ZIJN EER!
AMSTERDAMSCHE KOUT.
HOE HOLLY-DOLLY. RIDDER WERD door PIJLTJE
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 14 Juni 1924
UIT DE PERS.
Jhr. Mr. de Savornin
Lohman.
De Kortingjagerij.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Het mond' en klauwzeer.
De dranksmokkelarij.
UIT DE MOPPENTROMMEL'.
De N.V. Het Witte K uis."
VERKEER EN POSTERIJEN.
Goedkoope retourkaarten.
ORDE EN ARBEID.
Nederlandsché arbeiders naar
Duitschland.
Uit de Moppentrommel
Wegens bijzondere omstandig
heden zal voorloopig onze Jeugd
rubriek alleen 's-Zaterdags wor
den opgenomen.
f
FANTA5TISCHE BEROEPEN. (II)
(Nadruk verboden).
Onder de beoefenaars van een der fantas
tische beroepen namen en nemen (hoe dat
precies gaat, vertelde ik een vorigen keer
al eens) de menschen, die er een beroep van
maken geld te leenen, steeds een voorname
plaats in. Het klinkt apocrief, want door lee
nen is gewoonlijk niemand wijzer geworden,
maar 't is toch zoo. De „financiers" kon en
kan men verdeelen in de eerlijken de
woekeraars en pandjesbazen en de oneerlij
ken die alleen namen en nooit gaven.
Tot de eersten behooren dus de geldschie
ters en geldschietsters, die vooral in de Jor-
daan wonen en zoowel straatventers als men
schen, die van een vast weekloonjmoeten
bestaan aan kleine sommetjes geld helpen
tegen een dubbeltje rente van den gulden per
week. Die betrekkelijk eerlijke geldschietsters,
al zijn 't dan ook woekeraarsters, zijn zelf
menschen uit het volk hun bijnamen
tante Mie liit de Goudsbloemstraat en oorne
Piet van de Lauriergracht zegt genoeg. De
venter en vooral de koopvrouw wendt zich
liever tot deze menschen dan tot de offici-
eele bankjes, waar zij niet terecht kunnen
voor de kleine bedragen, die zij soms noodig
hebben en waar allicht één borg, zoo niet
twee bij te pas komen. En waar haal je die
als weduwe met drie kinderen uit de Anjeliers
dwarsstraat vandaan Als ze bij den geld
schieter terecht komen hebben ze gewoonlijk
ook niets meer om achter de schuine deur
bij Oome Jan te brengen. Ergo, de graad
van soliditeit»van 's geldschietster's clientèle
is zeer dubieus. Behalve aan den kleinen
koopman leent zij ook aan den politieagent,
die dik in de schuld zit en niets meer op
crediet kan krijgen en aan de vrouw van den
brievenbesteller, die met haar huishoudgeld
niet rond kan komen, omdat zij te veel prullen
op de markt koopt en te veel van snoeien
houdt. Dat zijn vaste klanten voor haar
het -terugbetalen gaat heel langzaam, maar
alle weken kan zij haar rente komen halen,
tieji procent van het geleende bedrag. Dat
moet er zijn, want anders zou je eens wat
beleven Maar toch beleef je wel eens wat,
want als ze aan rente meer heeft betaald
dan de geleende som, dan kan de brieven
bestellers-vrouw er met haar verstand niet
bij, dat zij nog de geheele som schuldig is.
En als zij vindt dat tante Mie nu meer dsn
genoeg geld gehad heeft en dit tracht toe
te lichten, dan zou weer de politie een Maan
dag-relletje aan de deur met fel-uitschietende
wijfpartij te boeken hebben, als zij van al die
futiliteiten boek zou houden. Eerlijke geld
schieters waren en zijn ook de pandjesbazen,
de kleine oome Jan in tegenstelling met de
Stadsbanken van Leening, die de groote
Oome Jan worden genoemd. De kleine man
liep vooral in die dagen, toen in Mokum
nog bedrijfsvrijheid, werkvrijheid, zaken-
vrijheid, persoonlijke vrijheid bestond, liever
naar den kleinen dan naar den Grooten Oome.
Wel is waar was de rente hooger, maar dat
wist hij vooruit en die betaalde hij graag.
