Uit de Pers. Ontdekte misdaad. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Woensdag 25 Juni 1924 De kwestie der geallieerde controle op Duitschland's ontwapening: een nota van de Fransche en Britsehe premiers en een verklaring van den Duitschen rijkskanselier. Onder de Radio-berichten: Het officieele communiqué over de be sprekingen tusschen Herriot, Theunis en Ilyinaos, Een rede van Mussolini in den Italiaansclien Senaat over den toestand, geschapen door den moord op Matteotti. GEM. BUITENL. BERICHTEN. DE „AARDAPPELKONING" OVER LEDEN. KERK EN SCHOOL, Intern. Eucharistisch Congres. Geen vertegenwoordiging der Amerikaansche regeering bij de Europeesche conferentie. Het onderhoud tusschen Herriot Theunis en Hymans. Na den moord op Matteotti. De verduistering van documen ten inzake de verdediging. OP 'T KANTOOR VAN EEN BANKIER. De regeeringscrisis in Z.-Afrika, De schuld aan den oorlog. BINNENLANDSCH NIEUW5 Een demonstratie van blinden. Vereeniging tot bevordering de> belangen van Slechthoorenden. FEUILLETON. Jp r. DE VACCINATIE. V In verband met de van medische zijde een en andermaal ontwikkelde bezwaren tegen de wijziging welke de regeering voorstelt in de vaccinatiepractijk, geeft dr. A. J. van der Weert in het „Kath. Soc. Weekbl." een beschouwing over het ontwerp. Na den stand der kwestie uiteengezet te hebben aan de hand der artikelen 15 en 16 der wetsvoordracht, vervolgt de schrijver: Uit deze artikelen zien we, dat, indien de gewetensbezwaren ernstig gemeend zijn, de betrokken personen nu niet zoo gemak kelijk van den indireclen dwang tot vacci natie afkomen. Iemand, die zich zooveel moeite geeft, als in deze artikelen wordt voorgeschreven, om tegemoet te ko men aan zijn gewetensbezwaren, mag men toch waarlijk wel au serieux nemen. Maar nu komt het bezwaar. Men be weert, dat degene die niet is ingeënt tegen de pokken, gevaar oplever) voor zijn mede- menschen, omdat hij bij een eventueel op treden van de pokken, een haard van- be smetting kan zijn. Hij is dus verplicht zijn persoonlijke bezwaren op zij te zetten, ter wille van de gemeenschap. De Staat, die te zorgen heeft voor de volksgezondheid, heeft dus het recht hem te dwingen, zich te doen inenten om het gevaar voor de volksgezondheid te verminderen, We kunnen deze kwestie uit verschillend oogpunt beschouwen. Laten we eerst eens aannemen, dat het absoluut zeker was, dat door de inenting de pokken werden voorkomen, heeft dan de doen inentenp-j x Staat het recht, iemand te dwingen tot een lichamelijke behandeling, die indruischt te gen zijn godsdienstige overtuiging? Ik meen me zeer zacht uit te drukken indien ik zeg, dat ik dit niet geloof. Ik zou niet weten, aan welken rechtsgrond de Staat dit recht zou ontleenen. Dit is. een zuiver princi- pieele kwestie, en nu weet ik wel, dat men principieele kwesties herhaaldelijk verwart met ultiliteitsgronden, of ze daaronder tracht te begraven, maar we moeten de zaak zuiver gescheiden houden; iets wat principieel onjuist is, kan niet juist worden door welke of hoeveel uïtilitcilsgronden ook. Men kan trachten de menschen te overtui gen van de onjuistheid van hun princiep, maar hen te dwingen hun princiep opzij le zetten onder straffe van dit of dat, is een voudig geestelijke dwingelandij. En dat is toch iets, wat wij, medici, zoo verschrikkelijk verfoeien! Dogmatiek is toch uit den booze. Och arme, en wij zijn verstrikt cn verward in medische dogmata en het dogma van de inenting is wel een van de eerste en heilig ste dogma's. Wij hebben het ingezogen aan de wetenschappelijke borst van de Alma mater, waar wij onze studiën gedaan hebben zonder critiek. Het dogma van Jenner's vondst hoorden wc al afkondigen, zoodra het begrip van immuniteit ons moest worden duidelijk gemaakt. En nu gelooven we zoo onwrikbaar vast in het dogma van de pok ken-vaccinatie, dat wij eischen van onze me deburgers, dat zij zich onderwerpen aan een lichamelijke behandeling, die indruischt te gen hun geloofsovertuiging. Dat er menschen zijn, die deze overtuiging voorwenden, doet niets ter zake, want we moeten de kwestie in abstracto houden. Maar er is veel meer. Is het allemaal wel waar, wat wij beweren van die vaccinatie. Uit de argumentatie van de menschen, die zoo erg ongerust zijn, zou men het niet op maken. Ik lees in het pracadvies van de sociaal- hygiënische commissie, dat volgens den hoofdinspecteur voor de besmettelijke ziekten, 7 pCt. van het volk ongevaccineerd is, en concludeer daaruit, dal 93 pCt. dus is gevaccineerd. Men leest daar natuurlijk overheen, maar waardig had ik het gevon den, indien de commissie de bron had aan gegeven, waaraan zij deze mededeelin-' - al- leent, ja, nog waardiger, indien zij i ge citeerd, wat de hootdinsoecteur schri; in zijn artikel: ,,dc vaccinatie-toestand van de Ncdcrlandsche bevolking" in „Verslagen cn Mededeeiingen betreffende de volksgezond heid van Januari 1923". Op bladz. 