VOOR DE
m
m m
m m m m
i m mmm
m m m n
i W:H. W,
n
n
1JUL JU_üj
te .Ui.. JiL iü
ONS DAMBORD.
34—30
1
17—21
30—25
2
21—26
40—34
3
11—17
45—40
4
6—11
50—45
5
1—6
32—28
6
19—23
28 19
7
14 23
25 14
8
10 19
9; ML J
NUMMER 46
DERDE JAARGANG 1924
9 MURIEL'S VLUCHT
NIET DOM.
Kleine jongen „Och mijnheel', wil
u asjeblieft dat hek voor me open maken."
Bijziend heer „Dat kun je immers zelf
ook wel, beste jongen."
Jongen „Och neen, meneer, dat kan
ik niet."
Heer (het hek openend) „Nu ziedaar
dan maar waarom kon je dat nu niet?"
Jongen „Omdat 't pas geverfd is me
neer, kijk maar naar uwes handen."
AARDAPPELEN WASSCHEN.
Keukenmeid „Jongejuffrouw, zou u
me niet even willen helpen, ik heb het
zoo druk."
Jongejuffrouw „O zeker, heel graag 1
Waar is de zetp? Dan zal ik even de aard-
dappels wasschen."
Kleine Jan „Pa, er loopt een kever
tegen het plafond."
Vader (druk bezig) „Trap^het dier
dood en houd je mond, jongen."
ZOO'N SLIMMERD
Cleine Nico komt oom Frans felici-
teeren.
„Lieve oom," zegt hij, „wij wenschen
u veel geluk op uw verjaardag en moeder
heeft gezegd, als u mij een kwartje gaf
dan mocht ik het niet verliezen."
GOED LEVEN
„Zoo Frits, is je baas dood?"
Frits (schoenmakersleerling) „Ja
meneer, wij zijn uit ons lijden
Alle corrspondentie ueze rubriek te
adresseeren aan den heer W. N. Stuif
bergen, adres bureau van dit blad.
De oplossing van het oefenprobleem van
d«n heer N. R. v. d. Berg is als volgt
Wit Zwart
2—37 17 26
7—31 26 37
,8—42 37 48
19—33 48 30
3329 24 33
35 2 en wint.
De oplossing van het oefenprobleem
van den heer A. F. Hoogvelt is
Wit Zwart
28—22 19 48
30 6 48 4
32—27 4 31
36 27 en wint.
De damslag in de partijstand wordt
als volgt genomen
Wit Zwart
34_29 23 34
40 20 15 24
44—40 25 34
40 20 14 25
27—21 16 36
37—31 36 27
32 5 en wint.
Variant II.
Wit 34—29, 29 20, 40 20, 27—21,
37—31, 32 5.
Zwart 25 34, 15 24,14 25, 16 36,
36 27
Variant III.
Wlt 34—29, 29 20, 40 29, 39 30,
27—21, 37—31, 32:5.
Zwart 25 34, 14 25, 23 34, 25 34,
16 36, 36 27.
Goede oplossingen mocht ik ontvan
gen van de no's 1, 2, 3 en 4. van de heeren
J. A. Bouten, Willemus, J. Emanuel.
Van no. 3 en 4.
M. v. d. Schelde.
EINDSPEL No. 18.
„DE DAMSCHOOL."
In een oude jaargang van de „Dam-
schooi" troffen wij onderstaand eindspel
aan.
Auteur Mr. Blankenaar.
OP HET TELEGRAAFKANTOOR.
Boer „Een telegram naar Leiden,
wat kost dat
Beambte „Vijftig cent en hooger, naar
de lengte. Aan wien wou je het stu-
tren
Boer „Aan m'n zoon die is bij de
huzaren."
Beambte „En wat wou je sturen?"
Boer (haalt een schotel voor den dag):
„Zie meneer, ik ben vandaag jarig. Nu
wou ik Jan ook wat aardappeltjes met
vleesch sturen. Met de telegraaf, dacht ik,
dat gaat zoo gauw, dan krijgt-ie ze mis
schien nog warm."
De man kon maar niet begrijpen, waar
om allen, die hem hoorden, zoo lachten.
Een onderwijzer toont een jeugdig
leerling zijn horloge.
„Waarom is er een glas over de wijzer
plaat, Kareltje vraagt hij.
„Opdat de wijzers bij het rondgaan de
voering van 't vestzakje niet zouden
scheuren, meester," is het antwoord.