Want 'voor die week, dat hij (en vooral zij) iets
wegbracht, was dat niet zoo erg de kleine
ommerdbaas kende zijn klantjes, leefde
met hen mee. Je kon bij hem met uitzon
dering van Vrijdagavond en Zaterdag over
dag zoowat altijd terecht, hij gaf meer op
een pandje dan de groote bank en accepteer
de van zijn vaste klantjes ook wel eens een
pandje, waarop de versregels van toepassing
waren
„de lommerd zegt ze is te oud en weigert
die,
waar vind ik in 's hemelsnaam nu geld om
brood te koopen
Maar nu die fanfaisie-voorschotbanken.
Zij bieden geld aan zonder borg, alleen maar
op een niet-vaste betrekking of een twijfel
achtig tegoed in annonces en de burger
dagbladen. Wie geld noodig heeft, denkt
ik kan er eens een briefje aan wagen. Krijgt
altijd antwoord. Wordt ontvangen door een
net-uitziend heer, meestal in een klein huisje
in de Oude Stad. Die mijnheer is heel vrien
delijk, speelt met acten en groote zegels.
Hij is maar tusschenpersoon kan het geld
krijgen op een bank als de informaties goed
zijn. Over een dag of drie kan men het geld
dan hebben. Voor die informatie- en ad
ministratiekosten moet echter vijf gulden
vooruit worden betaald, 't Gaat van sas en
bloed, maar men betaalt, jom enkele dagen
later een briefje thuis te krijgen „dat de in
formaties tot onze spijtonvoldoende waren
Ën de vijf gulden, die men niet missen kan,
wie weet op welke wijze bij elkaar geschraapt,
zijn ook weg.
Ik denk in verband met die vooruitbeta
ling aan een andere categorie fantasten,
die echter in de laatste jaren vooral door
wijzigingen in de Drankwet, die overdracht
van een zaak met vergunning moeilijk maakt,
in aantal zeer beduidend zijn afgenomen.
Ik bedoel de makelaars in roerende en onroe
rende goederen, die zich speciaal belasten
met den verkoop van winkelzaken en zaken
met en zonder vergunning.
Met een verhaal uit het leven zal ik ook
dit hoofdstuk besluiten, terwijl de heeren
zaakwaarnemers later aan de beurt zullen
komen.
Jan Klein was een Zaandamsche jongen,
die in zijn vak als timmerman niet te veel
verdiende. Om het eens over een anderen boeg
te gooien, teekende hij als koloniaal en leerde
in de Oost de waarheid van 't spreekwoord
begrijpen, dat werken voor de dommen is.
Toen de zes jaren om waren, zon hij op
middelen om op een gemakkelijke wijze aan
den kost te komen, zonder zijn vrijheid in ge
vaar te brengen. Een beetje handel, dat ging
hem vrij aardig af, hij had een flink voor
komen en wist zijn smoesje te maken. Al
spoedig wist hij een erkenning als makelaar
in meubilair te krijgen. Dit ging heel mak
kelijk en 't prettigste is, dat je je altijd beee-
digd makelaar kunt noemen, ook al gaat
't over transacties, die met meubilair slechts
zijdelings of in 't geheel niets te maken heb
ben.
Jan Klein, in zekeren zin een voorlooper
van Broekhuys, was niet ontbloot van kijk
op menschelijke zwakheden, doch kwam ook
ten slotte, toen hij op het hoogtepunt van zijn
carrière stond, door ijdelheid ten val.
Zijn zaak richtte hij in op deze basis. Hij
redeneerde aldus Ieder,die een zaak heeft,
al is deze ook nog zoo best, wil deze wel ver-
koopen, mits hij er maar genoeg voor krijgt.
Ergo, het komt er maar op aan genoeg men
schen te suggereeren, dat door middel van
mijn kantoor zoo'n verkoop zelfs tegeneen
abnormalen hoogert prijs mogelijk is. Om dit
te bereiken heb je publiciteit noodig, groote
annonces in plaatselijke bladen met lagen
regelprijs en crediet bij de uitgevers. De eer
ste annonces sloegen in. Er stond ook zooveel
in van de reeds tot stand gekomen zijnde ver-
koopen, dat meenigen, vooral zij, die in 't be
zit waren van een niet .goed loopende zaak,
dachten. ik wil eens een kansje wagen. De
condities waren zeer billijk. Klein zou eerst
na den verkoop 5 ontvangen. Vooruit
moest echter f 10 betaald worden voor admi
nistratie- en advertentiekosten en die f 10
werden nog van de eventueele provisie afge
trokken.
