EU GD I #1 o Uit de Pers. „Old Shatterhand" v-yT ji T HOE HOLLYDOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE I NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad - Woensdag 28 Mei 1924 De vragen van den heer Alharda Het groote verschil. STATEN GENERAAL. Spoken zien. TWEEDE KAMER. Kasvoorschot aan de Holl. Loyd. Motie van orde. RECHTSZAKEN. De moord op den zanger Thijssen. O 1 O - #1 |p UIT DE MOPPENTROMMEL. - m* Omtrent het optreden van den Rijksbe middelaar den heer Van IJsselsteyn in ®et Twentsch textielconflict, heeft minister Aalberse de vragen van het Kamerlid Al barda in dien zin beantwoord, dat de heer Van IJsseisteyn overeenkomstig de wet en z'jn plicht heeft gehandeld. ,01 dit antwoord den heer Albarda bevre digen zal, is echter een andere vraag, die v>j niet gaarne bevestigend zouden beant woorden. En het is daarom te verwachten, dat hier aen meeningsverschil is, waarover het laat ste woord nog niet is gesproken. Deze verwachting steunt op het feit, dat bet antwoord van den minister gegrond is °P overwegingen, die de beteekenis van den sociaal-democratischen vakbond ,,De Een dracht", 'bij die der beide christelijke orga nisaties ten achter stellen, omdat deze laat ste met een grooter aantal leden in het con- 'lict betrokken waren. Het standpunt van den heer Albarda schijnt aldus te zijn, dat de heer v. IJsselsteyn 2I)n pogingen, om de partijen rechtstreeks t°t elkaar te brengen, had moeten beëindi- Ê®n, toen „De Eendracht" als een belang rijk deel der eene partij aan de verdere besprekingen niet meer wenschte deel te Hemen. Dit wordt echter door den minister weer sproken, omdat een nóg belangrijker deel dier eene partij de katholieke en de Christelijke textielarbeidersbonden en een deel der ongeorganiseerden verklaard bad wél prijs te stellen op voortzetting der besprekingen. Dit nu, dat de katholieke en christelijke vakbonden belangrijker worden geacht dan ■"De (sociaal-democratische) Eendracht", is van dien aard, dat het van een sociaal-de mocraat al te veel gevergd zou zijn, dat stil zwijgend te beamen. Toch heeft zoo schrijft de „Volkskrant" de minister volkomen gelijk, want het aan tal in de staking en uitsluiting betrokken le den van „St. Lambertus" en van .Unitas" Was niet onbelangrijk grooter dan dat van "De Eendracht". Het aantal betrokken leden van onzen katholieken bond was ruim 2200; dat van den christclijken bond omstreeks 900 en dat van „De Eendracht" ruim 2700. En het gaat voor een sociaal-democraat moeilijk het aantal te negeeren. al heeft de heer Troelstra in 1918, in een onbewaakt "ogenblik gezegd, dat de stemmen niet al- 'een geteld, maar ook gewogen moeten wor den. Inzake het tweede punt in kwestie, als zou namelijk de heer Van IJsselsteyn zijn bevoegdheid te buiten zijn gegaan, door aan de partijen 't bekende bemiddelingsvoorstel voor te leggen, wordt de opvatting van den heer Albarda evenzeer door den minister afgewezen, doch integendeel verklaard, dat de Rijksbemiddelaar in deze handelde over- eenkomstig zijn plicht. Ook hier dus een sterk uiteenloopende opvatting, waarbij de minister eveneens een sterke positie inneemt, omdat de Rijksbe middelaar, volgens art. 11 der wet, op ver zoek van partijen, als „bijzondere bemidde laar" kan optreden. Hoe moeilijk het dan ook voor den heer Albarda moge zijn verder over de zaak te zwijgen; anderzijds is op dit punt zoo wei nig houvast, dat elke poging vrijwel vruchte loos moet zijn. Evenals in het conflict als geheel, staat de heer Albarda op dit