UIT DE AARDRIJKSKUNDE.
De haven des huwelijks zoeken de
meesten aan de Goudkust.
ZICH VERRADEN.
Heer „Zeg eens Johan, je ruikt naar
cognac."
Bediende „Naar cognac, meneer
En er is geen droppel cognac meer in uw
heelen wijnkelder te vinden
WAT ZIJ NOODIG HADDEN.
„Vrienden," sprak op een, rumoerige
volksvergadering een somber uitziend
man, „ik geloof te weten wat gij allen
noodig hebt. Op de eerste plaats wenscht
ge een land, waar iedereen door de wet
zal gedwongen worden zich goed
te gedragen, en zijn evennaaste niet te
hinderen, nietwaar
„Ja, ja," riepen verschillende stemmen.
„In dat land moet men zonder zorg aan
voedsel en kleeding komen, en moet het
geld niet bestaan, nietwaar
„Juist."
„Het moet een plaats zijn waar ieders
arbeid door de wet geregeld wordt en
waar'de werkverdeeling van staatswege
plaats heeft
„Uitstekend Goed gezegd riepen
allen.
„Nu, zulk een plaats heb ik juist ver
laten," ging de spreker voort.
„He, en waar komt ge dan vandaan,"
vroegen de voorsten.
„Uit de gevangenis," was het korte
antwoord.
HIJ HAD NOG AL WAT SCHULD-
EISCHERS.
A „Wat zeg je, heeft baron B zich met
de dochter van den rijken Goldsteen ver
loofd
B „Ja, op algemeen verlangen."
EEN UITMUNTENDE KUUR.
„Kerel, wat zie jij er slecht uit. Heeft de
badreis je geen goed gedaan?"
„O, jawel die is uitstekend gesbagd.
Mijn oudste dochter is nu verloofd!"
Stand
Zwart 2 schijven op 28 en 41.
Wit 3 dammen op 34, 38 en 45.
Oplossing
Wit Zwart
1. 3815 2832
Op 4146 volgt 1510 en 10 op 41,
of 3423 als zwart aansluit met 46—32.
2. 15—47 41—46
Op 3238 of 37 volgt 47 X 36, 3647,
34—25 47—42 en 45—34
3. 47—36 46—37
Op 32—38 of 37 volgt 36—41 en zoo
noodig 4132 of 28.
4. 34—48 32—38
Op 37—26 of 46 volgt 36—31 of 36—41.
5. 48x26 38—43
6. 36 X 27 43—49
Op 4348 volgt 4523 en 2743 met
23—37.
7. 27—16 i 49—44
Op 4935 volgt 268 en 45-7.
8. 26—12 44—49
Op 4435 volgt 128 en 45—7.
Op 44—50, 39, 33, 28 of 22 volgt 16—
11, 45—50 en 50—45.
Op 44—6 volgt 45—50 en 50—45.
9. 12—17 49—35
10. 17—8 35—2
11.45—7 2:11
12. 16 2 en wint
PROBLEEM No. 19.
Auteur A. H. v. d. Geest, Lisse.
33—28
37 28
41 32
39—33
44—39
34—30
9
10
11
12
13
14
23 32
26 37
4—10
10—14
5—10
18—22
Stand in cijfers
Wit 13 schijven op 21, 28, 29, 31, 33,
35, 36, 38, 39, 40, 42, 43 en 45.
Zwart 12 schijven op 4, 5, 7, 8, 10,
12, 13, 16, 18, 19, 20, 24 en 25.
PARTIJ.
Wit Zwart
W. N. StuifbergenTh. v. d. Oudenho
ven.
FRANSCHE OPENING.
Sterker is 1823
30—25 15 22—27
32 21 16 17 26
47—41 17 11—17
41—37 18 7—11
37—32 19 17—21
49—44 20 12—18
35—30 21
Een aardige valstrik.
21 19—23??
Zwart laat zich verlokken tot dezen
foutzet. Het is toch duidelijk dat wit niet
zonder reden een schijf cadeau geeft.
Nu volgt natuurlijk 3631 en 33 4.
28 19 22 IS 35
36—31 23 26 28
33 4 24 11—17
Wel het beste nu gaat wits dam ver
loren
4—18 25
Wit heeft niets beters.
25 8—13
18 20 26 15 24
Deze verwikkelingen hebben zwart
een schijf verlies en een slechten stand
bezorgt.
