OO
rOmzi
w
c
ZIJN EER!
V
AMSTERDAMSCHE KOUT.
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 19 Juli 1924
Kattenlappen 0.40
Kattenkoppen 0.12
GEMENGD NIEUWS.
In een kiezelkuil bedolven.
Om opgeborgen te worden.'
De brand aan boord van de
„Java."
Hongerstaking in de bijzondere
strafgevangenis te Den Haag.
Raadslid in gemeenteraad
geverbaliseerd.
Doodelijk auto-ongeluk.
Op zoek naar gezonken goud.
Bij het zwemmen verdronken.
Het stofvrij maken van da
straten te Amsterdam.
Padvinders-avontuurtje.
UIT'DE MOPPENTROMMEL
Fantaisie-beroepen
Dc kattenslachterij.
In den bloeitijd van „Eigendomsrecht"
toen'Ade doove" als rechtskundig adviseur
der vereeniging de belangen van de huisba
ten behartigde, de menschen waarvan in een
■n die dagen spontaan toegejuicht couplet
gezongen werd
Men moet leven en leven laten
Zelden dat een huisbaas 't kent
Want die 't hart op de rechte plaats draagt
pat is hoogstens twee procent
in dien goeden ouwen tijd dan (en dit meen ik
van harte al ben ik volstrekt niet blind voor
eenige werkelijke zegeningen van den voor
uitgang) toen de weekhuurder als z'n huis
baas hem er af wou zetten, „een eerste
briefje" (exploit tot opzegging) kreeg, op
grond van geëindigde huur, waartegen
piets was in te brengen, dan als de
fatale termijn van zeven dagen was ge
ëindigd, zonder dat de weekhuurder aan
stalten had gemaakt te verkassen,
kwam automatisch de dagvaarding: over
drie dagen voorkomen en vonnis uitvoer
baar bij voorbaat op de minuut en als 't
niets van de regeling afwist. De kassier, die
meeliep dan was 't heele drama in twaalf da
gen geëindigd en kwam twee dagen nadat
het vonnis van den kantonrechter, waarte
gen geen verzet of hooger beroep mogelijk
was en waarbij de vordering was toegewezen
de deurwaarder met zijn twee getuigen om het
desnoods geassisteerd door den sterken arm
der politie op straat te zetten.
Maar dan moest het ook meeloopen. In de
ïerste plaats had men kantonrechters die nog
al eens vaak uitstel gaven, zoodat het vonnis
fis veertien dagen na de uitspraak uitvoer-
aar was. Dit was allemaal maar schade voor
Sen huisbaas. De vereeniging was zoo'n uit
stel meestal niet onwelgevallig want zooveel
te grooter kans was er dat de deurwaarder
thuis kon blijven. Want als de menschen nog
weer 14 dagen gratis hadden gewoond dan
hadcfen ze al licht weer een week huur om
van een andere woning den sleutel te krijgen
En voor elke uitzetting moest apart betaald
worden, al ging 't ook op een koopje. Want
„Eigendomsrecht" had haar vasten deur
waarder, den ouden heer S. die met zijn
twee vaste getuigen, waaronder zijn zoon,
uitsluitend voor deze vereeniging werkte en
't daarmee zoo druk hadden, vaak volle lijs
ten hadden af te werken, dat sommige cliën
ten (menschen die op straat gezet moesten
"worden) wel eens even een paar dagen moes
ten wachten. Gelukkig had deurwaarder S.
nog al geen last van ongeduldige cliënten
Maar aan het feit dat hij met zijn twee ge
tuigen niet overal tegelijk kon zijn was
het te danken dat onderstaande gebeurtenis
Zich kon afspelen.
In buurt YY werd, zoo ongeveer een vijf
en twintig jaar geleden ook al druk onder
verhuurd. Niet wegens den woningnood,
want die bestond toen absoluut niet, maar
omdat er, ondanks het goedkoope leven,
toch nog verscheidene menschen waren die er
om welke redenen dan ook tegen opzagen
veel eigen boel te nemen. Die bohème-huis-
houdens vond men meest in 't Amsterdam;
sche Montmartre.
Een behanger huurde in die dagen een huis
je in de Albert Cuypstraat vlak bij de brand
weerpost. Maar te behangen kreeg hij niet
veel en spoedig zon hij er dan ook iets op een
gedeelte van het huisje te verhuren en zoo
doende vrij te wonen. Aldus geschiedde, de
behanger, die niets te behangen had en zijn
vrouw bleven vóór met één alcoofje, de nieu
we menschen, in wier meubilair een blind
paard ook al geen schade had kunnen aan
richten bleef achter met 't tweede alcoofje
en de keuken werd gemeenschappelijk be
zit.