punt voor de gevolgen van de falende tactiek, die van sociaal-de- mocratischen kant is toegepast. „De Eendracht" heeft namelijk de dom heid begaan, zichzelf uit de conferentiezaal te dringen, door zich vast te leggen, vóórdat de onderhandelingen geëindigd waren. Dat is één van de onhandigheden, waar aan, ondanks deo naangename-gevolgen, niets te veranderen is. De poging om fouten van den Rijksbe middelaar te produeeëren, ten einde daar achter bevriende bokken te verbergen, is toch wel wat al te doorzichtig. De heer Albarda trooste zich er mee, dat hij voor een hopelooze zaak staat; voor de gevolgen van ondoordachtheden, geboren uit vrees voor syndicalisten en communis ten. Dat is de oorzaak van alle moeilijkhe den. SCHADELOOSSTELLING DER TWEEDE KAMERLEDDEN. Op de Groninger Bondsvergadering is dezer dagen een zeer interressant debat ge voerd over de schadeloosstelling der leden van de Tweede Kamer. Naar aanleiding hiervan schrijft het Kamerlid, de heer A. C. A. van Vuuren in „Ons Noorden" onder meer het volgende: De bestaande financieele regeling geeft ongetwijfeld aan sommige Kamerleden meer dan zij hadden voor zij Kamerleden waren. Zij is echter verre beneden hetgeen in overheidsdienst en in de vrije maat schappij wordt verdiend door personen van studie, ontwikkeling en meer dan mid delmatige gaven. Indien men dus zou zeg gen: een Kamerlid mag niets erbij verdie nen, dan is 5000 niet te veel, maar te weinig, niet om de noodige liefhebbers te krijgen, maar om in de Kamer te brengen cn te houden personen van hoogere ont wikkeling en meer positie en van grooter kennen, dan het middelmatige, tenzij mis schien op een leeftijd dat deze het Kamer lidmaatschap zouden aanvaarden als een bezigheid voor den ouden dag. En daarom: men moet kiezen of deelen. Wil men dat het Kamerlidmaatschap tot een op al den tijd van den mensch beslag leggende bezigheid wordt gemaakt, zoodat hij daarnaast niets kan of mag doen, dan moet men aan de financieele regeling van thans niet tornen. Wil men dat de Kamerleden niet allen zijn gewezen dit of gewezen dat, doch personen die in dagelijksche persoonlijke aanraking zijn met het leven en werken van het volk dat zij vertegenwoordigen, dan is de financieele regeling veel te gunstig en dan zou een presentiegeld, als te Groningen is bepleit, allicht aanbeve- ling verdienen en is er alle aanleiding om de schadeloosstelling te verminderen. Hoe de keuze m.i. moet zijn? Vroegcr zou ik daarop niet gaarne geantwoord hebben, omdat mijn bescheid dan allicht zou zijn aangezien als een pleidooi voor de vereeniging van wethouderschap en lidmaatschap van de Kamer, Nu ik als wethouder heenging en dus behoor tot hen die geen andere betrekking hebben, nu het dus mijn belang zou zijn te kiezen voor een bezoldigd Kamerlidmaatschap, nu mag ik wel zeggen dat ik dit bezoldigd Kamer lidmaatschap zou vinden een ramp voor de Kamer, die uit honderd semi-ambtena- ren zou komen te bestaan, een ramp voor het land en een ramp voor de Kamerleden zelve, die nooit voor hun bestaan van het Kamerlidmaatschap en van de inkomsten daarvan afhankelijk moeten zijn. M.i. is er dus zeker reden om de financieele rege ling té herzien, maar moet men daarnaast dan niet vragen, dat naast het Kamerlid maatschap geen ander werk mag worden gedaan. Het „Centrum" schrijft: Wie voor het goed recht der arbeiders wil opkomen in een arbeidsconflict, moet geen bijoogmerken najagen. Hij moet aan het belang cjer arbeiders denken en daarop geheel zijn actie richten, niet op eenig