ELCK WAT WILS. TREKJES NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad Zaterdag 19 Juli 1924 A. J. L. HET JAARBOEK VAN HET R.K. VAK BUREAU. KUNST EN KENNIS. Vergiftigde visschen. De moeilijkheden op den Mount Everest. KERK EN SCHOOL. R. K. Vereeniging van Mode* Vakscholen. No. 356. SOCIALE EN POLITIEKE SOCIALISTEN. Dc aanhangige tariefsherziening moge veel meer een politiek dan een sociaal karakter dragen; voor zoover het ontwerp beteekenis heeft, grijpt het ook in, in de sociaal econo mische verhoudingen en uit dien hoofde meen ik zonder af fe wijken van de in deze rubriek gevolgde gedragslijn wel op een paar dingen de aandacht te mogen ves tigen. Verleden week heb ik al gewezen op de overdrijving van ,,de Werkgever'' die aanlei ding vond om met het oog op deze tariefs herziening wat al te stekelig over de soci ale bemoeiingen te schrijven, waarvan dit ontwerp dan de noodzakelijke consequentie moet zijn. Nu is het een waarheid als een koe, dat als men geld uitgeeft, men ook geld moet ontvangen en ook de Overheid kan geen so ciale voorzieningen treffen, den woningnood niet lenigen, de werkloozenkassen niet steu nen en wat er ook verder nog is, zonder dat de bevolking de lasten daarvan»draagt. Tot zoover is er dus een onafscheidelijk verband tusschen sociale voorzorg en de las ten welke de bevolking worden opgelegd. Maar dat' stempelt 'het lenigen van den wo ningnood nog niet' als verkwisting evenmin als de overige sociale maatregelen daardoor van minderwaardig, allooi zouden zijn. In deze rubriek heb ik er al meerdere ma len op gewezen, dat we een groot deel der sociale wetten zonden kunnen missen en de kosten dus belangrijk waren te beperkent als we eens zoover waren, dat de werkgevers niet tegenover het streven stonden van de arbeiders om tot bedrijfsorganisatie te ko men, maar daaraan krachtig meewerkten. Het minste wat we konden verrichten zou dan toch wel zijn, dat we dan onze eigen arbeidswet en onze eigen controle hadden, wat heel wat moeilijkheden van thans zou voorkomen. Nu men dat niet wil, zullen de arbeiders er alles op blijven zett'en om te verkrijgen, dat dc Wetgever de noodigc maatregelen ■leemt, wat niet altijd het goedkoopst en ze ker niet de meest soepele methode is. De feiten nemend zooals ze zijn, en er kennend dat er ook voor de sociale maat regelen veel geld noodig is al behoeft het dan geen verkwisting genoemd te worden moet de Overheid zorgen, dat er hier of daar geld van daan komt om evenwicht te 'brengen tusschen de uitgaven en de inkom sten van den Staat. En dat er dus bij deze technische herzie ning van ons tarief zoo en passant eenige millioentjes uitgeklopt' worden, ligt voor de hand, doch is op zich zelf beschouwd niet van zóó ingrijpende beteekenis dat er reden zou zijn voor de vrijhandelaars om zich fel tegenover dit ontwerp te stellen, evenmin als er reden is voor groote vreugde voor hen, die onder bepaalde omstandigheden voor be scherming van de industrie zijn. Er is m. i. in ons land niet veel ruimte voor een sterk protectionistisch tarief, al zou het alleen maar zijn, omdat men al zeer gemak kelijk onzen landbouw schade zou kunnen berokkenen; maar dit ontwerp geeft geen aanleiding tot ongerustheid, al blijft mee- flingsverschil over onderdeden zeer wel mo gelijk. Men kan ook zeer goed tegenstander zijn van een sterk protectionistisch tarief en toch van oordeel zijn, dat onze industrie de ge ringe hulp die zij van het voorgestelde ta rief mag verwachten, heel best kan gebrui ken. Ook voor de arbeiders is er geen reden om zich bevreesd te maken voor dit ontwerp, omdat lang niet elke verhooging op de ver bruikers kan werden verhaald, en vooral, omdat er voor dc arbeiders nu eenmaal niets nadeeliger is dan werkloosheid of slapte in de industrie. Dit in aanmerking nemend heeft het dan ook al den schijn dat men heel wat meer nota neemt van de politieke winst welke er uit dit tariefontwerp te halen is dan van het voor en tegen voor de arbeidersklasse. Is anders dc groote afwijking welke er herhaaldelijk tot uiting komt tusschen S.D. A.P. en N, V. V. niet wat al te zonderling? Dat de S. D. A. P. van dit ontwerp niets moet hebben is genoeg bekend, wijl zij er slechts een poging tot plundering van het volk in kan zien. Kort geformuleerd, kunnen wc haar mee ning vinden in de afstraffing die „Het Volk" dezer dagen aan „Het Centrum" toedient, omdat dit blad ook al niet kan zien wat er nu toch redelijkerwijs tegen dit ontwerp is aan Je voeren: „De verzwaring der invoerrechten be- „teekent een verzwaring van den belas tingdruk ook op de minst draagkrachtige „schouders, n.l. van alle verbruikers zon- „der onderscheid, of zij arm of rijk zijn. „Is dat niet iets waar een zich gaarne >demokratisch noemend blad bezwaar te- „gen moet hebben?" (Het Volk, 11 