OO rOmzi w c ZIJN EER! V AMSTERDAMSCHE KOUT. HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 19 Juli 1924 Kattenlappen 0.40 Kattenkoppen 0.12 GEMENGD NIEUWS. In een kiezelkuil bedolven. Om opgeborgen te worden.' De brand aan boord van de „Java." Hongerstaking in de bijzondere strafgevangenis te Den Haag. Raadslid in gemeenteraad geverbaliseerd. Doodelijk auto-ongeluk. Op zoek naar gezonken goud. Bij het zwemmen verdronken. Het stofvrij maken van da straten te Amsterdam. Padvinders-avontuurtje. UIT'DE MOPPENTROMMEL Fantaisie-beroepen Dc kattenslachterij. In den bloeitijd van „Eigendomsrecht" toen'Ade doove" als rechtskundig adviseur der vereeniging de belangen van de huisba ten behartigde, de menschen waarvan in een ■n die dagen spontaan toegejuicht couplet gezongen werd Men moet leven en leven laten Zelden dat een huisbaas 't kent Want die 't hart op de rechte plaats draagt pat is hoogstens twee procent in dien goeden ouwen tijd dan (en dit meen ik van harte al ben ik volstrekt niet blind voor eenige werkelijke zegeningen van den voor uitgang) toen de weekhuurder als z'n huis baas hem er af wou zetten, „een eerste briefje" (exploit tot opzegging) kreeg, op grond van geëindigde huur, waartegen piets was in te brengen, dan als de fatale termijn van zeven dagen was ge ëindigd, zonder dat de weekhuurder aan stalten had gemaakt te verkassen, kwam automatisch de dagvaarding: over drie dagen voorkomen en vonnis uitvoer baar bij voorbaat op de minuut en als 't niets van de regeling afwist. De kassier, die meeliep dan was 't heele drama in twaalf da gen geëindigd en kwam twee dagen nadat het vonnis van den kantonrechter, waarte gen geen verzet of hooger beroep mogelijk was en waarbij de vordering was toegewezen de deurwaarder met zijn twee getuigen om het desnoods geassisteerd door den sterken arm der politie op straat te zetten. Maar dan moest het ook meeloopen. In de ïerste plaats had men kantonrechters die nog al eens vaak uitstel gaven, zoodat het vonnis fis veertien dagen na de uitspraak uitvoer- aar was. Dit was allemaal maar schade voor Sen huisbaas. De vereeniging was zoo'n uit stel meestal niet onwelgevallig want zooveel te grooter kans was er dat de deurwaarder thuis kon blijven. Want als de menschen nog weer 14 dagen gratis hadden gewoond dan hadcfen ze al licht weer een week huur om van een andere woning den sleutel te krijgen En voor elke uitzetting moest apart betaald worden, al ging 't ook op een koopje. Want „Eigendomsrecht" had haar vasten deur waarder, den ouden heer S. die met zijn twee vaste getuigen, waaronder zijn zoon, uitsluitend voor deze vereeniging werkte en 't daarmee zoo druk hadden, vaak volle lijs ten hadden af te werken, dat sommige cliën ten (menschen die op straat gezet moesten "worden) wel eens even een paar dagen moes ten wachten. Gelukkig had deurwaarder S. nog al geen last van ongeduldige cliënten Maar aan het feit dat hij met zijn twee ge tuigen niet overal tegelijk kon zijn was het te danken dat onderstaande gebeurtenis Zich kon afspelen. In buurt YY werd, zoo ongeveer een vijf en twintig jaar geleden ook al druk onder verhuurd. Niet wegens den woningnood, want die bestond toen absoluut niet, maar omdat er, ondanks het goedkoope leven, toch nog verscheidene menschen waren die er om welke redenen dan ook tegen opzagen veel eigen boel te nemen. Die bohème-huis- houdens vond men meest in 't Amsterdam; sche Montmartre. Een behanger huurde in die dagen een huis je in de Albert Cuypstraat vlak bij de brand weerpost. Maar te behangen kreeg hij niet veel en spoedig zon hij er dan ook iets op een gedeelte van het huisje te verhuren en zoo doende vrij te wonen. Aldus geschiedde, de behanger, die niets te behangen had en zijn vrouw bleven vóór met één alcoofje, de nieu we menschen, in wier meubilair een blind paard ook