ELCK WAT WILS.
TREKJES
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad
Zaterdag 19 Juli 1924
A. J. L.
HET JAARBOEK VAN HET R.K. VAK
BUREAU.
KUNST EN KENNIS.
Vergiftigde visschen.
De moeilijkheden op den
Mount Everest.
KERK EN SCHOOL.
R. K. Vereeniging van Mode*
Vakscholen.
No. 356.
SOCIALE EN POLITIEKE SOCIALISTEN.
Dc aanhangige tariefsherziening moge veel
meer een politiek dan een sociaal karakter
dragen; voor zoover het ontwerp beteekenis
heeft, grijpt het ook in, in de sociaal econo
mische verhoudingen en uit dien hoofde
meen ik zonder af fe wijken van de in
deze rubriek gevolgde gedragslijn wel op
een paar dingen de aandacht te mogen ves
tigen.
Verleden week heb ik al gewezen op de
overdrijving van ,,de Werkgever'' die aanlei
ding vond om met het oog op deze tariefs
herziening wat al te stekelig over de soci
ale bemoeiingen te schrijven, waarvan dit
ontwerp dan de noodzakelijke consequentie
moet zijn.
Nu is het een waarheid als een koe, dat
als men geld uitgeeft, men ook geld moet
ontvangen en ook de Overheid kan geen so
ciale voorzieningen treffen, den woningnood
niet lenigen, de werkloozenkassen niet steu
nen en wat er ook verder nog is, zonder dat
de bevolking de lasten daarvan»draagt.
Tot zoover is er dus een onafscheidelijk
verband tusschen sociale voorzorg en de las
ten welke de bevolking worden opgelegd.
Maar dat' stempelt 'het lenigen van den wo
ningnood nog niet' als verkwisting evenmin
als de overige sociale maatregelen daardoor
van minderwaardig, allooi zouden zijn.
In deze rubriek heb ik er al meerdere ma
len op gewezen, dat we een groot deel der
sociale wetten zonden kunnen missen en de
kosten dus belangrijk waren te beperkent als
we eens zoover waren, dat de werkgevers
niet tegenover het streven stonden van de
arbeiders om tot bedrijfsorganisatie te ko
men, maar daaraan krachtig meewerkten.
Het minste wat we konden verrichten zou
dan toch wel zijn, dat we dan onze eigen
arbeidswet en onze eigen controle hadden,
wat heel wat moeilijkheden van thans zou
voorkomen.
Nu men dat niet wil, zullen de arbeiders
er alles op blijven zett'en om te verkrijgen,
dat dc Wetgever de noodigc maatregelen
■leemt, wat niet altijd het goedkoopst en ze
ker niet de meest soepele methode is.
De feiten nemend zooals ze zijn, en er
kennend dat er ook voor de sociale maat
regelen veel geld noodig is al behoeft het
dan geen verkwisting genoemd te worden
moet de Overheid zorgen, dat er hier of
daar geld van daan komt om evenwicht te
'brengen tusschen de uitgaven en de inkom
sten van den Staat.
En dat er dus bij deze technische herzie
ning van ons tarief zoo en passant eenige
millioentjes uitgeklopt' worden, ligt voor de
hand, doch is op zich zelf beschouwd niet
van zóó ingrijpende beteekenis dat er reden
zou zijn voor de vrijhandelaars om zich fel
tegenover dit ontwerp te stellen, evenmin als
er reden is voor groote vreugde voor hen,
die onder bepaalde omstandigheden voor be
scherming van de industrie zijn.
Er is m. i. in ons land niet veel ruimte voor
een sterk protectionistisch tarief, al zou het
alleen maar zijn, omdat men al zeer gemak
kelijk onzen landbouw schade zou kunnen
berokkenen; maar dit ontwerp geeft geen
aanleiding tot ongerustheid, al blijft mee-
flingsverschil over onderdeden zeer wel mo
gelijk.
Men kan ook zeer goed tegenstander zijn
van een sterk protectionistisch tarief en toch
van oordeel zijn, dat onze industrie de ge
ringe hulp die zij van het voorgestelde ta
rief mag verwachten, heel best kan gebrui
ken.
Ook voor de arbeiders is er geen reden
om zich bevreesd te maken voor dit ontwerp,
omdat lang niet elke verhooging op de ver
bruikers kan werden verhaald, en vooral,
omdat er voor dc arbeiders nu eenmaal niets
nadeeliger is dan werkloosheid of slapte in
de industrie.
Dit in aanmerking nemend heeft het dan
ook al den schijn dat men heel wat meer
nota neemt van de politieke winst welke er
uit dit tariefontwerp te halen is dan van het
voor en tegen voor de arbeidersklasse.
Is anders dc groote afwijking welke er
herhaaldelijk tot uiting komt tusschen S.D.
A.P. en N, V. V. niet wat al te zonderling?
Dat de S. D. A. P. van dit ontwerp niets
moet hebben is genoeg bekend, wijl zij er
slechts een poging tot plundering van het
volk in kan zien.
Kort geformuleerd, kunnen wc haar mee
ning vinden in de afstraffing die „Het Volk"
dezer dagen aan „Het Centrum" toedient,
omdat dit blad ook al niet kan zien wat er nu
toch redelijkerwijs tegen dit ontwerp is aan
Je voeren:
„De verzwaring der invoerrechten be-
„teekent een verzwaring van den belas
tingdruk ook op de minst draagkrachtige
„schouders, n.l. van alle verbruikers zon-
„der onderscheid, of zij arm of rijk zijn.
„Is dat niet iets waar een zich gaarne
>demokratisch noemend blad bezwaar te-
„gen moet hebben?"
