leven en werken
van het volk dat zij vertegenwoordigen,
dan is de financieele regeling veel te
gunstig en dan zou een presentiegeld, als
te Groningen is bepleit, allicht aanbeve-
ling verdienen en is er alle aanleiding om
de schadeloosstelling te verminderen.
Hoe de keuze m.i. moet zijn? Vroegcr
zou ik daarop niet gaarne geantwoord
hebben, omdat mijn bescheid dan allicht
zou zijn aangezien als een pleidooi voor
de vereeniging van wethouderschap en
lidmaatschap van de Kamer, Nu ik als
wethouder heenging en dus behoor tot hen
die geen andere betrekking hebben, nu het
dus mijn belang zou zijn te kiezen voor
een bezoldigd Kamerlidmaatschap, nu mag
ik wel zeggen dat ik dit bezoldigd Kamer
lidmaatschap zou vinden een ramp voor
de Kamer, die uit honderd semi-ambtena-
ren zou komen te bestaan, een ramp voor
het land en een ramp voor de Kamerleden
zelve, die nooit voor hun bestaan van het
Kamerlidmaatschap en van de inkomsten
daarvan afhankelijk moeten zijn. M.i. is er
dus zeker reden om de financieele rege
ling té herzien, maar moet men daarnaast
dan niet vragen, dat naast het Kamerlid
maatschap geen ander werk mag worden
gedaan.
Het „Centrum" schrijft:
Wie voor het goed recht der arbeiders
wil opkomen in een arbeidsconflict, moet
geen bijoogmerken najagen.
Hij moet aan het belang cjer arbeiders
denken en daarop geheel zijn actie richten,
niet op eenig partij-belang
Waar men anders doet, ondervinden juist
de arbeiders er den last en het nadeel van,
al heet het dan, dat de strijd te hunnen
laste wordt gevoerd.
De confessioneele organisaies, die zulk
een conflict niet wenschen te misbruiken,
noch te bestendigen voor het propageeren
van den klassenstrijd of ter wille van haar
eigen belang, nemen dan ook het juiste
standpunt in en leiden hare volgelingen op
den goeden weg.
De zaak der arbeiders moet worden ge
diend om haar-zelve.
Zij mag niet ondergeschikt of dienstbaar
worden gemaakt aan revolutionnaire en an
dere doeleinden, waarmede aan die zaak
slechts schade wordt toegebracht.
En zooals ook nu weer in Twente blijkt,
zijn het de christelijke organisaties, wier
leiding ten slotte de uitkomst brengt en de
toenadering, waaraan ook de arbeiders be
hoefte hebben.
De loop der feiten stelt die organisaties
in het gelijk.
Bloed en tranen zal "dit wetsartikel bren
gen
Zóó ziet men spoken.
In waarheid zal de nieuwe bepaling tot
voorzichtigheid manen. Het zijn meestal de
personen, die 't meest tijd hebben, die 't
hardst rijden en 't leven van den mensch
voortdurend bedreigen.
Het is zeer redelijk dat hij, die een mede-
mensch schade berokkent, in welken vorm
ook, heeft aan te toonen, dat overmacht in
't spel is en dat hij niet schuldig is aan '1
kwaad."
De „Limb. Koerier" schrijft:
„De nieuwe bepaling omtrent ongelukken,
veroorzaakt door motorrijtuigen, wordt door
heel enkelen een wetgevend monstrum ge
noemd.
De bestuurders van motorrijtuigen krijgen
bij tventueele ongelukken de schuld tenzij
ze kunnen bewijzen, dat de aangeredenen
schuld heeft.
Van nu af zal de bewijslast bij ongelukken
omgekeerd zijn aan die van vroeger. De mo
torrijder in Nederland wordt een vogelvrij
verklaarde, staande buiten het gemeene recht.
Het verantwoordelijkheidsgevoel bij be
stuurders (chauffeurs) zal afnemen, want „de
baas is er goed voor".