al geen schade had kunnen aan richten bleef achter met 't tweede alcoofje en de keuken werd gemeenschappelijk be zit. Dit leventje had gezellig" een tijdje kun nen duren als de behanger de onderhuur niet noodig had gehad voor levensonderhoud en den huisbaas had betaald. Nu dit niet ge schiedde was hem 't bekende receptje ver strekt en hoewel de juffrouw van achter van niets kwaad wetende Zaterdags nog een week vooruit aan de behangersvrouw had betaald, kreeg zij Dinsdags tot haar „stomme verba zing" te hooren, dat de hoofd-huurder er zelf af moest, dat hij vandaag zelfs al vóór had moeten komen, doch 't maar had laten loopen en dat ze nu aanstonds verhuizen gin gen naar familie. Ja, daar was niet veel tegen te doen. Het gordijn van achter werd afgehaald en vóór opgehangen voor den inkijk. De menschen van achter kregen de sleutels en moesten maar zien hoe zij zich redden konden. Zooals ik reeds zei, deurwaarder S. met zijn twee vaste getuigen waaronder zijn eigen zoon, kan niet overal tegelijk zijn. Maar in den tijd dat hij zich in de Albert Cuyp liet wachten gebeurde daar zonderlinge dingen. Woensdagavond werd het boeltje van de achterkamer op een handkar geladen en den volgenden morgen zagen de buren de ramen bedekt door gordijnen van Echo's en Nieuws bladen van Nederland (de twee gtliefde volksbladen uit die dagen), terwijl voor de ruiten twee reusachtige prijscouranten prijk ten, met keurige trekletters geschreven, kond doende het navolgende Eerstdaags opening van de Eerste Neder- landsche Koninklijke Kattenslachterij. Prijscourant. Kattenbiefstuk.f 0.50 per pand Kattenstaarten 0.10 Kattengehakt 0.20 Kattenkrabbetjes 0.16 Kattenpooten 0.16 Dagelijks inkoop van vette katten. Wie het eerst 's morgens de prijscouranten opmerkte of het de Echo-bezorgster was of de melkvrouw weet ik niet, maar zeker is 't dat om negen uur half IJ IJ al wist van den nieuwen consumptie-handel en dat heel den dag de toegang tot de brandweerpost was versperd. Allen ratelden over het schan daal. De een zei er dit en de andere dat van. Maar 'n heele boel menschjes zaten in angst over haar poesjes, liefkoosden de beestjes en zwoeren ze angstvallig te zullen bewaken, anderen vonden 't een schandaal voor de buurt en liepen naar menheertje in de Ferd. Bolstraat (het politiebureau). Maar die kon er ook niet veel aan doen. Des nachts, wanneer de meeste menschen sliepen sloop hij (en zijn vrienden) onge merkt de woning in en had er een samen scholing plaats, 's Morgens ontwaarde de buurt dat een deel van de kranten-gordijnen was opgelicht, waarachter een goed-afge- schutte etalage was aangebracht waarop de prijzen van de tombola prijkten waarop elk cliënt van de kattenslachterij een gratis lot zou krijgen. De hoofdprijs was het huis, wiarin de onderneming was gevestigd, maar er waren ook andere premiën, hier tentoon gesteld, als een oude hoogezijden hoed, die al vele malen met de modder had kennis gemaakt, een rood-steenen bloempot met een stuk eruit en een dood geraniumstekje er in, een vieze doorgerookte steenen pijp, een gebroken kopje, waar de koffiedik nog inzat en last not least but excuse ,me for the shocking history een zeer nuttig meubel voor de slaapkamer nadat het dienst heeft gedaan. De Albert Cuypstr. overtrof dien dag in drukte de Boulevard des Itaüens. En ook toen het donker was stonden de jongens met hun neuzen tegen de ramen en wezen op het plakaat Dagelijks inkoop van vette katten. De fatsoenlijke menschen meenden dat die pleintjesgasten iets in hun 'schild voerden. Zij wisten niet „was es bedeuten soil" maar zij voelden dat er i<jts in de lucht hing, dat er van avond iets gebeuren moest. En jawel het voorgevoel had hen niet bedrogen. Er rolde een rijtuig aan dat stil hield voor de deur. „Daar hij-je de kattenmepper," brulde de jeugd, toen een deftige oude heer