Daar Jan gecombineerde annonces maakte
van de bij hem ingeschreven zaken en hij
voor één zaak ook één régel noodig had,
kostte die hem in verschillende bladen toen te
zamen een kwartje. Adverteerde hij dus
vier keer dan had niemand iets te zeggen en
verdiende hij, ook al kwam er nooit een koo-
per toch nog altijd f 9 aan zoo'n cliënt.
Maar Jvan tijd tot tijd vloog er nog wel
eens een boertje in 'Jan zorgde voor
de mise en scène, gratis drinkende bezoekers
op het moment dat de aspirant kooper kwam
kijken. Steeds kwamen er meer inschrijvers.
In zijn wachtkamer kwam men 's Maandags
stoelen te kort voor de menschen, die tien
pop armer wilden worden. Maar de uitgevers
liet hij wat verdienen zijn annonces die
hij natuurlijk trouw betaalde werden al
grooter en toen hij later in de bJfeuwe Rot-
terdamsche Courant eens een advertentie
plaatste voor een compagnon, was het geen
wonder, dat een rijke Geldersche jongen er
geen bezwaar in zag voor een aanzienlijk
bedrag deelgenoot te worden in zijn zaak.
't Zijn echter sterke beenen, die de weelde
dragen. Nu hij zoo rijk en aapziehlijk was
geworden, moest er ook iets extra's gebeuren,
Maar wat Kamerlid, ja dat gaat niet zoo een,
twee, drie. Zou hij niet van adel kunnen wor
den Hij sprak er eens met zijn inspecteur
over, een oud heertje, die wist wat er in de we
reld te koop was. Zeker dat kon, als hij er
maar geld voor over had. Hij kon Hertog
worden. Prachtig, wat kost het? Veertig
mille 1 neen dat ging niet. Graaf Ook veel te
duur. Ja, dan een ridderorde van Portugal
of zoo. Enfin, men werd het eens over een
Belgisch lintje, dat maar 400 kostte. Kwam
netjes in de Telegraaf te staan en de krantjes,
waarin hij adverteerde, namen 't alle over.
Den inspecteur, die tevens sub-agent was voor
den bekenden ridder-orden-agent uit Den
Haag speet het later genoeg, dat hij niet meer
gevraagd had en zich nu met een onnoozele
80.-— provisie moest behelpen. En al spoe
dig deed het gerucht de ronde, dat. Jan inder
tijd kinderen uit een brandend huis in Brussel
had gered hoewel hij nooit een voet in Bel
gië gezet had 1
Jan ging met zevenmijlslaarzen de hoogte
in. Werd directeur van een maatschappij, die
Bars exploiteerde. Vooraf had hij gecontrac
teerd met een groote wijn- en spiritualiën-
handel, dat deze al de benoodigde dranken
Zou leveren en die daarvoor de inrichting der
filialen financierde. In die filialen kwamen
zetbazen, die vast salaris, vrij wonen èn een
percentage van den verkoop genoten. Daar
tegen in moesten zij een waarborgsom stor
ten. die zij terug zouden ontvangen, wan
neer aan alle bepalingen van het door hen ge-
teekende contract was voldaan. Dat zij de fi
nesses alias voetangels en klemmen van dit
contract absoluut niet begrepen en de mees
ten in de practijk dus weinig ot niets van hun
geld terugzagen, begrijpt men.
Jan leefde als een baron. Deed dik. Smeet
met 't geld. Liet ook wat verdienen. Op zijn
kantoor zakte je weg in de tapijten, boven zijn
bureau-ministre hing in zwaar vergulde lijst
de oorkonde van de Belgische lidderorde.
Tot de boel eindelijk spaak liep, de dranken
niet meer betaald werden en schuldeischers
Jans faillissement aanvroegen. De goudmijn
bleek een zinkput te zijn geworden. De fili
aal-houders waren gedupeerd, voor een deel
hun spaarcentjes kwijt, de leveranciers kre
gen slechts enkele procenten.
Jan is er niet meer bovenop gekomen. Zijn
talrijke cafe-crienden kenden hem niet meer.
En in groote armoede is hij gestorven.
R. I. P.
H. HENNING Jr.
Het christelijk-historisch dagblad ,,üe
Nederlander", herdenkt in een uitvoerig ar
tikel den oud-hoofdredacteur.
