Na lijden, verblijden.
DeTurco van deFransche
revolutie.
Pinksterbloempje.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
dat je «net ine «ettw^e wit Zij ant
woordde niet, nja-T keek naar de» ■grond,
terwijï ze een groote en heerlijke warmte
van vreugde in zich voelde opkomen, die
zich a's het ware naar buiten verspreid
de en haar als een toovermantel omgaf.
Ze zou niet hebben kunnen spreken. Een
heilige vreugde had alle zichtbare dingen,
ook al de onzichtbare, veranderd in een
bedwelmende verrukking. De kracht
daarvan maakte haar sprakeloos. Zij voel
de, dar ze ging bezwijmen.... Weer
de stem van haar minnaar, nu schriller,
angstig s
„Je zegt niets. Muriel, om God's wil,
zeg, dat je iets om me geeft. Ik ben niet
waardig slechts naar je te kijken, dat weet
ik heel goed, maar ik moet mijn lot weten.
Lieveling, mijn koningin, vertrouw je zelf
aan me toe, geef me het grootste, kost
baarste geschenk." Eindelijk, langzaam,
en met moeite, hief ze haar hoofd op en
keek hem aan. Hij zag daar alles, wat hij
gehoopt had, waarnaar hij verlangd had,
en i/iet een kreet van vreugde trok hij
haar naar zich toe en g f haar den
verlovingskus.
Onsterfelijke verrukkingHet ineen
smelten van twee reine zielen, het god
delijke moment in twee levens, waaraan
niets anders gelijk is, dat nooit overtrof
fen kan worden
Het licht van den middag scheen tot
in hun schuilplaats. Hun harten hangen.
En. zoo waren ze dus verloofd. Een uur
later verliet Muriel hem dicht bij het
ijzeren hek van Lady Stonehaven's huis.
Zij hadden afgesproken elkaar weer te
ontmoeten buiten het ouderwetsche Roe
buck Hotel.
(Wordt voortgezet.)
En zoo was dan toch William, de oudste
zoon van de weduwe Shown, mede ver
trokken naar Zuid-Afrika. 't Was een
goede en zachte, een werkelijk lieve vrouw,
de weduwe Shown.
Heel de fatsoenlijke achterbuurt res
pecteerde haar. Want ieder wist dat zij
wel voor wat beters in den wieg was ge
legd, dan om den schamelen klanten,
die haar brooddepót bezochten, een
twee penny-broodje toe te reiken onder
een vriendelijk woordje over het weer.
Edoch, waar ze eigenlijk vandaan was
gekomen, wist niemand.
Niemand wist dat haar man raadsheer
was geweest op een der groote plaatsen
van Schotland.
Dat diezelfde man plotseling, was over
leden en er toen aan het licht was geko
men, hoe ongelukkige speculaties hem
en zijn vrouw en twee kinderen (behalve
met een jongen was het echtpaar Shown
ook met een meisje, Leontine, gezegend)
totaal geruïneerd hadden.
Dat mijnheer Shown dezen treurigen
toestand, uit liefde voor zijn vrouw, steeds
verborgen had gehouden, altijd door maar
werkend om nog te trachten goed te ma
ken wat verloren was.
Maar wat meer tnenschen gebeurt, dat
gebeurde ook hem: de dood verraste hem,
komend als een dief in den nacht, juist
den tijd nog overlatend om zijn vrouw den
toestand bloot te leggen.
Dat was een vreeselijk moment ge
weest. Zij, de vrouw, alles doende om
den man over die „kleine aardsche nie
tigheden" geen zorgen meer te laten heb
ben.
Hij, het vreeselijke verdriet in 't hart,
zijn vrouw en kinderen onverzorgd te
moeten achterlaten.
Toen kwam de dood een einde maken
aan dat oogenblik.
Toen de begrafenis toen de strijd van
de weduwe om voor zichzelf en de haren
een eerlijk stuk brood te verdienen.
Toch was dié strijd eigenlijk niet noo-
dig geweestwant volgens recht en bil
lijkheid kwam aan de weduwe Shown
het vijfde deel toe eener reusachtige
erfenis.
Maar recht en billijkheid gaan niet al
tijd door in de wereld, den zwakkere
wordt door den sterkere zijn deel, zijn
eigendom afgenomen en dat gebeurde
ook aan de weduwe Shown.
Lang had het geduurd, voordat ze door
veel protectie het baantje van brooddepót-
houdster in een der Londensche voor
steden was machtig fewordea.
De kleine William en de kleine Leon
tine werden grootde laatste was werk
zaam bij een modiste en verdiende er
een aardig weekgeld, de eerste had het
gebracht tot een der vertrouwdste be
dienden op een handelskantoor.