met hoogezijden hoed uitstapte. „Neen, die schele met het konijnsnoet zal het zijn," riep een ander, wijzende op den jongen man, die vele malen tevergeefs aanbelde. Er werd niet opengedaan. Het gedrang werd lvensge- vaarlijk. Er tusschen een agent op de vlakte, die moeite had het paard te beschermen. Gelukkig een tweede agent die spoedig met een smid terugkomt, die met zijn wapen, een bos sleutels, het geheimzinnige slot zal binnentreden. Als hij aan 't werk gaat, stuift de menigte achteruit. Het karrewijtje moet niet zonder gevaar zijn, want er zijn wel drie honderd katten in huis, de buren hebben 't gehoord en er moeten ook dolle katten bij zijn 1 De smid gaat even weg, komt spoedig terug met een zak waarin de premiën voor de tombola en de prijscoureanten van de kattenslachterij, het eenige wat zich in huis bevond, wordt opgeborgen. De zak wordt voorzichtig tegen den trottoirrand gelegd, een hangslot op de deur, deurwaarder S. met zijn zoon en de andere vaste getuige in het rijtuig, dat'wegrijdt onder een daverend Hoera! Leve de kattenmepper 1 De jonge S. dié nu al jaren aan 't tooneel is, heeft daar nooit zooveel succes gehad als bij dit (historisch) kluchtspel in de Alb. Cuypstraat. H. HENNING Jr. Dinsdagavond waren de gebrs. van D. uit Leijenbroek in een kiezelkuil in den Kollen berg te Sittard werkzaam, toen plotseling een massa grond kwam afzakken waaronder beiden werden bedolven. Een hunner, de jongste 15 jaar oud, geraak te geheel onder de massa steen en grond, de ander slechts gedeeltelijk. Deze werd al lereerst bevrijd waarna ook de tweede be wusteloos onder den grond werd vandaan ge haald. Het bleek dat de borstkas was ingedrukt. Per Politie-brancard is de ongelukkige huis waarts vervoerd. Zijn toestand is levensge vaarlijk. De werkelooze P., uit de Westerbaenstraat te 's-Hage, die eenigen tijd geleden bij de firipa van Moorsel aan de Groenmarkt aldaar een groote spiegelruit verbrijzelde en daar voor tot één maand gevangenisstraf is ver oordeeld, had zich, toen hij uit de gevangenis ontslagen werd, bij Maatschapp. Hulpbetoon aangemeld, waar hij werd afgewezen. Uit vertwijfeling heeft hij Woensdag dc groote spiegelruit der firma Simonis aan de Groenmarkt met een steen ingegooid en zich daarop op het aangrenzend politiebureau aangegeven, waar hij werd opgesloten. Naar aanleiding van den brand in ketel- ruim 3 van den bij de Maatschappij „De Schelde" te Vlissingen in aanbouw zijnden kruiser „Java" wordt van alleszins bevoegde zijde vernomen, dat, onmiddellijk na den brand, een commissie is ingesteld om oor zaken en gevolgen van dit ongeval te onder zoeken. In deze commissie hebben vertegenwoor digers van de werf van aanbouw en van de Nederlandsche Marine zitting genomen en zij staat onder voorzitterschap van den heer H. Suyver, hoofdingenieur bij de Maat schappij „De Schelde". Op Het oogenblik dat de brand uitbrak bevonden zich in verband met de proef vaarten van het schip, o.a. de commissie voor de proeftochten, onder voorzitterschap van den vice-admiraal Zeeman, chef van de afdeeling materieel aan het departement van Marine benevens de heer mr. Jan Smit Jr., directeur van de Maatschappij „De Schelde", aan boord van de Java. De commissie - Suyver bovenbedoeld heeft een uitgebreid onderzoek ingesteld, iedereen gehoord over wat maar. eenigszins met het uitbreken van den brand in verband kon staan, maar omtrent de oorzaak van het ontstaan van den brand is absoluut niets bekend geworden en men vermoedt, dat daaromtrent wel nooit iets zal komen vast te staan. De omvang van de schade, aan den krui ser toegebracht, zal, wat betreft de ketels, niet groot zijn, doch aanmerkelijke schade is toegebracht aan alle electrische kabels, dienende voor de commando-overbrenging, lucht-, kracht- en vuurleidingen. Doordien de kabels op het gedeelte in het