Dit leventje had gezellig" een tijdje kun
nen duren als de behanger de onderhuur niet
noodig had gehad voor levensonderhoud en
den huisbaas had betaald. Nu dit niet ge
schiedde was hem 't bekende receptje ver
strekt en hoewel de juffrouw van achter van
niets kwaad wetende Zaterdags nog een week
vooruit aan de behangersvrouw had betaald,
kreeg zij Dinsdags tot haar „stomme verba
zing" te hooren, dat de hoofd-huurder er
zelf af moest, dat hij vandaag zelfs al vóór
had moeten komen, doch 't maar had laten
loopen en dat ze nu aanstonds verhuizen gin
gen naar familie.
Ja, daar was niet veel tegen te doen. Het
gordijn van achter werd afgehaald en vóór
opgehangen voor den inkijk. De menschen
van achter kregen de sleutels en moesten
maar zien hoe zij zich redden konden.
Zooals ik reeds zei, deurwaarder S. met
zijn twee vaste getuigen waaronder zijn eigen
zoon, kan niet overal tegelijk zijn. Maar in
den tijd dat hij zich in de Albert Cuyp liet
wachten gebeurde daar zonderlinge dingen.
Woensdagavond werd het boeltje van de
achterkamer op een handkar geladen en den
volgenden morgen zagen de buren de ramen
bedekt door gordijnen van Echo's en Nieuws
bladen van Nederland (de twee gtliefde
volksbladen uit die dagen), terwijl voor de
ruiten twee reusachtige prijscouranten prijk
ten, met keurige trekletters geschreven,
kond doende het navolgende
Eerstdaags opening van de Eerste Neder-
landsche Koninklijke Kattenslachterij.
Prijscourant.
Kattenbiefstuk.f 0.50 per pand
Kattenstaarten 0.10
Kattengehakt 0.20
Kattenkrabbetjes 0.16
Kattenpooten 0.16
Dagelijks inkoop van vette katten.
Wie het eerst 's morgens de prijscouranten
opmerkte of het de Echo-bezorgster was of
de melkvrouw weet ik niet, maar zeker is 't
dat om negen uur half IJ IJ al wist van den
nieuwen consumptie-handel en dat heel
den dag de toegang tot de brandweerpost
was versperd. Allen ratelden over het schan
daal. De een zei er dit en de andere dat van.
Maar 'n heele boel menschjes zaten in angst
over haar poesjes, liefkoosden de beestjes
en zwoeren ze angstvallig te zullen bewaken,
anderen vonden 't een schandaal voor de
buurt en liepen naar menheertje in de Ferd.
Bolstraat (het politiebureau). Maar die kon
er ook niet veel aan doen.
Des nachts, wanneer de meeste menschen
sliepen sloop hij (en zijn vrienden) onge
merkt de woning in en had er een samen
scholing plaats, 's Morgens ontwaarde de
buurt dat een deel van de kranten-gordijnen
was opgelicht, waarachter een goed-afge-
schutte etalage was aangebracht waarop de
prijzen van de tombola prijkten waarop elk
cliënt van de kattenslachterij een gratis lot
zou krijgen. De hoofdprijs was het huis,
wiarin de onderneming was gevestigd, maar
er waren ook andere premiën, hier tentoon
gesteld, als een oude hoogezijden hoed, die
al vele malen met de modder had kennis
gemaakt, een rood-steenen bloempot met
een stuk eruit en een dood geraniumstekje
er in, een vieze doorgerookte steenen pijp,
een gebroken kopje, waar de koffiedik nog
inzat en last not least but excuse ,me for the
shocking history een zeer nuttig meubel
voor de slaapkamer nadat het dienst heeft
gedaan.
De Albert Cuypstr. overtrof dien dag
in drukte de Boulevard des Itaüens. En ook
toen het donker was stonden de jongens met
hun neuzen tegen de ramen en wezen op het
plakaat Dagelijks inkoop van vette katten.
De fatsoenlijke menschen meenden dat die
pleintjesgasten iets in hun 'schild voerden.
Zij wisten niet „was es bedeuten soil" maar
zij voelden dat er i<jts in de lucht hing, dat
er van avond iets gebeuren moest. En jawel
het voorgevoel had hen niet bedrogen. Er
rolde een rijtuig aan dat stil hield voor de
deur. „Daar hij-je de kattenmepper," brulde
de jeugd, toen een deftige oude heer met
hoogezijden hoed uitstapte. „Neen, die schele
met het konijnsnoet zal het zijn," riep een
ander, wijzende op den jongen man, die vele
malen tevergeefs aanbelde. Er werd niet
opengedaan. Het gedrang werd lvensge-
vaarlijk. Er tusschen een agent op de vlakte,
die moeite had het paard te beschermen.
