Uit de Pers.
Ontdekte misdaad.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Woensdag 25 Juni 1924
De kwestie der geallieerde controle op Duitschland's ontwapening: een
nota van de Fransche en Britsehe premiers en een verklaring van den
Duitschen rijkskanselier.
Onder de Radio-berichten: Het officieele communiqué over de be
sprekingen tusschen Herriot, Theunis en Ilyinaos, Een rede van
Mussolini in den Italiaansclien Senaat over den toestand, geschapen
door den moord op Matteotti.
GEM. BUITENL. BERICHTEN.
DE „AARDAPPELKONING" OVER
LEDEN.
KERK EN SCHOOL,
Intern. Eucharistisch Congres.
Geen vertegenwoordiging der
Amerikaansche regeering bij de
Europeesche conferentie.
Het onderhoud tusschen Herriot
Theunis en Hymans.
Na den moord op Matteotti.
De verduistering van documen
ten inzake de verdediging.
OP 'T KANTOOR VAN EEN BANKIER.
De regeeringscrisis in Z.-Afrika,
De schuld aan den oorlog.
BINNENLANDSCH NIEUW5
Een demonstratie van blinden.
Vereeniging tot bevordering de>
belangen van Slechthoorenden.
FEUILLETON.
Jp r.
DE VACCINATIE.
V
In verband met de van medische zijde een
en andermaal ontwikkelde bezwaren tegen
de wijziging welke de regeering voorstelt in
de vaccinatiepractijk, geeft dr. A. J. van
der Weert in het „Kath. Soc. Weekbl." een
beschouwing over het ontwerp. Na den
stand der kwestie uiteengezet te hebben
aan de hand der artikelen 15 en 16 der
wetsvoordracht, vervolgt de schrijver:
Uit deze artikelen zien we, dat, indien de
gewetensbezwaren ernstig gemeend zijn, de
betrokken personen nu niet zoo gemak
kelijk van den indireclen dwang tot vacci
natie afkomen. Iemand, die zich zooveel
moeite geeft, als in deze artikelen
wordt voorgeschreven, om tegemoet te ko
men aan zijn gewetensbezwaren, mag men
toch waarlijk wel au serieux nemen.
Maar nu komt het bezwaar. Men be
weert, dat degene die niet is ingeënt tegen
de pokken, gevaar oplever) voor zijn mede-
menschen, omdat hij bij een eventueel op
treden van de pokken, een haard van- be
smetting kan zijn. Hij is dus verplicht zijn
persoonlijke bezwaren op zij te zetten, ter
wille van de gemeenschap. De Staat, die
te zorgen heeft voor de volksgezondheid,
heeft dus het recht hem te dwingen, zich
te doen inenten om het gevaar voor de
volksgezondheid te verminderen,
We kunnen deze kwestie uit verschillend
oogpunt beschouwen.
Laten we eerst eens aannemen, dat het
absoluut zeker was, dat door de inenting
de pokken werden voorkomen, heeft dan de
doen inentenp-j x
Staat het recht, iemand te dwingen tot een
lichamelijke behandeling, die indruischt te
gen zijn godsdienstige overtuiging? Ik meen
me zeer zacht uit te drukken indien ik zeg,
dat ik dit niet geloof. Ik zou niet weten,
aan welken rechtsgrond de Staat dit recht
zou ontleenen. Dit is. een zuiver princi-
pieele kwestie, en nu weet ik wel, dat men
principieele kwesties herhaaldelijk verwart
met ultiliteitsgronden, of ze daaronder
tracht te begraven, maar we moeten de
zaak zuiver gescheiden houden; iets wat
principieel onjuist is, kan niet juist worden
door welke of hoeveel uïtilitcilsgronden ook.
Men kan trachten de menschen te overtui
gen van de onjuistheid van hun princiep,
maar hen te dwingen hun princiep opzij le
zetten onder straffe van dit of dat, is een
voudig geestelijke dwingelandij. En dat is
toch iets, wat wij, medici, zoo verschrikkelijk
verfoeien! Dogmatiek is toch uit den booze.
Och arme, en wij zijn verstrikt cn verward
in medische dogmata en het dogma van de
inenting is wel een van de eerste en heilig
ste dogma's. Wij hebben het ingezogen aan
de wetenschappelijke borst van de Alma
mater, waar wij onze studiën gedaan hebben
zonder critiek. Het dogma van Jenner's
vondst hoorden wc al afkondigen, zoodra het
begrip van immuniteit ons moest worden
duidelijk gemaakt. En nu gelooven we zoo
onwrikbaar vast in het dogma van de pok
ken-vaccinatie, dat wij eischen van onze me
deburgers, dat zij zich onderwerpen aan een
lichamelijke behandeling, die indruischt te
gen hun geloofsovertuiging. Dat er menschen
zijn, die deze overtuiging voorwenden, doet
niets ter zake, want we moeten de kwestie
in abstracto houden.
Maar er is veel meer. Is het allemaal wel
waar, wat wij beweren van die vaccinatie.
Uit de argumentatie van de menschen, die
zoo erg ongerust zijn, zou men het niet op
maken.