ruim zijn beschadigd zullen zij geheel ver nieuwd moeten worden, hetgeen zeer gerui- men tijd zal vorderen. Er is echter hoop, dat ondanks deze beschadigingen, binnen zeer korten tijtt de volle krachtproef desniettemin zal kunnen worden gehouden. Het is te betreuren dat deze brand stoornis is komen brengen ln den gang der proef vaarten, welke voor het incident reden tot veel tevredenheid gavert. Die proefnemingen toch hebben zeer goede resultaten opge leverd. Het olieverbruik b.v. bij de ver schillende vaarten bleef beneden het ge raamde verbruik, zoodat de werkingsafstand aanmerkelijk bleef boven de bij contract bepaalde getallen. Maandagavond jl. vervoegde zich de vader van een der veertig gevangen dienstweige raars bij den secretaris van het Internationale Anti-Militaristisch Bureau te De Bilt met een brief van zijn, waarin deze schreef „On geveer tien jongens weigeren te eten. Ik eet ook niet. Vandaag is het de derde dag. Wij zijn het begonnen als protest dat onze mede makkers op cel zitten en wij op zaal. Tevens proterfeeren wij tegen de behandeling, die ons wordt aangedaan. Dinsdagmorgen begaven zich de anti-mi litaristen B. de Ligt en J. Giesen namens de I.A.M.V., sectie Nederland en het I.A.M.B. naar den directeur van de bijzondere gevange nis om nadere inlichtingen. De directeur verklaarde, dat inderdaad den lOden Juli de hongerstaking door 10 der ge vangenen was ingezet, dat er echter den 12den Juli nog slechts vier volhielden, en dat nu al les voorbij was. Bovendien was de voedsel- staking niet absoluut, daar de weerspannigen waren doorgegaan zich een en ander uit de cantine te verschaffen. En ten slotte had men te bedenken, dat, al was het de gewoonte de jongelui op zaai te plaatsen, zij volgens den regel in de cel geplaatst konden worden. Op de vraag der anti-militaristen, ook de betrokken dienstweigeraars te mogen spreken om zich een objectief oordeel over het ge beurde te kunnen vormen, vóór men de zaak in de pers zou publiceeren, werd geantwoord, dat de directeur niet het recht had dit toe te staan. Men wendde zich toen tot den voor zitter van het college van regenten. Deze was uitstedig. De secretaris van dit college be loofde echter telefonisch het verzoek om toe lating onmiddellijk te zullen overbrengen aan mr. Ledeboer, die bij afwezigheid van den voorzitter in deze te beslissen had. Een uur later weer opgebeld, berichtte hij, dat de heer Ledeboer een bezoek aan de dienstweige raars voor het gemelde doel niet kon toe staan. Hij deelde mede, dat er op dit oogen blik nog één dienstweigeraar weigerde te eten, doch dat deze, P. Z., volgens oordeel van den dokter daarmede vandaag wel zou ophouden. De anti-militaristen waren met deze weige ring niet tevreden en besloten zich officieel tot het college van regenten en tot den mi nister van Justitie te zenden. Naar aanleiding van deze mededeeling van den heer B. de Ligt over de hongerstaking der dienstweigeraars, vernam de „Tel." de volgende medeelihgen van den directeur over deze kwestie. De directeur wees ons erop, dat als regel de gevangenen hun straf in de cellen moeten uitzitten. De minister van Justitie heeft ech ter ten aanzien van de dienstweigeraars de milde bepalingen uitgevaardigd, dat de dienst weigeraars die zich behoorlijk gedragen, op zalen hun straf kunnen ortdergaan. Wie zich echter niet houden aan de regels van orde en tucht worden in de cellen geplaatst. Enkele dienstweigeraars nu er zitten te Scheve- ningen 37 hadden zich niet behoorlijk ge dragen en werden daarom in de cellen gezet. Een tiental, dat in de zalen bleef, begon daar om de hongerstaking uit protest tegen de ver wijdering hunner kameraden.Den naam „hon gerstaking" vond de directeur wel wat weidsch, want de betrokkenen bleven eten uit de cantine betrekken als harihg, bokking en eieren. Zij weigerden alleen