Gelukkig een tweede agent die spoedig met
een smid terugkomt, die met zijn wapen,
een bos sleutels, het geheimzinnige slot zal
binnentreden.
Als hij aan 't werk gaat, stuift de menigte
achteruit. Het karrewijtje moet niet zonder
gevaar zijn, want er zijn wel drie honderd
katten in huis, de buren hebben 't gehoord
en er moeten ook dolle katten bij zijn 1
De smid gaat even weg, komt spoedig
terug met een zak waarin de premiën voor
de tombola en de prijscoureanten van de
kattenslachterij, het eenige wat zich in huis
bevond, wordt opgeborgen. De zak wordt
voorzichtig tegen den trottoirrand gelegd,
een hangslot op de deur, deurwaarder S.
met zijn zoon en de andere vaste getuige
in het rijtuig, dat'wegrijdt onder een daverend
Hoera! Leve de kattenmepper 1
De jonge S. dié nu al jaren aan 't tooneel
is, heeft daar nooit zooveel succes gehad
als bij dit (historisch) kluchtspel in de Alb.
Cuypstraat.
H. HENNING Jr.
Dinsdagavond waren de gebrs. van D. uit
Leijenbroek in een kiezelkuil in den Kollen
berg te Sittard werkzaam, toen plotseling
een massa grond kwam afzakken waaronder
beiden werden bedolven.
Een hunner, de jongste 15 jaar oud, geraak
te geheel onder de massa steen en grond,
de ander slechts gedeeltelijk. Deze werd al
lereerst bevrijd waarna ook de tweede be
wusteloos onder den grond werd vandaan ge
haald.
Het bleek dat de borstkas was ingedrukt.
Per Politie-brancard is de ongelukkige huis
waarts vervoerd. Zijn toestand is levensge
vaarlijk.
De werkelooze P., uit de Westerbaenstraat
te 's-Hage, die eenigen tijd geleden bij de
firipa van Moorsel aan de Groenmarkt aldaar
een groote spiegelruit verbrijzelde en daar
voor tot één maand gevangenisstraf is ver
oordeeld, had zich, toen hij uit de gevangenis
ontslagen werd, bij Maatschapp. Hulpbetoon
aangemeld, waar hij werd afgewezen.
Uit vertwijfeling heeft hij Woensdag dc
groote spiegelruit der firma Simonis aan de
Groenmarkt met een steen ingegooid en zich
daarop op het aangrenzend politiebureau
aangegeven, waar hij werd opgesloten.
Naar aanleiding van den brand in ketel-
ruim 3 van den bij de Maatschappij „De
Schelde" te Vlissingen in aanbouw zijnden
kruiser „Java" wordt van alleszins bevoegde
zijde vernomen, dat, onmiddellijk na den
brand, een commissie is ingesteld om oor
zaken en gevolgen van dit ongeval te onder
zoeken.
In deze commissie hebben vertegenwoor
digers van de werf van aanbouw en van de
Nederlandsche Marine zitting genomen en
zij staat onder voorzitterschap van den heer
H. Suyver, hoofdingenieur bij de Maat
schappij „De Schelde".
Op Het oogenblik dat de brand uitbrak
bevonden zich in verband met de proef
vaarten van het schip, o.a. de commissie
voor de proeftochten, onder voorzitterschap
van den vice-admiraal Zeeman, chef van de
afdeeling materieel aan het departement
van Marine benevens de heer mr. Jan Smit
Jr., directeur van de Maatschappij „De
Schelde", aan boord van de Java.
De commissie - Suyver bovenbedoeld
heeft een uitgebreid onderzoek ingesteld,
iedereen gehoord over wat maar. eenigszins
met het uitbreken van den brand in verband
kon staan, maar omtrent de oorzaak van het
ontstaan van den brand is absoluut niets
bekend geworden en men vermoedt, dat
daaromtrent wel nooit iets zal komen vast te
staan.
De omvang van de schade, aan den krui
ser toegebracht, zal, wat betreft de ketels,
niet groot zijn, doch aanmerkelijke schade
is toegebracht aan alle electrische kabels,
dienende voor de commando-overbrenging,
lucht-, kracht- en vuurleidingen.