Over zijn Kamerlidmaatschap schrijft het
blad o.m.:
m
„Meer dan 40, jaar was Jhr. Lohman lid
van de Tweede Kamer, waarin hij een zeer
vooraanstaande positie innam. Menigmaal
in moeilijke dagen was hij de leider der
Kamer, dank zij zijn rijke parlementaire er
varing, zijn zuiver rechtsgevoel, zijn groote
liefde voor zijn land, welks belangen hij
allereerst en allermeest in het oog hield.
Veel heeft hij gewerkt en gesproken in de
Kamer, maar vooral heeft hij gestreden
voor het recht en de gewetensvrijheid der
christelijke ouders voor het geloof hunner
kinderen. Er was een tijd waarin een groot
debat, waarbij Jhr. Lohman niet het woord
had gevoerd, toch eigenlijk niet tot zijn
recht gekomen mocht worden geacht.
Over zijn journalistiek en arbeid zegt het
blad:
„Toen zijn taak aan „De Nederlander"
begon, was hij nog tegelijk hoogleeraar en
Kamerlid. Ook dit werk deed Jhr. Loh
man ten volle. Ten volle tot het laatst,
tot den dag van. 30 September 1921, waar
op hij afscheid nam. Wie gemeend mocht
hebben, dat in de latere jaren de werk
zaamheid van den thans ontslapen hoofdre
dacteur, die zoozeer geliefd werd om ve
lerlei eigenschappen, om zijn rechtschapen
journalistiek ook, iets minder geworden
was, hij vergist zich. Het hoofdredacteur
schap van „de Nederlander was voor Mr.
Lohman nimmer een sinecure. De „Neder
lander" werd hem het meest geliefde in
strument voor getrouwe en warme verkon
diging en bepleiting van de christelijk-his-
torische beginselen."
De kortingjagerij steekt de laatste dagen
haar kop al driester op en gluurt in telkens
anders genuanceerde vormen om d-: hoeken,
zoo schrijft „De Winkelier En hel blad wijst
op de nieuwe vondst, waarmede een vereeiu-
ging op de Leliegracht te Amsterdam de win
keliers verrast:
„Deze vereeniging stelt zich ten doel, om
haar cliënten geheel gratis te verzekeren te
gen de onkosten, die ziektegevallen noodza
kelijk met zich brengen. Voor de uitkeerin-
gen kom'- nu alleen diegenen in aanmerking,
die zich verplicht hehben om oer half jaar
minstens 500 te besteden bij de diverse
winkeliers, die met de vereeniging een con
tract sloten. De gekochte bedragen worden
op een daartoe bestemd boekje genoteerd.
De winkeliers geven dan van de koopsom
et met die maatschappij overeengekomen
percentage ter betalirx1 van de premie. Een
absoluut en op zichzelf slaand voordeel kan
er dus voor een winkelier onmogelijk in ste
ken, tenzij hij zijne prijzen van tevoren extra
verhoogt of het' niet aan deze maatschappij
verbonden publiek het verlies, dat hij aan
de andere zijde leed, te doen bijpassen.
De winkelier gaat met deze praktijken on
willekeurig het zuivere standpunt, dat hij in
den handel heeft in te nemen, verdoezelen.
Hij gaat zijn waar verkoopen tegen een prijs,
die niet meer in zuiver verband staat met de
hoedanigheid der koopwaar, doch.... met
den ciiënt; de zuivere betrekking tusschen
koopwaar en prijs wordt opgeheven om te
veranderen in een gesubjectiveerde betrek
king tusschen de koopwaar en de hoedanig
heid van den kooper. De winkciier, die dat
doet, tornt aan den. schakel, waarvan hij zelf.
de belichaming is, die zich uit noodzakelijk-
heidsoogpunt in het handelsverkeer ge
vormd heeft tusschen den producent en den
consument."
„De Winkelier" besluit met er aan te her
inneren, dat ook „De Polis", de samenkoppe
ling van verzekering en verplichte winkelne
ring, als een bespotting van het reëelc ver
zekeringswezen scherp veroordeelt.
Op uitnoodiging van den minister van
Binnenlandschc Zaken en Landbouw zullen
de hoogieeraren Frosch en Dahmen uit Ber
lijn Maandag 16 Juni a.s. een voordracht
houden over den door hem ontdekten ver
wekker van het mond- en klauwzeer.