En zoo kon men in zekeren zin zeggen,
dat dit kleine huishouden gekomen was tot
een zekeren welstand, waartoe William
wel het overgroote deel bijbracht.
Maar het handelshuis ging failliet den
bedienden werd met veel spijtgevoel
medegedeeld, dat zij tegen den vijftienden
dier maand vertrekken moesten.
En met dit feit kwam de armoede in
het huis der Showns, en stond de hoogste
nood voor de deur.
En daarmee ging er in het hart van Wil
liam nog een straal van de schoonste
illusie verloren, die de mensch zich kan
droomen.
Want 't was geen onopgemerkte zaak
gebleven, dat William en de blonde
Anny Black, die op 't kantoor de schrijf
machine bediende, elkaar meer dan
achting toedroegen.
Uit was het met de luchtkasteelen der
jongelui; men zou voor elkander dezelfde
blijven in afwachting op betere dagen,
want zonder de kans op degelijke positie
ook maar aanstalten te maken, het huwe
lijksbootje in te stappen, was iets dat
indruischte tegen de beginselen èn van
William èn van Anny Black èn van de
weduwe Shown. William had niet
geaarzeld er werd goed geld geboden;
hij was vertrokken naar 't slagveld.
En nu duurde de oorlog reeds meer dan
twee jaren.
In den beginne waren er nog al getrouw
brieven gekomen. Toen was het plotse
ling opgehouden alle nasporingen van
het War Office waren vruchteloos ge
weest slechts tot een zeker punt had
men zijn tegenwoordigheid bij het regi
ment kunnen vaststellen verder was
het onmogelijk.
Haar zoon een deserteur
Dat kon, dat mocht de weduwe Shown
niet denken eerder zou hij zijn leven
hebben opgeofferd liever zag ze zijn
naam op de lijst der gesneuvelden.
Avond aan avond kwam Anny, die al
evenmin als de weduwe brieven had ont
vangen in de laatste maanden, zitten pra
ten in de kleine doch nette achterkamer
van het brooddepót.
Avond aan avond behoefde men el
kander niets te vragen.
Immers men zag het op de gezichten
dat er geen tijding uit Zuid-Afrika was
gekomen.
Daar kwamen eindelijk de dagen van
den vrede. Leontine, als altijd van haar
winkel op het „War Office" inloopende
om te informeeren, bracht 't eerst de
tijding, dat er vrede zou komen, misschien
reeds morgen.
En werkelijk den dag daarop jubelde
heel Londen, heel Engeland, en liepen
de duizend maal duizenden menschen
in waanzinnige blijdschap rond de stra
ten, hun kleine papieren vlaggetjes zwaai-
iende.
Juist jubelde een opgewonden menigte
de straat door, het „Rule Brittannia, rule
the waves Heersch o Engeland over de
zeeën," meer uitschreeuwend dan zin
gend, toen Anny Black het brooddepot
instormde en hoogrood van inspanning
niets anders uitriep dan „hij komt, hij
komtGoddank, hij leeft 1"
Nadere mededeelingen aan het minis
terie brachten aan 't licht, dat er een
naamsverwisseling had plaats gehad en
bijna bij herhaling de dapperste helden
feiten verricht waren, niet door Harry
Tiborn, maar door William Shown,
die met't eerste huiswaarts keerende re
giment het vaderland weer opzocht.
Eén dag later was er zijn eigenhandig
geschreven brief.
Zeventien dagen later stapte de ver
magerde maar toch nog kranige figuur
aan wal, afgehaald door moeder, zuster en
Anny, die nog altijd de zijne was.
En 't was of de hemel deze brave men
schen op meer dan gewone wijze wilde
verblijden na het lange lijden, dat ze
hadden doorgemaakt.
Immers toen men des avonds in klei
nen kring met open mond, met gespan-
neii". aandacht (de blonde Anny was niet
afwezig), zat te luisteren naar de verhalen
tan den dapperen William, bracht 4ft
post een brief, dien William bevend voor
las.
Aan mevrouw de weduwe Shown,
Londen.
Mevrouw 1
Ik heb 't genoegen u mede te deelen,
dat u door erflating van den in Amerika
(Chicago) overleden broeder van uw
echtgenoot, de rechtmatige eigenares zijt
geworden van een vermogen van 35000
pond sterling. Ik verzoek u maatregelen
te nemen, ten einde genoemde som zoo
spoedig doenlijk te mijnen kantore in
ontvangst te nemen.
Uw dw. dn.
H. Harrison, notaris,
straat 73, Londen.