21 lees ik daar dit staatje: Op 31 December 1920 zou de bevolking van Nederland, door de vaccinatie, vóór den schoolplichtige:! leeftijd verricht, zijn samen gesteld als volgt: Aant. ongevaccineerden 493.376 7.2 pCt. Aantal voldoend geimmuniseerden 4.898.098 71.3 pCt. Aantal onvoldoend geimmuniseerden 21,5 pCt. Waarom is dit niet in zijn geheel overge- Een nota van Herriot en MacDonald naar Berlijn. Men verneemt, dat Herriot en MacDonald tijdens hun onderhoud op Chequers een ont werp hebben opgesteld voor een nota aan Duitschland, welke zal worden verzonden Zoodra de Belgische regeering verklaard zal hebben met den inhoud daarvan accoord te gaan. De nota behelst in groote trekken het vol gende Als Duitschland, hetgeen de premiers aannemen, streeft naar het herstel der norma le betrekkingen met de Entente-mogendhe- den, is het gewenscht, dat Duitschland niet alleen in woorden, doch ook in daden blijk geeft van goeden wil. De premiers meenen dat zulk een quacstie b.v. hierin moet bestaan, dat de Duitsche regeering nog vóór het einde dezer maand antwoordt op de jongste nota van den Gezantenraad. Een tweede blijk van goeden wil moet zijn, dat Duitschland op het stuk der ontwapening tol komen nakomt wat het beloofd heeft en medewerkt met de controle-commissie. Gelijk steeds bij zulke gelegenheden het geval is, geven ook de besprekingen van den heer Herriot in Engeland en te Brussel aan leiding tot allerlei mededeeiingen in de bla den over de strekking van het besprokene, welke op verschillende punten zeer van elkan der afwijken. Er zijn altijd zeer velen, die „uitmuntend zijn ingelicht" en precies weten te vertellen, wat de staatslieden in hun ver trouwelijk onderhoud hebben behandeld en dat dan wonderwel overeenkomt met het geen die „goed ingelichten" zelf gaarne zou den willen of als resultaat meenen te mogen verwachten. Een enkel voorbeeld moge volstaan om dit nader aan te toonen. De diplomatieke medewerker van de „Daily Tel", bijv. heeft van vrienden van den heer Herriot verno men, dat deze in zijn hart al heel weinig waarde hecht aan de militaire bezetting van het Ruhrgebied, welke voor hem wel dadelijk zou mogen eindigen, zoodra het plan-Dawes in uitvoering is gekomen. Uit Parijs meldt men echter, dat de heer Herriot, al gaat hij geenszins zoo ver als de i heer Poincaré, toch ook de beëindiging van de militaire bezetting in het Ruhrgebied af hankelijk zou willen stellen van de uitgifte der verschillende obligatiën, welke het plan- Dawes in het leven zal roepen. Hij zou dus ook, wat deze bezetting betreft, eenig ver band met de Duitsche betalingen willen leggen. Zoo gaat het op andere punten ook. Er is tegenspraak en tegenstrijdigheid tusschen de verschillende mededeeiingen en ieder interpreteert de officieele uitlatingen naar gelang het in zijn kraam te pas komt. Het verstandigst zal dus ook in dit gevel zijn om ztch maar te houden aan hetgeen of ficieel blijkt. Officieel is dan bijv. de mededeeling van den heer MacDonald in het Lagerhuis, dat er geen sprake is van zuiver Fransch-Brit- sc.he regelingen, dat de andere geallieerden ook gekend zulien moeten worden en dat dus eerst op de aanstaande Londensche con ferentie beslissingen kunnen worden geno men. Officieel is blijkbaar ook wel de mededee ling hierboven, dat de hecren Herriot en MacDonald, met de medewerking van Bel gië, waarover Herriot gisteren te Brussel zou praten, naar Berlijn een waarschuwing zullen zenden, waarin aan de Duitsche regeering te kennen zal worden gegeven, dat de gealli eerden een bevredigend antwoord verwachten in de quaestie van de militaire controle. Voor de Duitsche tegeering dringt de tijd, want vóór 30 Juni moet de nota van den Raad van Ambassadeurs over een nieuwe algemcene enquête naar den stand van de Duitsche be wapening worden beantwoord. Nu in ver schillende opzichten de situatie voor Duitsch land zooveel gunstiger is