OOR O MZL EyQD m ZIJN EER! AMSTERDAMSCHE KOUT. ÖNZ1 HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 28 Juni 1924 TREURIG EN FLEURIG AMSTERDAM. DAMMEN. GEMENGD NIEUWS De onbewaakte overwegen. Beloonde gastvrijheid. XII. DE HEKS. UIT DE MOPPENTROMMEL. SAMEN TIEN. ij .onderwijzer vroeg aan dc klas tien pooldieren op te schrijven. Henkie ging on- middelijk aan het schrijven en was het eerste aar. Mij gaf zijn lei aan den onderwijzer en deze las: ,,Vijf zeeleeuwen, vier ijsberen cn een walrus. Dat er actualisten bestaan, kunnen be staan en volgens sommigen reden hebben van bestaan, is op zich zeil een treurig teeken. Ik zeg daarmede volstrekt niet, dat ik in 't algemeen de actualistische beweging goed- of afkeur. Eerlijk gezegd heb ik op dit punt nog geen gevestigde overtuiging, wat te begrijpen is, gezien de geheimzin nigheid, waarin deze „strijdgroep" zich hult. Wij hebben in Amsterdam het eerst kennis gemaakt met de actualisten door de staking aan „Werkspoor", waarbij zij optra den als beschermers en leiders van de werk willigen en vermoedelijk ook wel een stapje verder zijn gegaan, n.l., door niet al leen hen, die 't niet wenschelijk achtten te staken en personen, die gaarne bereid wa- ern tegen de gestelde conditiën aan 't werk te gaan, te beschermen en te verdedigen te gen stakers, die door ruw geweld dit tracht ten te beletten maar ook door zich vrijwil lig te belasten, arbeiders, al stonden ze bui ten het vak, aan te werven teneinde daar door de staking en daarmee de macht van de vakvereenigingen te breken. Een strijd dus van hard tegen hard, die op zichzelf al tijd te betreuren is. hoewel er omstandighe den kunnen zijn, din 't billijken. In het theoretische programma der actualisten zijn enkele punten mij bijzonder sympathiek, daar waar ze zich opwerpen als verdedigers van de door ultra-modernen in deze dagen zoo geknotte persoonlijke vrijheid. Met an dere deelen van huri programma kan ik mij echter niet vereenigen, maar, zoo als ik reeds zei, alles is zoo vaag, dat de meeste Nederlanders, waartoe ik dan ook behoor, nog niet precies weten wat we aan hen hebben Het verbond moet in Amsterdam een vierde van zijn leden Tiebben, n.l. 500; binnenkort zal het een eigen orgaan doen verschijnen, waarvan de redacteur een ge wezen communist is. Dit laatste lijkt ons nog zoo gek niet; de politiek is een cirkel waarbij de uitersten elkaar raken; de geest van Domela Nieuwenhuis naast dien van Mr. S, van Houten. Als ik actualist was, dan zou ik naast strijd tegen veel gereglementeer den win- kelsluitingsdwang a faire nemen. De win keliers, die zonder schade voor zich zelf, op een bepaald uur kunnen sluiten, doen het toch wel, maar voor anderen beteekent genaam mogelijk door wordt gemaakt. Ten slotte heeft Amsterdam er haar fleurig avondaspect uit het verleden geheel bij in geboet, met het gevolg, dat een bezoek door vreemdelingen thans heel wat minder aantrekkelijk is dan wel eerst. De impo pulariteit,, en de onhoudbaarheid der vol strekte winkelsluiting werd o, m. bewezen door den ontduikenden verkoop voor de deur eet. na acht uur, waarmee het publiek belang werd gediend. Ten einde hieraan te gemoet te komen heeft de burgemeester een aantal dispensaties verleend en in de hoop tot de „begunstigden" te behoorer., hebben alle „ontduikers" een paar maanden geleden den avondverkoop gestaakt, zeer ten ongerieve van het publiek. Niet on politiek heeft men gespeculeerd op het egoisme der kleine middenstanders 't