ZIJN EER! AMSTERDAMSCHE KOUT. HOE HOLLY-DOLLY. RIDDER WERD door PIJLTJE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 14 Juni 1924 UIT DE PERS. Jhr. Mr. de Savornin Lohman. De Kortingjagerij. BINNENLANDSCH NIEUWS. Het mond' en klauwzeer. De dranksmokkelarij. UIT DE MOPPENTROMMEL'. De N.V. Het Witte K uis." VERKEER EN POSTERIJEN. Goedkoope retourkaarten. ORDE EN ARBEID. Nederlandsché arbeiders naar Duitschland. Uit de Moppentrommel Wegens bijzondere omstandig heden zal voorloopig onze Jeugd rubriek alleen 's-Zaterdags wor den opgenomen. f FANTA5TISCHE BEROEPEN. (II) (Nadruk verboden). Onder de beoefenaars van een der fantas tische beroepen namen en nemen (hoe dat precies gaat, vertelde ik een vorigen keer al eens) de menschen, die er een beroep van maken geld te leenen, steeds een voorname plaats in. Het klinkt apocrief, want door lee nen is gewoonlijk niemand wijzer geworden, maar 't is toch zoo. De „financiers" kon en kan men verdeelen in de eerlijken de woekeraars en pandjesbazen en de oneerlij ken die alleen namen en nooit gaven. Tot de eersten behooren dus de geldschie ters en geldschietsters, die vooral in de Jor- daan wonen en zoowel straatventers als men schen, die van een vast weekloonjmoeten bestaan aan kleine sommetjes geld helpen tegen een dubbeltje rente van den gulden per week. Die betrekkelijk eerlijke geldschietsters, al zijn 't dan ook woekeraarsters, zijn zelf menschen uit het volk hun bijnamen tante Mie liit de Goudsbloemstraat en oorne Piet van de Lauriergracht zegt genoeg. De venter en vooral de koopvrouw wendt zich liever tot deze menschen dan tot de offici- eele bankjes, waar zij niet terecht kunnen voor de kleine bedragen, die zij soms noodig hebben en waar allicht één borg, zoo niet twee bij te pas komen. En waar haal je die als weduwe met drie kinderen uit de Anjeliers dwarsstraat vandaan Als ze bij den geld schieter terecht komen hebben ze gewoonlijk ook niets meer om achter de schuine deur bij Oome Jan te brengen. Ergo, de graad van soliditeit»van 's geldschietster's clientèle is zeer dubieus. Behalve aan den kleinen koopman leent zij ook aan den politieagent, die dik in de schuld zit en niets meer op crediet kan krijgen en aan de vrouw van den brievenbesteller, die met haar huishoudgeld niet rond kan komen, omdat zij te veel prullen op de markt koopt en te veel van snoeien houdt. Dat zijn vaste klanten voor haar het -terugbetalen gaat heel langzaam, maar alle weken kan zij haar rente komen halen, tieji procent van het geleende bedrag. Dat moet er zijn, want anders zou je eens wat beleven Maar toch beleef je wel eens wat, want als ze aan rente meer heeft betaald dan de geleende som, dan kan de brieven bestellers-vrouw er met haar verstand niet bij, dat zij nog de geheele som schuldig is. En als zij vindt dat tante Mie nu meer dsn genoeg geld gehad heeft en dit tracht toe te lichten, dan zou weer de politie een Maan dag-relletje aan de deur met fel-uitschietende wijfpartij te boeken hebben, als zij van al die futiliteiten boek zou houden. Eerlijke geld schieters waren en zijn ook de pandjesbazen, de kleine oome Jan in tegenstelling met de Stadsbanken van Leening, die de groote Oome Jan worden genoemd. De kleine man liep vooral in die dagen, toen in Mokum nog bedrijfsvrijheid, werkvrijheid, zaken- vrijheid, persoonlijke vrijheid bestond, liever naar den kleinen dan naar den Grooten Oome. Wel is waar was de rente hooger, maar dat wist hij vooruit en die betaalde hij graag. Want 'voor die week, dat hij (en vooral zij) iets wegbracht, was dat niet zoo erg de kleine ommerdbaas kende zijn klantjes, leefde