(Het Volk, 11 Juli).
Het is dus een belasting die geen rekening
Houdt met arm of rijk en wie nog maar een
ziertje demokratisch gevoel bezit, moet zich
daartegen wel met hart en ziel verklaren.
Dat is af.
Toch zou de vraag gesteld kunnen worden
of een dergelijke redeneering niet wat al te
simpel is.
Het is althans wel een eigenaardig samen
vallen, dat bijna gelijkertijd „de Vakbewe
ging" van Juni-Juli 1924 verscheen; deze
wordt voor een groot deel in beslag geno
men door een inleiding van F. v. d. Walle,
gehouden op de 12e algemeene vergadering
van het N. V. V., waarin een heel ander ge
luid kan worden beluisterd.
Misschien is v. d. Walle in de oogen van
„Het Volk" ook al niet demokratisch meer,
althans deze bestuurder van het N. V. V.
heeft de vrijmoedigheid zich te beklagen dat
er in Nederland niet genoeg gedaan wordt
om de industrie en daarmede de arbeiders te
helpen.
Wat hij daaronder verstaat is voor geen
twijfel vatbaar. We lezen op blz. 200:
„In de ons omringende landen blijkt
„men een beteren kijk te hebben op wat
„abnormale omstandigheden eischen.
„Vele landen hebben getracht", verbete
ringen te brengen in een der hoofdoor-
„zaken van de tegenwoordig^ werkloos
heid, welke voortvloeit uit de vele be
lemmeringen van den internationalen
„handel na den oorlog, door speciale
„maatregelen te nemen ter aanmoediging
„van den export.
„Deze maatregelen kunnen onder de
„volgende groepen worden gerubriceerd:
„protektionistische -tarieven, aanmoedi
ging van den exporthandel, krediet en
„toelagen voor ondernemingen. Zij zijn
„slechts genomen als gevolg van de bij-
rondere omstandigheden, maar verschij
nende maatregelen hebben een perma-
„nent karakter. De protektie heeft zich
„in vele landen sterk ontwikkeld en wel
„niemand heeft zich gestoord aan de
„wenschen, welke in de resolutie, aange
komen door de internationale financieele
„konfereptie, in 1920 te Brussel gehouden,
„zijn geformuleerd.
„Men is voortgegaan op den weg van
„bescherming hetzij door finantieelen
„sf'eun, hetzij door invoerverboden of in
voerbeperking of de zuiver protektioni-
„sche als verhooging der invoerrechten."
Zou v. d. Walle niet weten dat onder be
paalde omstandigheden de producten duur
der worden wanneer tot protectionistische
maatregelen wordt overgegaan? Dat zal wel
niemand willen gelooven. Doch v. d. Walle
zal rekening houden met wat de politieke
specialisten blijkbaar vergeten: dat in vele
gevallen geen prijsverhooging behoeft te
ontstaan en waar zij wel zal komen ook een
steun aan de industrie geeft, waarmede de
arbeiders bet'er gediend zijn dan met een iet
wat lageren prijs en geen werk.
Men zou kunnen opwerpen, dat v. d. Walle
dezen maatregel slechts bedoelt onder be
paalde omstandigheden en slechts zoolang
die omstandigheden duren, terwijl omzetting
van ons tarrief een meer permanent karakter
heeft.
Inderdaad is dat hier en daar uit de rede
neering van v. d. Walle op te diepen, maar
wat doet dat aan de uitwerking der
maatregelen af.
't Gaat er om, dat „Het Volk" daarin
slechts plundering ziet, v. d. Walle ze op-
eischt in het belang van de arbeiders, wat
mij wel zoo logisch toeschijnt als de houding
van de politieke partij.
Waar nog bij komt, dat er geld moet
komen; want ook al ziet men in de sociale
maatregelen geen verkwisting, ook al is men
van oordeel, dat 't allerlaatste daaraan mag
getornd worden, het is spelen met vuur om
eiken maatregel die daaraan tegemoet komt,
af te wijzen.
En daarom lijkt mij de houding van het
N. V. V. heel wat nuchterder dan die van de
politieke partij. A. J, L.
MERKWAARDIGE ARTIKELEN.
In „de Amsterdammer" stonden in het
laatst der vorige maand een viertal artike
len, ter bespreking van het vraagstuk be
treffende confessioneele of interconfessi-
oneele vakorganisatie.
Het blad heeft een bespreking gehad met
eenige afgevaardigden van de Zwitsensche
Protestantsche Vakcentrale, met Ds. Mole
naar, voorzitter van het Verband christlich-
evangelischer Arbeitnehmers Deuschland",
met Prof. Slotemaker de Bruine en den heer
Amelink, secretaris van het C. N. V. en pen
ningmeester van onze Christelijke Interna
tionale (het I. C. V.).
„De Gids", het orgaan van het C. N. V„
neemt deze artikelen over en geeft daar
mede nog meer relief aan deze voor ons
niet onbelangrijke verhandeling.
Belangrijk, niet in dien zin, dat er voor
Nederland practisch iets aan de bestaande
organisaties zal veranderen. Sedert de uit
spraak van het Doorl. Episcopaat in 1905
is voor Nederland deze zaak feitelijk be
slist en nu sedert 1918 ook de Christ. Mijn-
werkersbond bij ons R.K. Vakbureau is aan
gesloten, heeft voor ons land de zaak al
heel weinig te beteekenen.
Practisch hebben we reeds twee confes
sioneele centralen, die een vrij zuivere
scheiding hebben kunnen bewerkstelligen
hoewel zij in één internationaal verband
zijn ondergebracht.