39—34! 27
Nu dreigt 34—30 en als zwart vervolgt
met 24—29 30—24 en 25 5
27 24—30
Wanhoop Het bepalen van den juisten
zet is hier voor zwart uiterst moeilijk
immers op 39 b.v. volgt 44 39 en
38 20 en zwart kan wel opgeven.
Nu gaat evenwel wederom een schijf
verloren.
34—29! 28 17—22
25 34 29 22—27
29—24 30 6—11
34—30 31 3—9
30—25 32 10—15
24—20 33 15 24
4439 34 35 33
38 20 35 Zwart geeft op.
Analyse A. F. Hoogvelt.
PROBLEEM No. 20.
Auteur A. F. Hoogvelt.
STOF ZIJT GIJ.
„Moeke, is het waar, dat de menschea
van stof gemaakt zijn?"
„Ja, kindlief 1"
„En de negers dan zeker van koiea-
gruis
OP DE TRAM.
Passagier „Zeg, conducteur, het zijn
tochjallemaal rijke lui, die in de tram
zitten
Conducteur „Rijke lui, nou, ik weet
niet, meneer."
Passagier „Wel zeker, want ze zijn
„binnen" of ze hebben een buitenplaats."
Conducteur „Maar, meneer, weet
u dan wel, waarom op de imperiale der
omnibussen ook altijd rijke lui zaten?"
Passagier „Neen, waarom dan
Conducteur: „Wel meneer, die warea
er boven op
LANGS EEN OMWEG.
Weduwe „Mag ik u in vertrouwen
mededeelen, mijnheer Jansen, dat mijn
dochter een oogje op u heeft geslagen?"
Mijnheer Jansen „Inderdaad? Ten
hoogste vereerd
Weduwe „Zonder twijfel. Zij heeft
mij zelve gezegd Dien mijnheer Jansen
zou ik heel gaarne tot papa willen heb
ben."
Vier dingen komen niet terug: het ge
sproken woord, de afgeschoten pijl, de
afgelegde levensbaan en de verzuimde
gelegenhe id
Stand in cijfers
Wit 14 schijven op 23, 29, 30, 31, 32,
33, 34, 35, 37, 39, 42, 43, 45 en 48.
Zwart 13 schijven op 3, 8, 9, 10, 11,
12, 14, 17, 18, 21, 22, 25 en 26.
OEFENPROBLEEM No. 21.
ÜK-'-jfSR
Stand in cijfers
Wit 11 schijven op 21, 27, 32, 33, 35,
37, 38, 39, 42, 44 en 47.
Zwart 11 schijven op 2, 3, 4, 8, 12, 13,
14, 17, 19, 24 en 30.
Oplossingen in te zenden aan den Datn-
redacteur. Gaarne houdt ik mij aanbevo-
en voor partijen', partijstanden, pro
blemen, slagzetten, eindspelen enz.
EEN DOMKOP.
De met werk overladen schrijver H.
beveelt zijn knecht
„Ik heb nu geen oogenblik tijd. Wie
er ook komt ik ben voor niemand
thuis."
„Om u te dienen, antwoordt Jan.
„Wie is er geweest vraagt H. 's a-
vonds zijn dienaar
„De kleermaker twee dames, drie
boekhandelaars en uw vader."
„Wat mijn vader schaaps
kop voor dien ben ik toch zeker
altijd thuis."
„Maar, u hebt toch...."
„Zwijg.'
Eenige dagen later verschijnt de
vader van den heer H. weder.
„Is mijn zoon thuis vraagt hij
den knecht
„Jawel mijnheer H., uw zoon is
thuis
De oude neer treedt binnen, maar
ziet zijn zoon nergens. Hij loopt het
geheele huis door De voor-kamer, de
achterkamer, de slaapmaker keuken,
zolder, doch zonder resultaat.
„Wat beteekent dat, domkop."
vaart hij uit, „zooals ik zie mijn
zoon is uitgegaan."
„Juist hij is uitgegaan, hij heeft
echter onlangs gezegd, dat hij voor u
«ltijd thuis is."