het gevange- nisvoedsel. Na 2 of drie dagen gaven de mees ten deze staking al op. Alleen een viertal bleef er mee doorgaan, doch tevens met het gebruiken der genoemde cantine-artikelen Ten slotte was er nog één, die volkomen hon gerstaking toespaste, maar ook deze is er mee opgehouden. Enkelen hebben later over uitputting geklaagd en zijn toen, op ad vies van den dokter, in afzonderlijke isoleer kamers op bed gelgd. Verder is er niets voor gevallen. In de jongste Raadsvergadering is Wisch, deelde het Raadslid Wolters mee dat hij ter verbetering van een weg en om de gemeente- kosten te besparen zand in een berm had afgegraven om op deze wijze den weg te ver beteren. De burgemeester wees het Raadslid op zijn verboden handeling. Het Raadslid trad wat uitdagend op, waarop de burgemeester mededeelde tegen hem proces verbaal qp te maken. Toen Woensdagnacht circa 12 uur, de 25-jarige Van Roesel in zijn auto, komende van de kermis te Oisterwijk, met groote snel heid huiswaarts reed, is hij, tengevolge van slecht licht op den Bosscheweg bij Tilburg, in botsing gekomen met een ijscokarretje. De bestuurder hiervan, de 43-jarige onge huwde J. Swinkels, werd met groote kracht tegen een der burries gedrukt en op slag gedood. Het ijscokarretje werd geheel ver nield, terwijl ook de auto ernstig beschadigd werd. Het lijk, alsmede de auto, is door de marechaussee in beslag genomen. De be stuurder, die ongedeerd bleef, werd voor- loopig aangehouden. Uit Terschelling wordt gemeldHet bergingsschip „Gerard" is Woensdagmor gen naar het wrak van het goudschip „Luti- ne" vertrokken, om te trachten nog een ge deelte van de lading goudstaven te bergen. Hiertoe zou een speciale inrichting gebezigd worden. Het schip keerde Woensdagavond terug i wegens den mist heeft men het wrak nog niet kunnen vinden. De Engelsch bergingsstoomer ..Resource" arriveerde hier ter plaatse 't schip heeft de bergingswerkzaamheden op het katoenschif West-Arvada" hervat. In den Rijn bij Wezel zijn Donderdag verdronken de zoon van den douanebeambte. Martin, en de politiebeambte Schiller. Bij Rees verdronk bij het baden indenRija de gemeentesecretaris A. Herbaum. De stadsreiniging in dc Hoofdstad is op het oogenblik bezig proeven te nemen met een nieuw procédé, dat het stofvrijmaken van straten beoogt Woensdag is de Wees- perzijde hiermede behandeld. Het betreft hier een vinding van een Deensch ingenieur, die goede resultaten heeft bereikt met het besproeien van de wegen met een teer-emul- sie. Wanneer de besproeiing eenige keeren heeft plaats gehad, vormt zich een dun korstje over de bestrating, dat geruimen tijd belet dat zich stofwolken vormen. Over een week ongeveer zal op de Wees- perzijde ten tweede male met het teer-pre. paraat besproeid worden. Door JOH. v. d. HOEK. DE HEKS. (Vervolg). Hij gevoelde een innig medelijden met deze arme, niet begrepen vrouw, eh fel trof lem telkens haar smart, die klonk tusschen naar woorden door, over het lijden, dat haar veroorzaakt werd door de bijgeloovigheid der dorpelingen. Ze had hem een boek gegeven, dat ze nog, zooals ze hem vertelde, van haar moeder bewaarde. Rustig uitgestrekt op het schamele bed, en niet langer lijdend de pijnen van zijn val, las Jaap haar voor. Het vrouwtje luisterde aandachtig. Plotseling werd hun stil bijeen-zijn ver stoord door een vreeselijk lawaai.- Stemmen weerklonken, die scholden van: Heks! Heks! en weer anderen, die Jaap lerugeischten.. Jaap zag zijn verzorgster opschrikken. Haar handen beefden, haar lippen trilden. Zij knipperde met haar oogen. Op dit oogenblik werd de deur openge rukt en in de opening stond Jaap's vader, de dorpssmid. In een oogwenk had deze de situatie over zien en het was niet met afkeer, dat hij op het oudje toeliep. Hij drukte haar de hand en bedankte haar voor wat ze aan zijn zoon had gedaan. Ook de dokter was binnengekomen en onderzocht Jaap's kneuzingen. Hij maakte het vrouwtje een,compliment over haar ver- bandkunst. Een menigte nieuwsgierigen verzamelde.