geworden, begint men ook hier in te zien, dat het niet aangaat deze goede kansen te verspelen door een ver zet tegen den eisch der geallieerden. En niet in de laatste plaats van socialistische zijde, maar toch ook van andere zijde, zooals blijkt uit het artikel van den gepensionneerden ko lonel Bölcke in de „Frankf. Ztg." wordt op inwilliging van den eisch der geallieerden aan gedrongen. Vooral ook omdat men meent, dat dan wel zou blijken, dat men zich in het "buitenland over de vorderingen van het Duitsche militairisme niet bezorgd behoeft te maken en dus zulk een nieuw onderzoek aan de in het buitenland levende beduchtheden een einde zal kunnen maken. De aarzelende houding van de Duitsche regeering in deze quaestie zal dan ook wel minder oorzaak vinden in de vrees voor het geen bij een nieuwe algemeene controle aan het licht zal komen, dan wel in vrees voor het verzet van nationalistische en militaristische zijde, die van deze controle een prestige quaestie maakt en opkomt tegen de „vernede ring" van dit toezicht van buiten af. Maar tegen deze elementen zal de Duitsche regee ring toch ook den strijd moeten aanbinden als ze het plan der deskundigen gaat uitvoe ren en in de controlc-quaestie zal ze dus voor dien strijd niet mogen terugschrikken nu het blijkt welk een buitengweoon belang de ge allieerden hieraan hechtenjuist met het oog op den strijd tegen hun eigen nationalis ten, die het Duitsche gevaar uitspelen om de nieuwe politiek jegens Duitschland tegen te werken. Een verklaring van den Duitschen Rijkskanselier. Thans heeft ook de rijkskanselier, in een intervieuw met een vertegenwoordiger van het Reuterbureau, de alarmeerende berichten over z.g. Duitsche militaire toerustingen tegengesproken. De cijfers, die thans door de Fransche pers verspreid worden over z.g. ge heime Duitsche bewapeningen, zijn ontleend aldus de rijkskanselier, aan een geheel zake lijk gehouden artikel in een Engelsch vak tijdschrift, waarin de schrijver tot de conclu sie komt, dat over het algemeen de Duit sche ontwapening volledig is en dat Duitsch land onmachtig is zelfs een verdedigingsoor log met kans op succes te voeren. De in de Fransche pers meegedeelde brokstukken zijn echter uit het verband gerukt en vestigen een verkeerden indruk. Tegenover uitlatingen van generaal Noliet in de „Morning Post", wees de rijkskanse lier er nadrukkelijk op, dat in een grooten staat, waarin sterke binnenlanasche politieke tegenstellingen aanwezig zijn, naast een leger van slechts 100.000 man, een politiecorps van 150.000 man een noodzakelijk minimum is. Gevaar voor Frankrijk bestaat niet, daar de politie niet voor militaire doeleinden kan dienen en in geenerlei organisch verband met het leger staat. Dat overigens de Duit sche industrie met volle kracht zich wijdt aan de produktie voor vredesdoeleinden, moeten de officieren van Noliet zelf het beste weten. Marx besloot met de verklaring, dat het juist op de houding van Noliet zal aanko men, of de Duitsche regeering de Duitsche bevolking zal kunnen overtuigen, dat de doeleinden cn de methoden van de huidige Fransche regeering veranderd zijn. Deze over tuiging is voorwaarde voor een verzoenings politiek, die verreweg het grootste deel van het Duitsche volk in absolute oprechtheid nastreeft. DE TOEPASSING VAN HET RAPPORT-DAWES. De Duitsche draadlooze dienst meldt, dat het organisatie-comité voor de industrie- obligaties als neutraal lid den Zweedschen bankdirecteur Marcus Wallenberg heeft ge kozen. DE AMERIKAANSCHE IMMIGRATIE- WET EEN BABY OVERSCHRIJDT HET QUOTUM. Toen Zaterdag Lady Wernher, de vrouw van Sir Derrick Wernher, te New York aan kwam met haar baby van een maand, deel de de immigratie-autoriteiten haar mede, dat het haar vrij stond de Vereenigde Staten binnen te komen, daar zij niet den termijn van zes maanden had overschreden dien vreemdelingen in Amerika gedomicilieerd, in het buitenland mogen doorbrengen, maar dat de baby niet toegelaten kon worden. De baby was geen Britsch onderdaan, daar het kind in Italië geboren was en dus ingevolge de immigratiewet Italiaansch onderdaan was. Het Italiaansche quotum was bereikt en dus kon de baby niet worden toegelaten. Lady Wernher verkoos bij haar kind te blijven. Zij werden niet naar Ellis Island overge bracht, zooals de wet strikt genomen ver- eischte, maar mochten aan boord blijven in afwachting van den uitslag van een beroep op Washington. Blijkens een nader draadloos N.T.A.