Doordien de kabels op het gedeelte in het
ruim zijn beschadigd zullen zij geheel ver
nieuwd moeten worden, hetgeen zeer gerui-
men tijd zal vorderen. Er is echter hoop, dat
ondanks deze beschadigingen, binnen zeer
korten tijtt de volle krachtproef desniettemin
zal kunnen worden gehouden.
Het is te betreuren dat deze brand stoornis
is komen brengen ln den gang der proef
vaarten, welke voor het incident reden tot
veel tevredenheid gavert. Die proefnemingen
toch hebben zeer goede resultaten opge
leverd. Het olieverbruik b.v. bij de ver
schillende vaarten bleef beneden het ge
raamde verbruik, zoodat de werkingsafstand
aanmerkelijk bleef boven de bij contract
bepaalde getallen.
Maandagavond jl. vervoegde zich de vader
van een der veertig gevangen dienstweige
raars bij den secretaris van het Internationale
Anti-Militaristisch Bureau te De Bilt met een
brief van zijn, waarin deze schreef „On
geveer tien jongens weigeren te eten. Ik eet
ook niet. Vandaag is het de derde dag. Wij
zijn het begonnen als protest dat onze mede
makkers op cel zitten en wij op zaal. Tevens
proterfeeren wij tegen de behandeling, die
ons wordt aangedaan.
Dinsdagmorgen begaven zich de anti-mi
litaristen B. de Ligt en J. Giesen namens de
I.A.M.V., sectie Nederland en het I.A.M.B.
naar den directeur van de bijzondere gevange
nis om nadere inlichtingen.
De directeur verklaarde, dat inderdaad den
lOden Juli de hongerstaking door 10 der ge
vangenen was ingezet, dat er echter den 12den
Juli nog slechts vier volhielden, en dat nu al
les voorbij was. Bovendien was de voedsel-
staking niet absoluut, daar de weerspannigen
waren doorgegaan zich een en ander uit de
cantine te verschaffen. En ten slotte had men
te bedenken, dat, al was het de gewoonte de
jongelui op zaai te plaatsen, zij volgens den
regel in de cel geplaatst konden worden.
Op de vraag der anti-militaristen, ook de
betrokken dienstweigeraars te mogen spreken
om zich een objectief oordeel over het ge
beurde te kunnen vormen, vóór men de zaak
in de pers zou publiceeren, werd geantwoord,
dat de directeur niet het recht had dit toe te
staan. Men wendde zich toen tot den voor
zitter van het college van regenten. Deze was
uitstedig. De secretaris van dit college be
loofde echter telefonisch het verzoek om toe
lating onmiddellijk te zullen overbrengen aan
mr. Ledeboer, die bij afwezigheid van den
voorzitter in deze te beslissen had. Een uur
later weer opgebeld, berichtte hij, dat de heer
Ledeboer een bezoek aan de dienstweige
raars voor het gemelde doel niet kon toe
staan. Hij deelde mede, dat er op dit oogen
blik nog één dienstweigeraar weigerde te
eten, doch dat deze, P. Z., volgens oordeel
van den dokter daarmede vandaag wel zou
ophouden.
De anti-militaristen waren met deze weige
ring niet tevreden en besloten zich officieel
tot het college van regenten en tot den mi
nister van Justitie te zenden.
Naar aanleiding van deze mededeeling van
den heer B. de Ligt over de hongerstaking
der dienstweigeraars, vernam de „Tel." de
volgende medeelihgen van den directeur over
deze kwestie.
De directeur wees ons erop, dat als regel
de gevangenen hun straf in de cellen moeten
uitzitten. De minister van Justitie heeft ech
ter ten aanzien van de dienstweigeraars de
milde bepalingen uitgevaardigd, dat de dienst
weigeraars die zich behoorlijk gedragen, op
zalen hun straf kunnen ortdergaan. Wie zich
echter niet houden aan de regels van orde en
tucht worden in de cellen geplaatst. Enkele
dienstweigeraars nu er zitten te Scheve-
ningen 37 hadden zich niet behoorlijk ge
dragen en werden daarom in de cellen gezet.
Een tiental, dat in de zalen bleef, begon daar
om de hongerstaking uit protest tegen de ver
wijdering hunner kameraden.Den naam „hon
gerstaking" vond de directeur wel wat
weidsch, want de betrokkenen bleven eten
uit de cantine betrekken als harihg, bokking
en eieren. Zij weigerden alleen het gevange-
nisvoedsel. Na 2 of drie dagen gaven de mees
ten deze staking al op. Alleen een viertal
bleef er mee doorgaan, doch tevens met het
gebruiken der genoemde cantine-artikelen
Ten slotte was er nog één, die volkomen hon
gerstaking toespaste, maar ook deze is er
mee opgehouden. Enkelen hebben later
over uitputting geklaagd en zijn toen, op ad
vies van den dokter, in afzonderlijke isoleer
kamers op bed gelgd. Verder is er niets voor
gevallen.