De verzekeringmaatschappijen zullen haar ta
rieven verhoogen, sport en industrie zullen
weer worden tegengewerkt.
Vergadering van Dinsdag 27 Mei,
Nam. 1 uur.
Aan de orde is het wetsontwerp tot toe
kenning van kasvoorschotten aan de N.V.
Koninklijke Hollandsche Llovd.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend.
De heer BRAUTIGAM, S.D.A.P. begint
met de indiening van een
waarin hij de Kamer aan de Regeering wil
laten verzoeken alsnog een onderzoek door
experts te doen instellen naar den tegen-
woordigen toestand van den Kon. Holi.
Lloyd met het oog op de mogelijkheid van
de voortzetting van dit bedrijf. In afwachting
daarvan zou de behandeling van dit ont
werp geschorst moeten worden.
Het is niet gemakkelijk deze gansche zaak
objectief te beoordeelen en daarom is het
noodig meer gegevens te verkrijgen. D.e Re
geering heeft een onderzoek afgewezen, maar
spr acht dit vóór alles dringend noodig.
De heer VAN VUUREN. R.-K., ontraadt
de aanneming dezer motie. Hij denkt niet,
dat de Kamer met nieuwe gegevens wijzer
zal worden. De Regeering gaf voldoende ge
gevens en spr. begrijpt niet wat meer is te
verkrijgen.
De heer BOON, V.-B., zegt, dat alle gege
vens zijn verstrekt en dat omtrent de con
junctuur geen zekerheid is te krijgen. Hij is
dus tegen de motie.
De Minister van Arbeid, de heer AAL
BERSE, zegt, dat de motie nog meer gege
vens wil dan de Regeering reeds gaf. Deze
motie brengt de Regeering in een moeilijk
parket. Zij wil niet den schijn op zich laden,
da; zij afkeerig is van het verstrekker, van
zeer vele mededeelingen. Spr. acht de mo
tie geheel overbodig en de aanneming zeer
gevaarlijk, De Kamer heeft reeds de hc-
scirkking over alle positieve gegevens dié te
verkrijgen zijn. Speculatieve gegevens kun
nen onmogelijk gegeven wor.den Tot Zater
dag j.I, toe zijn alle cijfers der maatschappij
gecontroleerd en de laatste conclusie der
accountants is ook. dat dc aanneming van
dit ontwerp alleen in staat is de maatschap
pij te helpen.
Het zou rok heel moeilijk zijn experts te
vinden die al niet reedt zijn gehsoru. Ailc
aandeelhouders -zijn er van overtuigd, dat
het beter was thans te liquidee :n indien
het niet absoluut zeker was, dat dit wets
ontwerp blijvend de maatschappij uit de mi
sère helpt. Het geheele effectenbezit en de
aanspraken voor de Tubantia zijn aan den
Staat in onderpand gegeven, zoodat na de
eerste anderhalf jaar alle risico voor den
Staat achterwege blijft. Bovendien mag niet
meer op de schepen worden afgeschreven en
dat bedraagt 1 'A millioen per jaar. Daardoor
is wel bewezen dat de aandeelhouders het
aandurven met deze kasvoorschotten de
kans te wagen.
Spr. ontraadt dus ten sterkste de aanne
ming der motie.
De heer BRAUTIGAM handhaaft zijn mo
tie, omdat hij het mogelijk acht op korten
termijn rapport te verkrijgen.
De MINISTER verklaart nog dat het zeer
moeilijk zal zijn experts te vinden en dat
minstens twee maanden voor een onderzoek
zouden noodig zijn. Dat uitstel is niet te aan
vaarden.
De motie-Brautigam wordt verworpen met
52 tegen 18 stemmen.
De sociaal-democraten, de communisten
en dc heeren Braat, Stulemeyer, en v. d.
Molen stemmen vóór.