-be- richt uit New York, is aan lady Wernher toe gestaan om, met haar baby, op parool de Vereenigde Staten binnen te komen. DE RUSSISCHE KROONJUWEELEN. De „Evening Standard" deelt mee, dat Sir Martin Conway, lid van het Engelsche parlement weer in Engeland is teruggekeerd na in Petersburg en Moskou een onderzoek ingesteld te hebben naar de Russische kroon- juweeien en andere Russische kunstvoor werpen. Conway, die eenige weken in deze beide steden is geweest heeft verschillende musea enz. bezocht en ondervond alle medewerking der autoriteiten. De kroonjuweelen zijn, zeide hij niet verkocht. Hij heeft ze gezien en in handen gehad. Zij waren alle in hun orjginecle étuis. Conway weet niet waar ze bewaard worden. Ze werden naar hem gebracht om ze te bekijken. Ook zijn alle kostbare serviezen van den tsaar uit de verschillende paleizen onge schonden. De meeste collecties zijn naar Pe tersburg en Moskou gebracht. In de kei zerlijke paleizen is weinig van vandalisme te bespeuren. Zij zien er nog precies zoo uit als in de dagen van den ketzer. Alles is in tact gebleven. Conway werd getroffen door den eenvoud van de inrichting van de ver trekken van den keizer en de keizerin. Zijn algemeene indruk is, dat de bolsje wisten veel bewondering en eerbied voor EEN TRAGISCH STERFGEVAL. Maandag is het parlementslid der Engel sche Labourpartij W. S. Royce in een omni bus van Kings Cross naar liet Lagerhuis dood gebleven. De naam van den heer Royce was in de laatste dagen genoemd, daar hem het gouverneurschap van Tasmanië was aange boden. Hij was na zijn familie te Spalding te hebben geraadpleegd, juist naar Londen teruggekeerd om den minister van koloniën Thomas er van in kennis te stellen, dat hij het aanbod aannam. De overledene, die 67 jaar oud was, zat voor het district Holland- with-Boston in Lincolnshire hij was een zeer bekende figuur in het Lagerhuis en een deskundige op landbouwgebied. Als jonge man was hij naar Zuid-Afrika gegaan met het besluit om niet terug te keeren voor hij genoeg geld had verdiend om de boerderij te koopen, waarop hij grootgebracht was. Hij slaagde er in na een langdurige loop baan bij de Zuid-Afrikaansche spoorwegen. Als boerenknecht vertrokken, kwam hij op middelbaren leeftijd als welgesteld man te rug. Tweemaal was hij conservatief candi- daat voor Spalding in 1918 sloot hij zich bij de Labour-partij aan. Te Kirton is dezer dagen, 83 jaar oud, de heer William Dennis overleden, die be schouwd werd als de grootste aardappelteler van de wereld en bekend stond als de „aard appelkoning". Hij begon als landarbeider op de aardap pelvelden, kocht enkele acres land en ging in 1870 op zijn zeven acres aardappelen telen. Dertig jaar later was hij de eigenaar van 3000 acres en de grootste aardappelteler in de wereld. Officieel. Toegangskaarten. Het Congresbureau deelt mede, dat van Donderdag 26 Juni af de bestelde door loopende Congreskaarten, welke tot alle bijeenkomsten, ook in het Stadion toegang geven, verkrijgbaar worden gesteld. Zij die het bedrag plus portkosten hebben op gezonden, ontvangen ze aangeteekend. De overigen kunnen de door hen bestelde kaar ten aan het Congresbureau (Raadhuisstraat 6, Amsterdam) afhalen, of na inzending het bedrag plus portkosten (25 tot 30 cent) doen opzenden. Eveneens zijn alsdan verkrijgbaar de Sta- dionkaarten (dagkaarten), doch deze worden alleen a contant afgegeven op het Congres bureau. Schriftelijke bestellingen van Sta- dionkaarten, welke niet door districtsverte genwoordigers gedaan zijn, worden niet aan genomen. Alle geldzendingen voor Stadion- kaarten worden geretourneerd met aftrek van onkosten. De prijzen'der Stadionkaarten zijn: voor Woensdag (opening) 2.50 zit plaatsen en ƒ0.50 staanplaatsen Donderdag en Vrijdag 1.zitplaatsen en 0.25 staanplaatsen Zaterdagochtend (Kindercommunie) 0.25 Zondagochtend (H. Mis) 2.50 zitplaat sen, staanplaatsen Zondagmiddag (Processie) 2.50 zitplaat sen, ƒ1.50 staanplaatsen, 0.50 buiten de muren. Het Congresbureau is voor kaartenver- koop opengesteld alle werkdagen van tien tot half 1 uur en van half drie tot zes uur Zaterdags van 10 tot 1 uur. Congreslied. Naar het comité voor muziek en zang, voorzitter pastoor Colla, mededeelt, is voor het congres een lied gemaakt, gedicht door den eerw. heer W. Verhoeven, teologant van het Groot-Seminarie Rijsenburg, en op mu ziek gezet door