VOOR DE m m m m m m m i m mmm m m m n i W:H. W, n n 1JUL JU_üj te .Ui.. JiL iü ONS DAMBORD. 34—30 1 17—21 30—25 2 21—26 40—34 3 11—17 45—40 4 6—11 50—45 5 1—6 32—28 6 19—23 28 19 7 14 23 25 14 8 10 19 9; ML J NUMMER 46 DERDE JAARGANG 1924 9 MURIEL'S VLUCHT NIET DOM. Kleine jongen „Och mijnheel', wil u asjeblieft dat hek voor me open maken." Bijziend heer „Dat kun je immers zelf ook wel, beste jongen." Jongen „Och neen, meneer, dat kan ik niet." Heer (het hek openend) „Nu ziedaar dan maar waarom kon je dat nu niet?" Jongen „Omdat 't pas geverfd is me neer, kijk maar naar uwes handen." AARDAPPELEN WASSCHEN. Keukenmeid „Jongejuffrouw, zou u me niet even willen helpen, ik heb het zoo druk." Jongejuffrouw „O zeker, heel graag 1 Waar is de zetp? Dan zal ik even de aard- dappels wasschen." Kleine Jan „Pa, er loopt een kever tegen het plafond." Vader (druk bezig) „Trap^het dier dood en houd je mond, jongen." ZOO'N SLIMMERD Cleine Nico komt oom Frans felici- teeren. „Lieve oom," zegt hij, „wij wenschen u veel geluk op uw verjaardag en moeder heeft gezegd, als u mij een kwartje gaf dan mocht ik het niet verliezen." GOED LEVEN „Zoo Frits, is je baas dood?" Frits (schoenmakersleerling) „Ja meneer, wij zijn uit ons lijden Alle corrspondentie ueze rubriek te adresseeren aan den heer W. N. Stuif bergen, adres bureau van dit blad. De oplossing van het oefenprobleem van d«n heer N. R. v. d. Berg is als volgt Wit Zwart 2—37 17 26 7—31 26 37 ,8—42 37 48 19—33 48 30 3329 24 33 35 2 en wint. De oplossing van het oefenprobleem van den heer A. F. Hoogvelt is Wit Zwart 28—22 19 48 30 6 48 4 32—27 4 31 36 27 en wint. De damslag in de partijstand wordt als volgt genomen Wit Zwart 34_29 23 34 40 20 15 24 44—40 25 34 40 20 14 25 27—21 16 36 37—31 36 27 32 5 en wint. Variant II. Wit 34—29, 29 20, 40 20, 27—21, 37—31, 32 5. Zwart 25 34, 15 24,14 25, 16 36, 36 27 Variant III. Wlt 34—29, 29 20, 40 29, 39 30, 27—21, 37—31, 32:5. Zwart 25 34, 14 25, 23 34, 25 34, 16 36, 36 27. Goede oplossingen mocht ik ontvan gen van de no's 1, 2, 3 en 4. van de heeren J. A. Bouten, Willemus, J. Emanuel. Van no. 3 en 4. M. v. d. Schelde. EINDSPEL No. 18. „DE DAMSCHOOL." In een oude jaargang van de „Dam- schooi" troffen wij onderstaand eindspel aan. Auteur Mr. Blankenaar. OP HET TELEGRAAFKANTOOR. Boer „Een telegram naar Leiden, wat kost dat Beambte „Vijftig cent en hooger, naar de lengte. Aan wien wou je het stu- tren Boer „Aan m'n zoon die is bij de huzaren." Beambte „En wat wou je sturen?" Boer (haalt een schotel voor den dag): „Zie meneer, ik ben vandaag jarig. Nu wou ik Jan ook wat aardappeltjes met vleesch sturen. Met de telegraaf, dacht ik, dat gaat zoo gauw, dan krijgt-ie ze mis schien nog warm." De man kon maar niet begrijpen, waar om allen, die hem hoorden, zoo lachten. Een onderwijzer toont een jeugdig leerling zijn horloge. „Waarom is er een glas over de wijzer plaat, Kareltje vraagt hij. „Opdat de wijzers bij het rondgaan de voering van 't vestzakje niet zouden scheuren, meester," is het antwoord. UIT DE AARDRIJKSKUNDE. De haven des huwelijks zoeken de meesten aan de Goudkust. ZICH VERRADEN. Heer „Zeg eens Johan, je ruikt naar cognac." Bediende „Naar cognac, meneer En er is geen droppel cognac meer in uw heelen wijnkelder te vinden WAT ZIJ NOODIG HADDEN. „Vrienden," sprak op een, rumoerige volksvergadering een somber uitziend man, „ik geloof