Alleen theoretisch stond het C. N. V.
en velen van de bij hem aangesloten Bon
den nog op interconfessioneel standpunt.
De belangrijkheid moet dan ook véél meer
gezocht worden in de wijziging, die zich in
andere landen aan het voltrekken is en
waarvan met grond mag verwacht worden,
dat het, internationaal gedacht, de invloed
van de Christelijke vakbeweging in haar ge
heel zal ten goede komen.
Wanneer we die artikelen goed nalezen,
dan komt de zaak practisch hier op neer,
dat dc interconfessioneele vakbeweging in
Zwitserland in wezen een R.K. karakter
droeg, wat op den duur niet strookt met de
Protestantsche gevoelens. In Duitschland,
meer bijzonder in het Rijngebied, openbaart
zich eenzelfde streven, als is dat niet zoo
ver gevorderd als in Zwitserland.
Professor Slotemaker de Bruine en ook de
Heer Amelink zijn in algemeenen zin niet
tegen dit streveti gekanteerst genoemde
wenscht internationaal echter één verband
te behouden, waarin dan zoowel zuiver R.K.
als Protestantsche als interconfessioneele
organisaties kunnen opgenomen worden. De
Professor ziet een steeds meer ontwaken
van een sterk Protestantsch gevoel en aan
den anderen kant sinds 1918 een geweldig
agressief optreden van de R.K. Kerk over
de gansche wereld, wat een splitsing op het
terrein van de vakbeweging zou bevorderen;
van den anderen kant zal de samenwer
king echter zoo innig mogelijk moeten zijn
In elk geval is de vraag 'confessioneel
of interconfessioneel hiermede in een an
der stadium overgegaan waardoor er voor
het C. N. V. alles voor te zeggen zal zijn
ook theoretisch de zaak te beslissen.
Het heeft op mij altijd den indruk ge
maakt, dat dit vraagstuk, hoewel slechts
van theoretische waarde voor ons land,
toch altijd de samenwerking tusschen Vak
bureau en Christelijk Vakverbond bemoei
lijkt heeft, in elk geval stroever deed zijn,
dan wellicht bij een zuivere scheiding het
geval zou zijn geweest.
En toch zal het telkens weer blijken, dat
juist die centralen op meer intiemen voet
zullen moeten samenwerken teneinde hun
zelfstandigheid tegenover socialisten en
communisten te verzekeren, wat zeker ge
makkelijker kan naarmate men zuiverder
tegenover elkander staat.
Met veel instemming nam ik dan ook
kennis van het schrijven door den secre
taris van ons Vtlkbureau tot het C. N. V.,
ter gelegenheid van het derde lustrum, op
1 Juli j.l. gevierd, waarin hij wijst op de
groote taak die Vakbureau en C, N. V. ge-
meent hebben n.l. in de taak om naar ver
mogen bij tedragen aan de doorwerking van
de Christelijke beginselen in onze maat
schappelijke verhoudingen.
„Dat groote doel zoo zegt hij aan dat
slot van dat schrijven hebben C. N. V.
en Vakbureau gemeen en daarom zijn zij op
elkander aangewezen en zullen dat over
tijdelijke moeilijkheden en misverstanden
heen, ook blijven."
A. J. L.
MOTIE IN ZAKE DE WETTELIJK
GEREGELDE MEDEZEGGENSCHAP
De Buitengewone Algemeene Ledenverr
gadering van de Vereeniging van Neder
landsche Werkgevers van den 9den Juli
1924;
overwegende, dat met het verschijnen
van het rapport over bedrijfsorganisatie en
medezeggenschap de leiding van de sociaal
democratische vakbeweging een actie heeft
ingezet ten gunste van een bij <Je Wet
te regelen verplichting van de zijde der
werkgevers om de arbeiders te doen deel
nemen in den ruimsten zin des 'woords
aan het beheer der ondernemingen;
overwegende, dat men ook van niet so
ciaal-democratische zijde wettelijk geregel
de medezeggenschap als rechtvaardig en
economisch gewenscht propageert;
overwegende, dat daardoor bij de arbei
ders verwachtingen worden opgewekt,
welke niet verwezenlijkt zouden kunnen
worden, zonder aan de belangen van het
Nederlandsche Bedrijfsleven en dus oök aan
die van de Nederlandsche arbeiders en van
het land in het algemeen ernstige schade
te berokkenen
is van oordeel, dat wettelijk geregelde
medezegenschap in de beteekenis, die men
tegenwoordig aan dat woord geeft, hefTj
van de vakvereenigingen, hetzij van de
arbeiders uit de onderneming zelf, onaan
nemelijk is.
Ter toelichting diene, dat volgens hot
oordeel der vergadering, men met die
medezeggenschap een gedeelte van de ver
antwoordelijkheid voor het richtig heheer
van de ingewikkelde moderne ondernemin
gen zoude afwentelen op personen, die
voor die verantwoordelijkeid niet berekend
zijn en ook niet berekend kunnen zijn,
waardoor zij in vele gevallen opvattingen
huldigen, die lijnrecht ingaan tegen de be
langen der ondernemingen. Het is een dwa
ling te meenen, dat het de taak der arbei
ders zou zijn een gedeelte van de leiding
der fabrieken tot zich te trekken; men zou
daardoor scheppen een verwarring van ver
antwoordelijkheden, welke tot even on
gunstige gevolgen pp economisch gebied
zoude leiden als wanneer op krijgskundig
gebied de soldaat zou willen meebeslissen
over strategie en taktiek van den veld
heer.