Juli). Het is dus een belasting die geen rekening Houdt met arm of rijk en wie nog maar een ziertje demokratisch gevoel bezit, moet zich daartegen wel met hart en ziel verklaren. Dat is af. Toch zou de vraag gesteld kunnen worden of een dergelijke redeneering niet wat al te simpel is. Het is althans wel een eigenaardig samen vallen, dat bijna gelijkertijd „de Vakbewe ging" van Juni-Juli 1924 verscheen; deze wordt voor een groot deel in beslag geno men door een inleiding van F. v. d. Walle, gehouden op de 12e algemeene vergadering van het N. V. V., waarin een heel ander ge luid kan worden beluisterd. Misschien is v. d. Walle in de oogen van „Het Volk" ook al niet demokratisch meer, althans deze bestuurder van het N. V. V. heeft de vrijmoedigheid zich te beklagen dat er in Nederland niet genoeg gedaan wordt om de industrie en daarmede de arbeiders te helpen. Wat hij daaronder verstaat is voor geen twijfel vatbaar. We lezen op blz. 200: „In de ons omringende landen blijkt „men een beteren kijk te hebben op wat „abnormale omstandigheden eischen. „Vele landen hebben getracht", verbete ringen te brengen in een der hoofdoor- „zaken van de tegenwoordig^ werkloos heid, welke voortvloeit uit de vele be lemmeringen van den internationalen „handel na den oorlog, door speciale „maatregelen te nemen ter aanmoediging „van den export. „Deze maatregelen kunnen onder de „volgende groepen worden gerubriceerd: „protektionistische -tarieven, aanmoedi ging van den exporthandel, krediet en „toelagen voor ondernemingen. Zij zijn „slechts genomen als gevolg van de bij- rondere omstandigheden, maar verschij nende maatregelen hebben een perma- „nent karakter. De protektie heeft zich „in vele landen sterk ontwikkeld en wel „niemand heeft zich gestoord aan de „wenschen, welke in de resolutie, aange komen door de internationale financieele „konfereptie, in 1920 te Brussel gehouden, „zijn geformuleerd. „Men is voortgegaan op den weg van „bescherming hetzij door finantieelen „sf'eun, hetzij door invoerverboden of in voerbeperking of de zuiver protektioni- „sche als verhooging der invoerrechten." Zou v. d. Walle niet weten dat onder be paalde omstandigheden de producten duur der worden wanneer tot protectionistische maatregelen wordt overgegaan? Dat zal wel niemand willen gelooven. Doch v. d. Walle zal rekening houden met wat de politieke specialisten blijkbaar vergeten: dat in vele gevallen geen prijsverhooging behoeft te ontstaan en waar zij wel zal komen ook een steun aan de industrie geeft, waarmede de arbeiders bet'er gediend zijn dan met een iet wat lageren prijs en geen werk. Men zou kunnen opwerpen, dat v. d. Walle dezen maatregel slechts bedoelt onder be paalde omstandigheden en slechts zoolang die omstandigheden duren, terwijl omzetting van ons tarrief een meer permanent karakter heeft. Inderdaad is dat hier en daar uit de rede neering van v. d. Walle op te diepen, maar wat doet dat aan de uitwerking der maatregelen af. 't Gaat er om, dat „Het Volk" daarin slechts plundering ziet, v. d. Walle ze op- eischt in het belang van de arbeiders, wat mij wel zoo logisch toeschijnt als de houding van de politieke partij. Waar nog bij komt, dat er geld moet komen; want ook al ziet men in de sociale maatregelen geen verkwisting, ook al is men van oordeel, dat 't allerlaatste daaraan mag getornd worden, het is spelen met vuur om eiken maatregel die daaraan tegemoet komt, af te wijzen. En daarom lijkt mij de houding van het N. V. V. heel wat nuchterder dan die van de politieke partij. A. J, L. MERKWAARDIGE ARTIKELEN. In „de Amsterdammer" stonden in het laatst der vorige maand een viertal artike len, ter bespreking van het vraagstuk be treffende confessioneele of interconfessi- oneele vakorganisatie. Het blad heeft een bespreking gehad met eenige afgevaardigden van de Zwitsensche Protestantsche Vakcentrale, met Ds. Mole naar, voorzitter van het Verband christlich- evangelischer Arbeitnehmers Deuschland", met Prof. Slotemaker de Bruine en den heer Amelink, secretaris van het C. N. V. en pen ningmeester van onze Christelijke Interna tionale (het I. C. V.). „De Gids", het orgaan van het C. N. V„ neemt deze artikelen over en geeft daar mede nog meer relief aan deze voor ons niet onbelangrijke verhandeling. Belangrijk, niet in dien zin, dat er voor Nederland practisch iets aan de bestaande organisaties zal veranderen. Sedert de uit spraak van het Doorl. Episcopaat in 1905 is voor Nederland deze zaak feitelijk be slist en nu sedert 1918 ook de Christ. Mijn- werkersbond bij ons R.K. Vakbureau is aan gesloten, heeft voor ons land de zaak al heel weinig te beteekenen. Practisch hebben we reeds twee confes sioneele centralen, die een vrij zuivere scheiding hebben kunnen bewerkstelligen hoewel zij in één internationaal verband