Mgr. J. A. S. van Schaik. president van het Seminarie te Culemborg Aan het einde van alle vergaderingen en van alle godsdienstige plechtigheden zal dit con greslied v/orden gezongen. Van heden af is dit congreslied, zoowel woorden als muziek, verkrijgbaar besteld aan het algemeen con gresbureau, Raadhuisstraat 3 (Witte Huis) te Amsterdam, tegen 2 ct. per stuk, bij honderd tallen a 1 ct., terwijl aldaar ook verkrijgbaar zijn exemplaren met woorden, melodie, piano en orgel-partij a 50 ct.s LONDEN, 24 Juni. De minister van finan ciën Mellon heeft verklaard, dat de re geering der V. S. niet vertegenwoordigd za! zijn op de Europeesche conferentie inzake hel plan-Dawes. BRUSSEL, 24 Juni. Een officieel com muniqué betreffende de conferentie tus schen Herriot eenerzijds. en Theunis on Hijmans anderzijds, zegt, dat Herriot zijn Belgische collega's op de hoogte heeft ge steld van zijn besprekingen met Ramsay MacDonald, welke de hoop toelaten opeen nauwe samenwerking tusschen Groot-Brit- fannië, Frankrijk, Italië en België, wat be treft de toepassing binnenkort van het plan der deskundigen. De president van den Franschen ministerraad en de Belgische ministers wisselden vervolgens van gedach ten over de voornaamste punten, die zul len moeten worden besproken op de bin nenkort te houden intergeallieerde confe rentie. De gedachtenwisseling tusschen de regeeringen zal voortduren opdat de op te lossen vraagstukken vooraf onderwerp van rijpe studie kunnen uitmaken en aldus de conferentie kan komen tot goedomlijnde en eenstemmige besluiten. De toenadering, die tot stand kwam dank zij de overeen stemming tusschen de geallieerden en die werd voorbereid door een bezoek van de Belgische ministers aan Parijs, Londen en Milaan, zal een oplossing van de nog han gende kwesties vergemakkelijken. De uitwisseling van panden, nadat Duitschland alle voorwaarden, door het deskundigenrapport voorgeschreven, zal hebben vervuld, de waarborgen inzake de spoorwegregie, dc hernieuwing van de con tracten met dc Micum hadden in het bij zonder de aandacht van de ministers. De vertegenwoordigers der twee rcgccringen gaven uiting aan hun gemcenschappeliiken wil om een strenge uitvoering van de clau sules inzake dc ontwapening van Duitsch land te verzekeren. Het vraagstuk der vei ligheid werd aangeroerd, welks bestudee ring beiderzijds zal worden voortgezet. De besprekingen te Brussel waren vervuld van een oprechten geest van nauwe vriendschap en wederzijdsch vertrouwen, zij lieten den indruk na, dat aanzienlijk vorderingen waren gemaakt en dat de aanstaande conferentie het probleem der schadevergoedingen een rechtvaardige oplossing zal geven. Theunis verklaarde aan B. A.: Wij hebben den sterken indruk dat belangrijke stappen zijn gezet op den overigens langen weg der schadevergoedingen. Wij zijn te vreden, waarlijk tevreden. Herriot is naar Parijs teruggekeerd. ROME, 24 Juni. In den senaat heeft Mussolini lieden zijn aangekondigde rede over den politieken toestand in verband met den moord op Matteotti gehouden. Mussolini betreurde den moord ten zeer ste en verklaarde, dat overheid en inagistra- l_tuur hun plicht zullen doen. Terwijl echter kunst hebben en een hartstocht voor musea.het gerechtelijk onderzoek voortduurt, moet er licht op de zaak geworpen worden, op dat de partijstrijd zich niet van het geval meester maakt. Mussolini meende, dat in den senaat dc toestand zuiver van politiek standpunt moest beschouwd worden, waarbij het verstand weer de overhand op het gevoel moet krij gen, zoodat men den toestand onderzoekt zonder in allerlei arbitraire excessen te ver vallen. Op de eerste plaats inoet men er zich re kenschap van geven, dat de eer der natie in het geheel niet op het spel staat. Alle landen hebben hun politieke moorden, zoo dat men bet fascisme als zoodanig den moord op Matteotti niet mag verwijten. Trouwens de socialisten hebben vaak aan gekondigd, dat hun wraak verschrikkelijk zal zijn, als zij eens de macht in handen hebben. Het regiem is dus bij den moord op Mat teotti niet betrokken, zooals men het roeke loos in Italië en elders heeft beweerd. In elk geval moet men wel overwegen, dat het huidige regiem uit een revolutie is voortge komen, voltrokken door een partij, welke nauwelijks drie jaar bestond en welker ge- improviseerde en roerige formaties niet de noodige controle ondergaan had. Wat in rus tige tijden zeer moeilijk is, is nog