te weten wat gij allen noodig hebt. Op de eerste plaats wenscht ge een land, waar iedereen door de wet zal gedwongen worden zich goed te gedragen, en zijn evennaaste niet te hinderen, nietwaar „Ja, ja," riepen verschillende stemmen. „In dat land moet men zonder zorg aan voedsel en kleeding komen, en moet het geld niet bestaan, nietwaar „Juist." „Het moet een plaats zijn waar ieders arbeid door de wet geregeld wordt en waar'de werkverdeeling van staatswege plaats heeft „Uitstekend Goed gezegd riepen allen. „Nu, zulk een plaats heb ik juist ver laten," ging de spreker voort. „He, en waar komt ge dan vandaan," vroegen de voorsten. „Uit de gevangenis," was het korte antwoord. HIJ HAD NOG AL WAT SCHULD- EISCHERS. A „Wat zeg je, heeft baron B zich met de dochter van den rijken Goldsteen ver loofd B „Ja, op algemeen verlangen." EEN UITMUNTENDE KUUR. „Kerel, wat zie jij er slecht uit. Heeft de badreis je geen goed gedaan?" „O, jawel die is uitstekend gesbagd. Mijn oudste dochter is nu verloofd!" Stand Zwart 2 schijven op 28 en 41. Wit 3 dammen op 34, 38 en 45. Oplossing Wit Zwart 1. 3815 2832 Op 4146 volgt 1510 en 10 op 41, of 3423 als zwart aansluit met 46—32. 2. 15—47 41—46 Op 3238 of 37 volgt 47 X 36, 3647, 34—25 47—42 en 45—34 3. 47—36 46—37 Op 32—38 of 37 volgt 36—41 en zoo noodig 4132 of 28. 4. 34—48 32—38 Op 37—26 of 46 volgt 36—31 of 36—41. 5. 48x26 38—43 6. 36 X 27 43—49 Op 4348 volgt 4523 en 2743 met 23—37. 7. 27—16 i 49—44 Op 4935 volgt 268 en 45-7. 8. 26—12 44—49 Op 4435 volgt 128 en 45—7. Op 44—50, 39, 33, 28 of 22 volgt 16— 11, 45—50 en 50—45. Op 44—6 volgt 45—50 en 50—45. 9. 12—17 49—35 10. 17—8 35—2 11.45—7 2:11 12. 16 2 en wint PROBLEEM No. 19. Auteur A. H. v. d. Geest, Lisse. 33—28 37 28 41 32 39—33 44—39 34—30 9 10 11 12 13 14 23 32 26 37 4—10 10—14 5—10 18—22 Stand in cijfers Wit 13 schijven op 21, 28, 29, 31, 33, 35, 36, 38, 39, 40, 42, 43 en 45. Zwart 12 schijven op 4, 5, 7, 8, 10, 12, 13, 16, 18, 19, 20, 24 en 25. PARTIJ. Wit Zwart W. N. StuifbergenTh. v. d. Oudenho ven. FRANSCHE OPENING. Sterker is 1823 30—25 15 22—27 32 21 16 17 26 47—41 17 11—17 41—37 18 7—11 37—32 19 17—21 49—44 20 12—18 35—30 21 Een aardige valstrik. 21 19—23?? Zwart laat zich verlokken tot dezen foutzet. Het is toch duidelijk dat wit niet zonder reden een schijf cadeau geeft. Nu volgt natuurlijk 3631 en 33 4. 28 19 22 IS 35 36—31 23 26 28 33 4 24 11—17 Wel het beste nu gaat wits dam ver loren 4—18 25 Wit heeft niets beters. 25 8—13 18 20 26 15 24 Deze verwikkelingen hebben zwart een schijf verlies en een slechten stand bezorgt. 39—34! 27 Nu dreigt 34—30 en als zwart vervolgt met 24—29 30—24 en 25 5 27 24—30 Wanhoop Het bepalen van den juisten zet is hier voor zwart uiterst moeilijk immers op 39 b.v. volgt 44 39 en 38 20 en zwart kan wel opgeven. Nu gaat evenwel wederom een schijf verloren. 34—29! 28 17—22 25 34 29 22—27 29—24 30 6—11 34—30 31 3—9 30—25 32 10—15 24—20 33 15 24 4439 34 35 33 38 20 35 Zwart geeft op. Analyse A. F. Hoogvelt. PROBLEEM No. 20. Auteur A. F. Hoogvelt. STOF ZIJT GIJ. „Moeke, is het waar, dat de menschea van stof gemaakt zijn?" „Ja, kindlief 1" „En de negers dan zeker van koiea- gruis OP DE TRAM. Passagier „Zeg, conducteur, het zijn tochjallemaal rijke lui, die in de tram zitten Conducteur „Rijke lui, nou, ik weet niet, meneer." Passagier „Wel zeker, want ze zijn „binnen" of ze hebben een