zijn ondergebracht. Alleen theoretisch stond het C. N. V. en velen van de bij hem aangesloten Bon den nog op interconfessioneel standpunt. De belangrijkheid moet dan ook véél meer gezocht worden in de wijziging, die zich in andere landen aan het voltrekken is en waarvan met grond mag verwacht worden, dat het, internationaal gedacht, de invloed van de Christelijke vakbeweging in haar ge heel zal ten goede komen. Wanneer we die artikelen goed nalezen, dan komt de zaak practisch hier op neer, dat dc interconfessioneele vakbeweging in Zwitserland in wezen een R.K. karakter droeg, wat op den duur niet strookt met de Protestantsche gevoelens. In Duitschland, meer bijzonder in het Rijngebied, openbaart zich eenzelfde streven, als is dat niet zoo ver gevorderd als in Zwitserland. Professor Slotemaker de Bruine en ook de Heer Amelink zijn in algemeenen zin niet tegen dit streveti gekanteerst genoemde wenscht internationaal echter één verband te behouden, waarin dan zoowel zuiver R.K. als Protestantsche als interconfessioneele organisaties kunnen opgenomen worden. De Professor ziet een steeds meer ontwaken van een sterk Protestantsch gevoel en aan den anderen kant sinds 1918 een geweldig agressief optreden van de R.K. Kerk over de gansche wereld, wat een splitsing op het terrein van de vakbeweging zou bevorderen; van den anderen kant zal de samenwer king echter zoo innig mogelijk moeten zijn In elk geval is de vraag 'confessioneel of interconfessioneel hiermede in een an der stadium overgegaan waardoor er voor het C. N. V. alles voor te zeggen zal zijn ook theoretisch de zaak te beslissen. Het heeft op mij altijd den indruk ge maakt, dat dit vraagstuk, hoewel slechts van theoretische waarde voor ons land, toch altijd de samenwerking tusschen Vak bureau en Christelijk Vakverbond bemoei lijkt heeft, in elk geval stroever deed zijn, dan wellicht bij een zuivere scheiding het geval zou zijn geweest. En toch zal het telkens weer blijken, dat juist die centralen op meer intiemen voet zullen moeten samenwerken teneinde hun zelfstandigheid tegenover socialisten en communisten te verzekeren, wat zeker ge makkelijker kan naarmate men zuiverder tegenover elkander staat. Met veel instemming nam ik dan ook kennis van het schrijven door den secre taris van ons Vtlkbureau tot het C. N. V., ter gelegenheid van het derde lustrum, op 1 Juli j.l. gevierd, waarin hij wijst op de groote taak die Vakbureau en C, N. V. ge- meent hebben n.l. in de taak om naar ver mogen bij tedragen aan de doorwerking van de Christelijke beginselen in onze maat schappelijke verhoudingen. „Dat groote doel zoo zegt hij aan dat slot van dat schrijven hebben C. N. V. en Vakbureau gemeen en daarom zijn zij op elkander aangewezen en zullen dat over tijdelijke moeilijkheden en misverstanden heen, ook blijven." A. J. L. MOTIE IN ZAKE DE WETTELIJK GEREGELDE MEDEZEGGENSCHAP De Buitengewone Algemeene Ledenverr gadering van de Vereeniging van Neder landsche Werkgevers van den 9den Juli 1924; overwegende, dat met het verschijnen van het rapport over bedrijfsorganisatie en medezeggenschap de leiding van de sociaal democratische vakbeweging een actie heeft ingezet ten gunste van een bij <Je Wet te regelen verplichting van de zijde der werkgevers om de arbeiders te doen deel nemen in den ruimsten zin des 'woords aan het beheer der ondernemingen; overwegende, dat men ook van niet so ciaal-democratische zijde wettelijk geregel de medezeggenschap als rechtvaardig en economisch gewenscht propageert; overwegende, dat daardoor bij de arbei ders verwachtingen worden opgewekt, welke niet verwezenlijkt zouden kunnen worden, zonder aan de belangen van het Nederlandsche Bedrijfsleven en dus oök aan die van de Nederlandsche arbeiders en van het land in het algemeen ernstige schade te berokkenen is van oordeel, dat wettelijk geregelde medezegenschap in de beteekenis, die men tegenwoordig aan dat woord geeft, hefTj van de vakvereenigingen, hetzij van de arbeiders uit de onderneming zelf, onaan nemelijk is. Ter toelichting diene, dat volgens hot oordeel der vergadering, men met die medezeggenschap een gedeelte van de ver antwoordelijkheid voor het richtig heheer van de ingewikkelde moderne ondernemin gen zoude afwentelen op personen, die voor die verantwoordelijkeid niet berekend zijn en ook niet berekend kunnen zijn, waardoor zij in vele gevallen opvattingen huldigen, die lijnrecht ingaan tegen de be langen der ondernemingen. Het is een dwa ling te meenen, dat het de taak der arbei ders zou zijn een gedeelte van de leiding der fabrieken tot zich te trekken; men zou daardoor scheppen een verwarring van ver antwoordelijkheden, welke tot even on gunstige gevolgen pp economisch gebied zoude leiden als wanneer op krijgskundig gebied de soldaat zou willen meebeslissen