met hen mee. Je kon bij hem met uitzon dering van Vrijdagavond en Zaterdag over dag zoowat altijd terecht, hij gaf meer op een pandje dan de groote bank en accepteer de van zijn vaste klantjes ook wel eens een pandje, waarop de versregels van toepassing waren „de lommerd zegt ze is te oud en weigert die, waar vind ik in 's hemelsnaam nu geld om brood te koopen Maar nu die fanfaisie-voorschotbanken. Zij bieden geld aan zonder borg, alleen maar op een niet-vaste betrekking of een twijfel achtig tegoed in annonces en de burger dagbladen. Wie geld noodig heeft, denkt ik kan er eens een briefje aan wagen. Krijgt altijd antwoord. Wordt ontvangen door een net-uitziend heer, meestal in een klein huisje in de Oude Stad. Die mijnheer is heel vrien delijk, speelt met acten en groote zegels. Hij is maar tusschenpersoon kan het geld krijgen op een bank als de informaties goed zijn. Over een dag of drie kan men het geld dan hebben. Voor die informatie- en ad ministratiekosten moet echter vijf gulden vooruit worden betaald, 't Gaat van sas en bloed, maar men betaalt, jom enkele dagen later een briefje thuis te krijgen „dat de in formaties tot onze spijtonvoldoende waren Ën de vijf gulden, die men niet missen kan, wie weet op welke wijze bij elkaar geschraapt, zijn ook weg. Ik denk in verband met die vooruitbeta ling aan een andere categorie fantasten, die echter in de laatste jaren vooral door wijzigingen in de Drankwet, die overdracht van een zaak met vergunning moeilijk maakt, in aantal zeer beduidend zijn afgenomen. Ik bedoel de makelaars in roerende en onroe rende goederen, die zich speciaal belasten met den verkoop van winkelzaken en zaken met en zonder vergunning. Met een verhaal uit het leven zal ik ook dit hoofdstuk besluiten, terwijl de heeren zaakwaarnemers later aan de beurt zullen komen. Jan Klein was een Zaandamsche jongen, die in zijn vak als timmerman niet te veel verdiende. Om het eens over een anderen boeg te gooien, teekende hij als koloniaal en leerde in de Oost de waarheid van 't spreekwoord begrijpen, dat werken voor de dommen is. Toen de zes jaren om waren, zon hij op middelen om op een gemakkelijke wijze aan den kost te komen, zonder zijn vrijheid in ge vaar te brengen. Een beetje handel, dat ging hem vrij aardig af, hij had een flink voor komen en wist zijn smoesje te maken. Al spoedig wist hij een erkenning als makelaar in meubilair te krijgen. Dit ging heel mak kelijk en 't prettigste is, dat je je altijd beee- digd makelaar kunt noemen, ook al gaat 't over transacties, die met meubilair slechts zijdelings of in 't geheel niets te maken heb ben. Jan Klein, in zekeren zin een voorlooper van Broekhuys, was niet ontbloot van kijk op menschelijke zwakheden, doch kwam ook ten slotte, toen hij op het hoogtepunt van zijn carrière stond, door ijdelheid ten val. Zijn zaak richtte hij in op deze basis. Hij redeneerde aldus Ieder,die een zaak heeft, al is deze ook nog zoo best, wil deze wel ver- koopen, mits hij er maar genoeg voor krijgt. Ergo, het komt er maar op aan genoeg men schen te suggereeren, dat door middel van mijn kantoor zoo'n verkoop zelfs tegeneen abnormalen hoogert prijs mogelijk is. Om dit te bereiken heb je publiciteit noodig, groote annonces in plaatselijke bladen met lagen regelprijs en crediet bij de uitgevers. De eer ste annonces sloegen in. Er stond ook zooveel in van de reeds tot stand gekomen zijnde ver- koopen, dat meenigen, vooral zij, die in 't be zit waren van een niet .goed loopende zaak, dachten. ik wil eens een kansje wagen. De condities waren zeer billijk. Klein zou eerst na den verkoop 5 