Het geluk der familie te schetsen,
ligt buiten ons bereik.
Mevrouw Shown en haar dochter
zullen zich gaan vestigen in de plaats
waar haar echtgenoot en vader eens leef
de. En ook William, die met Anny reeds
in ondertrouw is opgenomen, zullen
daar gaan wonen, want William wil zich
wijden aan de boschcultuur, en daartoe
leent zich de bedoelde plaats uitstekend.
Hij was klein en tamboer bij de tirail
leurs in de koloniën. Hij heette Kadour,
behoorde tot den stam van Djendel en
maakte deel uit van het handjevol Turco's,
dat met het leger vlh Vinoy de stad Parijs
was binnengetrokken. Van Weissenburg
tot Champigny had hij den geheelen
tocht medegemaakt, als 'n zeemeeuw over
de slagvelden scherend met zijn ijzeren
klaphouten en zijn derboutra (arabische
trom), zoo vlug, zoo dwarrelend, dat de
kogels geen vat op hem konden krijgen.
Maar toen de winter was gekomen en met
hem de lange nachten van waken, onbe
weeglijk in de sneeuw, wist de kleine
bronskleurige Afrikaan, gehard tegen het
lood, geen raad, en op een Januari- mor
gen vond men hem aan den oever van
de Marne, met bevroren voeten, door de
koude bevangen. Lang bleef hij in het
hospitaal. Daar zag ik hem voor het
eerst.
Treurig en geduldig als een zieke
hond keek de Turco met zijn groote,
zachte oogen in het rond. Sprak men hem
toe, dan glimlachte hij en glinsterden zijn
tanden. Dat alleen lag in zijn vermogen
de Fransche taal kende hij niet, nauwelijks
sprak hij sabir, algarijnsch dialect, een
mengelmoes van klanken, als schelpen
langs de zeeën opgeraapt.
Tot verstrooiing had Kadour zijn
derboutra. Van tijd tot tijd, als de verve
ling ten top was gestegen, bracht men hem
die op zijn bed en mocht hij er op slaan,
niet te hard, wegens de andere zieken.
Dan kwam er leven op zijn donker, mat
gelaat, dan klaarde het op in de grauwe
wintertint van uit het venster, daar kwam
uitdrukking in die oogen en zijn bewegin
gen hielden gelijken tred met de maat.
Nu eens sloeg hij den stormpas en hel
schitterden zijn tanden in wilden lach
dan weer parelden zijn oogen bij een of
andere muzelmansche stanza zijn neus
vleugels zwollen op en in de lauwe atmos
feer van de ziekenzaal, temidden der
fleschjes en compressen, zag hij de met
fruit beladene boomen van Blidah terug
en de kleine Moorschen, in wit gewaad,
welriekend van ijzerkruid.
Zoo gingen twee maanden voorbij.
Binnen Parijs was in die twee maanden
zeer veel veranderd, maar Kadour wist
daar niets van. Wel had hij onder zijn
ramen den afgematten ontwapenden troep
hooren voorbijtrekken, later de kanon
nen, voortgetrokken van den morgen tot
den avond, daarna de alarmklok, de
canonnade. Van dat alles begreep hij
niets, behalve dat men nog altijd in oorlog
was en dat hij weer zou kunnen gaan
vechten, wijl zijn voeten genezen waren.
Daar vertrekt hij, zijn trom op den rug, op
weg naar zijn compagnie. Lang zocht hij
niet. Voorbijkomende gefedereerden
brachten hem spoedig naar de Place de
Grève. Toen men na een lange ondervra
ging er niets anders uit kon krijgen als
bono bozef, macoche bono, gaf de ge-
legenheidsgeneraal hetn tien frank, een
•mnibus en verbond hem aan zijn staf.
Daar was van alle slag in die stafs van-
de Commune, roode kielen, poolsche
mantels zónder mouwen, hongaarsche
sluitjassen, matrozenkielen, en goud, en
fluweel, tooneelgewaden, gegalonneerde
opschik. Met zijn blauw vest met geel
bestikt, zijn tulband, zijn derboutra kwam
de Turco den optocht volledig maken.
Uitgelaten zich in zulk een schitterend ge
zelschap te bevinden, half dronken door
het zonnelicht, het kanongebulder, het
rumoer in de straten, de samensmelting
van wapenen en uniformen, bovendien in
de vaste meening, dat nog altijd gestreden
werd tegen Pruisen, met vernieuwde hard
nekkigheid, nam hij, overlooper zonder
het te weten, deel aan het groote Parijsche
bacchanalium en werd een beroemdheid
van het oogenblik.