moeilij ker onder buitengewone omstandigheden. Mussolini verdedigde dan het ministerie van binnenlandschc zaken en verklaarde, dat de binnenlandsche aangelegenheden steeds zijn volle aandacht hadden gehad. Zijn doel was steeds geweest de beweging in de banen der wettelijkheid te leiden; waarbij men wel moest bedenken, dat bijv. de Fran sche crisis, welke in 1789 ontketend werd, zonder onderbreking tot 1870 voortduurde. Men moet zich dan ook niet verwonderen als de crisis welke in Italië in October 1922 uilbrak en welke voor dit land buitengewoon kwellend was, nog niet tot een definitief evenwicht geleid heeft. Mussolini somde de maatregelen op, welke hij na zijn intocht in Rome getroffen had om dc orde tc her#tellen en wees er op, dat zijn partij bij d* jongste verkiezingen vier millioen achthonderd duizend stem men gekregen had, wat er wel op wijst, dat de algemeene tevredenheid steeds groeit. ROME, 24 Juni. De oppositiegroepen hebben zich bereid verklaard om zich aan elk uitzonderingsregiem te onderwerpen, dat dc Koning zal wenschen om Italic in staat te stellen zonder dc bruuske Schok ken de huidige overgangsperiode door te maken en tot de wijzigingen, te komen, welke de huidige toestand oplegt. Men herinner zich dat er geruimen tijd geleden eenige sensatie werd gewekt door de aan het licht gekomen verduistering van stukken, welke de nationale verdediging van Frankrijk betroffen. Bij deze verduistering waren een voormalig Russisch officier, mees terknecht in de vlicgfabrieken ie Nieuwpoort, Mindioek, en de Fransche ingenieur Thivat, aan de fabrieken te Bréguet werkzaam, De- trokken. Het proces, dat met gesloten deuren is be handeld, is thans geëindigd. Mindioek werd tot drie jaren gevangenisstraf en 1000 frs. boete, Thivat tot tien maanden hechtenis veroordeeld IERSCHE HUMOR. Een sergeant loopt door een soldatcnKa mer en ziet een soldaat een groot papier met hanenpoten volkrabben. Maar Pat, zegt de sergeant, wat doe jij nu? Ik schrijf een brief aan mijn verloofde, antwoordt de soldaat zonder op te zien. Hoe, en ik meende, dat je niet schrij ven kunt. Dat is waar, antwoordde de soldaat, maar wat geeft dit? Mijn verloofde kan nie' lezen. En als ik u de gevraagde som zou leenen, welke waarborg geeft u mij dan? Het ecrewoord van een fatsoenlijk man. Welnu, kom dan eens terug met dien fatsoenlijken man. en ik zal u het bear geven. DE WAARBORG. A.: „Je getuigschriften zijn heel goed. K. ben bereid, je als kassier in dienst te ne men; maar dit is een vaste gewoonte hier men kan niemand vertrouwen je moe* f2000 gulden als waarborg storten." B.: „En welken waarborg geeft u mij dat ik die 12000 vroeg of laat terug krijg?' ALGEMEEN BEKEND. Dc vaste klanten van de kroeg op 1 hoekje van destraat zaten te kaarter, aan verschillende tafels. Plotseling springt er een op en loopt over naar een andere tafel, terwijl hij uitroept: „Hein, heb jij aan Klaas gezegd, dat ik een leugenaar ben? Klaas kijkt verwonderd en zegt: „Ik? Na tuurlijk niet. Ik dacht, dat-xc 't al wist." VEELBELOVEND. Oom: „Jongen, jongen, Fred, wat is er van je geworden? Vroeger was jeen veelbelo vende jongen." Neef: „Dat ben ik nog, vraag het majf aan mijn schuldeiscbers." De graaf van Athlojje, de gouverneur-gene raal van Zuid-Afrika, heeft generaal Smuts verzocht, om, in afwachting van de vorming van een nieuw kabinet, het bewind tc blij ven voeren Volgens den correspondent var- de „Times" te Johannesburg verwacht men, dat er nog verscheidene dagen zullen verloo- pen alvorens generaal Hertzog er in geslaagd zal zijn, een nieuwe kabinet te vormen en dat het ministerie eerst zal worden bekend gemaakt na een Zondag tc houden confe rentie van dc Arbeiderspartij. Generaal Hert zog heeft reeds overleg gepleegd met kolo nel Creswell, den leider der Arbeiderspartij, dien Hertzorg de portefeuille van Mijnen zou hebben aangeboden. LONDEN, 24 Juni. Generaal Hertzog heeft de functie van premier op zich genomen ee is thans bezig met het vormen van een ka binet. BERLIJN, 25 Juni. De D.-nat. part?) heeft bij den Rijksdag een voorstel ingè- diend, waarin wordt geëischt, dat art. 231 van het verdrag van Versailles, waarin Duitschland erkent de schuld aan den we reldoorlog te dragen, door Duitschland za worden teruggenomen. De D.