ontvangen. Vooruit moest echter f 10 betaald worden voor admi nistratie- en advertentiekosten en die f 10 werden nog van de eventueele provisie afge trokken. Daar Jan gecombineerde annonces maakte van de bij hem ingeschreven zaken en hij voor één zaak ook één régel noodig had, kostte die hem in verschillende bladen toen te zamen een kwartje. Adverteerde hij dus vier keer dan had niemand iets te zeggen en verdiende hij, ook al kwam er nooit een koo- per toch nog altijd f 9 aan zoo'n cliënt. Maar Jvan tijd tot tijd vloog er nog wel eens een boertje in 'Jan zorgde voor de mise en scène, gratis drinkende bezoekers op het moment dat de aspirant kooper kwam kijken. Steeds kwamen er meer inschrijvers. In zijn wachtkamer kwam men 's Maandags stoelen te kort voor de menschen, die tien pop armer wilden worden. Maar de uitgevers liet hij wat verdienen zijn annonces die hij natuurlijk trouw betaalde werden al grooter en toen hij later in de bJfeuwe Rot- terdamsche Courant eens een advertentie plaatste voor een compagnon, was het geen wonder, dat een rijke Geldersche jongen er geen bezwaar in zag voor een aanzienlijk bedrag deelgenoot te worden in zijn zaak. 't Zijn echter sterke beenen, die de weelde dragen. Nu hij zoo rijk en aapziehlijk was geworden, moest er ook iets extra's gebeuren, Maar wat Kamerlid, ja dat gaat niet zoo een, twee, drie. Zou hij niet van adel kunnen wor den Hij sprak er eens met zijn inspecteur over, een oud heertje, die wist wat er in de we reld te koop was. Zeker dat kon, als hij er maar geld voor over had. Hij kon Hertog worden. Prachtig, wat kost het? Veertig mille 1 neen dat ging niet. Graaf Ook veel te duur. Ja, dan een ridderorde van Portugal of zoo. Enfin, men werd het eens over een Belgisch lintje, dat maar 400 kostte. Kwam netjes in de Telegraaf te staan en de krantjes, waarin hij adverteerde, namen 't alle over. Den inspecteur, die tevens sub-agent was voor den bekenden ridder-orden-agent uit Den Haag speet het later genoeg, dat hij niet meer gevraagd had en zich nu met een onnoozele 80.-— provisie moest behelpen. En al spoe dig deed het gerucht de ronde, dat. Jan inder tijd kinderen uit een brandend huis in Brussel had gered hoewel hij nooit een voet in Bel gië gezet had 1 Jan ging met zevenmijlslaarzen de hoogte in. Werd directeur van een maatschappij, die Bars exploiteerde. Vooraf had hij gecontrac teerd met een groote wijn- en spiritualiën- handel, dat deze al de benoodigde dranken Zou leveren en die daarvoor de inrichting der filialen financierde. In die filialen kwamen zetbazen, die vast salaris, vrij wonen èn een percentage van den verkoop genoten. Daar tegen in moesten zij een waarborgsom stor ten. die zij terug zouden ontvangen, wan neer aan alle bepalingen van het door hen ge- teekende contract was voldaan. Dat zij de fi nesses alias voetangels en klemmen van dit contract absoluut niet begrepen en de mees ten in de practijk dus weinig ot niets van hun geld terugzagen, begrijpt men. Jan leefde als een baron. Deed dik. Smeet met 't geld. Liet ook wat verdienen. Op zijn kantoor zakte je weg in de tapijten, boven zijn bureau-ministre hing in zwaar vergulde lijst de oorkonde van de Belgische lidderorde. Tot de boel eindelijk spaak liep, de dranken niet meer betaald werden en schuldeischers Jans faillissement aanvroegen. De goudmijn bleek een zinkput te zijn geworden. De fili aal-houders waren gedupeerd, voor een deel hun spaarcentjes kwijt, de leveranciers kre gen slechts enkele procenten. Jan is er niet meer bovenop gekomen. Zijn talrijke cafe-crienden kenden hem niet meer. En in groote armoede is hij