over strategie en taktiek van den veld heer. Een en ander neemt niet weg, dat een vrijwilig overleg in zake arbeidsvoorwaar den en andere belangen van het personeel tusschen directie en personeel in een mede door dit personeel gekozen vertegenwoor diging ter bevordering van den bedrijfs- vrede kan strekken en tot verbetering der arbeidstoestanden kan leiden. Zulk vrijwillig overleg, dat in vpns land en in het buiten land reeds uitnemende resultaten heeft op geleverd, wordt echter hier te lande tegen woordig belemmerd" door de taktiek van vakvereenigingen, die meenen de leden der fabrieksvereenigingen eensdeels te moeten gebruiken als spreekbuizen, anderdeels dezen te moeten verbieden een oordcel in loonkwesties uit te spreken. Vooral echter wordt een uitbreiding van dit overleg ernstig in gevaar gebracht door 'het streven naar wettelijk verplichte ondernemingsraden op het voetspoor van de regelingen, die men in Duitschland, Oostenrijk en Rusland op dat stuk heeft getroffen. De wettelijk verplichte onderne mingsraden hebben in geciteerde landen in geen enkele opzicht tot socialen vrede of economisch opleving bijgedragen, doch wel het bedrijfsleven ernstig benadeeld. In ons land met een totaal verschillende econo mische structuur en arbeidersmentaliteit zouden zij voor het bedrijfsleven waarlijk noodlottig kunnen zijn. Eene medezeggen schap als waarheen de politiek der vak vereenigingen drijft, is in den grond niet anders dan onteigening zonder schadeloos stelling. De personeelsvertegenwoordiging kan ook hier te lande goed werken, wanneer zij steunt op de vrijwillige samenwerking van Directie en personeel; zoodra die samen werking wettelijk zou worden geforceerd, zou zij op strijd uitloopen. Op grond van het bovengezegde, ver klaart de Buitengewone Algemeene Leden vergadering der Vereeniging van Neder landsche werkgevers met nadruk, dat iedere wettelijke verplichting tot het geven van medezeggingschap, hetzij aan de arbeiders- vakvereenigingen, hetzij aan dc arbeiders uit de onderneming zelf, den Nederland- schen werkgever ten eenenmale onaanne#- melijk is en dat derhalve de vergadering te genover alle pogingen tot het opleggen van een zoodanige verplichting een afwijzend standpunt inneemt. 's-Gravenhage, 15 Juli 1924. Het is een mager beestje wat hier door de Vereeniging van Nederlandsche werkge vers wordt opgediend. Practisch komt hetgeen zij willen hierop neer, dat zij niets willen en trotseeren zij dus liever een reeks van jaren waarin van weerszijden de zaken zoo scherp mogelijk gesteld worden, met overwinningen en ne derlagen aan beide zijden, dan een grond slag voor overleg te bieden. Vrijwillig overleg, kan, mits zeer breed opgezet, nog wel tot iets goeds leiden, maar het laat zich niet aanzien dat zulks de bedoeling is. Ook heeft men zich wat al te gemakkelijk afgemaakt van de niet so ciaal democratische vakvereenigingen, die zich tot heden nog nimmer voor medezeg- genschapschap in de ondernemingen hebben uitgesproken en zeker niet „in den ruim sten zin des woords.' Van bijzondere beteekenis is ook, dat deze vereeniging het doet voorkomen alsof hier te lande het vrijwillig overleg, dat in het buitenland al reeds uitnemende resul taten heeft opgeleverd, door de taktiek van vereenigingen wordt belemmerd. Hier zou een vraagteeken geplaatst kun nen worden en er zal nog wel gelegenheid zijn om daarover het een en ander op te merken. Voor heden meen ik te mogen zeggen, dat we met deze motie en haar toelichting nog niet veel dichter bij een bevredigende oplossing zijn gekomen. Deze week heeft hel Vakbureau het Jaarboek over 1923 aan de Vakbonden toegezonden. Het is ook dit jaar weer een zeer belang rijk stuk werk te noemen en voor hen die eenig belang stellen in de geschiedenis der beweging is het zeker onmisbaar. De veelheid der onderwerpen welke be handeld worden en de wijze waarop dat is geschied, maken het bovendien ook voor dc leden en afdeelingsbesturen tot een onmis baar boek; een schat van gegevens zijn daarin verwerkt en het is welhaast niet mogelijk dat er niet een grootere mate van belangstelling voor onze beweging zou komen wanneer de leden van dat alles eens wat meer dan tot nu toe kennis droe- De prijs is 50 cent en kan dus voor hem die dat wil geen beletsel vormen; boven dien wordt de prijs bij 5 exc, teruggebracht tot 40 cent en bij 15 exc, zelfs tot 30 cent. Besturen van vakvereenigingen en ook van Volksbonden kunnen van deze gele genheid gebruik maken en ze voor hun le den te bestellen bij het Vakbureau. Veel hoofdstukken zouden zich ook bij zonder leenen, voor een bespreking op de gewone huishoudelijke vergaderingen. Er wordt zoo vaak geklaagd over gebrek aan belangstelling in de vergaderingen: wan neer daarop zoo nu en dan eens een on derdeel van dit jaarboek