Een gevaarlijk uitstapje.
Beadman stond daar te fluiten.
De juffrouw.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
Z{\ p het wel hiw p*esocjj-
lijke vriendschap moest niets te maken
hebben met diensturen en het was
klaarblijkelijk beter zoo. Niettegenstaande
dit gaf het haar toch even een schok en
niet geheel op haar gemak ging ze naar
boven. Hetgeen hij haar den vorigen
avond verteld had, had haar sterk aange
grepen, evenals zijn plotselinge vlucht.
De gelukkige middag had een geheim
zinnig, donker einde gehad. Het scheen
wel, dat haar levenspad erg gekronkeld
was er was geen rechte weg vóór haar.
Maar zij had haar eigen belangen om aan
te denken. Wist Madame Juliette van|haar
vroegere betrekking tot Mr. Radney, en
indien dit zoo was, wat voor invloed zou
dat hebben op haar positie i Z") had zich
zelf die vraag al wel honderd keer gesteld
gedurende de laatste paar uren. Nu zou
het Goddank beslist worden.
Toen zij haar mantel en hoed afgedaan
had, bevond ze, dat Madame Juliette er
nog niet was. Maar juffrouw Simpson
was er wel eh Muriel kreeg de taak om
de toonkamer „aan te kleeden." Zij moest
de hoeden uit de laden en doozen nemen
en ze op de voetstukken schikken, die
overal in het rond stonden, en ze zóó
arrangeeren, dat geen enkele in het niet
viel, dat de eene „schepping" de andere
juist beter deed uitkomen en het resultaat
van alles te aamen een mooi geheel werd.
Het was niet zoo'n makkelijke taak, een,
die een geoefend oog vereischte, en bo
vendien goeden smaak en ze ging er zoo
in op, dat zij er haar persoonlijke moeilijk
heden door vergat.
Zij was heelemaal alleen, het was nog te
vroeg voor klanten, en ze was juist bijna
klaar, toen de deur openging en Madame
binnen kwam.
(Wordt voortgezet.)
„Wel, Edward, je bent een geluks
kind I Je naam is beroemd. Je laatste
schilderij heeft je duizend pond opge
bracht en nu raad eens Een onbekende
snuiter heeft een verzekering op jé leven
gesloten voor dubbel dat bedrag. Een
feit, hoor 1"
„Onzin, man 1" Ik wendde mij" driftig
om voor den ezel, waaraan ik zat te wer
ken. Het was Beadman, een kennis van
mij, behoorende tot die klasse van kun
stenaars die men in Parijs aanduidt met
dén naapi van Bohémiens. Stak hij den
draak met mij Kon mijn succes mij op
eenmaal zoo beroemd gemaakt hebben
Iets als een huivering ging mij over
de leden. Wel, het be tee kende letterlijk,
dat er 'iemand op mijn dood wachtte,
om hem 2000 pond te doen verdienen
en Beadman stond daar te grinneken
„Afschuwetijk 1 Monsterachtig
bracht ik er eindelijk uit. „Ik kom er
tegen op men zou mij kunnen ver
moorden
„Bah 1 't Is een gewone speculatie. Alle
personen van eenig aanzien worden in
een levensverzekering gedaan door lui,
d e zij nooit hebben hooren noemen. Ik
dacht nog al dat je gevleid zou wezen.
Welnu South, een van mijn vrienden,
die op een assurantiekantoor is, vertelde
het mij gisteren toevallig. Het was een
man, genaamd Wilkinson, te Anthony
Crescent, Peckham. Een hooge premie
ook, in aanmerking genomen, dat iedereen
uit de bladen weet, hoe jong je no-a bent."
„Wilkinson Ik dacht een oogenblik
na. „Neen, ik heb hem nooit hooren
noemen. Waar is het kantoor Ik wil
hier meer van weten."
„Het kantoor O, wil je spektakel
maken Het is mij natuurlijk in ver
trouwen medegedeeld."
„Je staat er op Onzin. Ik o ben
hier gekomen, om je te zeggen, dat ik
dezen morgen bericht heb ontvangen van
Jimmy Wentworth. Alles is in orde. De
ballon is klaar en hij denkt, dat zijn nieuw
gevonden stuurwerktuig opgang zal maken.
Het uitstapje is vastgesteld op Vrijdag
tegen den middag. Maar geen woord
erover, bedenk dat, niemand behoeft
iets van zijn geheim te weten, vóór hij
zijn idee kant en klaar heeft uitgewerkt.
Wij drieën en geen mensch anders. Zorg
dus, precies om tien uur te Waterloo té
wezen."