Overal op zijn doortocht juichten de ge-
federeerden, zwaaiden hem lof toe. De
Commune was zoo trotsch hem in haar
midden te hebben, dat zij hem overal liet
zien, met hem pronkte, hem als hun co-
carde hoog stellende.
Twintig maal per dag zond het „Stad
huis" hem naar „Oorlog," en „Oorlog
naar het „Stadhuis." Men had hem al
zoo dikwijls gezegd, dat hun matrozen
geen matrozen, hun soldaten geen solda
ten waren Hij, hij was toch werkelijk
een Turco. Men had slechts zijn verheer
lijkt open gezicht te zien en het wilde
voorkomen van het kleine lichaampje
op het groote paard, in woeste wendin
gen, om terstond van de echtheid over
tuigd te zijn.
Toch ontbrak er iets aan het geluk van
Kadour. Hij had willen vechten, de ko
gels doen vliegen. Ongelukkig was het
onder de Commune als onder het keizer
rijk, de staf ging zelden in het vuur.
Buiten die tochten en vertooningen
bracht de arme Turco zijn tijd dcor op
het Vendómeplein of op het hof van het
ministerie van oorlog, te middm der or-
delooze kampen, vol yan altijd vloeiende
vaten brandewijn, ingeslagen tonnen spek,
slemperijen en smulpartijen onder den
blooten hemel, waaruit de hooge mate
van den hongersnood onder het beleg nog
duidelijker was op te maken.
Te goed Muselman om aan deze uit
spattingen deel te nemen, hield Kadour
er zich buiten, sober en bedaard, deed zijn
afwasschingen in een hoekje, zijn kouss-
kouss met een handvol griesmeel dan rol
de hij zich, na een kleine aria op zijn der
boutra, in zijn bedouïnenmantel en sliep
in op een bordes bij de vlammen der
wachtvuren.
Op een morgen in de maand Mei werd
onze Turco wakker geschud door een
verschrikkelijke losbranding. Het mini
sterie kwam in beweging, alles draafde en
vluchtte weg. Zonder na te denken deed
hij als de anderen, sprong op zijn paard
en volgde den staf. De straten waren vol
losbandige soldaten, bataljons zonder or
de. Men maakte de straatsteenen los en
wierp barricaden op, klaarblijkelijk ge
beurde er iets bijzonders.... Naarmate
men de kade naderde werden ook de los
brandingen heviger, het lawaai grooter.
Op de Concordebrug geraakte Kadour
den generaalsstaf kwijt. Een weinig ver
der neemt men hem zijn paard af het
was voor een képi met acht galons, die etr
gehaast was te zien hoe de zaken in het
Stadhuis stonden. Woedend snelde de
Turco naar den kant van den strijd. On
der het loopen laadde hij ziin geweer en
mompelde tusschen zijn ta d n:„Macach
bono, Prussien.want voor hem waren
het de Pruisen, welke binnendrongen.
Reeds floten de kogels rondom de obelisk
in het gebladerte der Tuileriën. Bij de
barricaden van de straat Rivoli, riepen
de opstandelingen hem „Hola I Turco 1
Turco 1.Er waren slechts een twaalf
tal, maar Kadour alleen gold een geheel
leger.
Recht op de Darncade, trotsch en fier
als een wapperend vaandel, streed hij,
met oorlogskreten, onder een dichten
kogelregen. Een oogenblik scheidde zich
de rooksluier een weinig, tusschen twee
losbarstingen in en schonk hem gelegen
heid de roode broeken te zien opgesteld
in de Champs Elysées. Daarna werd
alles weer dof. Hij meende zich vergist
te hebben en liet nog erger dan eerst zijn
geweer spreken.
Eensklaps werd het stil op de barricade.
De laatste schutter was met den rook van
zijn laatste schot weggevlucht. Wat den
Turco betreft, hij stond pal. In hinderlaag
gereed om toe te springen, zette hij de ba-
j'onet vaster en wachtte op de helmhoe
den Het waren de linietroepen, die
kwamen!.... Boven het dof gedruisch
van den stormpas klonken de stemmen der
officieren
„Geeft u over
Een seconde stond de Turco verstómd,
daarna schoot hij vooruithet geweer in
de lucht zwaaiende
„Bono, bono Francese
Nog onbepaald kwam het in zijn geest
van wilde op, dat dit het bevrijdingsleger
was, Faidherbe of Chanzy, waar de Parij-
zenaars reeds zoo lang op wachtten. Wat
was hij dan ook gelukkig, hoe lachte hij
hen toe met zijn blanke tandenrij
In een oogwenk was de barricade bezet.
Men omringt hem, men dringt hem op.
„Laat je geweer zien."