De heer BRAAT, PI. Partij, is tegen het
voorstel. Als de maatschappij nog effecten
heeft, moet ze die maar verkoopen. De za
ken kunnen rendceren of ze moeten verdwij
nen. Als de zaak goed is kan zij overal geld
leenen. Het beheer kan wel beter; het kan
toor is veel te luxueus ingericht. Nu er geen
geld is om den landbouw te helpen, is er we!
geld voor de scheepvaart. Op de beurs heeft
men niets geen vertrouwen in deze maat
schappij en het gaat dus niet aan om het geld
der burgerij er aan te wagen.
De heer VAN DER WAERDEN, S.D.A.P.,
acht dc hoofdzaak de vraag of er iets van
de maatschappij terecht zal komen als deze
steun wordt verleend. Als spr. daarvan over
tuigd was, stapte hij over vele bezwaren
heen. Het landverhuizersvervoer is niet be
langrijk en daarvoor is geen steun noodig.
Van kunstmatige instandhouding van deze
maatschappij alleen als middel tot werkloos
heidsbestrijding gevoelt spr. niets. In 1907 en
1908 is steun verleend en de voorschotten
zijn terugbetaald. In 1914 was pas 8 pCt. af
gelost en het is de vraag of zonder den oor
log de verdere aflossing was doorgegaan, De
goede jaren zijn voor de scheepvaart voorbij
en dus bestaat er geen hoop, dat het nu ver
leende voorschot terugbetaald zal worden..
Zouden de heeren Aals en Kröller dezen ver
nederenden stap bij de Regeering hebben ge
daan als zij nog eenige kans zagen om dc
zaak te doen slagen?
Spr. heeft er bezwaar tegen, dat slechts
aan één commissaris toezicht wordt opge
dragen. Verder wenscht hij het in onderpand
geven van de effecten in het ontwerp vast te
leggen.
De MINISTER: Dit laatste is geschied door
afzonderlijke pand-akte.
De heer VAN DER WAERDEN meent,
dat er te veel schepen op de wereld zijn en
dat houdt algemeen herstel tegen. Vóór den
oorlog had Nederland een tonnemaat van 1.2
millioen; thans bedraagt deze 1.5 millioen.
Dat zegt voldoende voor de kans van slagen.
Van al de millioenen in oorlogstijd ver
diend, is niets over. De heeren van Aalst en
Kröller komen met den bedelmap bij dc in
standhouding der maatschappij. Nu zijn er
plotseling groote nationale belangen bij be
trokken.
Spr. erkent dat een groot belang bij de
instandhouding der maatschappij is betrok-
Het gaat om het lot van 2700 personen. Als
die te redden waren, zou spr. wellicht zwich
ten. Maar spr. heeft die overtuiging echter
niet; hij vreest dat het slechts uitstel van
executie is en dat het slepend-houden een
gezondmaking in den weg staat.
Dc heer OUD (V. D.) heeft ook over
wegende bezwaren van principieelen en
practischen aard. Hij is bevreesd voor den
eersten stap en ziet er een gevaarlijk prece
dent in. De Minister wekt bij andere Maat
schappijen dc begeerte op. om hulp te-
krijgen.
Als deze Mij. effecten heeft en een aan
spraak op vergoeding voor de Tubantia had
zij ook elders geld kunnen krijgen.
De heer STULEMEYER (R.-K.) is ook
tegen het voorstel, niet omdat hij Rotter
dammer is (gelach), maar omdat hij er objec
tief tegenover staat. (Gelach).
De heer LOVINK (C. H.) noemt verschil
lende maatschappijen, die in den loop der
tijden geholpen zijn. Hij acht het in het na
tionaal belang deze Mij. ook nog eens te hei
pen, vooral nu zooveel garantie is gegeven.
De heer GERRITZEN (V. B.) acht het be
staan van den Lloyd een groot belang voor
Nederland en dat belang wordt nu bedreigd.