Het r-oge bespottelijk schijnen, maar
Saedra Beadman zijn rug gekeerd had,
snelde ik naar boven en keek met angstige
ongerustheid in den spiegel. Neen, niets
waar ik bang voor behoefde te zijn, geen
opvallende bleeke kleur of te hooge blos,
geen enkel teeken, dat mijne plotselinge
beroemdheid was verkregen ten koste
van een ondermijnd gestel. En toch.,
waarom zou die geheimzinnige Wilkinson
de moeite doen om mijn leven te verze
keren Bah Waarom er langer over te
tobben? Aan het werk! Tevergeefs. Ik
nam pen en papier en stelde in omzich
tige bewoordingen een verzoek op, on
middellijk een onderhoud te mogen heb
ben betreffende het sluiten van zekere
levensverzekering, welke mij toevallig
ter oore was gekomen. Vreemd genoeg
viel het mij op dat oogenblik niet in, dat
ik in een adresboek het nummer zou
vinden, hetwelk Beadman zeker met
voordacht had verzwegen. Ik adresseerde
mijn brief eenvoudig aan Wilkinson,
Anthony Crescent, Peckham en deed
hem dadelijk op de post. Ik was nog
nauwelijks teruggekeerd, toen Beadman's
stap wederom op de trap klonk.
„Leen mij vijf pond tot morgen, Ed
ward Wel, nog erover aan het denken
Hij lachte op eigenaardige manier.
„Volstrekt niet I Ik heb daar juist een
brief aan Wilkinson op de post gedaan
om opheldering te vragen. Je geeft er toch
niet om
„Ik? Wel, je hebt daar een flauw,
kinderachtig ding uitgehaald, waardoor
mijn vriend South wel in moeilijkheden
kan komen. Het is beroerd bromde hij
en liep driftig weg zonder het geld.
Dat was mijn eerste oneenigheid met
den vroolijken Beadman. Ik sliep dien
nacht slecht en zat den geheelen volgen
den morgen in onrustige spanning. Tegen
zes uur 's avonds kreeg ik een brief.
Ja, het antwoord van Wilkinson.
„Waarde Heer
Uw geëerden brief ontvangen. Het doet
mij leed u niet van dienst te kunnen zijn,
daar ik voor zaken naar San Francisco
moet en zeker een geruimen tijd zal uit
blijven. Ik zal echter aan u denken."
Aan mij denken Dat geloof ik wel.
Als mij iets overkwam, of ik een ziekte
krèeg maar, ik zal wel oppassen. Ik
zal in het vervolg geen bier meer drinken
of sigaren rooken.
Vrijdagmorgen, vijf minuten vóór
twaalf. Tooneel, zou ik het ooit ver
geten Wentworth's aardig buitentje
te Molesey. De zon heerlijk stralend in een
zuiver blauwe lucht. Er was een klein
getal bevoorrechte toeschouwers en een
door kabels vastgebonden ballon, waar
aan Wentworth maanden lang gewerkt
en gezwoegd had, zwaaide en danste op
de bries, dat het een aard had.Wentworth
keek kalm op zijn horloge.
„Dertig mijlen, heeren Binnen twee
uur zal ik hem hier terugbrengen. Drie
minuten vóór twaalfStapt in, gij bei
den
Beadman had reeds plaats genomen in
de mand. Ik klauterde naar binnen met
mijn teekenportefeuille en podooden,
want ik hoopte gelegenheid te vinden voor
eenige belangwekkende studies in de
perspectief. Ik had weinig vermoeden
van hetgeen rfiij te wachten stond 1 Hoe
het gebeurde Laat dat een geheim blij
ven. Ik herinner mij nog, dat Wentworth
daar stond met de handen aan den rand
van de mand, voor het laatst eenige
aanwijzingen gevende, Daar stak eens
klaps een sterke windvlaag op, een
krakend geluid, een ruk, een schreeuw,
en toen een onbeschrijfelijke gewaar
wording, alsof de aarde eensklaps naar
beneden dook en gelijk een pluimbal in
de ruimte verdween. De schok wierp
mij op de knieën. Voor hét oogenblik
wist ik zelf niet, wat ons eigenlijk over
kwam. Ik hield mij maar krampachtig
vast aan de mand. Daarna, over den rand
kijkende, begreep ik den toestand
maar het was te laat om te springen. De
kabel was losgegaan en de ballon was eenige
honderden voeten in de hoogte geschoten,
als een pijl uit den boog. En Wentworth,
de eenige, die er mee om kon gaan, ver
toonde zich daar als een stipje beneden.