-nat. wenschen, dat deze eisch doo: de Duitsche regeering reeds bij de onder handelingen van het rapport-Dawes zal wor den ingediend. Heden zal te 's Gravcnhage de 29ste al gemeene vergadering van den Ned. Blinden Bond worden gehouden. Uit deze vergade ring, welke door ongeveer 400 a 500 blin den uit alle deelen van het land bezocht zal worden, zal een deputatie worden afgevaar digd om aan de Tweede Kamer een ad es aan te bieden, waarin met klem wordt aan gedrongen op wettelijke bescherming van dc Ned. Blinden en leerplicht voor het blinde kind, hetgeen tot heden nog niet bestaat Reeds werd in 1916 een Staatscommissie benoemd, welke tot laak had te onderzoe ken, wat gedaan zou kunnen worden in het belang der blinden en half-blinden. Na drie jaa verscheen het rapport dezer commissie, doch verder zijn geen maatregelen genomen De Bond heeft thans het initiatief genomen krachtig op wettelijke bescherming aan te dringen. Het aanbieden van bedoeld adres zal vergezeld gaan van een demonstratie, waarbij eenige doeken met passende op schriften met betrekking .tot de blindenver zorging zullen worden medegevoerd. Aan deze demonstratie zullen alle aan wezige blinden deelnemen. Zaterdag j.l. is op „Ons Landhuis' te Lan teren de jaarlijksche algemeene vergadering an bovengenoemde vereeniging gehouden onder voorzitterschap van den heer Herman Snijders. Het jaarverslag ever 1923, alsmede dc balans, winst- en verliesrekening werden ongewijzigd goedgekeurd. Tot bestuursleden werden gekozen mej. C. J. B. Muller, tc Utrecht en de heeren W E. de Ruiter, te Apeldoorn en J. Latooij Jr. te Rotterdam. S8. „Men is bezig de traliën der vensters beneden door te vijlen," dacht hij. „Nu zullen we een grap beleven." VIERENVEERTIGSTE HOOFDSTUK. Rodille ging, zonder licht aan te steken, op het gevoel dc trap af en bereikte de bene denverdieping. Daar gekomen opende hij zeer zorgvuldig cn zonder gerucht te maken een der blinden, die aan de binnenzijde aangebracht waren en luisterde met zijn oor tegen het raam. Tot zijn groote verwondering hoorde hij het gekras van de vijl nu veel onduidelijker, dan toen hij boven was. Hij dacht eenige oogenblikken na en zeide toen tot zichzelven „Ze hebben het op mij niet gemunt, dat is duidelijk. Die kerels zijn bezig aan het huis hiernaast, zeker in de hoop, de schat van den zoogenaamden Louraine meester te worden. Ga maar voort, beste jongens, ga maar voortWe zullen nog veel meer lachen, dan ik straks dacht," mompelde hij, terwijl hij het venster sloot. „Die traliën zijn stevig," vervolgde hij »meu moet er twee op twee verschillende plaatsen doorvijlen, om er door te komen. Ik heb dus altijd nog een half uur tijd." Daar hij er zeker van was, dat het schijnsel van buiten af niet kon gezien worden, stak hij het licht aan, waarna hij zich vermomde in de gedaante van vader Louraine. Vervolgens stak hij een dievenlantaarn aan, opende de geheime deur, ging er door en bevond zich weldra achter het ijzeren tralie werk. Naast de oude schrijftafel, waarop steeds een paar pistolen lagen, benevens goud schaaltjes en een geldbakje, zag men het kope ren handvat van een stalen staaf, waarvan het andere einde in den planken vloer ver dween en waarvan de bestemming niet te raden was. Rodille greep dit handvat met zijn beide handen aan en trok het met kracht naai" zich toe. De staaf week eenige duimen van zijn plaats en men hoorde een gekraak als van houtwerk, dat uit elkander wordt gerukt. Rodille glimlachte met welgevallen en liet het handvat los. Vervolgens onderzocht hij de pistolen en sloot de dievenlantaarn geheel dicht, zoodat het achter het groene gordijn geheel donker werd. Vervolgens nam hij in zijn leunstoel plaats, schijnbaar alsof hij op zijn gewone klanten zat te wachten. „Wie kan dat zijn vroeg hij zichzelven af, terwijl hij in zijn gedachten de lijst van al de schurken, die hij kende, doorliep. Laten wij inmiddels eens zieq, wat cr een uur vroeger op geringen afstand van het huis voorviel. Maillot, op een open erf, tegen den ringmuur van het Bois de Boulogne, stond in 1830 een armoedige herberg, die er ellendig en afzich telijk uitzag. Het was eigenlijk een hut, uit klei, oude planken en latten opgebouwd en zóó laag, dat men er niet rechtop kon binnen- komen- De hut had maar één venster en één deur. Een ijzeren pijp, die door den wind heen en weer werd bewogen, stak boven het dak uit en diende tot schoorsteen. Een bosje verdroogde heesters hing boven d? deur en gaf den voorbijganger te kennen; tat men hier sterken drank verkocht. Op den dag zag