Een en ander neemt niet weg, dat een
vrijwilig overleg in zake arbeidsvoorwaar
den en andere belangen van het personeel
tusschen directie en personeel in een mede
door dit personeel gekozen vertegenwoor
diging ter bevordering van den bedrijfs-
vrede kan strekken en tot verbetering der
arbeidstoestanden kan leiden. Zulk vrijwillig
overleg, dat in vpns land en in het buiten
land reeds uitnemende resultaten heeft op
geleverd, wordt echter hier te lande tegen
woordig belemmerd" door de taktiek van
vakvereenigingen, die meenen de leden der
fabrieksvereenigingen eensdeels te moeten
gebruiken als spreekbuizen, anderdeels
dezen te moeten verbieden een oordcel in
loonkwesties uit te spreken.
Vooral echter wordt een uitbreiding van
dit overleg ernstig in gevaar gebracht door
'het streven naar wettelijk verplichte
ondernemingsraden op het voetspoor van
de regelingen, die men in Duitschland,
Oostenrijk en Rusland op dat stuk heeft
getroffen. De wettelijk verplichte onderne
mingsraden hebben in geciteerde landen in
geen enkele opzicht tot socialen vrede of
economisch opleving bijgedragen, doch wel
het bedrijfsleven ernstig benadeeld. In ons
land met een totaal verschillende econo
mische structuur en arbeidersmentaliteit
zouden zij voor het bedrijfsleven waarlijk
noodlottig kunnen zijn. Eene medezeggen
schap als waarheen de politiek der vak
vereenigingen drijft, is in den grond niet
anders dan onteigening zonder schadeloos
stelling.
De personeelsvertegenwoordiging kan ook
hier te lande goed werken, wanneer zij
steunt op de vrijwillige samenwerking van
Directie en personeel; zoodra die samen
werking wettelijk zou worden geforceerd,
zou zij op strijd uitloopen.
Op grond van het bovengezegde, ver
klaart de Buitengewone Algemeene Leden
vergadering der Vereeniging van Neder
landsche werkgevers met nadruk, dat iedere
wettelijke verplichting tot het geven van
medezeggingschap, hetzij aan de arbeiders-
vakvereenigingen, hetzij aan dc arbeiders
uit de onderneming zelf, den Nederland-
schen werkgever ten eenenmale onaanne#-
melijk is en dat derhalve de vergadering te
genover alle pogingen tot het opleggen van
een zoodanige verplichting een afwijzend
standpunt inneemt.
's-Gravenhage, 15 Juli 1924.
Het is een mager beestje wat hier door
de Vereeniging van Nederlandsche werkge
vers wordt opgediend.
Practisch komt hetgeen zij willen hierop
neer, dat zij niets willen en trotseeren zij
dus liever een reeks van jaren waarin van
weerszijden de zaken zoo scherp mogelijk
gesteld worden, met overwinningen en ne
derlagen aan beide zijden, dan een grond
slag voor overleg te bieden.
Vrijwillig overleg, kan, mits zeer breed
opgezet, nog wel tot iets goeds leiden,
maar het laat zich niet aanzien dat zulks
de bedoeling is. Ook heeft men zich wat al
te gemakkelijk afgemaakt van de niet so
ciaal democratische vakvereenigingen, die
zich tot heden nog nimmer voor medezeg-
genschapschap in de ondernemingen hebben
uitgesproken en zeker niet „in den ruim
sten zin des woords.'
Van bijzondere beteekenis is ook, dat
deze vereeniging het doet voorkomen alsof
hier te lande het vrijwillig overleg, dat in
het buitenland al reeds uitnemende resul
taten heeft opgeleverd, door de taktiek van
vereenigingen wordt belemmerd.
Hier zou een vraagteeken geplaatst kun
nen worden en er zal nog wel gelegenheid
zijn om daarover het een en ander op te
merken.
Voor heden meen ik te mogen zeggen,
dat we met deze motie en haar toelichting
nog niet veel dichter bij een bevredigende
oplossing zijn gekomen.
Deze week heeft hel Vakbureau het
Jaarboek over 1923 aan de Vakbonden
toegezonden.
Het is ook dit jaar weer een zeer belang
rijk stuk werk te noemen en voor hen die
eenig belang stellen in de geschiedenis der
beweging is het zeker onmisbaar.
De veelheid der onderwerpen welke be
handeld worden en de wijze waarop dat is
geschied, maken het bovendien ook voor dc
leden en afdeelingsbesturen tot een onmis
baar boek; een schat van gegevens zijn
daarin verwerkt en het is welhaast niet
mogelijk dat er niet een grootere mate
van belangstelling voor onze beweging zou
komen wanneer de leden van dat alles
eens wat meer dan tot nu toe kennis droe-
De prijs is 50 cent en kan dus voor hem
die dat wil geen beletsel vormen; boven
dien wordt de prijs bij 5 exc, teruggebracht
tot 40 cent en bij 15 exc, zelfs tot 30 cent.
Besturen van vakvereenigingen en ook
van Volksbonden kunnen van deze gele
genheid gebruik maken en ze voor hun le
den te bestellen bij het Vakbureau.
Veel hoofdstukken zouden zich ook bij
zonder leenen, voor een bespreking op de
gewone huishoudelijke vergaderingen. Er
wordt zoo vaak geklaagd over gebrek aan
belangstelling in de vergaderingen: wan
neer daarop zoo nu en dan eens een on
derdeel van dit jaarboek op zakelijke wijze
werd besproken, dan kan op den duur be
langstelling niet achterwege blijven.
Maar hoe men het doet, doet men het,
het feit wordt' er niets anders om, dal elk
georganiseerd arbeider en zeker elk be
stuurslid zich een exemplaar zal moeten
aanschaffen wil hij althans op de hoogte
van ziin tijd blijven.