op zakelijke wijze werd besproken, dan kan op den duur be langstelling niet achterwege blijven. Maar hoe men het doet, doet men het, het feit wordt' er niets anders om, dal elk georganiseerd arbeider en zeker elk be stuurslid zich een exemplaar zal moeten aanschaffen wil hij althans op de hoogte van ziin tijd blijven. >- R.K, LEDEKBEWEKKERS. „De R.K. Fabrieksarbeider" bevat het bericht, dat Mgr. Diepen bij schrijven van 21 Juni heeft toegestemd in de fusie van den R.K. Lederbewerkersbond met den R.K. Fabrieksarbeidcrsbond. Genoemd orgaan bevat tevens het af scheidsschrijven van dep Bondsadviseur, den Weleerw. heer L. Simonis. DERDE LUSTRUM R.K. VAKBUREAU. Het R.K. Vakbureau herdenkt op 18 Juli zijn 15-jarig. bestaan, hetgeen op eenigszins feestelijke wijze vandaag zal gevierd wor den. Naar aanleiding van dezen herdenkings dag schrijft de Geestelijke Adviseur in de „R.K. Vakbeweging" een -zeer sympathiek schrijven over het Bureau en zijn leiding en eindigt met deze veelzeggende uitspraak: „De ondervinding van 15 jaren bracht een levenswijsheid, een scholing van be kwaamheid en karakter, die onze leiders in staat stellen, zelfstandig onze Roomsche arbeiders te blijven leiden langs veilige wegen naar een hun toekomende volwaar dige plaats in de Nederlandsche samenle ving." Verschillende vakbladen gaven eveneens uiting aan hunne gevoelens in zeer waar- deerende artikelen de Vakcentrale en zijn leiding betreffende. Onderzoekingen in de diepte der ze hebben het bestaan van blinde visschen to- zekerheid gebracht. De zonnestralen dringen niet dieper dan 200 vademen door, en toch heeft men levende visschen op een diepte van meer dan 2 Engelsche mijlen gevonden. De diepe duisternis van den afgrond wordt eenigszins verhelderd door een zwak phos- phoriseerend licht, dat van tallooze zeesterren afstraalt, en de visschen van de zeediepten zijn óf geheel blind óf hebben groote oogen die in het bijzonder hiertoe ingericht zijn, om het grootste voordeel uit het licht te trekken, dat zij bezitten. Men heeft bevon den dat bij zekere blinde visschen de ge zichtsorganen vervangen schijnen door toe stellen, die hij geneigd is voor lichtvoor- brengers te houden. Deze visschen dragen phosphoriseerende lantaarns in hun kop, die als fakkels gebezigd kunnen worden om de grootoogige soorten aan te trekken waarop zij jacht maken. Hoewel de blinde visschen de nabijheid van hun levende spijzen niet kunnen zien, is toch hun bek rijkelijk met lange voelers bezet, welke hen in kennis stellen van alle bewegingen, die in een aan zienlijke ruimte plaats vinden. Andere vis schen uit de diepte, sommige blind, andere niet, bezitten rijen lichtgevende vlekken op de onderste zijden van buik en staart en soms ook aan den bek. Eenige dezer vlekken, die wat den vorm aangaat van de anderen af wijken, heeft men voor negenoogen aange zien. Uitgesloten van alle genot der zonne stralen, schijnt het, dat zij onder den invloed ongetwijfeld van de natuur keus en het in leven blijven der daartoe geschikste, zich zeiven ten lichtgevers zijn. Giftigheid wordt door de menschen ge woonlijk aan de slangen, nooit aan visschen toegekend.*In Midden-Amerika komt echter een visch voor, wiens kieuwenbedekking met een angel is bewapend, welke er uitziet als de tand van een vergiftigde slang. De angel is hol en staat van onderen in verband met een giftblaas, wier inhoud door den angel in de aangebrachte wonden vloeit. De rugvin van denzelfden visch is even eens van angels voorzien,, die op dezelfde wijze gevormd zijn en hetzelfde doel hebben als de hierboven beschrevene. Gevaarlijker, daar zij in groote menigte worden aangetrof fen, zijn twee vischsoorten in den Stillen Oceaan. Elk hunner zeer talrijke rugdngels is zoo goed of zoo slecht als een giftand elk heeft een giftblaas en kanalen tot leiding van het gif in de wond. De visschers op de kust van Mauritius en andere eilanden, in wier nabijheid deze visschen voorkomen, wachten zich zeer zorgvuldig er voor die dieren aan te pakken, evengoed als zij zich in acht nemen voor de vergiftigde zeeslangen dier streken. Andere visschen brengen met dolkachtige angels zulke sterke wonden toe, dat zij het vermoeden wekken, als zou de punt erg ver giftigd wezen. Zijn aldus eenige visschen in levenden lijve vergiftigd, zij zijn het veel meer als zij dood zijn. Dc gewone visch is meer' óf minder eetbaar. Het gebruik der hierboven bedoelde visschen heeft meest doodelijke gevolgen. Hiertoe behooren tal van de merkwaardige, ballonvormige vis schen, die onder den naam van kogelvisch of zeestekelvarken, ook snuitv;sch bekend zijn. Zij zijn gemakkelijk te herkennen aan hun eigenaardige gedaante maar minder gemakkelijk te herkennen en toch even ge vaarlijk, zijn zekere soorten van haringen en papagaaisoorten, die