OOR O MZL
EyQD
m
ZIJN EER!
AMSTERDAMSCHE KOUT.
ÖNZ1
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 28 Juni 1924
TREURIG EN FLEURIG AMSTERDAM.
DAMMEN.
GEMENGD NIEUWS
De onbewaakte overwegen.
Beloonde gastvrijheid.
XII.
DE HEKS.
UIT DE MOPPENTROMMEL.
SAMEN TIEN.
ij .onderwijzer vroeg aan dc klas tien
pooldieren op te schrijven. Henkie ging on-
middelijk aan het schrijven en was het eerste
aar. Mij gaf zijn lei aan den onderwijzer en
deze las: ,,Vijf zeeleeuwen, vier ijsberen cn
een walrus.
Dat er actualisten bestaan, kunnen be
staan en volgens sommigen reden hebben
van bestaan, is op zich zeil een treurig
teeken. Ik zeg daarmede volstrekt niet, dat
ik in 't algemeen de actualistische beweging
goed- of afkeur. Eerlijk gezegd heb ik op
dit punt nog geen gevestigde overtuiging,
wat te begrijpen is, gezien de geheimzin
nigheid, waarin deze „strijdgroep" zich
hult. Wij hebben in Amsterdam het eerst
kennis gemaakt met de actualisten door de
staking aan „Werkspoor", waarbij zij optra
den als beschermers en leiders van de werk
willigen en vermoedelijk ook wel een
stapje verder zijn gegaan, n.l., door niet al
leen hen, die 't niet wenschelijk achtten te
staken en personen, die gaarne bereid wa-
ern tegen de gestelde conditiën aan 't werk
te gaan, te beschermen en te verdedigen te
gen stakers, die door ruw geweld dit tracht
ten te beletten maar ook door zich vrijwil
lig te belasten, arbeiders, al stonden ze bui
ten het vak, aan te werven teneinde daar
door de staking en daarmee de macht van
de vakvereenigingen te breken. Een strijd
dus van hard tegen hard, die op zichzelf al
tijd te betreuren is. hoewel er omstandighe
den kunnen zijn, din 't billijken. In het
theoretische programma der actualisten zijn
enkele punten mij bijzonder sympathiek,
daar waar ze zich opwerpen als verdedigers
van de door ultra-modernen in deze dagen
zoo geknotte persoonlijke vrijheid. Met an
dere deelen van huri programma kan ik mij
echter niet vereenigen, maar, zoo als ik
reeds zei, alles is zoo vaag, dat de meeste
Nederlanders, waartoe ik dan ook behoor,
nog niet precies weten wat we aan hen
hebben Het verbond moet in Amsterdam
een vierde van zijn leden Tiebben, n.l. 500;
binnenkort zal het een eigen orgaan doen
verschijnen, waarvan de redacteur een ge
wezen communist is. Dit laatste lijkt ons
nog zoo gek niet; de politiek is een cirkel
waarbij de uitersten elkaar raken; de geest
van Domela Nieuwenhuis naast dien van
Mr. S, van Houten.
Als ik actualist was, dan zou ik naast
strijd tegen veel gereglementeer den win-
kelsluitingsdwang a faire nemen. De win
keliers, die zonder schade voor zich zelf,
op een bepaald uur kunnen sluiten, doen
het toch wel, maar voor anderen beteekent
genaam mogelijk door wordt gemaakt. Ten
slotte heeft Amsterdam er haar fleurig
avondaspect uit het verleden geheel bij in
geboet, met het gevolg, dat een bezoek
door vreemdelingen thans heel wat minder
aantrekkelijk is dan wel eerst. De impo
pulariteit,, en de onhoudbaarheid der vol
strekte winkelsluiting werd o, m. bewezen
door den ontduikenden verkoop voor de
deur eet. na acht uur, waarmee het publiek
belang werd gediend. Ten einde hieraan te
gemoet te komen heeft de burgemeester
een aantal dispensaties verleend en in de
hoop tot de „begunstigden" te behoorer.,
hebben alle „ontduikers" een paar maanden
geleden den avondverkoop gestaakt, zeer
ten ongerieve van het publiek. Niet on
politiek heeft men gespeculeerd op het
egoisme der kleine middenstanders 't Blijft
altijd een grocte onrechtvaardigheid, als
een burgemeester den eenen winkelier toe
staat, wat voor den andere verboden blijft.