Wij moeten trachten de bronnen van wel
vaart die wij hebben, te behouden; mits het
geen hopelooze zaak is. Heeft de Lloyd met
dezen steun een redelijke kans om het hoofd
boven water te houden? De regeeririg geef:
daarop geen afdoend antwoord en zij had een
onderzoek moeten laten instellen. De verlie
zen van den Lloyd zijn in de laatste kwar
talen steeds minder geworden en men ver
wacht dat die goede gang zal voorigaan.
Het is dus geen hopelooze zaak. meent nij.
De heer BRAUTIGAM vult de rede van
den heer Van der Waerden aan. Zijn partij
staat sceptisch tegenover voorstellen als dif
Groote voorzichtigheid is in elk geval ge-
wenscht. Naar spr.'s oordeel is er thans niet
minder kans voor de vaart op Zuid-Amerika
dan vlak vóór den oorlog. Het dégonfiture
van den Lloyd is een gevolg van het schrome
lijk gemis van beleid bij de directie. Zij heet!
de beschikking gehad over 76 millioen gul
den en nu heeft zij te tobben met kastekor
ten. Men heeft tegen fancy-prijzen schepen
aangeschaft; twaalf millioen in gebouwen
gestoken, is een concurrentiestrijd begonnen,
die zeer schadelijk was en door al deze zaken
is een beleid gevoerd, dat geleid heeft tot
de misère van heden. Voortbestaan van den
Lloyd acht spr. zeker gewenscht en hij acht
het een plicht, dat de Staat helpt als de par
ticulieren niet helpen willen. Hei belang van
het eindpunt van den dienst acht spr. gewich
tig. Als de Lloyd verdwijnt, gaan de schepen
naar het buitenland.
De heer VAN DIJK (R. K.) vreest geen
precedent, want de Kamer kan ieder geval
afzonderlijk beschouwen. Spr. is voor het
ontwerp, o.a. omdat hij de relaties met Zuid-
Amerika wil behouden.
De heer BOON (V. B.) vraagt eenige in
lichtingen over de financieele positie van den
Lloyd. Is het onmogelijk dat een tweede
hypotheek wordt genomen, of dat een schip
wordt verpand?
De vergadering wordt verdaagd lot
Woensdag één uur.
De dader veroordeeld tot vier jaar.
De Rechtbank te Arnhem veroordeelde
Dinsdag W. Jacobs uit Groesbeek, wegens
moord op den zanger Thijssen, die te Kleef
woonachtig was, tot vier jaren gevangenis
straf.
De eisch was zes jaar.
door NICO A.
Het was een mooie Woensdagmiddag. De
Zon scheen lekker aan den hemel, terwijl
Seen windje de boomen in beweging bracht.
Op den weg naar het duin, liepen een zes-tal
stevige snuiters met flinken tred voort.
Omdat het Woensdagmiddag was, hadden ze
vrfj van school en hadden ze het plan opgevat,
"aar duin te gaan en daar roovertje of iets
dergeiijks te gaan spelen.
Kees die altijd het meeste ontzag mboe-
Hëmde, wegens zijn sterke spieren, liep druk
Pratend middenin, terwijl Jaap, Hein, Teun,
Tan en Gerrit vol aandacht luisterden. Hij
vertelde hun hoe hij eens in de „biescoop"
?ezien had hoe roovers hun buit beloerden
daarna plunderden. Natuurlijk vonden
die heldendaden een gretig gehoor bij de
vÜf andere jongens.
Spoedig hadden ze het duin bereikt.
■Hun schoppen werden dra voor den dag
®ehaald en toen ze een prachtige plaats
hadden gevonden, begonnen 2e een gat te
Staven. Na verloop van een kwartiertje was
ïr een diepe kuil gegraven en geheel met
J°sse takken en struikjes omheind. Zoodoende
jvas de kuil geheel voor 't oog verborgen.
stelden voor, den kuil het ,,fort' te noe-
■"den en dat als hoofdplaats te gebruiken.