Ik lees in het pracadvies van de sociaal-
hygiënische commissie, dat volgens den
hoofdinspecteur voor de besmettelijke
ziekten, 7 pCt. van het volk ongevaccineerd
is, en concludeer daaruit, dal 93 pCt. dus is
gevaccineerd. Men leest daar natuurlijk
overheen, maar waardig had ik het gevon
den, indien de commissie de bron had aan
gegeven, waaraan zij deze mededeelin-' - al-
leent, ja, nog waardiger, indien zij i ge
citeerd, wat de hootdinsoecteur schri; in
zijn artikel: ,,dc vaccinatie-toestand van de
Ncdcrlandsche bevolking" in „Verslagen cn
Mededeeiingen betreffende de volksgezond
heid van Januari 1923". Op bladz. 21 lees ik
daar dit staatje:
Op 31 December 1920 zou de bevolking
van Nederland, door de vaccinatie, vóór den
schoolplichtige:! leeftijd verricht, zijn samen
gesteld als volgt:
Aant. ongevaccineerden 493.376 7.2 pCt.
Aantal voldoend
geimmuniseerden 4.898.098 71.3 pCt.
Aantal onvoldoend
geimmuniseerden 21,5 pCt.
Waarom is dit niet in zijn geheel overge-
Een nota van Herriot en
MacDonald naar Berlijn.
Men verneemt, dat Herriot en MacDonald
tijdens hun onderhoud op Chequers een ont
werp hebben opgesteld voor een nota aan
Duitschland, welke zal worden verzonden
Zoodra de Belgische regeering verklaard zal
hebben met den inhoud daarvan accoord te
gaan.
De nota behelst in groote trekken het vol
gende Als Duitschland, hetgeen de premiers
aannemen, streeft naar het herstel der norma
le betrekkingen met de Entente-mogendhe-
den, is het gewenscht, dat Duitschland niet
alleen in woorden, doch ook in daden blijk
geeft van goeden wil. De premiers meenen
dat zulk een quacstie b.v. hierin moet bestaan,
dat de Duitsche regeering nog vóór het einde
dezer maand antwoordt op de jongste nota
van den Gezantenraad.
Een tweede blijk van goeden wil moet zijn,
dat Duitschland op het stuk der ontwapening
tol komen nakomt wat het beloofd heeft en
medewerkt met de controle-commissie.
Gelijk steeds bij zulke gelegenheden het
geval is, geven ook de besprekingen van den
heer Herriot in Engeland en te Brussel aan
leiding tot allerlei mededeeiingen in de bla
den over de strekking van het besprokene,
welke op verschillende punten zeer van elkan
der afwijken. Er zijn altijd zeer velen, die
„uitmuntend zijn ingelicht" en precies weten
te vertellen, wat de staatslieden in hun ver
trouwelijk onderhoud hebben behandeld en
dat dan wonderwel overeenkomt met het
geen die „goed ingelichten" zelf gaarne zou
den willen of als resultaat meenen te mogen
verwachten.
Een enkel voorbeeld moge volstaan om
dit nader aan te toonen. De diplomatieke
medewerker van de „Daily Tel", bijv. heeft
van vrienden van den heer Herriot verno
men, dat deze in zijn hart al heel weinig
waarde hecht aan de militaire bezetting van
het Ruhrgebied, welke voor hem wel dadelijk
zou mogen eindigen, zoodra het plan-Dawes
in uitvoering is gekomen.
Uit Parijs meldt men echter, dat de heer
Herriot, al gaat hij geenszins zoo ver als de i
heer Poincaré, toch ook de beëindiging van
de militaire bezetting in het Ruhrgebied af
hankelijk zou willen stellen van de uitgifte
der verschillende obligatiën, welke het plan-
Dawes in het leven zal roepen. Hij zou dus
ook, wat deze bezetting betreft, eenig ver
band met de Duitsche betalingen willen
leggen.
Zoo gaat het op andere punten ook. Er
is tegenspraak en tegenstrijdigheid tusschen
de verschillende mededeeiingen en ieder
interpreteert de officieele uitlatingen naar
gelang het in zijn kraam te pas komt.
Het verstandigst zal dus ook in dit gevel
zijn om ztch maar te houden aan hetgeen of
ficieel blijkt.
Officieel is dan bijv. de mededeeling van
den heer MacDonald in het Lagerhuis, dat
er geen sprake is van zuiver Fransch-Brit-
sc.he regelingen, dat de andere geallieerden
ook gekend zulien moeten worden en dat
dus eerst op de aanstaande Londensche con
ferentie beslissingen kunnen worden geno
men.
Officieel is blijkbaar ook wel de mededee
ling hierboven, dat de hecren Herriot en
MacDonald, met de medewerking van Bel
gië, waarover Herriot gisteren te Brussel zou
praten, naar Berlijn een waarschuwing zullen
zenden, waarin aan de Duitsche regeering te
kennen zal worden gegeven, dat de gealli
eerden een bevredigend antwoord verwachten
in de quaestie van de militaire controle. Voor
de Duitsche tegeering dringt de tijd, want
vóór 30 Juni moet de nota van den Raad van
Ambassadeurs over een nieuwe algemcene
enquête naar den stand van de Duitsche be
wapening worden beantwoord. Nu in ver
schillende opzichten de situatie voor Duitsch
land zooveel gunstiger is geworden, begint
men ook hier in te zien, dat het niet aangaat
deze goede kansen te verspelen door een ver
zet tegen den eisch der geallieerden. En niet
in de laatste plaats van socialistische zijde,
maar toch ook van andere zijde, zooals blijkt
uit het artikel van den gepensionneerden ko
lonel Bölcke in de „Frankf. Ztg." wordt op
inwilliging van den eisch der geallieerden aan
gedrongen. Vooral ook omdat men meent,
dat dan wel zou blijken, dat men zich in het
"buitenland over de vorderingen van het
Duitsche militairisme niet bezorgd behoeft te
maken en dus zulk een nieuw onderzoek aan
de in het buitenland levende beduchtheden
een einde zal kunnen maken.