>-
R.K, LEDEKBEWEKKERS.
„De R.K. Fabrieksarbeider" bevat het
bericht, dat Mgr. Diepen bij schrijven van
21 Juni heeft toegestemd in de fusie van
den R.K. Lederbewerkersbond met den
R.K. Fabrieksarbeidcrsbond.
Genoemd orgaan bevat tevens het af
scheidsschrijven van dep Bondsadviseur,
den Weleerw. heer L. Simonis.
DERDE LUSTRUM R.K. VAKBUREAU.
Het R.K. Vakbureau herdenkt op 18 Juli
zijn 15-jarig. bestaan, hetgeen op eenigszins
feestelijke wijze vandaag zal gevierd wor
den.
Naar aanleiding van dezen herdenkings
dag schrijft de Geestelijke Adviseur in de
„R.K. Vakbeweging" een -zeer sympathiek
schrijven over het Bureau en zijn leiding
en eindigt met deze veelzeggende uitspraak:
„De ondervinding van 15 jaren bracht
een levenswijsheid, een scholing van be
kwaamheid en karakter, die onze leiders in
staat stellen, zelfstandig onze Roomsche
arbeiders te blijven leiden langs veilige
wegen naar een hun toekomende volwaar
dige plaats in de Nederlandsche samenle
ving."
Verschillende vakbladen gaven eveneens
uiting aan hunne gevoelens in zeer waar-
deerende artikelen de Vakcentrale en zijn
leiding betreffende.
Onderzoekingen in de diepte der ze
hebben het bestaan van blinde visschen to-
zekerheid gebracht. De zonnestralen dringen
niet dieper dan 200 vademen door, en toch
heeft men levende visschen op een diepte
van meer dan 2 Engelsche mijlen gevonden.
De diepe duisternis van den afgrond wordt
eenigszins verhelderd door een zwak phos-
phoriseerend licht, dat van tallooze zeesterren
afstraalt, en de visschen van de zeediepten
zijn óf geheel blind óf hebben groote oogen
die in het bijzonder hiertoe ingericht zijn,
om het grootste voordeel uit het licht te
trekken, dat zij bezitten. Men heeft bevon
den dat bij zekere blinde visschen de ge
zichtsorganen vervangen schijnen door toe
stellen, die hij geneigd is voor lichtvoor-
brengers te houden. Deze visschen dragen
phosphoriseerende lantaarns in hun kop, die
als fakkels gebezigd kunnen worden om de
grootoogige soorten aan te trekken waarop
zij jacht maken. Hoewel de blinde visschen
de nabijheid van hun levende spijzen niet
kunnen zien, is toch hun bek rijkelijk met
lange voelers bezet, welke hen in kennis
stellen van alle bewegingen, die in een aan
zienlijke ruimte plaats vinden. Andere vis
schen uit de diepte, sommige blind, andere
niet, bezitten rijen lichtgevende vlekken op
de onderste zijden van buik en staart en soms
ook aan den bek. Eenige dezer vlekken, die
wat den vorm aangaat van de anderen af
wijken, heeft men voor negenoogen aange
zien. Uitgesloten van alle genot der zonne
stralen, schijnt het, dat zij onder den invloed
ongetwijfeld van de natuur keus en het in
leven blijven der daartoe geschikste, zich
zeiven ten lichtgevers zijn.
Giftigheid wordt door de menschen ge
woonlijk aan de slangen, nooit aan visschen
toegekend.*In Midden-Amerika komt echter
een visch voor, wiens kieuwenbedekking met
een angel is bewapend, welke er uitziet als
de tand van een vergiftigde slang. De angel
is hol en staat van onderen in verband met
een giftblaas, wier inhoud door den angel
in de aangebrachte wonden vloeit.
De rugvin van denzelfden visch is even
eens van angels voorzien,, die op dezelfde
wijze gevormd zijn en hetzelfde doel hebben
als de hierboven beschrevene. Gevaarlijker,
daar zij in groote menigte worden aangetrof
fen, zijn twee vischsoorten in den Stillen
Oceaan. Elk hunner zeer talrijke rugdngels
is zoo goed of zoo slecht als een giftand
elk heeft een giftblaas en kanalen tot leiding
van het gif in de wond. De visschers op de
kust van Mauritius en andere eilanden, in
wier nabijheid deze visschen voorkomen,
wachten zich zeer zorgvuldig er voor die
dieren aan te pakken, evengoed als zij zich
in acht nemen voor de vergiftigde zeeslangen
dier streken.
Andere visschen brengen met dolkachtige
angels zulke sterke wonden toe, dat zij het
vermoeden wekken, als zou de punt erg ver
giftigd wezen. Zijn aldus eenige visschen in
levenden lijve vergiftigd, zij zijn het veel
meer als zij dood zijn. Dc gewone visch is
meer' óf minder eetbaar. Het gebruik der
hierboven bedoelde visschen heeft meest
doodelijke gevolgen. Hiertoe behooren tal
van de merkwaardige, ballonvormige vis
schen, die onder den naam van kogelvisch
of zeestekelvarken, ook snuitv;sch bekend
zijn. Zij zijn gemakkelijk te herkennen aan
hun eigenaardige gedaante maar minder
gemakkelijk te herkennen en toch even ge
vaarlijk, zijn zekere soorten van haringen en
papagaaisoorten, die in heete luchtstreken
voorkomen. Hun schadelijke eigenschappen
worden in de meeste gevallen aan den ver
giftigden aard van hun voedsel toegeschreven.
In de „Times" deelt kolonel Norton be
langrijke bijzonderheden mede over de
Mount-Everest-expeditie op den terugtocht.