Tot de voordracht, welke in het jaar
beursgebouw ft Utrecht zal worden gehou
den, en door den minister zal worden bijge
woond, zijn verschillende Kamerleden en
Landbouw-autoriteiten uitgenoodigd.
Maatregelen tegen grensbewoners.
Een wetsontwerp is ingediend ter aanvul
ling der algemeene wet betreffende de hef
fing der invoerrechten en accijnzen en van
d'e wettelijke bepalingen betreffende den ge
distilleerd accijns.
In dit ontwerp zijn krachtige maatregelen
neergelegd ter beteugeling van de drank
smokkelarij en fraudes met gedistilleerd.
Tot dusver konden grensbewoners aan
smokkelaars de gelegenheid geven hun
lading op een boerenerf of in een tuin neer
te leggen, totdat dezen de kans schoon zien,
die verder te vervoeren.
Thans is een bepaling voorgesteld, welke
op het onvrij terrein aan die straffeloosheid
een eind zal maken.
Voorts is de strafverscherping facultatief
gelaten, doch het wordt gewenscht geacht
den rechter gelegenheid te geven in ernstige
gevallen gevangenisstraf op te leggen.
Verder zal een nieuw artikel voorzien in
de leemte, dat in het open veld of op d<n
weg, de nederlage van goederen tot dus
verre niet sirafbaad is. Een nieuw artikel
heeft ten doel den opslag van gedistilleerd
in een pand, op een al dan niet besloten
erf of op een ander besloten terrein, daar
waar hij thans volgens de gedistilleerd-wet
nog ongehinderd kan geschieden, aan de
verplichting tot dekking te onderwerpen.
Voorts is het noodzakelijk de mogelijkheid
te openen om het vervoermiddel, waarmede
de smokkelwaar vervoerd wordt, verbeurd
te verklaren.
DE PAPEGAAI.
Koopster: „Kan die praten?"
Handelaar: „Neen, juffrouw, maar hij luis-'
tert, hij luistert prachtig."
HET VERSCHIL.
Wat is het verschil tusschen een damt
die een nieuwen zomerhoed koopt en ecu
heer. die het zelfde doet?
Ongeveer anderhalf uur.
HET BEWIJS.
„Ja, die 'mijnheer is zoo met zich zelf
ingenomen, dat hij het liefst spiegeleieren
eet."
HET GEMIS.
A: „Ja, ik woon nu buiten, maar het
heeft ook z'n nadeelen."
B.: „Wat mis je 't meeste?"
A.: Den laatsten trein."
MMriiw.uw I I in 11 'li li i rt TJTP-Mf!
Naar wij vernemen, hebban c. - Amster
damsche hoofdagenten, die Donderdag
avond met den Arast-xdamschcn onder
directeur van de N.V. Ofclig. Mij. „Het
Witte Kruis", den heer Schuyer. vergaderd
hebben, besloten, i geval de E./cctiè van
„Het Witte Kruis" .hare verplichtingen niet
nakomt, cene regeling te treffen, waardoor
alle prijzen en de z.g. eigen geld ?.n door hco
zullen worden uitbetaald.
Naar de Tel. verneemt zullen de Ned.
Spoorwegen flezen zomer eiken Zondag, te
beginnen met 15 Junk a.s., goedkoope re
tourkaarten Rotterdam-Hoek van Holland
uitgeven, kostende 1.50 voor de tweede
klasse en 1.voor de derde klasse. Zij zul
len voor de heenreis geldig zijn in de treinen
vertrekkende 9.22, 10.33. v. m. en 2.06 n.m.
Vcor de terugreis in de treinen, vertrek
kende van Hoek van Holland, 5.30, 7.45 en
8.33 n.m. Een dezer treinen wordt nieuw
ingelegd.
Voorts zullen eveneens te beginnen met
15 Juni retourkaarten voor buurtverkeer
worden uitgegeven op de lijn Rotterdam-
Den Haag-Scheveningen (Kurhaus) over
Pijnacker, alsmede tusschen Rotterdam en
Den Haag, via Delft
Men meldt uit Enschedé
Mede ten gevolge van de ongunstige toe
standen in Twente, trekken honderden
Nederlanders naar Duitschland, om daar
werk te zoeken. Zoo zijn op het oogenblik
honderden textielarbeiders werkzaam in
Gronau, Nordhorn, Epe, Schuttorf e. a.
plaatsen, terwijl een groot aantal werk vin
den in het Duitsche turfbedrijf, speciaal in
de veenstreken van Meppen.