De aarzelende houding van de Duitsche
regeering in deze quaestie zal dan ook wel
minder oorzaak vinden in de vrees voor het
geen bij een nieuwe algemeene controle aan
het licht zal komen, dan wel in vrees voor het
verzet van nationalistische en militaristische
zijde, die van deze controle een prestige
quaestie maakt en opkomt tegen de „vernede
ring" van dit toezicht van buiten af. Maar
tegen deze elementen zal de Duitsche regee
ring toch ook den strijd moeten aanbinden
als ze het plan der deskundigen gaat uitvoe
ren en in de controlc-quaestie zal ze dus voor
dien strijd niet mogen terugschrikken nu het
blijkt welk een buitengweoon belang de ge
allieerden hieraan hechtenjuist met het
oog op den strijd tegen hun eigen nationalis
ten, die het Duitsche gevaar uitspelen om de
nieuwe politiek jegens Duitschland tegen te
werken.
Een verklaring van den
Duitschen Rijkskanselier.
Thans heeft ook de rijkskanselier, in een
intervieuw met een vertegenwoordiger van
het Reuterbureau, de alarmeerende berichten
over z.g. Duitsche militaire toerustingen
tegengesproken. De cijfers, die thans door de
Fransche pers verspreid worden over z.g. ge
heime Duitsche bewapeningen, zijn ontleend
aldus de rijkskanselier, aan een geheel zake
lijk gehouden artikel in een Engelsch vak
tijdschrift, waarin de schrijver tot de conclu
sie komt, dat over het algemeen de Duit
sche ontwapening volledig is en dat Duitsch
land onmachtig is zelfs een verdedigingsoor
log met kans op succes te voeren. De in de
Fransche pers meegedeelde brokstukken zijn
echter uit het verband gerukt en vestigen
een verkeerden indruk.
Tegenover uitlatingen van generaal Noliet
in de „Morning Post", wees de rijkskanse
lier er nadrukkelijk op, dat in een grooten
staat, waarin sterke binnenlanasche politieke
tegenstellingen aanwezig zijn, naast een leger
van slechts 100.000 man, een politiecorps
van 150.000 man een noodzakelijk minimum
is. Gevaar voor Frankrijk bestaat niet, daar
de politie niet voor militaire doeleinden kan
dienen en in geenerlei organisch verband
met het leger staat. Dat overigens de Duit
sche industrie met volle kracht zich wijdt
aan de produktie voor vredesdoeleinden,
moeten de officieren van Noliet zelf het beste
weten.
Marx besloot met de verklaring, dat het
juist op de houding van Noliet zal aanko
men, of de Duitsche regeering de Duitsche
bevolking zal kunnen overtuigen, dat de
doeleinden cn de methoden van de huidige
Fransche regeering veranderd zijn. Deze over
tuiging is voorwaarde voor een verzoenings
politiek, die verreweg het grootste deel van
het Duitsche volk in absolute oprechtheid
nastreeft.
DE TOEPASSING VAN HET
RAPPORT-DAWES.
De Duitsche draadlooze dienst meldt, dat
het organisatie-comité voor de industrie-
obligaties als neutraal lid den Zweedschen
bankdirecteur Marcus Wallenberg heeft ge
kozen.
DE AMERIKAANSCHE IMMIGRATIE-
WET EEN BABY OVERSCHRIJDT
HET QUOTUM.
Toen Zaterdag Lady Wernher, de vrouw
van Sir Derrick Wernher, te New York aan
kwam met haar baby van een maand, deel
de de immigratie-autoriteiten haar mede, dat
het haar vrij stond de Vereenigde Staten
binnen te komen, daar zij niet den termijn
van zes maanden had overschreden dien
vreemdelingen in Amerika gedomicilieerd,
in het buitenland mogen doorbrengen, maar
dat de baby niet toegelaten kon worden. De
baby was geen Britsch onderdaan, daar het
kind in Italië geboren was en dus ingevolge
de immigratiewet Italiaansch onderdaan was.
Het Italiaansche quotum was bereikt en dus
kon de baby niet worden toegelaten. Lady
Wernher verkoos bij haar kind te blijven.
Zij werden niet naar Ellis Island overge
bracht, zooals de wet strikt genomen ver-
eischte, maar mochten aan boord blijven in
afwachting van den uitslag van een beroep
op Washington.
Blijkens een nader draadloos N.T.A.-be-
richt uit New York, is aan lady Wernher toe
gestaan om, met haar baby, op parool de
Vereenigde Staten binnen te komen.