in heete luchtstreken voorkomen. Hun schadelijke eigenschappen worden in de meeste gevallen aan den ver giftigden aard van hun voedsel toegeschreven. In de „Times" deelt kolonel Norton be langrijke bijzonderheden mede over de Mount-Everest-expeditie op den terugtocht. We ontleenen er het volgende aan Behalve de groote hoogte met al het lichamelijk lijden daaraan verbonden aldus Nor ton was steeds de koude onze ergste vij and. Men zal geneigd zijn om, wanneer ik over ontzettende koude spreek, te denken aan de lage temperaturen, die weieens in Canada of het noorden van de Vereenigde Staten voorkomen. Maar wat zijn zij in vergelijk met de koude, waarmede wij te worstelen hadden? Wij registreerden temperaturen, die in de Poolgebieden thuis behoorden. Maar de Poolreiziger heeft ten minste nog het voor deel op ongeveer gelijke hoogte met den zee spiegel te kunnen blijven, terwijl wij boven dien nog alle symptomen der groote hoogte hadden te doorstaan. Juist dat gebrek aare zuurstof op die hoogten, dat is de beslis sende fractor, dat is de oorzaak dat men zich zijn krachten voelt ontglippen. Dit is iets, waaraan men, ik zou haast zeggen, iedere minuut wordt herinnerd. Dit zuurstofge brek, beïnvloedt iemands eetlust en ook den slaap en verhindert zelfs het aansteken van een pijp, wanneer men tenminste niet een groot aantal lucifers wil vermorsen. Het maakt een zwaar werk van aan- of uit- kleeden, schoenen aantrekken en zelfs op staan van een stoel. Het zuurstofgebrek zuigt alle energie en alle enthousiasme uit iemands lichaam weg. Al deze moeilijkheden onder vonden wij reeds in het Hoofdkamp, toen onze beklimming dus eigenlijk nog maar eerst moest beginnen. Onze strijd op 28.000 voet hoogte was dan ook nog vrij wat zwaarder. Een van onze voornaamste bezigheden, als wij halt maak ten, bestond in het sneeuwsmelten om water te hebben. Dit sneeuwsmelten nam op het laatst zelfs zoozeer onzen „vrijen tijd" in beslag, dat het een soort van nachtmerrie voor ons werd. Op zichzelf genomen is het niet zoo een zwaar werk. Maar op 28.000 voet hoogte staan de zaken er wat anders voor. Ik zelf heb het meermalen gedaan en ik ken weinig dingen, die meer kracht en doorzettingsvermogen eischen. Wanneer men den ingang van de tent nog maar heeft be reikt, is men al dood op. Men blijft eenig minuten in de sneeuw zitten, de vraag over peinzende of men verder zal gaan of maar weer liever terugkeeren. Want het is beter op eenigen afstand van de tent sneeuw te schep pen. Gewapend met twee aluminium pannen gaat men dan verder, zult ze met fijne sneeuw en tracht die met de handen nog wat in te stampen. Maar zoodra de hand met de sneeuw in beroering komt, wordt zij totaal gevoelloos door de koude. Het volgende moment ziet men de pan de steile helling afrollen ver beneden de tent en het is slechts bij toeval, dat het voorwerp vijftig voet lager blijft liggen. Men daalt het na en begint het opnieuw met sneeuw te vullen. Weinige oogenblikken later valt men geheel uitgeput op het bed neer, het aan een ander overlatende het spiritus-stel aan te steken. Al die be trekkelijke kleinigheden kosten haast meer energie nog dan men zou noodig hebben voor een bestijging van den Mont Blanc. De hoogte alleen zouden wij zeker over wonnen hebben, ook de koude, maar tegen de combinatie van deze twee moesten wij het afleggen. MEER MISSIEBROEDERS! Een Duitsche dorpspastoor maakt zich in „Die katholischen Missionen" den tolk van de 16000 missionarissen die om het Godsrijk te vestigen vaak genoodzaakt zijn eerst zelf een eigen huis te bouwen en in hun zieleijver dikwijls belemmerd worden door de zorg voor eigen-lichamelijken nood. Is het niet be droevend, wanneer een Bisschop ^naar schof fel en spade moet grijpen en een priester zijn eigen tuin moet bebouwen om niet van hon ger om te komen, terwijl duizenden in ziele- honger de armen naar hen uitstrekken „Het past niet, dat wij het woord Gods verlaten en tafels dienen" zeiden de Apostelen reeds. Maar onze Missionarissen moeten nog heel wat anders doen dan tafels dienen ze moe ten zelfs hun tafels in elkaar timmeren 1 Zes duizend Missiebroe'ders tegenover 16000 Missionarissen is een verhouding, die mede oorzaak is, dat er zoovele missionarissen vroegtijdig sterven er wordt te veel van hun krachten gevraagd. Onberekenbaar is het goed, dat een Missie broeder kan stichten. Hij verdubbelt, ver drievoudigt het werk van den Missionaris. Waar een priester dagen aan zou tobben, dat speelt een Broeder in uren klaar. Heel het stoffelijk bedrijf van een missiestatie gaat niet zelden door de hand van één Missie broeder. Zij moeten woningen, scholen en kerken bouwen en onderhouden, tuinen en plantages aanleggen, den Missionaris op zijn tochten begeleiden, zieken verplegen, de in boorlingen leeren