Blijft altijd een grocte onrechtvaardigheid, als een burgemeester den eenen winkelier toe staat, wat voor den andere verboden blijft. Het gaat er net mee als met het dansverbod en de dispensaties er op. Wanneer men meent, dat het dansen in het publiek niet mag worden toegestaan, gaat het niet aan een uilzondering te maken voor zeer dure gelegenheden, die alleen door menschen met 'n dikke portemonniae kunnen worden bezocht. Staan die daarom moreel hooger? En omgekeerd: heeft men qua overtuiging tegen het dansen geen bezwaar, dan dient er ge protesteerd tegen het feit, dat enkelen ex ploitanten een belangrijk financieel voordeel wordt gegeven ten koste van hun collega's. Het „Gelijke monniken, gelijke kappen." wordt in Neerlands hoofdstad wel erg ver geten tegenwoordig. Met al dat gereglementeer is 't er in Amsterdam niet beter op geworden; op geen enkel gebied. Amsterdam verarmt, de mid denstand in de eerste plaats, doch ook de werklieden worden er niet wijzer door, al houdt de moderne mentaliteit hun nog zoo de hand boven het hoofd. Zij werken min der, als zij werk hebben en anders gaan ze 's middags in een groot café zijn bittertje „Wij leven vrij, wij leven blij" drinkt. Druk heeft hij het niet, 's middags „Op Neerland's dierb'ren grond! en 's avonds gaat hij stempelen aan het bureau zijner organisatie, die het benoodigde Het is in dezen tijd van het jaar nu een- geld van het Rijk ontvangt en krijgt aldus maal een journalistiek gebruik, dat de 15 salaris per week! theater-begrooting voor bet volgend seizoen Ik neem aan, dat de overheid het altijd wordt opgemaakt en ook uw correspondent goed bedoeldmaar geen practischen (zal zich daaraan niet onttrekken. Als algc- ldjk op het leven heeft. Waarom zou men 1 meen bekend mag worden verondersteld, anders het Rcmbrandtsplein juist in Juni, als dat de Stadsschouwburg door een combi- er terrassen zijn, en amusement-zoekende vreemdelingen komen, zoo onbegaanbaar maken? En waarom brengt men het leven der wandelaars voortdurend in gevaar door natie Verkade-Verbeek zal worden bespeeld en dat Rooyaards hoogstwaarschijnlijk den Plantage-Schouwburg alias Stoel en Spree zal bespelen. Liever in de Fran- den chaos van auto's en fietsen maar lustig schc laan, zonder, dan op het Leidscheplein „stempelen", dat wel zoo gemakkelijk is. Het I ^arrj s avondleven gedoofd. 1 ot voor publieke eergevoel neemt af. Iemand, die I eenige maanden werd nog op straat, voor vroeger een beetje fatsoen had, wilde niets deur verkocht. De Hooge Raad had uit van „de armen" hebben. Tegenwoordig zien velen er absoluut geen schande in, omdat zij geen werk (naar hun zin) kunnen krij gen, vast weekloon als stempelaar in ont vangst te nemen. Mij is een geval bekend van een kapelmeester, die jaren en jaren die dwang een ruinc, terwijl het publiek er op den stoel in een onzer bcst-rendeerende in veel gevallen door wordt gedupeerd, 1 theaters heeft gezeten. Zijn dochters zijn het leven er minstens genomen zoo onaan- rijk getrouwd, hij is nog een flinke kerel, die met een ton subsidie. Er zijn menschen, die geheimzinnig het hoofd schudden. Voor den heer Marinus Spree zal het een bittere ontgoocheling geweest zijn, toen hij. de hier eens zoo gevierde, een paar weken geleden hier gastvoorstellingen kwam geven bij Carré en met nog wel zijn furore-rol: „Paljas!" Er was absoluut niet de minste belangstelling, men speelde voor zoo goed als leege zalen. Toen haalde men een nieuw drama in het genre van