Het gaat er net mee als met het dansverbod
en de dispensaties er op. Wanneer men
meent, dat het dansen in het publiek niet
mag worden toegestaan, gaat het niet aan
een uilzondering te maken voor zeer dure
gelegenheden, die alleen door menschen
met 'n dikke portemonniae kunnen worden
bezocht. Staan die daarom moreel hooger? En
omgekeerd: heeft men qua overtuiging tegen
het dansen geen bezwaar, dan dient er ge
protesteerd tegen het feit, dat enkelen ex
ploitanten een belangrijk financieel voordeel
wordt gegeven ten koste van hun collega's.
Het „Gelijke monniken, gelijke kappen."
wordt in Neerlands hoofdstad wel erg ver
geten tegenwoordig.
Met al dat gereglementeer is 't er in
Amsterdam niet beter op geworden; op geen
enkel gebied. Amsterdam verarmt, de mid
denstand in de eerste plaats, doch ook de
werklieden worden er niet wijzer door, al
houdt de moderne mentaliteit hun nog zoo
de hand boven het hoofd. Zij werken min
der, als zij werk hebben en anders gaan ze
's middags in een groot café zijn bittertje „Wij leven vrij, wij leven blij"
drinkt. Druk heeft hij het niet, 's middags „Op Neerland's dierb'ren grond!
en 's avonds gaat hij stempelen aan het
bureau zijner organisatie, die het benoodigde Het is in dezen tijd van het jaar nu een-
geld van het Rijk ontvangt en krijgt aldus maal een journalistiek gebruik, dat de
15 salaris per week! theater-begrooting voor bet volgend seizoen
Ik neem aan, dat de overheid het altijd wordt opgemaakt en ook uw correspondent
goed bedoeldmaar geen practischen (zal zich daaraan niet onttrekken. Als algc-
ldjk op het leven heeft. Waarom zou men 1 meen bekend mag worden verondersteld,
anders het Rcmbrandtsplein juist in Juni, als dat de Stadsschouwburg door een combi-
er terrassen zijn, en amusement-zoekende
vreemdelingen komen, zoo onbegaanbaar
maken? En waarom brengt men het leven
der wandelaars voortdurend in gevaar door
natie Verkade-Verbeek zal worden bespeeld
en dat Rooyaards hoogstwaarschijnlijk den
Plantage-Schouwburg alias Stoel en
Spree zal bespelen. Liever in de Fran-
den chaos van auto's en fietsen maar lustig schc laan, zonder, dan op het Leidscheplein
„stempelen", dat wel zoo gemakkelijk is. Het I ^arrj s avondleven gedoofd. 1 ot voor
publieke eergevoel neemt af. Iemand, die I eenige maanden werd nog op straat, voor
vroeger een beetje fatsoen had, wilde niets deur verkocht. De Hooge Raad had uit
van „de armen" hebben. Tegenwoordig zien
velen er absoluut geen schande in, omdat
zij geen werk (naar hun zin) kunnen krij
gen, vast weekloon als stempelaar in ont
vangst te nemen. Mij is een geval bekend
van een kapelmeester, die jaren en jaren
die dwang een ruinc, terwijl het publiek er op den stoel in een onzer bcst-rendeerende
in veel gevallen door wordt gedupeerd, 1 theaters heeft gezeten. Zijn dochters zijn
het leven er minstens genomen zoo onaan- rijk getrouwd, hij is nog een flinke kerel, die
met een ton subsidie. Er zijn menschen, die
geheimzinnig het hoofd schudden.
Voor den heer Marinus Spree zal het een
bittere ontgoocheling geweest zijn, toen hij.
de hier eens zoo gevierde, een paar weken
geleden hier gastvoorstellingen kwam geven
bij Carré en met nog wel zijn furore-rol:
„Paljas!" Er was absoluut niet de minste
belangstelling, men speelde voor zoo goed
als leege zalen. Toen haalde men een nieuw
drama in het genre van Mogen-wij-zwijgen-
stukken. Nu waren er enkele belangstel
lenden. Daarop gaf Spree er den brui van,
staakte de voorstellingen bij Carré, zette
hetzelfde stuk door in zijn ouden schouw
burg, het a.s. Theater Rooyaards, maar ging
zelf naar Duitschland. En al loopt het nog
niet zoo druk, het gaat nu naar omstandig
heden al redelijk. Zonder Spree gaat 't wel
beter dan met Spree.