- rich voor het hutje. Men was woedend. De bezadigde woorden van den dokter en ook van den smid, die, ofschoon-ie pas sinds kort in Zwammingedam woonde, toch reeds zeer gezien was, bleven niet zonder uitwerking. Het geloof in de Heks kreeg dien dag een hevigen schok. Jaap werd, na veel dank aan het vrouw tje te hebben gebracht, naar huis gedragen. En al ging het niet aanstonds, na dien lag mocht de „Heks" zich geleidelijk ver- ïeugen in de vriendschap van heel Zwam mingedam. XIII. DE INNAME. Weer was het Woensdag. Jaap's voet was. geheel hersteld en daarme de waren de jongens voor goed bevrijd van nun vrees voor de Heks. Ze hadden eerst bang voor beheksing Je volslagen genezing van Jaap Klomp af gewacht; maar nu dit- gebeurd was, geloofden ze niet langer in de kwade bedoelingen van het oude vrouwtje op de hei. Jan van Belt werd, ofschoon wel wat op sen afstand, nog steeds gerekend onder de vrienden van de vijfde klas der Zwammin- gedamsche jongensschool. De jongens deden bet echter meer om Jaap een genoegen te verschaffen en hem niet te verliezen, dan wel om de vriendschap van Jan van Belt, 'an welke vriendschap ze liever maar ver- choond waren gebleven. Allemaal zaten ze in de klas. De natuurkunde-les was afgeloopen, het sceelkwartiertje ook. en nu «aten ze in de Vaderlandsche Geschiedenis en wachtten af wat er zou komen. Meester zat aan zijn tafeltje, doch scheen eenigen last te hebben met een verstopping in zijn pijp, wat het vertellen nog even ver traagde. De pijp werd bewerkt met veel papier en een pijpenstoker, waarna de verstopping eindelijk doorbrak. Meester vulde zijn pijp met wat tabak, stak deze aan, en begon dan te vertellen „We hebben de vorige week gezien, hoe, in de tweede helft der veertiende eeuw,* tal rijke roofridders de IJsselstreek en het noordelijk gedeelte der provincie Utrecht onveilig maakten, en hoe Jan van Arkel, Bisschop van Utrecht, zich opmaakte om een der gevaarlijkste roovers te gaan straffen. „We hebben gezien, hoe hij het kasteel van Hendrik van Oijen belegerde, den eersten aanval won, en slechts door de lafheid van zijn tegenstander werd weerhouden om zijn triomftocht voort te zetten en diens nederlaag te voltooien. „Nu zullen we eenige jaren overslaan. Na den dag, dat Jan van Arkel het beleg was begonnen, had geen enkele verandering meer de eentonigheid van deze Middel- eeuwsche strijdwijze verbroken. De beleger den hoedden er zich nauwgezet voor zich te vertoonen en de belegeraars, wetende, dat elke stormaanval dood moest loopen op een dergelijke bezetting, traden niet meer aan vallend op, doch wachtten rustig af met de wapenen in de hand. „Het leger, dat Jan van Arkel had achter gelaten om Holland te bekampen, was on voldoende geworden. Het machtige Holland, dat zich tegen Utrecht en tegen Zeeland te gelijk had te verdedigen, had zijn zuidelijke vijanden verslagen en er zich bondgenooten van gemaakt. „Het vereenigde Hollandsche en Zeeuw- sche leger was de Utrechtenaren aangevallen en dezen hadden zich weldra moeten terug trekken in de hoofdstad van het Sticht. „Bisschop Jan van Arkel zag in, dat zoo hij eenige kans wilde hebben, om van zijn rijk iets over te houden, hij haastig de be legering moest opbreken en aftrekken, ter .versterking van zijn leger tegen de vereenigde Hollanders en Zeeuwen. „Om echter het werk, waarvoor hij bijna twee jaren had noodig gehad, zonder meer op te geven, daarvoor voelde hij maar heel weinig; en het gevolg van deze overweging was, dat hij een voldoende leger achterliet om Hendrik van Oyen, zoo noodig, kamp te geven,, en met de rest aftrok naar zijn bedreigde hoofdstad. „Op het kasteel-Van Oyen was deze verzwakking van het Utrechtsche leger natuurlijk niet onopgemerkt gebleven. En al woei nog de Bisschopsbanier van de bevel hebberstent, midden in het kamp, al was een ridder gekleed met de wapenrusting van Jam van Arkel, Hendrik van Oyen wist al weldra, dat de Bisschop met vele van zijn getrouwen was afgetrokken. (Wordt vervolgd.) Door NICO A. 