Mogen-wij-zwijgen- stukken. Nu waren er enkele belangstel lenden. Daarop gaf Spree er den brui van, staakte de voorstellingen bij Carré, zette hetzelfde stuk door in zijn ouden schouw burg, het a.s. Theater Rooyaards, maar ging zelf naar Duitschland. En al loopt het nog niet zoo druk, het gaat nu naar omstandig heden al redelijk. Zonder Spree gaat 't wel beter dan met Spree. De tijden veranderen en de menschen met hen. Louis de Vries heeft weer plannen. Bouwmeester Jr. gaat in het Paleis voor Volksvlijt een geheel nieuw operette-gezel schap formeeren, want zijn beste krachten (behalve Beppie de Vries) spelen thans bij „Frascati", terwijl zij vanaf 1 September ondei directie van den heer Simons daar weer een vast operette-gezelschap zullen vormen Op het oogenblik spelen zij er Dolly, een nieuwe alleraardigste operette, met een schat van melodieën en geestigen inhoud. Voor Emmy Arbous, Jean Jansens. Jo Boskamp en Kalman Knaak is het een buitengewoon succes. Jammer genoeg moe ten de voorstellingen worden afgebroken, wijl het gezelschap nog eenige Kerstmis contracten moe' afwerken. Men veroor- love ons hierbij een intermezzo. Op de kermis wordt door de bladen ook „critiek gegeven Ook door bladen, die zich anders nooit daaraan bezondigen! Op de vorige kermis te X., werd door een gezelschap met meer directeuren dan contanten een eerste voorstelling gegeven. De recette was een „reuzenbof" Een der directeuren en wel die het meest te verspelen had en we P. zullen noemen, riep nijdig uit; „Nou in X. In hoever de burgerij zich bij zien ze me nooit meer terug' Zijn collega s bedachten een mop. De resencent van het plaatselijk blad, die het stuk heel mooi te laten rijden of er niets aan de hand is. Het Rembrandsplem zal wel beter wor den dan het was, maar we voelen, dat 't maar weer een stap is in de goede richting: een geheel geasfalteerd plein, zonder hoo rnen, die er nu niet meer passen en met een Rembrandt in de bloemen, als piece de milieu. Zaterdag zijn er een tweehonderdtal vrij stellingen van den sluitingsdwang afgeko men en 't blijkt, dat het publiek zich met een doode musch heeft blijgemaakt. Het bericht in de „Telegraaf", dat de z.g, broodjes-met-vleesch-winkeliers het recht zouden krijgen vleesch na 8 uur mee te geven, als gevolg van de door hen aange vraagde vergunning, is absoluut onwaar. In den omtrek van het Rembrandtsplein, daar dus, waar avond-verkoop het meest reden van bestaan heeft, heeft niemand die ver gunning gekregen. Zij is uitsluitend verleend aan visch- en fruithandelaars, mits zij in hun winkel geen andere artikelen verkoopen en dan alleen, wanneer zij bewijzen konden, dat zij zonder avondverkoop niet konden be staan, Daarbij moet alleen verkocht worden door den winkelier zelf en enkele huisge- nooten, die dan een legitimatiebewijs krijgen met portret, zooals men voor een reis naar België noodig heeft. Bij een fruitwinkeliertje op de Weesperstraat, bleek dus dat Vader, moeder en dochter wel, doch de inwonende zoon niet mocht verkoopen. In sigarenwin kels blijft de verkoop (hoewel sommige rijke zaken daardoor geheel vernietigd zijn), na achten geheel verboden. Langs slinksche wegen heeft de Raads- meerderheid het laatste sprankje Amster- gemaakt, dat dit geoorloofd was. Toen wij zigde de op dwangwetten verzotte Raads- meerderheid de politie-verordening zóó, dat het voortaan vóór of namens een winkelier verboden werd op straat iets over te geven. Wel kan dit geschieden in een huis, in een