In de jongste Raadsvergadering is Wisch,
deelde het Raadslid Wolters mee dat hij ter
verbetering van een weg en om de gemeente-
kosten te besparen zand in een berm had
afgegraven om op deze wijze den weg te ver
beteren.
De burgemeester wees het Raadslid op
zijn verboden handeling. Het Raadslid trad
wat uitdagend op, waarop de burgemeester
mededeelde tegen hem proces verbaal qp
te maken.
Toen Woensdagnacht circa 12 uur, de
25-jarige Van Roesel in zijn auto, komende
van de kermis te Oisterwijk, met groote snel
heid huiswaarts reed, is hij, tengevolge van
slecht licht op den Bosscheweg bij Tilburg,
in botsing gekomen met een ijscokarretje.
De bestuurder hiervan, de 43-jarige onge
huwde J. Swinkels, werd met groote kracht
tegen een der burries gedrukt en op slag
gedood. Het ijscokarretje werd geheel ver
nield, terwijl ook de auto ernstig beschadigd
werd. Het lijk, alsmede de auto, is door de
marechaussee in beslag genomen. De be
stuurder, die ongedeerd bleef, werd voor-
loopig aangehouden.
Uit Terschelling wordt gemeldHet
bergingsschip „Gerard" is Woensdagmor
gen naar het wrak van het goudschip „Luti-
ne" vertrokken, om te trachten nog een ge
deelte van de lading goudstaven te bergen.
Hiertoe zou een speciale inrichting gebezigd
worden.
Het schip keerde Woensdagavond terug i
wegens den mist heeft men het wrak nog
niet kunnen vinden.
De Engelsch bergingsstoomer ..Resource"
arriveerde hier ter plaatse 't schip heeft de
bergingswerkzaamheden op het katoenschif
West-Arvada" hervat.
In den Rijn bij Wezel zijn Donderdag
verdronken de zoon van den douanebeambte.
Martin, en de politiebeambte Schiller.
Bij Rees verdronk bij het baden indenRija
de gemeentesecretaris A. Herbaum.
De stadsreiniging in dc Hoofdstad is op
het oogenblik bezig proeven te nemen met
een nieuw procédé, dat het stofvrijmaken
van straten beoogt Woensdag is de Wees-
perzijde hiermede behandeld. Het betreft
hier een vinding van een Deensch ingenieur,
die goede resultaten heeft bereikt met het
besproeien van de wegen met een teer-emul-
sie. Wanneer de besproeiing eenige keeren
heeft plaats gehad, vormt zich een dun
korstje over de bestrating, dat geruimen tijd
belet dat zich stofwolken vormen.
Over een week ongeveer zal op de Wees-
perzijde ten tweede male met het teer-pre.
paraat besproeid worden.
Door JOH. v. d. HOEK.
DE HEKS.
(Vervolg).
Hij gevoelde een innig medelijden met
deze arme, niet begrepen vrouw, eh fel trof
lem telkens haar smart, die klonk tusschen
naar woorden door, over het lijden, dat haar
veroorzaakt werd door de bijgeloovigheid
der dorpelingen.
Ze had hem een boek gegeven, dat ze nog,
zooals ze hem vertelde, van haar moeder
bewaarde.
Rustig uitgestrekt op het schamele bed,
en niet langer lijdend de pijnen van zijn val,
las Jaap haar voor.
Het vrouwtje luisterde aandachtig.
Plotseling werd hun stil bijeen-zijn ver
stoord door een vreeselijk lawaai.-
Stemmen weerklonken, die scholden
van: Heks! Heks! en weer anderen, die Jaap
lerugeischten..
Jaap zag zijn verzorgster opschrikken.
Haar handen beefden, haar lippen trilden.
Zij knipperde met haar oogen.
Op dit oogenblik werd de deur openge
rukt en in de opening stond Jaap's vader,
de dorpssmid.
In een oogwenk had deze de situatie over
zien en het was niet met afkeer, dat hij
op het oudje toeliep.
Hij drukte haar de hand en bedankte haar
voor wat ze aan zijn zoon had gedaan.
Ook de dokter was binnengekomen en
onderzocht Jaap's kneuzingen. Hij maakte
het vrouwtje een,compliment over haar ver-
bandkunst.