't Was een heldere morgen. De zon stond even boven de kim, want zij wa's zoo juist opgekomen. Geen wolkje was aan den hemel te bekennen. Het zou weder een warme dag worden. Alleen een zacht windje bracht eenige verfrissching, roerde de kruinen der boomen en deed de bloemen op haar stengels trillen. Op het meer was een bijna onmerkbaar rimoeitje zichtbaar, een rimpeltje dat het water op dien prachtigen ochtend fijn teekende. Wellicht zou niets die heerlijke stilte ver broken hebben, als niet een verwijderd ge toeter, als het loeien van een koe hoorbaar was. Het waren n.l. de Zonderstraatsche- padvinders, die dezen dag uitrukten. Het was werkelijk een flinke troep en dezen droeg den naam van „De Zwarte Raaf". De- „raven" nu kwamen dezen kant op, naar het Zanderstraatsche bosch, waar den ge- heelen dag vertoefd zou worden, om er den tijd zoo aangenaam mogelijk door te bren gen. De leider van de raven was-ten lange jongeman, „Roodvos" genaamd, dit laatste wegens zijn haren, die een Oranje-gezinde kleur hadden. Roodvos liep naast de raven en had het commando. Een tweetal hoorn blazers zorgden voor den fli'nken gang en frisschen moed. Spoedig was het bosch bereikt. Hier werd „halt' gecommandeerd. Moe en afgemat gingen de jongens zitten. Onder den troep waren zeer veel bekenden; Hein, Kees, Jaap en Teun, doch de laatste was sinds jaar en dag een gezworen vijand van de drie anderen en vooral had hij een nekel aan Jaap, wiens vader slager en een stevige kerel was. Er werd door den Roodvos bevolen, dat er eerst zou gégetcn worden, waarna de oefeningen en sportspelen zouden gehouden worden. Jaap, Hein en Kees zaten met hun drieën tegen een dikken boom geleund en keken naar Teun, die met eenige zijner trawanten een druk gesprek voerde. „Kijk die het eens heet hebben," riep Kees uit. „Ja. die moesten we eenfc een poets bak ken. Wie doet er mee," zeide daarop Jaap De laatste vraag had hij wel niet behoeven te stellen, want alle drie waren er even sterk vóór, als Teun er tegen zou zijn, als hij 't wist. Het was de gewoonte om onder het eten, touwen en andere lastige voorwer pen naast zich te leggen. Jaap, die de ge- slepenste was, stond stie'kum op en sloop achter d* boomen om, naar dien, waarach ter Teun met zijn kornuiten zat. Door hel dikke struikgewas geholpen, zag hij kans, om het touw van Teun naar zich toe te trekken en dit mee te nemen. Even later had hij nog drie touwen van anderen te pakken. Hij knoopte deze 4 aan elkaar en bond het eenc uiteinde aan een boompje vast. Het verdei gedeelte rolde hij op en deed dit in Teun's rugzak, na het er eerst even in vast gemaakt te hebben. Hierna verborg hij het touw dat op den grond lag in het gras, zoodat er niets te zien viel. Niemand van de jongens had iets gemerkt, zoo'n handige padvinder was Jaap. Opeens werd opstaan geblazen. Alles moest blijven liggen en, o noodlot, alleen de touwen moesten gebruikt worden om boomen te klimmen, want 't was om te oe- 98. En Holly-Dolly sliep weldra als een os, in zijn- tobbetje. De nacht was vredig ert op 't strand hoorde je niets, dan alleen het roepen van de zeevogels en 't zacht ruischen der golven, 't Was heel stil en in al die stilte kwam meer-koetje 'n kuiltje in 't zand graven, waarin 't toen zeker wel een twaalftal mooie groote eieren legde. „Daar in die tobbe," overdacht 't meerkoetje, „slaapt 'n kleine #ongcn die morgen wel heel veel honger zal hebben. Wat zal hij blij zijn, als hij m'n eieren dan vindt." 99. En of Holly-Dolly blij was. 