werken, de jeugd onder- onderwijzen. Zoo maakt de Missiebroeder den priester vrij voor geestelijken arbeid, waarin hij zelf ook weer een niet gering aan deel heeft. Hij is niet dienaar alleen/ maar ook mede-apostel hij preekt door zijn voor beeld, hij houdt den ongeloovigen het Evan gelie voor in beoefening gebracht. Zijn liefde, zelfopoffering en geduld, zijn armoede, ge hoorzaamheid en kuischheid en zijn zielenij ver oefenen een aantrekkingskracht, die be keerlingen aan de voeten van den priester brengt en mede het Rijk Gods binnen voert. Alleen de oordeelsdag zal de waarde van zulk een leven en de heerlijkheid van dat stille werken openbaren Als het aantal Missiebroeders eens vertien voudigd werd, wat zou dat een vooruitgang geven in het Missiewerk Veel meer Missio narissen zijn er noodig, maar het gebrek aan Missiebroeders is niet minder groot. La ten zij dat bedenken, die hun leven aan God willen wijden zonder priester te worden en laat het een overweging zijn voor allen, die met de leiding van' de jeugd belast zijn Het Utrechtsch Missie-comite. Voor het examen vanwege de Eerste Ne- derl. R". K. Vereeniging van Mode-Vakscho len, op 15 Juli gehouden, kwamen op voor coupeuse 43 Eerwaarde Zustere-candidaten Allen slaagden. Op 15 Juli kwamen op voor coupeuse- leerares 41 Eerwaarde Zuster-candidaten, welke eveneens allen slaagden. Amateur-rechercheur. Bernard Gillebals zat ijselijk ernstig te gtaren op een bericht in de krant van de volgende inhoud: BRUTALE DIEFSTAL. De juwelier Davids in dc van Ouden- straat te A. is gisteren het slachtoffer ge worden van een brutalen diel, die zich jneester wist te maken van een parelsnoer ter waarde van tienduizend gulden. Omstreeks vijf uur in den namiddag hield voor de zaak van den heer D. 'n kleine »uto stil, bestuurd door een chicque ge- k'eeden heer. Deze ging de zaak binnen en vroeg sieraden te mogen zien. Dc reeds bejaarde winkelier legde den „klant" ver- schillende kostbare artikelen voor. De heer v°nd deze echter nog niet mooi genoeg. °én de heer D. het hierboven genoemde Parelsnoer te voorschijn haalde, gaf de bc- 2oeker hem met een hard voorwerp, ver moedelijk eeq stuk auto-gereedschap, een hevigen sjag op het hoofd, die den juwe- 'er bewusteloos deed ineenzinken. De on verlaat stak het parelsnoer bij zich en ver- het heel kalm, zonder zich te haasten, bet •hagazijn, stapte weer in de auto en was spoedig uit het gezicht verdwenen. Althans eenige voorbijgangers, die op dat uur in de yan Oudenstraat vertoefden, zijn dit aan de politie komen verklaren. De juwe lier D. werd na ongeveer een kwartier, ernstig gewond en nog steeds bewusteloos, gevonden door zijn echtgenoole, die op het oogenblik, dat de berooving plaats had, met de twee leden van het personeel in den tuin thee gebruikte. In de zaak van den heer D. gold als algemeene regel, dat er nooit iemand alleen in den winkel mocht zijn. Toevallig had echter de heer D. dit maal zelf te kennen gegeven, dal hij, ter wijl het personeel thee dronk, wel even alleen kon blijven, daar het op dat uur iqeestal stil was in de zaak. Deze toege vendheid is hem noodlottig geworden. Hij is/mmiddellijk, op last van Dr. K„ naar het gemeentelijk ziekenhuis vervoerd. Heden morgen was de toestand aanmerkelijk be ter en was de patiënt in staat een vrij nauwkeurige beschrijving van den dief te geven. Het was een slank persoon van om streeks 40 jaar, donker van uiterlijk, met klein zwart snorretje en sik. Hij droeg een bril met schildpad montuur en was gekleed in een zandkleurig sportcostuum met Pana ma-hoed. De politie doet ijverige nasporin gen. Venmoed wordt, dat hij in een andere stad vertoeft. De bestolen heer D. looft 500 gulden uit voor hen, die aanwijzingen verschaffen, welke tot de arrestatie van den dader leiden. Zooals gezegd: Bernard Gillebals zat ijse lijk ernstig te staren op dit krantenbericht, Bernard Gillebals was, wat men noemt: 'n type. Hoewel hij 't op z'n vier en twintigste jaar niet verder had kunnen brengen dan heel gewoon klerkje op 'n heel gewoon kantoortje, had hij steeds het idee-fixe bij zich, het nog eens tot iets groots, iets ge weldigs te zullen brengen. Bernard las veel hoeken.... vandaar wellicht het idee-fixe. Vooral crimineele romans hadden zijn belangstelling. Nu was Bernard Gillebals reeds 'n paar maanden buiten betrekking. Kwade tongen beweerden, dat hij was ontslagen, omdat hij meer aan z'n boekenhelden en z'n ideé- fixe, dan aan z'n werk dacht. Hij zocht ijverig naar 'n andere werkkring, en liefs! een, die interessanter was dan het eento nige kantoorleven. Hij had zelfs al plannen voor het op richten van 'n soort informatie-bureau, 'n particuliere speurdienst of zoo iets. Maar, om daarin te slagen moest hij eerst iets hebben gepresteerd op dat ter rein, vond ie. Als ie één flinke daad had verricht, een, die hem in de kranten bracht, dan w a s ie er. Maar hoe? En nou zat ie voor de derde maal het bericht van die parelsnoer-diefstal te ver slinden. Vijfhonderd pop belooning! Om te dui zelen gewoon! Waarom zou ie 't 'niet probeeren? Hij had de tijd an z'n eigen. Enwie weet en., wie weet.... 