Deze toestand is geheel in tegenstelling
met dien van eenige maanden geleden, toen
de Duitsche werkkrachten ons land over
stroomden, teneinde zich een waardevast
loon in Hollandsche guldens te verzekeren.
Bovendien zijn de prijzen van enkele le
vensmiddelen in de Duitsche grensplaatsen
aanmerkelijk gedaald en lager dan aan deze
zijde van de grens.
De laatste dagen is de prijs van de boter
gedaald tot I Mark per pond, terwijl men bij
de boeren reeds kan koopen voor 85 Pf.
was overal tegelijk. Hier deelde hij bevelen
uit, daar gaf hij orders. Werden zijn mannen
teruggeslagen, hij zond versterking. Was hun
ergens de overwinning, aanstonds liet hij er
naast eenige versterking brengen, in de hoop
een stuk muur te veroveren en daarmede
misschien de overwinning te behalen-
Door JOH. v. d,~HOEK.
XI.
JAN VAN ARKEL.
(Vervolg.)
,,De dageraad van den volgenden morgen
irspelde een heerlij ken'dag. In het Oosten
hing, als in een poort van vuur, de gouden
zonnebal, en geen wolkje was er aan. de strak
blauwe hemelkoepeling te zien. Het was
nog vroeg in den morgen, toen reeds de
trompetten schalden en klonken over heel
het kamp van Jan van Arkel en zijn soldaten.
Bijna tegelijkertijd ontwaakte alles tot het
leven. De tenten werden opengeworpen, de
soldaten verschenen, riepen elkander luid
hunne morgengroeten toe en verzorgden
hun wapens. De paarden snuifden en hinnik
ten en omploegden met hun hoeven den
grond.
„Jan van Arkel verscheen en monsterde
zijn jonge, blozende, van levenslust blakende
soldaten. Met die mannen daarvan was
hij overtuigdwas hem de overwinning-
„Bisschop Jan van Arkel was nog 'n jenge
man hij telde ongeveer dertig jaren
in de kracht van zijn leven. Hij was
Priester en hij was Bisschop, maar toch was
hem altijd het heldhaftige bloed zijner voor
ouders door de aderen blijven stroomen.
Hij hield van den oorlog. Niet om den oorlog
zelf, maar om de goede gevolgen, die deze had.
Want ten onrechte den strijd uitlokken, deed
hij nooit. Hij hield van het geraas der blijden,
/an het snorren der pijlen, het gebom-bam
der stormrammen.
„Voor zijn tent stond hij nu voor zich uit
te staren, terwijl hij met de linkerhand het
voorhangsel ter zijde hield geschoven.
„Daar stond het trotsche kasteel, de roof
burcht van Hendrik van Oyen, dien hij kost
wat kost veroveren zou, hoe lang het ook
mocht duren. Want dat het lang zou duren,
daarvan was hij overtuigd. Met den blik van
een kenner had hij in één oogopslag den
burcht bezien en zijn sterkte geschat.
„Jan van Arkel onderschatte de moeilijk
heden niet, die hem wachtten. Hij was vast
besloten te overwinnen, al was ook zijn uit
stekend geoefend leger nauwelijks toereikend
om de zware muren van dit roofhol te
slechten.
„Hij riep zijn bevelhebbers bijeen en, te
ruggetrokken in zijn tent, bestudeerde hij met
hen de plannen, die tot den eersten aanval
moesten leiden.
„Trompetters riepen de soldaten op hun
posten en een half uur later was het leger in
slagorde geschaard. De klaroenen schalden
en de legerhorden stelden zich in beweging.
Langzaamaan werden de blijden vooruit
geschoven en de stormram meegevoerd.
In hunne harnassen, hoog te paard zittende,
voerden de ridders, alle leenmannen van
Jan van Arkel, Ader hun eigen mannen aan
door de wolken van pijlen, die steeds dichter
van de wallen aansnorden, den aanvallers te
gemoet. De wallen en torens van den roof
burcht vertoonden een haag van speren, wier
eigenaars zich echter gedekt hielden
„Zoo nu en dan had een der belegerden
het ongeluk even boven den muur uit te
steken, wat hem bijna steeds het leven kostte.