De tijden veranderen en de menschen met
hen.
Louis de Vries heeft weer plannen.
Bouwmeester Jr. gaat in het Paleis voor
Volksvlijt een geheel nieuw operette-gezel
schap formeeren, want zijn beste krachten
(behalve Beppie de Vries) spelen thans bij
„Frascati", terwijl zij vanaf 1 September
ondei directie van den heer Simons daar
weer een vast operette-gezelschap zullen
vormen Op het oogenblik spelen zij er
Dolly, een nieuwe alleraardigste operette,
met een schat van melodieën en geestigen
inhoud. Voor Emmy Arbous, Jean Jansens.
Jo Boskamp en Kalman Knaak is het een
buitengewoon succes. Jammer genoeg moe
ten de voorstellingen worden afgebroken,
wijl het gezelschap nog eenige Kerstmis
contracten moe' afwerken. Men veroor-
love ons hierbij een intermezzo. Op de
kermis wordt door de bladen ook „critiek
gegeven Ook door bladen, die zich anders
nooit daaraan bezondigen! Op de vorige
kermis te X., werd door een gezelschap
met meer directeuren dan contanten een
eerste voorstelling gegeven. De recette was
een „reuzenbof" Een der directeuren en wel
die het meest te verspelen had en we P.
zullen noemen, riep nijdig uit; „Nou in X.
In hoever de burgerij zich bij zien ze me nooit meer terug' Zijn collega s
bedachten een mop. De resencent van het
plaatselijk blad, die het stuk heel mooi
te laten rijden of er niets aan de hand is.
Het Rembrandsplem zal wel beter wor
den dan het was, maar we voelen, dat 't
maar weer een stap is in de goede richting:
een geheel geasfalteerd plein, zonder hoo
rnen, die er nu niet meer passen en met
een Rembrandt in de bloemen, als piece de
milieu.
Zaterdag zijn er een tweehonderdtal vrij
stellingen van den sluitingsdwang afgeko
men en 't blijkt, dat het publiek zich met
een doode musch heeft blijgemaakt. Het
bericht in de „Telegraaf", dat de z.g,
broodjes-met-vleesch-winkeliers het recht
zouden krijgen vleesch na 8 uur mee te
geven, als gevolg van de door hen aange
vraagde vergunning, is absoluut onwaar. In
den omtrek van het Rembrandtsplein, daar
dus, waar avond-verkoop het meest reden
van bestaan heeft, heeft niemand die ver
gunning gekregen. Zij is uitsluitend verleend
aan visch- en fruithandelaars, mits zij in hun
winkel geen andere artikelen verkoopen en
dan alleen, wanneer zij bewijzen konden, dat
zij zonder avondverkoop niet konden be
staan, Daarbij moet alleen verkocht worden
door den winkelier zelf en enkele huisge-
nooten, die dan een legitimatiebewijs krijgen
met portret, zooals men voor een reis naar
België noodig heeft. Bij een fruitwinkeliertje
op de Weesperstraat, bleek dus dat Vader,
moeder en dochter wel, doch de inwonende
zoon niet mocht verkoopen. In sigarenwin
kels blijft de verkoop (hoewel sommige
rijke zaken daardoor geheel vernietigd zijn),
na achten geheel verboden.
Langs slinksche wegen heeft de Raads-
meerderheid het laatste sprankje Amster-
gemaakt, dat dit geoorloofd was. Toen wij
zigde de op dwangwetten verzotte Raads-
meerderheid de politie-verordening zóó, dat
het voortaan vóór of namens een winkelier
verboden werd op straat iets over te geven.
Wel kan dit geschieden in een huis, in een
café. b.v.
deze.... teleurstelling zal neerleggen, ho
pen wij in een volgend nr. te vermelden
vond, maar nu niet zoo vlug met de pen
was, kwam met een der directeuren, zelf
acteur, overeen, dat deze hel verslag zelf
zou schrijven. En hij schreef. Alles was
natuurlijk reusachtig en vooral dien Pmoet
je zien. Dat was de beroemdste komiek, dien
men ooit in Amsterdam had gezien en hij
had uitdrukkelijk verklaard, dat men hem
in X nooit meer zou zien. Wie dus nog pro-
fiteeren wou, moest zich haasten.