buitenplaats." Conducteur „Maar, meneer, weet u dan wel, waarom op de imperiale der omnibussen ook altijd rijke lui zaten?" Passagier „Neen, waarom dan Conducteur: „Wel meneer, die warea er boven op LANGS EEN OMWEG. Weduwe „Mag ik u in vertrouwen mededeelen, mijnheer Jansen, dat mijn dochter een oogje op u heeft geslagen?" Mijnheer Jansen „Inderdaad? Ten hoogste vereerd Weduwe „Zonder twijfel. Zij heeft mij zelve gezegd Dien mijnheer Jansen zou ik heel gaarne tot papa willen heb ben." Vier dingen komen niet terug: het ge sproken woord, de afgeschoten pijl, de afgelegde levensbaan en de verzuimde gelegenhe id Stand in cijfers Wit 14 schijven op 23, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 39, 42, 43, 45 en 48. Zwart 13 schijven op 3, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 17, 18, 21, 22, 25 en 26. OEFENPROBLEEM No. 21. ÜK-'-jfSR Stand in cijfers Wit 11 schijven op 21, 27, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 42, 44 en 47. Zwart 11 schijven op 2, 3, 4, 8, 12, 13, 14, 17, 19, 24 en 30. Oplossingen in te zenden aan den Datn- redacteur. Gaarne houdt ik mij aanbevo- en voor partijen', partijstanden, pro blemen, slagzetten, eindspelen enz. EEN DOMKOP. De met werk overladen schrijver H. beveelt zijn knecht „Ik heb nu geen oogenblik tijd. Wie er ook komt ik ben voor niemand thuis." „Om u te dienen, antwoordt Jan. „Wie is er geweest vraagt H. 's a- vonds zijn dienaar „De kleermaker twee dames, drie boekhandelaars en uw vader." „Wat mijn vader schaaps kop voor dien ben ik toch zeker altijd thuis." „Maar, u hebt toch...." „Zwijg.' Eenige dagen later verschijnt de vader van den heer H. weder. „Is mijn zoon thuis vraagt hij den knecht „Jawel mijnheer H., uw zoon is thuis De oude neer treedt binnen, maar ziet zijn zoon nergens. Hij loopt het geheele huis door De voor-kamer, de achterkamer, de slaapmaker keuken, zolder, doch zonder resultaat. „Wat beteekent dat, domkop." vaart hij uit, „zooals ik zie mijn zoon is uitgegaan." „Juist hij is uitgegaan, hij heeft echter onlangs gezegd, dat hij voor u «ltijd thuis is." HUISKAMER naar HET ENGELSCH VAN GAY THORNE OOOR M T Gedurende de eerste paar minuten voelde Muriel zich verlegen voor haar cavalier, ondanks hun intieme brief wisseling van zoo kort geleden. Hij was niet dezelfde Charles, dien ze eerst ge keild had. In het Park was er een gevoel van kameraadschappelijkheid geweest, versterkt door het feit, dat zij beiden werkten, buitenstaanders waren van de groote wereld, menschen voor wie con ventie heel weinig beteekenis had. Nu zag ze dadelijk, dat Charles eenigszins veranderd was. Wat één ding betreft, vond ze hem veel knapper dan eerst. Het kleine zwarte snorretje, dat de welge vormde lippen niet verborg, gaf kracht en waardigheid aan zijn gezicht. Dan was hij keurig gekleed, precies zooals ieder ander der rijke jonge mannen, die daar lunchten. Bovendien, was het slechts ver beelding Zijn manier van doen was ver anderd. Hij was niet zoo vroolijk en lucht hartig. Hij sprak nu vertrouwelijker en gewichtiger. Alles sprak ervan wie hij was en de Charles van Tracy street was voor altijd verdwenen. „Weet u wel," zei hij, na de oesters, „dat u een heele chique jonge dame ge worden bent, juffrouw St. Pierre? Ik kan me heelemaal niet voorstellen, dat u hoeden verkocht in Maison Juliette. Het lijkt gewoon een droom „Nog minder," antwoordde