„Jan van Arkel bereikte met zijn soldaten
de slotgracht. De voorste gelederen stu"
geweldige hoeveelheden rijshout voor ic
uit, dat, gevoegd bij hetgeen ze 's nachts eeos
daar hadden gebracht, de gracht reeds voor
een gedeelte dempte. Eenige stormladders
werden opgericht. De dappersten onder de
dapperen klommen naar boven met hun
kleine ronde schilden boven het hoofd, ter
afwering van zware steenen, kokende olie en
brandende pekkransen, die de belegerden
neerstortten over de hoofden hunner be
legeraars.
„Jan van Arkel was een goed, doch ook
een verstandig veldheer. Ondanks het vuur
van rijn heldenmoed, liet hij zich niet tot
dwaasheden verleiden en, hoe ongaarne ook,
nam hij geen deel aan den stormloop. Op
zijn groote witte strijdros draafde hij rond en
„Plotseling reed hij spoorslags naar een
heraut, die met luide trompetstooten de
aanvallers aanmoedigde. Nauwelijks had
hij deze eenige bevelen toegeroepen, of een
andere melodie weerklonk en pa eenige minu
ten stonden de bevelvoerende ridders ge
schaard aan de zijde van hun opperbevel
hebber, Jan van Arkel- Een krijgsraad, die
slechts eenige minuten duurde, had plaats,
en de ridders verwijderden zich weer, alsof
er niets bijzonders had plaats gehad.
„De strijd veranderde schijnbaar niet. Een
kundig veldheer alleen zou hebben opge
merkt, dat de soldaten van Jan van Arkel,
ofschoon moedig voortstrijdend, toch hun
krachten spaarden en er schijnbaar op uit
waren de verdedigers af te matten. Onver
anderd streed men voort, totdat reeds de
avond begon te vallen. De strijd was heftig
geweest en aanvaller zoowel als verdediger
had zich geweerd met opeengeklemde tanden
en met den moed der wanhoop. Toch waren
er betrekkelijk weinig dooden gevallen. Wel'
vele gekwetsten. Verwonderlijk was dit ook
niet, daar de beide legers zoo goed mogelijk
waren uitgerust, wat wil zeggen, dat de solda
ten bijna alle«v.van meer of minder zware
harnassen waren voorzien, waarop de wape
nen van dien tijd uatuuflijk maar weinig
invloed hadden.
„Langzamerhand had Jan van Arkel
meesten zijner getrouwen uit het vuur terug
getrokken. De gekwetsten waren in het kamp
naar behooren verzorgd en voor de gevallenen
was een menschwaardige plaats bereid.
„Goed gevoed en uitgerust stond Jan van
Arkel weer aan het hoofd van een frisch
leger, waardoor hij heel wat voor had op
zijn vijand, den roover en moordenaar,
Hendrik van Oyen.
„De scheniering begon te vallen. Jan van
Arkel gaf zijn laatste wenken aan zijn dappe
ren en met laaiend strijdvuur werd de tweede
stormloop ondernomen. Nu echter waren de
veranderingen zichtbaar. De aanval concen
treerde zich op één punt, op den hoofdingang,
en het leger scheen er niet toe te beweger
te zijn, om terug te trekken, alvorens de
groote torens waren veroverd.
„Het meest opvallende was evenwel, dat
de soldaten niet meer, zooals des morgens
in kleine afdeelingen waren. Het aparen nu
veel grootere groepen, die door slechts enkel
ridders werden aangevoerd.
„De strijd werd weer geheel hervaten hce
de bezetting van het kasteel, behalve de pos
ten, kwam er aan te pas, om de belegeraars te
beletten de torens te veroveren.
„Verwoed werd er gestreden aan beide
kanten. De blijden slingerden zware stee
nen over de hooge muren, tegen de torens,
en talrijke soldaten van Hendrik van Oyen
vonden den dood, verpletterd onder de zware
basaltblokken. De pijlen snorden Jen de
korte zwaarden sloegen bonzend op de sta
len stormkappen.
„Echter hadden ook de belegeraars veel te
doorstaan. De kokende olie stortte van de
wallen omlaag en verbrandde gezichten, ar
men en lichamen der heldhaftige strijders.
Met lange haken werden de ladders omge
trokken en de er op staande krijgers in de
gracht geworpen.