café. b.v. deze.... teleurstelling zal neerleggen, ho pen wij in een volgend nr. te vermelden vond, maar nu niet zoo vlug met de pen was, kwam met een der directeuren, zelf acteur, overeen, dat deze hel verslag zelf zou schrijven. En hij schreef. Alles was natuurlijk reusachtig en vooral dien Pmoet je zien. Dat was de beroemdste komiek, dien men ooit in Amsterdam had gezien en hij had uitdrukkelijk verklaard, dat men hem in X nooit meer zou zien. Wie dus nog pro- fiteeren wou, moest zich haasten. De menschen hebben zich dc volgende dagen verdrongen voor de tent. nu ze in de „krant" hadden gelezen, dat het zoo n deksels mooi „spul" was. En óók dit jaar was er in X. weer ker mis en dus weer „komedie", Maar ditmaal had er het Schouwtooneel de tent. Ik vrees, dat de heeren Van der Horst en Musch niet bereid geweest zijn hun eigen critiek te schrijven. Daarom is de redactie zelf aan i den arbeid getogen en haar relaas verdient aan de vergetelheid te worden ontrukt. Ik ben dus zoo vrij het over te schrijven: Het was propvol Donderdag- en Vrij dagavond in de tent. „Als je maar een verleden hebt" is het stuk, dat onophou delijk doet lachen; vooral, als het door goede artister. gespeeld wordt, zooals thans het geval is. Het is vol dolle grap pen, waarbij het publiek zich kostelijk vermaakt. „De Paradijsvloek" daaren tegen is aan den ernstigen kant en wordt in verzen opgezegd. Hierin toonen de speelsters en spelers zich van een ernsti gen kant. Goed declameeren is niet een gave van eiken tooneelist. Doch aan deze troep is het best toevertrouwd. De aan wezigen waren zichtbaar onder den in druk. Een kermisstuk was het echter niet. De artisten speelden uitstekend, doch of men het stuk „mooi" of niet mooi vond, daarover zullen de mceningen wel zeer uiteenloopen. Ik ben een beetje afgedwaald met mijn theater-begrooting. maar daarop kom ik wel tcrusL HENNING Jr. ZAKEN ZIJN ZAKEN. les en Bram hadden ruzie. Het liep zot hot>g, dat alleen door een duel dc zaak kor worden opgelost. Ze kozen de revolver. He zou 's morgens vroeg plaats hebben. Des middags zag een vriend van hen Ier loopen. Hij stoof op hem af en vroeg, o Bram gedood was. „Zoo gezond als een vischje", zei les. „Wat je zegt, is hij niet gewond?" „Welnee," zei Bram, „ik ging naar de af gesproken plaats en ik richtte mijn revol ver op les. Toen roept les: „Wal vraag je voor die revolver?" Nou vraag ik je, je kunt toch niet schieten op iemand, waarmee je zaken kunt doen. NED. R.K. DAMBOND. Zondag 29 Juni vindt in een der zalen van het gebouw van den R.K. Werklieden- bond, Fensmarkt, Den Bosch, de oprich tingsvergadering plaats van den districts- bond „Noord-Brabant" van den Ned. R. K. Dambond. Deze vergadering is toegankelijk voor al le R.K. dammers en de besturen der R.K. Damclubs in Noord-Brabant, welke nog geen aanschrijving mochten hebben ontvangen. worden verzocht op deze vergadering even eens tegenwoordig te willen zijn. Na afloop der constitueerendc vergade ring zal door den kampioen van den Ne- derlandschen R. K. Dambond, den heer H. Regouw uit Rotterdam, een simultaanvoor- stelling gegeven worden. De machinist van een sneltrein uit Den Haag, welke gisterenmorgen even over tie nen te Gouda binnenkwam, vond voor op de locomotief een hoed en eenige deelen van een schedel. Van een ongeluk had hij niets bemerkt. Bij nader onderzoek is gebleken, dat bij den onbewaakten overweg te Zeven huizen de motorrijder G. G. uit Boskoop door den trein is aangereden en vermorzeld. Een