In een seconde was zijn geroep nauwelijks
meer hoorbaar. In dat korte tijdsbestek
verdween de grond beneden uit mijn ge
zicht met angstaanjagende snelheid. Op,
op, de lucht in als een verschietende ster 1
Wanhopig zag ik Beadman aan. Hij staarde
naar mij, bleek, maar grinnikende dat
brak de betoovering.
„Houd hem tegen, man 1" schreeuwde
ik. „Houd hem tegen, gek, die je bent 1"
En in een opwelling, even dwaas als deze
woorden, wierp ik een der zakken met
zand over den rand en viel met een smak
achterover, terwijl de ballon opnieuw een
geweldigen sprong opwaarts in de lucht
deed.
„Groote hemel 1" riep ik, met moeite
overeind krabbelende. „Doe dan toch
wat, of ik spring er uit 1"
„Dat zal je niet doen je moet je stil
houden," zeide Beadman op zoo'n koelen
toon, dat de gedachte mij door het ver
warde brein vloog, dat hij krankzinnig
moest zijn en alles met opzet beraamd
had. „Er is nu niets meer aan te doen.
Wees maar niet bang. Ik geloof, dat ik
nu wel zal kunnen zorgen, dat hij niet
veel hooger gaat. Daar gaat het heen.
Wij. zijn in een windstroom geraakt. Wij
zullen juist over Londen heendrijVen,
denk ik. Ha, ha 1 't Is een aardige boel 1
Kijk eens achter je 1"
Onuitsprekelijk grootsch, indrukwek
kend, maar verschrikkelijk, angst
aanjagend onder deze omstandigheden.
Verondersteld, dat de ballon zou barsten,
of naar zee drijven 1 Verondersteld, hu 1
dat die dolzinnige Beadman iets ver
keerd deed met het toestel en ons met
een bons op de aarde deed neerkomen 1
De gedachte alleen deed mijn haar over
eind staan.
„Je bent gek, gek 1" riep ik opsprin
gende. „Laat hem dadelijk naar beneden 1
Wel, Jack, wat is je in het hoofd
gevaren Zie je niet in, dat
Mijn woorden maakten geen indruk.
Gek of niet, hij scheen volkomen in
ernst te handelen. Hij stond daar nu aan
het eene, dan aan het andere touw te trek
ken met een bedoeling, die ik niet gissen
kon. Ik had den man jaren lang gekend,
doch nu was het mij of ik mij met een
krankzinnige in zijn cel bevond. Ja, dat
scheen het geval te zijn 1
„Onzin 1" zeide hij als in gedachten.
„Dit is iets heerlijks, iets dat men niet
alle dagen ondervindt 1 Wentworth zal
er niet om geven als er maar niets be
schadigd wordt. Ik ben al twee maal met
hem mee geweest. Houd je stil. Ik zoek
al, welk van deze touwen dat stuurtoestel
in werking moet brengen. Zie je er iets
van Verdraaid, als ik het vinden kan.
Zoo ha, nu weet ik het. Hier is het
koord van de klep. Trek er aan en het
gas ontsnapt en wij gaan naar beneden."
„Doe dat dan op staanden voet," smeek
te ik met schorre stem. „Doe het,of.
„Of je zal moord en zelfmoord bedrij
ven. Mooi hoor 1 Zie je niet, dat wij te
hoog zijn? Als ik er nu aan trek, zal het
gas al weg zijn, voor wij den grond berei
ken. Ik ben niet van plan mij totmoea
te laten vallen. Gelooft gij mij niet
Ik zeg toch de waarheid. Zit stil en laat
de klep aan mij over. Zij moet voorzichtig
en op den rechten lijd geopend worden.
Ik weet, wat ik dóe, als ik hem aan den
anderen kant van Londen naar beneden
laat gaan. Houd je maar bedaard."
Bedaard 1 Ik had mij achterover laten
zakken en lag daar bewegingloos als ver
doofd door schrik. Hij had vastberaden
een anderen zandzak uitgeworpen en
wij waren wederom in de hoogte gescho
ten.
De grootste angst ging langzamerhand
voorbij en maakte plaats voor een gevoel
van wanhopige gedruktheid. Ik verwacht
te elk oogenblik een uitbarsting en keek
naar dat reddende koord in zijn hand als
onder den invloed eener betoovering.
Ik was er zoo zeker van, dat wij onzen
dood tegemoet gingen, dat ik de oogen
sloot om mijn metgezel niet meer te zren,
tot opeens zijn stem mij deed opschrik
ken.