We ontleenen er het volgende aan Behalve
de groote hoogte met al het lichamelijk
lijden daaraan verbonden aldus Nor
ton was steeds de koude onze ergste vij
and. Men zal geneigd zijn om, wanneer ik
over ontzettende koude spreek, te denken aan
de lage temperaturen, die weieens in Canada
of het noorden van de Vereenigde Staten
voorkomen. Maar wat zijn zij in vergelijk met
de koude, waarmede wij te worstelen hadden?
Wij registreerden temperaturen, die in de
Poolgebieden thuis behoorden. Maar de
Poolreiziger heeft ten minste nog het voor
deel op ongeveer gelijke hoogte met den zee
spiegel te kunnen blijven, terwijl wij boven
dien nog alle symptomen der groote hoogte
hadden te doorstaan. Juist dat gebrek aare
zuurstof op die hoogten, dat is de beslis
sende fractor, dat is de oorzaak dat men zich
zijn krachten voelt ontglippen. Dit is iets,
waaraan men, ik zou haast zeggen, iedere
minuut wordt herinnerd. Dit zuurstofge
brek, beïnvloedt iemands eetlust en ook
den slaap en verhindert zelfs het aansteken
van een pijp, wanneer men tenminste niet
een groot aantal lucifers wil vermorsen.
Het maakt een zwaar werk van aan- of uit-
kleeden, schoenen aantrekken en zelfs op
staan van een stoel. Het zuurstofgebrek zuigt
alle energie en alle enthousiasme uit iemands
lichaam weg. Al deze moeilijkheden onder
vonden wij reeds in het Hoofdkamp, toen
onze beklimming dus eigenlijk nog maar
eerst moest beginnen.
Onze strijd op 28.000 voet hoogte was dan
ook nog vrij wat zwaarder. Een van onze
voornaamste bezigheden, als wij halt maak
ten, bestond in het sneeuwsmelten om water
te hebben. Dit sneeuwsmelten nam op het
laatst zelfs zoozeer onzen „vrijen tijd" in
beslag, dat het een soort van nachtmerrie
voor ons werd. Op zichzelf genomen is het
niet zoo een zwaar werk. Maar op 28.000
voet hoogte staan de zaken er wat anders
voor. Ik zelf heb het meermalen gedaan en
ik ken weinig dingen, die meer kracht en
doorzettingsvermogen eischen. Wanneer men
den ingang van de tent nog maar heeft be
reikt, is men al dood op. Men blijft eenig
minuten in de sneeuw zitten, de vraag over
peinzende of men verder zal gaan of maar
weer liever terugkeeren. Want het is beter op
eenigen afstand van de tent sneeuw te schep
pen. Gewapend met twee aluminium pannen
gaat men dan verder, zult ze met fijne sneeuw
en tracht die met de handen nog wat in te
stampen. Maar zoodra de hand met de
sneeuw in beroering komt, wordt zij totaal
gevoelloos door de koude. Het volgende
moment ziet men de pan de steile helling
afrollen ver beneden de tent en het is slechts
bij toeval, dat het voorwerp vijftig voet lager
blijft liggen. Men daalt het na en begint het
opnieuw met sneeuw te vullen. Weinige
oogenblikken later valt men geheel uitgeput
op het bed neer, het aan een ander overlatende
het spiritus-stel aan te steken. Al die be
trekkelijke kleinigheden kosten haast meer
energie nog dan men zou noodig hebben
voor een bestijging van den Mont Blanc.
De hoogte alleen zouden wij zeker over
wonnen hebben, ook de koude, maar tegen
de combinatie van deze twee moesten wij
het afleggen.
MEER MISSIEBROEDERS!
Een Duitsche dorpspastoor maakt zich in
„Die katholischen Missionen" den tolk van
de 16000 missionarissen die om het Godsrijk
te vestigen vaak genoodzaakt zijn eerst zelf
een eigen huis te bouwen en in hun zieleijver
dikwijls belemmerd worden door de zorg
voor eigen-lichamelijken nood. Is het niet be
droevend, wanneer een Bisschop ^naar schof
fel en spade moet grijpen en een priester zijn
eigen tuin moet bebouwen om niet van hon
ger om te komen, terwijl duizenden in ziele-
honger de armen naar hen uitstrekken „Het
past niet, dat wij het woord Gods verlaten
en tafels dienen" zeiden de Apostelen reeds.
Maar onze Missionarissen moeten nog heel
wat anders doen dan tafels dienen ze moe
ten zelfs hun tafels in elkaar timmeren 1 Zes
duizend Missiebroe'ders tegenover 16000
Missionarissen is een verhouding, die mede
oorzaak is, dat er zoovele missionarissen
vroegtijdig sterven er wordt te veel van
hun krachten gevraagd.
Onberekenbaar is het goed, dat een Missie
broeder kan stichten. Hij verdubbelt, ver
drievoudigt het werk van den Missionaris.
Waar een priester dagen aan zou tobben, dat
speelt een Broeder in uren klaar. Heel het
stoffelijk bedrijf van een missiestatie gaat
niet zelden door de hand van één Missie
broeder. Zij moeten woningen, scholen en
kerken bouwen en onderhouden, tuinen en
plantages aanleggen, den Missionaris op zijn
tochten begeleiden, zieken verplegen, de in
boorlingen leeren werken, de jeugd onder-
onderwijzen. Zoo maakt de Missiebroeder
den priester vrij voor geestelijken arbeid,
waarin hij zelf ook weer een niet gering aan
deel heeft. Hij is niet dienaar alleen/ maar
ook mede-apostel hij preekt door zijn voor
beeld, hij houdt den ongeloovigen het Evan
gelie voor in beoefening gebracht. Zijn liefde,
zelfopoffering en geduld, zijn armoede, ge
hoorzaamheid en kuischheid en zijn zielenij
ver oefenen een aantrekkingskracht, die be
keerlingen aan de voeten van den priester
brengt en mede het Rijk Gods binnen voert.