bewoner van de Noorderlaan te Apel doorn die zich laat op den Deventerweg be vond, werd daar aangesproken door 'n man die hem vertelde honger te hebben; hij hac de laatste 24 uur niets te eten gehad. Door medelijden bewogen, nam de wande laar den hongerenden man mede naar zijr huis, waar hij hem in de keuken wat te eten wilde geven, aldus de Tel. De hongerige gast beweerde toen, dat hij liever geld had, oir zich te kunnen koopen wat hem het beste smaakte, en greep zijn weldoener bij de keel. Deze wist zich echter los te rukken en naar buiten te vluchten, om zijn buurman ter hulp te roepen. Toen hij met dezen bi- zijn woning kwam, was de hongerige ver dwenen en met dezen eenige kleeren. Door JOH. v. d. HOEK. Het zag er niet naar uit, dat het Woens dag, d.w.z. de mooiste dag van de week was. Na de verrassende gebeurtenissen van dien morgen, waren de jongens, tijdens de Vaderlandsche Geschiedenis-les, weer wat hersteld. Nu die les echter afgeloopen was, moesten ze onwillekeurig weer terug denken aan wat er was gebeurd, vooral aan de gevolgen, namelijk, dat ze weer aan Jan van Belt waren verbonden. Zelfs aan napraten over het fijne vertel len, dat meester weer had gedaan, dachten ze niet. Zonder er elkaar over te .spreken, wist de een, dat de ander dacht aan Jan van Belt en het onweerstaanbare optreden van Jaap Klomp. Eenigen zagen zoekend rond en bleven elkaar aanzien, als wilden ze zich afvragen, of ze durf genoeg zouden hebben, om stil heen te gaan en nu eens niet, zooals altijd, op den weg voor de school te blijven staan, om daar te beraadslagen over de wijze, waarop de vrije middag zou worden doorge bracht. Er was er echter niet één, die dit deed en toen bleven ze allemaal maar staan, wachtende op de dingen, die zouden komen. Jaap Klomp had stil zitten luisteren naar hetgeen meester had verteld. Hij had aan dachtig toegehoord en alles goed in zijn ge heugen opgenomen. Terwijl de andere jongens hadden zitten trappelen van opgewondenheid en span- ïing, daarvan had-ie, ofschoon het anders dikwijls gebeurde, nu geen last gehad. Zelfs, wat hem neg nooit was overkomen had -ie zich eenige malen geweld aan moeten doen, om zijn hoofd er bij te üouden. Hij was heel blij en aan den anderen kant toch bezorgd ook. Natuurlijk was het hem een groote vreugde, allen, en vooral zich- zelven overwonnen te hebben, door Jan van Belt openlijk voor zijn vriend te doen door gaan. Maar die zelfde overwinning gaf hem toch ook veel bezorgdheid. Zou Jan van Belt wel sterk genoeg zijn om zich nu eens die vergevensgezindheid waardig te toonen? Zou-ie zich nu in zooverre kunnen be dwingen, dat-ie niet binnen eenige dagen weer met een van zijn lafhartigheden alle goedheid onmogelijk zou maken? Maar enfin Dit mocht toch tenslotte geen reden zijn om hem alle toenadering te wei geren. Jaap was er van overtuigd, dat-ic goed had gehandeld en de rest zou-ie nu wel afwachten. Zijn Eer had-ie bereikt en hij was daar door weer wat dichter zijn Ideaal genaderd. Maar de jongens? Jaap zag ze allen «taan, nu-ie de school uitkwam en door den breeden uitgang het sintelpad opstapte, dat .eidde naar den weg. Ze stonden in een dichte groep met el kaar te fluisteren. Waarover ze het hadden, daarnaar behoefde hij niet tang te raden. Jan van Belt stond op een afstand toe te zien en kwam op zijn beschermer toe, zoo- dra-ie dezen de school zag verlaten „Goeden middag, Jaap!" zei-ie en je kon aan hem zien, dat-ie moeite deed om vroo- lijk te zijn, Hij was