HUISKAMER
naar HET ENGELSCH VAN GAY THORNE OOOR M T
Gedurende de eerste paar minuten
voelde Muriel zich verlegen voor haar
cavalier, ondanks hun intieme brief
wisseling van zoo kort geleden. Hij was
niet dezelfde Charles, dien ze eerst ge
keild had. In het Park was er een gevoel
van kameraadschappelijkheid geweest,
versterkt door het feit, dat zij beiden
werkten, buitenstaanders waren van de
groote wereld, menschen voor wie con
ventie heel weinig beteekenis had. Nu
zag ze dadelijk, dat Charles eenigszins
veranderd was. Wat één ding betreft,
vond ze hem veel knapper dan eerst. Het
kleine zwarte snorretje, dat de welge
vormde lippen niet verborg, gaf kracht
en waardigheid aan zijn gezicht. Dan was
hij keurig gekleed, precies zooals ieder
ander der rijke jonge mannen, die daar
lunchten. Bovendien, was het slechts ver
beelding Zijn manier van doen was ver
anderd. Hij was niet zoo vroolijk en lucht
hartig. Hij sprak nu vertrouwelijker en
gewichtiger.
Alles sprak ervan wie hij was en de
Charles van Tracy street was voor altijd
verdwenen.
„Weet u wel," zei hij, na de oesters,
„dat u een heele chique jonge dame ge
worden bent, juffrouw St. Pierre? Ik
kan me heelemaal niet voorstellen, dat
u hoeden verkocht in Maison Juliette.
Het lijkt gewoon een droom
„Nog minder," antwoordde ze lachend,
„zie ik u, zooals u was. Ik dacht juist bij
mezelf, dat u zoo veranderd was."
„Verbeterd dan, hoop ik," zei hij vlug,
en dat scheen het ijs tusschen hen te bre
ken, en na eenige minuten praatten ze
weer samen met al de vrijheid van het
verleden.
Tegen hel eu.de uer lunch, toen Muriel
klaar was met haar beschrijving van haar
nieuw leven en het geluk, dat ze daar in
vond, werd Charles plotseling ernstig.
„Kijk, juffrouw St. Pierre," zei hij; „er
zijn twee dingen, waarover ik even met
u wou spreken. Eerst wil ik u graag
eenige vragen stellen. U weet nu, dat
zoowel mijn vader als ik, hebben besloten,
om, als we kunnen, alles uit te vinden, wat
u omtrent uzelf wilt weten. We waren het
beiden eens, is het niet, dat u een zeer
geheimzinnig persoon is en ook, dat er
kortgeleden zeer eige ai Uige dingen met
u geteard zijn. Nu dan, ik wijd er al mijn
energie aan om achter de waarheid te
komen."
Zij voelde dankbaarheid, maar ook
pijn.
„Het is meer dan goed van u," zei ze
zacht. „Ik kan u niet genoeg danken. Er
is niemand anders in de wereld, die me
zou willen helpen, al begrijp ik niet,
waarom u en Sir Augustus al die moeite
willen doen."
„Dat zal ik u later wel eens uitleggen,
zei hij, en om een reden, die ze niet zou
hebben kunnen verklaren, begon Muriels
hart sneller te kloppen.
„Ik heb nooit iets tegen iemand ge
zegd," ging ze door, „behalve een of
twee keer tegen die lieve Enid Stonehaven,
die zoo goed voor me is. maar u kunt u
niet voorstellen, wat het is, steeds duis
ternis om zich heen te voelen. Ik bedoel
niet, dat ik nu ongelukkig ben, maar er
blijft steeds dat gevoel van eenzaamheid.
Ik heb geen mensch ziet u, geen enkelen
bloedverwant in de ^vereld, waar ik iets
van weet. Niemand kan me vertellen,
wie mijn vader en moeder waren. Het is
vreeselijk te voelen, datje niet bent zoo
als andere meisjes, dat je afkomst in duis
ternis gehuld is. Er zijn tijden geweest,
dat ik den heelen nacht gehuild heb,
bedenkend, dat ik een verworpeling ben
en misschien mijn naam niet eens van
mij is."
Haar stem begaf haar, en de tranen
kwamen in haar mooie, violet-kleurige
oogen. Nooit tevoren had zé zoo uit het
diepst van haar hart gesproken, en terwijl
ze het deed verwonderde zij er zich zelf
over.
Zij zag dat Charles' hand den rand van
de tafel omknelde, tot zijn knokkels wit
werden.
„Geloof me," zei hij, met een stem,
waarin hij zijn gevoel had trachten te
onderdrukken, „dat ik dat alles zal ver
anderen. Er zal helder licht komen op
aide donkere plaatsen, dat beloof ik u."
Hij wachtte eenige oogenblik ken en
toen veranderde zijn gedrag.
„Nu zijn er eenige vragen, die ik u
graag wou doen," zei hij, „indien ik mag
tenminste."