ze lachend, „zie ik u, zooals u was. Ik dacht juist bij mezelf, dat u zoo veranderd was." „Verbeterd dan, hoop ik," zei hij vlug, en dat scheen het ijs tusschen hen te bre ken, en na eenige minuten praatten ze weer samen met al de vrijheid van het verleden. Tegen hel eu.de uer lunch, toen Muriel klaar was met haar beschrijving van haar nieuw leven en het geluk, dat ze daar in vond, werd Charles plotseling ernstig. „Kijk, juffrouw St. Pierre," zei hij; „er zijn twee dingen, waarover ik even met u wou spreken. Eerst wil ik u graag eenige vragen stellen. U weet nu, dat zoowel mijn vader als ik, hebben besloten, om, als we kunnen, alles uit te vinden, wat u omtrent uzelf wilt weten. We waren het beiden eens, is het niet, dat u een zeer geheimzinnig persoon is en ook, dat er kortgeleden zeer eige ai Uige dingen met u geteard zijn. Nu dan, ik wijd er al mijn energie aan om achter de waarheid te komen." Zij voelde dankbaarheid, maar ook pijn. „Het is meer dan goed van u," zei ze zacht. „Ik kan u niet genoeg danken. Er is niemand anders in de wereld, die me zou willen helpen, al begrijp ik niet, waarom u en Sir Augustus al die moeite willen doen." „Dat zal ik u later wel eens uitleggen, zei hij, en om een reden, die ze niet zou hebben kunnen verklaren, begon Muriels hart sneller te kloppen. „Ik heb nooit iets tegen iemand ge zegd," ging ze door, „behalve een of twee keer tegen die lieve Enid Stonehaven, die zoo goed voor me is. maar u kunt u niet voorstellen, wat het is, steeds duis ternis om zich heen te voelen. Ik bedoel niet, dat ik nu ongelukkig ben, maar er blijft steeds dat gevoel van eenzaamheid. Ik heb geen mensch ziet u, geen enkelen bloedverwant in de ^vereld, waar ik iets van weet. Niemand kan me vertellen, wie mijn vader en moeder waren. Het is vreeselijk te voelen, datje niet bent zoo als andere meisjes, dat je afkomst in duis ternis gehuld is. Er zijn tijden geweest, dat ik den heelen nacht gehuild heb, bedenkend, dat ik een verworpeling ben en misschien mijn naam niet eens van mij is." Haar stem begaf haar, en de tranen kwamen in haar mooie, violet-kleurige oogen. Nooit tevoren had zé zoo uit het diepst van haar hart gesproken, en terwijl ze het deed verwonderde zij er zich zelf over. Zij zag dat Charles' hand den rand van de tafel omknelde, tot zijn knokkels wit werden. „Geloof me," zei hij, met een stem, waarin hij zijn gevoel had trachten te onderdrukken, „dat ik dat alles zal ver anderen. Er zal helder licht komen op aide donkere plaatsen, dat beloof ik u." Hij wachtte eenige oogenblik ken en toen veranderde zijn gedrag. „Nu zijn er eenige vragen, die ik u graag wou doen," zei hij, „indien ik mag tenminste." Zij boog haar hoofd, en toen, met zoo weinig mogelijk woorden, met groote zachtheid, maar ook groote scherpzinnig heid, stelde hij haar al die vragen waar om trent hij het eenige dagen geleden eens ge worden was met Sir Augustus. Muriel zocht haar geheugen af en ant woordde zoo kort en duidelijk mogelijk. „Ik feliciteer u," zei hij ten laatste,. „en vergeef me mijn kruisverhoor. U bent buitengewoon knap in het rangschikken der feiten, wat meestal niet een sterk punt is bij een vrouw." „Daar ben ik blij om," antwoordde ze eenvoudig, „en nu is er nog iets, wat ik u niet verteld heb, iets, wat me meer dan ik kan zeggen, in de war gebracht heeft. Het heeft me zelfs angstig gemaakt." „Wat