DE RUSSISCHE KROONJUWEELEN.
De „Evening Standard" deelt mee, dat
Sir Martin Conway, lid van het Engelsche
parlement weer in Engeland is teruggekeerd
na in Petersburg en Moskou een onderzoek
ingesteld te hebben naar de Russische kroon-
juweeien en andere Russische kunstvoor
werpen.
Conway, die eenige weken in deze beide
steden is geweest heeft verschillende musea
enz. bezocht en ondervond alle medewerking
der autoriteiten. De kroonjuweelen zijn, zeide
hij niet verkocht. Hij heeft ze gezien en in
handen gehad. Zij waren alle in hun orjginecle
étuis. Conway weet niet waar ze bewaard
worden. Ze werden naar hem gebracht om ze
te bekijken.
Ook zijn alle kostbare serviezen van den
tsaar uit de verschillende paleizen onge
schonden. De meeste collecties zijn naar Pe
tersburg en Moskou gebracht. In de kei
zerlijke paleizen is weinig van vandalisme
te bespeuren. Zij zien er nog precies zoo uit
als in de dagen van den ketzer. Alles is in
tact gebleven. Conway werd getroffen door
den eenvoud van de inrichting van de ver
trekken van den keizer en de keizerin.
Zijn algemeene indruk is, dat de bolsje
wisten veel bewondering en eerbied voor
EEN TRAGISCH STERFGEVAL.
Maandag is het parlementslid der Engel
sche Labourpartij W. S. Royce in een omni
bus van Kings Cross naar liet Lagerhuis dood
gebleven. De naam van den heer Royce was
in de laatste dagen genoemd, daar hem het
gouverneurschap van Tasmanië was aange
boden. Hij was na zijn familie te Spalding
te hebben geraadpleegd, juist naar Londen
teruggekeerd om den minister van koloniën
Thomas er van in kennis te stellen, dat hij
het aanbod aannam. De overledene, die 67
jaar oud was, zat voor het district Holland-
with-Boston in Lincolnshire hij was een
zeer bekende figuur in het Lagerhuis en een
deskundige op landbouwgebied. Als jonge
man was hij naar Zuid-Afrika gegaan met
het besluit om niet terug te keeren voor hij
genoeg geld had verdiend om de boerderij
te koopen, waarop hij grootgebracht was.
Hij slaagde er in na een langdurige loop
baan bij de Zuid-Afrikaansche spoorwegen.
Als boerenknecht vertrokken, kwam hij op
middelbaren leeftijd als welgesteld man te
rug. Tweemaal was hij conservatief candi-
daat voor Spalding in 1918 sloot hij zich
bij de Labour-partij aan.
Te Kirton is dezer dagen, 83 jaar oud, de
heer William Dennis overleden, die be
schouwd werd als de grootste aardappelteler
van de wereld en bekend stond als de „aard
appelkoning".
Hij begon als landarbeider op de aardap
pelvelden, kocht enkele acres land en ging
in 1870 op zijn zeven acres aardappelen
telen. Dertig jaar later was hij de eigenaar
van 3000 acres en de grootste aardappelteler
in de wereld.
Officieel.
Toegangskaarten.
Het Congresbureau deelt mede, dat van
Donderdag 26 Juni af de bestelde door
loopende Congreskaarten, welke tot alle
bijeenkomsten, ook in het Stadion toegang
geven, verkrijgbaar worden gesteld. Zij die
het bedrag plus portkosten hebben op
gezonden, ontvangen ze aangeteekend. De
overigen kunnen de door hen bestelde kaar
ten aan het Congresbureau (Raadhuisstraat 6,
Amsterdam) afhalen, of na inzending het
bedrag plus portkosten (25 tot 30 cent) doen
opzenden.
Eveneens zijn alsdan verkrijgbaar de Sta-
dionkaarten (dagkaarten), doch deze worden
alleen a contant afgegeven op het Congres
bureau. Schriftelijke bestellingen van Sta-
dionkaarten, welke niet door districtsverte
genwoordigers gedaan zijn, worden niet aan
genomen. Alle geldzendingen voor Stadion-
kaarten worden geretourneerd met aftrek
van onkosten.
De prijzen'der Stadionkaarten zijn:
voor Woensdag (opening) 2.50 zit
plaatsen en ƒ0.50 staanplaatsen
Donderdag en Vrijdag 1.zitplaatsen
en 0.25 staanplaatsen
Zaterdagochtend (Kindercommunie) 0.25
Zondagochtend (H. Mis) 2.50 zitplaat
sen, staanplaatsen
Zondagmiddag (Processie) 2.50 zitplaat
sen, ƒ1.50 staanplaatsen, 0.50 buiten de
muren.
Het Congresbureau is voor kaartenver-
koop opengesteld alle werkdagen van tien
tot half 1 uur en van half drie tot zes uur
Zaterdags van 10 tot 1 uur.
Congreslied.