slechts luidruchtig. „Goeden middag, Jan!" was t verstrooide antwoord ,De Geschiedenis was weer fijn, hé?" ,Ja." Na dit lustelooze antwoord van Jaap bleef iet weer langen tijd stil. De beide jongens slenterden in de richting van den kring hunner vrienden, die nu plot seling zwegen en waaronder slechts eenigen even terzijde durfden zie/l naar Jaap en naar Jan. „Wat zullen we van middag gaan doen?" informeerde Jaap, meer om dc stilte te ver breken. „Weet ik nog niei. Laten me maar afwach ten. Goeie!" Dit laatste betrof de jongens. Jaap span de zich in om de gedwongenheid weg te pra ten en deed daarom gewild vroolijk. Het lukte hem echter niet en slechts en kele stemmen mompelden groeten terug. Jaap's gedwongen vroolijkheid stuitte af op het stilzwijgen der jongens en hij kon geen woorden meer vinden om zijn houding ten minsteeenigszins dragelijk te maken. Het redden van deze moeilijke situatie kwam even plotseling als van onverwachte zijde. Het was Jan van Belt. die zcide: „Hoe vonden jullie de Vaderlandsche?" Een oogenblik bleef het stil. Dan viel Jaap vlug bij: „Reuze! Het leek wel of je het voor oogen zag gebeuren." „Ja! Het was fijn," zei Geert van Bakel, om ook eens een poging te doen. En lerwijl-ie sprak, stict-ie Ben Stolk met zijn elleboog aan om ook hem den mond open te breken. Ben begreep dezen wenk en gaf toe. „We hoeven er nu niet lang over na te denken, wat we vanmiddag zullen spelen," meen ck -n-ie. Ben had het juiste onderwerp gevonden. De tongen waren op het zelfde oogenblik los en het spel van dien middag werd tot in de kleinste onderdeelen besproken. Jaap Klomp kaalde zijn zakdoek te voor- schijn en wischte zich het voorhoofd af. Ben Stolk was Jaap Klomp van huis ko. Het was een inspannend werk gc- men halen en met Geert van Bakel waren weest, doch hij wist, dat-ie nu had overwon- ze nu samen op weg naar de Vliet. nen. I „Is de omgeving daar nogal geschikt?" be- Wederom hadden de jongens Jan van Bell gon Jaap voorzichtig te informeeren. als vriend aangenomen en hem daarmee een r „Reuze!! dweepte Ben. „Een hooge heu- kans gegeven zich hun vriendschap waardig vel met inplaats van een top, een put, zoo- te maken i dat je er goed gedekt bent, dan een beekje, De vrede was geteekend. I dat er zich op een klein gedeelte na, heele- I maal omheen slingert cn rondom, op een „Maar, merkte Ben Stolk op; - „maar twintig, vijf-en-twintig meter afstand, bosch waar zullen we dan vanmiddag bij elkaar aan cj.en rand veel struikgewas." die het stellen over komen?" Dat was een vraag waard was. Aan den Dam, dat ging niet. Er waren wel een beekje en een heuvel, die dienst konden doen voor slotgracht en muur, doch aan den achterkant was men zóó onbe schermd, dat elke goed opgezette aanval een overwinning beteekendc. Dat ging dus niet. Dan de Haag, dat was heelemaal niets. De omgeving was daar zóó uitgestrekt, dat er van een voldoende bewaking géén sprake kon zijn. Of ze moesten de jongens van andere klas sen bij halen. Dat die zouden willen, daaraan behoefden ze niet te twijfelen. De vijfde klas stond er voor bekend altijd reuze-fijn te spelen. Maar ze bleven liever, zooals ze dat noemden; onder ons. Er moest dus was anders op gevonden worden Toen Cor van Dijk het voorstel deed: „La ten we dan nu eens naar de Vliet gaan!" „Dat is", zei Henk Kramer, die, nu de jongens er allemaal bij stonden en Jan van Belt zich zoo kleintjes gedroeg, óók had dur ven naderen, geheimzinnig; „maar dat is vlak-bij de Heks!" „Phhh! Het