Zij boog haar hoofd, en toen, met zoo
weinig mogelijk woorden, met groote
zachtheid, maar ook groote scherpzinnig
heid, stelde hij haar al die vragen waar om
trent hij het eenige dagen geleden eens ge
worden was met Sir Augustus.
Muriel zocht haar geheugen af en ant
woordde zoo kort en duidelijk mogelijk.
„Ik feliciteer u," zei hij ten laatste,.
„en vergeef me mijn kruisverhoor. U bent
buitengewoon knap in het rangschikken
der feiten, wat meestal niet een sterk
punt is bij een vrouw."
„Daar ben ik blij om," antwoordde ze
eenvoudig, „en nu is er nog iets, wat ik
u niet verteld heb, iets, wat me meer dan
ik kan zeggen, in de war gebracht heeft.
Het heeft me zelfs angstig gemaakt."
„Wat is dat dan vroeg hij zoo plot
seling en vol belangstelling, dat ze ervan
schrok. n
„Ik wou u vertellen, wat er gebeurde,
toen ik Madame Juliette verliet toen
ik haar juist verteld had, dat Lady Stone
haven me bij zich wilde hebben."
„O. dat kan van belang zijn. Vertel
me astublieft alles wat ge u herinneren
kunt."
„Goed. Mevrouw Mayberlie had met
Madame gesproken, terwijl Enid en ik
in een andere kamer samen spraken.
Madame wist van het voorstel af, toen ik
naar haar toeging, en was het er mee
eens enkel vroeg ze me op die onaan
gename, sluwe manier van haar, om haar
nu en dan te komen bezoeken en haar dan
van alles, wat er in Berkly Square ge
beurde, te vertellen."
Charles kuchte. Dit scheen hem m het
geheel niet te verbazen
„Toen gebeurde er iets buiten
gewoons en beangstigends. Ik wou juist
Madame's kamer verlaten, toen de deur
openging en mijnheer Radney binnen
kwam."
Nu was het Charles' beurt, om ver
rast te zijn.
„Ga alstublieft door," zei hij, en ze
zag dat zijn gezicht gloeide van opge
wondenheid. „Hij zag me eerst niet, en
toen hij me ontdekte, was hij verbaasd.
Zijn gezicht werd een oogenblik gewoon
verschrikkelijk, toen werd het weer ge
woon en groette hij me met een soort
valsche, zalvende verwondering, welke
nog vreeselijker was dan zijn woedende
blik. Madame zei iets, toen pakte hij haar
bij den schouder en fluisterde haar wel
bijna een minuut lang, geloof ik, iets in
het oor. Toen hij klaar was, keken ze
allebei heel eigenaardig naar me. Het was
zoo verschrikkelijk, of dat verbeeldde
ik me tenminste, dat ik voelde, dat ik
bijna zou flauw vallen."
„Verklaar u alsjeblieft duidelijk, juf
frouw.
„Wel, ik kreeg den indruk, dat ik
plotseling van heel veel belang was voor
hen beiden, maar vooral voor Madame
Juliette. Zij keek naar me, zooals ik haar
nog nooit had zien kijken. Haar gezicht
was een en al levendige belangstelling, en,
ik kan het enkel beschrijven als een
soort honger. Ik verbeeldde me ook, dat
ze ook weer bang voor me leek te zijn. Het
is allemaal zoo moeilijk om uit te leggen
maar van één ding was ik zeker. Van dat
oogenblik was Madame's vriendelijke
houding tegenover me geheel veranderd.
Ik wist, en dat maakte me vreeselijk
angstig, dat ze me kwaad toewenschte."
„Dit is zeer belangrijk voor me juf
frouw St. Pierre, en wat gebeurde
daarna
„Ik veronderstel, dat het op mijn ge
zicht te lezen was, dat ik iets begreep
en dat ik verschrikt was. In ieder geval,
Madame deed een geweldige poging,
ik zag, dat ze het deed, ik zag den strijd
tusschen een sterken wil en een diepe
emotie, welke ik niet kon begrijpen, en
ik zag den sterken wil overwinnen."
„Zij zei niets
„O, ja. Zij dreigde me met den vinger
en haar stem klonk krakend en valsch.