Naar het comité voor muziek en zang,
voorzitter pastoor Colla, mededeelt, is voor
het congres een lied gemaakt, gedicht door
den eerw. heer W. Verhoeven, teologant van
het Groot-Seminarie Rijsenburg, en op mu
ziek gezet door Mgr. J. A. S. van Schaik.
president van het Seminarie te Culemborg
Aan het einde van alle vergaderingen en van
alle godsdienstige plechtigheden zal dit con
greslied v/orden gezongen. Van heden af is dit
congreslied, zoowel woorden als muziek,
verkrijgbaar besteld aan het algemeen con
gresbureau, Raadhuisstraat 3 (Witte Huis) te
Amsterdam, tegen 2 ct. per stuk, bij honderd
tallen a 1 ct., terwijl aldaar ook verkrijgbaar
zijn exemplaren met woorden, melodie,
piano en orgel-partij a 50 ct.s
LONDEN, 24 Juni. De minister van finan
ciën Mellon heeft verklaard, dat de re
geering der V. S. niet vertegenwoordigd za!
zijn op de Europeesche conferentie inzake
hel plan-Dawes.
BRUSSEL, 24 Juni. Een officieel com
muniqué betreffende de conferentie tus
schen Herriot eenerzijds. en Theunis on
Hijmans anderzijds, zegt, dat Herriot zijn
Belgische collega's op de hoogte heeft ge
steld van zijn besprekingen met Ramsay
MacDonald, welke de hoop toelaten opeen
nauwe samenwerking tusschen Groot-Brit-
fannië, Frankrijk, Italië en België, wat be
treft de toepassing binnenkort van het plan
der deskundigen. De president van den
Franschen ministerraad en de Belgische
ministers wisselden vervolgens van gedach
ten over de voornaamste punten, die zul
len moeten worden besproken op de bin
nenkort te houden intergeallieerde confe
rentie. De gedachtenwisseling tusschen de
regeeringen zal voortduren opdat de op te
lossen vraagstukken vooraf onderwerp van
rijpe studie kunnen uitmaken en aldus de
conferentie kan komen tot goedomlijnde en
eenstemmige besluiten. De toenadering,
die tot stand kwam dank zij de overeen
stemming tusschen de geallieerden en die
werd voorbereid door een bezoek van de
Belgische ministers aan Parijs, Londen en
Milaan, zal een oplossing van de nog han
gende kwesties vergemakkelijken.
De uitwisseling van panden, nadat
Duitschland alle voorwaarden, door het
deskundigenrapport voorgeschreven, zal
hebben vervuld, de waarborgen inzake de
spoorwegregie, dc hernieuwing van de con
tracten met dc Micum hadden in het bij
zonder de aandacht van de ministers. De
vertegenwoordigers der twee rcgccringen
gaven uiting aan hun gemcenschappeliiken
wil om een strenge uitvoering van de clau
sules inzake dc ontwapening van Duitsch
land te verzekeren. Het vraagstuk der vei
ligheid werd aangeroerd, welks bestudee
ring beiderzijds zal worden voortgezet. De
besprekingen te Brussel waren vervuld van
een oprechten geest van nauwe vriendschap
en wederzijdsch vertrouwen, zij lieten den
indruk na, dat aanzienlijk vorderingen waren
gemaakt en dat de aanstaande conferentie
het probleem der schadevergoedingen een
rechtvaardige oplossing zal geven.
Theunis verklaarde aan B. A.: Wij
hebben den sterken indruk dat belangrijke
stappen zijn gezet op den overigens langen
weg der schadevergoedingen. Wij zijn te
vreden, waarlijk tevreden.
Herriot is naar Parijs teruggekeerd.
ROME, 24 Juni. In den senaat heeft
Mussolini lieden zijn aangekondigde rede
over den politieken toestand in verband met
den moord op Matteotti gehouden.
Mussolini betreurde den moord ten zeer
ste en verklaarde, dat overheid en inagistra-
l_tuur hun plicht zullen doen. Terwijl echter
kunst hebben en een hartstocht voor musea.het gerechtelijk onderzoek voortduurt, moet
er licht op de zaak geworpen worden, op
dat de partijstrijd zich niet van het geval
meester maakt.
Mussolini meende, dat in den senaat dc
toestand zuiver van politiek standpunt moest
beschouwd worden, waarbij het verstand
weer de overhand op het gevoel moet krij
gen, zoodat men den toestand onderzoekt
zonder in allerlei arbitraire excessen te ver
vallen.
Op de eerste plaats inoet men er zich re
kenschap van geven, dat de eer der natie
in het geheel niet op het spel staat. Alle
landen hebben hun politieke moorden, zoo
dat men bet fascisme als zoodanig den
moord op Matteotti niet mag verwijten.
Trouwens de socialisten hebben vaak aan
gekondigd, dat hun wraak verschrikkelijk
zal zijn, als zij eens de macht in handen
hebben.
Het regiem is dus bij den moord op Mat
teotti niet betrokken, zooals men het roeke
loos in Italië en elders heeft beweerd. In
elk geval moet men wel overwegen, dat het
huidige regiem uit een revolutie is voortge
komen, voltrokken door een partij, welke
nauwelijks drie jaar bestond en welker ge-
improviseerde en roerige formaties niet de
noodige controle ondergaan had. Wat in rus
tige tijden zeer moeilijk is, is nog moeilij
ker onder buitengewone omstandigheden.