't Was 'n lot uit de loterij als 't lukte.... maar onmogelijk was 't niet. En als je „d'r op ging loopen" had je méér kans dan iemand, die zoo n be richt las zonder er verder over te denken. Verheel jeals ie die vijfhonderd piek es kon machtig wordenReuze-zakie! De volgende morgen zat ie al in de hal van 't station. Telkens als 'r 'n trein aankwam en de teizigers zich door de controle wrongen, vlpog het bloed hem naar z'n hoofd, dat pijn ging doen van 't inspannende kijken naar de snel voorbijtrillende menschen. Drie dagen had ie al zoo staan loeren toen ie in de vooravond, na het aan komen van 'n trein uit den Haag, opeens 'n schok' door z'n lijf kreeg. Daar zag ie 'n heer naar buiten gaan, die, het sikje er af gerekend dat had ie waarschijn lijk laten wegscheren sprekend over eenkwam met het signalement uit de krant slank, zwart, zandgrijs pak, panama hoed, uilenbril.alles klopte, behalve 't sikkie dan.... maar dat zei niks. Doordat afgeschoren peukie baard liet ie z'n eigen niet in de luren leggen. Wat zou ie nou doen? Direct die poll- tie-agent daar waarschuwen? Nee.... nog niet.... 't Kon 'n abuis zijn en dan bla meerde je zoo iemand geweldig.... en ]e eigen nog meer. Hij zou 'm ongemerkt volgen.... en zien waar ie heen ging.Natuurlijk naar 'n hotel of zoo iets.... en dan kon ie nóg zien wat ie deed. De verdachte sprong op de tranj. Bernard Gillebals sprong ook op de tram en keek heel gewoon naar de huizen en de menschen, die ze voorbij vlogen. Lang hield ie dat niet vol en moest tel kens onwillekeurig naar 'm kijken en voel de dan dat ie 'n kleur kreeg, of bleek werd. En de vent keek hem óók aan.... Zou die al argwaan gekregen hebben? Als ie nou niet flink bleef bedierf ie de heele boel. En dan waren z'n vijfhonderd pop voor de haaien. In z'n geest 2ag ie al hoe t geld hem werd uitgereikt door de dankbare juwelier, in tegenwoordigheid van politic-autoritei ten.... En z'n naam in de kranten.... Hij maakte in z'n eigen al 'n advertentie op: „Bernard Gillebals, particulier detective Nasporingen op elk gebied; billijke voor waarden.. De verdachte verliet de tram. En Bernard verliet de tram. De verdachte keek even om.... Bernard keek gauw *n andere kant uit. Jonge, wat werd ie ineens verlegen met z'n eigen. En juist toevallig in 'n stille, deftige buurt was t. Maar toch zou ie 'm voor geen geld van dc wereld loslaten. Hij sprak zich moed in en volgde kwasie onverschilligw, - Weer keek dc verdachte om.... twerd 'n onplezierige toestand. Weet je wat? Hij zou 'm voorbijloopen, dan liep 't minder in de gaten.... Dan kon ie altijd zien wat de vent deed. Net toen ie zoowat naast 'm liep om m in te halen, nam de meneer 'n bos sleutels uit z'n zak en ging de hooge stoep op van 'n groot huis. Op de gevel zat n naam bord waarop stond. „G. J. Schumajer, tand arts. Spreekuur van 1 tot 3. Bernard kreeg 'n gevoel of ie werd over vallen door 'n ijs-lawine, t Was dus 'n tandarts.... en geen parelsnoer-dief! Hij was zóó van z'n stuk, dat ic vergat door te loopen en met open mond de me neer stond aan te gapen. Deze keerde zich plots om.... huissleu tel in de hand, om de deur te openen. „Moet u hier zijn?" vroeg ie. „Een., nee.... ia.... nee.... ik.... dat wil zeggen.... ik kom dan nog wel es terug, ziet u.... Dag meneer!" Vuurrood vervolgde Bernard Gillebals z'n weg.... schoot als de weerga n zij straat in en liep 'n kwartier lang door zon der te durven omkijken. Gos, gos, wat 'n reuzestrop.'n Dood gewone tandarts.... Weg 500 piek.... weg detective-kantoor.... weg.... weg.. Maar 't ergste.... 't allerverschrikke- lijkste kwam nog. 's Anderendaags liep Bernard in de stad na te denken over de groote teleurstelling van gisteren. Toen ie plots „dc tandarts" zag aanko mentusschen twee rechercheurs in geboeid nog wel.... 'n troepje volk er achter. Hij kwam heel gauw aan de weet. dat hetde parelsnoer-dief was!! 't Stond 's avonds in de krant ook. Bernard werd half gek van woede ên spijtkon de heele nacht geen oog dicht doen. Heel fijn had de dief hem beet gehad. Want wat was het geval? De schelm had direct in de gaten ge had, dat Bernard hem volgde.... dat de jongeman hem had herkend en, tuk op de belooning, hem aan de politie zou bekend maken. Hij had toen net gedaan of ie, gewoon als heer des huizes, die woning binnen- ging. En zoo was ie de amateur-rechercheur kwijt geraakt. Maar de echte recherche was ie toch niet te slim af geweest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9