"Nu gaan we de verschillende rollen ver
delen" begon Kees. „Jij, Hein, jij bent een
mdiaan, en jij Jaap, bent een gewoon reiziger
evenals Teun, die door de bergen reizen en
0vervallen worden door twee Indianen. Ook
Tan moet Indiaan zijn. Gerrit is „Winnetou
diijn vriend, want ik ben „Old Shatterhand
die waren altijd samen."
De jongens waren met deze verdeeling
^vreden en trokken weg, ieder in zijn eigen
Achting. De Indianen deden een witten
Pakdoek om hun hals en trokken weg. De
Ie'Zigers deden een witten zakdoek om hun
arm en trekken den tegenovergestelden kant
uit, terwijl Winnetou en Old Shatterhand
m het fort bleven. Weldra was er van de
vjér anderen niets meer te zien, en dc helden
'aft Carl May's werken doodden den tijd
d°or het fort nog wat te verfraaien.
De twee Indianen, Hein en Jan, bleven
;oen ze een eindje weg waren en niets meer,
"an de anderen zagen, staan en bleven op
plaats een poosje rusten. Eindelijk, toen
2? meenden dat het tijd werd om op roof
uit te gaan, stonden ze op, en slopen door
"Oschjes en achter de duinen om, om de
®rgelooze reizigers te overweldigen en uit
e schudden. Langzaam kropen ze voort,
5chcrp uitziende of ze niet bemerkt werden,
en of ze niets in t oog kregen. Ze waren al
kruimen tijd onderweg en nog steeds zagen
'c. niets, Ze vreesden al dat ze hun prooi
nusgeloopen waren en trokken daarom in
-Warse richting over het duin en keken alle
°0schjes na, om de reizigers te ontdekken.
Eindelijk zagen ze hun moeite beloond.
^Hheel in de verte boven het duin uit zagen
*e de hoofden van hun twee andere vrienden.
Spoedig waren ze in hun nabijheid geslopen,
?°nder dat de reizigers dat bemerkten.
Juist toen dezen over een duin waren ge
glommen, sprongen de Indianen met een
Vervaarlijk gehuil op hen los en in minder
■dan geen tijd waren ze overwonnen en ge-
I bonden. Wie schetst de verbazing van Jaap
I en Teun toen ze zonder het vooruit te weten
iin de handen der Indianen vielen. De ge
vangenen werden opgenomen en mee naar
het fort gedragen. Ze hoopten daar Old
Shatterhand en Winnetou te vinden, doch.
het fort was leeg. Niemand was in den om
trek te vinden. Ze waren spoorloos verdwe
nen.
Old Shatterhand en Winnetou waren na
een poosje stil gezeten te hebben, opgestaan,
en gingen eens heen er w :r loopen om een
HIJ MAAKTE ER GELD VAN.
„Waarom trek je de stoppels van je
baard uit, Manus. Je kunt je toch veel mak
kelijker scheren?'
,,Jaw
als
'T WOU NIET WENNEN.
Dorpsheertje (tot vriend, dien hij adviezen geeft in zake het dragen van stadsche
kleeren): „Hang je nou je jas geregeld aan 'n klecrenhangcr?" Vriend- „Ja, maar
't wil nie best wennen," (Passing Show).
van de anderen te zoeken, en die op hun
beurt eens te verrassen. Ze waren al een
eindje weg, toen ze boven een duin uit een
foifd gewaar|werden. Stiekum slopen ze er
heen en toen ze ongeveer een paar meter
van het hoofd verwijderd waren, sprongen
ze met een geweldig gehuil naar voren, en
gaf Winnetou het hoofd met een dikken
meegebrachten knuppel een fermen tik.
Wat hierop volgde, deed hen verstijven
van schrik. Hun vermeende kameraden
waren niets anders dan twee stroopers, die
daar te rusten lagen. De kerels sprongen op
en wilden hun rustverstoorders eens terdege
aan het verstand brengen, dat ze niet met
kwajongens te doen hadden.