Mussolini verdedigde dan het ministerie
van binnenlandschc zaken en verklaarde,
dat de binnenlandsche aangelegenheden
steeds zijn volle aandacht hadden gehad. Zijn
doel was steeds geweest de beweging in de
banen der wettelijkheid te leiden; waarbij
men wel moest bedenken, dat bijv. de Fran
sche crisis, welke in 1789 ontketend werd,
zonder onderbreking tot 1870 voortduurde.
Men moet zich dan ook niet verwonderen
als de crisis welke in Italië in October 1922
uilbrak en welke voor dit land buitengewoon
kwellend was, nog niet tot een definitief
evenwicht geleid heeft.
Mussolini somde de maatregelen op, welke
hij na zijn intocht in Rome getroffen had
om dc orde tc her#tellen en wees er op,
dat zijn partij bij d* jongste verkiezingen
vier millioen achthonderd duizend stem
men gekregen had, wat er wel op wijst, dat
de algemeene tevredenheid steeds groeit.
ROME, 24 Juni. De oppositiegroepen
hebben zich bereid verklaard om zich aan
elk uitzonderingsregiem te onderwerpen,
dat dc Koning zal wenschen om Italic in
staat te stellen zonder dc bruuske Schok
ken de huidige overgangsperiode door te
maken en tot de wijzigingen, te komen,
welke de huidige toestand oplegt.
Men herinner zich dat er geruimen tijd
geleden eenige sensatie werd gewekt door
de aan het licht gekomen verduistering van
stukken, welke de nationale verdediging van
Frankrijk betroffen. Bij deze verduistering
waren een voormalig Russisch officier, mees
terknecht in de vlicgfabrieken ie Nieuwpoort,
Mindioek, en de Fransche ingenieur Thivat,
aan de fabrieken te Bréguet werkzaam, De-
trokken.
Het proces, dat met gesloten deuren is be
handeld, is thans geëindigd. Mindioek werd
tot drie jaren gevangenisstraf en 1000 frs.
boete, Thivat tot tien maanden hechtenis
veroordeeld
IERSCHE HUMOR.
Een sergeant loopt door een soldatcnKa
mer en ziet een soldaat een groot papier
met hanenpoten volkrabben.
Maar Pat, zegt de sergeant, wat doe
jij nu?
Ik schrijf een brief aan mijn verloofde,
antwoordt de soldaat zonder op te zien.
Hoe, en ik meende, dat je niet schrij
ven kunt.
Dat is waar, antwoordde de soldaat,
maar wat geeft dit? Mijn verloofde kan nie'
lezen.
En als ik u de gevraagde som zou
leenen, welke waarborg geeft u mij dan?
Het ecrewoord van een fatsoenlijk
man.
Welnu, kom dan eens terug met dien
fatsoenlijken man. en ik zal u het bear
geven.
DE WAARBORG.
A.: „Je getuigschriften zijn heel goed. K.
ben bereid, je als kassier in dienst te ne
men; maar dit is een vaste gewoonte hier
men kan niemand vertrouwen je moe*
f2000 gulden als waarborg storten."
B.: „En welken waarborg geeft u mij
dat ik die 12000 vroeg of laat terug krijg?'
ALGEMEEN BEKEND.
Dc vaste klanten van de kroeg op 1
hoekje van destraat zaten te kaarter,
aan verschillende tafels. Plotseling springt
er een op en loopt over naar een andere
tafel, terwijl hij uitroept: „Hein, heb jij aan
Klaas gezegd, dat ik een leugenaar ben?
Klaas kijkt verwonderd en zegt: „Ik? Na
tuurlijk niet. Ik dacht, dat-xc 't al wist."
VEELBELOVEND.
Oom: „Jongen, jongen, Fred, wat is er van
je geworden? Vroeger was jeen veelbelo
vende jongen."
Neef: „Dat ben ik nog, vraag het majf
aan mijn schuldeiscbers."
De graaf van Athlojje, de gouverneur-gene
raal van Zuid-Afrika, heeft generaal Smuts
verzocht, om, in afwachting van de vorming
van een nieuw kabinet, het bewind tc blij
ven voeren Volgens den correspondent var-
de „Times" te Johannesburg verwacht men,
dat er nog verscheidene dagen zullen verloo-
pen alvorens generaal Hertzog er in geslaagd
zal zijn, een nieuwe kabinet te vormen en
dat het ministerie eerst zal worden bekend
gemaakt na een Zondag tc houden confe
rentie van dc Arbeiderspartij. Generaal Hert
zog heeft reeds overleg gepleegd met kolo
nel Creswell, den leider der Arbeiderspartij,
dien Hertzorg de portefeuille van Mijnen zou
hebben aangeboden.
LONDEN, 24 Juni. Generaal Hertzog heeft
de functie van premier op zich genomen ee
is thans bezig met het vormen van een ka
binet.
BERLIJN, 25 Juni. De D.-nat. part?)
heeft bij den Rijksdag een voorstel ingè-
diend, waarin wordt geëischt, dat art. 231
van het verdrag van Versailles, waarin
Duitschland erkent de schuld aan den we
reldoorlog te dragen, door Duitschland za
worden teruggenomen.
De D.-nat. wenschen, dat deze eisch doo:
de Duitsche regeering reeds bij de onder
handelingen van het rapport-Dawes zal wor
den ingediend.