men er doorgaans geen bezoekers. Men zag dan meestal een kort, dik man, met ruwe gelaatstrekken, aan de deur staan. Dat was de herbergier. Hij scheen als het ware gemaakt te zijn voor zijn woning- Hij en zijn hut pasten geheel bij elkander en men zou gezegd hebben, dat de een zonder het andere niet bestaan kon. Hij zag er uit, alsof hij aan de galeien was ontsnapt en zijn woning, die slechts uit één verdieping Be stond, scheen een dievenhol te zijn. De geheel naakte muren waren niet eens gewit. Vier vuile stoomende lampen ver lichtten het eenig vertrek, waaruit de hut be stond. Een zestal kleine, wankele tafeltjes en een twintigtal houten bankjes maakten met een oud buffet het geheele ameublement uit. Een klein getal personen van verdacht uiterlijk, was in deze herberg bijeen en dronk een afgrijselijk mengsel van alcohol en spaan- sche peper, onder het rooken van pijpen, gestopt "met fijn gesneden eindjes sigaren. De zware rook vulde de geheele ruimte en maakte de lucht geheel ongeschikt voor an dere longen, dan die der gewone bezoekers. Twee mannen, aan een tafel in een hoek gezeten, voerden samen op zachten toon een levendig gesprek- Een van die twee was een groote kerel met breede schouders, gekleed iti een blauwen kiel. De andere was een jonge man, opzichtig en smakeloos gekleed. Beiden zijn ons reeds bekend. De eerste was Honingbij, de andere Ripainsel. „Ik vind", zeide Ripainsel tot zijn makker, „dat Vlieg in den wind nogal lang op zich laat wachten." „Dat bewijst, dat hij zijn werk nauwge zet verricht," antwoordde Honingbij. „Bo vendien, we zouden hier om elf uur zijn, dus hij is niet te laat, maar wij zijn tc vroeg." „Ben je er wel zeker van, Honingbij, dat Vlieg in den wind ons trouw is en ons geen strik spant. „Hoe kom je daar bij. Waarvan verdenk je hem?" „Dat hij het met den ouden Louraine eens is." '„Welk voordeel zou hem dat brengen V' „Ik ben bang, dat hij ons in een val wil laten loopen." „Welk belang zou hij daarbij hebben?" „Wel, hij zou zich zijn verraad door vader Louraine kunnen laten betalen." Honingbij haalde de schouders op. „Arme Ripainsel, je bent gek van avond," sprak hij, „waarachtig, ik herken je niet. Vlieg in den wind is een goede jongen en ik sta voor zijn eerlijkheid in. Bovendien, er is voor hem duizendmaal meer verdienste te behalen, wanneer hij ons helpt, dien ouden vrek uit de plunderen, dan om dien ouden schelm een paar francs af te bedelen, die hij nog slechts met de grootste moeite geven zou." „Wanneer je voor Vlieg in den wind in staat, ben ik gerust. Geloof je, dat we veel geld zullen vinden, wanneer het gelukt?" „Ongetwijfeld. Er moeten stapels geld en hoopen bankbriefjes in dat huis zijn, zonder het zilver en de juweelen nog mede te re kenen." „Denk je dat het vannacht gaari zal „Hoe eerder, hoe beter maar het hangt geheel af van hetgeen Vlieg in den wind ons te zeggen heeft." Nauwelijks had Honingbij deze woorden gesproken, of de deur ging open. Alle oogen keerden zich en een soort van ongerust heid was op ieders gelaat te lezen. De be zoekers waren echter spoedig weer gerust gesteld. Het was onmogelijk zich te vergissen de nieuw aangekomene kon niet anders dan een man van het vak zijn- VIJFENVEERTIGSTE HOOFDSTUK. Nadat Vlieg in den windt usschen Honing bij en Ripainsel had plaats genomen- ha- hij op zachten toon „Jullie hebt lang op mij moeten wachten.' •Ja, we begonnen ons reeds over je lang uitblijven te verwonderen." „Ik lang wegblijven antwoordde Vlieg in de wind. „Nooit, nooit in mijn leven Ik pas op mijn tijd als een klok." „Komaan geen gekheid," viel Honingbij hem in de [rede, „Je komt van de afge sproken plaats, nietwaar „Ja, ik heb bijna twee dagen en twee nach ten op schildwacht gestaan. Neem mij niet kwalijk, maar ik heb er genoeg van." „Welk nieuws breng je mede „Dat vader Louraine elders, ik weet niet waar, zijn werkelijke woonplaats moet heb ben en dat hij het huis in de laan van Neuilly volstrekt niet bewoont. Hij komt daar alleen als Richaud hem gewaarschuwd heeft, dat wij, arme schapen, hem noodig hebben, om ge schoren te worden." „En is Louraine vannacht niet gekomen „Vannacht evenmin als gisteren." „Dus is alles eenzaam en ledig „Geheel en al, bij dien afzetter tenminste maar het huis naast het zijne, dat wij altijd onbewoond waanden, heeft een bewoner." „Verduiveld En wie woont daar V' (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5