Doch dit was niet noodig. De jongens ren
den zoo hard ze konden terug en zorgden
den afstand zoo spoedig mogelijk te ver-
grooten. Doch de kerels begonnen de jongens
te achtervolgen, zoodat ze vol angst doorren
den. Ongelukkigerwijs plaatsten zich de
twee andere Indianen op den weg van Winne
tou en Old Shatterhand en hielden hen tegen
met het doel, ook hén gevangen te nemen.
Winnetou en Old Shatterhand poogden
tevergeefs hun 't hachelijke van hun toestand
aan het verstand te brengen. Eindelijk, toen
de stroopers dichtbij gekomen waren, was
hun de toestand duidelijk. Zoo snel als hun
beenen hen konden dragen, renden ze alle
vier naar het fort en bevrijdden de 2 gevangen
1 J 1 Vlt-1 Iiaoi xw* v», w &wv un6v„
lawel, maar ik verkoop nou de stoppe s rejzjgCrs# Toen WCrd 't een wedloop op leven
gramophoon-naa en. B,-UerI en dood. Het zou waarschijnlijk zoo-nog
eenigen tijd geduurd hebben als met '-eu
onverwacht persoon aan de jacht een c n le
had gemaakt. Op een der hooge duinen,
stond een koddebeier, die den wedloop had
gezien en in de achtervolgers eenige strcopers
meende te herkennen, wier aanhouding
verzocht was. Hij verschool zich achter een
duin en toen de kerels voorbij holden schoot
hij eensklaps te voorschijn en deed een
bevelend „Halt" hooren. De stroopers hiel
den verschrikt halt cn werden door den veld
wachter bekeurd. De kerels keken woedend
naar de jongens die zoo snel als ze konden
maakten dat ze weg kwamen.
„Stommerd Wie heeft nou ooit gehoord,
dat Old Shatterhand een onschuldige neer
sloeg vroeg Jaap kwaad.
„We dachten dat jullie het waren, en
sloegen ze toen neer."
„Zoo dus als wij het geweest waren, had
je ons ook neergeslagen?" En bruusk draaide
Jaap zich om en ging heen.
Even later kwam hij terug en zeide
„Al was de echte Old Shatterhand een
goede vent, hij kon toch ook wel eens een
dommen streek uithalen. Laten we vrede
teekenen."
Spoedig was dit gebeurd en trokken ze>
zeer voldaan over den gezelligen, hoewe'
eigenaardig afgeloopen middag, naar huis.^
Hoe het met de stroopers is afgeloopen,
moet ge maar aan hen zelf vragen. Misschien
komt ge het nooit te weten
EEN EENVOUDIG EN ONDER
HOUDEND SPEL.
'leeken op een vel papier een vierkant cn
verdeel dit in 16 vakjes. Leg vervolgens 4
dubbeltjes en 4 twee en een halve centstuk
ken in de vakjes in onze teekerring aangege
ven. Nu zijn de regels van 't spel als volgt:
Het .spel wordt gespeeld door 2 personen,
een speelt met dc dubbeltjes en de andere
met de twéé en halve centstukken. Om de
beurt mag elk een van zijn vier geldstukken
een hokje verschuiven en wel in alle richtin
gen. Het zoogenaamde „slaan" en „over
springen" mag bij dit spel niet, De speler,
die het eerst zijn geldstukken op één lijn
heeft, 't zij horizontaal, verticaal of diago
naal. is winnaar. Het zal u verbazen hoeveel
oplettendheid en inzicht dit spel nog kost,
als beide partijen ongeveer gelijke krachten
zijn.
1 Li. '1'
OVERTROEFD.
Twee trottoirteekenaars in Londen waren
tegen elkander aan 't opsnijden over hun
vaardigheid in 't teekenen.
De eerste zei „Ik teekende een stuivertje
op een stoep, en een bedelaar deed zijn vin
gers zeer om het op te rapen."