De menschen hebben zich dc volgende
dagen verdrongen voor de tent. nu ze in
de „krant" hadden gelezen, dat het zoo n
deksels mooi „spul" was.
En óók dit jaar was er in X. weer ker
mis en dus weer „komedie", Maar ditmaal
had er het Schouwtooneel de tent. Ik vrees,
dat de heeren Van der Horst en Musch niet
bereid geweest zijn hun eigen critiek te
schrijven. Daarom is de redactie zelf aan i
den arbeid getogen en haar relaas verdient
aan de vergetelheid te worden ontrukt. Ik
ben dus zoo vrij het over te schrijven:
Het was propvol Donderdag- en Vrij
dagavond in de tent. „Als je maar een
verleden hebt" is het stuk, dat onophou
delijk doet lachen; vooral, als het door
goede artister. gespeeld wordt, zooals
thans het geval is. Het is vol dolle grap
pen, waarbij het publiek zich kostelijk
vermaakt. „De Paradijsvloek" daaren
tegen is aan den ernstigen kant en wordt
in verzen opgezegd. Hierin toonen de
speelsters en spelers zich van een ernsti
gen kant. Goed declameeren is niet een
gave van eiken tooneelist. Doch aan deze
troep is het best toevertrouwd. De aan
wezigen waren zichtbaar onder den in
druk. Een kermisstuk was het echter niet.
De artisten speelden uitstekend, doch of
men het stuk „mooi" of niet mooi vond,
daarover zullen de mceningen wel zeer
uiteenloopen.
Ik ben een beetje afgedwaald met mijn
theater-begrooting. maar daarop kom ik
wel tcrusL
HENNING Jr.
ZAKEN ZIJN ZAKEN.
les en Bram hadden ruzie. Het liep zot
hot>g, dat alleen door een duel dc zaak kor
worden opgelost. Ze kozen de revolver. He
zou 's morgens vroeg plaats hebben.
Des middags zag een vriend van hen Ier
loopen. Hij stoof op hem af en vroeg, o
Bram gedood was.
„Zoo gezond als een vischje", zei les.
„Wat je zegt, is hij niet gewond?"
„Welnee," zei Bram, „ik ging naar de af
gesproken plaats en ik richtte mijn revol
ver op les. Toen roept les: „Wal vraag je
voor die revolver?" Nou vraag ik je, je
kunt toch niet schieten op iemand, waarmee
je zaken kunt doen.
NED. R.K. DAMBOND.
Zondag 29 Juni vindt in een der zalen
van het gebouw van den R.K. Werklieden-
bond, Fensmarkt, Den Bosch, de oprich
tingsvergadering plaats van den districts-
bond „Noord-Brabant" van den Ned. R. K.
Dambond.
Deze vergadering is toegankelijk voor al
le R.K. dammers en de besturen der R.K.
Damclubs in Noord-Brabant, welke nog geen
aanschrijving mochten hebben ontvangen.
worden verzocht op deze vergadering even
eens tegenwoordig te willen zijn.
Na afloop der constitueerendc vergade
ring zal door den kampioen van den Ne-
derlandschen R. K. Dambond, den heer H.
Regouw uit Rotterdam, een simultaanvoor-
stelling gegeven worden.
De machinist van een sneltrein uit Den
Haag, welke gisterenmorgen even over tie
nen te Gouda binnenkwam, vond voor op
de locomotief een hoed en eenige deelen van
een schedel. Van een ongeluk had hij niets
bemerkt. Bij nader onderzoek is gebleken,
dat bij den onbewaakten overweg te Zeven
huizen de motorrijder G. G. uit Boskoop
door den trein is aangereden en vermorzeld.
Een bewoner van de Noorderlaan te Apel
doorn die zich laat op den Deventerweg be
vond, werd daar aangesproken door 'n man
die hem vertelde honger te hebben; hij hac
de laatste 24 uur niets te eten gehad.