partij-belang Waar men anders doet, ondervinden juist de arbeiders er den last en het nadeel van, al heet het dan, dat de strijd te hunnen laste wordt gevoerd. De confessioneele organisaies, die zulk een conflict niet wenschen te misbruiken, noch te bestendigen voor het propageeren van den klassenstrijd of ter wille van haar eigen belang, nemen dan ook het juiste standpunt in en leiden hare volgelingen op den goeden weg. De zaak der arbeiders moet worden ge diend om haar-zelve. Zij mag niet ondergeschikt of dienstbaar worden gemaakt aan revolutionnaire en an dere doeleinden, waarmede aan die zaak slechts schade wordt toegebracht. En zooals ook nu weer in Twente blijkt, zijn het de christelijke organisaties, wier leiding ten slotte de uitkomst brengt en de toenadering, waaraan ook de arbeiders be hoefte hebben. De loop der feiten stelt die organisaties in het gelijk. Bloed en tranen zal "dit wetsartikel bren gen Zóó ziet men spoken. In waarheid zal de nieuwe bepaling tot voorzichtigheid manen. Het zijn meestal de personen, die 't meest tijd hebben, die 't hardst rijden en 't leven van den mensch voortdurend bedreigen. Het is zeer redelijk dat hij, die een mede- mensch schade berokkent, in welken vorm ook, heeft aan te toonen, dat overmacht in 't spel is en dat hij niet schuldig is aan '1 kwaad." De „Limb. Koerier" schrijft: „De nieuwe bepaling omtrent ongelukken, veroorzaakt door motorrijtuigen, wordt door heel enkelen een wetgevend monstrum ge noemd. De bestuurders van motorrijtuigen krijgen bij tventueele ongelukken de schuld tenzij ze kunnen bewijzen, dat de aangeredenen schuld heeft. Van nu af zal de bewijslast bij ongelukken omgekeerd zijn aan die van vroeger. De mo torrijder in Nederland wordt een vogelvrij verklaarde, staande buiten het gemeene recht. Het verantwoordelijkheidsgevoel bij be stuurders (chauffeurs) zal afnemen, want „de baas is er goed voor". De verzekeringmaatschappijen zullen haar ta rieven verhoogen, sport en industrie zullen weer worden tegengewerkt. Vergadering van Dinsdag 27 Mei, Nam. 1 uur. Aan de orde is het wetsontwerp tot toe kenning van kasvoorschotten aan de N.V. Koninklijke Hollandsche Llovd. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer BRAUTIGAM, S.D.A.P. begint met de indiening van een waarin hij de Kamer aan de Regeering wil laten verzoeken alsnog een onderzoek door experts te doen instellen naar den tegen- woordigen toestand van den Kon. Holi. Lloyd met het oog op de mogelijkheid van de voortzetting van dit bedrijf. In afwachting daarvan zou de behandeling van dit ont werp geschorst moeten worden. Het is niet gemakkelijk deze gansche zaak objectief te beoordeelen en daarom is het noodig meer gegevens te verkrijgen. D.e Re geering heeft een onderzoek afgewezen, maar spr acht dit vóór alles dringend noodig. De heer VAN VUUREN. R.-K., ontraadt de aanneming dezer motie. Hij denkt niet, dat de Kamer met nieuwe gegevens wijzer zal worden. De Regeering gaf voldoende ge gevens en spr. begrijpt niet wat meer is te verkrijgen. De heer BOON, V.