Alleen de oordeelsdag zal de waarde van zulk
een leven en de heerlijkheid van dat stille
werken openbaren
Als het aantal Missiebroeders eens vertien
voudigd werd, wat zou dat een vooruitgang
geven in het Missiewerk Veel meer Missio
narissen zijn er noodig, maar het gebrek
aan Missiebroeders is niet minder groot. La
ten zij dat bedenken, die hun leven aan God
willen wijden zonder priester te worden en
laat het een overweging zijn voor allen, die
met de leiding van' de jeugd belast zijn
Het Utrechtsch Missie-comite.
Voor het examen vanwege de Eerste Ne-
derl. R". K. Vereeniging van Mode-Vakscho
len, op 15 Juli gehouden, kwamen op voor
coupeuse 43 Eerwaarde Zustere-candidaten
Allen slaagden.
Op 15 Juli kwamen op voor coupeuse-
leerares 41 Eerwaarde Zuster-candidaten,
welke eveneens allen slaagden.
Amateur-rechercheur.
Bernard Gillebals zat ijselijk ernstig te
gtaren op een bericht in de krant van de
volgende inhoud:
BRUTALE DIEFSTAL.
De juwelier Davids in dc van Ouden-
straat te A. is gisteren het slachtoffer ge
worden van een brutalen diel, die zich
jneester wist te maken van een parelsnoer
ter waarde van tienduizend gulden.
Omstreeks vijf uur in den namiddag hield
voor de zaak van den heer D. 'n kleine
»uto stil, bestuurd door een chicque ge-
k'eeden heer. Deze ging de zaak binnen en
vroeg sieraden te mogen zien. Dc reeds
bejaarde winkelier legde den „klant" ver-
schillende kostbare artikelen voor. De heer
v°nd deze echter nog niet mooi genoeg.
°én de heer D. het hierboven genoemde
Parelsnoer te voorschijn haalde, gaf de bc-
2oeker hem met een hard voorwerp, ver
moedelijk eeq stuk auto-gereedschap, een
hevigen sjag op het hoofd, die den juwe-
'er bewusteloos deed ineenzinken. De on
verlaat stak het parelsnoer bij zich en ver-
het heel kalm, zonder zich te haasten, bet
•hagazijn, stapte weer in de auto en was
spoedig uit het gezicht verdwenen. Althans
eenige voorbijgangers, die op dat uur in
de yan Oudenstraat vertoefden, zijn dit
aan de politie komen verklaren. De juwe
lier D. werd na ongeveer een kwartier,
ernstig gewond en nog steeds bewusteloos,
gevonden door zijn echtgenoole, die op het
oogenblik, dat de berooving plaats had,
met de twee leden van het personeel in
den tuin thee gebruikte. In de zaak van
den heer D. gold als algemeene regel, dat
er nooit iemand alleen in den winkel mocht
zijn. Toevallig had echter de heer D. dit
maal zelf te kennen gegeven, dal hij, ter
wijl het personeel thee dronk, wel even
alleen kon blijven, daar het op dat uur
iqeestal stil was in de zaak. Deze toege
vendheid is hem noodlottig geworden. Hij
is/mmiddellijk, op last van Dr. K„ naar het
gemeentelijk ziekenhuis vervoerd. Heden
morgen was de toestand aanmerkelijk be
ter en was de patiënt in staat een vrij
nauwkeurige beschrijving van den dief te
geven. Het was een slank persoon van om
streeks 40 jaar, donker van uiterlijk, met
klein zwart snorretje en sik. Hij droeg een
bril met schildpad montuur en was gekleed
in een zandkleurig sportcostuum met Pana
ma-hoed. De politie doet ijverige nasporin
gen. Venmoed wordt, dat hij in een andere
stad vertoeft. De bestolen heer D. looft
500 gulden uit voor hen, die aanwijzingen
verschaffen, welke tot de arrestatie van
den dader leiden.
Zooals gezegd: Bernard Gillebals zat ijse
lijk ernstig te staren op dit krantenbericht,
Bernard Gillebals was, wat men noemt:
'n type.
Hoewel hij 't op z'n vier en twintigste
jaar niet verder had kunnen brengen dan
heel gewoon klerkje op 'n heel gewoon
kantoortje, had hij steeds het idee-fixe bij
zich, het nog eens tot iets groots, iets ge
weldigs te zullen brengen.
Bernard las veel hoeken.... vandaar
wellicht het idee-fixe. Vooral crimineele
romans hadden zijn belangstelling.
Nu was Bernard Gillebals reeds 'n paar
maanden buiten betrekking. Kwade tongen
beweerden, dat hij was ontslagen, omdat
hij meer aan z'n boekenhelden en z'n ideé-
fixe, dan aan z'n werk dacht. Hij zocht
ijverig naar 'n andere werkkring, en liefs!
een, die interessanter was dan het eento
nige kantoorleven.
Hij had zelfs al plannen voor het op
richten van 'n soort informatie-bureau, 'n
particuliere speurdienst of zoo iets.
Maar, om daarin te slagen moest hij
eerst iets hebben gepresteerd op dat ter
rein, vond ie. Als ie één flinke daad had
verricht, een, die hem in de kranten bracht,
dan w a s ie er.
Maar hoe?
En nou zat ie voor de derde maal het
bericht van die parelsnoer-diefstal te ver
slinden.