gestorven. R. I. P. H. HENNING Jr. Het christelijk-historisch dagblad ,,üe Nederlander", herdenkt in een uitvoerig ar tikel den oud-hoofdredacteur. Over zijn Kamerlidmaatschap schrijft het blad o.m.: m „Meer dan 40, jaar was Jhr. Lohman lid van de Tweede Kamer, waarin hij een zeer vooraanstaande positie innam. Menigmaal in moeilijke dagen was hij de leider der Kamer, dank zij zijn rijke parlementaire er varing, zijn zuiver rechtsgevoel, zijn groote liefde voor zijn land, welks belangen hij allereerst en allermeest in het oog hield. Veel heeft hij gewerkt en gesproken in de Kamer, maar vooral heeft hij gestreden voor het recht en de gewetensvrijheid der christelijke ouders voor het geloof hunner kinderen. Er was een tijd waarin een groot debat, waarbij Jhr. Lohman niet het woord had gevoerd, toch eigenlijk niet tot zijn recht gekomen mocht worden geacht. Over zijn journalistiek en arbeid zegt het blad: „Toen zijn taak aan „De Nederlander" begon, was hij nog tegelijk hoogleeraar en Kamerlid. Ook dit werk deed Jhr. Loh man ten volle. Ten volle tot het laatst, tot den dag van. 30 September 1921, waar op hij afscheid nam. Wie gemeend mocht hebben, dat in de latere jaren de werk zaamheid van den thans ontslapen hoofdre dacteur, die zoozeer geliefd werd om ve lerlei eigenschappen, om zijn rechtschapen journalistiek ook, iets minder geworden was, hij vergist zich. Het hoofdredacteur schap van „de Nederlander was voor Mr. Lohman nimmer een sinecure. De „Neder lander" werd hem het meest geliefde in strument voor getrouwe en warme verkon diging en bepleiting van de christelijk-his- torische beginselen." De kortingjagerij steekt de laatste dagen haar kop al driester op en gluurt in telkens anders genuanceerde vormen om d-: hoeken, zoo schrijft „De Winkelier En hel blad wijst op de nieuwe vondst, waarmede een vereeiu- ging op de Leliegracht te Amsterdam de win keliers verrast: „Deze vereeniging stelt zich ten doel, om haar cliënten geheel gratis te verzekeren te gen de onkosten, die ziektegevallen noodza kelijk met zich brengen. Voor de uitkeerin- gen kom'- nu alleen diegenen in aanmerking, die zich verplicht hehben om oer half jaar minstens 500 te besteden bij de diverse winkeliers, die met de vereeniging een con tract sloten. De gekochte bedragen worden op een daartoe bestemd boekje genoteerd. De winkeliers geven dan van de koopsom et met die maatschappij overeengekomen percentage ter betalirx1 van de premie. Een absoluut en op zichzelf slaand voordeel kan er dus voor een winkelier onmogelijk in ste ken, tenzij hij zijne prijzen van tevoren extra verhoogt of het' niet aan deze maatschappij verbonden publiek het verlies, dat hij aan de andere zijde leed, te doen bijpassen. De winkelier gaat met deze praktijken on willekeurig het zuivere standpunt, dat hij in den handel heeft in te nemen, verdoezelen. Hij gaat zijn waar verkoopen tegen een prijs, die niet meer in zuiver verband staat met de hoedanigheid der koopwaar, doch.... met den ciiënt; de zuivere betrekking tusschen koopwaar en prijs wordt opgeheven om te veranderen in een gesubjectiveerde betrek king tusschen de koopwaar en de hoedanig heid van den kooper. De winkciier, die dat doet, tornt aan den. schakel, waarvan hij zelf. de belichaming is, die zich uit noodzakelijk- heidsoogpunt in het handelsverkeer ge vormd heeft tusschen den producent en den consument." „De Winkelier" besluit met er aan te her inneren, dat ook „De Polis", de samenkoppe ling van verzekering en verplichte winkelne ring, als een bespotting van het reëelc ver zekeringswezen scherp veroordeelt. Op uitnoodiging van den minister