„Hei 1 Houd je goed vast 1 Verroer je
niet 1"
Ik geloof, dat ik een gil uitstiet. Het
was, of wij op eens in het niet waren aan
geland. Wij waren uit de warme, heldere
lucht gekomen in een damp zoo zwart
en di(c, dat niets meer zichbaar was. Het
einde? Ik geloofde het en klemde mij
bevende aan mijn zitplaats vast. Een paar
seconden, en daar sprongen wij weer
vooruit in het heete zonlicht.
„Wel, wat een wolk."
Mijn hoofd dreigde te barsten. Hij trok
zijn natte jas uit en wierp ze neer. Terwijl
hij dit deed, viel er iets uit den borstzak.
Het was een enveloppe, die met het adres
naar boven dicht bij mij terechtkwam.
Ik sloeg mijn oogen er op een huive
ring overviel mij. Daar lag de brief, dien
ik had gericht aan Wilkinson, Anthony
Crescent, met het verzoek om een onder
houd. Hoe kreeg Beadman die in zijn
bezit Ik zag hem aan. Wel, ja. Hij ver
schoot van kleur en bukte zich om het
papier op te rapen. Hij kwam te laat
ik had er mij reeds meester van gemaakt.
Met strakken blik stonden wij elkander
aan te staren. Onze toestand, het dreigen
de gevaar was vergeten. Voor mij was hét,
alsof de mand waarin wij ons bevonden,
al sneller en sneller in het rond draaide
alsof de aarde zich al verder en verder bui
ten mijn bereik verwijderde. Spreken of
mij bewegen kon ik voor het oogenblik
niet de woorden stokten mij in de keel.
Mijn hersenen, verward en ontsteld als
zij waren, hadden de beteekenis van het
geen ik zag, terstond gevat. Verschrikke
lijk iets Hier, in de eindelooze ruimte
alleen te wezen met den man, die I
Krankzinnig Neen 1 Beadman was
Wilkinson, de geheimzinnige persoon,
die een verzekering had gesloten op mijn
leven 1 Thans was mij alles in eens duide
lijk. Hij was altijd naijverig op mijn werk
geweest ging steeds gebukt onder
schulden. Mijn succes had een verlokkend
idee bij hem doen opkomen. Ja, het
stond mij thans met pijnigende helderheid
voor den geest. Zijn ontevredenheid over
mijn handelwijs zijn vrees, dat zijn daad
zou uitkomen. Hij had mijn leven verze
kerd en mij nu hier gebracht om mijn
dood te vinden. Een ongeluk, mij over
komen, was hem 2000 pond waard. Er
zou geen navraag naar gedaan worden.
Alles was van te voren door hem overlegd
hij zou alleen neerdalen. Dan zou hij in
de hoedanigheid van Wilkinson het geld
opvorderen en wie zou vermoeden, dat
hij dezelfde was als Beadman, mijn vriend
en reisgezel Een minuut lang was het,
of het gezicht mij betooverde van den
man, die zulk een rol kon spelen. Toen
wierp ik mij op hem en greep hem bij
de keel. Ik dacht er niet aan, mij te wre
ken, het was slechts een wilde begeerte
om te leven, die mij bezielde, om te
leven met vasten grond onder mijn voeten.
Een korte worsteling volgde. De mand
zwaaide heen en weer door het woeste
geweld dat wij maakten. Beadman was
sterker dan ik, toch kreeg ik hem
onder. Het koord, het koord van de
gas klep 1 Ik reikte er naar. Hij trok mij
heftig terug. Hij had een moord in den
zin, daar was geen twijfel meer aan 1
Nogmaals een hevige worsteling en weder
om ontglipt mij het kostbare touw, terwijl
het voorbij ons heen zwaaide. Nu pakte
hij mijn beide handen bij de polsgewrich
ten vast. Verloren, verloren 1 Toen het
koord weer langs mij heen bengelde, vatte
ik het tusschen mijn tanden. Met een
laatste, bovenmenschelijke krachtsinspan
ning trok ik mijn tegenstander op den
bodem van de mand. Ik lag onder, doch
ik hield hem stevig om het middel, en
het touw was nog tusschen mijn tanden,
de klep was open. Ik bemerkte, dat de
ballon boven ons slechts half zoo groot
meer was, als van te voren. Al lager en
lager de mand ging heen en weer met
schrikbarende schokken alles hing
er thans maar van af, of mijn krachten en
het gas het lang genoeg zouden uithou
den. Ja, Goddank 1 Eensklaps schoot de
spits van een toren ons voorbij, daarna
de top van een boom, en toen bons 1
Ik herinner mij den schok, het verward
gerucht van stemmen, huizen en verder
niets. Ik lag gedompeld in vergetelheid,
de zoetste, die ooit een mensch gesmaakt
heeft, op mijn woord.