Door medelijden bewogen, nam de wande
laar den hongerenden man mede naar zijr
huis, waar hij hem in de keuken wat te eten
wilde geven, aldus de Tel. De hongerige gast
beweerde toen, dat hij liever geld had, oir
zich te kunnen koopen wat hem het beste
smaakte, en greep zijn weldoener bij de
keel. Deze wist zich echter los te rukken en
naar buiten te vluchten, om zijn buurman
ter hulp te roepen. Toen hij met dezen bi-
zijn woning kwam, was de hongerige ver
dwenen en met dezen eenige kleeren.
Door JOH. v. d. HOEK.
Het zag er niet naar uit, dat het Woens
dag, d.w.z. de mooiste dag van de week
was.
Na de verrassende gebeurtenissen van
dien morgen, waren de jongens, tijdens de
Vaderlandsche Geschiedenis-les, weer wat
hersteld. Nu die les echter afgeloopen
was, moesten ze onwillekeurig weer terug
denken aan wat er was gebeurd, vooral aan
de gevolgen, namelijk, dat ze weer aan Jan
van Belt waren verbonden.
Zelfs aan napraten over het fijne vertel
len, dat meester weer had gedaan, dachten
ze niet. Zonder er elkaar over te .spreken,
wist de een, dat de ander dacht aan Jan van
Belt en het onweerstaanbare optreden van
Jaap Klomp.
Eenigen zagen zoekend rond en bleven
elkaar aanzien, als wilden ze zich afvragen,
of ze durf genoeg zouden hebben, om stil
heen te gaan en nu eens niet, zooals altijd,
op den weg voor de school te blijven staan,
om daar te beraadslagen over de wijze,
waarop de vrije middag zou worden doorge
bracht.
Er was er echter niet één, die dit deed
en toen bleven ze allemaal maar staan,
wachtende op de dingen, die zouden komen.
Jaap Klomp had stil zitten luisteren naar
hetgeen meester had verteld. Hij had aan
dachtig toegehoord en alles goed in zijn ge
heugen opgenomen.
Terwijl de andere jongens hadden zitten
trappelen van opgewondenheid en span-
ïing, daarvan had-ie, ofschoon het anders
dikwijls gebeurde, nu geen last gehad. Zelfs,
wat hem neg nooit was overkomen had
-ie zich eenige malen geweld aan moeten
doen, om zijn hoofd er bij te üouden.
Hij was heel blij en aan den anderen kant
toch bezorgd ook. Natuurlijk was het hem
een groote vreugde, allen, en vooral zich-
zelven overwonnen te hebben, door Jan van
Belt openlijk voor zijn vriend te doen door
gaan. Maar die zelfde overwinning gaf hem
toch ook veel bezorgdheid.
Zou Jan van Belt wel sterk genoeg zijn
om zich nu eens die vergevensgezindheid
waardig te toonen?
Zou-ie zich nu in zooverre kunnen be
dwingen, dat-ie niet binnen eenige dagen
weer met een van zijn lafhartigheden alle
goedheid onmogelijk zou maken?
Maar enfin Dit mocht toch tenslotte geen
reden zijn om hem alle toenadering te wei
geren.
Jaap was er van overtuigd, dat-ic goed
had gehandeld en de rest zou-ie nu wel
afwachten.
Zijn Eer had-ie bereikt en hij was daar
door weer wat dichter zijn Ideaal genaderd.
Maar de jongens? Jaap zag ze allen
«taan, nu-ie de school uitkwam en door den
breeden uitgang het sintelpad opstapte, dat
.eidde naar den weg.
Ze stonden in een dichte groep met el
kaar te fluisteren. Waarover ze het hadden,
daarnaar behoefde hij niet tang te raden.
Jan van Belt stond op een afstand toe te
zien en kwam op zijn beschermer toe, zoo-
dra-ie dezen de school zag verlaten
„Goeden middag, Jaap!" zei-ie en je kon
aan hem zien, dat-ie moeite deed om vroo-
lijk te zijn, Hij was slechts luidruchtig.
„Goeden middag, Jan!" was t verstrooide
antwoord
,De Geschiedenis was weer fijn, hé?"
,Ja."
Na dit lustelooze antwoord van Jaap bleef
iet weer langen tijd stil.