van Binnenlandschc Zaken en Landbouw zullen de hoogieeraren Frosch en Dahmen uit Ber lijn Maandag 16 Juni a.s. een voordracht houden over den door hem ontdekten ver wekker van het mond- en klauwzeer. Tot de voordracht, welke in het jaar beursgebouw ft Utrecht zal worden gehou den, en door den minister zal worden bijge woond, zijn verschillende Kamerleden en Landbouw-autoriteiten uitgenoodigd. Maatregelen tegen grensbewoners. Een wetsontwerp is ingediend ter aanvul ling der algemeene wet betreffende de hef fing der invoerrechten en accijnzen en van d'e wettelijke bepalingen betreffende den ge distilleerd accijns. In dit ontwerp zijn krachtige maatregelen neergelegd ter beteugeling van de drank smokkelarij en fraudes met gedistilleerd. Tot dusver konden grensbewoners aan smokkelaars de gelegenheid geven hun lading op een boerenerf of in een tuin neer te leggen, totdat dezen de kans schoon zien, die verder te vervoeren. Thans is een bepaling voorgesteld, welke op het onvrij terrein aan die straffeloosheid een eind zal maken. Voorts is de strafverscherping facultatief gelaten, doch het wordt gewenscht geacht den rechter gelegenheid te geven in ernstige gevallen gevangenisstraf op te leggen. Verder zal een nieuw artikel voorzien in de leemte, dat in het open veld of op d<n weg, de nederlage van goederen tot dus verre niet sirafbaad is. Een nieuw artikel heeft ten doel den opslag van gedistilleerd in een pand, op een al dan niet besloten erf of op een ander besloten terrein, daar waar hij thans volgens de gedistilleerd-wet nog ongehinderd kan geschieden, aan de verplichting tot dekking te onderwerpen. Voorts is het noodzakelijk de mogelijkheid te openen om het vervoermiddel, waarmede de smokkelwaar vervoerd wordt, verbeurd te verklaren. DE PAPEGAAI. Koopster: „Kan die praten?" Handelaar: „Neen, juffrouw, maar hij luis-' tert, hij luistert prachtig." HET VERSCHIL. Wat is het verschil tusschen een damt die een nieuwen zomerhoed koopt en ecu heer. die het zelfde doet? Ongeveer anderhalf uur. HET BEWIJS. „Ja, die 'mijnheer is zoo met zich zelf ingenomen, dat hij het liefst spiegeleieren eet." HET GEMIS. A: „Ja, ik woon nu buiten, maar het heeft ook z'n nadeelen." B.: „Wat mis je 't meeste?" A.: Den laatsten trein." MMriiw.uw I I in 11 'li li i rt TJTP-Mf! Naar wij vernemen, hebban c. - Amster damsche hoofdagenten, die Donderdag avond met den Arast-xdamschcn onder directeur van de N.V. Ofclig. Mij. „Het Witte Kruis", den heer Schuyer. vergaderd hebben, besloten, i geval de E./cctiè van „Het Witte Kruis" .hare verplichtingen niet nakomt, cene regeling te treffen, waardoor alle prijzen en de z.g. eigen geld ?.n door hco zullen worden uitbetaald. Naar de Tel. verneemt zullen de Ned. Spoorwegen flezen zomer eiken Zondag, te beginnen met 15 Junk a.s., goedkoope re tourkaarten Rotterdam-Hoek van Holland uitgeven, kostende 1.50 voor de tweede klasse en 1.voor de derde klasse. Zij zul len voor de heenreis geldig zijn in de treinen vertrekkende 9.22, 10.33. v. m. en 2.06 n.m. Vcor de terugreis in de treinen, vertrek kende van Hoek van Holland, 5.30, 7.45 en 8.33 n.m. Een dezer treinen wordt nieuw ingelegd. Voorts zullen eveneens te beginnen met 15 Juni retourkaarten voor buurtverkeer worden uitgegeven op de lijn Rotterdam- Den Haag-Scheveningen (Kurhaus) over Pijnacker, alsmede tusschen Rotterdam en Den Haag, via Delft Men meldt uit Enschedé Mede ten gevolge van de ongunstige toe standen in Twente, trekken honderden Nederlanders naar Duitschland, om daar werk te zoeken. Zoo zijn op het oogenblik honderden textielarbeiders werkzaam in