Ik richtte mij op. Ik lag in een bed en
daar dicht bij mij stond, wie anders
dan Beadman, met een glas in de hand.
„Eindelijk 1 Goddank, oude jongen 1"
Ja, dat mompelde hij. „Wezenlijk, ik was
al bang, dat het een weinig te ver was
gegaan en dat je er je verstand bij had
ingeschoten. Wel, Edward, weet je hoe"
je je hebt aangesteld Iemand zoo te
verschrikken, om niets te zeggen van het
geen de gevolgen hadden kunnen zijn 1"
EP.Jou gemeene schurkDe woorden
wilden mij bijna niet uit de keel, terwijl
ik een zwakke poging deed om zijn han
den terug te stooten. „Lage hond 1 Nu
weet ik, waarom jij je Wilkinson hebt
genoemd en mijn leven verzekerd hebt,
voor dat geld waarom die kabel gebro
ken is."
„Ha, ha 1"
iHij deinsde ontsteld terug.
„Je hebt een misrekening gemaakt.
Die brief bewijst het. Ik zal je aanklagen,
zoo waar
Ik hield op. Hij had de handen in
elkaar geslagen en barstte thans uit in een
lachbui, die zoo van harte klonk dat mijn
ziedende verontwaardiging aanmerke
lijk afkoelde.
„Wel, heb ik van mijn leven 1" Weer
een schaterlach. „Neen, Edward, wacht
een oogenblik ik kan er niets aan doen.
Ik begrijp alles en zal je de zaak uitleg
gen. Maar ik heb zoo'n raar gevoel over
mij, dat ik eerst eens moet uitgieren.
Die verwenschte brief van u? Ja. Hoe
ik er aan ben gekomen? Ik schaam mij
haast het je te vertellen maar ik was
bang dat mijn vriend South last zou krij
gen met de lui van het assurantie-kantoor.
Luister. Je hebt hem laat in de bus gedaan
en ik wist, dat hij den anderen morgen
met de eerste post zou bezorgd worden.
Ik ging al vroeg naar Peckham en stond
op de stoep van Wilkinson No. 9, toen de
brievenbesteller de ronde deed.
Wilkinson Ha, juist op tijd 1 zeide
ik, terwijl ik den brief uit zijn hand trok
en ik ging de straat op, alsof ik daar alleen
op gewacht had."
„Gevaarlijk? Ja. Maar het lukte.
Ik schreef een antwoord met vermelding
van het uitstapje en deed het te Peckham
op de post. Zoo is het, op mijn woord.
Ik heb niet meer idee, wie die Wilkinson
is, dan gij. Ik weet alleen, wat South mij
heeft verteld over die polis en dat de vent
dikwijls dergelijke zaken onder handen
heeft. Als je er aan twijfelt, zullen wij
dadelijk naar Peckham gaan" en hem op
zoeken. En te moeten denken, dat jij daar
een heelen roman uit hebt gefabriceerd 1
Wel, die is goedIk heb een telegram
gezonden aan Wentworth en verwacht
hem elk oogenblik hier. Die akelige brief
is de oorzaak van alles."
„Het is echter nog al goed afgeloopen,
behalve, dat, ha, ha, ha 1 behalve, dat
jij de gasklep geheel uit haar scharnieren
hebt geruktDaar nu. Zie ik er uit
als een moordenaar Hier is mijn hand 1"
En wel, ik vatte ze aan en ik verzeker
u, dat ik zijn greep tot op dit oogenblik
nog kan voelen.
Reeds toen zij nog klein was, was zij be
gonnen met hem na te kijken als de school
uitging, omdat zij hem zoo'n aardigen jon
gen vond. Later, toen zij ging begrijpen
wat liefde beteekent,schoof zij slechts heel
even het gordijn opzij, hem met de oogen
haren kus zendend, al kwam die ook niet
op de plaats van bestemming. En zij
groeide op met die gedachteHij werd
de uitverkorene van haar hart, het droom
beeld van haar jonge-meisjes-leven. Hij
wist daar nooit iets van. Het is een mis-
"daad voor een jong meisje, dat bemint,
zij het ook het geringste daarvan te laten
merken. Zij mag slechts hopen dat men
het eenmaal ontdekken zal.
Helaas, voor haar was die hoop een ijdele
hoop. Hij vertrok, bleef vele jaren in den
vreemde, en keerde daarna weder. Maar
als hij voorbij ging, was hij niet meer
alleen, er wandelde een bekoorlijke jon
ge vrouw aan zijn arm. Hij was getrouwd.