-B., zegt, dat alle gege vens zijn verstrekt en dat omtrent de con junctuur geen zekerheid is te krijgen. Hij is dus tegen de motie. De Minister van Arbeid, de heer AAL BERSE, zegt, dat de motie nog meer gege vens wil dan de Regeering reeds gaf. Deze motie brengt de Regeering in een moeilijk parket. Zij wil niet den schijn op zich laden, da; zij afkeerig is van het verstrekker, van zeer vele mededeelingen. Spr. acht de mo tie geheel overbodig en de aanneming zeer gevaarlijk, De Kamer heeft reeds de hc- scirkking over alle positieve gegevens dié te verkrijgen zijn. Speculatieve gegevens kun nen onmogelijk gegeven wor.den Tot Zater dag j.I, toe zijn alle cijfers der maatschappij gecontroleerd en de laatste conclusie der accountants is ook. dat dc aanneming van dit ontwerp alleen in staat is de maatschap pij te helpen. Het zou rok heel moeilijk zijn experts te vinden die al niet reedt zijn gehsoru. Ailc aandeelhouders -zijn er van overtuigd, dat het beter was thans te liquidee :n indien het niet absoluut zeker was, dat dit wets ontwerp blijvend de maatschappij uit de mi sère helpt. Het geheele effectenbezit en de aanspraken voor de Tubantia zijn aan den Staat in onderpand gegeven, zoodat na de eerste anderhalf jaar alle risico voor den Staat achterwege blijft. Bovendien mag niet meer op de schepen worden afgeschreven en dat bedraagt 1 'A millioen per jaar. Daardoor is wel bewezen dat de aandeelhouders het aandurven met deze kasvoorschotten de kans te wagen. Spr. ontraadt dus ten sterkste de aanne ming der motie. De heer BRAUTIGAM handhaaft zijn mo tie, omdat hij het mogelijk acht op korten termijn rapport te verkrijgen. De MINISTER verklaart nog dat het zeer moeilijk zal zijn experts te vinden en dat minstens twee maanden voor een onderzoek zouden noodig zijn. Dat uitstel is niet te aan vaarden. De motie-Brautigam wordt verworpen met 52 tegen 18 stemmen. De sociaal-democraten, de communisten en dc heeren Braat, Stulemeyer, en v. d. Molen stemmen vóór. De heer BRAAT, PI. Partij, is tegen het voorstel. Als de maatschappij nog effecten heeft, moet ze die maar verkoopen. De za ken kunnen rendceren of ze moeten verdwij nen. Als de zaak goed is kan zij overal geld leenen. Het beheer kan wel beter; het kan toor is veel te luxueus ingericht. Nu er geen geld is om den landbouw te helpen, is er we! geld voor de scheepvaart. Op de beurs heeft men niets geen vertrouwen in deze maat schappij en het gaat dus niet aan om het geld der burgerij er aan te wagen. De heer VAN DER WAERDEN, S.D.A.P., acht dc hoofdzaak de vraag of er iets van de maatschappij terecht zal komen als deze steun wordt verleend. Als spr. daarvan over tuigd was, stapte hij over vele bezwaren heen. Het landverhuizersvervoer is niet be langrijk en daarvoor is geen steun noodig. Van kunstmatige instandhouding van deze maatschappij alleen als middel tot werkloos heidsbestrijding gevoelt spr. niets. In 1907 en 1908 is steun verleend en de voorschotten zijn terugbetaald. In 1914 was pas 8 pCt. af gelost en het is de vraag of zonder den oor log de verdere aflossing was doorgegaan, De goede jaren zijn voor de scheepvaart voorbij en dus bestaat er geen hoop, dat het nu ver leende voorschot terugbetaald zal worden.. Zouden de heeren Aals en Kröller dezen ver nederenden stap bij de Regeering hebben ge daan als zij nog eenige kans zagen om dc zaak te doen slagen? Spr. heeft er bezwaar tegen, dat slechts aan één commissaris toezicht wordt opge dragen. Verder wenscht hij het in onderpand geven van de effecten in het ontwerp vast te leggen. De MINISTER: Dit laatste is geschied door afzonderlijke pand-akte. De heer VAN DER WAERDEN meent, dat er te veel schepen op de wereld zijn en dat houdt algemeen herstel tegen. Vóór den oorlog had Nederland een tonnemaat van 1.2 millioen; thans bedraagt deze 1.5 millioen. Dat zegt voldoende voor de kans van slagen. Van al de millioenen in oorlogstijd ver diend, is niets over. De heeren van Aalst en Kröller komen met den