Heden zal te 's Gravcnhage de 29ste al
gemeene vergadering van den Ned. Blinden
Bond worden gehouden. Uit deze vergade
ring, welke door ongeveer 400 a 500 blin
den uit alle deelen van het land bezocht zal
worden, zal een deputatie worden afgevaar
digd om aan de Tweede Kamer een ad es
aan te bieden, waarin met klem wordt aan
gedrongen op wettelijke bescherming van dc
Ned. Blinden en leerplicht voor het blinde
kind, hetgeen tot heden nog niet bestaat
Reeds werd in 1916 een Staatscommissie
benoemd, welke tot laak had te onderzoe
ken, wat gedaan zou kunnen worden in het
belang der blinden en half-blinden. Na drie
jaa verscheen het rapport dezer commissie,
doch verder zijn geen maatregelen genomen
De Bond heeft thans het initiatief genomen
krachtig op wettelijke bescherming aan te
dringen. Het aanbieden van bedoeld adres
zal vergezeld gaan van een demonstratie,
waarbij eenige doeken met passende op
schriften met betrekking .tot de blindenver
zorging zullen worden medegevoerd.
Aan deze demonstratie zullen alle aan
wezige blinden deelnemen.
Zaterdag j.l. is op „Ons Landhuis' te Lan
teren de jaarlijksche algemeene vergadering
an bovengenoemde vereeniging gehouden
onder voorzitterschap van den heer Herman
Snijders.
Het jaarverslag ever 1923, alsmede dc
balans, winst- en verliesrekening werden
ongewijzigd goedgekeurd.
Tot bestuursleden werden gekozen mej. C.
J. B. Muller, tc Utrecht en de heeren W
E. de Ruiter, te Apeldoorn en J. Latooij Jr.
te Rotterdam.
S8.
„Men is bezig de traliën der vensters
beneden door te vijlen," dacht hij. „Nu zullen
we een grap beleven."
VIERENVEERTIGSTE HOOFDSTUK.
Rodille ging, zonder licht aan te steken,
op het gevoel dc trap af en bereikte de bene
denverdieping.
Daar gekomen opende hij zeer zorgvuldig
cn zonder gerucht te maken een der blinden,
die aan de binnenzijde aangebracht waren
en luisterde met zijn oor tegen het raam.
Tot zijn groote verwondering hoorde hij
het gekras van de vijl nu veel onduidelijker,
dan toen hij boven was. Hij dacht eenige
oogenblikken na en zeide toen tot zichzelven
„Ze hebben het op mij niet gemunt, dat
is duidelijk. Die kerels zijn bezig aan het
huis hiernaast, zeker in de hoop, de schat
van den zoogenaamden Louraine meester
te worden. Ga maar voort, beste jongens,
ga maar voortWe zullen nog veel meer
lachen, dan ik straks dacht," mompelde hij,
terwijl hij het venster sloot.
„Die traliën zijn stevig," vervolgde hij
»meu moet er twee op twee verschillende
plaatsen doorvijlen, om er door te komen.
Ik heb dus altijd nog een half uur tijd."
Daar hij er zeker van was, dat het schijnsel
van buiten af niet kon gezien worden, stak
hij het licht aan, waarna hij zich vermomde
in de gedaante van vader Louraine.
Vervolgens stak hij een dievenlantaarn
aan, opende de geheime deur, ging er door en
bevond zich weldra achter het ijzeren tralie
werk.
Naast de oude schrijftafel, waarop steeds
een paar pistolen lagen, benevens goud
schaaltjes en een geldbakje, zag men het kope
ren handvat van een stalen staaf, waarvan
het andere einde in den planken vloer ver
dween en waarvan de bestemming niet te
raden was.
Rodille greep dit handvat met zijn beide
handen aan en trok het met kracht naai" zich
toe. De staaf week eenige duimen van zijn
plaats en men hoorde een gekraak als van
houtwerk, dat uit elkander wordt gerukt.
Rodille glimlachte met welgevallen en
liet het handvat los. Vervolgens onderzocht
hij de pistolen en sloot de dievenlantaarn
geheel dicht, zoodat het achter het groene
gordijn geheel donker werd. Vervolgens nam
hij in zijn leunstoel plaats, schijnbaar alsof
hij op zijn gewone klanten zat te wachten.
„Wie kan dat zijn vroeg hij zichzelven
af, terwijl hij in zijn gedachten de lijst van al
de schurken, die hij kende, doorliep.
Laten wij inmiddels eens zieq, wat cr een
uur vroeger op geringen afstand van het
huis voorviel.
Maillot, op een open erf, tegen den ringmuur
van het Bois de Boulogne, stond in 1830 een
armoedige herberg, die er ellendig en afzich
telijk uitzag. Het was eigenlijk een hut, uit
klei, oude planken en latten opgebouwd en
zóó laag, dat men er niet rechtop kon binnen-
komen-
De hut had maar één venster en één deur.
Een ijzeren pijp, die door den wind heen en
weer werd bewogen, stak boven het dak uit
en diende tot schoorsteen.
Een bosje verdroogde heesters hing boven
d? deur en gaf den voorbijganger te kennen;
tat men hier sterken drank verkocht.
Op den dag zag men er doorgaans geen
bezoekers.
Men zag dan meestal een kort, dik man,
met ruwe gelaatstrekken, aan de deur staan.