De beide jongens slenterden in de richting
van den kring hunner vrienden, die nu plot
seling zwegen en waaronder slechts eenigen
even terzijde durfden zie/l naar Jaap en naar
Jan.
„Wat zullen we van middag gaan doen?"
informeerde Jaap, meer om dc stilte te ver
breken.
„Weet ik nog niei. Laten me maar afwach
ten. Goeie!"
Dit laatste betrof de jongens. Jaap span
de zich in om de gedwongenheid weg te pra
ten en deed daarom gewild vroolijk.
Het lukte hem echter niet en slechts en
kele stemmen mompelden groeten terug.
Jaap's gedwongen vroolijkheid stuitte af
op het stilzwijgen der jongens en hij kon geen
woorden meer vinden om zijn houding ten
minsteeenigszins dragelijk te maken.
Het redden van deze moeilijke situatie
kwam even plotseling als van onverwachte
zijde. Het was Jan van Belt. die zcide: „Hoe
vonden jullie de Vaderlandsche?"
Een oogenblik bleef het stil.
Dan viel Jaap vlug bij: „Reuze! Het
leek wel of je het voor oogen zag gebeuren."
„Ja! Het was fijn," zei Geert van Bakel,
om ook eens een poging te doen.
En lerwijl-ie sprak, stict-ie Ben Stolk met
zijn elleboog aan om ook hem den mond
open te breken.
Ben begreep dezen wenk en gaf toe.
„We hoeven er nu niet lang over na te
denken, wat we vanmiddag zullen spelen,"
meen ck -n-ie.
Ben had het juiste onderwerp gevonden.
De tongen waren op het zelfde oogenblik
los en het spel van dien middag werd tot in
de kleinste onderdeelen besproken.
Jaap Klomp kaalde zijn zakdoek te voor-
schijn en wischte zich het voorhoofd af. Ben Stolk was Jaap Klomp van huis ko.
Het was een inspannend werk gc- men halen en met Geert van Bakel waren
weest, doch hij wist, dat-ie nu had overwon- ze nu samen op weg naar de Vliet.
nen. I „Is de omgeving daar nogal geschikt?" be-
Wederom hadden de jongens Jan van Bell gon Jaap voorzichtig te informeeren.
als vriend aangenomen en hem daarmee een r „Reuze!! dweepte Ben. „Een hooge heu-
kans gegeven zich hun vriendschap waardig vel met inplaats van een top, een put, zoo-
te maken i dat je er goed gedekt bent, dan een beekje,
De vrede was geteekend. I dat er zich op een klein gedeelte na, heele-
I maal omheen slingert cn rondom, op een
„Maar, merkte Ben Stolk op; - „maar twintig, vijf-en-twintig meter afstand, bosch
waar zullen we dan vanmiddag bij elkaar aan cj.en rand veel struikgewas."
die het stellen over
komen?"
Dat was een vraag
waard was.
Aan den Dam, dat ging niet. Er waren
wel een beekje en een heuvel, die dienst
konden doen voor slotgracht en muur, doch
aan den achterkant was men zóó onbe
schermd, dat elke goed opgezette aanval een
overwinning beteekendc. Dat ging dus niet.
Dan de Haag, dat was heelemaal niets. De
omgeving was daar zóó uitgestrekt, dat er
van een voldoende bewaking géén sprake
kon zijn.
Of ze moesten de jongens van andere klas
sen bij halen.
Dat die zouden willen, daaraan behoefden
ze niet te twijfelen. De vijfde klas stond er
voor bekend altijd reuze-fijn te spelen. Maar
ze bleven liever, zooals ze dat noemden;
onder ons.
Er moest dus was anders op gevonden
worden
Toen Cor van Dijk het voorstel deed: „La
ten we dan nu eens naar de Vliet gaan!"
„Dat is", zei Henk Kramer, die, nu de
jongens er allemaal bij stonden en Jan van
Belt zich zoo kleintjes gedroeg, óók had dur
ven naderen, geheimzinnig; „maar dat is
vlak-bij de Heks!"
„Phhh! Het zou wat," antwoordde Cor
van Dijk. Het is nota bene klaarlichte dag.
Dan durft ze je toch niets te doen."
„Maar ik ga niet!" piepte Henk Kramer
met nadruk."
„Moet je zelf weten! Wie gaat er nog
meer niet?"