Wat hoor ik hier," zei ze met 'n vreeselij-
ken grijnslach, „ondeugend kind, dat het
landleven te eentonig vindt en weglobpt
naar Londen U, juffrouw St. Pierre
Daar zou ik u nooit toe in staat geacht
hebben Toen begon zij, zoowel als
mijnheer Radney te gichelen, zij sche
nen comedie te spelen en ik raakte er ge
heel door in de war. Eindelijk zei mijnheer
Radney: ,,Nu, we zullen wat voorbij is,
voorbij laten zijn. Ik wil je wel bekennen,
Muriel, dat ik geheel van streek was,
toen je ons verliet. Ik vrees, dat ik nogal
opvliegend van aard ben, en ik was wer
kelijk erg boos op je. Nu je eenmaal weg
bent en je het zoo goed schijnt te maken
in Londen, zullen we er maar niet meer
over praten. Schrijf eens naar Marshland
en vertel, hoe het je gaat." Hij gaf me de
hand en die was koud en vochtig als een
visch, en ik ging de kamer uit, zoo goed
ik kon. Ik hoorde ze vlug en ernsyg
beginnen te praten, haast nog voor ik de
deur gesloten had."
..Tk dank u zeer. Ik moet hier nog eens
over denken en trachten uit te vinden,
wat het te beteekenen heeft. En nu, als
u naar mijn raad wilt luisteren Miss St.
Pierre, zet dit alles uit uw gedachte. Mijn
wagen zal nu buiten al wachten en zullen
we dan naar Richmond rijden en in het
Park wandelen Het is er nu juist heer
lijk voor."
„Ik zou het zeker erg prettig vinden.
Maar een half uurtje neb ik voor iets
anders noodig," en ze vertelde hem van
Enid's boodschap. „Die Lady Stone
haven woont heel dicht bij den ingang van
het Park, zegt Enid, zoodat het uw plan
wel niet in de war zal brengen, zeker?"
Hij zei, dat het niet in het minst zou
hinderen, en spoedig daarna reden ze
door Piccadilly in een groote, donker
grijze Rolls Royce, welke Charles zelf
bestuurde.
Hoe vreemd scheen het, den vroegeren
portier te zien veranderd in een rijken
jongen man met een auto van duizend
guineas Toch niet veel vreemder, be
dacht ze, dan het feit, datjzij in Berkley
Square woonde, de intieme vriendin van
een meisje van hoogen adel, en een salaris
genietend van drie honderd pond per
jaar.
Gedurende den rit door Kmghtsbridge,
Hammersmith en Chiswick, sprak Char
les zeer weinig. Hij scheen in gedachten
verdiept, en ze vroeg zich af, of het om
trent haar eigen zaken was. Maar toen
ze eindelijk het Park binnen traden, en
den wagen op een afgelegen pad achter
latend, in de eenzaamheid van het bosch
landschap, begonnen te wandelen, werd
hij plotseling zenuwachtig en sprak met
korte, afgestooten zinnetjes.
Onmiddellijk begreep ze.
Het was een heerlijke middag. Er lag
een blauw op het landschap, zooals er
glans op een pruim ligt. Er was geen
levende ziel in de buurt een zacht
middag-windje maakte muziek in de
boomen. Ver weg, bijna buiten het gehoor,
was het rumoer van Londen, zooals de
verre deining van de zee. Dichter bij was
de muziek der bijen in de bloemen van
het gras en verder was alles stil.
Eindelijk kwamen ze op een plaats,
waar drie groote boomen vlak bij elkaar
stonden de knoestige wortels staken door
het gras heen en vormden wel een half
dozijn natuurlijke rustplaatsen.
Zij gingen zitten, als hadden ze het
afgesproken, en toen keerde Charles
zich vlug naar haar toe.
Zij voelde, dat een harer handen ge
vangen was en stevig werd vastgehouden
in twee sterke bruine handen, zij hoorde
een stem in haar oor, een stem die trilde
van ontroering, zooals de snaren van een
harp. De ziel van een man sprak hier.
„Muriel," de vlugge, hartstochtelijke
woorden schenen door haar hart te drin
gen, „ik kan niet langer wachten. Op
de heele wereld heb ik maar een wensch.
Op de heele wereld is er maar een per
soon, die van belang is voor me. Mijn
heele leven is slechts een enkel doel ge
worden. Muriel, lieveling, jij bent dat
Ik heb je lief met heel mijn hart en ziel,
met alles, dat ik ben en kan zijn. Ik be
minde je van het eerste oogenblik, dat
ik je zag. Jij bent het eenige meisje, dat
er leeft voor me. O, liefste, ik heb geen
woorden om je te vragen, maar zeg me,
dal ie ook een beetje van tnii houdt, cn