's Morgens had 't zonnetje hem in z'n tobbe wak ker gestoofd. 's Jonge, wat waren die vogels toch vriendelijke beesten om zoo goed voor hem te zorgen. Dankbaar peuzelde hij de eieren op en zoo ver kwikt door z'n slaap en goed gevulde maag ging Holly-Dolly gewapend met den bezem, op stap, om eens op onderzoek uit te gaan. 100 Uren tippelde en klauterde Holly-Dolly berg op. berg af. 't Leek wel alsof er aan al die rotsen en bergen geen einde zou komen. Nergens en nergens zag hij ook maar een groen grassprietje of boom. Hemel, als het eiland eens uit niets dan rotsen zou bestaan. Maar wat was dat? Daar stond hij geheel onverwachts voor een deurtje dat in de rots was uitgehouwen. Een bruggetje lag over een diepen afgrond voor het deurtje en een groote bel hing er aan een paal. Wel nog aan toe! Daar las Holly-Dolly boven 't deurtje met groote letters: „Herberg." Wie zou dat hier op dit verlaten eiland gezocht hebben. fenen. Begrijp de ontsteltenis van de vier jongens, toen ze hun touwen verdwenen za gen. Men zocht en kon noch touwen, noch dader vinden. Opeens was ook de rugzak van Teun weg, deze hing hoog en droog te bengelen in de lucht aan een touw. Goede raad was duur. Teun zou maar naar boven klimmen en touw en rugzak mede nemen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Teun klom in den boom en wilde den rugzak grijpen, toen de ze met een ruk omhoog ging en een tak hoo ger in dc lucht bleef bengelen. Teun werd wit van kwaadheid. Wie haalde nu deze grap weer met hem uit? Hij klom hooger en, juist toen hij het touw wilde grijpen, viel het met den zak naar.beneden en op den grond. Toevallig had Teun gezien waar het eind vandaan kwam en. wel van een naastbijzijn- den boom. Ha, daar zou dus wel iemand in zitten. Hij klom gauw naar beneden en ver telde dat het touw in een anderen boom was losgelaten geworden Een pootige jongen klom den boom in, doch zag niemand. Het was Jaap want die was het geweest door het dikke bladerendak mogelijk ge- ZIJN REUZE-FIJNE ONTDEKKING. Jantje's mallemolen (Life). weest, om op een anderen boom over te klimmen en daar langs naar beneden te ko men, doch ongelukkigerwijze werd hij door een der jongens opgemerkt. Toen liep hij zijn straf niet meer mis. Hij werd oogenblikkelijk naar huis gestuurd en het geval werd breed voerig aan zijn vader vertelt, die zijn jeu kende handen eens aan Jaap's broek moest afwrijven. Hij had gedacht, dat padvinders niet zulke vlegels meer waren, maar het wa ren noch echte deugnieten, vond hij nu. Maar daar dacht Jaap anders over. DES SCHOOLMEESTERS WRAAK. 't Was „1 April" en de kinderen hielden zich op het schoolplein bezig met elkaar te foppen. Daar naderde de schoolmeester, die met waardigen tred naar zijn schoollo kaal ging. „Meester!" riep er één, „u verliest wat!" En voordat dc onderwijzer omgekeken had, werd er al geroepen „1 April!" „Meester, uw jas is vuil! „1 April" klonk 't er direct achterna. Meester zon op wraak en 't gelukte. Voor de klas staande sprak hij aldus: „Weet jullie nog waar we den laatsten keer gebleven zijn met de geschiedenisles?" „Bij dc overwintering op Nova-Zembla!" „Juist, ik heb jullie verteld, hoe die kloe ke mannen daar, de ruwe koude trotseeren- de, een hut gemaakt hadden, die hun moest beschutten legen sneeuw en wind. Toen ze op zekeren dag rustig te samen zaten om 'n knetterend vuurtje, herinnerde één der man nen zich plotseling dat het den 31 Augustus was. Fluks haalde hij een Nederlandsche driekleur uit een kist en plantte die boven op de hut „Kan een van jullie me ook zeggen, welke bedoeling die zeeman daarmee had?" Als uit één mond klonk het antwoord: „31 Augustus, verjaardag van H. M. de Koningin! Toen was het de beurt van den meester om te zeggen: „1 April!,.,, de overwinte ring was toch in .1596",

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5