„De strijd was fel en, ofschoon het reeds
donker begon te worden, dacht men van geen
djr beide zijden aan ophouden.
„Wie overwinnaar zou zijn, was onmogelijk
uit te maken.
,Een luid klaroengeschal weerklonk eens
klaps. Zwaarden kletterdin, piarden hinnik
ten en lieten hun hoeven dot bonzen in den
zwaren grond.
„Dat was het onverwachte. Dè krijgslist 1
„Jan v. Arkel had zich met de bloem zijner
ridders en de dappersten en best geoefenden
onder zijn soldaten in het bosch terugge
trokken. Langs een grooten omweg was het
handje-vol dapperen naar 't kasteel terugge-
gekeerd, echter niet aan dien kant, waar de
strijd woedde, doch aan de tegenoverge
stelde zijde, waar eveneens een hoofdingang
was met vier» groote torens, een ophaalbrug
en ijzeren poortdeuren.
„De wakers lagen op de tinnen en op de
wallen, doch daar het reeds donker was en
de aanvallers zich Biet lieten zien, waren zij
zich van geen gevaar bewust.
„Waar nog bij kwam, dat deze list geheel
onbekend was gebleven en JanvanArkel's
eigen soldaten er zelfs niets van wisten.
Wordt vervolgd.
DE VIJF STROQKALMEN
Men neemt vijf stroohalmen van gelijke iengte en zegt dat men deze gelijktijdig kali
opheffen, terwijl men er Rechts één met dc hano vasthoudt Hoe dat geschieden kan,
wijst bijgaande teekening' voldoende uit. Htt muntstuk voorkomt het uitglijden der hal
men, maar is niet strikt noodzakelijk.
83. In een wip, vlug als een kat, stond vrouw
Pim met haar teenen op den rand van den, ton.
Wat nu gebeurde, was - wel het e:gste, wat Hol-
ly-Doliy kon overkomen Met een gemak alsof hij
•'"■en onsje woog, wipte vrouw Pim Holly-Dolly
an z'n sierlijk kuifje omhoog. O. o, dat arme
uifje. Dat leelijke menscb dat hem zoo oneer-
iedig dorst behandelen en hem aansprak als
aartelapje! 't Was om te springen van nijd!
54. Maar Holly-DoOy's tegenspartelen gaf niets,
in minder dan geen tijd bengelde hij op den rug
van vrouw Pim. die hem stevig aan z'n kuifje vast
hield. 't' Was ontzettend. O, o, tranen van spijt
welden in z'n oogen op. En sterk dat die vrouw
was. En brrr, wat was haar rug knokig. Ze rende
met hem door den tuin alsof hij niets woog en
danste toen letterlijk d'r buisje binnen, zoodat
Holly-Dolly er draaierig van werd.
85. „Zie zoozei ze. En met een zucht van
verlichting zette ze Holly-Dolly voor zich neer.
„Vertel mij nu eens, snoezig jengske, wie of je
bent en waar of je van daan komt."
„Ik, ik ben geen jongske ik ben geenharte-
lapje, maar Holly-Dolly, een dolend Ridder!"
„Kom, kom, m'n manneke, niet zoo,driftig," zei
vrouw Pim. „Ik zal je mooie kleeren geven, en
als je me dan goed helpt in 't huishouden, dan
zal je 't best hebben bij tante Pim."
GEEN WONDER.
Dat is. toch zoo grappig, wanneer" ef
visite is. eet onze Robbie altijd veel meet
biscuitjes dan anders.
De visite (in koor): Hoe komt dat Z0<^
Robbie?
PoObie: - Omdat er anders nooit bis
cuitjes zijn.
DROEVIG.
Pierken was met zijn moeder op een leest.
Waarom weent gij. vroeg zijn moeder.
Ik kan geen amandelen meer eten.ïl
kan geen noten meer eten. antwoorddi
Pierken snikkend.
Wel, lieve jongen, steek er dan maai
wat in uw zak. p-
Mijn zakken zijn al vol. moeder.
Pierken weende voort.
OP REIS.
Boertje (voor 't eerst *op reis gaande tot
ambtenaar voor het loket):
Mag ik een kaartje
'.'.Waar gaat u heen?"
Boertje (nijdig wordend): „Waar Bemoei
jij je mee
Dat zal ik toch zelf wel weten!"
4