bedelmap bij dc in standhouding der maatschappij. Nu zijn er plotseling groote nationale belangen bij be trokken. Spr. erkent dat een groot belang bij de instandhouding der maatschappij is betrok- Het gaat om het lot van 2700 personen. Als die te redden waren, zou spr. wellicht zwich ten. Maar spr. heeft die overtuiging echter niet; hij vreest dat het slechts uitstel van executie is en dat het slepend-houden een gezondmaking in den weg staat. Dc heer OUD (V. D.) heeft ook over wegende bezwaren van principieelen en practischen aard. Hij is bevreesd voor den eersten stap en ziet er een gevaarlijk prece dent in. De Minister wekt bij andere Maat schappijen dc begeerte op. om hulp te- krijgen. Als deze Mij. effecten heeft en een aan spraak op vergoeding voor de Tubantia had zij ook elders geld kunnen krijgen. De heer STULEMEYER (R.-K.) is ook tegen het voorstel, niet omdat hij Rotter dammer is (gelach), maar omdat hij er objec tief tegenover staat. (Gelach). De heer LOVINK (C. H.) noemt verschil lende maatschappijen, die in den loop der tijden geholpen zijn. Hij acht het in het na tionaal belang deze Mij. ook nog eens te hei pen, vooral nu zooveel garantie is gegeven. De heer GERRITZEN (V. B.) acht het be staan van den Lloyd een groot belang voor Nederland en dat belang wordt nu bedreigd. Wij moeten trachten de bronnen van wel vaart die wij hebben, te behouden; mits het geen hopelooze zaak is. Heeft de Lloyd met dezen steun een redelijke kans om het hoofd boven water te houden? De regeeririg geef: daarop geen afdoend antwoord en zij had een onderzoek moeten laten instellen. De verlie zen van den Lloyd zijn in de laatste kwar talen steeds minder geworden en men ver wacht dat die goede gang zal voorigaan. Het is dus geen hopelooze zaak. meent nij. De heer BRAUTIGAM vult de rede van den heer Van der Waerden aan. Zijn partij staat sceptisch tegenover voorstellen als dif Groote voorzichtigheid is in elk geval ge- wenscht. Naar spr.'s oordeel is er thans niet minder kans voor de vaart op Zuid-Amerika dan vlak vóór den oorlog. Het dégonfiture van den Lloyd is een gevolg van het schrome lijk gemis van beleid bij de directie. Zij heet! de beschikking gehad over 76 millioen gul den en nu heeft zij te tobben met kastekor ten. Men heeft tegen fancy-prijzen schepen aangeschaft; twaalf millioen in gebouwen gestoken, is een concurrentiestrijd begonnen, die zeer schadelijk was en door al deze zaken is een beleid gevoerd, dat geleid heeft tot de misère van heden. Voortbestaan van den Lloyd acht spr. zeker gewenscht en hij acht het een plicht, dat de Staat helpt als de par ticulieren niet helpen willen. Hei belang van het eindpunt van den dienst acht spr. gewich tig. Als de Lloyd verdwijnt, gaan de schepen naar het buitenland. De heer VAN DIJK (R. K.) vreest geen precedent, want de Kamer kan ieder geval afzonderlijk beschouwen. Spr. is voor het ontwerp, o.a. omdat hij de relaties met Zuid- Amerika wil behouden. De heer BOON (V. B.) vraagt eenige in lichtingen over de financieele positie van den Lloyd. Is het onmogelijk dat een tweede hypotheek wordt genomen, of dat een schip wordt verpand? De vergadering wordt verdaagd lot Woensdag één uur. De dader veroordeeld tot vier jaar. De Rechtbank te Arnhem veroordeelde Dinsdag W. Jacobs uit Groesbeek, wegens moord op den zanger Thijssen, die te Kleef woonachtig was, tot vier jaren gevangenis straf. De eisch was zes jaar. door NICO A. Het was een mooie Woensdagmiddag. De Zon scheen lekker aan den hemel, terwijl Seen windje