Zijn geweer was nog warm.
„Laat je handen zien."
Zijn' handen waren zwart van kruit. En
de Turco ging er trotsch op ze te toonen
en lachte steeds door zijn gemoedelijken
lach.
Men stoot hem tegen 'n muur en vuurt
V^or er iets van begrepen te hebben was
hij dood.
Si-"'
In de oogen van een kind begaan de
ouders wel eens een fout waarvoor het
later meent te boeten want het vergeet,
dat de moeilijke weg, dien het een tijdlang
gedwongen is morrend te bewandelen,
naar een paradijs leidt, waar het hem goed
Zal zijn te wonen.
In een dergelijken gemoedstoestand
bevond ik mij, toen ik uit het woelige, ge
zellige leven van een groote stad plotse
ling werd overgebracht in de benauwd
kleine straten van een stille, doode plaats.
Maar laat ik u geleidelijk vertellen,
welke de oorzaken waren van deze ver
andering.
Ik was 23 jaren en commies bij de poste
rijen te B. 't Was een vroolijk leven, dat ik
daar leidde vroolijk en opgewekt, zon
der zorgen gingen mijn dagen voorbij.
Op het kantoor vrede en harmonie
een niet al te zware dienst een aangena
me Directeur, prettige vrienden en ken
nissen een niet al te uitgebreide con
versatie verrukkelijke muziekavond
jes, in den winter eenige soirées dansantes
en geanimeerde dineetjes hiertusschen
was de tijd verdeeld, dien ik te B. door
bracht.
Plotseling deelde mijn Directeur mij
mee, dat er van het hoofdbestuur een
schrijven was gekomen, waarin mijn over
plaatsing naar A. bericht werd.
Ik wist niet of ik waakte of droomde,
toen ik den gewichtigen brief zelf overlas.
Maar het was de naakte werkelijkheid
en dat dit besluit goed overwogen en dus
ook onherroepelijk was, begreep ik on
middellijk.
Ik van dit Dorado naar A.
't Was of men mij levend begraven wil
de, en dat waarom waarom
Daar schoot mij pijlsnel eene gedachte
door het hoofd „mijn radicaal", riep ik
woedend uit, „mijn vradicaal 1"
't Was buiten twijfel ik was het
slachtoffer geworden van mijn telegraaf-
radicaal.
Duidelijk doorzag ik ue„ toestand. A.
had een vereenigd post- en telegraafkan
toor en ik als gediplomeerde voor de tele-
graphie kon daar prachtig den tweeledi
ge» dienst naast den Directeur verricht
ten. Hoe ziedde ik van toorn en verfoeide
dat onheilbrengende radicaal
Waarom had mijn vader mij ook ge
dwongen om dat diploma te halen
Was ik er niet altijd tegen geweest
Waarom was ik zoo zwak geweest om het
te halen.
Maar och, al dat vragen gaf niets en
ik vertrok.
Mijn nieuwe Directeur was een bemin
nelijk man. Grijs geworden in den dienst
van brief- en telegramschrijvend publiek,
droeg hij zijn witte haren met eere, en,
wat nog meer zeef met .-en opgeruimd
gemoed.
In dien ianuzieiugeu tucsianu, waarin
ik den eersten morgen op het postkantoor
mijn opwachting maakte, had hij reeds
menig jongmensch gezien en met een ko
misch tragisch gezicht vertelde hij mij
van hen, die mij vóór waren geweest.
Van den beginne af konden wij het sa
men goed vinden, mijn chef en ik, en
mijn aangenaamste uurtjes waren die, wel
ke ik doorbracht in zijn vroolijke tuin
kamer, en als zijn lieftallige dochter, een
brunette, die reeds trouwplannen had.
mij door zang en muziek wat opwekte en
moed insprak, dan vergat ik wel eens, dat
het met klimop begroeide huis in A.
stond
Als ik mij beklaagde bij mijn Directeur
over mijn doodelijke verveling dan
was altijd weer zijn eenig antwoord
„Maar trouw dan, kerel 1"
„Met wie 1" antwoordde ik wanhopig
„als uw dochter nog a désirer was
maar waar moet ik dan toch een vrouw
vinden
„En de schoonen van Euphonia dan
vroeg mijn chef lachend.