Vijfhonderd pop belooning! Om te dui
zelen gewoon!
Waarom zou ie 't 'niet probeeren? Hij
had de tijd an z'n eigen. Enwie weet
en., wie weet.... 't Was 'n lot uit de
loterij als 't lukte.... maar onmogelijk was
't niet. En als je „d'r op ging loopen" had
je méér kans dan iemand, die zoo n be
richt las zonder er verder over te denken.
Verheel jeals ie die vijfhonderd piek
es kon machtig wordenReuze-zakie!
De volgende morgen zat ie al in de hal
van 't station.
Telkens als 'r 'n trein aankwam en de
teizigers zich door de controle wrongen,
vlpog het bloed hem naar z'n hoofd, dat
pijn ging doen van 't inspannende kijken
naar de snel voorbijtrillende menschen.
Drie dagen had ie al zoo staan loeren
toen ie in de vooravond, na het aan
komen van 'n trein uit den Haag, opeens
'n schok' door z'n lijf kreeg. Daar zag ie
'n heer naar buiten gaan, die, het sikje
er af gerekend dat had ie waarschijn
lijk laten wegscheren sprekend over
eenkwam met het signalement uit de krant
slank, zwart, zandgrijs pak, panama
hoed, uilenbril.alles klopte, behalve 't
sikkie dan.... maar dat zei niks. Doordat
afgeschoren peukie baard liet ie z'n eigen
niet in de luren leggen.
Wat zou ie nou doen? Direct die poll-
tie-agent daar waarschuwen? Nee.... nog
niet.... 't Kon 'n abuis zijn en dan bla
meerde je zoo iemand geweldig.... en ]e
eigen nog meer.
Hij zou 'm ongemerkt volgen.... en zien
waar ie heen ging.Natuurlijk naar 'n
hotel of zoo iets.... en dan kon ie nóg
zien wat ie deed.
De verdachte sprong op de tranj.
Bernard Gillebals sprong ook op de tram
en keek heel gewoon naar de huizen en
de menschen, die ze voorbij vlogen.
Lang hield ie dat niet vol en moest tel
kens onwillekeurig naar 'm kijken en voel
de dan dat ie 'n kleur kreeg, of bleek
werd. En de vent keek hem óók aan....
Zou die al argwaan gekregen hebben?
Als ie nou niet flink bleef bedierf ie de
heele boel. En dan waren z'n vijfhonderd
pop voor de haaien.
In z'n geest 2ag ie al hoe t geld hem
werd uitgereikt door de dankbare juwelier,
in tegenwoordigheid van politic-autoritei
ten.... En z'n naam in de kranten.... Hij
maakte in z'n eigen al 'n advertentie op:
„Bernard Gillebals, particulier detective
Nasporingen op elk gebied; billijke voor
waarden..
De verdachte verliet de tram.
En Bernard verliet de tram.
De verdachte keek even om.... Bernard
keek gauw *n andere kant uit. Jonge, wat
werd ie ineens verlegen met z'n eigen. En
juist toevallig in 'n stille, deftige buurt
was t.
Maar toch zou ie 'm voor geen geld van
dc wereld loslaten.
Hij sprak zich moed in en volgde kwasie
onverschilligw, -
Weer keek dc verdachte om.... twerd
'n onplezierige toestand.
Weet je wat? Hij zou 'm voorbijloopen,
dan liep 't minder in de gaten.... Dan kon
ie altijd zien wat de vent deed.
Net toen ie zoowat naast 'm liep om m
in te halen, nam de meneer 'n bos sleutels
uit z'n zak en ging de hooge stoep op
van 'n groot huis. Op de gevel zat n naam
bord waarop stond. „G. J. Schumajer, tand
arts. Spreekuur van 1 tot 3.
Bernard kreeg 'n gevoel of ie werd over
vallen door 'n ijs-lawine, t Was dus 'n
tandarts.... en geen parelsnoer-dief!
Hij was zóó van z'n stuk, dat ic vergat
door te loopen en met open mond de me
neer stond aan te gapen.
Deze keerde zich plots om.... huissleu
tel in de hand, om de deur te openen.
„Moet u hier zijn?" vroeg ie.
„Een., nee.... ia.... nee.... ik....
dat wil zeggen.... ik kom dan nog wel es
terug, ziet u.... Dag meneer!"
Vuurrood vervolgde Bernard Gillebals
z'n weg.... schoot als de weerga n zij
straat in en liep 'n kwartier lang door zon
der te durven omkijken.
Gos, gos, wat 'n reuzestrop.'n Dood
gewone tandarts.... Weg 500 piek....
weg detective-kantoor.... weg.... weg..
Maar 't ergste.... 't allerverschrikke-
lijkste kwam nog.
's Anderendaags liep Bernard in de stad
na te denken over de groote teleurstelling
van gisteren.
Toen ie plots „dc tandarts" zag aanko
mentusschen twee rechercheurs in
geboeid nog wel.... 'n troepje volk er
achter.
Hij kwam heel gauw aan de weet. dat
hetde parelsnoer-dief was!! 't Stond
's avonds in de krant ook.
Bernard werd half gek van woede ên
spijtkon de heele nacht geen oog
dicht doen.
Heel fijn had de dief hem beet gehad.
Want wat was het geval?
De schelm had direct in de gaten ge
had, dat Bernard hem volgde.... dat de
jongeman hem had herkend en, tuk op de
belooning, hem aan de politie zou bekend
maken.
Hij had toen net gedaan of ie, gewoon
als heer des huizes, die woning binnen-
ging.
En zoo was ie de amateur-rechercheur
kwijt geraakt.
Maar de echte recherche was ie toch
niet te slim af geweest.