is dat dan vroeg hij zoo plot seling en vol belangstelling, dat ze ervan schrok. n „Ik wou u vertellen, wat er gebeurde, toen ik Madame Juliette verliet toen ik haar juist verteld had, dat Lady Stone haven me bij zich wilde hebben." „O. dat kan van belang zijn. Vertel me astublieft alles wat ge u herinneren kunt." „Goed. Mevrouw Mayberlie had met Madame gesproken, terwijl Enid en ik in een andere kamer samen spraken. Madame wist van het voorstel af, toen ik naar haar toeging, en was het er mee eens enkel vroeg ze me op die onaan gename, sluwe manier van haar, om haar nu en dan te komen bezoeken en haar dan van alles, wat er in Berkly Square ge beurde, te vertellen." Charles kuchte. Dit scheen hem m het geheel niet te verbazen „Toen gebeurde er iets buiten gewoons en beangstigends. Ik wou juist Madame's kamer verlaten, toen de deur openging en mijnheer Radney binnen kwam." Nu was het Charles' beurt, om ver rast te zijn. „Ga alstublieft door," zei hij, en ze zag dat zijn gezicht gloeide van opge wondenheid. „Hij zag me eerst niet, en toen hij me ontdekte, was hij verbaasd. Zijn gezicht werd een oogenblik gewoon verschrikkelijk, toen werd het weer ge woon en groette hij me met een soort valsche, zalvende verwondering, welke nog vreeselijker was dan zijn woedende blik. Madame zei iets, toen pakte hij haar bij den schouder en fluisterde haar wel bijna een minuut lang, geloof ik, iets in het oor. Toen hij klaar was, keken ze allebei heel eigenaardig naar me. Het was zoo verschrikkelijk, of dat verbeeldde ik me tenminste, dat ik voelde, dat ik bijna zou flauw vallen." „Verklaar u alsjeblieft duidelijk, juf frouw. „Wel, ik kreeg den indruk, dat ik plotseling van heel veel belang was voor hen beiden, maar vooral voor Madame Juliette. Zij keek naar me, zooals ik haar nog nooit had zien kijken. Haar gezicht was een en al levendige belangstelling, en, ik kan het enkel beschrijven als een soort honger. Ik verbeeldde me ook, dat ze ook weer bang voor me leek te zijn. Het is allemaal zoo moeilijk om uit te leggen maar van één ding was ik zeker. Van dat oogenblik was Madame's vriendelijke houding tegenover me geheel veranderd. Ik wist, en dat maakte me vreeselijk angstig, dat ze me kwaad toewenschte." „Dit is zeer belangrijk voor me juf frouw St. Pierre, en wat gebeurde daarna „Ik veronderstel, dat het op mijn ge zicht te lezen was, dat ik iets begreep en dat ik verschrikt was. In ieder geval, Madame deed een geweldige poging, ik zag, dat ze het deed, ik zag den strijd tusschen een sterken wil en een diepe emotie, welke ik niet kon begrijpen, en ik zag den sterken wil overwinnen." „Zij zei niets „O, ja. Zij dreigde me met den vinger en haar stem klonk krakend en valsch. Wat hoor ik hier," zei ze met 'n vreeselij- ken grijnslach, „ondeugend kind, dat het landleven te eentonig vindt en weglobpt naar Londen U, juffrouw St. Pierre Daar zou ik u nooit toe in staat geacht hebben Toen begon zij, zoowel als mijnheer Radney te gichelen, zij sche nen comedie te spelen en ik raakte er ge heel door in de war. Eindelijk zei mijnheer Radney: ,,Nu, we zullen wat voorbij is, voorbij laten zijn. Ik wil je wel bekennen, Muriel, dat ik geheel van streek was, toen je ons verliet. Ik vrees, dat ik nogal opvliegend van aard ben, en ik was wer kelijk erg boos op je. Nu je eenmaal weg bent en je het zoo goed schijnt te maken in Londen, zullen