„Euphonia" was natuurlijk de karak
teristieke naam van een gemengde zang-
vereeniging. Zou er wel een kleine plaats
Zonder een „Euphonia" te vinden zijn
Welnu, ook ik was lid van die vefeeni-
ging geworden en iederen Zaterdag
avond kon men mij daarheen zien trek
ken „de zingende wereld" onder den
arm en nageoogd van alle kanten door de
A'sche schoonen. Ik vermaakte mij dan
met de gezichten, die de zingende schare
trok onder het galmen van hooge noten
lachte daarover 's Maandags met mijn
chef die het wel wreed vond, dat ik dat
koor zoo declineerde, maar niet nalaten
kon mij gelijk te geven. Zijn uitroep „en
de schoonen van Euphonia dan was
daar natuurlijk een toespeling op en ik
zuchtte glimlachend.
„Trouwen," hernam ik, „was nog niet
zoo gek, maar het is jammer, dat men dat
niet alleen kan 1"
„Kom je bent nog jong genoeg, hoor,
steek je maar niet zoo vroeg in de zorgen."
Toch werkte ik dat plan in mijn hoofd
om zonder echter iets wijzer te worden.
Pinksteren was in 't verschiet en ik be
sloot, na overleg met mijn Directeur, om
de twee Zondagen naar huis te gaan.
Mijn vader was burgemeester in een
klein dorp en hoewel het vroeger van uit
B. nu nooit zoo'n groot feest voor mij was
om er eenigen tijd door te brengen, zoo
trok mij nu iedere afwisseling aan.
Toen ik van mijn Directeur afscheid
nam, zei hij lachend „Nu kunt ge den
tijd dooden met Pinksterbloemen te pluk
ken. Zeker het eenige amusement te G. 1"
Ik lachte en ging heen.
G. was een buitengewoon mooi dorp.
Groote groene weiden omringden het van
alle kanten en voor iedere woning lag een
prachtig onderhouden tuin.
Notabelen waren er buiten den dokter
en den meester niet te vinden, een druk
ke conversatie was er dus evenmin.
Den Zaterdag voor Pinksteren kwam ik
aan, en na een kalmen slaap, die niet door
nachtdienst wreed gestoord werd, stond
ik den volgenden morgen bijtijds op om
naar de dorpskerk te kunnen gaan. Onze
predikant was een zeer eerwaardig man.
Oud geworden in dat dorp en dat kerkje,
gaf dit feit nu wel geen hoog idee van zijn
redenaarskunst, maar pleitte het toch niet
temin voor zijn standvastigheid en op
rechte genegenheid voor zijn gemeente
leden
De ooeiniiicn, gewapend met haar
kerkboeken, met zilveren sloten, gingen
eveneens ter kerke en menig groetje viel
mij van haar ten deel.
't Waren bijna allen oude bekenden
van mij uit de jeugd. Zeer vriendschappe
lijk hadden wij samen op de lange banken
gezeten en appel en noot gedeeld.
Later had ik een onschuldig liefdesge-
schiedenisje gehad met een aardig blond
boerinnetje, met een wipneusje en blauwe
oogen, terwijl kleine krulletjes schalks
van onder het witte mutsje keken.
Maar de jongensjaren waren lang voor
bij en ik dacht zelden meer aan de lieve
Geertje, die dan ook reeds in 't huwelijks
bootje was gestapt met een rijken flinken
boerenzoon.
Buiten haar had ,een meisje nog nooit
eenigen indruk op mij gemaakt en vol
gens mijn vrienden was ik „onontvlam
baar
Ik meid mei van droomerige sentimen
taliteit en die waterige smachtende oogen
herinnerden mij te sterk aan een lauw
bad op een snikheeten zomerdag.
En nu raadde mijn Directeur mij aan
om te trouwen.
In gedachten verzonken trad ik net ge
zellige kerkje binnen en nam plaats op de
mannengalerij. Van daar had ik een zeer
aardig gezicht in het schip der kerk, dat
nu versierd werd door de veeren strikken,
ünten en bloemen van de nieuwe zomer
hoeden
't Was immers Pinkster-Zondag en wel
ke goedgezinde boerin zou het dan wagen
het nieuwe hoofdsieraad in de doos te
laten. Ze zou onmiddellijk door haar ver
ontwaardigde zusteren voor dood ver
klaard worden.
Op eens ontdekte mijn oog een klein
zwart matelotje, dat door zijn eenvoud
gunstig afstak bij de opzichtige overvolle
bloementuinen.
Onwillekeurig boog ik nuj nieuwsgierig
wat dieper over de leuning en ontwaarde
een rond frisch gezichtje. Wie zou dat
zijn?
Als er een nichtje bij den dokter logeer
de, dan was mij dat al weken van te voren
in alle moederlijke en vaderlijke epistels
geannonceerd, dat kon dus niet zijn, maar
aan wie behoorde dan dat aardige hoedje
„Wat een elegant ding," mompelde ik,
na den dienst moet ik haar eens van nabij
zien. Zoo gezegd, zoo gedaan. Na de»
dienst vatte ik bij den uitgang post en zag
haar passeeren. Ik groette diep, op een
dorp neemt men voor iederen sterveling
den hoef af en voor de eerste maal vond ik
dit een uitstekende gewoonte. Een vrien
delijk hoofdknikje was haar antwoord.