de boomen in beweging bracht. Op den weg naar het duin, liepen een zes-tal stevige snuiters met flinken tred voort. Omdat het Woensdagmiddag was, hadden ze vrfj van school en hadden ze het plan opgevat, "aar duin te gaan en daar roovertje of iets dergeiijks te gaan spelen. Kees die altijd het meeste ontzag mboe- Hëmde, wegens zijn sterke spieren, liep druk Pratend middenin, terwijl Jaap, Hein, Teun, Tan en Gerrit vol aandacht luisterden. Hij vertelde hun hoe hij eens in de „biescoop" ?ezien had hoe roovers hun buit beloerden daarna plunderden. Natuurlijk vonden die heldendaden een gretig gehoor bij de vÜf andere jongens. Spoedig hadden ze het duin bereikt. ■Hun schoppen werden dra voor den dag ®ehaald en toen ze een prachtige plaats hadden gevonden, begonnen 2e een gat te Staven. Na verloop van een kwartiertje was ïr een diepe kuil gegraven en geheel met J°sse takken en struikjes omheind. Zoodoende jvas de kuil geheel voor 't oog verborgen. stelden voor, den kuil het ,,fort' te noe- ■"den en dat als hoofdplaats te gebruiken. "Nu gaan we de verschillende rollen ver delen" begon Kees. „Jij, Hein, jij bent een mdiaan, en jij Jaap, bent een gewoon reiziger evenals Teun, die door de bergen reizen en 0vervallen worden door twee Indianen. Ook Tan moet Indiaan zijn. Gerrit is „Winnetou diijn vriend, want ik ben „Old Shatterhand die waren altijd samen." De jongens waren met deze verdeeling ^vreden en trokken weg, ieder in zijn eigen Achting. De Indianen deden een witten Pakdoek om hun hals en trokken weg. De Ie'Zigers deden een witten zakdoek om hun arm en trekken den tegenovergestelden kant uit, terwijl Winnetou en Old Shatterhand m het fort bleven. Weldra was er van de vjér anderen niets meer te zien, en dc helden 'aft Carl May's werken doodden den tijd d°or het fort nog wat te verfraaien. De twee Indianen, Hein en Jan, bleven ;oen ze een eindje weg waren en niets meer, "an de anderen zagen, staan en bleven op plaats een poosje rusten. Eindelijk, toen 2? meenden dat het tijd werd om op roof uit te gaan, stonden ze op, en slopen door "Oschjes en achter de duinen om, om de ®rgelooze reizigers te overweldigen en uit e schudden. Langzaam kropen ze voort, 5chcrp uitziende of ze niet bemerkt werden, en of ze niets in t oog kregen. Ze waren al kruimen tijd onderweg en nog steeds zagen 'c. niets, Ze vreesden al dat ze hun prooi nusgeloopen waren en trokken daarom in -Warse richting over het duin en keken alle °0schjes na, om de reizigers te ontdekken. Eindelijk zagen ze hun moeite beloond. ^Hheel in de verte boven het duin uit zagen *e de hoofden van hun twee andere vrienden. Spoedig waren ze in hun nabijheid geslopen, ?°nder dat de reizigers dat bemerkten. Juist toen dezen over een duin waren ge glommen, sprongen de Indianen met een Vervaarlijk gehuil op hen los en in minder ■dan geen tijd waren ze overwonnen en ge- I bonden. Wie schetst de verbazing van Jaap I en Teun toen ze zonder het vooruit te weten iin de handen der Indianen vielen. De ge vangenen werden opgenomen en mee naar het fort gedragen. Ze hoopten daar Old Shatterhand en Winnetou te vinden, doch. het fort was leeg. Niemand was in den om trek te vinden. Ze waren spoorloos verdwe nen. Old Shatterhand en Winnetou waren na een poosje stil gezeten te hebben, opgestaan, en gingen eens heen er w :r loopen om een HIJ MAAKTE ER GELD VAN. „Waarom trek je de stoppels van je baard uit, Manus. Je kunt je toch veel mak kelijker scheren?' ,,Jaw als 'T WOU NIET WENNEN. Dorpsheertje (tot vriend, dien