Gronau, Nordhorn, Epe, Schuttorf e. a. plaatsen, terwijl een groot aantal werk vin den in het Duitsche turfbedrijf, speciaal in de veenstreken van Meppen. Deze toestand is geheel in tegenstelling met dien van eenige maanden geleden, toen de Duitsche werkkrachten ons land over stroomden, teneinde zich een waardevast loon in Hollandsche guldens te verzekeren. Bovendien zijn de prijzen van enkele le vensmiddelen in de Duitsche grensplaatsen aanmerkelijk gedaald en lager dan aan deze zijde van de grens. De laatste dagen is de prijs van de boter gedaald tot I Mark per pond, terwijl men bij de boeren reeds kan koopen voor 85 Pf. was overal tegelijk. Hier deelde hij bevelen uit, daar gaf hij orders. Werden zijn mannen teruggeslagen, hij zond versterking. Was hun ergens de overwinning, aanstonds liet hij er naast eenige versterking brengen, in de hoop een stuk muur te veroveren en daarmede misschien de overwinning te behalen- Door JOH. v. d,~HOEK. XI. JAN VAN ARKEL. (Vervolg.) ,,De dageraad van den volgenden morgen irspelde een heerlij ken'dag. In het Oosten hing, als in een poort van vuur, de gouden zonnebal, en geen wolkje was er aan. de strak blauwe hemelkoepeling te zien. Het was nog vroeg in den morgen, toen reeds de trompetten schalden en klonken over heel het kamp van Jan van Arkel en zijn soldaten. Bijna tegelijkertijd ontwaakte alles tot het leven. De tenten werden opengeworpen, de soldaten verschenen, riepen elkander luid hunne morgengroeten toe en verzorgden hun wapens. De paarden snuifden en hinnik ten en omploegden met hun hoeven den grond. „Jan van Arkel verscheen en monsterde zijn jonge, blozende, van levenslust blakende soldaten. Met die mannen daarvan was hij overtuigdwas hem de overwinning- „Bisschop Jan van Arkel was nog 'n jenge man hij telde ongeveer dertig jaren in de kracht van zijn leven. Hij was Priester en hij was Bisschop, maar toch was hem altijd het heldhaftige bloed zijner voor ouders door de aderen blijven stroomen. Hij hield van den oorlog. Niet om den oorlog zelf, maar om de goede gevolgen, die deze had. Want ten onrechte den strijd uitlokken, deed hij nooit. Hij hield van het geraas der blijden, /an het snorren der pijlen, het gebom-bam der stormrammen. „Voor zijn tent stond hij nu voor zich uit te staren, terwijl hij met de linkerhand het voorhangsel ter zijde hield geschoven. „Daar stond het trotsche kasteel, de roof burcht van Hendrik van Oyen, dien hij kost wat kost veroveren zou, hoe lang het ook mocht duren. Want dat het lang zou duren, daarvan was hij overtuigd. Met den blik van een kenner had hij in één oogopslag den burcht bezien en zijn sterkte geschat. „Jan van Arkel onderschatte de moeilijk heden niet, die hem wachtten. Hij was vast besloten te overwinnen, al was ook zijn uit stekend geoefend leger nauwelijks toereikend om de zware muren van dit roofhol te slechten. „Hij riep zijn bevelhebbers bijeen en, te ruggetrokken in zijn tent, bestudeerde hij met hen de plannen, die tot den eersten aanval moesten leiden. „Trompetters riepen de soldaten op hun posten en een half uur later was het leger in slagorde geschaard. De klaroenen schalden en de legerhorden stelden zich in beweging. Langzaamaan werden de blijden vooruit geschoven en de stormram meegevoerd. In hunne harnassen, hoog te paard zittende, voerden de ridders, alle leenmannen van Jan van Arkel, Ader hun eigen mannen aan door de wolken van pijlen, die steeds dichter van de wallen aansnorden, den aanvallers te gemoet. De wallen en torens van den roof burcht vertoonden een haag van speren, wier eigenaars zich echter gedekt hielden „Zoo nu en dan had een