Een menigte nieuwsgierigen verzamelde.-
rich voor het hutje.
Men was woedend.
De bezadigde woorden van den dokter
en ook van den smid, die, ofschoon-ie pas
sinds kort in Zwammingedam woonde, toch
reeds zeer gezien was, bleven niet zonder
uitwerking.
Het geloof in de Heks kreeg dien dag een
hevigen schok.
Jaap werd, na veel dank aan het vrouw
tje te hebben gebracht, naar huis gedragen.
En al ging het niet aanstonds, na dien
lag mocht de „Heks" zich geleidelijk ver-
ïeugen in de vriendschap van heel Zwam
mingedam.
XIII.
DE INNAME.
Weer was het Woensdag.
Jaap's voet was. geheel hersteld en daarme
de waren de jongens voor goed bevrijd van
nun vrees voor de Heks.
Ze hadden eerst bang voor beheksing
Je volslagen genezing van Jaap Klomp af
gewacht; maar nu dit- gebeurd was, geloofden
ze niet langer in de kwade bedoelingen van
het oude vrouwtje op de hei.
Jan van Belt werd, ofschoon wel wat op
sen afstand, nog steeds gerekend onder de
vrienden van de vijfde klas der Zwammin-
gedamsche jongensschool. De jongens deden
bet echter meer om Jaap een genoegen te
verschaffen en hem niet te verliezen, dan
wel om de vriendschap van Jan van Belt,
'an welke vriendschap ze liever maar ver-
choond waren gebleven.
Allemaal zaten ze in de klas.
De natuurkunde-les was afgeloopen, het
sceelkwartiertje ook. en nu «aten ze in de
Vaderlandsche Geschiedenis en wachtten af
wat er zou komen.
Meester zat aan zijn tafeltje, doch scheen
eenigen last te hebben met een verstopping
in zijn pijp, wat het vertellen nog even ver
traagde.
De pijp werd bewerkt met veel papier en
een pijpenstoker, waarna de verstopping
eindelijk doorbrak.
Meester vulde zijn pijp met wat tabak,
stak deze aan, en begon dan te vertellen
„We hebben de vorige week gezien, hoe,
in de tweede helft der veertiende eeuw,* tal
rijke roofridders de IJsselstreek en het
noordelijk gedeelte der provincie Utrecht
onveilig maakten, en hoe Jan van Arkel,
Bisschop van Utrecht, zich opmaakte om
een der gevaarlijkste roovers te gaan straffen.
„We hebben gezien, hoe hij het kasteel
van Hendrik van Oijen belegerde, den eersten
aanval won, en slechts door de lafheid van
zijn tegenstander werd weerhouden om zijn
triomftocht voort te zetten en diens
nederlaag te voltooien.
„Nu zullen we eenige jaren overslaan. Na
den dag, dat Jan van Arkel het beleg was
begonnen, had geen enkele verandering
meer de eentonigheid van deze Middel-
eeuwsche strijdwijze verbroken. De beleger
den hoedden er zich nauwgezet voor zich te
vertoonen en de belegeraars, wetende, dat
elke stormaanval dood moest loopen op een
dergelijke bezetting, traden niet meer aan
vallend op, doch wachtten rustig af met de
wapenen in de hand.
„Het leger, dat Jan van Arkel had achter
gelaten om Holland te bekampen, was on
voldoende geworden. Het machtige Holland,
dat zich tegen Utrecht en tegen Zeeland te
gelijk had te verdedigen, had zijn zuidelijke
vijanden verslagen en er zich bondgenooten
van gemaakt.
„Het vereenigde Hollandsche en Zeeuw-
sche leger was de Utrechtenaren aangevallen
en dezen hadden zich weldra moeten terug
trekken in de hoofdstad van het Sticht.
„Bisschop Jan van Arkel zag in, dat zoo
hij eenige kans wilde hebben, om van zijn
rijk iets over te houden, hij haastig de be
legering moest opbreken en aftrekken, ter
.versterking van zijn leger tegen de vereenigde
Hollanders en Zeeuwen.
„Om echter het werk, waarvoor hij bijna
twee jaren had noodig gehad, zonder meer
op te geven, daarvoor voelde hij maar heel
weinig; en het gevolg van deze overweging
was, dat hij een voldoende leger achterliet
om Hendrik van Oyen, zoo noodig, kamp
te geven,, en met de rest aftrok naar zijn
bedreigde hoofdstad.