Ik volgde haar met de oogen. Welken
weg zou zij inslaan Waar zou zij thuis
hooren, in ons dorp of elders
Zij nam den zandweg, dus ging zij naar
G. Plotseling kreeg ik een uitstekende ge
dachte, de nieuwe onderwijzeres, riep ik
uit, ja, die moet het zijn
Nu had ik natuurlijk wel over de nieuwe
onderwijzeres hooren spreken, maar davr
ze eerst na Pinksteren in functie zou tri-
den, had ik mij nog niet in dit evenement
van 't schoolwezen verdiept.
Ik nam eveneens den zandweg, mijn
belangstelling in dat vriendelijke per
soontje was nu eenmaal opgewekt.
Ons kerkje was een kwartier buiten
het dorp, en ons pad leidde over een uit
gestrekte weide. Wij liepen op een tiental
passen afstand van elkaar, alleen de
boeren en de boeri—\en waren den zand
weg blijven volgen.
't Was een heerlijke lentedag. De zon
was bescheiden genoeg om niet al te fel
te branden en een frisch windje blie« over
het land.
Ik zette mijn stroohoed af, om den
wind vrij spel in mijn haren te gunnen,
dat was verfrisschend mijn oogen volg
den de slanke meisjesgestalte, die met
vlugge, kleine passen over de bloeiende
Pinksterbloemen stapte, hier eens een
paar te zamen bond, daar weet even stil
stond om van de vredige natuur beter te
genieten.
Het briesje woei aardig sterk en zij haa
schijnbaar alle moeite om haar hoofddek
seltje op zijn plaats te houden. Op eens
behaalde de wind de overwinning en het
matelotje vloog lustig over het veld.
Ik bedacht mij natuurlijk niet lang,
maar rende het weerspannige ding achter
na, en door mijn aangeborene activiteit en
handigheid was ik weldra de gelukkige.
Ik wendde mij tot het „onbehoede" on
derwijzeresje met de woorden
„Mag ik mij zeiven maar aan u voorstel
len, ik ben de zoon van den Burgemeester,
en heb ik de eer en het genoegen de nieu
we onderwijzeres, mejuffrouw Sautier, te
ontmoeten
Zij knikte even bedeesd, maar sloeg vrij
moedig de heldere, blauwe oogen op,
toen zij op het hoedje wijzend schalks ant
woordde „Ik dank u wel zeer voor uw
moeite, mijnheer, bijna te veel eer voor
zulk een eenvoudig toiletartikel."
Zij streek de blonde krullen weer naar
achteren, waarin de wind lustig speelde.
Zoo zag zij er allerbekoorlijkst uit. Door
de goudgele stralen der zon beschenen,
geheel omringd van groen en bloemen,
begon mijn hart sneller te kloppen en
vond ik haar het liefste bloempje van het
veld.
„Als ik nu mijn toestel hier had, nam ik
vlug een instantaneetje," riep ik verrukt.
Zij bloosde en glimlachte en boog zich
even over het geurige bouquet lenteboden;
toen stak zij mij haar klein handje toe en
sprak vriendelijk „Adieu, mijnheer Van
Maarlen, ik ben u zeer dankbaar."
„Mag ik u niet vergezellen vroeg ik
haastig. „Wij moeten toevallig denzelfden
weg. U hebt er toch, hoop ik, niet op te
gen, buiten is men vrijer dan in een stad
voegde ik er glimlachend bij.
„Volstrekt niet."
Zij aan zij wandelden wij over de weide,
ongedwongen vertelde zij mij van haar
huis, haar vroegere betrekking en den in
druk, dien zij van haar nieuwe standplaats
kreeg.
Zij had een open oog voor het schoone
in de natuur en verheugde zich over de
prachtige omstreken, velden en weiden
van G
Ik luisterde haar stem was zoo zacht
en haar woorden klonken mij als muziek
in de ooren, ik moest wel naar hrar luiste
ren, haar lach klonk zoo helder over het
uitgestrekte veld, waardoor de rustige
stilte der natuur plotseling verbroken
werd.