hij adviezen geeft in zake het dragen van stadsche kleeren): „Hang je nou je jas geregeld aan 'n klecrenhangcr?" Vriend- „Ja, maar 't wil nie best wennen," (Passing Show). van de anderen te zoeken, en die op hun beurt eens te verrassen. Ze waren al een eindje weg, toen ze boven een duin uit een foifd gewaar|werden. Stiekum slopen ze er heen en toen ze ongeveer een paar meter van het hoofd verwijderd waren, sprongen ze met een geweldig gehuil naar voren, en gaf Winnetou het hoofd met een dikken meegebrachten knuppel een fermen tik. Wat hierop volgde, deed hen verstijven van schrik. Hun vermeende kameraden waren niets anders dan twee stroopers, die daar te rusten lagen. De kerels sprongen op en wilden hun rustverstoorders eens terdege aan het verstand brengen, dat ze niet met kwajongens te doen hadden. Doch dit was niet noodig. De jongens ren den zoo hard ze konden terug en zorgden den afstand zoo spoedig mogelijk te ver- grooten. Doch de kerels begonnen de jongens te achtervolgen, zoodat ze vol angst doorren den. Ongelukkigerwijs plaatsten zich de twee andere Indianen op den weg van Winne tou en Old Shatterhand en hielden hen tegen met het doel, ook hén gevangen te nemen. Winnetou en Old Shatterhand poogden tevergeefs hun 't hachelijke van hun toestand aan het verstand te brengen. Eindelijk, toen de stroopers dichtbij gekomen waren, was hun de toestand duidelijk. Zoo snel als hun beenen hen konden dragen, renden ze alle vier naar het fort en bevrijdden de 2 gevangen 1 J 1 Vlt-1 Iiaoi xw* v», w &wv un6v„ lawel, maar ik verkoop nou de stoppe s rejzjgCrs# Toen WCrd 't een wedloop op leven gramophoon-naa en. B,-UerI en dood. Het zou waarschijnlijk zoo-nog eenigen tijd geduurd hebben als met '-eu onverwacht persoon aan de jacht een c n le had gemaakt. Op een der hooge duinen, stond een koddebeier, die den wedloop had gezien en in de achtervolgers eenige strcopers meende te herkennen, wier aanhouding verzocht was. Hij verschool zich achter een duin en toen de kerels voorbij holden schoot hij eensklaps te voorschijn en deed een bevelend „Halt" hooren. De stroopers hiel den verschrikt halt cn werden door den veld wachter bekeurd. De kerels keken woedend naar de jongens die zoo snel als ze konden maakten dat ze weg kwamen. „Stommerd Wie heeft nou ooit gehoord, dat Old Shatterhand een onschuldige neer sloeg vroeg Jaap kwaad. „We dachten dat jullie het waren, en sloegen ze toen neer." „Zoo dus als wij het geweest waren, had je ons ook neergeslagen?" En bruusk draaide Jaap zich om en ging heen. Even later kwam hij terug en zeide „Al was de echte Old Shatterhand een goede vent, hij kon toch ook wel eens een dommen streek uithalen. Laten we vrede teekenen." Spoedig was dit gebeurd en trokken ze> zeer voldaan over den gezelligen, hoewe' eigenaardig afgeloopen middag, naar huis.^ Hoe het met de stroopers is afgeloopen, moet ge maar aan hen zelf vragen. Misschien komt ge het nooit te weten EEN EENVOUDIG EN ONDER HOUDEND SPEL. 'leeken op een vel papier een vierkant cn verdeel dit in 16 vakjes. Leg vervolgens 4 dubbeltjes en 4 twee en een halve centstuk ken in de vakjes in onze teekerring aangege ven. Nu zijn de regels van 't spel als volgt: Het .spel wordt gespeeld door 2 personen, een speelt met dc dubbeltjes en de andere met de twéé en halve centstukken. Om de beurt mag elk een van zijn vier geldstukken een hokje verschuiven en wel in alle richtin gen. Het zoogenaamde „slaan" en „over springen" mag bij dit spel niet, De speler, die het eerst zijn geldstukken