„Op het kasteel-Van Oyen was deze
verzwakking van het Utrechtsche leger
natuurlijk niet onopgemerkt gebleven. En
al woei nog de Bisschopsbanier van de bevel
hebberstent, midden in het kamp, al was een
ridder gekleed met de wapenrusting van Jam
van Arkel, Hendrik van Oyen wist al weldra,
dat de Bisschop met vele van zijn getrouwen
was afgetrokken.
(Wordt vervolgd.)
Door NICO A.
't Was een heldere morgen.
De zon stond even boven de kim, want
zij wa's zoo juist opgekomen. Geen wolkje
was aan den hemel te bekennen. Het zou
weder een warme dag worden. Alleen een
zacht windje bracht eenige verfrissching,
roerde de kruinen der boomen en deed de
bloemen op haar stengels trillen. Op het
meer was een bijna onmerkbaar rimoeitje
zichtbaar, een rimpeltje dat het water op
dien prachtigen ochtend fijn teekende.
Wellicht zou niets die heerlijke stilte ver
broken hebben, als niet een verwijderd ge
toeter, als het loeien van een koe hoorbaar
was. Het waren n.l. de Zonderstraatsche-
padvinders, die dezen dag uitrukten. Het
was werkelijk een flinke troep en dezen
droeg den naam van „De Zwarte Raaf". De-
„raven" nu kwamen dezen kant op, naar
het Zanderstraatsche bosch, waar den ge-
heelen dag vertoefd zou worden, om er den
tijd zoo aangenaam mogelijk door te bren
gen.
De leider van de raven was-ten lange
jongeman, „Roodvos" genaamd, dit laatste
wegens zijn haren, die een Oranje-gezinde
kleur hadden. Roodvos liep naast de raven
en had het commando. Een tweetal hoorn
blazers zorgden voor den fli'nken gang en
frisschen moed.
Spoedig was het bosch bereikt. Hier werd
„halt' gecommandeerd. Moe en afgemat
gingen de jongens zitten. Onder den troep
waren zeer veel bekenden; Hein, Kees,
Jaap en Teun, doch de laatste was sinds
jaar en dag een gezworen vijand van de
drie anderen en vooral had hij een nekel
aan Jaap, wiens vader slager en een stevige
kerel was.
Er werd door den Roodvos bevolen, dat
er eerst zou gégetcn worden, waarna de
oefeningen en sportspelen zouden gehouden
worden. Jaap, Hein en Kees zaten met hun
drieën tegen een dikken boom geleund en
keken naar Teun, die met eenige zijner
trawanten een druk gesprek voerde.
„Kijk die het eens heet hebben," riep
Kees uit.
„Ja. die moesten we eenfc een poets bak
ken. Wie doet er mee," zeide daarop Jaap
De laatste vraag had hij wel niet behoeven
te stellen, want alle drie waren er even
sterk vóór, als Teun er tegen zou zijn, als
hij 't wist. Het was de gewoonte om onder
het eten, touwen en andere lastige voorwer
pen naast zich te leggen. Jaap, die de ge-
slepenste was, stond stie'kum op en sloop
achter d* boomen om, naar dien, waarach
ter Teun met zijn kornuiten zat. Door hel
dikke struikgewas geholpen, zag hij kans, om
het touw van Teun naar zich toe te trekken
en dit mee te nemen. Even later had hij nog
drie touwen van anderen te pakken. Hij
knoopte deze 4 aan elkaar en bond het eenc
uiteinde aan een boompje vast. Het verdei
gedeelte rolde hij op en deed dit in Teun's
rugzak, na het er eerst even in vast gemaakt
te hebben. Hierna verborg hij het touw dat
op den grond lag in het gras, zoodat er niets
te zien viel. Niemand van de jongens had iets
gemerkt, zoo'n handige padvinder was
Jaap. Opeens werd opstaan geblazen. Alles
moest blijven liggen en, o noodlot, alleen
de touwen moesten gebruikt worden om
boomen te klimmen, want 't was om te oe-
98. En Holly-Dolly sliep weldra als een os, in
zijn- tobbetje. De nacht was vredig ert op 't
strand hoorde je niets, dan alleen het roepen van
de zeevogels en 't zacht ruischen der golven, 't
Was heel stil en in al die stilte kwam meer-koetje
'n kuiltje in 't zand graven, waarin 't toen zeker
wel een twaalftal mooie groote eieren legde. „Daar
in die tobbe," overdacht 't meerkoetje, „slaapt 'n
kleine #ongcn die morgen wel heel veel honger
zal hebben. Wat zal hij blij zijn, als hij m'n eieren
dan vindt."