der belegerden het ongeluk even boven den muur uit te steken, wat hem bijna steeds het leven kostte. „Jan van Arkel bereikte met zijn soldaten de slotgracht. De voorste gelederen stu" geweldige hoeveelheden rijshout voor ic uit, dat, gevoegd bij hetgeen ze 's nachts eeos daar hadden gebracht, de gracht reeds voor een gedeelte dempte. Eenige stormladders werden opgericht. De dappersten onder de dapperen klommen naar boven met hun kleine ronde schilden boven het hoofd, ter afwering van zware steenen, kokende olie en brandende pekkransen, die de belegerden neerstortten over de hoofden hunner be legeraars. „Jan van Arkel was een goed, doch ook een verstandig veldheer. Ondanks het vuur van rijn heldenmoed, liet hij zich niet tot dwaasheden verleiden en, hoe ongaarne ook, nam hij geen deel aan den stormloop. Op zijn groote witte strijdros draafde hij rond en „Plotseling reed hij spoorslags naar een heraut, die met luide trompetstooten de aanvallers aanmoedigde. Nauwelijks had hij deze eenige bevelen toegeroepen, of een andere melodie weerklonk en pa eenige minu ten stonden de bevelvoerende ridders ge schaard aan de zijde van hun opperbevel hebber, Jan van Arkel- Een krijgsraad, die slechts eenige minuten duurde, had plaats, en de ridders verwijderden zich weer, alsof er niets bijzonders had plaats gehad. „De strijd veranderde schijnbaar niet. Een kundig veldheer alleen zou hebben opge merkt, dat de soldaten van Jan van Arkel, ofschoon moedig voortstrijdend, toch hun krachten spaarden en er schijnbaar op uit waren de verdedigers af te matten. Onver anderd streed men voort, totdat reeds de avond begon te vallen. De strijd was heftig geweest en aanvaller zoowel als verdediger had zich geweerd met opeengeklemde tanden en met den moed der wanhoop. Toch waren er betrekkelijk weinig dooden gevallen. Wel' vele gekwetsten. Verwonderlijk was dit ook niet, daar de beide legers zoo goed mogelijk waren uitgerust, wat wil zeggen, dat de solda ten bijna alle«v.van meer of minder zware harnassen waren voorzien, waarop de wape nen van dien tijd uatuuflijk maar weinig invloed hadden. „Langzamerhand had Jan van Arkel meesten zijner getrouwen uit het vuur terug getrokken. De gekwetsten waren in het kamp naar behooren verzorgd en voor de gevallenen was een menschwaardige plaats bereid. „Goed gevoed en uitgerust stond Jan van Arkel weer aan het hoofd van een frisch leger, waardoor hij heel wat voor had op zijn vijand, den roover en moordenaar, Hendrik van Oyen. „De scheniering begon te vallen. Jan van Arkel gaf zijn laatste wenken aan zijn dappe ren en met laaiend strijdvuur werd de tweede stormloop ondernomen. Nu echter waren de veranderingen zichtbaar. De aanval concen treerde zich op één punt, op den hoofdingang, en het leger scheen er niet toe te beweger te zijn, om terug te trekken, alvorens de groote torens waren veroverd. „Het meest opvallende was evenwel, dat de soldaten niet meer, zooals des morgens in kleine afdeelingen waren. Het aparen nu veel grootere groepen, die door slechts enkel ridders werden aangevoerd. „De strijd werd weer geheel hervaten hce de bezetting van het kasteel, behalve de pos ten, kwam er aan te pas, om de belegeraars te beletten de torens te veroveren. „Verwoed werd er gestreden aan beide kanten. De blijden slingerden zware stee nen over de hooge muren, tegen de torens, en talrijke soldaten van Hendrik van Oyen vonden den dood, verpletterd onder de zware basaltblokken. De pijlen snorden Jen de korte zwaarden sloegen bonzend op de sta len stormkappen. „Echter hadden ook de belegeraars veel te doorstaan. De kokende olie stortte