In het Park, waar zij zich vaak met een
boek op een bank nederzette, bemerkte zij,
op een namiddag niet ver van zich af,
spelend, twee kleine kinderen,' onder
de hoede eener juffrouw, aan wie zij
veel van kinderen houdend vroeg
„Van wie zijn die kleintjes
En het antwoord deed haar heur blond
hoofdje bijna achter haar boek verbergen.
Zij waren van hem.
Den volgenden morgen waren zij er
weer. Zij riep ze.
„Je bent niet bang van me, nietwaar?
Kom eens hier bij me zitten."
Zij nam ze op en zette ze elk op een
knie, om voorovergebogen, eenige oog en-
fa likken lang, ze met groote teederheid
aan te staren. Zij lieten het zich welge
vallen,fmet de gemakkelijke familiariteit
van kinderen.
„Hoe heet je?" vroeg ze....
Een der twee antwoordde ƒ"-**
„Pierre."
Zij beefde.... Zijn naam....^r>
Hij kreeg den eersten kus.
Sedert kwam zij alle dagen haar boek
lezen op de bank in het Park. Alle dagen
op hetzelfde uur waarop zij er zeker van
was de blauwe manteltjes der lieve kleinen
aan het hek te zien verschijnen.... Zij
kenden haar al wat goed, de lieve juffrouw
en snelden terstond op haar toe, om haar
te omhelzen. Oh 1 die kusjes van die
kinderlipjes, die omhelzing met die mol
lige armpjes.
Dat waren toch zijn oogen, dat toch
hetzelfde kuiltje als in zijn kinWie
weet, misschien bereiken hem wel enkele
van die liefkoozingen die alle voor hem
bestemd zijn?
Zij is hun vriendin geworden, hun ver
trouwde, de „juffrouw uit het Park",
zooals zij ze noemen. Plaatjes, bonbons,
eiken dag brengt ze wat anders voor hen
mee. En de kleintjes vragen zich niet af,
wie toch die aardige onbekende dame is
die hen omhelst, die hen bederft, en die
hen zoolang met de oogen volgt, totdat ze
uit het gezicht verdwenen zijn....
Jong, teer groenf siert de boomen in
het Park. De natuur is ontwaakt tot nieuw
leven, na een langen winter, in welken
het Park als uitgestorven was.
Thans komen de wandelaars weer op
dagen en dienen de banken weer tot zit
plaatsen, van velen vooral, die den winter
voor het grootste gedeelte in huis hebben
doorgebracht, van ouden van dagen en
kinderen.
Ook zij heeft haar bankje weer opge
zocht. Maar waarom laten zij zich niet
meer zien, de blauwe manteltjes Waar
om ontbreken zij alleen thans, nu alle be
kenden, de vogels mede, zijn terrugge-
keerd? Een gevoel van angst maakt zich
van haar meester.
Neen dat kon met mogelijk
zijn
En, eiken dag opnieuw, kijkt ze in
angstige spanning naar het hek.
Goddank. Daar zijn ze.
Beiden. Maar hun dierbare kleine lijfjes
zijn gehuld in zwarte manteltjes in
rouwgewaad.
Zij kijken beiden zoo ernstig, als pein
zen ze na, waarom het in huis plotseling
zoo eenzaam én triest is geworden, waar
om er aan tafel nauwelijks meer gespro
ken wordt, en waarom, als ze 's avonds
slapen gaan, mama ze niet meer een nacht
zoen komt geven. En dat doet pijnlijk aan,
die kleuters zoo ernstig te zien, de knuist
jes toegeklemd in hun droeve verwonde
ring.
Zij staat op. Maar naast hen ziet zij hun
vader. Hij is ook geheel in 't zwart, een
breeden band om den hoed.
Zij is dus heengegaan, de jonge vrouw,
die hij van verre had meegebracht, en die
zoo vol liefde tot hem opzag, als ze naast
hem liep aan zijn arm....
En niet de minste jaloezie tegenover
de doode blijft over in haar hart.
Van verre zien zij haar, maar ze loopen
met naar haar toe om haar te omhelzen.
De tegenwoordigheid van papa, hun
zwarte pakjes, waarin zij zich nauwelijks
weten te bewegen, maken hen bedeesd,
maken hen links en stijf. Zij wijzen haar
alleeen aan met den vinger aan hun va
der, die groet zonder haar te naderen.