Dat was de herbergier. Hij scheen als het
ware gemaakt te zijn voor zijn woning- Hij
en zijn hut pasten geheel bij elkander en
men zou gezegd hebben, dat de een zonder
het andere niet bestaan kon. Hij zag er uit,
alsof hij aan de galeien was ontsnapt en zijn
woning, die slechts uit één verdieping Be
stond, scheen een dievenhol te zijn.
De geheel naakte muren waren niet eens
gewit. Vier vuile stoomende lampen ver
lichtten het eenig vertrek, waaruit de hut be
stond. Een zestal kleine, wankele tafeltjes
en een twintigtal houten bankjes maakten
met een oud buffet het geheele ameublement
uit.
Een klein getal personen van verdacht
uiterlijk, was in deze herberg bijeen en dronk
een afgrijselijk mengsel van alcohol en spaan-
sche peper, onder het rooken van pijpen,
gestopt "met fijn gesneden eindjes sigaren.
De zware rook vulde de geheele ruimte en
maakte de lucht geheel ongeschikt voor an
dere longen, dan die der gewone bezoekers.
Twee mannen, aan een tafel in een hoek
gezeten, voerden samen op zachten toon een
levendig gesprek- Een van die twee was een
groote kerel met breede schouders, gekleed
iti een blauwen kiel. De andere was een jonge
man, opzichtig en smakeloos gekleed.
Beiden zijn ons reeds bekend. De eerste
was Honingbij, de andere Ripainsel.
„Ik vind", zeide Ripainsel tot zijn makker,
„dat Vlieg in den wind nogal lang op zich
laat wachten."
„Dat bewijst, dat hij zijn werk nauwge
zet verricht," antwoordde Honingbij. „Bo
vendien, we zouden hier om elf uur zijn,
dus hij is niet te laat, maar wij zijn tc vroeg."
„Ben je er wel zeker van, Honingbij, dat
Vlieg in den wind ons trouw is en ons geen
strik spant.
„Hoe kom je daar bij. Waarvan verdenk
je hem?"
„Dat hij het met den ouden Louraine eens
is."
'„Welk voordeel zou hem dat brengen V'
„Ik ben bang, dat hij ons in een val wil
laten loopen."
„Welk belang zou hij daarbij hebben?"
„Wel, hij zou zich zijn verraad door vader
Louraine kunnen laten betalen."
Honingbij haalde de schouders op.
„Arme Ripainsel, je bent gek van avond,"
sprak hij, „waarachtig, ik herken je niet.
Vlieg in den wind is een goede jongen en ik
sta voor zijn eerlijkheid in. Bovendien, er is
voor hem duizendmaal meer verdienste te
behalen, wanneer hij ons helpt, dien ouden
vrek uit de plunderen, dan om dien ouden
schelm een paar francs af te bedelen, die
hij nog slechts met de grootste moeite geven
zou."
„Wanneer je voor Vlieg in den wind in
staat, ben ik gerust. Geloof je, dat we veel
geld zullen vinden, wanneer het gelukt?"
„Ongetwijfeld. Er moeten stapels geld en
hoopen bankbriefjes in dat huis zijn, zonder
het zilver en de juweelen nog mede te re
kenen."
„Denk je dat het vannacht gaari zal
„Hoe eerder, hoe beter maar het hangt
geheel af van hetgeen Vlieg in den wind ons
te zeggen heeft."
Nauwelijks had Honingbij deze woorden
gesproken, of de deur ging open. Alle oogen
keerden zich en een soort van ongerust
heid was op ieders gelaat te lezen. De be
zoekers waren echter spoedig weer gerust
gesteld. Het was onmogelijk zich te vergissen
de nieuw aangekomene kon niet anders dan
een man van het vak zijn-
VIJFENVEERTIGSTE HOOFDSTUK.
Nadat Vlieg in den windt usschen Honing
bij en Ripainsel had plaats genomen- ha-
hij op zachten toon
„Jullie hebt lang op mij moeten wachten.'
•Ja, we begonnen ons reeds over je lang
uitblijven te verwonderen."
„Ik lang wegblijven antwoordde Vlieg
in de wind. „Nooit, nooit in mijn leven Ik
pas op mijn tijd als een klok."
„Komaan geen gekheid," viel Honingbij
hem in de [rede, „Je komt van de afge
sproken plaats, nietwaar
„Ja, ik heb bijna twee dagen en twee nach
ten op schildwacht gestaan. Neem mij niet
kwalijk, maar ik heb er genoeg van."
„Welk nieuws breng je mede
„Dat vader Louraine elders, ik weet niet
waar, zijn werkelijke woonplaats moet heb
ben en dat hij het huis in de laan van Neuilly
volstrekt niet bewoont. Hij komt daar alleen
als Richaud hem gewaarschuwd heeft, dat wij,
arme schapen, hem noodig hebben, om ge
schoren te worden."
„En is Louraine vannacht niet gekomen
„Vannacht evenmin als gisteren."
„Dus is alles eenzaam en ledig
„Geheel en al, bij dien afzetter tenminste
maar het huis naast het zijne, dat wij altijd
onbewoond waanden, heeft een bewoner."
„Verduiveld En wie woont daar V'
(Wordt vervolgd).