van de wallen omlaag en verbrandde gezichten, ar men en lichamen der heldhaftige strijders. Met lange haken werden de ladders omge trokken en de er op staande krijgers in de gracht geworpen. „De strijd was fel en, ofschoon het reeds donker begon te worden, dacht men van geen djr beide zijden aan ophouden. „Wie overwinnaar zou zijn, was onmogelijk uit te maken. ,Een luid klaroengeschal weerklonk eens klaps. Zwaarden kletterdin, piarden hinnik ten en lieten hun hoeven dot bonzen in den zwaren grond. „Dat was het onverwachte. Dè krijgslist 1 „Jan v. Arkel had zich met de bloem zijner ridders en de dappersten en best geoefenden onder zijn soldaten in het bosch terugge trokken. Langs een grooten omweg was het handje-vol dapperen naar 't kasteel terugge- gekeerd, echter niet aan dien kant, waar de strijd woedde, doch aan de tegenoverge stelde zijde, waar eveneens een hoofdingang was met vier» groote torens, een ophaalbrug en ijzeren poortdeuren. „De wakers lagen op de tinnen en op de wallen, doch daar het reeds donker was en de aanvallers zich Biet lieten zien, waren zij zich van geen gevaar bewust. „Waar nog bij kwam, dat deze list geheel onbekend was gebleven en JanvanArkel's eigen soldaten er zelfs niets van wisten. Wordt vervolgd. DE VIJF STROQKALMEN Men neemt vijf stroohalmen van gelijke iengte en zegt dat men deze gelijktijdig kali opheffen, terwijl men er Rechts één met dc hano vasthoudt Hoe dat geschieden kan, wijst bijgaande teekening' voldoende uit. Htt muntstuk voorkomt het uitglijden der hal men, maar is niet strikt noodzakelijk. 83. In een wip, vlug als een kat, stond vrouw Pim met haar teenen op den rand van den, ton. Wat nu gebeurde, was - wel het e:gste, wat Hol- ly-Doliy kon overkomen Met een gemak alsof hij •'"■en onsje woog, wipte vrouw Pim Holly-Dolly an z'n sierlijk kuifje omhoog. O. o, dat arme uifje. Dat leelijke menscb dat hem zoo oneer- iedig dorst behandelen en hem aansprak als aartelapje! 't Was om te springen van nijd! 54. Maar Holly-DoOy's tegenspartelen gaf niets, in minder dan geen tijd bengelde hij op den rug van vrouw Pim. die hem stevig aan z'n kuifje vast hield. 't' Was ontzettend. O, o, tranen van spijt welden in z'n oogen op. En sterk dat die vrouw was. En brrr, wat was haar rug knokig. Ze rende met hem door den tuin alsof hij niets woog en danste toen letterlijk d'r buisje binnen, zoodat Holly-Dolly er draaierig van werd. 85. „Zie zoozei ze. En met een zucht van verlichting zette ze Holly-Dolly voor zich neer. „Vertel mij nu eens, snoezig jengske, wie of je bent en waar of je van daan komt." „Ik, ik ben geen jongske ik ben geenharte- lapje, maar Holly-Dolly, een dolend Ridder!" „Kom, kom, m'n manneke, niet zoo,driftig," zei vrouw Pim. „Ik zal je mooie kleeren geven, en als je me dan goed helpt in 't huishouden, dan zal je 't best hebben bij tante Pim." GEEN WONDER. Dat is. toch zoo grappig, wanneer" ef visite is. eet onze Robbie altijd veel meet biscuitjes dan anders. De visite (in koor): Hoe komt dat Z0<^ Robbie? PoObie: - Omdat er anders nooit bis cuitjes zijn. DROEVIG. Pierken was met zijn moeder op een leest. Waarom weent gij. vroeg zijn moeder. Ik kan geen amandelen meer eten.ïl kan geen noten meer eten. antwoorddi Pierken snikkend. Wel, lieve jongen, steek er dan maai wat in uw zak. p- Mijn zakken zijn al vol. moeder. Pierken weende voort. OP REIS. Boertje (voor 't eerst *op reis gaande tot ambtenaar voor het loket): Mag ik een kaartje '.'.Waar gaat u heen?" Boertje (nijdig wordend): „Waar Bemoei jij je mee Dat zal ik toch zelf wel weten!" 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5