En als zij Zijn voorbijgegaan, blijft zij
Zitten op haar bank, moedeloos, een ijzige
koude rilling in het hart. Een gevoel van
verlatenheid, van plotseling alleenzijn,
schroeft haar bijna de keel toe, doet haar
afgemat de armen langs het lijf zakken.
Een enorme jaloezie leeft in haar op,
tegen die doode, die is heengegaan, mede
nemend de kussen harer kinderen, mis
schien ook al de zijne, de kussen van hem,
van wien haar hart vervuld isDaar
straks dacht zij aan het drama, dat in het
huis der doode was afgespeeld, zij dacht
aan de groote droefheid van een jonge
moeder, afscheid nemend van haar kin
deren, voor het laatst. Haar sympathie
van zwakke blonde vrouw had haar doen
medelijden met die andere blonde vrouw,
weggerukt uit den kring van wie haar
lief en dierbaar waren haar hart had
de onder bloemenwei kransen bedolven
kist mede grafwaarts geleid.
Nu is dat anders geworden. Zij ziet
slechts de mededingster voor zich, die
haar den geliefde heeft ontroofd, de moe
der der kinderen, die zij de hare wenschte,
de vervloekte, die zijn vrouw is geweest.
En haar willen-goed-zijn blijft onmachtig
tegenover die impressie.
Van lieverlede kwamen de kleinen de
volgende dagen weer. Het was als een
hernieuwing.
Eerst beschroomd, daarna toenemend-
vertrouwelijk, eindelijk de vreugde der
vriendschap, die zich vrij en volkomen
weet. Men zou gezegd hebben, dat het
nog onbegrepen drama, voor hen vast
staande alleen door zijn onmiddellijk
waarneembaar gevolgen, hun teere kleine
leven zóó had aangegrepen, dat het was
alsof plotseling de groote koude van het.
huis ze had doen bevriezen, en zij nu
noodig hadden, wedergeboren te worden
in een opnieuw zich openbaren van hun
verstandelijke vermogens en van hun
bewijzen van liefde.
Hij vergezelde alle dagen zijne kinderen
naar het Park, zonder echter ooit naderbij
te treden. Hij groette van verre, een som
beren groet.
Een middag zag zij hem komen. Al
leen. Hij scheen te zoeken, en haar ziende,
naderde hij de bank, waar zij gezeten
was. Zij veinsde te lezen, maar haar vin
gers beefden tusschen de bladzijden.
„Juffrouw.
§§Hij stond voor haar, geheel in het zwart,
't zwart van kortgedragen rouw. Het was
sinds lang, dat zij het geluid zijner mooie
ernstige stem weer hoorde.
„Ik vraag u vergiffenis, juffrouw, voor
wat ik u zeggen ga.Het is niet over
eenkomstig de gebruikenMaar u
bent boven de conventies vérheven..
Mijn kinderen hebben mij zoo vaak van
u gesproken.... Zij houden zooveel van
u."
Dan zachter
„U weet, dat er geen mama in huis is....
Wilt u haar vervangen, die is heengegaan?"
Hij reikte haar de hand.
Zij sloot de oogen, overstelpt door een
vreemd geluk dat zij nooit zich had voor
gesteld. En zij was verbaasd dat die on
eindige vreugd, die haar scheen te komen
van zeer ver, van uit onbekende oorden,
die vreugd, die haar geheel vervulde, in
haar hart kon blijven, in haar hart, dat
toch zoo klein was. Zij legde de hand in
die van den beminden man
„Ik dank u," zeide zij„U bent goed.
en u bent het geluk niet, dat mij uw
woorden schenken."
Nogmaals sloot zij de oogen.
Dan stond zij op, en zich herinnerend
haar slechte gedachten, haar jaloezie te
genover haar, die is heengegaan, die van
haar kinderen afscheid heeft moeten ne
men, zoo vroeg, antwoordt zij, met een
stem, die beeft van aandoening en tevens
van vreugde, van een geluk, dat toch geko
men is „Ik zal mijn best doen den kin
deren een moeder te zijn. Opdat zij, die ik
onrecht deed, het jnij vergeven moge,"
voegt zij er in gedachten bij.
Zwijgend heeft hij haar de hand ge
drukt, zijn kinderen begroeten d( nieuwe
mama met vreugde, en vragen haar of zij
nu 's avonds weer zoo heerlijk worden
toegedekt, terwijl zij haar beloven de
nieuwe mama heusch nooit verdriet te
zullen doen, als zij altijd mee mogen naar
de bank in het Park.
En hun vader, vol welgevallen slaat hij
dit tooneel gade, en voor het eerst komt
weer een glimlach om zijn lippen, nu hij
denkt aan zijn geliefde doode, wier laatste
wensch„geef de kinderen een goede
moeder" thans vervuld is.