Geen der jongens meldde zich aan.
En Henk Kramer droop, beschaamd voor
zijn angst, af.
Jaap Klomp had gaarne nog eenige inlich
tingen gehad over de Vliet en vooral over
de Heks.
Maar hij vond het toch maar beter zijn tijd
af te wachten, voor-ie daaromtrent verder
zou vragen. Dat kon altijd nog gebeuren.
„Hoe laat komen we bij elkaar?" infor-
meerde-n-ie zakelijk.
„Om twee uur."
„Croed! Ben, kom je mij halen? Ik weet
nog niet waar de Vliet is."
Ben beloofde en de jongens gingen naar
huis. Ze moesten vlug eten, om om twee uur
al aan de Vliet te zijn, want dal was een
heel eind. Maar ze hadden het er graa'g
voor over. omdat het spel, dat ze dien mid
dag zouden spelen, zeker de kroon zou span
nen over alles wat ooit in Zwammingedam
door dc schooljongens was vertoond.
„Dan konden we het niet beter treffen,"
beoordeelde Jaap.
„Dat knoden we ook niet," zei nu Geert
van Bakel.
„Maar waarom?" vroeg Jaap rechtstreeks;
„maar waarom voelden er eenige jongens
dan niets voor?"
Belangstellend wachtte-n-ie af, wat er nu
zou volgen.
„Tja, Dat is nu weer heel wat anders,"
deed Ben, zonder veel lust te toonen, daar
over verder uit te weiden,
„Wat dan?" drong Jaap aan.
Ben dacht even na en zeide dan: „Jaap, je
rriöet me beloven, me niet uit te zullen
lachen!"
„Dat beloof ik," zei Jaap gul, die zijn
doel bereikt zag.
„Goed dan. Je moet weten, vlak-bij de
Vliet woont de Heks. En daar zijn jullie,
EEN ONBEWUSTE LEUGEN.
„Of ik Tom Schar gekend heb? Die kende
ik al, toen ie nog zoo'n jochie was!"
The Humorist.
89. „Dat was zoo kwaad nog niet gezegd,
overwoog Holly-Dolly, toen hij den volgenden
morgen de wasch voor tante Pim onder handen
had. Die muisjes hadden groot gelijk: 't was'
schande, dat hij zich zoo door die heks liet
ringelooren Dat hij zich lief dwingen voor haar
allerlei minderwaardige karwijtjes op te knappen,
zich dan weer liet slaan en dan weer liet toe
spreken met allerlei lieve woordjes, die in een
kinderkamer thuis hooren.
Schande, schande was het. Maar hij wou weg!
Nijdig balde Holly-Dolly z'n vuist in de richting
van die lieve tante Pim.
90. Neen! Geen slag zou hij meer uitvoeren en
meteen de daad bij 't woord voegend, keerde
Holly-Dolly de tobbe met waschgoed en al in de
sloot om De tobbe dook, kantelde en zoo waar
bleef zij toen net als een bootje rustig drijven.
Dat gaf Holly-Dolly een pracht idee. Netjes
schepte hij het overtollige water, dat nog in dc
tobbe was blijven zitten er uit en nu had hij een
prachtbootje om in te vluchten. Wat zou die lee-
lijke prikneus te keer gaan, als ze zag dat 't vo
geltje gevlogen was en al haar mooie waschgoed
in de sloot dreef.
91. Juist kwam tante Pim eens een kijkje ne
men om te zien, hoe haar Jongske met de wasch
opschoot. Nee maar! Ze viel haast om van schrik,
toen zc zag dat Holly-Dolly tobbe en al dc sloot
had ingekieperd
„Vlegel!" gilde ze en wilde hem met haar be
zem te lijf gaan Maar o jé, wat kwam ze van
een koude kermis thuis. Holly-Dolly, gedachtig de
woorden van de drie muisjes en overmoedig door
't idee van z'n boottochtje, nam fluks een drijf
nat stuk goed en sloeg klits, klats, links en rechts
daarmee om tante Pim's groote ooren. 't Ging al
les zoo vlug en onverwachts, dat tante Pim heele
maal de kluts kwijt raakte en zoo hard als ze
stadsjongens, niet bang voor, maar wij,
dorpsjongens, wel. Tenminste de meesten.'