zou wat," antwoordde Cor van Dijk. Het is nota bene klaarlichte dag. Dan durft ze je toch niets te doen." „Maar ik ga niet!" piepte Henk Kramer met nadruk." „Moet je zelf weten! Wie gaat er nog meer niet?" Geen der jongens meldde zich aan. En Henk Kramer droop, beschaamd voor zijn angst, af. Jaap Klomp had gaarne nog eenige inlich tingen gehad over de Vliet en vooral over de Heks. Maar hij vond het toch maar beter zijn tijd af te wachten, voor-ie daaromtrent verder zou vragen. Dat kon altijd nog gebeuren. „Hoe laat komen we bij elkaar?" infor- meerde-n-ie zakelijk. „Om twee uur." „Croed! Ben, kom je mij halen? Ik weet nog niet waar de Vliet is." Ben beloofde en de jongens gingen naar huis. Ze moesten vlug eten, om om twee uur al aan de Vliet te zijn, want dal was een heel eind. Maar ze hadden het er graa'g voor over. omdat het spel, dat ze dien mid dag zouden spelen, zeker de kroon zou span nen over alles wat ooit in Zwammingedam door dc schooljongens was vertoond. „Dan konden we het niet beter treffen," beoordeelde Jaap. „Dat knoden we ook niet," zei nu Geert van Bakel. „Maar waarom?" vroeg Jaap rechtstreeks; „maar waarom voelden er eenige jongens dan niets voor?" Belangstellend wachtte-n-ie af, wat er nu zou volgen. „Tja, Dat is nu weer heel wat anders," deed Ben, zonder veel lust te toonen, daar over verder uit te weiden, „Wat dan?" drong Jaap aan. Ben dacht even na en zeide dan: „Jaap, je rriöet me beloven, me niet uit te zullen lachen!" „Dat beloof ik," zei Jaap gul, die zijn doel bereikt zag. „Goed dan. Je moet weten, vlak-bij de Vliet woont de Heks. En daar zijn jullie, EEN ONBEWUSTE LEUGEN. „Of ik Tom Schar gekend heb? Die kende ik al, toen ie nog zoo'n jochie was!" The Humorist. 89. „Dat was zoo kwaad nog niet gezegd, overwoog Holly-Dolly, toen hij den volgenden morgen de wasch voor tante Pim onder handen had. Die muisjes hadden groot gelijk: 't was' schande, dat hij zich zoo door die heks liet ringelooren Dat hij zich lief dwingen voor haar allerlei minderwaardige karwijtjes op te knappen, zich dan weer liet slaan en dan weer liet toe spreken met allerlei lieve woordjes, die in een kinderkamer thuis hooren. Schande, schande was het. Maar hij wou weg! Nijdig balde Holly-Dolly z'n vuist in de richting van die lieve tante Pim. 90. Neen! Geen slag zou hij meer uitvoeren en meteen de daad bij 't woord voegend, keerde Holly-Dolly de tobbe met waschgoed en al in de sloot om De tobbe dook, kantelde en zoo waar bleef zij toen net als een bootje rustig drijven. Dat gaf Holly-Dolly een pracht idee. Netjes schepte hij het overtollige water, dat nog in dc tobbe was blijven zitten er uit en nu had hij een prachtbootje om in te vluchten. Wat zou die lee- lijke prikneus te keer gaan, als ze zag dat 't vo geltje gevlogen was en al haar mooie waschgoed in de sloot dreef. 91. Juist kwam tante Pim eens een kijkje ne men om te zien, hoe haar Jongske met de wasch opschoot. Nee maar! Ze viel haast om van schrik, toen zc zag dat Holly-Dolly tobbe en al dc sloot had ingekieperd „Vlegel!" gilde ze en wilde hem met haar be zem te lijf gaan Maar o jé, wat kwam ze van een koude kermis thuis. Holly-Dolly, gedachtig de woorden van de drie muisjes en overmoedig door 't idee van z'n boottochtje, nam fluks een drijf nat stuk goed en sloeg klits, klats, links en rechts daarmee om tante Pim's groote ooren. 