we er maar niet meer over praten. Schrijf eens naar Marshland en vertel, hoe het je gaat." Hij gaf me de hand en die was koud en vochtig als een visch, en ik ging de kamer uit, zoo goed ik kon. Ik hoorde ze vlug en ernsyg beginnen te praten, haast nog voor ik de deur gesloten had." ..Tk dank u zeer. Ik moet hier nog eens over denken en trachten uit te vinden, wat het te beteekenen heeft. En nu, als u naar mijn raad wilt luisteren Miss St. Pierre, zet dit alles uit uw gedachte. Mijn wagen zal nu buiten al wachten en zullen we dan naar Richmond rijden en in het Park wandelen Het is er nu juist heer lijk voor." „Ik zou het zeker erg prettig vinden. Maar een half uurtje neb ik voor iets anders noodig," en ze vertelde hem van Enid's boodschap. „Die Lady Stone haven woont heel dicht bij den ingang van het Park, zegt Enid, zoodat het uw plan wel niet in de war zal brengen, zeker?" Hij zei, dat het niet in het minst zou hinderen, en spoedig daarna reden ze door Piccadilly in een groote, donker grijze Rolls Royce, welke Charles zelf bestuurde. Hoe vreemd scheen het, den vroegeren portier te zien veranderd in een rijken jongen man met een auto van duizend guineas Toch niet veel vreemder, be dacht ze, dan het feit, datjzij in Berkley Square woonde, de intieme vriendin van een meisje van hoogen adel, en een salaris genietend van drie honderd pond per jaar. Gedurende den rit door Kmghtsbridge, Hammersmith en Chiswick, sprak Char les zeer weinig. Hij scheen in gedachten verdiept, en ze vroeg zich af, of het om trent haar eigen zaken was. Maar toen ze eindelijk het Park binnen traden, en den wagen op een afgelegen pad achter latend, in de eenzaamheid van het bosch landschap, begonnen te wandelen, werd hij plotseling zenuwachtig en sprak met korte, afgestooten zinnetjes. Onmiddellijk begreep ze. Het was een heerlijke middag. Er lag een blauw op het landschap, zooals er glans op een pruim ligt. Er was geen levende ziel in de buurt een zacht middag-windje maakte muziek in de boomen. Ver weg, bijna buiten het gehoor, was het rumoer van Londen, zooals de verre deining van de zee. Dichter bij was de muziek der bijen in de bloemen van het gras en verder was alles stil. Eindelijk kwamen ze op een plaats, waar drie groote boomen vlak bij elkaar stonden de knoestige wortels staken door het gras heen en vormden wel een half dozijn natuurlijke rustplaatsen. Zij gingen zitten, als hadden ze het afgesproken, en toen keerde Charles zich vlug naar haar toe. Zij voelde, dat een harer handen ge vangen was en stevig werd vastgehouden in twee sterke bruine handen, zij hoorde een stem in haar oor, een stem die trilde van ontroering, zooals de snaren van een harp. De ziel van een man sprak hier. „Muriel," de vlugge, hartstochtelijke woorden schenen door haar hart te drin gen, „ik kan niet langer wachten. Op de heele wereld heb ik maar een wensch. Op de heele wereld is er maar een per soon, die van belang is voor me. Mijn heele leven is slechts een enkel doel ge worden. Muriel, lieveling, jij bent dat Ik heb je lief met heel mijn hart en ziel, met alles, dat ik ben en kan zijn. Ik be minde je van het eerste oogenblik, dat ik je zag. Jij bent het eenige meisje, dat er leeft voor me. O, liefste, ik heb geen woorden om je te vragen, maar zeg me, dal ie ook een beetje van tnii houdt, cn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 11