AFGETROEFD.
Emma tot haar leeraar, in een hoogere
meisjesschool „Mijnheer is het waar,
dat uw vader slechts een eenvoudig
schaapherder was
Leeraar „Ja, juffrouw, dat is waar,
en ik heb het, zooals u ziet, nog slechts
tot ganzenhoeder gebracht!"
„Erkent u het feit, dat u een pook ia
war hand hadt toen u ét deter opende voor
den agent vroeg de rechter.
'„Jawel," wat het antwoord, „maar dat
komt omdat ik dacht dat 't mijn man was.1
A": „Zeg, waarom kleed jij je altijd zoo
eenvoudig Wel een verschil met je
vrouw 1"
B „Nou, dat is heel logisch. Mijn
vrouw kleedt zich volgens, het journaal en
ik volgens het grootboek."
„Ja, buurvrouw, mijn dochter heeft nu
verkeering met een echten netten jongen.
Als hij een kopje koffie bij ons drinkt en
het op zijn schoteltje uitgiet blaast hij er
niet in om ze af te koelen, zooals een ander,
maar hij waait er overheen met z'n hoed.'ï
„Uw haar "wordt dun op de kruin,
professor," sprak de kapper. g ri
,Ja, vrind, dat is het gevolg van de
Anni Domini," antwoordde de professor
glimlachend.
„Natuurlijk," knikte de kapper. „Dat
krijgt men altijd van die buitenlandsche
haar middelen, professor."{
„Nog geen tien minuten geleden was
De Jong hier hij zei dat hij lust had om
u af te rammelen voor het artikel dat u over
hem hebt geschreven," sprak de redacteur.
„En wat heb je geantwoord?" vroeg
de hoofdredacteur.
„Dat het me speet hem te moeten
Zeggen dat u er niet was," luidde het ant
woord.
In eén café zat een matroos met een
zeer bedrukt gezicht. Een zijner vrienden
vroeg hem s „Wat zit jij daar toch bedrukt
te kijken."
„Ja," antwoordde hij, „als ik nog denk
aan die laatste zeereis, dan wordt het mij
zoo wee om het hart."
„Zoo," zei de ander deelnemend, „wat
was er dan
„Ja," zeide hij, „wij kwamen onder
Kaap de Goede Hoop, toen kwam er een
stortzee en sloeg den kapitein en nog een
jeneverflesch over boord."
„Wat gaat Smits doen nu hij al zijn geld
verloren heeft
„Hij heeft nog niet besloten of hij
chauffeur zou worden bij zijn vroegeren
huisknecht of huisknecht bij zijn vroege
ren chauffeur."
Zij „Verleden week kreeg mevrouw
W. van haar man een auto en nu heeft
mevr. S. weer een rijpaard gekregen."
Hij „Allemaal dingen, die jij niet
noodig hebt lieve, ik draag je den gehee
len dag,op de handen."
Zij „O, Tom, ik had een heerlijke taart
gebakken en ze in de vensterbank gezet
om af te koelen. En nu heeft de hond ze
opgegeten."
Hij „Huil maar niet kind, ik weet wel
iemand die ons een anderen hond zal ge
ven, als Fik sterft."
ksmaad die •jedurta^ie enkele dagen ir
een kleine plaats verblijf hield verloor zijn
hond. Hij ging naar het plaatselijk blad en
gaf een advertentie op om den hond terug
te krijgen, waarbij hij een belooning van
vijftig gulden uitloofde. Een half uur later
bedacht hij zich dat hij nog wel een paar
woorden aan de advertentie kon toevoe
gen en stapte naar het bureau terug, waar
hij niemand anders vond dan een kleinen
kantoorjongen. „Is geen van de heeren te
spreken?" vroeg hij.
„Neen," antwoordde de kleine jon
gen. „Ze zijn allemaal uit."
„Hoe komt dat zoo?"
„Wel, ze zijn allemaal uw hond gaan
zoeken."
PARLEMENTAIRE STIJLBLOEM-
PJES.
„Mijne heeren 1 Wanneer men de zaak
niet alleen met het oog op heden, maar
ook in het licht van een duistere toe
komst beschouwt
„De landbouwers worden op deze wijze
aan den rand van den bedelstaf gebracht."
„Een belangrijke tak van de veeteelt is
de paardenfokkerij, waartoe ik de eer heb
te behooren."
„Onze kiezers hebben ons hierheen af
gevaardigd om hun wel en wee te bevor.
deren."