't Ging al les zoo vlug en onverwachts, dat tante Pim heele maal de kluts kwijt raakte en zoo hard als ze stadsjongens, niet bang voor, maar wij, dorpsjongens, wel. Tenminste de meesten.' „Zoo, zei Jaap, nadenkend. „Nu, ik heb al veel van heksen hooren spreken, maar gezien heb ik er nooit een. Ik voel e* wel wat voor om eens met haar kennis t' maken." „En als ze je behekst?" „Dan zal ik wel weer zien. Voorloop^ geloof ik er nog niet veel van. Heeft zc a! eens iemand behekst?" „O, al zooveel!" „Dat zeggen natuurlijk de menschen? „Ja, wie anders?" „Goed. Maar zulke dingen moet je eigen lijk alleen gelooven, wanneer je het zelf hebt gezien. Doch laten we afwachten." „Daar heb je de jongens al," zei Geert van Bakel, die liever maar een einde maakte aan het gesprek. Geert had goed gezien. De jongens had den zich reeds aan de Vliet verzameld er de drie vrienden voegden zich bij hen om af tc spreken, hoe ze het spel zouden ver deden. De Heks van Zwammingedam, die bij de liet haar nederig stulpje bewoonde, war in geen enkel opzicht afwijkend van de tallooze andere vrouwtjes, die, ongelukkig door dorpsbijgeloof haar slechte faair verkrijgen, en die, vooral in Gelderland Brabant en Limburg, bijna in elk oord, to' in het kleinste gehuchtje worden aange, troffen. De Heks, waarover Ben Stolk had ge. sproken, was al een heel oud vrouwtje, eet goedig zieltje, dat nooit een mensch of een uitging, was haar een smartelijk lijden de slechte faam, die van haar in het dorp uitging, was haar een smartelijk lijden; opdroeg aan haar eenige Troost, aan Onze Lieve Vrouw, waarvoor de Smarten- moeder! zc een grooten eerbied koesterde( De verhalen, die van haar de ronde deden in het dorp en die 's Wintersavonds bij het knapperende houtvuur van lange oranje en blauwe tongen, menigeen deden huiveren, waren haar allen bekend en zelf voelde ze een afschuw van dergelijke verschrikkingen. 's-Nachts zouden er katten komen huilen voor haar huisje, terwijl zij zelf de giftige brouwsels mengde en bereidde tol onheil van de menschen. Op loeiende herfststor-' men reed ze op een bezemsteel door dc lucht, langs de jagende wolken. Geen kind was voor haar veilig. Dieren behekste ze en overal waar ze kwam, volgden haar de afschuwelijkheid en het ongeluk op der voet. Het goedige oudje huiverde, wanneer zc al die verhalen overdacht, die bovendien nog ze durfde daaraan bijna niet den ken; op haar schuld werden geschoven, U leed er onder, echter stil, en al hare smarten droeg ze op aan haar Hemelsche Moeder. Eenmaal toch zou haar onschuld wel dui delijk moeten blijken. (Wordt vervolgd). EEN KIND VAN ZIJN TIJD. Onderwijzer: „Nu, Adolf, in welk jaar stierf Frederik de Groote?" Adolf: „Dat staat niet in mijn boek". Onderwijzer: „Niet? (Slaat het boek op. Hier staat toch duidelijk 1786". AAdolf: „O, ik dacht dat dal zijn tele foonnummer was". HIJ KON NOOIT WETEN! Ecu boertje, dat al geruimen tijd aan kies pijn leed, besloot eindelijk de hem zoo afschuwelijk kwellende kies te laten trek ken. Hoeveel kost me dat, vroeg hij aan den tandarts. Een bankbiljet, antwoordde deze. En-ne doet ge het zonder pijn? Zeker, ge wordt dan even ingespoten en ge zijt dan heelemaal ongevoelig, om zoo te zeggen buiten kennis. Buiten kennis? Ja. Het boertje stak de hand in den zak en haalde er een aantal geldstukken uit. Neen, neen, ge behoeft niet vooruit tc betalen, zei de tandarts. De patiënt keek hem verwonderd aan en zei: Dat was ook niet mijn bedoeling, ik wilde alleen maar weten, voordat ik buiten kennis was, hoeveel geld ik in miia zak had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5