99. En of Holly-Dolly blij was.
's Morgens had 't zonnetje hem in z'n tobbe wak
ker gestoofd.
's Jonge, wat waren die vogels toch vriendelijke
beesten om zoo goed voor hem te zorgen.
Dankbaar peuzelde hij de eieren op en zoo ver
kwikt door z'n slaap en goed gevulde maag ging
Holly-Dolly gewapend met den bezem, op stap,
om eens op onderzoek uit te gaan.
100 Uren tippelde en klauterde Holly-Dolly
berg op. berg af. 't Leek wel alsof er aan al die
rotsen en bergen geen einde zou komen. Nergens
en nergens zag hij ook maar een groen grassprietje
of boom. Hemel, als het eiland eens uit niets dan
rotsen zou bestaan. Maar wat was dat? Daar
stond hij geheel onverwachts voor een deurtje
dat in de rots was uitgehouwen. Een bruggetje
lag over een diepen afgrond voor het deurtje en
een groote bel hing er aan een paal.
Wel nog aan toe! Daar las Holly-Dolly boven
't deurtje met groote letters: „Herberg." Wie zou
dat hier op dit verlaten eiland gezocht hebben.
fenen. Begrijp de ontsteltenis van de vier
jongens, toen ze hun touwen verdwenen za
gen. Men zocht en kon noch touwen, noch
dader vinden. Opeens was ook de rugzak
van Teun weg, deze hing hoog en droog te
bengelen in de lucht aan een touw. Goede
raad was duur. Teun zou maar naar boven
klimmen en touw en rugzak mede nemen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Teun klom in den
boom en wilde den rugzak grijpen, toen de
ze met een ruk omhoog ging en een tak hoo
ger in dc lucht bleef bengelen. Teun werd
wit van kwaadheid. Wie haalde nu deze grap
weer met hem uit? Hij klom hooger en, juist
toen hij het touw wilde grijpen, viel het
met den zak naar.beneden en op den grond.
Toevallig had Teun gezien waar het eind
vandaan kwam en. wel van een naastbijzijn-
den boom. Ha, daar zou dus wel iemand in
zitten. Hij klom gauw naar beneden en ver
telde dat het touw in een anderen boom was
losgelaten geworden Een pootige jongen
klom den boom in, doch zag niemand. Het
was Jaap want die was het geweest
door het dikke bladerendak mogelijk ge-
ZIJN REUZE-FIJNE ONTDEKKING.
Jantje's mallemolen
(Life).
weest, om op een anderen boom over te
klimmen en daar langs naar beneden te ko
men, doch ongelukkigerwijze werd hij door
een der jongens opgemerkt. Toen liep hij zijn
straf niet meer mis. Hij werd oogenblikkelijk
naar huis gestuurd en het geval werd breed
voerig aan zijn vader vertelt, die zijn jeu
kende handen eens aan Jaap's broek moest
afwrijven. Hij had gedacht, dat padvinders
niet zulke vlegels meer waren, maar het wa
ren noch echte deugnieten, vond hij nu.
Maar daar dacht Jaap anders over.
DES SCHOOLMEESTERS WRAAK.
't Was „1 April" en de kinderen hielden
zich op het schoolplein bezig met elkaar te
foppen. Daar naderde de schoolmeester,
die met waardigen tred naar zijn schoollo
kaal ging.
„Meester!" riep er één, „u verliest wat!"
En voordat dc onderwijzer omgekeken had,
werd er al geroepen „1 April!"
„Meester, uw jas is vuil! „1 April" klonk
't er direct achterna.
Meester zon op wraak en 't gelukte.
Voor de klas staande sprak hij aldus:
„Weet jullie nog waar we den laatsten
keer gebleven zijn met de geschiedenisles?"
„Bij dc overwintering op Nova-Zembla!"
„Juist, ik heb jullie verteld, hoe die kloe
ke mannen daar, de ruwe koude trotseeren-
de, een hut gemaakt hadden, die hun moest
beschutten legen sneeuw en wind. Toen ze
op zekeren dag rustig te samen zaten om 'n
knetterend vuurtje, herinnerde één der man
nen zich plotseling dat het den 31 Augustus
was. Fluks haalde hij een Nederlandsche
driekleur uit een kist en plantte die boven
op de hut
„Kan een van jullie me ook zeggen, welke
bedoeling die zeeman daarmee had?"
Als uit één mond klonk het antwoord:
„31 Augustus, verjaardag van H. M. de
Koningin!
Toen was het de beurt van den meester
om te zeggen: „1 April!,.,, de overwinte
ring was toch in .1596",