„Dat is nog niets, vergeleken met wat ik
teekende; een worst op een steen en de hond
van mijn buurman had hem, met steen en al,
half opgegeten, vóór hij de vergissing be
merkte."
68. Dat was gezellig in dien korenschoof. En
wat een prachtige slaapplaats.
Hier eens heerlijk uitslapen zou hem goed doen,
want 't werd al laat en kijk '1 maan-sikkeltje
kwam ook al te voorschijn. Heerlijk rusten zou
't hier zijn, als straks alles donker werd. t Maan
tje in de* sterren zoo hoog boven ie hoofd schjt-
terd en in de verte de nachtegaal z n mooi liedie
fluit. Holly-Dolly hield van poëzie. Welke Ridder
hield daar ook niet van?
69. O, hol Weg was alle fantasie en droomerij.
Daar kwam in hoogst eigen persoon de veldwach
ter recht-toe recht-aan op den schoof aan stap-
Pen-
O, hol Nu opgepast! Was 't niet om je tranen
le lachen? Daar ging me zoo waar die veldwach
ter aan den achterkant van z'n schoof zitten. En
kijk zoo'n lekkerbek, hij heeft warempel z'n veld-
flesch met koffie er in, hij zich,
„Wacht maar, ouwe brombeer. Ik zal je wel
krijgen."
70. Dat duurde niet lang, of de veldwachter,
moe van alle inspanning, lui en slaperig door z'n
heerlijk teugje koffie, lag weldra languit tegen
de schoof aan te slapen en te snorken als een
oude stoommachine.
Holly-Dolly hield van handelen. Betjes Zondag-
sche schaar werd te voorschijn gehaald en in min
der dan geen tijd was dc mooie knevel van dc
veldwachter afgeknipt.
UIT EEN OPSTEL VAN EEN SCHOOL
MEISJE.
Een cent en een gulden kwamen elkaar
tegen in éen portemonnaie. De gulden trok
z'n neus op en zei
„Ik ben honderd keer zooveel waard als
jij."
„Dat is waar, maar ik ben veel beter dan
jij," zei de cent. „Ik kom eiken Zondag in
de kerk en jij nooit."
BEZORGDE MOEDER.
Mama in den dierentuin tot haar zoontje
„Kom niet te dicht bij de ijsberen, schat
je weet dat je zoo gauw verkouden wordt
ADVOCAAT EN SLAGER.
'n Slager spreekt op straat 'n advocaat aan
met de vraag „Als 'n hond m'n winkel bin
nenloopt en* 'n stuk vleesch wegneemri is z'v
baas dan voor de schade aansprakelijk
Advocaat „Zeer zeker 1"
„Nu, dan krijg ik 2.40 van u, want uw
hond gapte 'n stuk biefstuk van 6 ons bij me."
„Goed, maar ik gaf u 'n rechtskundig ad
vies en dat kost 3.20. Betaal me dus maar
even die tachtig cents, hè?"
HIJ HAD NIETS GEHOORL
„Goed geslapen?-Fameus onweer van
nacht, hè
„Niets gehoord mijn slaapkamer ligt op
het Noorden."
SPECULEEREN.
Jantje „Vader, wat is eigenlijk specu-
leeren
Vader „Speculeeren is iets koopen, dat
niet bestaat, voor geld dat je niet bezit
VERKEERD BEGREPEN.
Rechter „Wat bracht u hier
Beklaagde „Twee agenten."
Rechter „Dronken, nietwaar
Beklaagde „Ja, beiden."
VERPRAAT.
Rechter „Waarom hebt ge dan niet da
delijk gezegd, dat ge de gezochte inbreker
niet zijt?"
Arrestant„Dat wist ik toen niet
BOEVEN-HUMOR.
Ontvluchte gevangene (die een eerzaam
reizigertje de kleeren heeft afgenomen en
hem zijn „uniform" heeft aangegeven):
„Sta nou maar nie te mopperen je heb
nog nooit zoo ruim in dc kleeren gezeten!'
(the Humorist.)