Voor de eerste maal in mijn jeugdig
leven gevoelde ik over mij een ware Pink
sterstemming komen en werd ik onweer
staanbaar aangetrokken door het gewijde,
reine gewaad, waarin de natuur zich aan-
ons oog vertoonde. Maar meer nog, voor
zichtig klopte Amor aan het deurtje van
mijn hart. heimelijk slooo hij naar binnen
ta een zalig, ongekend gevut» *kte zfch
van mij meeste., ik had kunnen'ubelen en
juichen en vouwde onwillekeurig d«
handen
Eindelijk namen wij afscheid van elkaar,
begreep zij de warmte van mijn handdruk!
begreep zij den blik mijner oogen
Ik weet het niet, alleen weet ik, dat zij
de lange wimpers even neersloeg.
Dien avond ontmoetten wij elkaar bij
den dokter, die nog familie van haar was
en een heerlijken avond bracht ik door.
Ik had mijn viool medegenomen en zij
accompagneerde met diep gevoel. Ook
zong zij nog eenige eenvoudige liedjes met
een fijn sopraangeluid.
„Warum ich dich liebe een blos
kleurde hare wangen en zij ontweek mijn
blik.
Maar voor mij was het genoeg. Mijn
liefde was niet hopeloos maar werd be
antwoord 1
Een nachtegaal zong in mijn gemoed.
Ik bracht haar naar huis ik weet, dat
ik veel te vlug een besluit nam, o, ik weet,
dat ge mij overhaastig zult vinden, maar
waar is het, dat zoo'n wandeling in de vrije
natuur en eenige uurtjes van rein. muzi
kaal genot voldoende zijn om te doen
voelen, dat men waarachtig bemint1
Wij liepen zwijgend woorden kon ik
niet vinden het was zulk een verruk
kelijke avond, de maan goot zoo gul haat
zilverlicht over het land, en de lente
bloempjes genoten van lentezon en lente-
warmte en ik van lentegeluk.wel
licht, en ik boog mij ten laatste tot haar
over en fluisterde haar in, wat mijn liefde
mij deed gevoelen.
Toen zij zoo innig mijn hand drukte
en haar groote, teedere oogen naar mij op
sloeg, toen bleven wij even staan en blik
ten naar het arme, eenzame maantje, de
eenige getuige van onze vaste belofte.
„Mijn Pinksterbloempje," fluisterde ik,
„zul je altijd blijven bloeien en geuren,
ook als ik de tuinman zal zijn, die je op
kweekt en verzorgt? O, op welk een
schoonen tuin zal ons leven dan gelijken,
beschenen door de tiefdezon 1
„Goeden morgen mijnheer," sprak ik
vroolijk, terwijl ik den dag na Pinksteren
mij weer op mijn bureau bevond.
„Welkom weer hier, beste vriend, maar
wat zie je er opgewekt uit, nu, dat uit
stapje in de vrije natuur heeft je goed ge
daan dat mag ik zien! en zeker goed ge
amuseerd
„Zeker mijnheer, want ik volgde uw
raad, en plukte Pinksterbloemen
Ernstig zag ik mijn chef aan, die mij
eerst niet scheen te begrijpen, maar toen
hij de waarheid in mijn stralende oogen
las, vatte hij mijn hand en sprak aange
daan
„Geluk, beste vriend, van harte geluk,
dat de toekomst je niets dan goeds moge
brengen, en nu spoedig directeur van een
vereenigd kantoor, niet waar
„Leve mijn radicaal 1" riep ik vroolijk.
EXCUUS.
„Kan je niet zien," is de nijdige vraag
van een heer, die een beschonkene tegen
zich aan krijgt.
„Best hoor, Ik zie uwes wel tweemaal."
„Des te meer reden o® mij niet tegen
het lijf te loopen."
„Dat komt daar vandaan, ziet u, dat ik
tusschen beide door wilden passeertn.
EXCUUS.
„Jij hebt een lief hondje hoor, gisteren
heeft hij mij doo.- mijn laarzen gebeten."
„Ja, vegetariër is hij nog niet."
HIJ SPRAK UIT ONDERVINDING.
Vader „Ja mijn zoon wordt eens een
beroemd schrijver."
Vriend „Hij schrijft niet om geld te
verdienen, is 't wel
Vader „Hm, dan moest je zijn brie
ven aan mij soms lezen.*
OOK EEN DIAGNOSE.
Mijnheer (geërgerd) „Daar heeft d,
dokter hij de laatste ziekte mijner vrouw
een verkeerde diagnose gemaakt hij
meende, dat ik haar een diamanten collier
moest koopen maar nu kom ik tot de
conclusie dat 't om een automobiel te
doen is."
*N EERLIJK MENSCH.
Toerist (die tegen de rotsen bekneld
raakt en zich niet loswerken kan) „Kon
ik nu maar miin kamer in het hotel af
bestellen."