op één lijn heeft, 't zij horizontaal, verticaal of diago naal. is winnaar. Het zal u verbazen hoeveel oplettendheid en inzicht dit spel nog kost, als beide partijen ongeveer gelijke krachten zijn. 1 Li. '1' OVERTROEFD. Twee trottoirteekenaars in Londen waren tegen elkander aan 't opsnijden over hun vaardigheid in 't teekenen. De eerste zei „Ik teekende een stuivertje op een stoep, en een bedelaar deed zijn vin gers zeer om het op te rapen." „Dat is nog niets, vergeleken met wat ik teekende; een worst op een steen en de hond van mijn buurman had hem, met steen en al, half opgegeten, vóór hij de vergissing be merkte." 68. Dat was gezellig in dien korenschoof. En wat een prachtige slaapplaats. Hier eens heerlijk uitslapen zou hem goed doen, want 't werd al laat en kijk '1 maan-sikkeltje kwam ook al te voorschijn. Heerlijk rusten zou 't hier zijn, als straks alles donker werd. t Maan tje in de* sterren zoo hoog boven ie hoofd schjt- terd en in de verte de nachtegaal z n mooi liedie fluit. Holly-Dolly hield van poëzie. Welke Ridder hield daar ook niet van? 69. O, hol Weg was alle fantasie en droomerij. Daar kwam in hoogst eigen persoon de veldwach ter recht-toe recht-aan op den schoof aan stap- Pen- O, hol Nu opgepast! Was 't niet om je tranen le lachen? Daar ging me zoo waar die veldwach ter aan den achterkant van z'n schoof zitten. En kijk zoo'n lekkerbek, hij heeft warempel z'n veld- flesch met koffie er in, hij zich, „Wacht maar, ouwe brombeer. Ik zal je wel krijgen." 70. Dat duurde niet lang, of de veldwachter, moe van alle inspanning, lui en slaperig door z'n heerlijk teugje koffie, lag weldra languit tegen de schoof aan te slapen en te snorken als een oude stoommachine. Holly-Dolly hield van handelen. Betjes Zondag- sche schaar werd te voorschijn gehaald en in min der dan geen tijd was dc mooie knevel van dc veldwachter afgeknipt. UIT EEN OPSTEL VAN EEN SCHOOL MEISJE. Een cent en een gulden kwamen elkaar tegen in éen portemonnaie. De gulden trok z'n neus op en zei „Ik ben honderd keer zooveel waard als jij." „Dat is waar, maar ik ben veel beter dan jij," zei de cent. „Ik kom eiken Zondag in de kerk en jij nooit." BEZORGDE MOEDER. Mama in den dierentuin tot haar zoontje „Kom niet te dicht bij de ijsberen, schat je weet dat je zoo gauw verkouden wordt ADVOCAAT EN SLAGER. 'n Slager spreekt op straat 'n advocaat aan met de vraag „Als 'n hond m'n winkel bin nenloopt en* 'n stuk vleesch wegneemri is z'v baas dan voor de schade aansprakelijk Advocaat „Zeer zeker 1" „Nu, dan krijg ik 2.40 van u, want uw hond gapte 'n stuk biefstuk van 6 ons bij me." „Goed, maar ik gaf u 'n rechtskundig ad vies en dat kost 3.20. Betaal me dus maar even die tachtig cents, hè?" HIJ HAD NIETS GEHOORL „Goed geslapen?-Fameus onweer van nacht, hè „Niets gehoord mijn slaapkamer ligt op het Noorden." SPECULEEREN. Jantje „Vader, wat is eigenlijk specu- leeren Vader „Speculeeren is iets koopen, dat niet bestaat, voor geld dat je niet bezit VERKEERD BEGREPEN. Rechter „Wat bracht u hier Beklaagde „Twee agenten." Rechter „Dronken, nietwaar Beklaagde „Ja, beiden." VERPRAAT. Rechter „Waarom hebt ge dan niet da delijk gezegd, dat ge de gezochte inbreker niet zijt?" Arrestant„Dat wist ik toen niet BOEVEN-HUMOR. Ontvluchte gevangene (die een eerzaam reizigertje de kleeren heeft afgenomen en hem zijn „uniform" heeft aangegeven): „Sta nou maar nie te mopperen je heb nog nooit zoo ruim in dc kleeren gezeten!' (the Humorist.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9