„Zoo, zei Jaap, nadenkend. „Nu,
ik heb al veel van heksen hooren spreken,
maar gezien heb ik er nooit een. Ik voel e*
wel wat voor om eens met haar kennis t'
maken."
„En als ze je behekst?"
„Dan zal ik wel weer zien. Voorloop^
geloof ik er nog niet veel van. Heeft zc a!
eens iemand behekst?"
„O, al zooveel!"
„Dat zeggen natuurlijk de menschen?
„Ja, wie anders?"
„Goed. Maar zulke dingen moet je eigen
lijk alleen gelooven, wanneer je het zelf
hebt gezien. Doch laten we afwachten."
„Daar heb je de jongens al," zei Geert
van Bakel, die liever maar een einde maakte
aan het gesprek.
Geert had goed gezien. De jongens had
den zich reeds aan de Vliet verzameld er
de drie vrienden voegden zich bij hen om
af tc spreken, hoe ze het spel zouden ver
deden.
De Heks van Zwammingedam, die bij de
liet haar nederig stulpje bewoonde, war
in geen enkel opzicht afwijkend van de
tallooze andere vrouwtjes, die, ongelukkig
door dorpsbijgeloof haar slechte faair
verkrijgen, en die, vooral in Gelderland
Brabant en Limburg, bijna in elk oord, to'
in het kleinste gehuchtje worden aange,
troffen.
De Heks, waarover Ben Stolk had ge.
sproken, was al een heel oud vrouwtje, eet
goedig zieltje, dat nooit een mensch of een
uitging, was haar een smartelijk lijden
de slechte faam, die van haar in het dorp
uitging, was haar een smartelijk lijden;
opdroeg aan haar eenige Troost, aan Onze
Lieve Vrouw, waarvoor de Smarten-
moeder! zc een grooten eerbied koesterde(
De verhalen, die van haar de ronde deden
in het dorp en die 's Wintersavonds bij het
knapperende houtvuur van lange oranje en
blauwe tongen, menigeen deden huiveren,
waren haar allen bekend en zelf voelde ze
een afschuw van dergelijke verschrikkingen.
's-Nachts zouden er katten komen huilen
voor haar huisje, terwijl zij zelf de giftige
brouwsels mengde en bereidde tol onheil
van de menschen. Op loeiende herfststor-'
men reed ze op een bezemsteel door dc
lucht, langs de jagende wolken. Geen kind
was voor haar veilig. Dieren behekste ze
en overal waar ze kwam, volgden haar de
afschuwelijkheid en het ongeluk op der
voet.
Het goedige oudje huiverde, wanneer zc
al die verhalen overdacht, die bovendien
nog ze durfde daaraan bijna niet den
ken; op haar schuld werden geschoven,
U leed er onder, echter stil, en al hare
smarten droeg ze op aan haar Hemelsche
Moeder.
Eenmaal toch zou haar onschuld wel dui
delijk moeten blijken.
(Wordt vervolgd).
EEN KIND VAN ZIJN TIJD.
Onderwijzer: „Nu, Adolf, in welk jaar
stierf Frederik de Groote?"
Adolf: „Dat staat niet in mijn boek".
Onderwijzer: „Niet? (Slaat het boek op.
Hier staat toch duidelijk 1786".
AAdolf: „O, ik dacht dat dal zijn tele
foonnummer was".
HIJ KON NOOIT WETEN!
Ecu boertje, dat al geruimen tijd aan kies
pijn leed, besloot eindelijk de hem zoo
afschuwelijk kwellende kies te laten trek
ken.
Hoeveel kost me dat, vroeg hij aan
den tandarts.
Een bankbiljet, antwoordde deze.
En-ne doet ge het zonder pijn?
Zeker, ge wordt dan even ingespoten
en ge zijt dan heelemaal ongevoelig, om
zoo te zeggen buiten kennis.
Buiten kennis?
Ja.
Het boertje stak de hand in den zak en
haalde er een aantal geldstukken uit.
Neen, neen, ge behoeft niet vooruit tc
betalen, zei de tandarts.
De patiënt keek hem verwonderd aan
en zei: Dat was ook niet mijn bedoeling,
ik wilde alleen maar weten, voordat ik
buiten kennis was, hoeveel geld ik in miia
zak had.